nº
44ste jaargang / 17 augustus 2012
16 /
2012
Tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer
Stand van zaken na 20 jaar waterbeheer in grote steden Waterschap zoekt standaardaanpak toetsen watersysteem Effect warmer klimaat op zwemwaterkwaliteit Snelle methoden voor aantonen coliformen in drinkwater
Hogeschool HAS Den Bosch is in de nieuwe Keuzegids Hbo Voltijd 2012 gekozen als derde beste middelgrote hogeschool van Nederland. Volgens de keuzegids is hogeschool HAS Den Bosch, net als voorgaande jaren, ‘altijd een goede keuze’. De Keuzegids geeft oordelen van studenten weer over de onderwijskwaliteit van de hogescholen. Meer informatie? www.keuzegids.org Hogeschool HAS Den Bosch verzorgt voor ruim 2000 studenten onderwijs in de Nederlandstalige bachelors: Bedrijfskunde en agribusiness, Food Design and Innovation, Voedingsmiddelentechnologie, Dier- en veehouderij, Milieukunde, Plattelandsvernieuwing ( Landscape Design / Tuin- en Landschapsmanagement / Stad en Streekontwikkeling), Tuinbouw en akkerbouw en Toegepaste Biologie, Geo Media Design en International Food & Agribusiness. Engelstalige Bachelors : Horticulture & Business Management. Via HAS KennisTransfer worden cursussen en trainingen verzorgd, en onderzoek en advieswerk verricht in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Ruim 300 mensen werken er aan het handhaven en optimaliseren van de kwaliteit van de opleiding en organisatie.
Bij de opleiding Milieukunde van HAS Den Bosch ontwikkelen studenten hun vaardigheden en kennis om bij te dragen aan een duurzame productie ten behoeve van een gezonde leefomgeving. Als milieukundige zijn zij in staat binnen maatschappelijke organisaties, overheden en bedrijfsleven te werken aan bestuurlijke, maatschappelijke en technologische processen ter handhaving of verbetering van natuur en milieu. De opleiding richt zich daarbij met name op de agro- en food-sector en de groene omgeving. Op korte termijn hebben we behoefte aan een nieuwe collega die bevlogen, slagvaardig, innovatief is en daarmee de omgeving inspireert. De nieuwe collega is oplossingsgericht en heeft een sterk analytisch vermogen. Wij zoeken een:
Docent Procestechnologie/ Milieutechnologie (vacaturenummer 12-17) Voor met name het aandachtgebied bioprocestechnologie.
De taakomvang bedraagt 0,8 - 1,0 fte. De aanstelling is in eerste instantie voor een jaar met uitzicht op een vast dienstverband bij gebleken geschiktheid. Voor de startende docent bieden wij een op maat gesneden begeleidingstraject. Wij zoeken Een procestechnoloog/ milieutechnoloog op academisch niveau door opleiding en/of ervaring. Je krijgt als hoofdtaken: • verzorgen en ontwikkelen van onderwijs; • versterken van de relatie met het beroepenveld, ook internationaal; • algemene coaching van studenten via probleem gestuurd onderwijs en projecten. Algemeen Arbeidsvoorwaarden zijn conform de CAO-HBO. Salariëring is afhankelijk van opleiding en ervaring en bedraagt bij een volledige dienstbetrekking minimaal schaal 11 (€ 2.998,-) en maximaal schaal 12 (€ 4.964,-). Wij bieden je een concurrerend arbeidsvoorwaardenpakket met onder andere een vaste dertiende maand, een bijdrage aan je ziektekostenverzekering, 8% vakantiegeld en een laptopregeling. Meer informatie Voor meer informatie over de vacature kun je na 4 augustus a.s. contact opnemen met de heer ir. Jan Denissen, directeur sector Dier, Biologie en Milieu, tel. (073) 6923658 (werk) of (013) 5282012 (privé). Voor uitgebreide informatie over onze opleidingen kun je terecht op onze website: www.hasdenbosch.nl. In verband met de zomervakantie worden de gesprekken vanaf eind augustus gepland. Stuur je sollicitatiebrief en CV vóór 22 augustus a.s. naar
[email protected] onder vermelding van het vacaturenummer 12-17 in het onderwerp t.a.v. Marjolein Blom, medewerker P&O. Vermeld in je sollicitatiebrief de bron van de vacature. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
Waterkwaliteit
D
e zomerrust is bijna voorbij. Voor u ligt alweer het eerste nummer van deze tweede helft van 2012. Hierin veel aandacht voor de waterkwaliteit. De veranderingen in het klimaat, waardoor het weer een warmer en grilliger karakter krijgt, kunnen effect hebben op de waterkwaliteit, ook die van de zwemwateren in Nederland. Dat dit jaar weinig overlast voorkomt van blauwalgen (alleen de giftige dinoflagellaat in de omgeving van de Oosterschelde viel afgelopen week op), hangt waarschijnlijk mede samen met het tot nu toe over het algemeen niet al te warme zomerweer. Dat de waterkwaliteit continu in gaten gehouden moet worden, blijkt ook uit de laatste overzichten van RIWA over de kwaliteit van
het Maaswater. Mede door het weer van de afgelopen twee jaar is die kwaliteit achteruit gegaan. Een goede waterkwaliteit is dus nog steeds geen vanzelfsprekendheid. Waterbeheerders moeten die kwaliteit prioriteit blijven geven. Dat het (huidige) kabinet wil bezuinigen op maatregelen om de waterkwaliteit van de rivieren, het IJsselmeer en de deltawateren op peil te houden of te verbeteren, is daarom geen goede zaak. Of dat voornemen blijft als er een nieuw kabinet aantreedt, hangt af van uw keuze bij de verkiezingen op 12 september. Peter Bielars
inhoud nº 16 / 2012
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail
[email protected] fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
4 / Stand van zaken na 20 jaar waterbeheer in grote steden
Govert Geldof
6 / Toekomstig onderzoek naar gezondheidseffecten van chemische stoffen in drinkwater
Minne Heringa, Merijn Schriks en Cindy de Jongh
8 / Goede waterkwaliteit noodzaak voor kwalitatief goede omgeving
4
Otto Cox en Cees-Jan van Westen
10 / Samenwerking papierindustrie en waterschap levert energie en meer op
Ellen van Voorthuizen, Henry van Veldhuizen en Jan Wattenberg
13
/ PWN bespaart door optimalisatie bedrijfsvoering pompstations Reinout Vreugdenhil, Léon Mecksenaar en Martin Klein Arfman
10
16
/ Waterschappen zoeken standaardaanpak voor toetsing van het watersysteem Maarten Spijker, Ton Ruigrok, Debby Gorter en Janneke de Graaf
19 / Duurzaam waterbeheer Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink
13
20 / Waternetwerken 25 / Effect van veranderingen in klimaat
en ruimtedruk op de microbiologische zwemwaterkwaliteit
Annemieke van der wal, Emiel van Velzen en Edwin Kardinaal
28
/ Phormidium in een geïsoleerde zwemplas in het beheergebied van Waterschap De Dommel Lotte Fleskens, Henk Tamerus, Marta Demarteau en Ernst Lo
31
/ Snelle methode voor aantonen coliformen in drinkwater Adrie Atsma, Simon in ‘t Veld en Bendert de Graaf
34 / ‘Passieve monstername’ om de effectiviteit
van natuurvriendelijke oevers en bufferstroken te meten Melissa van Hoorn en Jasperien de Weert
Bij de omslagfoto: Welke effecten hebben veranderingen in het klimaat en de ruimtedruk op de microbiologische kwaliteit van de zwemwateren in Nederland (zie pagina 25)
Stand van zaken na 20 jaar waterbeheer in grote steden Hoe komen we van beleid en plannen naar realisatie? Deze vraag wordt niet alleen regelmatig in Nederland gesteld maar in vrijwel alle landen, zo bleek tijdens de conferentie Cities of the Future, een onderdeel van de Singapore International Water Week (SIWW), begin juli. Velen, vooral onderzoekers uit de Angelsaksische wereld, stellen dat er meer onderzocht moet worden en de begrippen die we hanteren scherper en explicieter gedefinieerd moeten worden. Een meerderheid. Maar er is ook een ander signaal te horen, een signaal dat steeds sterker wordt. We moeten de praktijk beter leren begrijpen. Mensen die met beide voeten in de praktijk staan, hebben kennis die je niet in modellen kunt vangen. Een persoonlijk verslag van Govert Geldof.
N
ederland was prominent aanwezig tijdens de SIWW. Mede dankzij de uitreiking van de Lee Kuan Yew waterprijs aan Mark van Loosdrecht van de TU Delft werd Nederland positief op de kaart gezet. Maar gek genoeg was ondergetekende de enige Nederlander bij het onderdeel Cities of the Future, waar wateringenieurs, stedenbouwers, landschapsarchitecten en bestuurskundigen het debat met elkaar aangingen over stedelijke watervraagstukken. Kennelijk was de aandacht van de aanwezige Nederlanders vooral gericht op watertechnologie. Mijn gevoel zegt dat je spekkoper bent als je op praktische wijze de relatie weet te leggen tussen watertechnologie enerzijds en de maatschappelijke wateropgaven van stedelijk gebieden anderzijds. Wellicht zijn we in Nederland hierin het verst, maar we zijn niet in staat de bal daadwerkelijk in het doel te koppen. L’histoire se répète? De
Angelsaksische wereld domineert voorlopig. Singapore wordt gezien als de poort naar de oosterse markt. Het lijkt alsof iedereen staat te dringen voor de hoofdpoort, terwijl je bij de zijingang met open armen wordt ontvangen.
Een kritisch punt?
Het doel van Cities of the Future, een initiatief van de IWA, is om op interdisciplinaire wijze te werken aan stedelijke watervraagstukken, waarbij de confrontatie van watertechniek met de inrichting van de stedelijke leefomgeving centraal staat. Het is boeiend om te zien hoe mensen uit verschillende disciplines en culturen elkaar proberen te begrijpen. Soms gaat dat moeizaam, maar je merkt dat vooruitgang wordt geboekt. Tijdens dit soort bijeenkomsten kun je de balans opmaken van hoe we er wereldwijd voorstaan. Wat hebben we de afgelopen decennia bereikt? Ik heb het gevoel dat we ons op een kritisch
punt bevinden. Het lage fruit is geplukt en nu pas ontmoeten we de complexiteit van stedelijke watervraagstukken. Het vertalen van beleid en plannen naar de praktijk vraagt om aan sociale innovatie, een andere manier voor het plegen van subtiele ingrepen in het stedelijke weefsel. Óf we vallen terug in traditionele oplossingen óf we gaan de komende jaren een hele snelle ontwikkeling doormaken.
Hydropolis, Wageningen 1993
Een bijzondere constatering was - dat bleek vooral uit een gesprek met Herbert Dreiseitl (één van de grondleggers van het anders omgaan met regenwater in Europa) - dat voor een aantal aanwezigen de interdisciplinaire samenwerking begonnen is in Wageningen, tijdens het symposium Hydropolis van 28 maart t/m 2 april 1993, bijna 20 jaar geleden dus. Projecten als Morrapark in Drachten werden toen
Bishan Park in Singapore, kort na een pittige bui. Enkele jaren geleden was dit nog een kaal grasveld met een rechtlijnig betonnen kanaal erdoorheen.
4
H2O / 16 - 2012
verslag aangelegd. Hydropolis, - onder andere georganiseerd door Sybrand Tjallingii bestond uit drie dagen met lezingen, gevolgd door een excursie naar het Emscherpark in Duitsland. Daar werden spontaan ontwerpsessies georganiseerd. Wat toen gebeurde, had vérreikende gevolgen. Het virus van de interdisciplinaire samenwerking werd verspreid en overal ter wereld werden prachtige projecten gerealiseerd. Na 1993 kwam in Nederland duurzaam stedelijk waterbeheer in een stroomversnelling, in eerste instantie alleen voor nieuwe woonwijken. Na zijn bezoek aan Hydropolis legde Mike Mouritz (pionier op het gebied van duurzaam stedelijk waterbeheer) in Australië de basis voor water sensitive urban design. “In Wageningen is het begonnen,” stelde Herbert Dreiseitl, die nu een kantoor heeft in Singapore en nauw betrokken was bij de ontwikkeling van Bishan Park (zie foto op pagina 4). De vraag is nu: waar staan we ten opzichte van 20 jaar geleden?
Duurzame ontwikkeling
In 1993 stond het denken over duurzame watersystemen nog in de kinderschoenen. Bij de Cities of the Future-bijeenkomst bleek dat we het nu meer in onze genen hebben zitten. Niemand stelt het begrip nog ter discussie. Maar het blijkt nog steeds erg moeilijk te zijn om het handen en voeten te geven. De uitdagingen, zowel op het gebied van de drinkwatervoorziening als de riolering, zijn enorm. Het viel op dat de Angelsaksische landen, waaronder de Verenigde Staten, Engeland en Australië, de neiging hebben het begrip kapot te definiëren. Er waren zeker drie presentaties door medewerkers van grote ingenieursbureaus waarin software werd gepresenteerd die de duurzaamheid van maatregelen kan doorrekenen. Daarbij worden de drie dimensies (people, planet & profit) opgedeeld in tientallen criteria waarop gescoord kan worden. Aanvullend worden nu zelfs pogingen ondernomen om ook sociale processen in berekeningen onder te brengen.
Realisatie
De presentaties toonden aan dat we met de realisatie van projecten ten opzichte van 1993 grote stappen hebben gezet. Er waren veel mooie voorbeelden van projecten uit Azië, Europa en Australië, waarbij vooral het realiseren van groenblauwe zones een groot succes is. Het feit dat we sinds 1993 veel overstromingen hebben gehad, heeft hierbij een handje geholpen. Water wordt steeds beter geïntegreerd in de stedelijke omgeving en het besef dat regenwater een bron is in plaats van afvalwater, is doorgedrongen in de getoonde projecten. Maar ook daar tekent zich een punt van zorg af, zo bleek uit een discussie. Er gaat zo nu en dan veel fout, ook in Singapore, op het moment dat mensen groenblauwe zones gaan zien als een kunstje dat je snel onder knie hebt. “Je geeft water meer ruimte en combineert dat wat met ecologie en wandelpaden. Dat is leuk voor de burgers,” zo hoorde ik iemand vertellen. Maar het gaat dieper. Om een goed project in de stedelijke leefomgeving voor elkaar te krijgen, moet je
In Singapore wordt veel werk gemaakt van voorlichting aan kinderen. Dit bord staat langs het Alexandra-kanaal.
niet alleen kennis hebben over wat zich afspeelt in een gebied, maar moet je het ook begrijpen. En daar gaat het nogal eens mis. In termen van de kennispiramide van Eckoff (zie volgende pagina) kun je zeggen dat we de onderste lagen vaak goed op orde hebben: data, informatie en expliciete kennis. De bovenste lagen eroderen echter. Om een goed project te realiseren, moet je de verhalen in een gebied kennen en begrijpen. Met je project voeg je een nieuw verhaal toe en het is pas een succes als de mensen die in het gebied wonen, werken en recreëren, jouw verhaal doorvertellen. Van de presentaties over Singapore zelf waren velen diep onder de indruk. In Singapore is een plan gemaakt voor de komende 30 jaar, dat men nu vrijwel zonder vertraging uitvoert. Dat gebeurt onder leiding van de PUB, het nationale waterschap dat alle touwtjes in handen heeft. “Ik ben jaloers op wat men hier voor elkaar krijgt,” stelde iemand uit Duitsland, “en ik vraag dan ook opeens af of democratie nu wel het beste systeem is.” Het medicijn om plannen in Singapore in de praktijk gerealiseerd te krijgen, heet de top down-benadering. Maar dat gaat niet zonder ontzag voor mensen.
Het technische veranderproces waarbij Singapore qua drinkwater onafhankelijk van Maleisië wil worden, ligt verankerd in de zogeheten ABC-aanpak. Het water moet actief gebruikt worden, mooi zijn en schoon. De mensen zijn er niet voor het water, maar het water is er voor de mensen. Mensen worden gestimuleerd waterbekkens en groenblauwe zones actief op te zoeken. Er worden geen hekken omheen gezet, ter bescherming. Vrijwel iedereen op straat kun je aanspreken op water en dan komt er een goed verhaal. In Singapore neemt men hun bewoners serieus en de vormrijkheid waarmee men informatie verschaft, is indrukwekkend.
Voedsel
Dat er andere wegen zijn voor het opereren in de praktijk, toont Andrew Campbell van Darwin University. Hij is een ervaren wetenschapper die niet in zijn ivoren toren blijft zitten. Hij is volop bezig met de vormgeving van een strategie waarbij cycli gesloten worden en richt zich vooral op voedsel, een onderwerp dat in 1993 nog niet op het menu stond. Kringlopen van nutriënten, water en koolstofverbindingen zijn voor een groot deel opgehangen aan de H2O / 16 - 2012
5
Een groenblauwe zone, aangelegd boven het Alexandra-kanaal dat nu deels overkluisd is.
voedselcyclus. Campbell zet zich in om relaties te leggen tussen de stad en de landbouwgebieden. Dat is ook voor Nederland interessant, want nergens zijn stad en platteland zo met elkaar verweven als in Nederland. De wijze waarop nu met voedsel wordt omgegaan, is niet duurzaam. Vooral in aride gebieden bestaat een competitie tussen water demand management en de food security policy. Door water - en dus ook de afvalwatertechnologie - nadrukkelijker
te positioneren in de voedselcyclus, wordt het mogelijk milieudoelen met elkaar te verbinden.
Ontwikkelingslanden
Veel verhalen kwamen uit de rijkere westerse en oosterse landen. Water is een miljardenmarkt en bedrijven vechten om posities. Dat resulteert in frustraties bij deelnemers uit ontwikkelingslanden. Een emotioneel verhaal van Emmanuella Chinenye Onyenechere,
verbonden aan de Imo State University in Nigeria: “Tankauto’s brengen drinkwater waarvan niet bekend is wat de bron is. Soms is het bruin water. Toch moeten we er flink voor betalen.” In de discussie die daarna volgde gaven verschillende mensen uit ontwikkelingslanden aan dat ze commercie beu zijn. “Wij worden de dupe van bedrijven die elkaar beconcurreren.” Ook stelde iemand: “Vaak is het de kwaliteit van de marketing die bepaalt of een bedrijf een opdracht krijgt of niet, maar dat zegt nog niets over de kwaliteit van de mensen die er werken.” Ten opzichte van Hydropolis 1993 is veel in beweging gekomen. Veel dromen die we toen hadden, zijn gerealiseerd. Er wordt meer dan ooit interdisciplinair samengewerkt en wereldwijd zien we waterprojecten die de leefbaarheid van de stad aanzienlijk vergroten. Maar het stokt nog steeds bij de stap van papier naar werkelijkheid, vooral nu het lage fruit geplukt is. Bij Cities of the Future werden twee sporen naast elkaar gepresenteerd voor het beter implementeren van plannen in de praktijk: proberen zachte begrippen hard te maken, vooral door het ontwikkelen van modellen die de complexiteit van de werkelijkheid zo compleet mogelijk dekken én proberen de praktijk te begrijpen. We zijn doorgeslagen in het eerste spoor, waardoor we verdwaald raken in de ingewikkeldheid. Ik denk dat we in Nederland verder zijn met het tweede spoor dan in veel andere landen en dat hier sprake is van een niche is voor het versterken van onze positie wereldwijd, vooral als we erin slagen de brug te slaan met watertechnologie. Govert Geldof (Geldof c.s.)
6
H2O / 16 - 2012
verslag Toekomstig onderzoek naar gezondheidseffecten van chemische stoffen in drinkwater Waar moet het onderzoek naar de mogelijke gezondheidseffecten van chemische stoffen in het drinkwater zich vanaf nu op richten? Over die vraag bogen 27 deelnemers uit elf landen zich onlangs in Barcelona op een bijeenkomst van CREAL (Spanje), Université Laval (Canada) en de National School of Public Health (Griekenland).
I
n het kader van het vóórkomen van chemische verontreinigen liet Mark Nieuwenhuijsen (CREAL) zien dat de wettelijk normen in de Europese Unie vaak worden overschreden voor individuele pesticiden, nikkel, lood, nitraat, trihalomethanen, arseen en fluoride. Gunilla Lindström (Örebro University, Zweden) toonde aan dat geperfluorideerde verbindingen in voedsel, ook voor een aanzienlijk deel van onze blootstellling (50 tot 90 procent) in het kraanwater, kunnen zitten. De huidige gezondheidskundige grenswaarden worden niet overschreden, maar voor deze stoffen ontbreekt nog veel toxicologische informatie, waardoor deze grenswaarden zouden kunnen veranderen. Ettore Zuccato (Mario Negri Institute for Pharmacological Research, Italië) presenteerde resultaten van zijn onderzoek naar geneesmiddelen en drugs, die worden aangetroffen in oppervlaktewater, maar nauwelijks in het uiteindelijke drinkwater. Hij benadrukte dat over mengseleffecten weinig bekend is.
Onlangs hebben wetenschappers uit Noorwegen en Italië met hulp van onderzoeksinstituten uit elf Europese landen (waaronder KWR) voor het eerst in de geschiedenis gegevens vergeleken over illegaal drugsgebruik in 19 steden in elf Europese landen op basis van een analyse van rioolwatermonsters. Daaruit blijkt dat inwoners van Amsterdam en Antwerpen koplopers zijn in het gebruik van cocaine. Het gebruik van XTC scoort het hoogst in Amsterdam, Eindhoven en Utrecht. Het totale drugsgebruik is hierbij afgezet tegen het aantal inwoners. KWR voerde in 2009 samen met het RIVM en in 2010 samen met de Universiteit van Amsterdam al onderzoeken uit naar illegale drugs in het rioolwater van enkele Nederlandse steden en van Schiphol.
Minne Heringa (KWR Watercycle Research Institute) legde uit dat de combinatie van de Ames(fluctuatie)test met een comet of micronucleustest de beste teststrategie voor genotoxiciteit vormt, die complementair is aan chemische analyse van water. Merijn Schriks (KWR Watercycle Research Institute) presenteerde data van CALUX-bioassays waarmee de hormonale activiteit in verschillende soorten water was bepaald. Met name de glucocorticoide-activiteit viel hierbij op, die specifiek in afvalwater verklaard kon worden door de bijdrage van geneesmiddelen in water.
Blootstelling en epidemiologie
Sylvaine Cordier (INSERM, Frankrijk) presenteerde gevonden relaties van hoge concentraties metalen, nitraat, bestrijdingsmiddelen en desinfectiebijproducten (DBP) met kleinere baby’s en geboorteafwijkingen. De meeste emerging substances zijn hier nog niet op onderzocht. Patrick Levallois (Université Laval) gaf een vergelijkbaar overzicht voor een verhoogd risico op kanker door arseen, DBP, nitraat, asbest, fluoride en trichloorethyleen.
Mechanismen en biomarkers
Theo de Kok (Universiteit Maastricht) gaf aan dat de huidige normen voor nitraat en nitriet gebaseerd zijn op het veroorzaken van blauwzucht bij zuigelingen, terwijl zijn groep met behulp van DNA-technieken aanwijzingen heeft gevonden voor een relatie tussen nitraat/nitrietblootstelling en darmkanker, via de vorming van nitrosamines. Alfred Bernard (Louvain, België) presenteerde een overzicht van studies die aantonen dat zwembaden een dusdanige blootstelling aan DBP opleveren dat kinderen er een verhoogde kans op astma en andere allergieën van krijgen. Ook zijn de eerste aanwijzingen gevonden dat zwembadbezoek mogelijk effect heeft op de mannelijke vruchtbaarheid.
Trends en beleid Bepalen van de toxiciteit in water
Tamara Grummt (Umwelt Bundesamt, Duitsland) vertelde over de intentie in Duitsland om bioassays in de regelgeving voor waterkwaliteit op te nemen. Michael Plewa (University of Illinois, VS) presenteerde hoe hij met bioassays voor cytotoxiciteit en genotoxiciteit de desinfectiebijproducten kon rangschikken. Hij beschreef daarnaast dat haloazijnzuren via een heel ander mechanisme dan gedacht een genotoxisch effect induceren.
Paul Hunter (University of East Anglia, GB) gaf een beeld van het effect van een warmer en grilliger klimaat op de waterkwaliteit. Hij stelde dat vooral de kleine winningen in Europa een risico vormen voor de volksgezondheid, omdat hiervoor lastig investeringen gedaan kunnen worden in geavanceerde zuivering en uitgebreide monitoring. John Fawell (WHO-expertcommissie) benadrukte dat behoefte bestaat aan epidemiologische data van hoge kwaliteit (bijvoorbeeld van uranium), proefdierdata (bijvoorbeeld van nitraat) en meetdata van
stoffen in drinkwater en ook in voedsel ter referentie (bijvoorbeeld van selenium, barium en alle organische stoffen). Hierbij moet de speciatie van anorganische stoffen bekend zijn, omdat deze bepalend kan zijn voor de toxiciteit. Ook gaf hij aan meer gegevens te willen over de effecten van nitraat op de schildklier. Hij ondersteunde het gebruik van bioassays om te controleren of nieuwe technologieën ons ook daadwerkelijk beter drinkwater leveren.
Voor Nederland van belang
Gebaseerd op de laatste stand van zaken in de wetenschappelijke literatuur en deze bijeenkomst is het voor de Nederlandse situatie (drinkwater en zwembadwater) belangrijk om, op het gebied van gezondheidseffecten van chemische waterkwaliteit, onderzoek te volgen/uit te voeren naar nanodeeltjes, geperfluorideerde verbindingen, nitraat, mangaan (effect op IQ), chroom VI (verhoogd risico op kanker), arseen (lagere grenswaarde), hardheid (effect op eczeem), effecten van zwembadbezoek, het gebruik van bioassays, effecten van mengsels in het algemeen en effecten van een warmer en grilliger klimaat op de blootstelling van consumenten aan stoffen. Minne Heringa, Merijn Schriks en Cindy de Jongh (KWR Watercycle Research Institute) H2O / 16 - 2012
7
Goede waterkwaliteit noodzaak voor kwalitatief goede omgeving Schoon water en de kwaliteit van het gebied staan voorop, de Kaderrichtlijn Water is daarvoor een middel. Aldus Chris Kuijpers, directeur-generaal van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, op een symposium juist voor de zomervakantie over de Kaderrichtlijn Water in Deventer. Volgend jaar komt door het zogeheten lente-akkoord geld beschikbaar voor nieuwe projecten. Kuijpers riep op hiervoor voorstellen in te dienen. De projecten moeten dan wel op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Maar hij gaf ook aan dat er voor de periode na 2015 vooralsnog geen geld gereserveerd is om de waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem vooruit te helpen.
H
et symposium stond in het teken van implementatie van de Kaderrichtlijn Water. De bijna 100 deelnemers zijn als bestuurders betrokken bij het regionaal bestuurlijk overleg van de deelstroomgebieden of vertegenwoordigden maatschappelijke organisaties. Ook degenen die hen ambtelijk ondersteunen, waren aanwezig.
Rijk: positief met enkele bedenkingen
Elaine Alwayn, directeur Water en Bodem van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, oordeelde dat het tot en met vorig jaar goed ging met de uitvoering van maatregelen volgens de Kaderrichtlijn Water. Ook de Europese Commissie is tot nu toe positief, onder andere vanwege het monitoringsprogramma en de concreetheid van maatregelen. Maar de Commissie heeft bedenkingen waar het gaat om de hoeveelheid oppervlaktewater die Nederland als waterlichaam benoemde en de motivaties voor de status van die waterlichamen en het uitstellen van de realisatie van de doelen. Alwayn gaf aan dat Nederland meer doet aan waterkwaliteit dan de maatregelen die aan de Europese Commissie zijn gemeld, voor in totaal bijna tien miljard euro in de periode 2009-2015. Na 2015 is geen geld meer gereserveerd voor maatregelen in het
hoofdwatersysteem. De hoop bestaat echter dat de komst van een nieuw kabinet ook nieuwe mogelijkheden inhoudt. Dit najaar zal het ministerie een evaluatierapport naar ‘Brussel’ sturen over de uitvoering van de eerste stroomgebiedsbeheerplannen 2009-2015. De Europese Unie zal aan het eind van het jaar in detail bekendmaken wat het van die eerste plannen vindt. In 2013 gaan waterbeheerders in gebiedsprocessen aan de slag voor de tweede serie plannen voor de periode 2015-2021. Tot slot ging Alwayn in op het voortzetten van de samenwerking tussen Rijk en regio. Zij drong er op aan zo spoedig mogelijk te komen met een lijst met hydrologische maatregelen. Dan kan het Rijk volgend jaar een vliegende start maken met de uitvoering van de regeling voor anti-verdrogingsmaatregelen.
Provincie: het moet haalbaar en betaalbaar blijven
Bert Boerman, gedeputeerde in Overijssel, schetste de rol van provincies als spin in het web voor water en natuur. Boerman wees op de nauwe samenwerking tussen provincies, bijvoorbeeld omdat de grondwaterlichamen provinciegrensoverschrijdend zijn. Binnen de deelstroomgebieden is het verder vorm
Deelnemers aan de paneldiscussie: v.l.n.r. Paul Vertegaal (Natuurmonumenten), Stefan Kuks (Waterschap Regge & Dinkel), Elaine Alwayn (ministerie Infrastructuur en Milieu), Bert Boerman (Provincie Overijssel), Arjen Frentz (Vewin), Roy Tummers (VEMW) en Peter de Koeier (ZLTO).
Chris Kuijpers verricht de openingshandeling bij de vispassage.
geven aan samenwerking tussen grond- en oppervlaktewater overigens nog wel nodig. Vergeet vooral niet voor wie wij het doen, hield Boerman zijn gehoor voor. We moeten zorgen voor een goed leefmilieu. Niet alleen voor planten en dieren, maar ook voor onze kinderen en kleinkinderen. Laten we daarbij vooral oog hebben voor wat we daadwerkelijk bereiken met de uitgevoerde maatregelen. In de praktijk blijken deze ingrepen vaak zeer te worden gewaardeerd door burgers of omwonenden. Dit zorgt voor een omgeving waarin mensen zich prettig voelen. Boerman waardeert de volgens hem betrokken en pragmatische rol van het Rijk in het proces tot nu toe. Grote bestuurlijke tevredenheid bestaat over de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water in combinatie met natuurbeleid en het bestrijden van wateroverlast. Hij uitte daarom zijn zorg namens alle provincies. “Óf meer rijksgeld óf het bijstellen van de ambities van Natura2000, KRW en NBW. Het is goed dat de regio aan zet is, maar de doelstellingen moeten
8
H2O / 16 - 2012
verslag / actualiteit Maaswater slechter van kwaliteit De kwaliteitsverbetering van de Maas lijkt niet door te zetten. Dit blijkt uit het jaarrapport ‘De kwaliteit van het Maaswater in 2011’ van RIWA-Maas, de vereniging van drinkwaterbedrijven die uit Maaswater drinkwater produceren. haalbaar en betaalbaar blijven”, aldus Boerman. Hij riep op te blijven investeren in waterkwaliteit, ondanks alle bezuinigingen.
Waterschappen: ingezette koers vasthouden
Het is belangrijk de ingezette koers vast te houden, betoogde Stefan Kuks, dijkgraaf van Waterschap Regge en Dinkel namens de waterschappen. “Natuurlijk zijn er bedreigingen en zorgpunten. Er is minder geld aanwezig en meer argwaan tegenover Europa. Maar met een goede inzet kan nog veel worden bereikt.” Aan de hand van ervaringen in oostelijk Nederland liet Kuks zien hoe de samenwerking is verbeterd tussen vijf Nederlandse waterschappen en de Duitse collega’s. Hij noemde het noodzakelijk de huidige werkwijze voort te zetten en op elk niveau samen te werken. Hij benadrukte het belang van innovatie, onder andere in combinatie met de Topsector Water.
Geneesmiddelen
Tijdens een discussie wees Arjen Frentz (Vewin) op bedreigingen door ‘nieuwe stoffen’ en verzilting voor het drinkwater. Roy Tummers (Vereniging Energie, Milieu en Water) benadrukte het grote belang van schoon water voor de industrie (“de helft van de werkgelegenheid in bedrijven is afhankelijk van schoon water”). Peter de Koeijer (LTO) vroeg aandacht voor regionaal maatwerk. Paul Vertegaal (Natuurmonumenten) wees op het belang van het maken van enthousiasmerende plannen voor de regio. Van diverse kanten werd gewezen op het probleem van restanten van geneesmiddelen. Deze kunnen een ernstige bron van vervuiling zijn die moeilijk in kaart te brengen is. Waar de één meer kostenterugwinning bepleit (de vervuiler betaalt) is de ander meer voor een efficiënt investeringsbeleid.
Vissen te water
Voorafgaand aan het symposium bezochten de deelnemers het Zandweteringspark bij Deventer. DG Chris Kuijpers opende hier samen met bestuurders van Provincie Overijssel, gemeente Deventer en Waterschap Groot Salland een vistrap door vissen te water te laten. Dit gebied is samen met grondeigenaren en bewoners ingericht als park, waterberging en ecologische zone. Het zal voldoen aan de eisen en wensen vanuit het Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water. Door verbreden van het stroomprofiel en aanleg van lage delen is 13 hectare waterberging gerealiseerd. Over een lengte van 1,6 kilometer is de wetering verondiept en zijn de oevers heringericht. Een stuw is vervangen door een vistrap. Delen van het lage natte gedeelte zijn ook ingericht voor ecologische ontwikkeling met onder andere amfibiepoelen. Otto Cox (WIJZER Adviesbureau) Cees-Jan van Westen (Rijkswaterstaat)
De waterkwaliteit van de Maas verslechtert sinds twee jaar. Vorig jaar waren er opnieuw lozingen in de rivieren die voor verontreiniging zorgden. ook het relatieve droge voorjaar van 2011 hielp niet mee (foto: Arcadis).
V
orig jaar werden de streefwaarden van het Donau-, Maas- en Rijnmemorandum (afgekort: DMR-streefwaarden) vaker overschreden dan in 2009 en 2010, terwijl van 2007 tot 2009 een lichte daling in het aantal overschrijdingen te zien was. Deze toename in overschrijdingen van de DMR-streefwaarden wordt vooral veroorzaakt door röntgencontrastmiddelen, geneesmiddelen (carbamazepine, metoprolol, sotalol, ibuprofen, metformine), industriële en consumentenproducten (EDTA, urotro-pine en fluoride), glyfosaat en AMPA. Gewasbeschermingsmiddelen blijven in normoverschrijdende gehalten voorkomen in de Maas; er is na 2007 geen verdere verbetering te zien. De oorzaken zijn tweeledig: enerzijds zijn er nog steeds lozingen door diverse branches die tot overschrijdingen van de DMR-streefwaarden leiden. Anderzijds was 2011 een relatief warm en droog jaar, met een relatief lage afvoer van water in de Maas, waardoor verontreinigingen minder dan gemiddeld werden verdund. Overschrijdingen van DMR-streefwaarden bij geneesmiddelen, röntgencontrastmiddelen en hormoonverstorende stoffen in het Maaswater geven de noodzaak aan om bij de overheden te blijven aandringen op maatregelen, aldus RIWA-Maas. Het gaat om stoffen waarvoor tot op heden geen normen in oppervlaktewater bestaan. Het gedistribu-
eerde drinkwater is dankzij de toegepaste zuiveringstechnieken nog steeds veilig en betrouwbaar. De normoverschrijdingen door gewasbeschermingsmiddelen maken het volgens RIWA-Maas ook noodzakelijk alle betrokkenen te blijven wijzen op de noodzaak voor verbeteringen in de toepassingen van deze middelen. Voor industriële en consumentenproducten moet de aandacht op specifieke verontreinigingen aangescherpt worden, aldus de organisatie. Voorspeld wordt dat door klimaatverandering de Maas in de toekomst vaker lagere afvoeren zal kennen, zoals in 2011 of nog lager. Als emissies onvoldoende worden teruggedrongen, is in dat soort jaren een verslechtering van de Maaswaterkwaliteit te verwachten. Vorig jaar werd in totaal 482 miljoen kubieke meter oppervlaktewater onttrokken aan de Maas voor de bereiding van drinkwater voor zes miljoen consumenten in Nederland en België. Door problemen met chemicaliën in het water werd de inname ruim 1905 uur onderbroken (42 innamestops of -beperkingen). Met name aceton en chloroform zorgden in 2011 voor hoge pieken in de screeningsonderzoeken in Eijsden. De oorzaak van deze verontreinigingen is tot op heden niet opgespoord. H2O / 16 - 2012
9
Samenwerking papierindustrie en waterschap levert energie én meer op De rioolwaterzuiveringsinstallatie Renkum van Waterschap Vallei & Eem en de zuivering van de papierfabriek van Norske Skog Parenco (NSP) liggen naast elkaar. Dit biedt mogelijkheden om de activiteiten op het gebied van afvalwater én slibbehandeling te combineren. De overcapaciteit in de water- en sliblijn op beide locaties vormde de aanleiding om die te toetsen op technologische en financiële haalbaarheid. Op het gebied van energie gaat het om het concentreren van de afvalwaterbehandeling op één locatie en het benutten van restwarmte. Andere mogelijkheden zijn het verbeteren van de effluentkwaliteit van de rwzi Renkum en het niet of minder hoeven doseren van chemicaliën bij de zuivering van het afvalwater van NSP. Bij het concentreren van de afvalwaterbehandeling op één locatie is het mogelijk een energieoverschot te creëren. De restwarmte kan worden ingezet om het aardgasverbruik bij de slibverbranding van NSP of de slibafzetkosten van Waterschap Vallei & Eem te reduceren.
S
amenwerking tussen Waterschap Vallei & Eem en Norske Skog Parenco biedt verschillende mogelijkheden (zie afbeelding 1). De papierfabriek van NSP produceert op dit moment publicatiepapier. In de toekomst bestaat echter de mogelijkheid dat men overstapt op de productie van karton. Bij de productie van publicatiepapier komt bij NSP een warme
afvalwaterstroom vrij die veel vezels en organische stof bevat. De hoge temperatuur van het afvalwater én het hoge organische stofgehalte bieden de mogelijkheid om in combinatie met het afvalwater van de rwzi Renkum energie terug te winnen in de vorm van biogas. De vezels in het afvalwater van NSP worden afgevangen in een voorbezinktank en na
ontwatering verbrand in een eigen slibverbrandingsinstallatie. Hiervoor is op dit moment aardgas nodig om de installatie op temperatuur te houden. Met het benutten van de bij NSP aanwezige restwarmte kan het slib van NSP worden gedroogd, zodat het gebruik van aardgas kan worden geminimaliseerd. De restwarmte van NSP kan ook worden gebruikt om het slib van alleen de
Afb. 1: Schematische weergave mogelijke samenwerkingsmogelijkheden tussen Waterschap Vallei & Eem en de papierfabriek in Renkum (foto: NSP).
10
H2O / 16 - 2012
achtergrond
Afb 2: Schematische weergave bestudeerde scenario’s.
rwzi Renkum of van het gehele beheergebied van Vallei & Eem te drogen. Dit levert een energievoordeel op in de keten. Door het benutten van restwarmte ontstaan voor beide partijen dus mogelijkheden om te voldoen aan de verplichtingen die zij ten aanzien van energie-efficiëntie zijn aangegaan.
Naast de mogelijkheden die samenwerking biedt op het gebied van energie, zijn er ook andere mogelijkheden, zoals het beheren en onderhouden van de waterzuivering op één locatie, het reduceren van de hoeveelheid ruimte voor de zuiveringsinstallatie, het wegvallen van de dosering van nutriënten op
Afb. 3: Biogasopbrengst voor rwzi Renkum in de huidige situatie en voor de twee scenario’s in de situatie dat NSP publicatiepapier of karton produceert.
de zuiveringsinstallatie van de papierfabriek, het verbeteren van de effluentkwaliteit van de rwzi Renkum én het beter ondervangen van mogelijke stankoverlast bij het aanvragen van een nieuwe vergunning. Om inzichtelijk te maken wat de technologische en financiële haalbaarheid is van de mogelijkheden bij een samenwerking tussen NSP en het waterschap, is een aantal scenario’s opgesteld (zie afbeelding 2). Bij het uitwerken ervan is ook de situatie in beschouwing genomen waarbij NSP karton produceert. De belangrijkste karaktersitieken van het afvalwater van NSP en Renkum zijn samengevat in de tabel. Ten opzichte van het communale afvalwater kenmerkt het afvalwater van de papierfabriek zich door een hogere temperatuur, een hoger gehalte organische stof, een lagere nutriëntenconcentratie en een hoge concentratie sulfaat. Door deze hoge sulfaatconcentratie dient rekening te worden gehouden met verhoogde concentraties waterstofsulfide in het biogas en sulfideconcentraties in het effluent van de anaerobe reactor, bij de anaerobe behandeling van het afvalwater van NSP.
Gecombineerde afvalwaterbehandeling Afvalwaterkarakteristieken NSP en rwzi Renkum.
parameter (eenheid)
debiet (m3/d) CZV (mg/l) BZV (mg/l) NKj (mg/l) Ptotaal (mg/l) zwevend stof (mg/l) sulfaat (mg/l) temperatuur (°C)
NSP publicatiepapier (voorbezonken)
NSP karton (voorbezonken)
8.660 1.470 640 20 4 50 330 40
NOTEN * Afkomstig uit BREF (2001) voor Paper and Pulp Industry. ** Afgeleid of overgenomen van huidige afvalwatersamenstelling.
8.440** 3.500** 1.850** 20** 3** 140** 330** 40**
rwzi Renkum (ruw influent)
15.700 630 220 55 8 260 15
Op het moment dat het afvalwater van de rwzi Renkum wordt gecombineerd met de afvalwaterstroom van NSP, stijgt de gemiddelde temperatuur van het afvalwater van rwzi Renkum van 15 naar 23°C en de minimale temperatuur van 8 naar 18°C. Door deze sterke stijging van de temperatuur verbetert de effluentkwaliteit van de rwzi Renkum sterk, ten opzichte van de huidige situatie daalt de concentratie stikstof in het effluent met bijna 40 procent. Door de hoge temperatuur van het afvalwater van NSP is een anaerobe behandeling aantrekkelijk wanneer deze apart of gecombineerd met het afvalwater H2O / 16 - 2012
11
van Renkum wordt uitgevoerd. De berekende biogasopbrengst is weergegeven in afbeelding 3. Uit deze afbeelding valt op te maken dat, ongeacht de situatie bij NSP, de hoogste biogasopbrengst wordt verkregen op het moment dat het afvalwater van NSP en Renkum gezamenlijk anaeroob wordt voorbehandeld. Op het moment dat bij NSP karton wordt geproduceerd kan een biogasproductie van 4,6 miljoen kubieke meter per jaar worden geproduceerd, bij de productie van publicatiepapier bedraagt deze 2,3 miljoen kubieke meter per jaar. Uit de financiële analyse blijkt dat voor de anaerobe behandeling van het afvalwater van NSP en Renkum de investeringskosten ongeveer een factor twee hoger liggen dan in het geval dat alleen het afvalwater van NSP anaeroob wordt behandeld. Dit verschil wordt vooral verklaard door verschillen in benodigd reactorvolume. Dit wordt met name bepaald door de CZV-belasting die kan worden toegepast. De gecombineerde afvalwaterstroom van NSP en Renkum is relatief verdund, waardoor een dagelijkse belasting van maximaal vijf tot tien kilo CZV per kubieke meter kan worden toegepast. De afvalwaterstroom van NSP is meer geconcentreerd, waardoor een belasting van 20 kilo CZV per kubieke meter per dag mogelijk is. Het benodigde reactorvolume voor alleen de afvalwaterstroom van NSP is dus een factor twee tot vier kleiner dan voor de gecombineerde afvalwaterstroom van NSP en Renkum. De significante extra investering voor de anaerobe behandeling van het afvalwater van NSP en Renkum vertaalt zich niet in lagere exploitatiekosten. Om deze reden gaat bij het combineren van de afvalwaterbehandeling de voorkeur uit naar de anaerobe behandeling van alleen het afvalwater van NSP. Bij de productie van publicatiepapier is het dan mogelijk om 1,8 miljoen kubieke meter biogas per jaar te produceren en bij de productie van karton 4,2 miljoen. In deze laatste situatie ontstaat een energieoverschot van 43 TJ per jaar.
Benutten restwarmte
De bij NSP beschikbare restwarmte kan voor twee doelen worden ingezet. Het eerste doel is om het aardgasverbruik voor de slibverbrandingsinstallatie bij NSP te minimaliseren. Dit kan worden bereikt door het drogestofgehalte van het slib van NSP te verhogen. Het tweede doel is om de restwarmte te gebruiken om communaal slib te drogen, om zo de energie-inhoud daarvan te verhogen en te besparen op de kosten van de slibeindverwerking. Het minimaliseren van het aardgasverbruik is alleen van toepassing op het moment dat NSP publicatiepapier blijft produceren. In deze situatie is het mogelijk om ook het slib van Renkum mee te drogen en te verbranden. Enig aandachtspunt is een mogelijke overschrijding van de kwiklimiet in de rookgassen. Op het moment dat NSP overgaat op de productie van karton, ontstaat een geheel nieuwe situatie. In dit geval komt bijna de gehele slibverbrandings-
12
H2O / 16 - 2012
capaciteit vrij, omdat nog nauwelijks vezels vrijkomen. Het drogen van communaal slib kan worden gedaan ongeacht de situatie bij NSP.
benodigde banddroger kunnen binnen vijf jaar worden terugverdiend als men voor het gedroogde slib niet meer dan 200 euro per ton drogestof hoeft te betalen.
Om het verbruik van aardgas te reduceren, dient dus het drogestofgehalte van het slib van NSP te worden verhoogd. Na de ontwatering bedraagt het drogestofgehalte 60 tot 65 procent. Om oververhitting van de slibverbrandingsinstallatie te voorkomen, kan het slib niet verder worden gedroogd dan 80 tot 85 procent. De voor deze droging benodigde energie kan worden geleverd door rookgassen met een temperatuur van 130°C. Door de relatief lage temperatuur van deze rookgassen ligt het toepassen van droging met een banddroger het meest voor de hand. Uit de financiële analyse blijkt dat de investering voor de banddroger binnen vijf jaar kan worden terugverdiend door per jaar circa vijf miljoen kubieke meter aardgas te besparen. Deze besparing levert tevens een energie-efficiëntiewinst op van 157 TJ. Hiermee is het voor NSP mogelijk invulling te geven aan de verplichtingen die worden gesteld aan ETS-ondernemingen*.
Conclusies
De hoeveelheid communaal slib dat met de maximaal beschikbare restwarmte (10,5 MW) kan worden gedroogd, is afhankelijk van de gewenste afzetroutes. Voor verbranding geldt een drogestofgehalte van 40 procent, voor het meestoken in energiecentrale (kolen) 65 procent en bij een drogestofgehalte van meer dan 90 procent zijn diverse afzetroutes mogelijk. Uitgaande van ontwaterd slib met een drogestofgehalte van 25 procent kunnen de volgende slibhoeveelheden worden gedroogd: voor 40 procent 26.700 ton, voor 65 procent 16.250 ton en voor 90 procent 13.850 ton drogestof. De slibproductie van het beheergebied van Waterschap Vallei & Eem bedraagt circa 12.000 ton drogestof per jaar. Dit betekent dat al dit slib tot meer dan 90 procent drogestof kan worden gedroogd, overeenkomend met een energie-inhoud van 70 TJ. Op deze wijze kan het waterschap bijdragen aan energie-efficiëntie in de keten, en daarmee invulling geven aan de verplichtingen van de MJA-3. De kosten voor de
Door het concentreren van de afvalwaterbehandeling op de locatie van de rwzi kan de huidige stikstofconcentratie in het effluent van de rwzi met 40 procent dalen;
•
Alleen het anaeroob behandelen van het afvalwater van NSP leidt tot de meest doelmatige verwerking van het afvalwater, waarbij afhankelijk van de situatie bij NSP 1,8 tot 4,2 miljoen kubieke meter per jaar aan biogas kan worden geproduceerd;
•
Op het moment dat NSP overgaat op de productie van karton, kan een energieoverschot van 43 TJ ontstaan als de afvalwaterzuiveringsactiviteiten op de locatie van de rwzi Renkum worden geconcentreerd;
•
De restwarmte kan doelmatig worden ingezet voor het minimaliseren van het aardgasverbruik bij de verbranding van slib of voor het drogen van het slib uit het gehele beheergebied van Waterschap Vallei & Eem;
•
Bij het inzetten van restwarmte voor minimalisatie van aardgas bij NSP kan een energie-efficiëntiewinst worden bereikt van 157 TJ;
•
Bij het inzetten van restwarmte voor het drogen van communaal slib is een drogestofpercentage van 90 procent mogelijk, overeenkomend met 70 TJ.
•
Ellen van Voorthuizen (Royal HaskoningDHV) Henry van Veldhuizen (Waterschap Vallei & Eem, thans Waterschap Vallei en Veluwe) Jan Wattenberg (Norske Skog Parenco) NOTEN * Een ETS-onderneming is een onderneming waarvoor deelname aan het Europese systeem van handel in broeikasgasemissies (Emission Trading Scheme) verplicht is.
H2O-themanummers in de tweede helft van 2012 Grondwater
14 september
Duurzaamheid
26 oktober
Proceswater
7 december
Meer informatie : (010) 427 41 65
achtergrond
PWN bespaart door optimalisatie bedrijfsvoering pompstations PWN kan jaarlijks tienduizenden euro’s besparen door het schakelen van de distributiepompen te veranderen. Een snelle en directe kostenbesparing, omdat het slechts om het aanpassen van instellingen gaat en niet om infrastructurele investeringen.
H
et leeuwendeel van alle pompstations van drinkwaterdistributiesystemen in Nederland is ouder dan tien jaar. In deze periode treden de nodige veranderingen op. Geleidelijke veranderingen zoals het watergebruik per persoon, maar ook directe veranderingen zoals nieuwe voorzieningsgebieden door de bouw van een woonwijk of het uit bedrijf nemen van watertorens. En organisatorische veranderingen door verschuivingen in personeel en invoering van nieuwe gegevensbeheersystemen. Voor PWN voldoende redenen om de pompstations eens goed onder de loep te nemen met als belangrijkste vragen: functioneren ze energetisch nog optimaal? Zijn de ontwerpuitgangspunten nog actueel voor nu en de toekomst? En wat is de staat van de pompen? Daar komt bij dat PWN in 2010 samen met de andere drinkwaterbedrijven afgesproken heeft om te onderzoeken of energie bespaard kan worden op het watertransport (zie kader). PWN heeft hier onder andere invulling aan gegeven door samen met Royal HaskoningDHV het energieverbruik van alle pomplocaties inzichtelijk te maken om zo besparingen te zoeken. Voor drinkwaterbedrijven zijn distributie/transportpompen namelijk de grootste individuele energieverbruikers (van 30 procent in zuiveringsinstallaties tot 90 procent in boosterstations).
Bedrijfsvoering en energieverbruik Omdat een pompstation doorgaans grote variaties in debiet en druk moet kunnen leveren met een zo hoog mogelijke leveringszekerheid, staan altijd meerdere pompen opgesteld. Het voornaamste doel van een energiestudie is bepalen of men de in- en uitschakelpunten van deze pompen kan optimaliseren. Lukt dat, dan levert dit direct energiebesparing op zonder dat uitgebreide investeringen nodig zijn.
Vereiste voor een energiestudie is een nauwkeurig overzicht van de huidige bedrijfsvoering van de pompen. Dat kan de opdrachtgever in het geval van goed beleid
De belastingduurkromme geeft per debietrange het totaal aantal draaiuren in een periode (een jaar) weer.
Schakelpunten zijn de ingestelde debieten waarbij pompen bij- of afschakelen.
De systeemkarakteristiek geeft aan bij welke druk welk debiet geleverd wordt.
De pompcurve geeft het verband tussen het debiet en druk aan met daarbij het benodigd vermogen van de motor. Afb. 1: Meetresultaten van de energiestudie voor pompstation Bergen.
In 2010 zijn de directeuren van de drinkwaterbedrijven die verenigd zijn in het Vewin-bestuur, een inspanningsverplichting aangegaan om in de periode 2010-2020 20 procent energie te besparen (gemiddeld twee procent per jaar). Elk drinkwaterbedrijf heeft een besparingsplan opgesteld dat gebaseerd is op initiatieven met een terugverdientijd van maximaal zeven jaar en toegezegd energetisch verantwoorde nieuwbouw te realiseren, overige keuzes te verantwoorden en bij de eigen medewerkers de bewustwording te verhogen. Om energiebesparingsopties te verkennen, verzorgden Vewin en Royal HaskoningDHV drie bijeenkomsten waar vertegenwoordigers van de tien drinkwaterbedrijven kennis en ervaring konden uitwisselen over drinkwaterproductie en -distributie. Het resultaat is een uitgebreide catalogus met mogelijkheden op strategisch, tactisch en operationeel niveau en voor alle onderdelen van de productie.
H2O / 16 - 2012
13
Afb. 2: Huidige pomprendementen voor het debietbereik van het pompstation.
op het gebied van assetmanagement snel leveren. Uiteraard moet altijd kritisch naar deze informatie worden gekeken. Is deze nog correct? Wat is de toekomstverwachting voor het pompstation? De ervaring leert namelijk dat de functie van een pompstation door de jaren heen is veranderd of dat aanpassingen zijn uitgevoerd die niet in alle systemen zijn doorgevoerd. Dit maakt van de energiestudie ook een uitermate geschikte methode om de bedrijfsvoering van een pompstation aan de actualiteit aan te passen en na te gaan of ze (nog) wel volgens ontwerp bedreven wordt. De rapportage van de energiestudie is dan ook niet alleen een concreet advies voor het besparen van energie maar ook een naslagwerk van de huidige bedrijfsvoering. Basis voor de energiestudie vormen de distributiepompen en het distributienet. Het distributienet stelt randvoorwaarden aan het pompstation in de vorm van een systeemPompstation Bergen.
14
H2O / 16 - 2012
Afb. 3: Geoptimaliseerde pomprendementen voor het debietbereik van het pompstation.
karakteristiek en een belastingduurkromme (het aantal uren per jaar dat een bepaald debiet optreedt). Deze condities bepalen hoeveel uren per jaar het pompstation een bepaalde combinatie van debieten en drukken moet leveren. Door de pompcurve en de systeemkarakteristiek over elkaar te leggen kan een pompsysteemkarakteristiek worden opgesteld die samen met de huidige schakelpunten het theoretische energieverbruik bepaalt. Ook kan met de pompsysteemkarakteristiek in één oogopslag bepaald worden of de bestaande pompen geschikt zijn voor het systeem. In de energiestudie bepaalt men het minimum in energieverbruik door een optimum in de pompschakelparameters. Goed voorbeeld van deze methode is de waterdistributie van pompstation Bergen (zie afbeelding 1).
leveringsrichtingen. Voor elf hiervan is een potentiële jaarlijkse besparing mogelijk van in totaal 280.000 kWh. Bij een kostprijs van tien cent per kWh betekent dit een jaarlijkse besparing van 28.000 euro. Op het totale energieverbruik van de pompen bedraagt de besparing vier procent. Dat deze waarden exemplarisch zijn, bewijst een soortgelijke energiestudie bij een ander drinkwaterbedrijf die een jaarlijkse energiebesparing van 8,6 procent opleverde. Met de uitvoering van alle adviezen kunnen de studiekosten binnen een jaar worden terugverdiend.
Voor de energiestudie van PWN zijn negen pompstations geanalyseerd met in totaal 15
Pompstation Bergen levert samen met de pompstations Andijk en Hoorn aan de kop
Van alle behandelde productielocaties van PWN worden de pompstations Bergen en Heemskerk als voorbeeld verder behandeld.
Pompstation Bergen: waterdistributie
achtergrond van Noord-Holland. In Bergen staan in totaal zeven pompen opgesteld waarvan vijf het maximale debiet kunnen leveren. Zoals eerder beschreven draait de energiestudie grotendeels om het bepalen van de optimale schakelpunten. Afbeelding 2 geeft de inschakelpunten van de pompen weer zoals deze door PWN origineel zijn ingesteld. Hierbij zijn met de pompsysteemkarakteristiek de rendementen berekend voor elke debiet. Op de y-as staat het pomprendement en op de x-as het geleverde debiet. De rendementslijn heeft de vorm van een zaagtand. Dit komt omdat het rendement iedere keer vijf tot tien procent wegzakt voordat de volgende pomp wordt ingeschakeld. In afbeelding 3 is te zien dat de momenten dat de volgende pomp inschakelt, vervroegd zijn. Dit maakt de rendementslijn vlakker/ constanter. Waar bij de originele schakelingen het rendement regelmatig onder de 70 procent zakt, komt dit met de geoptimaliseerde schakelpunten niet meer voor. Met de methode kan ook direct het energieverbruik per debietsbereik (schakelpunten) worden berekend. Door de originele schakelpunten en de geoptimaliseerde schakelpunten te vergelijken, is de totale besparing direct inzichtelijk (zie tabel). In de energiestudie is ook rekening gehouden met de uitschakelpunten. Deze zijn echter niet meegenomen in de grafieken. Het optimaliseren van de schakelpunten in pompstation Bergen levert PWN een theoretische besparing op van 4,5 procent Pompstation Heemskerk.
originele inschakelpunten debiet 3
(m /h)
energie
optimale inschakelpunten
ratio
debiet
energie
ratio
(%)
3
(kWh)
(%)
(kWh)
(m /h)
1.090 - 1.100
1.518
0
1.090 - 1.100
1.518
0
1.100 - 1.500
216.700
7
1.100 - 1500
180.300
6
1.500 - 2.400
340.400
11
1.500 - 1.600
47.600
2
2.400 - 2.800
517.700
16
1.600 - 1.800
84.030
3
2.800 - 3.900
1,71E+06
54
1.800 - 2.600
371.000
13
3.900 - 4.300
362.200
11
2.600 -3.200
899.800
30
4.300 - 5.000
46.980
1
3.200 - 3.500
432.000
15
3.500 - 3.900
590.400
20
3.900 - 4.300
323.900
11
4.300 - 4.600
42.390
1
4.600 - 5.000 totaal
3.194.498
100
3.325
0
2.976.263
100
Energieverbruik van originele en optimale inschakelpunten.
ofwel 150.000 kWh; omgerekend is dat een kostenbesparing van circa 15.000 euro per jaar. Als het systeem niet volgens één vaste systeemkarakteristiek levert, is het nodig de methode aan te passen. Een voorbeeld hiervan is de membraaninstallatie voor de productie van ontzout water op pompstation Heemskerk.
Pompstation Heemskerk: waterproductie
Pompstation Heemskerk ontzout water met membraanfiltratie. Dit water gebruikt PWN
vervolgens op de pompstations Mensink en Bergen om de hardheid en chloridegehalte van het water te corrigeren. Een kenmerk van membraanfiltratie is dat de pompen niet volgens een vaste systeemkarakteristiek leveren, maar hetzelfde debiet bij een spectrum aan drukken kunnen leveren. Daarnaast heeft elke filtratie-installatie een eigen pomp en is schakelen dus niet mogelijk. De vraag was hier dan ook niet om de schakelpunten te optimaliseren maar om een controleberekening uit te voeren om te achterhalen of het theoretische en werkelijke energieverbruik overeenkomen. Uit pompentesten, uitgevoerd door Nijhuis en PWN, bleek namelijk dat het pomprendement tien procent lager lag dan het beloofde rendement bij oplevering van de pompen. Omdat deze pompen niet volgens een vaste systeemkarakteristiek leveren, is het energieverbruik berekend met een matrixtabel. Hierin is voor alle druk/ debietcombinaties die PWN heeft gemeten, het theoretisch rendement bepaald. In combinatie met de pompcurve kon het theoretische energieverbruik vergeleken worden met het gemeten energieverbruik. Dit bevestigde de resultaten van de pomptesten: de pompen draaiden op een lager rendement dan was opgegeven in de originele pompcurve.
Levenscyclusanalyse
Met de resultaten van de energiestudie voor de pompen van Heemskerk is een zogeheten levenscyclusanalyse uitgevoerd. De conclusie van deze analyse luidt dat het vervangen van de pompen geen goede investering is gezien de kostenbesparing die de huidige pompen met een hoger rendement oplevert. De energiestudie kan dus ook gebruikt worden als onderbouwing voor een investeringsbeslissing. In dit geval: niets doen is economisch optimaal. Reinout Vreugdenhil en Léon Mecksenaar (Royal HaskoningDHV) Martin Klein Arfman (PWN)
H2O / 16 - 2012
15
Waterschappen zoeken standaardaanpak voor toetsing van het watersysteem De waterschappen moeten de komende tijd aan de slag met een herijking van de toetsing van het watersysteem (de zogeheten NBW-toetsing, die rond 2005 voor het eerst werd uitgevoerd). Om tot een standaardaanpak van een toetsing van een watersysteem te komen, toetste Waterschap Rivierenland in de omgeving van de Lek en Linge verschillende methoden. Hoewel nieuwe toetsmethoden aanmerkelijke verschillen laten zien met die van 2005, leiden ze niet tot een trendbreuk. Zowel de berekende wateropgave als effectiviteit van maatregelen zijn vergelijkbaar met de eerdere toetsing. Toch is het opnieuw toetsen van het watersysteem zinvol om te bepalen of de maatregelen daadwerkelijk de wateroverlast terugdringen en wat de resterende opgave is.
W
In de pilot is nauw samengewerkt tussen bureau, hydrologen, beleidsmedewerkers en beheerders van het waterschap. Elke voorliggende keuze is getoetst aan wetenschappelijk-theoretische inzichten, landelijke standaarden, specifieke aspecten van Rivierenland (informatie, beleidskeuzen) en de weerbarstige beheerpraktijk. Zo is het resultaat van elke toetsingsstap aan de beheerder ter beoordeling voorgelegd.
aantal keuzen noodzakelijk maakt, zoals type model en rekenmethode. Een tweede reden die uit deze pilot volgt, is dat een aantal iteraties nodig was om tot een succesvolle toetsing te komen. Bijvoorbeeld bleken het verbeterd inbrengen van het maaiveldverloop in het model en het verfijnen van de stochastenmethode nodig om tot een adequate toetsing te komen voor technische uitwerking. Dat zich onvoorziene zaken voordoen is een gegeven, hiermee kan in een pilot beter worden omgegaan dan wanneer het gehele gebied in één keer wordt getoetst. Tevens wordt efficiënter met middelen en tijd omgegaan wanneer iteraties alleen voor de pilot hoeven te worden uitgevoerd in plaats van het gehele gebied. Ook is er bij een gebiedsdekkende toetsing veelal een hogere tijdsdruk, waardoor de verleiding bestaat om te pragmatisch met voorliggende complexiteiten om te gaan. In een pilot is meer ruimte voor onderzoek en iteraties en is het komen tot een goede methodiek het centrale doel in plaats van het realiseren van een gebiedsdekkende knelpuntenkaart.
De keuze van het waterschap om eerst een pilot watersysteemtoetsing uit te voeren alvorens een standaardaanpak gebiedsbreed uit te rollen, verdient navolging. Allereerst omdat de STOWA-aanpak* niet alle onderdelen heeft geüniformeerd en een
De pilot resulteerde in een actuele methode die afwijkt ten opzichte van de vorige toetsing in 2005 maar die wel in lijn is met de landelijke standaard. In de tabel zijn de belangrijkste verschillen aangegeven. Naast een nieuw modelinstrumentarium in Sobek
aterschap Rivierenland voerde in 2011 samen met HydroLogic een pilotonderzoek uit naar het vinden van een geschikte standaardaanpak voor de nieuwe ronde watersysteemtoetsingen van Rivierenland. Deze nieuwe ronde is nodig voor het herberekenen van de opgave voor wateroverlast, maar vooral ook voor het herijken van het geplande maatregelpakket. Daar waar de wateropgave verandert, bijvoorbeeld als gevolg van verbeterde modellen en gegevens, kunnen maatregelen worden aangepast. Eveneens kunnen minder effectieve maatregelen worden vervangen door betere alternatieven.
inclusief nauwkeurige waterloop-maaiveldhoogteprofielen is gekozen voor een andere rekenmethode, die beter recht doet aan de omstandigheden die kunnen leiden tot wateroverlast. Bij de ontwerpbui-methode wordt vooraf bepaald welke situatie maatgevend is. Het is beter om dit uit het model te laten volgen op basis van opgelegde stochasten zoals neerslag, grondwaterstand en stremming bij de uitstroom. Naast de meer technischinhoudelijke verschillen zijn er ook andere beleidsuitgangspunten van toepassing verklaard. Zo wordt de wateropgave berekend op basis van het huidige klimaat en niet meer op basis van het klimaat in 2050.
Wateropgave en effectiviteit
Met de nieuwe methode is de wateropgave herijkt en gedetailleerd berekend. Hierbij is het huidige systeem inclusief vóór 2015 gerealiseerde maatregelen getoetst aan het huidige klimaat. Eveneens is de wateropgave voor het W+-klimaat berekend (KNMI’06-klimaatscenario’s). Uitgaande van de (bijna) gerealiseerde maatregelen is de resterende wateropgave beperkt. Ook de verhoogde opgave door klimaat is deels geadapteerd, al neemt de opgave in 2050 wel toe. Opmerkelijk genoeg is de berekende wateropgave voor het gebied rond de Lek en Linge vergelijkbaar met de vorige
Verschillen en consequenties tussen de huidige en vorige toetsing van het watersysteem.
model rekenmethode normering landgebruik klimaatscenario beleidsuitgangspunt klimaat landelijke en stedelijke interactie maatregelen
16
H2O / 16 - 2012
2006
2011
consequenties
Duflow/RAM ontwerpbui mais T=10 middenscenario+10% 2015 op orde voor 2050 niet in samenhang
Sobek CF/RR stochasten mais T=25 W+ KNMI 2015 op orde voor 2015 interactie bekeken maatregelen uitgevoerd
betere benadering werkelijkheid, enige toename opgave enige toename opgave hierdoor geringe toename opgave fasering maatregelen mogelijk nadere uitwerking nodig per kern effectiviteit maatregelen betrekken bij prioritering/fasering
achtergrond toetsing (geen trendbreuk). Zeker gezien de sterk aangepaste toetsingsmethodiek (zie tabel) waren grotere verschillen voorzien. Of dit ook voor de andere deelgebieden van Rivierenland zal gelden, moet blijken. De reeds uitgevoerde maatregelen bleken effectief, in orde van grootte vergelijkbaar met hetgeen bij de vorige toetsing is berekend. Wel zijn er nuanceverschillen. Sommige maatregelen zijn minder en andere maatregelen meer effectief dan eerder berekend. In de pilot zijn de redenen onderzocht van een lagere effectiviteit van de maatregelen. Hiermee is de kennis over wateroverlastbestrijdende maatregelen vergroot. Zo volgde uit de pilot dat sommige bergingsoevers minder bijdroegen aan de verlaging van de wateropgave. Enerzijds werd dit veroorzaakt door benedenstroomse afwenteling vanwege vergroting van de hydraulische capaciteit, anderzijds was de extra berging deels al benut in aanloop naar de piekafvoer. Ook is de vergroting van de oppervlaktewaterberging door bergingsoevers langs een aantal hoofdwaterlopen relatief beperkt ten opzichte van het grotere areaal B- en C-watergangen. Deze kennis kan in het vervolg worden benut. Voor het vinden van effectieve wateroverlastbestrijdende maatregelen is een zorgvuldige probleemanalyse essentieel. Er dient zo precies mogelijk te worden bepaald wat de oorzaken (hydrologisch, hydraulisch) van de wateroverlast zijn vanuit een helder inzicht in de (samenhangende) werking van het watersysteem.
Presentatie
Het berekenen van de wateropgave gebeurt veelal op gedetailleerd (pixel)niveau. Het is echter aan te bevelen deze uitkomsten niet onverkort te presenteren. Aanbevolen wordt om de externe presentatie als een aparte stap te beschouwen en hier bewust mee om te gaan. Waterschap Rivierenland is hiermee aan de slag gegaan middels het stellen van de volgende vragen: • Wat is de kernboodschap die ik wil overbrengen? • Wat zien we als de échte knelpunten? In welk beeld is maximaal vertrouwen? • Hoe kan de kernboodschap helder worden gepresenteerd zonder dat de ontvanger wordt afgeleid door details (voorkomen schijnnauwkeurigheid)? • Hoe wordt nu en in de toekomst maximaal draagvlak gewaarborgd voor de wateropgave? Voorkomen moet worden dat bij de volgende toetsing ‘onnodig’ flinke wijzigingen optreden die het vertrouwen in uitkomsten ondergraven. Communicatie in knelpunten op een groter schaalniveau kan dan de voorkeur genieten. Gekozen is voor het communiceren van de belangrijkste knelpunten in omvangklassen op kaart en niet het communiceren van gedetailleerde (in hectaren of kubieke meters) wateropgaven (zie afbeelding 1). De knelpunten zijn concentraties van inundatiepixels die tot homogene geografische eenheden (een stip met omvang) omgezet kunnen worden. Hoewel deze classificatie een enigszins arbitrair proces is, past dit goed bij het vakmanschap van de waterautoriteit.
De omvang van de knelpunten wordt bewust weergegeven in klassen, omdat de absolute omvang van de knelpunten minder zeker is. Hiermee wordt een terechte onzekerheidsmarge geïmpliceerd. Met deze kaartbeelden wordt met bestuur en externe partijen gecommuniceerd. Het geeft de mogelijkheid om de gehele wateropgave samen te vatten qua omvang en type knelpunt (voornamelijk T10 en T25). Met dit laatste aspect wordt onderscheid gemaakt tussen onder water gelopen bebouwing en weilanden, waarmee ook de ernst van een knelpunt wordt geduid. Deze vorm is geschikt voor monitoring en het stellen van doelen. Bijvoorbeeld het voor 2015 oplossen van alle rode en omvangrijke knelpunten (C en D). Naast ernst en omvang kan ook de schade of benodigde investering om het knelpunt op te lossen op vergelijkbare wijze worden gekarteerd door bijvoorbeeld in verkeerslichtkleuren aan te geven of het knelpunt kosteneffectief kan worden opgelost.
Conclusies
Het uitvoeren van een nieuwe toetsing is zinvol. Niet alleen wordt de wateropgave op basis van de meest recente inzichten herberekend, maar ook de beoogde maatregelen kunnen waar nodig worden bijgesteld. Evenzeer verdient het uitvoeren van een pilot vanuit efficiëntieoverwegingen navolging, alvorens de watersysteemtoetsing gebiedsdekkend uit te rollen. Het is zinvol om de watersysteemtoetsing in een pilot specifiek in te vullen voor onder
Afb. 1: Knelpunten wateroverlast watersysteemtoetsing 2012 in Lek en Linge.
H2O / 16 - 2012
17
Wateroverlast rond de Lek en Linge bij een hevige zomerbui in 2007.
Nieuwe inzichten
In de pilot zijn nieuwe inzichten opgedaan die nadere discussie en uitwerking behoeven. Rekening houden met interactie landelijk en stedelijk gebied Bij de vorige toetsing waren de stedelijk en regionale toetsing twee vooral gescheiden werelden. In de pilot is vastgesteld dat relevante interactie bestaat tussen stedelijk en landelijk gebied. Momenteel is een generieke afvoernorm gesteld voor stedelijke gebieden. Het is de moeite waard om te onderzoeken of meer maatwerk gemaakt kan worden voor de verschillende kernen zonder dat de risico’s op wateroverlast toenemen; • Van toetsing eens per vijf jaar naar continue toetsing Allereerst omdat het huidige gereedschap het mogelijk maakt om een jaarlijkse actualisering van de wateropgave uit te voeren en zo het bestuur via een kaartbeeld
(zie afbeelding 1) op de hoogte te houden van de voortgang. Tevens kunnen desgewenst nieuwe inzichten (maatregeleffectiviteit), beleidswijzigingen of informatie worden meegenomen. Onderdeel van de monitoring is het toetsen van de effectiviteit van maatregelen; • Toenemende aandacht voor monitoring effectiviteit maatregelen Monitoring en verantwoording achteraf wordt steeds belangrijker voor waterschappen om te ‘meten’ in hoeverre beleidsopgaves worden opgelost en investeringen effectief zijn. Eveneens biedt monitoring de mogelijkheid tot bijsturing; • Evalueren werkelijke hoogwaters Met als doel om elke wateroverlast veroorzakende bui te analyseren in het licht van de watersysteemtoetsing en hierbij de herhalingstijd te bepalen en vast te stellen of het systeem naar behoren - en in het bijzonder de maatregelen - heeft/hebben gefunctioneerd.
meer de te gebruiken modellen, statistische methodiek en inundatiemodellering. De landelijke standaardaanpak van STOWA biedt een goede basis voor de toetsing en voldoende ruimte voor eigen invulling.
Ondanks de grote verschillen wat betreft de toetsingsmethodiek verandert de wateropgave in Lek en Linge niet substantieel. Hetzelfde geldt voor de effectiviteit van de gerealiseerde en beoogde maatregelen.
•
18
H2O / 16 - 2012
Aangezien het waterschap sinds de vorige toetsing voortvarend aan de slag is gegaan met het realiseren van maatregelen, is de restopgave beperkt. Bij de hertoetsing wordt nieuwe kennis ontwikkeld en inzichten opgedaan (zie ook kader). Deze blijken nu al bruikbaar bij het doelmatig inrichten van het watersysteem. Eén van de nieuwe voortschrijdende inzichten is de presentatievorm van de wateropgave. Het extern en bestuurlijk communiceren van de wateropgave moet als een aparte stap worden beschouwd. Het is van belang om de opgave op het juiste schaalniveau te presenteren, met de nadruk op de kernboodschap, het voorkomen van schijnnauwkeurigheid, zodat die recht doet aan het probleem. Maarten Spijker en Janneke de Graaf (Hydrologic) Ton Ruigrok en Debby Gorter (Waterschap Rivierenland) NOTEN * Het onderzoek naar een geschikte standaardaanpak is uitgevoerd parallel aan de ontwikkeling van de standaardwerkwijze voor de toetsing van het watersysteem aan de normen voor regionale wateroverlast (STOWA-rapport 2011-31).
opinie Duurzaam waterbeheer Het belang van duurzaam waterbeheer hebben we in Nederland inmiddels aardig tussen de oren gekregen. Een Deltacommissaris en een Deltaplan zorgen voor continuïteit, ongeacht welk kabinet er komt of weer gaat. Nederland loopt voorop met ‘bouwen met natuur’ en ‘ruimte voor de rivier’ met winst voor het klimaat, de water- en voedselvoorziening en de biodiversiteit. Maar ook op kleinere schaal krijgt duurzaam waterbeheer meer aandacht.
G
eregeld luiden waterzuiveringsbedrijven de noodklok over de moeite die het kost medicijnresten en bestrijdingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Komende jaren zullen alle innovaties die inmiddels zijn ontwikkeld, breder en vaker toegepast moeten gaan worden. Schoon drinkwater is iets dat we kennelijk te vanzelfsprekend vinden in Nederland. Ik betrap mezelf er ook vaak op. Een reis naar Afrika helpt me eraan herinneren dat de werkelijkheid compleet anders is. Nederland mag zijn kennis op het gebied van duurzaam waterbeheer niet voor zichzelf houden. In september 2011 kregen alle Kamerleden en Kamerbewoners een Dopper-drinkfles ter promotie van kraanwater en om plastic afval van flesjes terug te dringen. Op datzelfde moment legden in Soedan mensen vele kilometers af om water te vinden voor hun levensonderhoud. Wat een wereld van verschil. Om dat verschil kleiner te maken, heb ik een steentje bijgedragen aan de verbetering van de wereld die wij in bruikleen hebben, door in het voorjaar de sponsorloop Walk4water te
lopen. Om daarmee iets te beleven van de voettochten die duizenden mensen dagelijks maken voor een klein beetje water. Het Nederlandse bedrijfsleven en de kennisinstituten kunnen een belangrijke rol spelen bij de toegang tot schoon drinkwater, sanitatie en hygiënebevordering, ook in rurale gebieden. Er zal daarbij rekening gehouden moeten worden met een sterke sociale inbedding (bewustwording, training, etc.) van waterprojecten en de rol die nongouvernementele organisaties daarin kunnen spelen. Een technologische benadering zonder dat de gemeenschappen daarin sterk worden betrokken, zal met een grote waarschijnlijkheid niet tot successen leiden. Ik zag in Oeganda hoe cruciaal die sociale inbedding is. Toegang tot drinkwater is in het gebied Kigezi geagendeerd door de kerken, en door de mensen zelf daar opgepakt, ondersteund door de organisatie Tear. Hoewel de Verenigde Naties drinkwater en sanitatie hebben erkend als mensenrecht, hebben nog ruim 2,6 miljard mensen geen toegang tot adequate sanitatie en is voor bijna
adv.Landox 185x133 FC:adv.185x133 F.C. 11-01-07
17-05-2010
09:10
een miljard mensen geen veilig drinkwater beschikbaar. Jaarlijks sterven in ontwikkelingslanden anderhalf miljoen kinderen onder de vijf jaar. Investeringen in water, sanitatie en hygiëne betalen zich uit in een betere volksgezondheid en verbetering van de positie van vrouwen en kinderen. Investeringen in water, sanitatie en hygiëne betekenen een efficiënte besteding met veel economisch rendement en dragen direct bij aan het bereiken van de armoededoelstellingen (millenniumdoelen). De balans tussen investeringen in water, sanitatie en hygiëne en geïntegreerd waterbeheer is belangrijk. De combinatie van zowel geïntegreerd waterbeheer als de inzet op water, sanitatie en hygiëne is één van de kritische succesfactoren van de Nederlandse drinkwatersector, waarmee Nederland zich duidelijk kan profileren in het buitenland. Er is op beide gebieden in Nederland veel kennis en expertise. Voor de duurzaamheid is het belangrijk om hele stroomgebieden en alle gebruikers mee te nemen. Dit voorkomt competitie tussen watergebruikers. Schoon drinkwater gaat over mensen, niet over leidingen! Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (lid Tweede Kamerfractie ChristenUnie)
Pagina 1
advertentie
LANDOX Voortstuwers + Bellenbeluchting Energiebesparing
Probleemvrije voortstuwing Geen spinselophoping Laag energieverbruik Zeer lage onderhoudskosten Stabiele propstroom Maximale zuurstofoverdracht
Landustrie Sneek BV Postbus 199 8600 AD Sneek Nederland
Watertechnologie
Tel. 0515 - 48 68 88 Fax 0515 - 41 23 98 e-mail
[email protected] website www.landustrie.nl Bezoekadres Pieter Zeemanstraat 6, Sneek
H2O / 16 - 2012
19
waternetwerken watercolumn
Sterkte! Ooit van het Flynn-effect gehoord? Het beschrijft het intrigerende verschijnsel dat het gemiddelde IQ van de wereldbevolking autonoom stijgt. Blijkbaar worden we met z’n allen vanzelf slimmer. Je zou het niet zeggen, maar het zou kunnen. Het verschijnsel sluit mooi aan bij de theorie van het morfische veld van Cambridge-geleerde Rupert Sheldrake.
‘Bestuursakkoord Water van invloed op GRP’s’
In de jaren vijftig begonnen koolmezen in Nederland en Engeland opeens de tinnen doppen van melkflessen open te pikken om bij de melk te kunnen komen. Volgens deze theorie leren ze dit volautomatisch en wereldwijd van elkaar, omdat die kennis er nu eenmaal is. Nieuwe kennis resoneert en daarvan worden we in de kosmos allemaal slimmer. Crowd sourcing avant la lettre. Je kon je carrière daarna overigens schudden door alleen al met hem gezien te worden. Interessant is in dat verband het recent opduiken in kranten, tijdschriften en op de werkvloer van het begrip 'Collaboratorium': een kennisintensief, tijdelijk samenwerkingsverband over de grenzen van instituties heen. Het doel is kritische massa genereren om complexe vragen met de inzet van diverse competenties te beantwoorden. Zeg maar de FES-benadering. In de klimaatwetenschap heeft dat model voorbeeldig gewerkt. Ook bij multinationals inmiddels veelbesproken en toegepast. U begrijpt het zeker wel: allemaal door mij gedacht! Ik heb van het kabinet nu dan ook het vriendelijke verzoek gekregen om heel hard aan de Topsector Water te gaan denken. Je kunt het niet weigeren. En ik doe dat in het kader van het ‘nieuwe werken’ vanuit huis. Niet zo transparant maar wel zo effectief. Tenminste, als u in een gebied met goede ontvangst en een hoge veldsterkte zit. Dan boft u. Over de topsector hoeven we het dan niet meer te hebben. U weet dan immers ook hoe ik daarover denk. Wim van Vierssen (KWR Watercycle Research Institute)
De themagroep Stedelijk Water houdt 6 september een bijeenkomst met als titel: ‘Bestuursakkoord Water in de rioleringspraktijk’, die bedoeld is voor beleidsambtenaren riolering/stedelijk water van gemeenten en waterschappen. Bas Nanninga, senior beleidsadviseur voor de afvalwaterketen bij het Hoogheemraadschap van Delfland, is lid van de themagroep en mede-organisator van de bijeenkomst. “Er is een speciale themagroep Bestuursakkoord Water, maar de themagroep Stedelijk Water vond het toch belangrijk dit onderwerp zélf op de agenda te zetten. Het Bestuursakkoord Water heeft namelijk nogal wat invloed op de manier waarop gemeenten en waterschappen hun stedelijk waterbeheer vorm en inhoud geven. Veel gemeenten en waterschappen zien de kosten van het afvalwaterketenbeheer stijgen, terwijl de mogelijkheden voor dekking van de kosten beperkt zijn. Het Bestuursakkoord Water gaat uit van een besparingsmogelijkheid voor de afvalwaterketen van 380 miljoen euro (in 2020). Wat betekent dit voor gemeenten en hoe geven ze die consequenties concreet vorm in bijvoorbeeld hun gemeentelijk rioleringsplan? De bijeenkomst wil laten zien wat het Bestuursakkoord Water betekent voor de rioleringspraktijk bij gemeenten.” De bijeenkomst is ook ingegeven door de crisis, zegt Nanninga: “We moeten allemaal beter opletten waar we ons geld aan uitgeven, maar het gevaar bestaat dan dat je op de rem gaat staan en er niets meer wordt ontwikkeld. Ons uitgangspunt is: hoe kun je creatief zijn met minder budget? Het gaat om slim bezuinigen, innoveren, maar ook bestaande ideeën in een nieuw jasje steken. We willen dat mensen geïnspireerd naar huis gaan.”
20
H2O / 16 - 2012
Nanninga bedacht samen met Cees-Anton van den Dool van Nelen & Schuurmans het programma. Gert Dekker (VNG) bespreekt wat de consequenties van het Bestuursakkoord Water voor de afvalwaterketen zijn. Guus Rameckers (gemeente Weert) presenteert een voorbeeld van doelmatigheid en samenwerking in de praktijk. “Daarnaast willen we dat de bezoekers ook een aandeel leveren. Niet alleen door na de pauze in discussie te gaan, maar ook door korte flitspresentaties. Het moet namelijk geen eenrichtingsverhaal worden.” Onder meer Robin Bos (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) zal betogen dat samen waterkwaliteit meten tot besparingen leidt en Aart van Eijsden (gemeente Maassluis) en Marinus Vellekoop (Hoogheemraadschap van Delfland) bekijken de voordelen van het gezamenlijk beheer van rioolgemalen. De interactiviteit blijkt ook uit de keuze voor een ‘wereldcafé’-opzet, waarbij alle deelnemers zich om tafels groeperen om deelonderwerpen aan te pakken. “Op het tafelkleed maken ze dan aantekeningen die na afloop worden besproken door de tafelleiders.” De bijeenkomst is gericht om medewerkers van gemeenten en waterschappen. Dat is een doelgroep die zich moeilijk tot bijeenkomsten laat verleiden, erkent Nanninga. ‘Maar het is voor hen van belang te weten wat het Bestuursakkoord Water in de praktijk voor hun gemeentelijke rioleringsplannen betekent. Daarom proberen we ze op alle mogelijke manieren naar de bijeenkomst te trekken: via artikelen én sociale media brengen wij deze bijeenkomst onder de aandacht. En daarin worden wij door diverse instanties ondersteund. We verwachten dat er aardig wat gemeenten komen opdagen.”
waternetwerken Actualisering praktijkrichtlijnen drinkwater tweede editie en vervangt de eerste in december 2005 door Vewin uitgegeven editie. De richtlijn dient als handleiding voor een eenduidige wijze van inspecteren en rapporteren en behandelt de voorwaarden voor reparatiemethodes. De onderdelen inspectie, onderzoek, onderhoud, het nemen van preventieve maatregelen, reparatie, registratie en nazorg zijn verder uitgewerkt.
Waterbedrijven gebruiken praktijkrichtlijnen als handvatten voor een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige bedrijfsvoering. Het Platform Bedrijfsvoering zorgt voor een structurele actualisering van deze richtlijnen. Medewerkers van waterbedrijven hebben via Watnet, het intranet voor het bedrijfstakonderzoek, toegang tot de richtlijnen en bijbehorende documenten. Zo kunnen ze de richtlijnen in hun eigen werk gebruiken, maar ook bijdragen aan het actueel houden ervan.
De notitie ‘Vigerende wet- en regelgeving voor biociden ten behoeve van de Nederlandse drinkwatersector’ kwam eind 2011 beschikbaar. In deze notitie wordt ingegaan op de huidige wet- en regelgeving van producten op basis van één of meer stoffen met een biocide-
watercolumn
ver.nieuws_column kop
werking die bij de productie en distributie van drinkwater Nederland er.nieuws_column plat in initiaal worden toegepast. Dergelijke producten dienen over zowel een ‘Ctgb-toelating’ als een ‘erkende kwaliteitsverklaring’ te beschikken. Afgelopen ver.nieuws_column plat mei is een actualisering samengesteld, mede naar aanleiding van weten regelgeving die in ver.nieuws_column auteur september 2013 van kracht zal worden op basis van de Europese Biocidenverordening.
V
•
Onlangs zijn de volgende documenten vastgesteld en beschikbaar gekomen: • Het document ‘Richtlijn voor het technisch beheer van betonnen drinkwaterconstructies’ van Kiwa Nederland van 1 juli 2012. Dit is de
De documenten zijn in te zien via www.watnet.nl. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Martin Meerkerk van KWR Watercycle Research Institute: (030) 606 95 91.
Brainstormsessie jongerenprogramma IWW 2013 levert veel op Tijdens de International Water Week 2013 verzorgt Jong KNW een duurzaam jongerenprogramma. Momenteel is de organisatie bezig met het invullen van dat programma en het zoeken naar jongeren die een actieve bijdrage willen leveren. Daarom werd op 6 juli een brainstormsessie gehouden bij Waternet in Amsterdam. Jonge waterprofessionals - van universiteiten, ingenieursbureaus en hogescholen - moeten verbonden worden met het Young IWW-programma. Onder leiding van Peter Jansen (Waternet) werd geïnventariseerd welke onderwerpen aan bod moeten komen en wat de boodschap is die de jongere generatie wil overbrengen tijdens de IWW.
bijeenkomst is dus erg geslaagd, niet alleen wat betreft het concretiseren van het programma, maar ook omdat we inmiddels al 15 jongeren hebben die actief mee willen helpen bij de organisatie. Maar bovenal is het belangrijk dat de aanwezigen andere (jonge) collega’s in de sector beter hebben leren kennen en dat we samen iets leuks gaan organiseren.” Wil jij ook een actieve rol spelen tijdens de IWW 2013? Stuur dan een e-mail naar
[email protected]. De eerste bijeenkomsten zijn op 28 september (zie www.waternetwerk.nl).
De brainstormsessie voor het jongerenprogramma van de IWW 2013. De ingebrachte ideeën worden in oktober uitgewerkt.
Twan Brinkhof (Waternet en Jong KWN): “Iedereen bracht één idee in dat volgens hem of haar het belangrijkst was. Hieruit werden de beste ideeën geselecteerd, waar we vervolgens in groepjes mee aan de slag gingen. Daarbij stelden we per idee de volgende vragen: Wat wordt bedoeld (definitie)? Wat is nodig om dit idee te realiseren? Welke instanties zijn daarbij nodig? Is dit een nieuw idee of kan het extremer?” Uit deze brainstorm kwam een aantal thema’s naar voren. Brinkhof: “We willen in elk geval dieper ingaan op de millenniumdoelen. Hoe staat het daar mee? Ook klimaatverandering en overstromingen zullen aan bod komen, in avondcolleges van universiteiten en bedrijven. In oktober volgt een vervolgsessie. De afgelopen H2O / 16 - 2012
21
waternetwerken watercolumn
ver.nieuws_column kop
VCursus slibgisting voorziet in behoefte er.nieuws_column plat initiaal
ver.nieuws_column Slibgisting staat deplat laatste jaren steeds meer in de belangstelling. Wat eerst werd gezien als een secundaire ver.nieuws_column auteurvoorziening, wordt in toenemende mate een manier om bij te dragen aan kostenreductie en duurzaamheid. Wateropleidingen speelt in op de toenemende aandacht voor slibgisting en biedt vanaf september weer een tweedaagse cursus aan voor mensen die zich meer willen verdiepen in de theorie van het slibgistingsproces. Slibgisting is een biologisch proces, waarbij organische stoffen van het slib uit het afvalwater worden omgezet in biogas. Het voornaamste doel is de hoeveelheid slib te verminderen om slibverwerkingskosten zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast verbetert slibgisting ook de ontwaterbaarheid van het slib, doordat er minder chemicaliën voor nodig zijn. Dat het geproduceerde biogas als energiebron gebruikt kan worden, is een gunstig neveneffect. De energie-efficiëntie van een rioolwaterzuiveringsinstallatie verbetert hiermee. Omdat de belangstelling voor het kostbare proces van slibgisting groeit, stelde STOWA vorig jaar een Handboek Slibgisting op. Om te leren hoe de theorie uit dit handboek
Cursusaanbod in september Basisvaardigheden Basisopleiding riolering (vernieuwd) VCA voor operationeel leidinggevenden Techniek voor afvalwaterzuivering (vernieuwd) Toezicht en handhaving - water Integraal waterbeheer Uitgebreide techniek afvalwaterzuivering Highlights riolering Beheer en onderhoud leidingwaterinstallaties Basisopleiding drinkwaterproductie Basisopleiding drinkwaterdistributie Demiwater Slibgisting (nieuw) Basiskennis waterkeringen Stedelijk water Regenwatervoorzieningen van ontwerp tot beheer Actuele zuiveringstechnieken bij drinkwaterbereiding Studiebegeleiding Basisopleiding drinkwaterdistributie Studiebegeleiding Basisopleiding drinkwaterproductie Drinkwaterproductie Handhaving Grontwateronttrekkingen Koelwater
toegepast moet worden om tot een optimalisatie van het slibgistingsproces te komen, ontwikkelde Wateropleidingen in samenwerking met STOWA de cursus
Wateropleidingen biedt vanaf september een tweedaagse cursus aan over de theorie van het slibgistingsproces.
28 augustus 3 september 3 september 4 september 4 september 5 september 5 september 12 september 13 september 18 september 20 september 20 september 20 september 25 september 25 september 25 september 26 september 27 september 27 september 27 september 27 september
slibgisting. Daarin wordt een koppeling gemaakt tussen de theorie en de dagelijkse werkpraktijk van cursisten. De cursus, die gericht is op operators, procesmedewerkers afvalwaterzuivering en technologen, behandelt onder meer het van slibgistingsproces, ontwerpaspecten, bedrijfsvoering, nieuwe technieken en storingen en calamiteiten. Ook worden praktijkvoorbeelden besproken. De cursus wordt pas voor de tweede keer aangeboden, maar hij lijkt al in een behoefte te voorzien. Voor de cursus zijn nog enkele plekken vrij. Ook voor de cursus die eerder dit jaar van start ging, waren veel aanmeldingen. De cursisten zijn positief. “Het is zeker een aanrader”, zegt Frans Dominicus, die als procesoperator bij Waterschap Scheldestromen de cursus in april volgde. “Wij maken al jaren gebruik van slibgisting, maar ik wilde wat meer weten over het hele proces en hoe de installatie werkt. Daar heb ik nu nog profijt van. Je denkt toch weer eens over dingen na waar je normaal gesproken niet zo bij stilstaat.” Voor meer informatie over de cursus slibgisting of om u hiervoor in te schrijven, kunt u de QR-code scannen. U kunt ook contact opnemen met Petra Barte: 06 20 30 20 78 of via
[email protected]. Voor meer informatie over het cursusaanbod: (030) 606 94 00 of www.wateropleidingen.nl.
22
H2O / 16 - 2012
waternetwerken ‘De trainee en zijn werkgever’ Het is nieuw, het is avontuurlijk en het wordt door de hele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde hbo’ers en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever ieder een attribuut meenemen dat hun gevoel voor het traineeship het beste weergeeft. De trainee: Sander Post, projectingenieur afdeling Rivers, Delta’s & Coasts bij Royal HaskoningDHV. Attribuut: schilderij van Mondriaan. “Enkele jaren geleden zag ik een aflevering op Discovery Channel over het bouwen van dijken en stormvloedkeringen. Vanaf dat moment wist ik dat ik iets met water wilde gaan doen. Ik koos voor de studie Civiele Techniek aan de TU Delft met master Rivierwaterbouwkunde. Mijn afstudeeropdracht deed ik bij Deltares, waar ik na mijn afstuderen nog een paar maanden heb gewerkt op het gebied van modelleren en programmeren. Interessant, maar ik wilde liever wat meer resultaatgericht werken, bijvoorbeeld bij een ingenieursbureau. Ik stuitte ik op een vacature, die gekoppeld was aan het Nationaal Watertraineeship. Sinds februari werk ik bij Royal HaskoningDHV.” “Dat bevalt me goed. Ik ben klant- en resultaatgericht bezig. Nu werk ik aan de dijkversterking Edam-Amsterdam. Er wordt een nieuwe dijk ontworpen, waarbij ik onder andere kijk naar de steenbekleding, maar ook naar de hoeveelheden klei in de dijk.” “De vrijdagen zijn gereserveerd voor projecten, coaching en training. Tijdens de De gekleurde vlakken van het schilderij staan voor de afwisselende aspecten van het traineeship bij Royal HaskoningDHV.
eerste trainingsdagen lag het accent op zelfmanagement. Dat vond ik in het begin lastig, want het vergt een andere manier van denken. Nu merk ik dat ik situaties beter kan inschatten en daarmee ook mijn eigen rol hierin. We zijn ook begonnen aan ons eerste traineeproject bij Waterschap Aa en Maas. Ik kan al veel kennis die ik bij Royal HaskoningDHV heb opgedaan, hierin inbrengen.” “In september houd ik een presentatie tijdens de River Flow Conference in Costa Rica. Tijdens mijn studie heb ik een masterproject gedaan, waarbij ik aanbevelingen schreef voor een strand dat aan hevige erosie onderhevig was. Op dit strand leven veel schildpadden, die dan ook zouden verdwijnen. Veel van mijn aanbevelingen, zoals het bouwen van een dijk, zijn uitgevoerd en het gaat goed met het strand.” “Ons attribuut is een schilderij van Mondriaan. Dit heb ik gekozen omdat het Nationaal Watertraineeship ook meerdere vlakken biedt waarop je je kunt ontwikkelen. Daarnaast komen hierin de kleuren uit het Personal Color-model - gebruikt tijdens de trainingssessies - naar voren. De gekleurde vlakken staan ook voor de aspecten binnen de projecten die ik binnen Royal HaskoningDHV doe, heel afwisselend werk dus.” De werkgever: Sander Zweers, waterbouwkundig ingenieur en tevens mentor van Sander bij de afdeling Rivers, Delta’s & Coasts bij Royal HaskoningDHV. Attribuut: schilderij van Mondriaan. “Sander is onze eerste trainee uit het Nationaal Watertraineeship. We wilden graag bijdragen aan het Nationaal Watertraineeship en zien veel pluspunten. De trainees zijn breed georiënteerd en worden getraind en gecoacht. Ook de projecten die zij bij de werkgevers doen, zijn leerzaam. Anders dan de meer ‘vaste’ rollen binnen projecten, werken de trainees op een brainstormachtige manier samen met hun medetrainees, die bij een andere organisatie in de watersector werkzaam zijn. Ze kijken met een frisse blik, we zien dan ook erg uit naar de uitvoering van een project door de trainees bij Royal HaskoningDHV.” “Ik was onlangs bij een seminar waar de nieuwe generatie hydraulische modellen werden gepresenteerd. Sander heeft hieraan tijdens zijn afstuderen gewerkt. Er werd opgemerkt dat er nog heel weinig mensen in Nederland zijn die hiermee kunnen werken. Sander is één van die mensen en hij werd in één adem genoemd met Royal HaskoningDHV. Daar zijn we trots op.” Liesbeth Vranken (namens H2O job)
Waterpeil In elke editie van H2O bekijkt Waternetwerk de waterbranche vanuit een eigen invalshoek. In deze column meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen.
Buitenland
D
e wereld is klein geworden. Voor een project van de Wereldbank was ik in Sarajevo. In de herverdeelde lappendeken Joegoslavië is het de hoofdstad van Bosnië Herzegovina. Sarajevo ligt op slechts twee uur vliegen van Amsterdam. De kranten hebben de verschrikkingen gebracht van de oorlog. Kortom, een eng land. De werkelijkheid is anders. Bosnië is slechts een arm vakantieland. Qua persoonlijke veiligheid lijkt het wel wat op Nederland. Verschillen zijn er ook. Het wandelen in de bossen en het vrije veld worden in verband met de landmijnen sterk afgeraden. Op het kantoor van de Wereldbank wordt daarvoor gewaarschuwd. In 1984 vonden de Olympische Winterspelen plaats in Sarajevo. Het feit dat deze spelen niet vaak worden gememoreerd, heeft vooral te maken met de treurige Nederlandse resultaten. Geen enkele medaille werd behaald. Onze beste man was Hans van Helden: hij werd vierde op de 1500 meter. Van Helden kwam overigens uit voor Frankrijk. Een ander feit is voor de waterwereld belangrijker. Voor de Olympische Spelen is een moderne rioolwaterzuiveringsinstallatie naar Frans ontwerp in gebruik genomen. In 1992 werd ze stilgezet. De installatie zal nu met internationaal geld worden herbouwd. Er zullen nog vele jaren overheen gaan om het personeel op het juiste niveau te brengen. Nederland is goed in het beheren van waterzuiveringsinstallaties. Het is jammer dat Nederland vooralsnog geen rol speelt bij het beheren van de nieuwe installatie. Hier zou een mooie taak liggen voor de waterschappen. Het zou een prachtige invulling van hun buitenlandambitie zijn. We horen het vaker. Nederland zou met zijn waterkennis meer kunnen doen. Misschien zouden we ons als Nederlandse watersector niet uitsluitend op de grote projecten moeten richten. In het buitenland wordt steeds vaker gevraagd naar integrale projecten. Vooral door de uitgebreide ervaring in beheer zou Nederland zich kunnen onderscheiden. Samenwerking tussen alle relevante partijen is daarvoor noodzakelijk. Willem van Starkenburg H2O / 16 - 2012
23
waternetwerken DRIJFVEER ver.nieuws_column kop “Verbinden er.nieuws_column inplatwater initiaal en educatie” watercolumn
V
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in elke editie één van zijn leden. Deze keer: Gijs Koning (32), opleidingscoördinator ver.nieuws_column platbij Wateropleidingen. ver.nieuws_column auteur “Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de buitenomgeving. Tijdens mijn studie ‘Educatie en kennismanagement voor de groene sector’ aan de Stoas Hogeschool besefte ik steeds meer dat water hierin een essentiële schakel is. Alles in de buitenomgeving is met water verbonden, zonder water ‘groeit’ er niets. Het gebruik en beheer van water is daarom van groot belang, niet alleen voor het water zelf maar voor de hele samenleving. Vanuit deze gedachte wil ik graag een bijdrage leveren aan een goed werkende waterketen en daarmee een goed functionerende leefomgeving. Het uitwisselen van kennis is daarbij van groot belang.’’ ”Vandaar dat ik me na mijn opleiding heb gespecialiseerd in het onderwijs. Inmiddels werk ik al een aantal jaar als opleidingscoördinator bij Wateropleidingen. Hier ben ik vooral betrokken bij de vakgebieden waterbeheer, waterveiligheid, en riolering en stedelijk water. Ik kijk of de onderwerpen die behandeld worden, nog steeds actueel zijn en voldoen aan de vraag vanuit de praktijk.” “Ook zijn we continu op zoek naar nieuwe onderwijsvormen die aansluiten bij de ontwikkelingen in het werkveld. Zo bouwen we aan een digitale leeromgeving, waarop cursisten op elk gewenst moment aan lesstof kunnen werken. Het Gijs Koning. mooie is dat dit naast de lessen de uitwisseling van kennis bevordert, omdat cursisten zo de lesstof oefenen én discussies kunnen voeren met medecursisten of docenten. Zo kunnen we ervoor zorgen dat cursisten niet alleen lesstof aangeboden krijgen dat kwalitatief goed is, maar ook dat ze voorbereid worden op actuele ontwikkelingen in de praktijk, zoals het ‘nieuwe werken’ en het samenwerken met andere takken van de sector. Het is telkens weer een uitdaging hier zo goed mogelijk mee om te gaan. Dat maakt het werk ontzettend boeiend.” “Daarnaast vind ik het heel leuk om met mensen te werken en een steentje te kunnen bijdragen aan hun ontwikkeling. Kennis maken met anderen en een netwerk opbouwen, is daarbij minstens zo belangrijk als inhoud. Daarom ben ik ook lid van KNW: het geeft me toegang tot mensen uit allerlei werkvelden, waardoor ik niet alleen op de hoogte blijf van wat er speelt maar ook nieuwe contacten kan leggen die een mogelijke bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de inhoud van onze opleidingen. Het sleutelwoord ‘verbinden’ komt zo overal terug: niet alleen in het vakgebied water zelf maar ook bij het verbinden van mensen en van kennis. Ik wil hier graag een bijdrage aan leveren en zowel individuele mensen als de gehele watersector een stapje verder helpen.”
24
H2O / 16 - 2012
Agenda Ontwikkelingen in anaerobe processen De Technische Commissie Anaerobie verzorgt op 27 september een symposium over de huidige mogelijkheden tot vergaande recycling van water, energie en andere bronnen zoals fosfaat, die vaak vergezeld gaan van anaerobe processen. De ideeënfabriek - bodem ontmoet water Op vrijdag 28 september houden Jong SKB en Jong KNW de middagbijeenkomst Bodem ontmoet Water, waar jongeren (onder 35 jaar) in de bodem- en watersector elkaar ontmoeten en over de grenzen van het eigen vakgebied heen kijken. De deelnemers moeten creatieve oplossingen bedenken voor kennisvragen uit het onderzoeksprogramma ‘Klimaatadaptief waterbeheer’ van SKB en STOWA. Hoe zuiver is lozen? De themagroepen Afvalwaterbehandeling, Bestuurlijk-juridische aspecten en Waterkwaliteit verzorgen op 11 oktober het symposium ‘Hoe zuiver is lozen nog: meer chemie tussen waterzuivering, waterkwaliteit en watervergunning’, over de samenhang tussen waterkwaliteit, de lozingen door de rwzi en de vergunningverlening. Dialoog over duurzaam stedelijk waterbeheer Op 11 oktober houdt themagroep Stedelijk Water de tweede Dialoog over duurzaam stedelijk waterbeheer. Nieuwe ontwikkelingen in IT en water Van 4 t/m 6 november verzorgt KNW, samen met de Instrumental Control and Automation-groep van de International Water Association, de conferentie ‘New Developments in IT & Water’. De bijeenkomst vindt plaats in Amsterdam. Najaarscongres Het najaarscongres van KNW en de algemene ledenvergadering vinden dit jaar plaats op 30 november in Baarn. Thema is grondstoffen en energie.
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected]
platform
Annemieke van der Wal, KWR Watercycle Research Institute / NIOO Emiel van Velzen, Deltares Edwin Kardinaal, KWR Watercycle Research Institute
Effect van veranderingen in klimaat en ruimtedruk op de microbiologische zwemwaterkwaliteit Het is te verwachten dat door klimaatveranderingen en sociaal-economische ontwikkelingen het gebruik en de kwaliteit van zwemwater zullen veranderen. Op basis van de huidige situatie is ingeschat hoe de vier scenario’s zoals die binnen het Deltaprogramma zijn gedefinieerd, de microbiologische zwemwaterkwaliteit kunnen beïnvloeden. Uit een inventarisatie van zwemwatergegevens van 51 locaties (in de periode 2006 t/m 2010) blijkt dat in tien tot 40 procent van de zwemlocaties overschrijding van de normen voor fecale verontreiniging plaatsvindt. Mogelijke bronnen zijn meestal zwemmers, vogels en huisdieren. Verder blijken op bijna de helft van 190 onderzochte zwemwaterlocaties problemen voor te komen met cyanobacteriën. Andere problemen, zoals zwemmersjeuk en botulisme, komen in veel mindere mate voor. Zwemmers melden geen grote gezondheidsproblemen.
N
aar aanleiding van de deltascenario’s, waarbij het aantal zwemmers en/of de temperatuur stijgt, is over het algemeen te verwachten dat de gezondheidsproblemen bij zwemmers toe zullen nemen. Vooral in het scenario ‘Stoom’, waarin zowel de zwemwatertemperatuur als het aantal zwemmers en het gebruik van het zwemwater toe zullen nemen, valt te verwachten dat vaker overlast ervaren zal worden van cyanobacteriën, diverse infecties (oor, oog en wond) en zwemmersjeuk. Door klimaatveranderingen nemen de water-
tekorten mogelijk toe. In combinatie met een toename van de bevolkingsomvang kan dit leiden tot een tekort aan zwemwater van voldoende kwaliteit. KWR heeft uitgezocht hoe de microbiologische zwemwaterkwaliteit in oppervlaktewater kan veranderen onder invloed van de te verwachten klimaatveranderingen. Dit onderzoek maakte deel uit van een studie over de zoetwatervoorziening voor de lange termijn1).
Indicatoren voor de microbiologische zwemwaterkwaliteit In Nederland bevinden zich in het zoete
Tabel 1. Belangrijkste effecten van de vier deltascenario’s op het natuurlijk zwemwater in 2050 (rapportage Deltares: Deltamodel 2010).
scenario
aantal zwemmers
gebruik recreatiewater per zwemmer
temperatuur recreatiewater
zomerse neerslag
Stoom
stijgt
stijgt
stijgt
daalt
Warm
daalt
stijgt
stijgt
daalt
Rust
daalt
blijft gelijk
blijft gelijk
stijgt
Vol
stijgt
blijft gelijk
blijft gelijk
stijgt
en brakke water circa 450 officiële zwemwaterlocaties. Volgens de wet moeten voor al deze locaties zwemwaterprofielen opgesteld worden. Dit houdt een analyse in van de zwemwaterkwaliteit tijdens het zwemseizoen, van april tot oktober, en een beoordeling van potentiële bronnen van verontreiniging. Micro-organismen komen van nature voor in oppervlaktewater. Slechts een beperkt deel van die organismen (pathogene micro-organismen) kan bij de mens ziektes veroorzaken. Deze micro-organismen worden onderverdeeld in twee groepen: micro-organismen van fecaal menselijke of dierlijke herkomst, die niet kunnen groeien in oppervlaktewater, én natuurlijke pathogenen die zich in speciale situaties kunnen vermeerderen (en mogelijk toxines produceren). Voor de Zwemwaterrichtlijn zijn de indicatoren Eschericia coli en intestinale enterococcen het belangrijkst voor de zwemwaterkwaliteit. Beide bacteriegroepen zijn indicatief voor pathogene micro-organismen van fecale herkomst. De meeste E. coli-bacteriën zijn zelf niet pathogeen en kunnen zich onder de Nederlandse condities H2O / 16 - 2012
25
niet vermeerderen in oppervlaktewater. Intestinale enterococcen worden ook als indicator gebruikt, omdat zij een verschil in overleving in het milieu laten zien met E. coli-bacteriën. De concentraties van beide indicatoren in het oppervlaktewater zijn afhankelijk van de mate van fecale belasting, de verdunning en de overleving. Dit hangt onder andere af van de weersomstandigheden: fecale belasting en verdunning zijn direct gerelateerd aan regenval, en de overleving van de organismen hangt af van de temperatuur. Dergelijke weersinvloeden, en daarmee de concentraties aan micro-organismen met fecale herkomst, zijn onlosmakelijk verbonden met klimaatveranderingen.
deltascenario organisme
ziekte
Stoom
Warm
Rust
Vol
E. coli
-/+*
-
-
+
intestinale enterococcen
0/+*
-
-
+
++
+
--
-
fecale herkomst
natuurlijke herkomst cyanobacteriën
Naast de indicatorsoorten wordt de zwemwaterkwaliteit beoordeeld op microorganismen die van natuurlijke herkomst zijn. De belangrijkste groep organismen waaraan in de Zwemwaterrichtlijn aandacht besteed wordt, zijn de cyanobacteriën. Cyanobacteriën of blauwalgen vormen een diverse groep aan fototrofe bacteriën die in staat zijn om in oppervlaktewater tot grote dichtheden te groeien en drijflagen te vormen. Sommige soorten van deze cyanobacteriebacteriën kunnen toxische stoffen produceren die gevaarlijk zijn voor mens en dier. De aanwezigheid van drijflagen is met regelmaat aanleiding om zwemwaterlocaties te sluiten. Cyanobacteriën concurreren met andere algensoorten om licht en voedsel, maar zijn in het voordeel onder voedselrijke omstandigheden wanneer licht een beperkende groeifactor in het water is, en bij hogere watertemperaturen (boven 25°C)1).
Trichobiharzia
zwemmersjeuk
+
0
-
+
Leptospira
Leptospirose (ziekte van Weil)
+
0
-
+
C. botulinum
humaan botulisme
0
0
0
0
N. fowleri
hersenvliesontsteking
0
0
0
0
Acanthamoeba
hersenvliesontsteking of ooginfectie
0
0
0
0
Vibrio
oor- en wondinfecties
++
+
-
+
P. aeruginosa
oorinfectie
+++
++
-
+
Bronnen Beheerder Vogels Huisdieren Overstorten Afspoeling (Recreat Bemmelsewaard (recreatieplas kilometer 880.260) RWS Oost Nederland 1 1 Bijland (recreatieplas) RWS Oost Nederland 1 Bisonbaai midden (recreatieplas) RWS Oost Nederland 1 1 Bisonbaai oost (recreatieplas) RWS Oost Nederland 1 1 De Mosterdpot RWS Oost Nederland 1 1 De oude Pol RWS IJsselmeergebied 1 1 Tabel 2. Het effect van Doesburg de vier deltascenario’s op het risico van infectieRWS door verschillende micro-organismen Fraterwaard (recreatieplas) Oost Nederland Doesburg 1 1 (- betekent een afnameDoradobeach van het risico, + een toename van het risico). RWS Oost Nederland Edam badstrand RWS IJsselmeergebied 1 1 Eiland van Maurik (recreatieplas) RWS Oost Nederland 1 1 Gat van de Kerksloot RWS Zuid Holland 1 1 Gooierhoofd- Zomerkade RWS IJsselmeergebied 1 1 1 Gravenbol (zwemplas) RWS Oost Nederland 1 1 Harderwijk Veluwestrand RWS IJsselmeergebied 1 1 Haringvlietbrug landhoofd NO RWS Zuid Holland 1 Haringvlietbrug landhoofd NW RWS Zuid Holland 1 1 Haringvlietsluis RWS Zuid Holland het Zwin Duinlaan badstrand RWS Zuid Holland Hoorn RWS IJsselmeergebied Huizermaat RWS IJsselmeergebied It Soal RWS IJsselmeergebied 1 1 Kortgene Schapendijk badstrand RWS Zeeland 1 1 1 Nieuw-Hulckesteyn (badstrand) RWS IJsselmeergebied 1 1 1 Oesterdam Speelmansplaten badstrand RWS Zeeland 1 1 1 Ooltgensplaat Hellegat badstrand RWS Zuid Holland 1 1 Oud Valkeveen RWS IJsselmeergebied 1 1 Plas Middelwaard RWS Oost Nederland 1 1 1 Plas van Wijck Heteren RWS Oost Nederland 1 1 Rhederlaag Giese kop RWS Oost Nederland 1 1 1 Rhederlaag Lathumse hoek RWS Oost Nederland 1 1 1 Ritthem Fort Rammekens badstrand RWS Zeeland 1 1 Scherpenhof (recreatieplas) RWS Oost Nederland 1 1 1 Spakenburg badstrand RWS IJsselmeergebied 1 1 1 1 Spijkstrand RWS IJsselmeergebied 1 1 t Klif RWS IJsselmeergebied Tullentwaal beneden RWS Oost Nederland 1 1 1 Tullentwaal boven RWS Oost Nederland 1 1 Wevershoof onderdijk zwemstrand RWS IJsselmeergebied 1 1 Zwanewater (recreatieplas) RWS Oost Nederland 1 1 1 Zwolse Hoek badstrand RWS IJsselmeergebied 1 1 2),3) BERNISSE, OOSTZIJDE VAN ABBENBROEK Ws Hollandse Delta 1 1 BERNISSE OOSTZIJDE VAN ZUIDLAND BERNISSE, Ws Hollandse Delta 1 1 BINNENBEDIJKTE MAAS, MIJNSHEERENLAND Ws Hollandse Delta 1 1 1 1 BRIELSE MEER Z.W. VAN BRIELSE BRUG Ws Hollandse Delta 1 1 1 BRIELSE MEER, WATERSPORTVERENIGING NAUTICA Ws Hollandse Delta 1 1 1 NATURISTENCAMPING HELLEVOETSLUIS Ws Hollandse Delta 1 1 1 OOSTVOORNSE MEER, NOORDZIJDE Ws Hollandse Delta 1 1 Afb. 1: Aantal locaties waar één of enkele keren een overschrijding van de richtlijnPLAS MERWELANDEN Ws Hollandse Delta 1 1 PLAS VAANBOS OOST Ws Hollandse Delta 1 Afb. 2: Potentiële bronnen van fecale verontreiniging genoemd11 in geconstateerd is, uitgedrukt als percentage van het totaal aantal (51) beoordeelde VIJVER IN HET OOSTERPARK Ws Hollandse Delta 1 1 1 gingeOverschrijdingen WAALBOEZEM, RIDDERKERK Ws Hollandse Delta 1 1 1 51 zwemwaterprofielen. locaties. 5 6 aantal meldingen 42 38 11 17 10 9 percentueel 93 84 24 38 4 7 E. coli intestinale enterokokken 11 11 12 21
L. pneumophila**Locaties
Legionellose
+++
++
-
+
NTM**
longonsteking
+++
++
-
+
veroorzaakt), Clostridium botulinum (bacterie die botulisme veroorzaakt) en Trichobilharzia (larven van een parasitaire platworm die zwemmersjeuk veroorzaken). Voor dergelijke organismen zijn geen officiële normen opgenomen in de Zwemwaterrichtlijn.
Bronnen voor verontreiniging
Fecale verontreiniging van natuurzwemwater heeft verschillende bronnen. Menselijke ontlasting komt in het oppervlaktewater terecht via uitstroom van rioolwaterzuiveringsinstallaties, door overstorten van het rioolstelsel tijdens hevige regenval of als directe lozingen van plezier- en beroepsvaart. Ook de zwemmers zelf kunnen bijdragen aan een verhoogde concentratie aan ziekteverwekkers in het zwem- en recreatiewater. Daarnaast zijn er dierlijke bronnen die voor verontreiniging zorgen, zoals de afspoeling van mest van landbouwgebieden,
Bij de beoordeling van de zwemwaterkwaliteit wordt niet standaard gelet op andere ziekteverwekkers van natuurlijke herkomst, zoals Pseudomonas aeruginosa en Vibrio spp. Dit zijn bacteriën die bij mensen verschillende typen infecties veroorzaken, zoals oorontsteking. In oppervlaktewater treedt vermeerdering van deze bacteriën op bij temperaturen boven de 20°C . Andere, van nature voorkomende organismen, zijn Leptospira (bacterie die de ziekte van Weil
feces van honden en paarden en uitwerpselen van watervogels.
Verontreiniging van natuurzwemwater door cyanobacteriën is vooral gerelateerd aan de beschikbaarheid van voedsel. In zoet oppervlaktewater speelt fosfaat een belangrijke rol voor hun groei. Wanneer een overmaat fosfaat aanwezig is, kunnen cyanobacteriën ten opzichte van andere algensoorten en waterplanten gaan domineren. Fosfaten komen onder andere in het water terecht via afspoeling van landbouwgrond en uitstroom van rioolwaterzuiveringsinstallaties.
Huidige zwemwaterkwaliteit
Voor de beschrijving van de huidige zwemwaterkwaliteit is gebruik gemaakt van zwemwaterprofielen zoals waterbeheerders die opstellen. Uit de inventarisatie blijkt dat het aantal locaties met overschrijdingen van
25
100 90
20
80 Genoemd als pot. bron on (%)
# overschrijdingen
gingeOverschrijdingen 16 8 9 7 5 8 9 7 7 21
15
10
70 60 50 40 30 20 10 0
5
Bronnen
0 2006 loc.'s met verhogingen 10 12 20 18 8 14
26
H2O / 16 - 2012
2007
2008 Jaren
2009
2010
platform de normen voor fecale indicatoren E. coli en intestinale enterococcen fluctueert tussen 6 en 12. In 2010 laten beide indicatoren echter een uitschieter zien naar meer dan 20 overschrijdingen van de 51 beoordeelde locaties (zie afbeelding 1). Dit betekent dat in tien tot 40 procent van de zwemlocaties een overschrijding van de richtlijnen plaatsvindt. Hierbij vormden vogels, huisdieren en bezoekers de meest waarschijnlijke bronnen (zie afbeelding 2). Uit een analyse van 190 beoordeelde zwemwaterlocaties bleek dat op 45 procent van de locaties de afgelopen vijf jaar problemen ontstonden met cyanobacteriën. Vooral in het westen van het land op klei- en veengronden lag dit percentage hoog (zie afbeelding 3). De overige ziekteverwekkers kwamen tot dusver veel minder vaak voor of konden niet altijd worden gerelateerd aan zwemmen in oppervlaktewater. Afgaande op het aantal dagtrips dat gemiddeld per jaar naar zoete zwemwateren gemaakt wordt (ongeveer 5,7 miljoen) ten opzichte van het aantal gemelde incidenten per jaar (maximaal 80) is geen sprake van grote problemen. Dit komt mogelijk door de preventieve maatregelen die elk jaar genomen worden om blootstelling van zwemmers aan ziekteverwekkers te voorkomen, zoals het sluiten van zwemwaterlocaties wanneer cyanobacterieproblemen zijn gesignaleerd.
Effect deltascenario’s op zwemwaterkwaliteit De verwachting is dat onder invloed van klimaatverandering en sociaal-economische ontwikkelingen het waterbeheer in de komende eeuw aanzienlijk verandert. Binnen het Deltaprogramma zijn vier scenario’s gedefinieerd waarin de mogelijke toekomstige veranderingen zijn vastgelegd. Deze hebben een verschillend effect op het natuurlijk zwemwater (zie tabel 1). Hoe zullen deze scenario’s de microbiologische zwemwaterkwaliteit kunnen beïnvloeden? Het effect is op basis van de huidige situatie en per ziekteverwekker beoordeeld (zie tabel 2). Voor organismen van fecale herkomst geldt over het algemeen dat hun overlevingskans in zoet water en de hoeveelheid waarmee ze in het water belanden, bepalen wat de concentraties in het water zullen zijn. Zo zal heftige regenval leiden tot een toename van riooloverstorten en daarmee tot een toename van het aantal ziekteverwekkers van fecale herkomst in het oppervlaktewater. Voor organismen die van nature voorkomen geldt dat hun groeiomstandigheden kunnen verbeteren of verslechteren afhankelijk van de beschikbare voedingsstoffen (cyanobacteriën) of de beschikbaarheid van gastheren (Trichobilharzia). Bij de beoordeling is ook het gedrag van zwemmers meegewogen: als het aantal zwemmers stijgt, neemt ook de blootstelling aan potentiële ziekteverwekkers toe. In het deltascenario ‘Stoom’ worden meer gezondheidsproblemen verwacht als gevolg van zwemmen in oppervlaktewater. Geen
Afb. 3: Overzicht van zwemwaterlocaties waar in de jaren 2006 t/m 2010 één of enkele keren overlast van cyanobacteriën voorkwam (op basis van 190 random gekozen locaties).
verandering of zelfs een afname van het risico is te verwachten in het scenario ‘Rust’. In het scenario ‘Vol’ is een lichte stijging van het aantal gezondheidsproblemen te verwachten, vooral veroorzaakt door een toename in het aantal zwemmers dat verkoeling zal zoeken in het oppervlaktewater. In het scenario ‘Warm’ zal het gezondheidsrisico als gevolg van pathogenen met fecale herkomst licht afnemen, maar negatieve effecten op de waterkwaliteit als gevolg van cyanobacteriën en een aantal opportunistische organismen zijn niet uit te sluiten.
Aanbevelingen voor het beoordelen van deltascenario’s Naast klimaatsverandering en verandering van het bevolkingsaantal in Nederland zal het aantal mensen met een verzwakt immuunsysteem door vergrijzing en verbetering van de gezondheidszorg toenemen. Dit aspect, dat van belang is in relatie tot infectieziekten, bleef binnen de beschrijving van sociaaleconomische ontwikkelingen tot nu toe onderbelicht. Naar verwachting zal het aantal ziektegevallen door van nature voorkomende opportunistische ziekteverwekkende microorganismen door deze factor ook toenemen. Daarnaast zal ook de tijdsbesteding van een vergrijzende bevolking veranderen, wat mogelijk kan leiden tot meer recreatie in en om het water.
kelijke ziekteverwekkers veranderen. Indien blijkt dat de indicatoren sneller afsterven dan deze ziekteverwekkers, dan zal het gebruik van deze indicatorwaarden opnieuw beoordeeld moeten worden. LITERATUUR 1) Deltares (2011). Zoetwatervoorziening in Nederland; landelijke analyse knelpunten in de 21e eeuw. In opdracht van RWS Waterdienst. Projectnummer 1204358-002. 2) Kosten S. (2010). Aquatic ecosystems in hot water: Effects of climate on the functioning of shallow lakes. Proefschrift Wageningen Universiteit. 3) Oliver J. en J. Kaper (1997). Vibrio species, pag. 228-264. In: M. Doyle, L. Beuchat en T. Montvilee (eds). Food microbiology fundamentals and frontiers. AMS Press, Washington D.C.. 4) Schets F., H. van den Berg, A. Marchese, S. Garbom en A.M. de Roda Husman (2011). Human pathogenic vibrios in marine and fresh bathing waters related to environmental conditions and disease outcome. Ter beoordeling. NOTEN * Het verhoogde risico is incidenteel, als gevolg van heftige regenval. ** L. pneumophila en NTM (non-tuberculose mycobacteriën) veroorzaken alleen infecties via natuurlijk zwemwater wanneer het zwemwater wordt verneveld (bijvoorbeeld door fonteinen).
Onder invloed van temperatuurveranderingen kan de verhouding tussen indicatoren voor fecale verontreiniging en de daadwerH2O / 16 - 2012
27
Lotte Fleskens, Waterschap De Dommel Henk Tamerus, Waterschap De Dommel Marta Demarteau, Aquon Ernst Lo, Aquon
Phormidium in een geïsoleerde zwemplas in het beheergebied van Waterschap De Dommel In het voorjaar van 2011 zorgde de benthische blauwalg Phormidium voor problemen in zwemwateren rond het IJmeer. Dit was de aanleiding voor Waterschap De Dommel om alle zwemwateren in het beheergebied te onderzoeken op het voorkomen van deze blauwalg. In één geïsoleerde zwemplas is de blauwalg aangetroffen als bolletjes in het water, gehecht aan een fontein, en in geïsoleerde poelen op het strand. De zwemplas is gebaggerd, het slib en de waterplanten zijn verwijderd en de fontein is schoongemaakt. Dit zwemseizoen is het waterschap extra alert op het voorkomen van deze toxische blauwalg. Dit jaar is de blauwalg nog niet aangetroffen.
I
n het voorjaar van 2011 zijn meerdere honden overleden en ziek geworden na het zwemmen in het IJmeer aan de kant van Almere, het Almeerderstrand, Catamaranstrand en Muiderberg. De honden vertoonden symptomen van vergiftiging door neurotoxines. In het water is de toxische benthische blauwalg Phormidium aangetroffen, zowel in matten op de bodem als in vlokken drijvend op het water en op het strand. Dit materiaal is ook aangetroffen in de maag van één van de honden1). Gedurende het zwemseizoen bleek Phormidium een hardnekkig probleem dat niet zomaar te verhelpen was. Dit was aanleiding voor Waterschap De Dommel om alle zwemwateren in het eigen beheergebied te onderzoeken op het voorkomen van Phormidium. Het onderzoek is uitgevoerd door het waterschapslaboratorium AQUON. Doel van het onderzoek was vast te stellen of Phormidium in de officiële zwemwateren in het stroomgebied van Waterschap De Dommel voorkomt.
Wat is Phormidium? Phormidium behoort tot de groep van draadvormige cyanobacteriën, of blauwalgen, die op een vaste ondergrond gedijen (benthisch). Phormidium komt wereldwijd voor. Zelfs in extreme milieus
28
H2O / 16 - 2012
zoals Antarctica en in heetwaterbronnen is Phormidium aangetroffen. De verschillende soorten lijken sterk op elkaar en veel kenmerken zijn moeilijk of niet te onderscheiden. Onder taxonomen is momenteel discussie of de huidige classificatie niet moet worden herzien.
Phormidium vormt grote kolonies die er uitzien als matten, waar het in symbiose leeft met soorten als Nostoc, Aphanothece, Geitlerinema en Oscillatoria. De matten groeien op lichte plaatsen, op een substraat van zand of stenige bodem. Phormidium komt daarom vooral op relatief ondiepe
Phormidium met waterplanten en indaling in het zand (foto: Marta Demarteau).
platform plaatsen voor in helder water (de matten in het IJmeer zijn op plaatsen dieper dan één meter niet aangetroffen). In ons klimaat komt de ontwikkeling op gang boven een watertemperatuur van 13°C. Daarnaast vormt Phormidium niet alleen matten op de bodem. De blauwalg komt ook voor op oeverbeschoeiing, fonteinen, natte strandzones, waterplanten en zelfs op drijvend afval1). Delen van de matten kunnen losslaan van het substraat door gasvorming, stroming, golfslag, windwerking of door het opwoelen van de bodem. De fragmenten drijven dan naar de oppervlakte en zijn herkenbaar als donkere, viltige, slijmerige bollen, plakkaten of vlokken. Aangespoeld op de oever kunnen deze fragmenten weer nieuwe matten vormen. In permanente wateren met een zuurstofrijke bodem zakken losgeslagen fragmenten aan het einde van het groeiseizoen weer naar de bodem. In extreme omstandigheden, zoals droogte, verplaatst Phormidium zich dieper in de modder en is alleen herkenbaar door minuscule luchtbelletjes aan het zandoppervlak. In minder extreme omstandigheden kan Phormidium vocht vasthouden in het centrum van grote kolonies, al dan niet geholpen door slijmvorming of kalkkorsten. De ingegraven matten zijn slechts gedeeltelijk mobiel. Deze blauwalg komt voor op de bodem in ondiepe stukken van een plas. Ze groeien de hoogte in naar het licht toe, bijvoorbeeld op fonteinen of stengels van waterplanten. Phormidium is een ultieme overlever door de verschillende ecologische strategieën2). Phormidium is een cyanobacterie die draden vormt en kan bewegen. De matten kruipen over elkaar heen en in de bodem, of op en neer langs de stengels van waterplanten. Phormidium-matten bewegen niet door de waterkolom. Wel kunnen ze aan de bodem hechten en ‘inzakken’. Het kunnen bewegen is een aanpassing om te veel of te weinig licht te kunnen vermijden. Sommige soorten
zijn heel hun leven mobiel, andere soorten slechts tijdens een bepaald stadium in hun leven1). De meeste Phormidium-soorten die mondiaal voorkomen, zijn tamelijk onschuldig. Sommige soorten kunnen echter neurotoxines produceren, als de condities daarvoor gunstig zijn. De bekendste neurotoxines, die zijn aangetroffen in Phormidium, zijn anatoxine-a, homoanatoxine-a en saxitoxine. De toxines komen vrij bij celsterfte, maar worden ook actief uitgescheiden in het water. Het water verdunt de vrijgekomen toxines, waarna ze zeer snel worden afgebroken. In de matten of losgeslagen fragmenten worden wel zeer hoge concentraties gemeten. Vergiftiging door Phormidium ontstaat dan ook hoofdzakelijk wanneer draden in de vorm van plakkaten, bollen of vlokken worden ingeslikt. De meeste mensen zullen niet gauw een dergelijk fragment inslikken, waardoor het gevaar beperkt is. Voor honden en voor jonge kinderen is dit gevaar echter wel degelijk aanwezig. Bij honden bestaat het vermoeden dat Phormidium aan de vacht kleeft en wordt opgelikt uit een natuurlijke reflex om een zouttekort aan te vullen. De klinische verschijnselen van een Phormdiumvergiftiging zijn astma, oogontstekingen, huiduitslag, blaren rond de mond en neus, buikpijn, verkramping, slap worden, stuiptrekkingen en in ernstige gevallen kan het leiden tot overlijden. Incidenten waarbij honden stierven aan vergiftigingen van Phormidium zijn bekend uit onder andere Loch Insh in Schotland, La Loue River in Oost-Frankrijk en de Hutt River op het Noordereiland van NieuwZeeland3),4),5).
Methode Veldonderzoek
Het beheergebied van Waterschap De Dommel telt 21 officiële zwemwateren met totaal 30 zwemzones. In augustus 2011 zijn in vier dagen tijd alle zwemlocaties door
Phormidium-matten en microscopisch beeld (foto: Marta Demarteau).
AQUON onderzocht op de aanwezigheid van Phormidium. Het onderzoek is hoofdzakelijk uitgevoerd vanuit een boot door met een waterkijker de bodem af te speuren. Op de locaties waar het niet mogelijk was om de boot te water te laten, zoals zeer ondiepe plassen, is het onderzoek uitgevoerd door de bodem wadend te controleren. De gehele zwemzone en tot 20 meter daarbuiten zijn daarbij onderzocht, evenals de oevers. Laboratoriumonderzoek
De monsters zijn door middel van lichtmicroscopisch onderzoek op genus gedetermineerd in een eerste determinatieronde. Vervolgens zijn de monsters gefotografeerd en gefilmd met een gemotoriseerde microscoop met diverse vergrotingen en immersie-olie. Omdat Phormidium massaal op de locatie voorkwam, was het noodzakelijk om de determinatie verder uit te werken. In een tweede ronde zijn de monsters op soortgroep gedetermineerd. De bevindingen zijn door de experts Ton Joosten van Joosten Hydrobiologisch Onderzoek en Advies en Frans Kouwets van de Waterdienst bevestigd.
Resultaten In één van de zwemwateren is Phormidium aangetroffen. Deze zwemplas heeft een oppervlakte van minder dan vijf hectare en een maximale diepte van twee meter. De zwemplas wordt gevoed door kwel, neerslag en grondwater dat via een fontein in de plas wordt gepompt. De pH schommelt gedurende het seizoen. In het voorjaar is het water zuur tot neutraal (pH 5 tot 7) door de invloed van ondiep grondwater. In de zomer is het water basisch (pH >9) door het oppompen van basisch grondwater en primaire productie van waterplanten en algen. De laatste jaren is de pH in het voorjaar ook hoog, rond de pH 8,5. Het fosfaatgehalte is laag, rond de 0,04 mg/l met af en toe een piek tot 0,14 mg/l. Het totaal stikstofgehalte schommelt rond de 1 mg/l. In de zwemplas zijn veel waterplanten aanwezig, met name aarvederkruid en fonteinkruid. Veldonderzoek
Aan het wateroppervlak zijn plakkaten en plukjes Phormidium aangetroffen. In het diepe water zijn geen matten op de bodem aangetroffen. Onderzoek wees uit dat de bruin/zwarte plakkaten die op de fontein groeiden, Phormidium was. De blauwalg bleek ook in kleine plasjes water op het strand en aan de oever in de bodem voor te komen. Laboratoriumonderzoek
De trichomen (draden) en de specifieke kenmerken van Phormidium zijn gefotografeerd en gefilmd bij een hoge en een lage vergroting. De roterende, voortgaande beweging en de afmetingen van de trichomen zijn essentieel voor de determinatie, aangezien de smalle Phormidium soorten al gauw verward kunnen worden met Geitlerinema (zeer beweeglijk genus) of Jaaginema (onbeweeglijk genus)6). De determinatie was positief op Phormidium, in H2O / 16 - 2012
29
of in plasjes op het strand. Daarnaast kunnen matten op fonteinen en planten voorkomen. Grote, viltige, slijmerige bollen, vlokken of plakkaten drijven op het water als ze losgeslagen zijn en spoelen aan op het strand. Deze bevatten luchtbelletjes en ze schuimen soms op als Phormidium afsterft. Voor de veiligheid is het sterk aan te raden om handschoenen te dragen bij het opvissen of oprapen van bollen, vlokken of plakkaten. Als sprake is van een locatie waarbij water sproeit, wervelt of stroomt, zoals een fontein, kan het beste in samenspraak met de beheerder de sproeier of fontein worden uitgezet. Dit voorkomt dat stofdeeltjes in druppels (aerosolen) van Phormidium worden ingeademd. Over de specifieke condities waarop Phormidium toxines produceert, is tot op heden nog relatief weinig bekend. Effecten van een vergiftiging op korte termijn zijn wel bekend, maar de effecten op lange termijn blijven nog sterk onderbelicht. De toxiciteit en de chronische, klinische verschijnselen behoeven daarom nader onderzoek.
Lichtmicroscopischbeeld van de toppen van de blauwalg Phormidium.
combinatie met andere cyanobacteriën zoals Oscillatoria en Aphanotece. Onder leiding van de taxonoom Ton Joosten is in een tweede determinatieronde vastgesteld dat het hier de Phormidium autumnale-groep betrof; dit is bij uitstek de groep waarin je anatoxine-a en homoanatoxine-a kunt verwachten. Het monster bevatte vier typen groeivormen van de soortgroep Phormidium autumnale. Verdere determinatie op soort was niet volledig mogelijk, hoewel deze nog het meest leek op Phormidium subfuscum. Phormidium is zeer moeilijk in te delen in de taxonomie. Determinatie vindt plaats op basis van rRNA-codes. De Phormidiumsoorten en -variëteiten zijn niet of nauwelijks goed beschreven, evenals de groeivormen. Vaak spreekt men over een Phormidiumsoortgroep waar een waarneming het meest op lijkt, in dit geval Phormidium autumnale. Phormidium subfuscum is een ‘soort’ die verwant is aan de autumnale-groep7). In de waterfase zijn geen toxines aangetroffen, helaas heeft geen intercellulaire toxineanalyse plaatsgevonden.
Maatregelen Op aanbeveling van het waterschap heeft de gemeente in het najaar van 2011 de plas volledig leeggepompt en de waterbodem opgeschoond. De bovenste toplaag en de waterplanten zijn verwijderd. Verder is de fontein schoongemaakt. Voor dit seizoen is aanbevolen om plasjes water op het strand te voorkomen.
30
H2O / 16 - 2012
Conclusie Het onderzoek heeft aangetoond dat ook binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel Phormidium aanwezig is. Het waterschap is dit seizoen extra alert op de aanwezigheid van Phormidium in de zwemplassen. Voor de zwemplas waarin vorig jaar Phormidium werd aangetroffen, wordt tijdens de bemonstering van het regulier meetpunt extra aandacht besteed aan de eventuele aanwezigheid van Phormidium in het water buiten het meetpunt, de fontein en het strand.
Aanbevelingen
Het Blauwalgenprotocol8) is geconcentreerd op de monitoring van zwemwater op vijf potentieel toxische soorten die zich niet aan substraat hechten. Omdat Phormidium vorig jaar in het IJmeer is aangetroffen, is deze opgenomen in het blauwalgenprotocol van 2012. Voor het onderzoeken van een locatie op de aanwezigheid van Phormidium is het belangrijk dat monsternemers goed geïnformeerd zijn over de kenmerken van Phormidium en de veiligheid in het veld. Omdat Phormidium niet vrij rondzweeft in de waterkolom, moet vooral gelet worden op structuren in het zand van ondiepe stukken water om de matten te kunnen vinden. Bij de aanwezigheid van matten is de structuur heel fijn en bevat deze lucht- of gasbelletjes, soms met kleine vlokken groen zand. Dit kan in de plas zelf zijn in het ondiepe gedeelte
LITERATUUR 1) Rijkswaterstaat Waterdienst (2011). Handreiking blauwwiermatten. De herkenning, risico’s en maatregelen. 2) Joosten T. (2012). Expertoordeel Joosten Hydrobiologisch Onderzoek en Advies. 3) Edwards C., K. Beattie, C. Scrimgeour en G. Codd (1992). Identification of anatoxin-a in benthic cyanobacteria (blue-green algae) and in associated dog poisonings at Loch Insh, Scotland. Pergamon Press Ltd. Toxkaw, Vd. 30, nr. 10, pag. 1163-1173. 4) Guggera M., S. Lenoira, C. Bergera, A. Ledreuxa, J-C. Druartc, J-F. Humbert, C. Guettea en C. Bernarda (2005). First report in a river in France of the benthic cyanobacterium Phormidium favosum producing anatoxin-a associated with dog neurotoxicosis. Elsevier Toxicon 45, pag. 919-928. 5) Wood S., A. Selwooda, A. Rueckert, P. Hollanda, J. Milnec, K. Smith, B. Smits, L. Watts en C. Cary (2007). First report of homoanatoxin-a and associated dog neurotoxicosis in New Zealand. Elsevier Toxicon 50, pag. 292-301. 6) Komarek J. en K. Anagnostidis (2005). Cyanoprokaryota -2. Teil/2nd Part: Oscillatoriales. Süsswasserflora von Mitteleuropa 19/2, (BüdelB, KrienitzL, GärtnerG & SchagerlM, eds). Elsevier/ Spektrum, Heidelberg. 7) Heath M., S. Wood en K. Ryan (2010). Polyphasic assessment of fresh-water benthic mat-forming cyanobacteria isolated from New Zealand. FEMS Microbiology Ecology 73, pag. 95-109. 8) NWO (2011). Blauwalgenprotocol 2011.
platform
Adrie Atsma, Vitens Simon in ‘t Veld, Vitens Bendert de Graaf, Vitens
Snelle methode voor aantonen coliformen in drinkwater Drinkwaterbedrijven controleren de (drink)waterkwaliteit voortdurend. Dit doen ze onder andere bij de drinkwaterzuivering en in het voorzieningsgebied. Deze controle omvat bijvoorbeeld het meten van microbiologische parameters. Eén van die parameters betreft het testen op de aanwezigheid van coliformen, wat duidt op een verstoring van de drinkwaterkwaliteit. Voor het aantonen van coliformen wordt in het Waterleidingbesluit een methode beschreven. Deze neemt echter twee dagen in beslag alvorens definitief uitsluitsel kan worden gegeven. Het laboratorium van Vitens maakt sinds kort gebruik van een nieuwe methode waarmee coliformen binnen 18 uur kunnen worden aangetoond. Deze methode is gebaseerd op het bevestigen van coliformverdachte bacteriën met behulp van de realtime polymerase kettingreactietechniek.
C
oliformen zijn bacteriën welke behoren tot de Enterobacteriën groep. Ze komen voor in oppervlaktewater, grond, plantmateriaal en feces. Escherichia coli en Klebsiella zijn enkele voorbeelden van coliformen. Eén van de eigenschappen ervan is dat deze relatief snel aan te tonen zijn. Waterbedrijven gebruiken daarom coliformen als indicator voor het lokaliseren van verstoringen van de drinkwaterkwaliteit, welke een gevolg kunnen zijn van bijvoorbeeld lekkages in het distributienetwerk of storingen bij het drinkwaterwinningsproces1),2).
eerst rein gekweekt. Dit ervaart men als nadelig, omdat de totale analysetijd hierdoor 18 uur langer duurt. Dit betekent een langere onzekerheid omtrent de drinkwaterkwaliteit. De behoefte om sneller uitspraak te doen over de aanwezigheid van coliformen is groot. Onderzoek van Vitens leidde uiteindelijk naar de realtime polymerase kettingreactie (coliformen realtime PCR), waarbij binnen 18 uur na het begin van de analyse
definitief uitsluitsel komt of coliformen aanwezig zijn.
Coliformen realtime PCR Realtime polymerase kettingreactie is een methode die Vitens in het laboratorium gebruikt voor het typeren van bacteriën. Het principe er achter is dat een uniek stukje DNA vermenigvuldigd wordt. Dit unieke stukje DNA heet een (genetische) marker. De
Een kweekresultaat van een getest watermonster dat besmet is met (verdachte) coliformenspecies. De gele kolonies op het filter zijn verdachte coliformspecies. Om te bepalen of dit watermonster daadwerkelijk coliformen bevat, worden de gele kolonies me behulp van een aanvullende test bevestigd.
Dagelijks worden bij ruim 300 tappunten in de drinkwaterketen watermonsters genomen en in het laboratorium van Vitens getest op de aanwezigheid van coliformen. Van elk watermonster filtreert men 100 ml. Het filter wordt op een lactoserijk medium gelegd. Na een voorincubatie van vier uur bij 25°C wordt gedurende twaalf uur verder gekweekt bij 37°C. De aanwezigheid van coliforme bacteriën is zichtbaar door de vorming van gele kolonies op het filter. Ondanks het gebruik van een selectief medium zijn er andere bacteriesoorten die in staat zijn om onder dezelfde condities (gele) kolonies te vormen. Hierdoor is het gebruik van een aanvullende test voor het bevestigen op coliformen noodzakelijk. Vitens gebruikt in het laboratorium hiervoor de in ISO 9308-1 beschreven oxidasetest3),4). Bij deze test worden de verdachte coliformen H2O / 16 - 2012
31
vermenigvuldiging wordt door PCR-software gemeten en uitgezet in een grafiek (zie afbeelding 1). Bij het ontwikkelen van een actuele PCR voor coliformen is het noodzakelijk om een genetische marker te vinden welke uniek is voor coliformen. Daarnaast moet deze genetische marker voor het ontwerpen van een PCR voldoen aan criteria, zoals de lengte van de DNA-sequentie en de nucleotide samenstelling. Een instrument voor het vinden van genetische markers is een Allignment-studie. Hiermee worden de nucleotide volgordes van een bepaald type gen die in bacteriesoorten voorkomen, met elkaar vergeleken. Het type gen dat voor dit onderzoek is gekozen, is het bacteriespecifieke 16s rRNA-gen4). Hiervan zijn van vele bacteriesoorten de nucleotide volgordes reeds gepubliceerd. De nucleotide volgordes zijn gearchiveerd in een online genbank (www.ncbi.nlm.nih. gov) en kunnen door onderzoekers gebruikt worden voor bijvoorbeeld Allignmentstudies. Hiervoor zijn vanuit de genbank van alle geslachten van de coliformengroep en enkele niet-coliformgeslachten, de 16s rRNA DNA-sequenties verzameld. Deze zijn met elkaar vergeleken met behulp van CLUSTALW Allignment-software. CLUSTALW rangschikt de geselecteerde 16s rRNAsequenties, waarna snel duidelijk wordt welke genetische markers coliformspecifiek zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat één DNA-fragment geschikt is als marker voor coliformen. Van deze marker is een actuele coliformen PCR ontwikkeld, welke is getest op coliforme en niet-coliforme bacteriën, zoals Aeromonas. Uit dit onderzoek blijken de actuele coliformen PCR goed te functioneren (zie afbeelding 1 voor de toelichting op de resultaten).
Interne validatie De actuele coliformen PCR blijkt vanuit functioneel oogpunt goed te werken. De volgende stap is het vaststellen van de prestatiekenmerken van deze methode. Als referentiemethode wordt de oxidasetest gebruikt3),4). Als eerste is de inclusief/exclusieftest uitgevoerd. Hiermee zijn (103) referentiestammen getest met beide bevestigings-
Afb 1: Weergave van de resultaten van de actuele coliformen PCR. Het principe is dat een uniek stukje DNA (genetische marker) wordt vermeerderd, waarbij tijdens de vermeerdering een fluorescente probe vrij komt. Dit vrijkomen wordt gemeten door een PCR-module. De software zet dit signaal uit in een curve. Wanneer het unieke stukje DNA afwezig is, vindt geen vrijgave van een fluorescente probe plaats. Het PCR-systeem meet bij deze situaties geen signaal en er wordt geen curve gegenereerd; het resultaat is hierbij coliform negatief. De grafiek geeft het resultaat van de testen weer, waarbij de geteste coliformenspecies een positieve curve genereren en de niet-coliformenspecies geen curve.
methodes. Referentiestammen zijn bacteriecultures uit cultuurcollecties zoals ATCC en NTTC. De keuze van soorten referentiestammen is deels gebaseerd op een inventarisatie van coliformen die in 2008 vanuit drinkwatermonsters zijn geïsoleerd en geïdentificeerd. Uiteindelijk zijn 65 coliformgerelateerde en 38 niet-coliformgerelateerde referentiestammen getest. De resultaten van beide bevestigingsmethodes op deze referentiestammen zijn vervolgens met elkaar vergeleken. Naast de inclusief/exclusieftest zijn in 2009 577 verschillende verdachte coliformen getest op beide bevestigingstechnieken. Ook hierbij zijn de resultaten van beide bevestigingsmethoden met elkaar vergeleken en vervolgens getoetst aan de eisen die zijn gesteld voor kwalitatieve analyses in ISO 161405). De resultaten van deze interne validatie staan in de tabellen 1a en 1b.
Conclusies en aanbevelingen Na het vaststellen van de prestatie-
Tabel 1a: De resultaten van de interne validatie van 577 verschillende coliformen en niet-coliformen, waarbij de twee bevestigingsmethodes met elkaar zijn vergeleken.
variabele
‘n’ getest stammen
resultaat PCR/oxidasetest overeenkomstig bij coliformpositieve uitslag
393
resultaat PCR/oxidasetest overeenkomstig bij coliformnegatieve uitslag
168
resultaat bij PCR coliformpositief, oxidasetest coliformnegatief
4
resultaat bij PCR coliformnegatief, oxidasetest coliformpositief
12
totaal aantal species getest
577
Tabel 1b: Vanuit de resultaten in tabel 1a zijn de ISO 16140 beschreven prestatiekenmerken berekend.
prestatiekenmerk
32
gevonden percentage
percentage minimale eis
relatieve juistheid (ISO 16140)
97,2%
>95%
relatieve specificiteit (ISO 16140)
97,7%
>95%
relatieve gevoeligheid (ISO 16140)
96,8%
>95%
H2O / 16 - 2012
kenmerken is de conclusie dat tussen bevestiging met de actuele coliformen PCR en de oxidasetest relatief weinig verschillen zijn gevonden. Dit blijkt onder andere uit de inclusief/exclusieftest, waarbij van de 104 geteste referentiestammen er slechts twee soorten (Salmonella en Proteus) zijn met een verschil in bevestigingsresultaat; bij de actuele coliformen PCR zijn deze species (coliform) negatief en bij de oxidasetest (coliform) positief. Maar Salmonella en Proteus behoren niet tot de coliformengroep6),7). Bij de kweek op LSA worden deze twee soorten als coliformnegatief beoordeeld, omdat deze species geen karakteristieke gele kolonies vormen. Ook bij het bevestigen van de 577 coliformverdachte kolonies zijn er slechts 16 verschillen tussen de onderlinge bevestigingsresultaten gevonden. Omgerekend betekend dat meer dan 97 procent van de onderlinge bevestigingsresultaten overeenkomstig zijn. Voor het aantonen van de gelijkwaardigheid van twee verschillende analysemethodes zijn de in ISO 17994 beschreven richtlijnen gebruikt. Deze beschrijven dat vanuit een vergelijkingsstudie een X2 moet worden berekend. Bij gelijkwaardigheid van beide analysemethodes moet X2 < 4 zijn8). De in dit onderzoek berekende X2-waarde is 0,4. Dit betekent dat aan de hand van dit onderzoek de actuele coliformen PCR gelijkwaardig is ten opzichte van de oxidasetest. Het grote voordeel van de actuele PCR-methode ten opzichte van de oxidasetest is vooral snelheid. Bij het gebruik van de actuele coliformen PCR als bevestigingsmethode wordt een tijdswinst van 16 uur gehaald. Daarnaast is de methode relatief eenvoudig uit te voeren (zie voor de werkwijze afbeelding 2). Samen met de bevindingen van de interne validatie heeft dit ertoe geleid dat de oxidasetest nu vervangen is door de actuele coliformen PCR.
platform Een positief gevolg hiervan is dat het drinkwaterbedrijf snel duidelijkheid heeft omtrent de aanwezigheid van coliformen. Hierdoor kan het sneller ingrijpen zodra sprake is van aanwezigheid van coliformen in de drinkwaterketen. LITERATUUR 1) Edberg S. et al. (2000). Escherichia coli: the best biological drinking water indicator for public health protection. Journal of Applied Microbiology 88, pag. 106S-116S. 2) WHO (1993). Guidelines for drinking water quality, volume 1: recommendations. Second edition. 3) ISO (2000). ISO-9308-1 2e edition. Water quality The detection and enumeration of Escherichia coli and coliform bacteria - part 1; membrane filtration method. 4) Yarza P. et al. (2008). The all-species living tree project: a 16S rRNA-based phylogenetic tree of all sequenced type strains. Systematic and Applied Microbiology 31, deel 4, pag. 241-250. 5) ISO (2003). ISO 16140 First edition. Microbiology of food and animal feeding stuffs - Protocol for the validation of alternative methods. 6) Barrel R. et al. (2002). The microbiology of drinking water. Hoofdstuk 2.4 - deel 1 - Water quality and public health. Department of the Environment. 7) Holt J. (1994). Bergey’s manual of determinative bacteriology, hoofdstuk 5, 9e editie. Williams & Wilkins, Baltimore. 8) ISO (2004). ISO 17994. Water quality - Criteria for establishing equilavence between microbiological methods.
Afb 2: Werkwijze van de coliformen PCR. Coliformenverdachte kolonies worden binnen twee uur bevestigd.
advertentie H2O Gieterstopper
26-03-2004
10:56
Pagina 1
Dít is de toekomst van watertechnologie
Dít is de toekomst van watertechnologie
Watercampus Leeuwarden Zuiver water binnen handbereik. Het lijkt zo vanzelf sprekend, maar het is dé uitdaging voor de toekomst. De beschikbaarheid van zoet water staat wereldwijd onder druk terwijl de waterbehoefte explosief groeit. Dit vraagt in de hele watersector om innovatieve oplossingen en nieuwe technieken. De Watercampus Leeuwarden neemt hierin het voor touw. Wetenschappers uit alle delen
WATERCAMPUS
LEEUWARDEN kijk
dat is ’t mooie van
leeuwarden Science Centre
Zuiver water binnen handbereik. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar het is dé uitdaging voorWaterde toekomst. De opgave is complex: de van de wereld doen op de beschikbaarheid van zoet water staat wereldwijd campus onderzoek naaronder oplosdruk terwijl de waterbehoefte explosief groeit. singen op het gebied van o.a.Dit vraagt in de hele waterketen om drinkwaterproductie eninnovatieve afval- oplossingen en nieuwe technieken. De Watercampus Leeuwarden neemt hierin het waterzuivering. voortouw.
Vele bedrijven, kennisinstituten en onderwijsinstellingen hebben elkaar gevonden in de Watercampus Leeuwarden. In twee jaar tijd is de campus enorm gegroeid. Om deze groei op te vangen en krachten fysiek te bundelen staat een grote uitbreiding van de Watercampus op stapel. Dit gebeurt in het groene hart van Leeuwarden. In 2014 verrijst hier een toonaangevend gebouw met een vloeroppervlakte van 12.000 m2 dat alle voorzieningen biedt om innovatie mogelijk te maken.
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT
De Watercampus biedt bedrijven, Kennis samenbrengen, kennisinstituten eninnovatie onderwijs- mogelijk maken instellingen alle voorwaarden om wereldwijd vermarkten kennis te bundelen en innovatie Wat is de Watercampus? De Watercampus bestaat uit ruim 20 bedrijven en instellingen, mogelijk te maken. Hiermee is waaronder Wetsus. Wetenschappers uit alle delen van de wereld doen hier onderzoek naar oplossingen op het gebied van o.a. Leeuwarden hard op weg om de drinkwater, afvalwaterzuivering en waterdistributie. De Watercampus fungeert hiermee als ‘hub’ in een wereldwijd watertechnologisch Europese hoofdstad van waternetwerk. Een spil die kennis samenbrengt en innovatie mogelijk technologie te worden.maakt.
Meer informatie? Kijk op www.wetsus.nl of www.wateralliance.nl
Bouwen aan de toekomst
Van idee naar markt
In Leeuwarden is inmiddels een ‘Innovation Chain’ ontstaan die wereldwijd de aandacht trekt. Samen met onderwijs- en kennisinstituten wordt op de Watercampus onderzoek gedaan naar vragen en ideeën uit de markt. Dit onderzoek wordt gestart in het lab om daarna in het Water Application Centre op grotere schaal te worden getest. Op demosites die in een straal van 50 kilometer rondom Leeuwarden liggen, doen bedrijven opschalingsonderzoek. Aangesloten bedrijven krijgen daarna de kans om deze in de praktijk geteste technologieën wereldwijd te vermarkten.
Leeuwarden is hard op weg om dé Europese hoofdstad op het gebied van watertechnologie te worden. De Watercampus biedt huidige en toekomstige generaties wetenschappers alle voorwaarden om kennis te bundelen en innovatie mogelijk te maken. De uitbreiding van de Watercampus brengt deze ambitie een stap dichterbij.
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
Meer informatie? Kijk op www.wetsus.nl of www.wateralliance.nl
010 - 4274180
H2O / 16 - 2012
33
Melissa van Hoorn, Waterschap Noorderzijlvest Jasperien de Weert, Deltares
‘Passieve monstername’ om de effectiviteit van natuurvriendelijke oevers en bufferstroken te meten Met de aanleg van natuurvriendelijke oevers kan een waterschap de oppervlaktewaterkwaliteit verbeteren. Daarnaast kunnen bufferstroken aangelegd worden om emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater te verminderen. Waterschap Noorderzijlvest nam beide maatregelen in het beheerplan op. Beide inrichtingsvormen hebben hun vooren nadelen. Een belangrijk criterium bij het maken van een keuze is de kosteneffectiviteit van de maatregel. De kosten zijn goed te bepalen, maar het meten van de effectiviteit is lastiger. Innovatieve meetmethodieken voor de bepaling van de chemische waterkwaliteit bieden een oplossing.
D
e KRW-doelstelling is gericht op het behalen of behouden van een goede ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Deze doelstelling is vastgelegd als het goed ecologisch potentieel (GEP). Bij de aangelegde natuurvriendelijke oevers wordt een positief effect verwacht voor vegetatie, vis en macrofauna. De ongewenste hoeveelheden stoffen, zoals nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, zullen mogelijk ook dalen tot gewenste waarden. De chemische kwaliteitsdoelstelling, vastgelegd als het goed chemisch potentieel (GCP), wordt bepaald door prioritair (gevaarlijke), overige en specifiek verontreinigende stoffen. Hiertoe behoren diverse gewasbeschermingsmiddelen die vooral in de landbouw worden of werden gebruikt. Uit de Evaluatie Duurzame Gewasbescherming blijkt dat bestrijdingsmiddelen nog steeds een groot probleem voor de waterkwaliteit zijn. Mocht een natuurvriendelijke oever of bufferstrook de gehalten van deze stofgroep doen verminderen, dan is dat een extra pré voor de realisatie van deze maatregelen. Waterschap Noorderzijlvest zet natuurvriendelijk oevers in ter verbetering van de toestand van vis, macrofauna en vegetatie.
34
H2O / 16 - 2012
Ook afspoeling, drift (spuitnevel) en uitspoeling van landbouwstoffen kunnen gereduceerd worden door de aanwezigheid van een natuurvriendelijke oever. Bufferstroken worden specifiek ingezet om drift en afstroming van landbouwstoffen te verminderen. Om een goede afweging te kunnen maken welke maatregel het beste is, is het belangrijk om te weten wat de effectiviteit is van de maatregel. De effectiviteit is hier uitgedrukt in de toestandbepaling van vis, macrofauna, vegetatie, nutriënten (conform protocol toetsen en beoordelen1)) en concentraties gewasbeschermingsmiddelen in de watergang. Om inzicht te krijgen in de effectiviteit voert Waterschap Noorderzijlvest samen met Deltares sinds 2010 ecologische en chemische metingen uit waarbij de nadruk ligt op de reductie van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater. Deze zijn echter moeilijk te meten op normniveau in de waterkolom. De normen zijn dusdanig laag dat deze onder de detectielimiet liggen van de voorgeschreven of gebruikelijke analysemethoden. Hierdoor is het met de gangbare monitoringsstechnieken, zoals het nemen van een steekmonster, niet of
zeer moeilijk vast te stellen hoe efficiënt een maatregel is om normoverschrijding tegen te gaan. In dit onderzoek is daarom gebruik gemaakt van zogeheten passieve bemonsteringstechnieken (passive sampling) om de chemische waterkwaliteit te monitoren. Daarbij wordt een sampler (monstername- medium) enkele weken tot maanden in het water uitgehangen en een grotere hoeveelheid water bemonsterd dan met een steekmonster. Hierdoor kunnen lagere concentraties gemeten worden. Bovendien hebben extracten van passieve bemonsteringstechnieken geen last van een verstorende matrix die de detectielimiet kunnen verhogen. De concentraties van gewasbeschermingsmiddelen kunnen ook sterk variëren in de tijd. Hierdoor wordt een piek in de concentratie met een steekmonster vaak gemist. Bij passieve bemonstering bemonstert men het water gedurende de gehele periode dat de sampler in het water hangt, waardoor een gemiddelde concentratie over de periode bepaald kan worden. Het monitoren van gewasbeschermingsmiddelen met passieve bemonstering is vrij nieuw. Een nevendoel van het project is dan
platform ook om deze met deze innovatieve techniek de meetnauwkeurigheid van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren.
Onderzoekslocaties In het onderzoek is gekeken naar een locatie met een natuurvriendelijke oever, een bufferstrook en een referentielocatie zonder maatregel. Het betreft een natuurvriendelijke oever aangelegd langs de Pieterbuurstermaar ten zuiden van Pieterburen (zie afbeelding 1A, sterretjes zijn bemonsteringspunten) over een lengte van ruim 1,5 kilometer aan weerszijden en aansluitend over 1,5 kilometer aan de westelijke oever. De percelen rondom de Pieterbuurstermaar worden voornamelijk gebruikt voor de teelt van graan, aardappel en gras. Op enkele percelen worden bieten en zaden geteeld. De tien meter brede bufferstrook langs de Houwerzijlstervaart (zie afbeelding 1B) is ingezaaid met een mengsel van voor akkervogels aantrekkelijke plantensoorten, over een lengte van een kilometer aan de westelijke oever en aansluitend over een lengte van ruim 400 meter aan beide oevers. In totaal beslaat dit 60 procent van de lengte van de gehele Houwerzijlstervaart. In het gebied rondom de Houwerzijlstervaart worden gras, aardappelen en granen geteeld. Deze worden veelvuldig afgewisseld met percelen die volledig ingezaaid zijn met akkerzaadmengsels zoals ook bij in de bufferstroken is gebruikt. De Westernielandstermaar fungeert als referentielocatie waar nauwelijks bufferstroken of natuurvriendelijke oevers aanwezig zijn. De teelten in de omgeving bestaan met name uit graan, aardappelen en bieten. Er is gebruik gemaakt van twee types passieve samplers: siliconenrubbers en speedisk (zie foto’s). In het artikel van Van der Oost2) staan de werkingsprincipes van passieve bemonsteringstechnieken uitgebreid beschreven. Met siliconenrubber samplers komen alle stoffen uiteindelijk in evenwicht met het omgevende water. Afhankelijk van de stof kan dit één dag tot vele maanden duren. Voor apolaire stoffen duurt het over het algemeen lang voordat evenwicht is bereikt. Deze periode wordt meestal korter naarmate de stof meer polair
Siliconenrubber samplers (rood omcirkeld) en speedisk samplers (geel omcirkeld).
wordt. Na het bereiken van evenwicht staat de sampler de stoffen ook weer af. Voor stoffen die sneller in evenwicht zijn dan de periode dat de sampler in het water hing, komt de bemonsteringsduur overeen met de evenwichtstijd. De gemeten gemiddelde concentratie geldt dan ook voor deze tijd en niet voor de gehele bemonsteringsperiode. Bij een evenwichtstijd van bijvoorbeeld één dag is dit dus de concentratie van de dag dat de sampler is binnengehaald. Speedisks zijn samplers waaraan stoffen adsorberen. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de stoffen zo vast in/op de sampler zitten dat ze niet meer worden afgegeven aan het water. Gedurende de gehele periode vindt opname plaats, waardoor over de gehele periode een gemiddelde concentratie wordt gemeten. Probleem bij deze samplers is dat terugrekenen naar concentraties of vrachten naar de waterfase zeer lastig is. Deze laatste monsters zijn vooral geschikt voor het meten van polaire stoffen. Een groot deel van de stoffen wordt op beide samplers gemeten.
Veldwerk Gedurende drie periodes in 2011 zijn de samplers uitgehangen in het water. De eerste keer was van half april tot half juni, de tweede keer van half juni tot half augustus en de derde keer van begin oktober tot half november. De samplers hingen respectievelijk 70, 79 en 42 dagen. Van de eerste twee periodes zijn de samplers opgeslagen in de vriezer. Vervolgens zijn alle monsters in
Afb. 1: Onderzoekslocaties bij een natuurvriendelijke oever, met monsterpunten P1 en P3 en referentielocatie met monsterpunten W1 en W3 (A) en bij bufferstrook met monsterpunten H1 en H3 (B).
één extractie- en analysegang verwerkt na afloop van de laatste periode. De extracten zijn geanalyseerd op een breed pakket aan gewasbeschermingsmiddelen.
Resultaten In de drie wateren op de punten P3, H3 en W3 zijn 48 tot 55 gewasbeschermingsmiddelen gemeten met de siliconenrubbersamplers. Met de speedisks zijn 32 tot 55 middelen aangetroffen. Hierbij werden bij de Pieterbuurstermaar en de Westernielandstermaar de meeste stoffen gemeten van april tot juni en in de Houwerzijlstervaart van juni tot september. Het verschil in het aantal middelen in de periode van oktober tot half november is echter klein, hoewel dit een periode is waarin over het algemeen minder middelen worden toegepast. In de aardappelteelt worden de bestrijdingsmiddelen toegepast van maart tot en met september en voor grasland van maart tot en met juli. De reden dat er over het algemeen iets meer middelen op de siliconenrubbers zijn gemeten, is dat deze een groter watervolume hebben bemonsterd. Hierdoor is er een grotere hoeveelheid van stoffen opgenomen, zodat meer concentraties boven de detectielimiet lagen. Per locatie en bemonsteringsperiode is een top vijf gemaakt van de middelen met de hoogste concentraties (zie tabel). Hierin is ook aangegeven op hoeveel plaatsen per periode de stof in de top 5 voorkomt. Een deel van de middelen is zowel op de siliconenrubber als op de speedisk gevonden. Ethofumesaat en terbutylazine zijn met het siliconenrubber in elke periode ten minste op één locatie gemeten als een van de vijf hoogste concentraties. Dit geldt ook voor MCPA, MCPP en bentazon, die specifiek door de speedisk worden opgenomen. Isoproturon wordt met name gemeten in de bemonsteringsperiode van oktober tot september. Naast het verschil in voorkomen per periode vertonen de stoffen ook verschil in concentraties. De concentraties van twee stoffen die zijn gemeten op het siliconenrubber en van twee stoffen en op de speedisks zijn als voorbeeld weergegeven (zie afbeelding 2). Op alle drie de locaties zijn de concentraties isoproturon gedurende de eerste spuitperioden laag. In de laatste periode, van oktober tot november, neemt de H2O / 16 - 2012
35
De concentratie MCPA is in de eerste en tweede periode nagenoeg gelijk op de drie locaties. In de derde periode daalt deze in de Pieterbuurstermaar en de Westernielandstermaar. In de Houwerzijlstervaart neemt de concentratie in de laatste periode echter weer sterk toe. Bentazon laat eveneens in de Houwerzijlstervaart een ander patroon zien dan in de Pieterbuurstermaar en de Westernielandstermaar. Hier is de concentratie boven- en benedenstrooms gedurende de eerste periode relatief laag, in de tweede periode stijgt deze, om weer te dalen na het spuitseizoen. Bij de andere twee locaties is de concentratie in eerste periode hoog en daalt in de tweede periode om vervolgens nagenoeg gelijk te blijven. Zowel MCPA als bentazon worden toegepast in de aardappelteelt en bij grasland van maart tot en met mei. Bij de Pieterbuurstermaar en de Westernielandstermaar zijn de gemeten concentraties van beide stoffen gedurende deze periode inderdaad het hoogste en dalen ze in de loop van het seizoen. Bij de Houwerzijlstervaart
250 200 150 100 50 0 1
2 Bemonsteringsperiode
3
MCPA (speedisk)
700 600 500 400 300 200 100 0 1
2 Bemonsteringsperiode
3
worden de hoogste concentraties echter gemeten na deze toepassingsperiode. Mogelijk vindt nalevering plaats vanaf de percelen naar het water. Zowel bentazon als MCPA is een uitspoelingsgevoelige en stabiele stof3). Er komt geen duidelijk onderscheid naar voren in gemeten waterconcentraties tussen de locatie met de natuurvriendelijke oever (Pieterbuurstermaar) en de referentielocatie (Westernielandstermaar). Het is moeilijk na te gaan of de maatregelen effect hebben, omdat de emissies ook sterk afhankelijk zijn van de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen die toegepast worden. Deze informatie is niet bekend. Bovendien is de natuurvriendelijke oever pas in 2010 aangelegd. Mogelijk is meer tijd nodig voordat de oever voldoende volgroeid is om emissies te reduceren. In de Houwerzijlstervaart, met een bufferstrook, zijn over het algemeen wat lagere concentraties gemeten en heeft de bufferstrook mogelijk al een emissiereducerende werking.
siliconenrubber
speedisk
periode 1 periode 2 periode 3 periode 1 periode 2 periode 3 2-aminoacetophenon 0 1 0 azoxystrobin 1 0 0 azoxystrobin 0 2 1 BAM 0 0 1 chloorprofam 2 0 2 bentazon 1 3 2 DEET 1 0 0 chloorprofam 2 0 0 diazinon 0 0 2 chloridazon 0 1 0 dimethenamid 2 0 0 diazinon 0 0 2 ethofumesaat 3 3 3 ethofumesaat 3 0 2 isoproturon 1 0 3 fluopicolide 0 2 1 lidocaine 3 1 0 isoproturon 0 0 3 metolachloor 0 1 0 kresoxim-methyl 0 2 0 metribuzin 0 0 2 MCPA 2 3 1 pirimicarb 0 1 0 MCPP 1 3 3 propamocarb 1 3 0 pendimethalin 1 0 0 terbutylazine 2 3 1 terbutylazine 3 1 0 thiabendazol 0 0 1 trifloxystrobin 1 1 0
H2O / 16 - 2012
1
2 Bemonsteringsperiode
3
Bentazon (speedisk)
150 100 50 0 1
2 Bemonsteringsperiode
3
Afb. 2: Vrij opgeloste waterconcentraties van isoproturon en ethofumesaat gemeten met siliconenrubber (SR) en MCPA en bentazon gemeten met speedisks bij de natuurvriendelijke oever (P1 symbool u, P3 symbool ), de bufferstrook (H1 symbool ¡ en H3 symbool ●) en de referentielocatie (W1 symbool ¨ en W3 symbool ■), waarbij P1, H1 en W1 stroomopwaarts en P3, H3 en W3 stroomafwaarts liggen.
Overzicht stoffen van de vijf hoogst gemeten concentraties per locatie en periode waarbij is aangeven op hoeveel locaties de stof per periode als hoogste vijf is aangetoond. De stoffen in blauw zijn op beide samplers aangetoond.
36
350 300 250 200 150 100 50 0
200 Vrij opgeloste concentratie conce (ng/l) /l)
Vrij opgeloste concentratie (ng/l)
Ethofumesaat (SR) Vrij opgeloste concentratie (ng/l)
Isoproturon (SR)
300
Vrij opgeloste concentratie conce (ng/l) /l)
concentratie echter sterk toe. Isoproturon wordt onder andere toegepast voor de bestrijding van onkruiden bij de teelt van wintertarwe en wintergerst. Het mag kort na zaaien toegepast worden. De zaaiperiode van deze granen is van half september tot begin februari. Zoals te verwachten is, laat de concentratie isoproturon inderdaad een verhoging zien in die periode. Ethofumesaat laat een heel andere concentratieverloop zien. In de Pieterbuurstermaar en de Westernielandstermaar is de concentratie zowel boven- als benedenstrooms in de eerste periode hoog. Deze daalt gedurende de tweede periode om in de derde periode weer te stijgen. Dit middel wordt gebruikt als onkruidbestrijding bij suiker- en voederbietenteelt en wordt toegepast in het voorjaar als de bieten net opkomen. Bij de Pieterbuurstermaar en de Westernielandstermaar komt dit overeen met de gemeten verhoogde concentraties in de eerste periode. De stijging in de derde periode bij alle locaties kan hierdoor niet verklaard worden.
Met passieve bemonsteringstechnieken zijn veel verschillende middelen gemeten in lage concentraties. Dit biedt perspectief om deze techniek in te zetten voor het meten van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater. Doordat de monstermatix van een passive samplers constant is, kunnen de monsters van de verschillende periodes en locaties goed vergeleken worden. Dit geeft de mogelijkheid om trends bij de verschillende locaties en periodes vast te stellen en met elkaar te vergelijken. Ook dit jaar (2012) en in 2013 zal gemeten worden. Hierdoor ontstaat meer inzicht in de trends van de chemische waterkwaliteit op de locaties en de effectiviteit van de maatregelen met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen. LITERATUUR 1) Faber W., D. Wielakker, A. Bak en J. Spier (2011). Richtlijn KRW monitoring oppervlaktewater en Protocol toetsen & beoordelen. 2) Van der Oost R., M. Nguyen en F. de Haan (2012). Slim monitoren van de waterkwaliteit met passieve monsternamemethoden. H2O nr. 1, pag. 23-27. 3) Smidt R. en A. Merkelbach (2003). Emissie van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater. Achtergrondberekeningen over 200. en 2002 in het kader van de Evaluatie Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij. Alterra. Rapport 230641.
agenda 4 september, Den Haag Waterpoort
bijeenkomst van het Netherlands Water Partnership, voorafgegaan door een debat met als titel: ‘Water de Kamer in, aan de vooravond van de verkiezingen’. Organisatie: MWH, NL-Ingenieurs, Unie van Waterschappen, Vewin en Waterforum. Informatie: www.nwp.nl of
[email protected].
4-5 september, ‘s-Hertogenbosch Water Framework Directive
bijeenkomst naar aanleiding van de uitkomsten van de eerste evaluatie in juni (halverwege de eerste implementatietermijn) van de Kaderrichtlijn Water. Aan bod komen vragen als: welke voorbeelden van slimme netwerken en opbrengsten kunnen we met elkaar delen en wat leren we hiervan met het oog op toekomstige investeringen? Het Engelstalige congres biedt plaats aan maximaal 150 deelnemers. Organisatie: Noord-Brabantse Waterschapsbond, Unie van Waterschappen, Provincie Noord-Brabant en het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Informatie: : www.wfdconference.com.
14 september, Someren-Heide Samen werken aan een schone Maas
slotmanifestatie van het KRW-project dat als doel heeft de reductie van de belasting van het oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen. Met de uitreiking van de Internationale Maasprijs en demonstraties van emissiereducerende spuittechnieken en zuiveringssystemen. Organisatie: Samen werken aan een schone Maas. Informatie: Yvonne Gooijer (0345) 47 07 19 en www.schonemaas.org.
19-20 september, Bunnik Kunstwerken in de waterbouw
tweedaagse conferentie over de bouw, beheer en onderhoud van bruggen, sluizen, kademuren, etc. in de waterbouw. Organisatie: Institute for International Research. Informatie: www.iir.nl.
25-28 september, Amsterdam Het Instrument
technologiebeurs met veel aandacht voor industriële elektronica, automatisering en laboratoriumtechnologie en dit jaar specifiek watergerelateerde activiteiten. Organisatie: Federatie van technologiebranches. Informatie: www.hetinstrument.nl of Inge van der Zwaag (033) 465 75 07.
27 september, Rotterdam Water, Wonen & Ruimte
jaarlijks congres op het gebied van water en ruimtelijke ordening, met aandacht voor de economische ontwikkelingen. Gebiedsontwikkeling in relatie tot water ligt nagenoeg stil en nieuwe projecten komen nauwelijks van de grond. Vastgoed is niet meer de motor voor gebiedsontwikkeling, ook niet die waarbij water een cruciale rol speelt. Onder de noemer ‘nieuwe successen’ komen nieuwe contractvormen, innovatieve ontwerpen, nieuwe principes voor waterveiligheid en andere verdienmodellen aan de orde. Organisatie: Elba Media. Informatie: www.waterwonenenruimtecongres.nl.
27 september, Rotterdam Groenblauwe klimaatadaptieve maatregelen in de stad
symposium over ruimtelijke ordening en waterberging, baten van groen en een nieuw praktisch handboek voor de ruimtelijke vakwereld. Organisatie: Waterkader Haaglanden, Hoogheemraadschap van Delfland, STOWA, Bureau OpMaat, Actieprogramma Water en Ruimte en Kennis voor Klimaat. Informatie: www.stowa.nl/agenda.
27 september, Wageningen Kringloopsluiting in de industrie
jaarlijks symposium van de Technische Commissie Anaerobie over het sluiten van (water)kringlopen in de industrie en hergebruik van water, energie en grondstoffen zoals fosfaten. Organisatie: themagroep Anaerobie van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk. Informatie: www.waternetwerk.nl.
1-2 oktober, Leeuwarden Wetsus
jaarlijks tweedaags congres van Wetsus met op de eerste dag een breed Nederlands programma en op de tweede dag een inhoudelijk Engelstalig wetenschappelijk programma op het gebied van waterbehandelingstechnieken. Informatie: www.wetsus.nl.
3 oktober, Nieuwegein Desinfectie
werkbijeenkomst over de desinfectiemethodes voor proces- en afvalwater, met een overzicht van het onderzoek bij KWR naar Legionella en aandacht voor alternatieve desinfectietechnieken. Organisatie: KWR Watercycle Research Institute. Informatie:
[email protected].
9 oktober, Soesterberg Nieuwe sanitatie
11 oktober, Wageningen Samengestelde peilgestuurde drainage
symposium ter gelegenheid van de uitreiking van de eindrapportage ‘Van technische resultaten naar beleidsdoelen’ met een samenvatting van de resultaten van de proeftuinen en discussie. Organisatie: STOWA en Wageningen Universiteit.
11 oktober, Driebergen TerrAgenda
symposium over de toekomst van het bodembeleid, met onder meer aandacht voor schoon en voldoende drinkwater en een veilige delta. Organisatie: Technische Commissie Bodem en het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
19 oktober, Rotterdam Ruimte voor de Rivier
internationale, wetenschappelijke conferentie naar aanleiding van het programma Ruimte voor de Rivier. Aan de orde komt de internationale relevantie van het programma. Ook biedt de conferentie een platform voor wetenschappers en praktijkmensen om ervaringen uit te wisselen op het gebied van adaptief waterbeheer. Organisatie: Ruimte voor de Rivier. Informatie: www.roomfortheriver.nl.
4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water
internationale conferentie die ingaat op het belang van de informatie- en communicatietechnologie in de watercyclus. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.
6 november, Utrecht Winst door zuinig ontwerp van leidingwaterinstallaties
bijeenkomst over een nieuwe manier van ontwerpen en dimensioneren van waterleidingen in gebouwen. Organisatie: ISSO, Uneto-VNI, TVVL, OTIB en KWR. Informatie: www.isso.nl.
8 november, Rotterdam Waterbouwdag: een tijd van verandering
jaarlijkse Waterbouwdag met aandacht voor de plannen voor de zuidwestelijke delta, hoogwaterdreiging en mogelijke maatregelen hiertegen, verouderde kunstwerken, verslapping van de aandacht voor de primaire waterkering en de Waterbouwprijs. Organisatie: Curnet. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
negende bijeenkomst van het platform Nieuwe Sanitatie, die in het teken staat van de toepassingsmogelijkheden van nieuwe sanitatie in het buitengebied. Organisatie: STOWA. Informatie:
[email protected].
H2O / 16 - 2012
37
handel & industrie Nieuw verwerkingsstation voor afvalwater
Inmiddels zijn zo’n 140 systemen geïnstalleerd in binnen- en buitenland. BIFIPRO is volledig in Nederland ontwikkeld en mag sinds het begin van 2010 officieel worden toegepast; niet alleen voor drinkwater maar ook bij koeltorens.
Grundfos biedt sinds kort met Multilift opvoerstations een verbeterde, complete en eenvoudig te installeren oplossing voor het verwerken van afvalwater in utiliteitsgebouwen van elke omvang.
Holland Watertechnology voldoet met het Kiwa-certificaat volledig aan de wettelijke verplichtingen die zijn opgenomen in het nieuwe Drinkwaterbesluit. Het BIFIPRO-systeem heeft het Kiwakeurmerk ontvangen zonder dat enige aanpassing op het systeem nodig was. Op elk gewenst moment is de separate dosering van koper- en/of zilverionen aan te passen aan de gewenste hoeveelheid. Ook kan het systeem via de computer worden gemonitord. Voor meer informatie: (0343) 47 50 90 of www.hollandwatertechnology.com.
Een verwerkingsstation voor afvalwater in grote gebouwen.
De technologie voor opvoerstations is verbeterd met nieuwe eigenschappen die de betrouwbaarheid verhogen en de installatie (plug & pomp) en het onderhoud vergemakkelijken tegen lage kosten. Betrouwbaarheid heeft de hoogste prioriteit bij afvalwaterverwijdering - storingen kunnen duur zijn en voor vuiligheid zorgen. Vier nieuwe eigenschappen in de Multiliftserie maken het een betrouwbare keuze voor afvalwaterverwijdering: een nieuwe, verbeterde niveaudetector, een variabel instroomsysteem, een nieuw tankbodemontwerp en een nieuwe, slimme regelaar. De opvoerstations zijn verkrijgbaar met een tankinhoud van 44 tot en met 1350 liter en in staat om volumes van 5.000 tot en met 11.400 liter per uur te verwerken. Voor meer informatie: www.nl.grundfos.com.
Kiwa keurt BIFIPRO goed Het BIFIPRO-systeem van Holland Watertechnology is gecertificeerd door Kiwa. Het systeem werkt met koper- en zilverionen en gaat daarmee Legionella en biofilmgroei in drink- en proceswater te lijf. 38
H2O / 16 - 2012
V&T Group levert drinkwaterstation aan Rusland Na eerdere succesvolle leveringen van drinkwaterstations in CentraalEuropa is de V&T Group/Fiber Filtration er wederom in geslaagd een drinkwaterstation te verkopen. Dit keer via Filto, de Oekraïense vestiging van de V&T Group in Kiev. Het systeem wordt door een Oekraïens bedrijf, dat de ontijzeringsstap van het bronwater verzorgt, geïnstalleerd in de Het compacte drinkwaterzuiveringsstation (microfiltratie).
omgeving van Moskou. Het gaat om een zelfreinigend microfiltratiesysteem voor de verwijdering van niet-verzonken ijzerslib en overig zwevend materiaal. Alle filters van V&T Group/Fiber Filtration - zowel voor drinkwater als voor andere doeleinden (bijvoorbeeld de procesindustrie) - zijn inmiddels voor de Russische markt gecertificeerd en toegelaten. Het volledige systeem is afgelopen juli opgeleverd en verkeert nu in de opstartfase. Het is de bedoeling zo snel mogelijk van schoon drinkwater te voorzien. Voor meer informatie: (0186) 57 41 51 of www.fiberfiltration.com.
Xylem neemt MJK over Xylem, een wereldwijd opererend watertechnologiebedrijf, heeft MJK Automation overgenomen. MJK kent vestigingen in Denemarken, Noorwegen, Nederland, de Verenigde Staten en Singapore en is fabrikant van flow- en niveausensoren en meeten regeltechniek voor water- en afvalwatertoepassingen. De analytische instrumentatie en energiebesparende controllers van MJK worden gebruikt in (afval)water- en irrigatietoepassingen waar kritische metingen nodig zijn in leidingen, putten, open kanalen en grachten. Sensortechnologieën omvatten ultrasone, hydrostatische en elektromagnetische telemetrie-eenheden voor monitorings- en controletoepassingen. Voor meer informatie: (078) 654 84 87 of www.xyleminc.com.
Nieuwe efficiëntere membraanpomp Van Wijk & Boerma introduceerde onlangs de Verderair Pure, volgens het bedrijf de efficiëntste, puurste en solide vormgegeven luchtgedreven membraanpomp met de beste flow en het laagste energieverbruik in de markt. Het nieuwe model is tot stand gekomen na een periode van testen en ontwerpen door een internationaal team van specialisten. In het productieproces is alleen gebruik gemaakt van 100 procent PTFE en PE, vandaar de naam ‘Pure’. Het model is beschikbaar in zes verschillende groottes en vier verschillende types. Voor meer informatie: www.wijkboerma.nl.