nº
44ste jaargang / 12 oktober 2012
20 /
2012
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
MBR VARSSEVELD EN HEENVLIET GAAN DICHT WETSUS STEEDS BELANGRIJKER WATERTECHNOLOGIE-INSTITUUT NIEUWE KRW-MAATLAT TOETST SEDIMENTVERVUILING OOSTVOORNSE MEER: EERST BRAK, TOEN ZOET EN NU WEER BRAK
Nitraat in het grondwater Goed nieuws kwam er vorige week van het RIVM. Het nitraatgehalte in het grondwater halveerde tussen 1992 en 2010. Met name in de zandgebieden daalde de concentratie nitraat, van 140 naar 60 milligram per liter. Het zou het resultaat zijn van de inspanningen om de hoeveelheid nutriënten in met name de landbouwgebieden omlaag te brengen. Het RIVM spreekt de verwachting uit dat de maatregelen in de komende jaren voor een verdere verbetering van de grondwaterkwaliteit zullen zorgen. Hetzelfde RIVM zorgde enkele dagen daarvoor voor alarmerende koppen in sommige kranten. Deze kranten concludeerden uit een
onderzoek naar de waterkwaliteit op elf innamepunten in het stroomgebied van de Rijn en Maas dat de vervuiling ter plekke zo groot kan worden dat het niet meer mogelijk is om hiervan drinkwater te maken. Door langere periodes van droogte worden de lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties, de landbouw en industrie minder verdund. Het water is dan relatief meer vervuild. Een bekend verhaal. De manier waarop de resultaten naar buiten kwamen, verdiende geen schoonheidsprijs. Het was geen nieuws. De dalende nitraatconcentraties zijn dat wel. Peter Bielars
inhoud nº 20 / 2012
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Koninklijk Nederlands Waternetwerk - Vewin - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Jacques Geluk Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 99 11 e-mail
[email protected] Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadviesraad Jos Peters (voorzitter) (DHV) Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute) Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam) Johan van Mourik (SKIW) Joris Schaap (Aequator) André Struker (Waternet) Cees Verkerk (Vewin) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 09 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice (010) 427 41 08 (van 9.00 tot 12.00 uur) e-mail
[email protected] fax (010) 473 20 00 Abonnementsprijs € 113,- per jaar excl. 6% BTW € 149,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out DeltaHage grafische dienstverlening, Den Haag Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2012 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
4 / MBR-technologie voor huishoudelijk afvalwater maakt pas op de plaats
Philip Schyns, Charlotte van Erp Taalman Kip en Cora Uijterlinde
6 / Wetsus steeds belangrijker internationaal watertechnologie-instituut
7 / Bouwers grote zuiveringsinstallaties iets minder pessimistisch
6
8 / Klimaatadaptatie steden: van de tekentafel naar de straat
9 / “Minder geld is prikkel voor innovaties” 10 / Steeds meer Nederlandse dijken voorzien
van sensoren
12
/ Structurele aanpak nodig van watervoorziening in Haïti
16
Willem van Burgsteden
13
/ Tijdige sanering leidingen moet levering drinkwater zeker stellen Peter Horst en Arnoud Drevijn
16
/ Oostvoornse Meer: van brak naar zoet en weer terug naar brak Harold de Ruiter, Fred Kuipers, Hans Sessink en Fred Benoist
33
20 / Opinie: mate van verdroging Jaco van der Gaast
29
/ Nieuwe KRW-maatlat voor macrofauna in de zoete getijdenwateren toetst sedimentvervuiling Bart Reeze, Edwin Peeters, Michelle de la Haye en Marieke de Lange
33
/ De ecologische betekenis van toxische druk in verontreinigde sedimenten Leo Posthuma, Dick de Zwart, Bert Reeze en Jaap Postma
36
/ Autotrofe micro-organismen: de basis van de voedselpiramide in het drinkwaterleidingnet? Aleida de Vos van Steenwijk, Maarten Lut en Willem Jan Knibbe
Bij de omslagfoto: een tijdige sanering van waterleidingen moet de levering van drinkwater zeker stellen (zie pagina 13) (foto: Pwn).
MBR-technologie voor huishoudelijk afvalwater maakt pas op de plaats De afgelopen maanden is binnen de waterschappen Rijn en IJssel en Hollandse Delta de nodige discussie gevoerd over de toekomst van de membraanbioreactoren (MBR) in Varsseveld en Heenvliet. Besloten is deze installaties binnenkort buiten bedrijf te stellen. Dat gebeurt bij de MBR Heenvliet dit jaar nog. In Varsseveld wordt volgend jaar een nabezinktank bijgebouwd, waarna ook deze membraaninstallatie buiten bedrijf wordt gesteld. Het besluit om op deze twee lokaties de MBR’s uit bedrijf te nemen, wil niet zeggen dat de waterschappen de MBR-technologie als geheel afschrijven. In situaties waarin een hydraulische en/of biologische uitbreiding gewenst is, gekoppeld aan een strenge effluenteis, kan een MBR een goede oplossing zijn. Ook op locaties waar ruimtegebrek een rol speelt of waar mogelijkheden liggen met betrekking tot effluenthergebruik bij industrie of in de glastuinbouw biedt de technologie nog steeds een meerwaarde.
D
e onderzoeken naar de prestaties van de MBR-installaties op piloten praktijkschaal in Nederland zijn onlangs afgerond. Er is rondom de MBR-technologie veel (operationele) kennis en ervaring opgedaan. Deze informatie is verwerkt in diverse (inter)nationale publicaties. De omstandigheden waarbinnen de onderzoeken plaatsvonden, zijn echter gewijzigd. Binnen de huidige context waarmee de waterschappen in Nederland te maken hebben, spelen kostenbesparing en energie-efficiëntie een grotere rol dan tien jaar geleden. In combinatie met een afnemende c.q. achterblijvende belasting en minder hoge eisen aan de kwaliteit van het effluent heeft toepassing van de membraanbioreactortechnologie op de rioolwaterzuiveringsinstallaties in Heenvliet en Varsseveld nauwelijks nog een meerwaarde. Tien à 15 jaar geleden verwachtte een aantal waterschappen dat de toepassing van de membraanbioreactor (MBR) een belangrijke vooruitgang kon betekenen voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater. In vergelijking tot de traditionele zuiveringstechnieken zou deze op een aanzienlijk geringer oppervlak voor een betere effluentkwaliteit zorgen. Verwacht werd dat door de invoering van de Kaderrichtlijn Water de eisen aan de effluentkwaliteit van veel zuiveringen veel strenger zouden worden, met name ten aanzien van nutriënten en daarmee ook een vergaande reductie van zwevende stof. Samen met de waterschappen en STOWA begon in 2000 een traject van pilot-onderzoek op verschillende locaties, wat resulteerde in MBRdemonstratie-installaties in Varsseveld, Heenvliet en Ootmarsum. Deze eerste MBR-installaties voor behandeling van huishoudelijk afvalwater in Nederland op praktijkschaal zijn tussen 2004 en 2007 in bedrijf genomen. In 2008 kwam daar een vierde MBR bij op de rwzi
4
H2O / 20 - 2012
Terneuzen, waarvan het permeaat wordt opgewerkt tot proceswater en wordt hergebruikt door de industrie. Op de rwzi Glanerbrug is in 2010 een gesubsidieerd praktijkonderzoek gestart naar de toepassing van een nieuwe hybride MBR-variant. In dit onderzoek stond de vraag centraal of MBR het antwoord is op de noodzaak tot strengere waterkwaliteitseisen en een toename van het afvalwateraanbod. Doordat de gestelde doelen niet binnen de termijnen van het subsidietraject konden worden gerealiseerd, is besloten af te zien van invoering van de beoogde hybride MBR-variant. Het onderzoek wordt nog wel voortgezet. De realisatie van grote MBR-installaties in Alkmaar, Hilversum en Utrecht is diepgaand onderzocht, maar tot daadwerkelijke realisatie is het om verschillende redenen, die weinig of niets met de MBR-techologie te maken hebben, niet gekomen. Inmiddels nadert voor de membranen te Varsseveld en Heenvliet het eind van de levensduur. Tevens zijn de locatiespecifieke omstandigheden significant gewijzigd. Daarom hebben de waterschappen Rijn en IJssel en Hollandse Delta de afgelopen maanden de toepassing van de MBRtechnologie op deze plekken nog eens kritisch beschouwd.
Functioneren MBR Heenvliet en Varsseveld
De membraanbioreactoren in Varsseveld en Heenvliet hebben aangetoond dat de technologie toepasbaar is voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater in Nederland1),2), zowel in de volledige MBR-uitvoering (Varsseveld) als in de hybride-variant (Heenvliet). Tegen substantiële meerkosten (20 à 25 procent ten opzichte van de gemiddelde kostprijs van de in beheer zijnde rwzi’s) werd een zeer goede effluentkwaliteit bereikt. De meerkosten zitten in het hogere energieverbruik, reinigingschemicaliën,
membraanvervanging en extra personeelsen onderhoudskosten, omdat een MBR meer aandacht vraagt en meer onderhoudsgevoelige onderdelen heeft dan een conventionele installatie. Deze meerkosten waren geen verrassing, wel was de verwachting dat door toekomstige ontwikkelingen (optimalisatie energieverbruik en reinigingsprocedures én lagere membraanprijzen) de exploitatiekosten van een MBR zouden dalen. Dat is de afgelopen jaren slechts in beperkte mate gebeurd en in de reeds bestaande installaties kan hiervan onvoldoende geprofiteerd worden. Bovenaanzicht van membranen in Heenvliet.
actualiteit Door de fijne poriegrootte van de membranen worden ook bacteriën tegen gehouden, zodat de voormalige desinfectieeis van Heenvliet gehaald kan worden. Het gemeten verwijderingsrendement op het gebied van zware metalen en organische prioritaire stoffen is vergelijkbaar met het rendement van conventionele installaties. In verband met het naderen van het einde van de levensduur van de membranen van de rwzi Varsseveld vond een marktconsultatie plaats. In het bijzonder is daarbij gevraagd naar de verwachtingen in energieprestaties. Hierbij viel op dat verschillende leveranciers mogelijkheden zien om het energieverbruik tot wel 25 procent te verlagen. De voorgestelde maatregelen waarmee dit bereikt kan worden, waren onder andere nieuwe aangepaste membranen, aangepaste reiniging en beluchting.
Wat heeft de ontwikkeling van de MBR opgeleverd?
In Nederland zijn in de periode 2004-2010 vier succesvolle membraanbioreactoren voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater gerealiseerd (achtereenvolgens Varsseveld, Heenvliet, Ootmarsum en Terneuzen). De onderzoeken naar de prestaties hebben de afgelopen jaren hun waarde bewezen. Er is rondom de technologie veel (operationele) kennis en ervaring opgedaan. De resultaten en ervaringen zijn in (inter)nationale wetenschapskringen en met andere waterschappen en industrieën gedeeld. De samenwerkingsvormen die voor de MBR-ontwikkeling in Nederland zijn ontstaan tussen waterschappen, STOWA, adviesbureau(s), membraanleveranciers en universiteiten hebben als uitstekend voorbeeld gediend voor de latere ontwikkeling voor andere technologieën, zoals Nereda. Membraanleveranciers hebben hun product doorontwikkeld zodat nog compactere en minder energieverbruikende systemen zijn ontstaan. Als gevolg van de onderzoeken aan de voorbehandeling van MBR is de doorontwikkeling van influentzeven en het hergebruik van zeefgoed op gang gekomen. De onderzoeken naar influentzeven en de hergebruikmogelijkheden van zeefgoed kregen binnen het recent gelanceerde concept ‘rwzi als grondstoffenfabriek’ een prominente en steeds terugkerende rol. De eerste MBR-ervaringen op praktijkschaal hebben geleid tot meer aandacht voor de herkomst van afvalwater. Bij twee MBRinstallaties hebben tijdelijke lozingen tot problemen geleid met de membranen. Bij actief slibsystemen waren waarschijnlijk dergelijke lozingen onopgemerkt gebleven. In beide gevallen zijn de waterschappen in staat geweest om maatregelen te nemen waardoor het goed functioneren van de membranen gewaarborgd werd.
Veranderende context
De laatste jaren is bij de waterschappen de aandacht verschoven naar duurzaamheid en speelt onder de huidige economische omstandigheden kostenbesparing een
rwzi Heenvliet
rwzi Varsseveld
11.800
28.560
biologische capaciteit • rwzi
i.e. (150 TZV)
• MBR
3.022
hydraulische capaciteit • rwzi
m3/h
390
755
• MBR
m3/h
100
755
2
m
4.115
20.160
--
plaat
holle vezel
membraanoppervlak type membranen poriegrootte
µm
0,08
0,04
fosfaatverwijdering
-
alleen biologisch
aanvullend chemisch
configuratie
-
serie en parallel
volledige MBR
typische effluentkwaliteit (ter indicatie gegevens over 2010) MBR (permeaat)
totaal rwzi
BZV
mg/l
1,1
2,2
0,8
CZV
mg/l
23
27
27
N-totaal
mg/l
6,0
5,1
3,6
P-totaal
mg/l
0,6
1,4
0,4
zwevende stof energieverbruik
mg/l
<4
5
0
kWh/m3
1,1
0,6
0,84
Kenmerkende gegevens van de MBR-installaties.
steeds prominentere rol. Met de invoering van de Kaderrichtlijn Water is de toepassing van strengere effluenteisen op grote schaal uitgebleven en is een grotere rol toebedeeld aan andere systeemmaatregelen (onder andere de toepassing van natuurvriendelijke oevers). Daar waar maatregelen op rwzi’s noodzakelijk bleken, zijn de voor- en nadelen van MBR vaak afgewogen tegen conventionele filtratiesystemen. Met de ondertekening van de Meerjarenafspraak Energie Efficiëntie (MJA3) en het Klimaatakkoord is sinds 2008 de nadruk op reductie van het energieverbruik bij de zuivering van afvalwater komen liggen. Om de totale overeengekomen besparing te kunnen realiseren, zetten de waterschappen nu in op energiebesparing en -opwekking. Door het hogere energieverbruik dat inherent is aan de MBR-technologie, past deze technologie slecht binnen deze afspraken. Binnen de Routekaart afvalwaterketen 2030 is het concept van de rwzi als grondstoffenfabriek uitgewerkt3). In concepten waarbij effluent als bron voor water wordt ingezet, kunnen membranen een belangrijke sleutelrol gaan spelen. De MBR Terneuzen is een goed voorbeeld, omdat hier gezuiverd afvalwater als grondstof voor de chemische industrie dient.
Veranderende omstandigheden
Voor rwzi Heenvliet speelt daarnaast een aantal andere zaken een belangrijke rol: • De geprognosticeerde hogere hydraulische belasting van rwzi Heenvliet blijft uit, omdat meer regenwater in het gebied is afgekoppeld. De capaciteit van de conventionele rwzi blijft voldoende, wat de MBR-installatie voor aanvullende verwerkingscapaciteit overbodig maakt;
•
•
Het vervallen van de desinfectie-eis op rwzi Heenvliet in 2010; Het ontbreken van mogelijkheden om gezuiverd effluent uit de MBR te leveren aan industrie of tuinbouw vanwege de leveringsafstanden.
Voor rwzi Varsseveld spelen de volgende zaken een belangrijke rol: • Het wegvallen van de belasting van de belangrijkste aangesloten kaasindustrie vanwege beëindiging van de bedrijfsactiviteiten. Daardoor kan het slibgehalte worden teruggebracht naar circa vier kilo per kubieke meter. Dit slibgehalte maakt gebruik van een conventionele nabezinktank mogelijk; • Het ontbreken van mogelijkheden om gezuiverd MBR-effluent te leveren aan de industrie vanwege de leveringsafstanden; • In de praktijk bleek dat de dosering van ijzerzouten verminderd diende te worden in verband met vervuiling en veroudering van de membranen. Hierdoor kunnen geen extreem lage fosfaateffluentwaarden worden bereikt. Dit leidt echter niet tot een negatief effect op de waterkwaliteit van de Boven-Slinge. Philip Schyns (Waterschap Rijn en IJssel) Charlotte van Erp Taalman Kip (Waterschap Hollandse Delta) Cora Uijterlinde (STOWA) NOTEN 1) STOWA (2006). MBR-rapport Varsseveld. Rapport 2006-05/06. 2) STOWA (2009). Ervaringen met hybride MBR Heenvliet. STOWA-rapport 2009-35 3) Agentschap NL / Unie van Waterschappen. Routekaart afvalwaterketen 2030.
H2O / 20 - 2012
5
Wetsus steeds belangrijker internationaal watertechnologie-instituut In totaal zo’n 600 voor een groot deel internationale bezoekers kwamen op 1 en 2 oktober naar Leeuwarden voor het negende Wetsus-congres met als titel ‘Societal challenges: call for innovative water technology’. Wetenschappelijk directeur Cees Buisman maakte in zijn openingstoespraak meteen duidelijk wars te zijn van allerlei trends en vast te willen houden aan de onderzoeksthema’s die jaren geleden de basis legden voor Wetsus. De proeven en experimenten die op de laboratoria van het instituut uitgevoerd worden, laten volgens verschillende sprekers op het congres zien hoe de toekomst van de watertechnologie er uit gaat zien.
B
ij Wetsus is inmiddels een 90-tal bedrijven aangesloten en zo’n 17 kennisinstituten. De huidige accomodatie in het gebouw van hogeschool Van Hall Larenstein in Leeuwarden wordt in 2014 ingewisseld voor een gloednieuw complex aan de rand van het stadscentrum. De financiering van Wetsus (rijkssubsidie) is de laatste jaren wat ingewikkelder geworden, hetgeen Buisman enige zorgen baart. Maar ten opzichte van de rest van Nederland ontvangt Leeuwarden dit jaar een groter aandeel van de rijksgelden. De watertechnologiesector kent wereldwijd een flinke groei. In Nederland bedraagt de jaarlijkse groei zo’n tien procent, maar in China groeide deze markt het afgelopen jaar met ongeveer 34 procent. Voor Bertrand van Ee van Royal HaskoningDHV aanleiding om in Leeuwarden aandacht te vragen voor een versterking van de watersector (lees: minder versnippering). “We moeten onze waterprojecten meer in de etalage zetten”. Een soortgelijke oproep kwam van Bertholt Leeftink, de directeur-generaal Innovatie van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hij riep op vooral samen te werken op regionaal terrein.
Cees Buisman
De winnaar van de Marcel Mulderprijs 2012 David Vermaas helemaal rechts en aan weerszijden van burgemeester Crone van Leeuwarden de winnaars van de extra prijs: Ran Zhao en Fei Liu.
6
H2O / 20 - 2012
verslag Bouwers grote zuiveringsinstallaties iets minder pessimistisch Tussen de eerste en tweede congresdag is in Leeuwarden het WaterWonderLab geopend. Het is een nieuwe tentoonstelling in het Natuurmuseum, bedoeld voor kinderen die daar kunnen experimenteren op het gebied van watertechnologie. Het lab is tot stand gekomen met steun van onder andere Wetsus en Vitens.
Als vanouds vraagt het bedrijfsleven, ook dat in de watersector, aan het Rijk meer geld ter ondersteuning van investeringen in nieuwe technologiën én om overbruggingskredieten, voorfinanciering van grote projecten en exportgaranties. Dat gebeurde ook tijdens de bijeenkomst ‘Ondernemen in de waterindustrie’, een initiatief van Management Producties op 25 september in het RDM-innovatiedok in Rotterdam. Toch was wat optimisme te bespeuren bij de grote waterbedrijven.
TKI
Die samenwerking komt er in ieder geval tussen Wetsus en enkele grote kennisinstituten als KWR, NWO en TNO. In plaats van een TTI (toptechnologisch instituut) gaat het vanaf volgend jaar om TKI’s (Topconsortia voor Kennis en Innovatie) op drie gebieden: watertechnologie, deltatechnologie en maritieme technologie. Directeur Peter Vermaat van Evides wordt de voorzitter van TKI Watertechnologie. Van het beschikbare geld gaat straks een kwart naar innovaties. Verder wordt samenwerking tussen private en publieke waterbedrijven gestimuleerd en wordt een eigen inbreng van de deelnemende partijen gevraagd van 30, later 40 procent. De nieuwe constructie moet leiden tot meer afstemming op onderzoeksgebied, meer uitwisseling van kennis en ervaringen en een snellere commerciële toepassing van de ontwikkelde watertechnologie.
Arbeidsmarkt
Daarom is het ook van belang dat er voldoende kennis op watergebied blijft bestaan. Tot 2020 zullen echter alleen in Nederland al zo’n 40.000 mensen verdwijnen van de arbeidsmarkt. En daartegenover staat een veel geringere aanwas van jongeren vanuit de opleidingen. Bovendien is de kennis van jongeren van de watersector niet groot. Dit probleem moet de watersector veel zorgen baren, aldus Thecla Bodewes van de Topsector Water. In Nederland studeren meer buitenlanders dan Nederlanders. Huiberdien Sweeris van het Netherlands Water Partnership kondigde in Leeuwarden een technische onderwijsmarathon aan die in de tweede week van november zal plaatsvinden. Getracht wordt zo veel mogelijk gastdocenten bij elkaar te krijgen.
Marcel Mulderprijs
De Marcel Mulderprijs die tijdens het jaarlijkse Wetsuscongres uitgereikt wordt, ging dit jaar naar David Vermaas (TU Twente) voor zijn onderzoek op Wetsus naar het winnen van energie uit de Afsluitdijk. Hij ontving de prijs met een geldbedrag van 5000 euro uit handen van burgemeester Ferd Crone, die de zieke Margreeth de Boer verving. Dit jaar werden ook twee extra prijzen van 1500 euro uitgereikt. Deze gingen naar twee buitenlandse studenten van Wetsus: Ran Zhao en Fei Liu, die onderzoek doen naar ontziltingstechnieken.
Andijk II (foto: PWN).
Z
o’n 60 mensen waren daarheen gekomen, onder wie zo’n 15 sprekers en vertegenwoordigers van de organisatie. Onder leiding van Joost Timmerman, nog even voorzitter van Aqua Nederland, werd aanvankelijk vooral gepraat over wat de Topsector Water voor het waterbedrijfsleven kan betekenen. Later in de middag probeerde Hans Huis in ‘t Veld van de Topsector Water dat te verduidelijken, waarbij hij verwees naar de nieuwe Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) (zie ook het verslag van het Wetsus-congres hiernaast) die het bedrijfsleven moeten steunen in zijn streven naar export van producten en diensten naar het buitenland. Verschillende sprekers klaagden er echter over dat afzet van producten in Nederland ook niet eenvoudig is. Zo meldde John Heesters van Bosman Watermanagement dat projecten van zijn bedrijf (filtratietechnieken) in het buitenland beter lopen dan in eigen land. Ronalt Folbert van Imtech komt daarentegen ook nogal wat hobbels tegen in het buitenland. In Egypte zuivert het bedrijf het afvalwater van een spijkerbroekenfabrikant met keramische membranen en elektrocoagulatie. De problemen lagen vooral bij de beperkte kennis van waterzuivering bij het Turkse bedrijf.
PWN
van het moederbedrijf in met name het buitenland probeert te vermarkten, trok de belangstelling van de aanwezigen met zijn presentatie van de plannen voor Andijk III, de eerste economisch haalbare keramische membraaninstallatie gekoppeld aan ionenwisseling, die in Singapore inmiddels getest is en waarbij geen ijzeroxide en natronloog meer nodig is. RWB gaat de installatie bouwen. PWN Technologies heeft op zich geen problemen met de financiering van projecten in het buitenland, maar zit wel regelmatig verlegen om een overbruggingskrediet. Volgens Paul Roeleveld van Royal HaskoningDHV moeten Nederlandse bedrijven vooral beter met elkaar samenwerken en elkaar meer gunnen. Daar ontbreekt het nu vaak aan, meent hij. Waar het volgens dagvoorzitter Joost Timmerman aan ontbreekt is een groot bedrijf dat de Nederlandse watersector in het buitenland vertegenwoordigt. Niemand van de aanwezige vertegenwoordigers van bedrijven voelde zich echter voor deze rol geschikt. Wim van Vierssen (KWR) ten slotte pleitte voor veel meer experimenten met nieuwe technologiën. Nederlandse waterproducten moeten de wereldstandaard worden, zo liet hij zijn gehoor weten.
Peer Kamp van PWN Technologies, een dochtermaatschappij van PWN die innovaties H2O / 20 - 2012
7
Klimaatadaptatie steden: van de tekentafel naar de straat Steden zijn nog kwetsbaarder voor de gevolgen van klimaatverandering dan het landelijk gebied. Aanpassing van de ruimtelijke inrichting, de openbare ruimte, maar ook van het watersysteem is noodzakelijk om de stad op termijn leefbaar te houden en wateroverlast, hittestress en droogte zoveel mogelijk te voorkomen. Tegelijkertijd is de ruimtedruk in steden enorm. Verschillende partijen hebben verschillende (ruimtelijke) belangen. Hoe krijg je iedereen aan tafel en de benodigde maatregelen van de tekentafel op straat?
Z
o luidde de centrale vraag op 27 september tijdens de bijeenkomst ‘Groenblauwe klimaatadaptieve maatregelen in de stad’, georganiseerd door het Hoogheemraadschap van Delfland, bureau opMAAT, het Actieprogramma Water en Ruimte (Unie van Waterschappen, CURNET, Platform31 en het ministerie van Infrastructuur en Milieu), STOWA en het programma Kennis voor Klimaat. Dat is nog niet zo eenvoudig, concludeerde Christine Oude Veldhuis, Unit manager Platform31. De disciplines die betrokken zijn bij de ontwikkeling van steden, lijken soms op verschillende eilanden te wonen. De vraag is dan ook hoe je iedereen op hetzelfde eiland krijgt. Ronald Albers (TNO) gaf aan wat de klimaatverandering voor stedelijk gebied kan betekenen. Bij het ontwikkelen van klimaatscenario’s wordt uitgegaan van gemiddelden: de regionale verschillen met nu kunnen nog veel groter zijn. Gevolgen van klimaatverandering voor steden kunnen overstromingen zijn, wateroverlast, meer hittegolven en een grotere kans op extreem weer. Nederland is al jaren bezig met veiligheid en de zoetwatervoorziening; wateroverlast, droogte en hitte zijn relatief nieuw. Een bestaande stad heeft veel tijd nodig om te veranderen. Dat betekent dat het meteen toepassen van maatregelen voor klimaatadaptatie bij nieuwe projecten veel goedkoper is dan later aanpassingen doen. Om dat te bereiken moet klimaatadaptatie geen op zichzelf staand beleid zijn maar een integraal onderdeel van overkoepelend beleid. Albers gaf de aanwezigen nog mee dat hitte een groot probleem is, met name voor ouderen. Dat werd beaamd door Bert Heusinkveld van de universiteit van Wageningen. Uit metingen in steden blijkt dat de stad een hitte-eiland is (warmer dan de omliggende, niet bebouwde omgeving). Met name ‘s nachts blijft de warmte hangen. Het aanleggen van diepe waterplassen heeft niet per se een positief effect. Overdag zorgen die voor koelte, maar ‘s nachts zijn deze relatief warm. Dat geldt ook voor parken met veel bomen: overdag zorgt de schaduw voor koelte, maar de bladerdekken houden ook warmte vast. Voor een substantiële verbetering zijn combinaties van maatregelen nodig. Hiltrud Pötz van bureau opMAAT gaf voorbeelden van woningbouwprojecten waarbij allerlei combinaties van maatregelen werden gebruikt voor klimaatadaptatie. Met
8
H2O / 20 - 2012
name groene daken leverden goede resultaten op. Deze kunnen zorgen voor waterberging en koelte, maar leveren ook een bijdrage aan de biodiversiteit in de stad. Bert Palsma (STOWA), zelf groene-dakbezitter, plaatste diverse kritische kanttekeningen bij de maatregelen die ter sprake waren gekomen. Groene daken en doorlatende verharding worden vol enthousiasme aangelegd, maar bij het onderhoud wordt zelden stilgestaan, terwijl dat juist bepalend is voor de effectiviteit. Ook kun je niet zomaar de ene maatregel vervangen door de andere. Gezond verstand in plaats van cijfers (“normeren is afschuiven van verantwoordelijkheid”) en van tevoren stilstaan bij de functionele eisen van de
maatregelen zorgen voor een betere klimaatadaptatie dan goedwillend zoveel mogelijk maatregelen nemen, aldus Palsma. Eén van de maatregelen die in Rotterdam worden uitgevoerd, is de aanleg van een waterplein in de wijk Spangen. Rik de Nooijer van de gemeente Rotterdam zette de overwegingen uiteen om zo’n voor Nederland uniek plein aan te leggen. Doel is om de waterberging in de wijk op peil te brengen; er is nu een (berekend) tekort aan waterberging. Het waterplein is in droge periodes een gewoon plein, maar als er zoveel neerslag valt dat dat niet meer via de normale kanalen kan worden afgevoerd, loopt het plein vol. Na verloop van tijd wordt het regenwater afgevoerd. Behalve het plein
verslag “Minder geld is prikkel voor innovaties” “Wij zijn klaar met het gemopper. Het is tijd om op een nieuwe golf te surfen en de crisis, de oude golf, achter ons te laten”, vindt hoofdredacteur Jan-Willem Wesselink van Elba Media, organisator van het Nationaal WaterWonenRuimteCongres, dat 27 september in Rotterdam plaatsvond. Om dat te bereiken moeten ruimtelijke ordenaars en waterbeheerders samen slimme oplossingen bedenken, vindt Gerard Blom, directeur van de eenheid Zoetwatersystemen van Deltares. zelf is in de bodem op een aantal plaatsen lavasteen ingegraven, dat ook water vasthoudt. In totaal kan het plein én de lavasteen 7.000 kubieke meter water bergen. Dat is niet voldoende voor de hele wateropgave van de wijk. Daarom zijn elders kleine maatregelen getroffen om alsnog aan de opgave te voldoen. Het plein wordt nu aangelegd. Voorafgaand aan het nemen van maatregelen hebben al veel mensen met elkaar aan tafel gezeten: stedenbouwkundigen, ruimtelijke ordenaars, waterbeheerders, projectontwikkelaars, bewoners etc. Dat aan tafel krijgen is geen probleem volgens Carl Paauwe (Hoogheemraadschap van Delfland) en Elgard van Leeuwen (Deltares). Maar om aan tafel overeenstemming te krijgen over welke maatregel waar moet worden genomen is een stuk moeilijker. In bijvoorbeeld het project Waterkader Haaglanden, waar theorie in de praktijk werd gebracht, bleek behoefte te bestaan om de effecten van generieke maatregelen op regionale of lokale schaal te zien. Eén van de (potentiële) middelen daartoe is 3Di. Met de enorme hoeveelheid data die beschikbaar is, gekoppeld aan de beschikbare rekenkracht van de huidige computers, kunnen de effecten van maatregelen vrijwel onmiddelijk zichtbaar gemaakt worden. Door allerlei hydrologische berekeningen te koppelen aan informatie over de bodem, aan foto’s van de betreffende locatie en andere gegevens kan, zelfs in drie dimensies, zichtbaar worden gemaakt hoe bijvoorbeeld extreme neerslag zich gedraagt. Dat maakt het makkelijker tijdens overleggen om ‘elkaars taal te spreken. Als de partijen het dan eens zijn over de gewenste maatregelen, ligt de bal vaak bij de bestuurders. Hoe verkoop je de aanleg van, in dit voorbeeld groen, aan je bestuurders? Daar vertelde Remco Daalder van de gemeente Amsterdam over. Volgens hem moet je de maatregel niet verkopen als maatregel pur sang maar de nadruk leggen op de positieve gevolgen. Dus niet praten over biodiversiteit of het voorkomen van hittestress maar over de toegevoegde waarde voor recreanten of de extra opbrengsten van toerisme.
“D
e budgetten zijn in deze crisistijd niet ruim, maar we leven ook niet in de jaren ‘30. Subsidies vervallen of worden minder. Daarnaast zijn sommige oplossingen te duur of werken ze niet. Daarom moeten we slimme oplossingen op effectieve en goedkope wijze realiseren door ruimtelijke ordenaars en waterbeheerders samen te laten optrekken. Juist het feit dat er minder geld voor beschikbaar is, kan een prikkel vormen voor het ontwikkelen van innovaties en het uitvoeren van studies.” Volgens Blom kunnen zowel de water- als de ruimtelijke kwaliteit profiteren van samenwerking tussen specialisten op beide gebieden. “Het is ons werk inzichtelijk te maken welke effecten plannen op het gebied van ruimtelijke ordening hebben op de waterhuishouding in een bepaald landelijk of stedelijk gebied.” Blom legde uit hoe bepaalde rekeninstrumenten die Deltares hanteert, van nut kunnen zijn bij het nemen van beslissingen: “Je kunt investeren in uitbreiding van het rioolstelsel of een bepaalde hoeveelheid water op straat accepteren.” In het Amsterdamse Betondorp zijn fijnmazige en snelle rekeninstrumenten ingezet om te komen tot samenwerking die moet leiden tot een combinatie van groene daken en waterberging, waardoor de wijk mooier wordt en de waterveiligheid toeneemt. “Barre tijden betekenen mogelijkheden voor ruimtelijke ontwerpers en waterspecialisten. Op papier is daar oor voor en ik verwacht dat het nieuwe kabinet daarmee aan de slag gaat. Nu allerlei innovatieprogramma’s en de bijbehorende subsidies aflopen, is het zaak innovatie onderdeel te maken van het normale werk”, aldus Blom.
Natuurlijke oplossingen
De Spaanse, vanuit Denemarken opererende architect David Garcia, hoofdspreker op het congres, is voortdurend op zoek naar mogelijkheden om in extreme omgevingen te bouwen en gebruik te maken van onorthodoxe, vaak door de natuur aangedragen mogelijkheden. Water speelt daarbij een grote rol. Garcia won in 2010 een prestigieuze prijsvraag met zijn ideeën voor een waterbestendig Stadshavengebied in Rotterdam. “De vraag was hoe we de haven van Rotterdam, met zijn opmerkelijke vorm (een gespreide hand met vingers), konden veranderen in een duurzame woon- en werkgemeenschap, die het water omarmt en bovendien onder extreme omstandigheden
kan dienen als opvangplaats voor stadsbewoners die op de vlucht zijn voor het wassende water.” Voor de woonfunctie is gefocust op het land en zijn wooneenheden met behulp van palen omhoog gebracht. Het landschapselement is vormgegeven als heuvelachtig park, zodat bij springvloed huizen en werkeenheden bereikbaar zijn via de toppen, terwijl de rest is ondergelopen. In de Maldiven maken Garcia en zijn medewerkers eveneens gebruik van de natuur om watergerelateerde problemen op te lossen. Het land bestaat voornamelijk uit atollen in de Indische Oceaan. Het eiland met de hoofdstad Lamé is zo dichtbevolkt en volgebouwd dat er niet eens een natuurlijke barrière is om het land te beschermen tegen overstromingen. Een ander probleem is dat het afvalwater direct de oceaan instroomt. Om land te winnen wordt afval in nog onbewoonde atollen gedumpt. “Wij kunnen dat anders doen door wetenschap en techniek te gebruiken om de problemen op te lossen. In Europa gebruiken we hout als natuurlijk materiaal, in de Maldiven herplanten we koraal door levende poliepen te plaatsen langs frames.” Dit kunstmatige rif sterft af door gebrek aan zuurstof en licht, waardoor een harde kern van kalk overblijft. “Eigenlijk laten we zo het beton dat we nodig hebben voor onze ontwerpen, onder water groeien. Hoe langzamer dat gebeurt, des te sterker het wordt.” Op dezelfde manier maken Garcia en zijn team bijvoorbeeld gebruik van de natuur op Antarctica, waar ze betrokken zijn bij de bouw van onderkomens voor de 40.000 tot 60.000 toeristen die de Zuidpool in de zomer bezoeken.” Speciale constructies zijn nodig om te voorkomen dat de ‘hotels’ vanzelf richting zee opschuiven. Volgens de Spaanse architect leefden mensen in de oudheid meer in harmonie met het water. “Sinds we in steden wonen, zijn rigoureuzere maatregelen nodig om droge voeten te houden. We moeten niet terug naar traditionele bouwmethoden, maar kunnen er wel van leren. Brute kracht is niet altijd nodig, goed doordacht omgaan met problemen en wetenschappelijke kennis gebruiken hebben vaak meer effect.”
H2O / 20 - 2012
9
Steeds meer Nederlandse dijken voorzien van sensoren Steeds meer Nederlandse dijken worden voorzien van sensoren om de dijken op afstand en van binnenuit te kunnen controleren. Na succesvolle experimenten met de speciaal aangelegde IJkdijk ten zuiden van het Groningse Bellingwedde zijn nu ook sensoren aangelegd in ‘echte’ dijken. Om alle verzamelde informatie toegankelijk te maken, komt er een Dijk Data Service Center waar dijkbeheerders toegang krijgen tot gegevens die de toestand van een aantal Nederlandse dijken weergeven.
D
e zogeheten LiveDijken liggen in Woerden, Nieuwegein en Delfzijl. Via sensoren in de dijk is continu de waterspanning te volgen. Hoe meer water een dijk bevat, hoe meer de zand- en kleikorrels kunnen bewegen en hoe slapper de dijk wordt. In Woerden wordt daarnaast ook de temperatuur in de dijk continu gemeten. Dat gebeurt met sensoren die in een speciale mat over een lengte van 450 meter ingegraven zijn (zie foto). Water en grond reageren anders op verschillen in temperatuur. Een scheur in de dijk of piping levert een afwijkende dijktemperatuur op. Daardoor zijn deze mechanismen vroegtijdig op te sporen. Met dit experiment kunnen de dijkbeheerders, in dit geval Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Rijkswaterstaat, ervaring opdoen met het monitoren van de binnenkant van de dijken.
Livedijk XL
Waterschap Noorderzijlvest plaatst sensoren in een deel van de Ommelanderzeedijk ten noorden van Delfzijl. Op basis van de toetsing in 2010 komt dit stuk dijk in aanmerking voor versterking. Voor het eerst worden hier langere stukken bestaande dijk voorzien van sensoren. Naast het sensorsysteem bij Delfzijl worden ook andere delen van de Ommelanderzeedijk en de Lauwersmeerdijk uitgerust met sensoren. Ze meten de waterspanning, temperatuur en andere meteorologische omstandigheden. Geven deze indicatoren aan dat de dijk te nat is, dan kunnen pompen en filterbuizen water afvoeren. Zo kan de dijk niet alleen op afstand in de gaten worden gehouden, maar kan ook van binnenuit worden ingegrepen.
Datacentrum
Stichting IJkdijk en de combinatie van Nelen & Schuurmans en Fugro gaan een Dijk Data Service Center (DDSC) opzetten. Dit centrum moet ervoor zorgen dat dijkbeheerders gemakkelijk toegang krijgen tot de gegevens die de toestand van de ‘deelnemende’ Nederlandse dijken weergeven. De monitoringsgegevens uit de LiveDijken moeten hiervoor op een uniforme wijze worden opgeslagen en voor bewerking geschikt worden gemaakt. Het initiatief voor het datacentrum komt van Stichting IJkdijk en Het Waterschapshuis, STOWA en de waterschappen Noorderzijlvest, Vallei & Eem, Waternet en Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Het systeem is straks toepasbaar voor alle dijkbeheerders. De oplevering van de eerste versie is op 1 april 2013.
10
H2O / 20 - 2012
De mat met temperatuursensoren voordat die ingegraven werd in deze dijk in Woerden.
De realisatie van het datacentrum vormt een belangrijk onderdeel van het IJkdijk-ontwikkelprogramma 2012-2014. Dit programma is gericht op de ontwikkeling van dijkmonitoring van de toekomst met behulp van sensorsystemen. Het bestaat uit vier onderdelen: experimenten om te testen of de diverse sensorsystemen het falen van een dijk kunnen voorspellen, bestaande dijken
uitrusten met sensorsystemen om de werkelijke sterkte van deze dijken te meten en toekomstige sterkte te voorspellen (LiveDijken), het opschalen van een LiveDijk over langere dijktrajecten (LiveDijk XL Noorderzijlvest) en de ontwikkeling van het Dijk Data Service Center. Met de oplevering van het laatste zijn alle stappen afgerond.
De Dag van de Dijk
Na zeven jaar van voorbereidingen en vier jaar van uitvoering is op 22 september, de Dag van de Dijk, gevierd dat de dijk langs de Nederlek tussen Krimpen aan de Lek en Bergambacht versterkt is. Ook in andere delen van het land stonden de waterschappen die dag stil bij het feit dat Nederland zonder dijken gedeeltelijk onder water zou staan. De dijk tussen Krimpen aan de Lek en Bergambacht is over een lengte van 5,4 kilometer versterkt met bermen, damwanden, diepwanden of kistdammen. Hij voldoet nu aan alle wettelijke veiligheidsnormen. De achterliggende polders in de Krimpenerwaard zijn weer optimaal beschermd tegen water uit de Lek. De Westfriese Omringdijk tussen Hoorn en Oosterleek is op de Dag van de Dijk na ruim vijf jaar weer grotendeels opengesteld. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft de dijk verzwaard. Waterschap Vallei & Eem greep de dag aan om omwonenen te melden dat zij last kunnen krijgen van de geplande verbetering van de dijken tussen Amersfoort en Putten. De verbetering van de 24 kilometer dijk kost rond de 60 miljoen euro en begint dit najaar. In Zwolle is de Dag van de Dijk door honderden geïnteresseerden bezocht, die onder meer konden meedoen met of kijken naar bijvoorbeeld de hardloopwedstrijd Drogevoeten Run. Vervolgens konden zij meer te weten komen over de projecten in het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’ in en langs de IJssel. Zo’n 50 kinderen deden mee aan de Expeditie Uiterwaard, waarbij zij allerlei opdrachten moesten uitvoeren, zoals het maken van mini-rivieren.
actualiteit ‘Markermeer-IJmeer kan Nederlands natuuricoon worden’ Het Markermeer-IJmeer kan uitgroeien tot één van de natuuriconen van Nederland. Het gebied heeft de potentie om zich te ontwikkelen tot één van Europa’s belangrijkste wetlands. Dat stelt de Werkmaatschappij MarkermeerIJmeer (WMIJ) in een rapport over de toekomst van het gebied.
D
e WMIJ stelt in het onderzoek de samenhang tussen ecologie en economie centraal. Drie consortia van bedrijven ontwikkelden - op uitnodiging van de WMIJ - ecologisch kansrijke varianten voor de toekomst van het Markermeer-IJmeer die goedkoper zijn dan het basisplan. Ook Natuurmonumenten kwam met een plan: de Marker Wadden. Als de voorgestelde innovaties succesvol worden doorgevoerd, kunnen de kosten in het beste geval met zo’n 40 procent worden teruggedrongen: naar circa 110 tot 170 miljoen euro op middellange termijn tot circa 350 tot 520 euro miljoen op lange termijn. De voorgestelde varianten kunnen gebruikt worden in de concept-Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer, waarin in de komende periode samenhangende besluiten zullen worden genomen over
stedelijke ontwikkeling, bereikbaarheid en ecologie in dit gebied. In twee van de drie varianten wordt een grootschalig wetland gerealiseerd langs de Houtribdijk. Een derde variant omvat vooral ingrepen in ondiepe delen aan de (NoordHollandse) westzijde van het Markermeer. Bepalende elementen uit alle varianten zijn: helder en troebel water, beheersing van vrij rond bewegend slib, vloeiende overgangen tussen water en land, en ecologische verbindingen. Het plan van Natuurmonumenten, dat voorziet in de aanleg van een omvangrijk wetland, is in twee van de drie varianten inpasbaar. Daarmee kan de eerder toegekende bijdrage van de Nationale Postcodeloterij van 15 miljoen euro voor Marker Wadden daadwerkelijk gebruikt worden.
Vorig jaar november heeft de WMIJ al haar rapport ‘Naar een toekomstbestendig ecologisch systeem’ opgeleverd. Dat rapport zet de maatregelen die nodig zijn om de kwaliteit van het Markermeer-IJmeer te herstellen en “duurzame ecologische veerkracht” te creëren, op een rijtje. De belangrijkste maatregelen zijn de aanleg van een grootschalig moeras van op termijn 4.500 hectare bij de Houtribdijk, circa twaalf kilometer luwtemaatregelen bij de kust van Noord-Holland en 300 hectare vooroever bij de Lepelaarplassen in Flevoland. Het was de taak van de WMIJ om de benodigde informatie voor besluitvorming op een rij te zetten. Nu is de minister aan zet, samen met de regionale bestuurders. Mede op basis van het eindrapport van de WMIJ komt het kabinet naar verwachting begin 2013 met een ontwerp Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer.
Eerste grensoverschrijdend Interreg-project succesvol, tweede begint Vijf Nederlandse en Duitse waterschappen hebben het programma Interreg IV A succesvol afgerond. Onder de noemer ‘natuurlijke grenswateren’ (Nagrewa) werkten zij de afgelopen jaren samen om de kwaliteit van beken en rivieren in het stroomgebied van de Maas te verbeteren. Na het zuiden is nu het noorden des lands aan de beurt. Bedrijven en kennisinstellingen gaan, onder leiding van Wetsus, aan beide zijden van de grens de komende twee jaar onderzoek verrichten naar desinfectie van ziekenhuisafvalwater en riothermie.
H
et Nagrewa-project is 19 september afgesloten met een presentatie van de resultaten door de deelnemende partijen: Waterschap Aa en Maas, Waterschap Peel en Maasvallei, het Niersverband, het Schwalmverband en Waterschap Rivierenland. De vismigratie is verbeterd door de aanleg van vispassages bij molens en gemalen, de ecologische waterkwaliteit is versterkt, Duitse en Nederlandse waterschappen gebruiken voortaan dezelfde meetsystemen en maken vanaf nu gebruik van een grensoverschrijdend gegevensbestand. Ook zijn in goede samenwerking met agrariërs maatregelen getroffen ter verbetering van de waterkwaliteit en natuur. Tijdens de slotbijeenkomst is één van de Nagrewa-projecten, de Vierlingbeekse Molenbeek, geopend. Basis- en middelbare scholieren hebben die dag al varend spelenderwijs ervaren wat waterschappen doen. Daarnaast zijn bezoeken afgelegd aan belanghebbenden.
Ziekenhuisafvalwater
Het nieuwe onderzoek rondom het afvalwater van ziekenhuizen in het noorden zal zich aan de Nederlandse zijde concentreren op het Antoniusziekenhuis in Sneek. Het richt zich vooral op antibioticaresistentie. De aanwezigheid van antibiotica en antibiotica-resistente bacteriën in afvalwater van ziekenhuizen kan zorgen voor de bevordering en verspreiding van resistentie, wat een gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren. In het project zal de omvang van het probleem in kaart gebracht worden en zullen diverse innovatieve technologieën zoals UV-behandeling, ultrasoon geluid, membraantechnologie, hogefluxozonisatie en desinfectie in een fluïde bed inductiereactor worden getest.
Riothermie
Met riothermie (warmteterugwinning uit rioolwater) bestaat reeds meerdere jaren praktijkervaring in met name Zwitserland en Duitsland. In Nederland is deze techniek nog nauwelijks ontwikkeld, maar begint de interesse op gang te komen (zie ook de vorige H2O).
Binnen het project wordt gekeken naar het ontwikkelen en testen van zakelijke toepassingen van kleinschalige terugwinning van warmte uit de riolering, vervuiling van warmtewisselaars in een zuivelfabriek en de ontwikkeling van een GIS-instrument om kansrijke locaties voor warmteterugwinning in beeld te brengen. Het accent ligt aan de Duitse zijde van de grens. De deelnemende bedrijven en instellingen willen hun netwerk uitbreiden en de samenwerkingsmogelijkheden met Duitse collega’s onderzoeken en vormgeven. Het project Watertechnologie wordt in het kader van het Interreg IV A-programma Deutschland-Nederland medegefinancierd door het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Ministerium für Wirtschaft, Arbeit und Verkehr Niedersachsen, het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de Provincie Fryslân en de Provincie Groningen. Het wordt begeleid door het programmamanagement Interreg van de Eems-Dollardregio. H2O / 20 - 2012
11
Structurele aanpak nodig van watervoorziening in Haïti De enige oplossing die een duurzaam einde kan maken aan het choleraprobleem in Haïti lijkt te liggen in een forse investering in de aanleg van een drinkwaternet en riolering. Tot die conclusie komt Artsen zonder Grenzen die sinds begin 2010, toen een zware aardbeving het land in puin legde, zo goed en kwaad als het gaat de bevolking probeert te helpen. Dat gebeurt onder andere door een cholerabehandelcentrum op te zetten en het afvalwater te zuiveren.
B
egin 2010 legde een zware aardbeving Haïti in puin. De vernielde infrastructuur maakte het land bijzonder vatbaar voor epidemieën. Willem van Burgsteden, water- en sanitatiespecialist bij Artsen zonder Grenzen, was tot voor kort in Haïti, om het afvalwater van een cholerabehandelcentrum te verwerken. Na de aardbeving werd Haïti eind oktober 2010 getroffen door een cholera-uitbraak. Binnen tien weken had die zich over een groot deel van het land verspreid. In vijf maanden waren er 250.000 patiënten; ruim 5.000 mensen stierven aan de ziekte. Normaal gesproken verspreidt cholera zich niet snel of helemaal niet als de kwaliteit en voorziening van drinkwater goed is en er een adequate waterafvoer en -verwerking is. De beschadigde infrastructuur zorgde er echter voor dat de bacterie zich eenvoudig kon verspreiden. De vatbaarheid van de mensen was bovendien groot door de verslechterde gezondheidssituatie en voedselvoorziening onder de bevolking.
Cholerabehandeling in Haiti (foto: Mathieu Fortoul).
De beste bestrijding van een epidemie is preventie. Tegelijkertijd moeten de patiënten behandeld worden die cholera opliepen. Een cholerabehandelcentrum, zoals Artsen zonder Grenzen opzette in de hoofdstad Port-au-Prince, bestaat uit 250 bedden, observatie- en hersteltenten, een apotheek, een keuken, een ambulancedienst en kleedruimten. Daarnaast is er een watervoorziening, de afvalverwerking en, in dit geval, een vuilwaterverwerking. Al met al een ommuurde ruimte van bijna een hectare. In een cholerabehandelcentrum wordt veel water gebruikt. Maximaal 250 patiënten plus begeleiders betekent 40 kubieke meter besmet afvalwater per dag. De zwaar zieke patiënten liggen op bedden die bestaan uit een metalen frame en een plastic doek met een rond gat erin waaronder een emmer past die dienst doet als wc-pot. Het verzamelde water uit de emmers, samen met het water van de douches, normale wc’s en wasplaatsen, wordt verzameld in grote plastic reservoirs die tevens als opslagtanks gebruikt worden - klaar voor verwerking.
Verwerking afvalwater
Het verwerken van cholera-afval is een heikel punt. Vast afval wordt verbrand in ovens en verwerkt in kuilen die na gebruik met beton worden afgesloten. Voor het afvalwater was echter geen goede oplossing. Begin 2011 begon Artsen zonder Grenzen te experimenteren met het zelf verwerken van afvalwater door het te zuiveren. Met hulp van externe
12
H2O / 20 - 2012
Waterzuivering in Haiti (foto: Aurelle Baumel).
specialisten werden simpele en betaalbare procedures bedacht om afvalwater te behandelen. Bij de methode die Artsen zonder Grenzen op het moment toepast, worden zoutzuur en gehydrateerde kalk gebruikt om de pH van het afvalwater te beïnvloeden. Hiermee wordt een omgeving gecreëerd waarin de cholerabacterie niet goed kan overleven. Het vuil wordt gescheiden door een proces van vlokkenvorming, neerslag en afvoer. Dit alles wordt gedaan in een serie tanks die maximaal 30 kubieke meter afvalwater per keer kan verwerken met daarbij een opslagcapaciteit voor piekmomenten.
Regenseizoenen
Normaal gesproken kent Haïti twee regenseizoenen: van maart tot eind juni (met de meeste regen) en van augustus tot en met oktober. De meeste neerslag valt in mei. De
grote hoeveelheden regenwater kunnen dan niet afgevoerd worden en alles staat dan onder water. Dit is een goede voedingsbodem voor de cholerabacterie, mede vanwege de slechte sanitaire omstandigheden. In 2011 viel de piek van de cholera-epidemie ook in mei: het aantal patiënten vertienvoudigde toen ten opzichte van de maand ervoor. Dit jaar zijn minder choleracentra opgezet, omdat veel organisaties hun inspanningen op het gebied van cholera terugschroefden. Eind mei was er opnieuw een grote piek in patiënten te zien. Een nieuw cholerabehandelcentrum van Artsen zonder Grenzen was vrijwel direct tot de nok toe gevuld met patiënten. Willem van Burgsteden (Artsen zonder Grenzen)
achtergrond
Tijdige sanering leidingen moet levering drinkwater zeker stellen PWN heeft een pilot uitgevoerd met een saneringsondersteuningsmodel. Met dergelijke modellen is het mogelijk om voor alle individuele leidingen te voorspellen in welk jaar ze voor sanering in aanmerking komen. Tevens kunnen voor de komende decennia prognoses worden gemaakt van de totale hoeveelheid leidingen die theoretisch gesaneerd moeten worden, van de investeringskosten die hiermee gepaard gaan en ook van de zogeheten ondermaatse leveringsminuten.
O
mdat PWN - evenals de andere drinkwaterbedrijven in Nederland - continu drinkwater van een hoge kwaliteit wil leveren onder voldoende druk, moet het leidingnet als essentiële schakel in goede conditie blijven. Bij het te laat saneren van leidingen komt de kwaliteit onder druk te staan. Te vroeg saneren leidt daarentegen tot onnodige investeringen. Om het optimale moment van sanering voor alle individuele leidingen te kunnen bepalen, maakt PWN gebruik van op GIS gebaseerde saneringsondersteuningsmodellen. Deze kunnen een cruciale rol spelen. Het selecteren van welke leidingen in aanmerking komen voor vervanging, geschiedt tot op heden op basis van kennis van deskundigen op dit gebied. Zij maken gebruik van registraties van storingen en klachten, enkele materiaalonderzoeken van puntlocaties en informatie vanuit het veld. Gezien de grote lengte van het leidingnet en het feit dat slechts weinig leidingen storingen geven, bestaat een reëel risico dat leidingen over het hoofd worden gezien. Bovendien is het op deze wijze moeilijk om voorspellingen voor het te saneren aantal kilometers voor de komende decennia te maken. Bovenstaande speelt niet alleen bij PWN maar bij alle drinkwaterbedrijven in
Afb. 1: Het saneringsondersteuningsmodel.
Nederland en feitelijk bij alle beheerders van ondergrondse kabels en leidingen waar ook ter wereld. De bij het bedrijfstakonderzoek aangesloten waterbedrijven in Nederland en België hebben in 2010 het initiatief genomen om na te gaan of het proces van het selecteren van leidingen die voor sanering in aanmerking komen, gefaciliteerd kan worden met saneringsondersteuningsmodellen. Dit zijn computer-
Afb. 2: De bepaling van het jaar van vervanging van een leiding.
modellen die voor alle leidingen uit een leidingnet, op basis van geavanceerde GIS-informatie, een indicatie geven van het jaar waarin de leiding vervangen moet worden.
De pilot: een risicobenadering
Een zevental bureaus is in het kader van het bedrijfstakonderzoek gevraagd om de mogelijkheden van hun ondersteunende software aan de bedrijfstak te presenteren1). Na de presentatie besloot een aantal waterbedrijven een pilot te gaan uitvoeren met één van de leveranciers. Zo besloot PWN vorig jaar een pilot uit te voeren. Afbeelding 1 geeft aan wat een saneringsondersteuningsmodel nodig heeft aan gegevens en welke informatie er uit komt. ‘JV individuele leidingen’ staat voor het theoretisch bepaalde Jaar van Vervanging van een individuele leiding. De genoemde empirische kennisregels zijn zeer bepalend voor de uitkomsten. Hierbij gaat het zowel om regels waarmee het effect van breuk van de leiding wordt bepaald als om regels waarmee de kans op disfunctioneren van de leiding kan worden berekend. Het is met andere woorden een op risico gebaseerde systematiek. Het jaar van H2O / 20 - 2012
13
vervanging van een leiding is bepaald zoals in afbeelding 2 is aangegeven. De technische levensduren zijn ingeschat in een gezamenlijke sessie door deskundigen van alle bij het bedrijfstakonderzoek betrokken bedrijven2). Door middel van een casus wordt helder hoe de systematiek werkt. In afbeelding 3 is voor de volgende leiding het jaar van vervanging bepaald: een leiding van Ø 100 mm AC aangelegd in 1960 in een dijklichaam van een primaire waterkering opgebouwd uit kalkarme grond. De leiding ligt in het grondwater en er staan vijf bomen op de leiding. De leiding uit afbeelding 3 moet theoretisch in het jaar 2015 vervangen worden.
Resultaten van de pilot Afb. 3: Voorbeeld van de bepaling van het jaar van vervanging van een leiding. Afb. 4: Jaar van vervanging voor individuele leidingen.
Voor alle ruim 10.000 kilometer van het leidingnet van PWN is op deze wijze het theoretisch jaar van vervanging berekend. Als voorbeeld is in afbeelding 4 voor de leidingen in Haarlem aangegeven of ze op korte of op lange termijn gesaneerd ‘moeten’ worden of dat ze theoretisch al vervangen hadden moeten zijn. Deze informatie is buitengewoon handig voor de operationele afdelingen die er in overleg met gemeenten en andere kabel- en leidingbeheerders naar streven om werkzaamheden te combineren. Voor de bewoners betekent dit dat de straat maar één keer opengegraven hoeft te worden. Voor de beheerders betekent het tien tot 20 procent kostenbesparing. Door de informatie over individuele leidingen bij elkaar op te tellen, kan vastgesteld worden hoeveel kilometer elk jaar gesaneerd moet worden. Afbeelding 5 geeft het resultaat voor de komende 50 jaar.
Afb. 5: Prognose jaarlijks te saneren hoeveelheid kilometers leidingen.
Uit afbeelding 5 blijkt dat een (weliswaar theoretische) achterstand bestaat van 270 kilometer te saneren leidingen en dat de hoeveelheid te saneren leidingen de komende jaren fors moet stijgen. De rode lijn geeft aan hoeveel leidingen praktisch gezien jaarlijks aangepakt zullen moeten worden. De lijn is zo getrokken dat het oppervlak van de theoretisch over- en onderschrijding gelijk is. Het kiezen voor een geleidelijke stijging van te saneren leidingen, heeft drie belangrijke voordelen: • De financiële uitgaven van PWN worden gespreid, waardoor fluctuaties in watertarieven kunnen worden afgevlakt; • De interne afdelingen die de projecten moeten voorbereiden, kunnen het werk beter aan; • De externe aannemers die de projecten moeten uitvoeren, kunnen hun personeel in een krapper wordende arbeidsmarkt efficiënter inzetten en opleiden.
Voorspelling van duur storing waterlevering
Betekent deze verhoogde inspanning voor het saneren van leidingen nu dat de minuten die klanten jaarlijks zonder water zitten door storende leidingen, dalen of stabiel blijven? In het geval van PWN lijkt dat helaas niet zo
14
H2O / 20 - 2012
achtergrond te zijn, zoals blijkt uit afbeelding 6, alhoewel... Uit afbeelding 6 kan worden opgemaakt dat het model voorspelt dat het aantal minuten dat de klanten van PWN geen water krijgen de komende decennia licht zal stijgen. Deze stijging wordt echter veroorzaakt door het beleid bij PWN om grotere afsluitersecties (het gebied dat zonder water komt als afsluiters worden gesloten) te creëren. Zouden de secties niet vergroot worden, dan is het mogelijk om de storingsduur te laten dalen, mits de saneringsinspanningen worden verhoogd, zoals aangegeven in afbeelding 5. Met saneringsondersteuningsmodellen kunnen ook gevoeligheidsanalyses uitgevoerd worden. Zo kan uitgerekend worden wat het effect is van het bijvoorbeeld tien jaar eerder of later saneren van de leidingen. De financiële consequenties en de gevolgen voor de minuten waarin geen water uit de kraan komt, kunnen doorgerekend worden. Op deze wijze kan ook worden bepaald hoeveel geld het kost om de duur van de storing te verminderen. Wil je dit geld als bedrijf extra uitgeven of beter gezegd: is de klant bereid om hiervoor te betalen? Een interessante vraag voor klantonderzoek.
Afb. 6: Prognose duur haperende waterlevering.
Conclusies
PWN is uitermate tevreden met de informatie die de pilot in korte tijd en met beperkt budget opleverde. Voor alle 10.000 kilometer leidingen is nu een beoogd jaar van vervanging bekend. De strategische langetermijnplannen kunnen ingevuld worden met de verkregen informatie over kilometers, kosten en de duur van storingen. De levering van drinkwater kan door het gebruik van op GIS-gebaseerde saneringsondersteuningsmodellen beter geborgd worden. Dit jaar en de komende jaren worden de modellen met bijbehorende kennisregels verder ontwikkeld om de betrouwbaarheid van de voorspellingen te verhogen. Ook zullen de pilots die bij andere waterbedrijven worden uitgevoerd, in het bedrijfstakonderzoek van de drinkwaterbedrijven worden geëvalueerd. PWN zal daarnaast met Dunea en Waternet nog een detailvergelijking uitvoeren. Van belang daarbij is dat de modellen voorzien worden van betrouwbare informatie, bijvoorbeeld door een uniforme registratie van storingen van leidingen. Peter Horst en Arnoud Drevijn (PWN) NOTEN 1) Beuken R. (2010). Softwarepakketten voor de ondersteuning van saneringsbeslissingen van leidingen. KWR Watercycle Research Institute. BTO 2010.033(s). 2) Beuken R. (2011). Technische levensduur voor groepen leidingen. KWR Watercycle Research Institute. BTO 2011.038.
H2O / 20 - 2012
15
Oostvoornse Meer: van brak naar zoet en weer terug naar brak In het westen van het eiland Voorne-Putten ligt het Oostvoornse Meer. Het meer is ontstaan door het afsluiten van een zeearm in de jaren ‘60 en het verdiepen als gevolg van zandwinning voor de aanleg van Maasvlakte 1. Het brakke water en het grote doorzicht, met de daarbij passende flora en fauna, maken het Oostvoornse Meer uniek in zijn soort. Sinds het ontstaan van het meer werd het water steeds zoeter als gevolg van het neerslagoverschot in het afwateringsgebied. Het brakke ecosysteem werd hierdoor instabiel met als gevolg dat zonder ingrijpende maatregelen zowel de unieke natuur (het brakke ecosysteem) als de recreatieve waarde sterk zouden verminderen. De gemeente Rotterdam, Waterschap Hollandse Delta en de overige convenantpartijen hebben daarom besloten om het gebied een kwaliteitsimpuls te geven. Door middel van een pijpleiding wordt sinds 2008 zout water uit de Rotterdamse haven het meer ingepompt. De ontwikkelingen worden intensief gemonitord. Dit artikel is het vervolg op een artikel dat eerder in dit tijdschrift werd geplaatst (H2O nr. 11 uit 2009) en beschrijft de tussenstand na vier jaar inlaten van zout water en het uitvoeren van diverse andere maatregelen. Luchtfoto van het Oostvoornse Meer in westelijke richting, met op de achtergrond de Noordzee. Links en aan de Noordzeekant het Natura 2000-gebied Voornse Duin en rechts de Rotterdamse haven (foto: Aeroview Rotterdam).
16
H2O / 20 - 2012
achtergrond
E
r is voor een aanpak gekozen waarbij het brakke ecosysteem de kans krijgt opnieuw tot ontwikkeling te komen. Kenmerken van het streefbeeld zijn onder andere: matig brakwater (8.000 mg Cl/l), een hoger en natuurlijker peil en aanleg van een groter areaal aan ondiepe zones. Verder wordt een mozaïek van stilstaande wateren, moerassen (natte duinvalleien), graslanden, pioniergemeenschappen, struwelen en opgaande bossen nagestreefd, een toename van brak water-macrofauna en -vissen en van foeragerende duikeenden en fuutachtigen (onder andere de kuifduiker) én de terugkeer van kustbroedvogels.
Maatregelen
De uitvoering van de kwaliteitsimpuls voor het Oostvoornse Meer begon in 2005. Met de uitgevoerde inrichtings- en beheermaatregelen moeten condities geschapen worden die een verbetering brengen in de natuurwaarde van het meer. Met financiële middelen die gereserveerd waren voor compensatie van de aanleg van Maasvlakte 2, is tussen 2006 en 2008 onder andere een watertransportsysteem ingericht van en naar de Mississippihaven ten behoeve van het inlaten van zout water en aanpassing van het peilbeheer. Twee maatregelen zijn nog niet uitgevoerd: het instellen van een hoger winterpeil en de aanleg van een groter areaal aan ondiepe zones. Via een pijpleiding wordt sinds 2008 relatief schoon zout water het Oostvoornse Meer ingepompt vanuit de Rotterdamse Mississippihaven. Als voorbereiding op een hoger winterpeil zijn extra maatregelen getroffen die de recreatieoevers beschermen. Er zijn natuurvriendelijke oevers ingericht. Ook is een geïsoleerd vogeleiland aangelegd dat bij een hoger winterpeil onder water loopt. Door onzekerheid over de gevolgen van het hogere winterpeil op de habitatrichtlijnsoort Groenknolorchis (Liparis loeselii) heeft aanpassing van het peilbeheer nog niet Groenknolorchis (Liparis loeselii).
Natuur en recreatie met op de achtergrond de Rotterdamse haven.
plaatsgevonden. De betreffende soort heeft voor het Natura 2000-gebied Voornse Duin als instandhoudingsdoel behoud van de omvang en kwaliteit van de biotoop ten behoeve van behoud van de populatie. In 2011 zijn de gevolgen uitgebreid onderzocht. Bij de verlenging van het vigerende peilbesluit in datzelfde jaar heeft de provincie de gewenste peildynamiek gekoppeld aan een beoordeling in het kader van het Natura 2000 Beheerplan Voornse Duin. Inhoudelijk zijn alle betrokken partijen inmiddels tevreden, maar de vaststelling van het beheerplan is nog in procedure. De mogelijkheden voor het aanleggen van een groter areaal aan ondiepe zones zijn recent onderzocht. Waterschap Hollandse Delta heeft inmiddels vergunning verleend aan het Havenbedrijf Rotterdam voor het lokaal verondiepen van het meer met schoon zand dat vrijkomt bij het verbreden van de Rotterdamse Amazonehaven. Grotendeels is dit zand afkomstig van de oorspronkelijke waterbodem van het Oostvoornse Meer van vóór de zandwinning ten behoeve van het opspuiten van Maasvlakte 1. Er is zorgvuldig rekening gehouden met de vele recreatieve belangen bij het meer. Door het creëren van ondiepere zones in het oostelijk deel van het meer kunnen nieuwe natuurwaarden tot ontwikkeling komen. Zo zullen er bijvoorbeeld meer garnalen, grondels en stekelbaarzen komen. Deze soorten leven bovendien op diepten die goed bereikbaar zijn voor vogels. Veel voorkomende vogelsoorten in het Oostvoornse Meer zijn vis- of garnaleneters, die hiervan zullen profiteren. Er wordt dan ook verwacht dat zeldzame vogelsoorten zoals de lepelaar en kleine zilverreiger vaker in het meer te zien zullen zijn, omdat het voedselaanbod voor deze soorten toe zal nemen. Ook eenden, futen en aalschovers kunnen profiteren. Daarmee draagt de verondieping ook bij aan de Natura 2000-doelen van het nabijgelegen Voornse Duin. Naast nieuw leefgebied voor vissen, wordt door de verondieping ook extra ruimte voor waterplanten gecreëerd.
Zoutgehalte
Doel van de kwaliteitsimpuls is onder meer het verhogen van het zoutgehalte. Het bereiken van dit doel moet de gunstige condities scheppen om de hoger gelegen doelen ten aanzien van waterkwaliteit en ecologie te kunnen bereiken. Het zoutgehalte heeft inmiddels een flinke impuls gekregen. Ongeveer de helft van het doelgat tussen 4.200 en 8.000 mg-Cl/l is gevuld vier jaar na ingebruikname van de pompinstallatie. Er is niet tot nauwelijks sprake van zoet-zoutstratificatie, wat betekent dat het water goed gemengd wordt.
Ecologie
Naar verwachting gaat de ontwikkeling van het aquatische ecosysteem niet gelijk op met die van het zoutgehalte. Toch zijn ten aanzien van de flora en fauna van het meer al veranderingen waarneembaar. De aantallen brak- en zoutwatersoorten, zoals Japans knoopwier, visdraad, strandkrab, de gewone garnaal, de zoutwatermossel en de brakwatersteurgarnaal, zijn toegenomen. Er dient rekening gehouden te worden met een proces van enkele jaren om de ontwikkeling van het ecosysteem een nieuwe richting te geven. Op het punt van algenbloei wordt wel sneller resultaat verwacht, omdat door de zouttoename de kans op algenbloei afneemt. Uit meldingen van recreanten en duikers komt het signaal dat sinds de in gebruik name van de zoutwater installatie al resultaat gezien wordt in een toenemende helderheid. Uit de veldmetingen blijkt het doorzicht te variëren tussen twee à drie meter in de zomer en zeven à acht meter in de winter.
Visstand
Ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water en de kwaliteitsimpuls is in 2010 een visstandonderzoek uitgevoerd op het Oostvoornse Meer. Het visbestand wordt op basis van biomassa grotendeels gevormd door de soorten haring (42 procent), brakwatergrondel (25 procent), driedoornige stekelbaars en paling (beide 13 procent). Op H2O / 20 - 2012
17
aantalbasis zijn de soorten brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars veruit dominant, 98 procent van de vissen behoort tot deze soorten. Door de verzilting is de leefsituatie voor veel zoutwatersoorten verbeterd. De huidige visstand past bij het steeds zouter worden van het water. De nieuw aangetroffen soorten vis (bot en zwarte grondel) houden van brak water (niet zo zout als zeewater) tot zout water (zeewater).
Microverontreinigingen
Vanwege verhoogde concentraties tributyltin (TBT) en polychloorbifenylen (PCB’s) in de zwevende stof van het inlaatwater werd een risico verondersteld op bioaccumulatie voor organismen, die zich voornamelijk voeden met zwevende stof. De zwevende stof gehalten in het inlaatwater zijn echter zo laag dat het risico als klein werd ingeschat. Het is tijdens de inlaatperiode nog niet voorgekomen dat de inlaat moest worden gestaakt vanwege te hoge concentraties zwevende stof. Wel is voor de zekerheid besloten om bioaccumulatie te monitoren. Uit metingen eind 20111) blijkt dat de gemeten gehaltes van TBT en PCB’s in zwevend stof en in mosselen (zie kader) lager zijn dan in eerder onderzoek in 2005 en 2009. Daaruit volgt dat het risico minder groot is dan verondersteld werd. De normen voor de gehaltes in mosselen, die al in de uitgangssituatie werden overschreden, worden ook in latere jaren nog overschreden maar de gehalten dalen wel. Hieruit kunnen we concluderen dat er door het inlaten van zout water wel TBT en PCB’s het meer instromen, maar dat de concentraties hiervan zodanig laag zijn dat het risico minimaal is. In 2011 is een herhalingsonderzoek uitgevoerd naar bioaccumulatie van organotin en PCB in mosselen (Mytilus edulis). De mosselen werden blootgesteld aan zeewater aan de buitenzijde van het pomphuis waarin het zeewater uit de Rotterdamse Mississippihaven via een pijpleiding naar het Oostvoornse Meer wordt gepompt. In het onderzoek zijn analyses uitgevoerd aan zwevend stof en mosselen, identiek aan de eerdere onderzoeken. Mosselkooitje voor bioaccumulatie-onderzoek.
Exoten
Ten aanzien van het voorziene risico van voorkomen van exoten (met name Japanse oester) in het Oostvoornse Meer, kan worden
18
H2O / 20 - 2012
Ontwikkeling chlorideconcentratie (in de zomer van 2008 is begonnen met het inlaten van zout havenwater).
geconcludeerd dat de inlaat van zout water uit de Mississippihaven vooralsnog niet leidt tot het verschijnen en/of toenemen van exoten.
Natuur
Voor de natuurontwikkeling geldt dat een goede mate van doelbereik is gerealiseerd als 25 procent van de soorten uit de lijst met gewenste soorten bij de natuurdoeltypen ‘Zoute afgesloten zeearm’ en ‘Oeverlandschap van afgesloten zeearm’ worden waargenomen. Voor beide natuurdoeltypen blijken minimaal 25 procent van de doelsoorten gehaald te zijn en dus zijn de doelen inmiddels bereikt. Hierbij moet worden opgemerkt dat het onderzoeksgebied het gehele Oostvoornse Meer betrof inclusief Parnassiavlak en Hoekje Jans en niet enkel het natuurherstelproject op het Groene strand. In strikte zin, dus alleen het natuurherstelproject op het Groene Strand beschouwend, is nog geen 25 procent van de doelsoorten aanwezig. De specifieke natuurdoelstellingen gekoppeld aan peilverhoging in de winter zijn nog niet behaald, omdat de peilaanpassing nog niet heeft plaatsgevonden. Als voorbeeld kan de herinrichting van het Groene Strand genoemd worden. Dit is heringericht, uitgaande van een toekomstig hoger winterpeil. Een hoger peil in de winterperiode vertraagt de verruiging en is goed voor het behoud van kale grondbroeders. De voortgaande verstruweling, gestimuleerd door het nog lage winterpeil, heeft tot gevolg dat het voor de Noordse woelmuis op termijn moeilijk gaat worden vanwege enerzijds afname van geschikt biotoop en anderzijds toenemende concurrentie. Het biotoop wordt geschikt voor concurrerende muizensoorten. Kortom, vanuit ecologisch oogpunt zijn de ‘hogere’ doelen nog niet gehaald dan wel veiliggesteld (behoud omvang en kwaliteit van leefgebied groenknolorchis, noordse woelmuis en zeggekorfslak, kustbroedvogels en bestaand rietmoeras). Op soortniveau, zowel planten als dieren, zijn er representa-
tieve soorten van de gekozen natuurdoeltypen aanwezig. Het scheppen van de optimale fysischchemische conditities gaat weliswaar niet gelijk op met de gewenste natuurontwikkeling maar verwacht wordt dat dit met een periode van vertraging wel zal gebeuren.
Monitoring
Ondanks de vooralsnog tegenvallende natuurontwikkeling als gevolg van het uitblijven van het hogere winterpeil laten de overige ontwikkelingen zien dat de convenantpartijen op de goede weg zijn om het Oostvoornse Meer de kwaliteitsimpuls te geven, die het verdient. Gedurende het verdere verziltingsproces worden de veranderingen in het ecosysteem zorgvuldig gemonitord. Waterschap Hollandse Delta voert hiertoe samen met het Zuid Hollands Landschap een monitoringsplan2) uit waarmee zowel de kwaliteit van het ingelaten water wordt bewaakt, als de ontwikkeling van de waterkwaliteit en ecologie in en rondom het Oostvoornse Meer wordt gevolgd. Harold de Ruiter, Fred Kuipers en Hans Sessink (Waterschap Hollandse Delta) Fred Benoist (Royal HaskoningDHV) Fred Benoist is overleden op 30 september jl.. Hij was een zeer betrokken senior adviseur waterkwaliteit en heeft de afgelopen jaren met veel plezier en passie meegewerkt aan de onderzoeken en monitoring van het Oostvoornse Meer.
NOTEN 1) Grontmij (2012). Bioaccumulatie mosselen inlaatwater Oostvoornse Meer 2011. 2) DHV (2007). Handreiking Monitoring Kwaliteitsimpuls Oostvoornse Meer.
Draadloze grondwater monitoring Schlumberger Water Services heeft een nieuw systeem ontwikkeld dat u in staat stelt om op een efficiënte manier data van Divers in het veld uit te lezen. Dit systeem noemen wij Diver-NETZ. Met Diver-NETZ hoeft u de peilbuis niet meer te lokaliseren en te openen. Uw aanwezigheid in de buurt van de peilbuis is voldoende. Met uw eigen mobiele telefoon kunt u eenvoudig contact leggen met de Divers en de data uitlezen. Dit bespaart tijd en geld! Diver-NETZ werkt met behulp van een radiomodule. Deze module, de Diver-DXT, wordt bovenop de Diver kabel gemonteerd. Naast uw mobiele telefoon heeft u tevens een kleine radio-unit nodig: de Diver-Gate(M). De Diver-Gate(M) is de interface tussen de Diver-DXT en uw mobiele telefoon.
www.swstechnology.com
Kenmerken Diver-NETZ: • Compatibel met alle bestaande Divers. • Bereik van 500 m LOS (Line of Sight). • 85% efficienter dan traditionele uitleesmogelijkheden. • Diver-DXT registreert tevens luchtdruk
Hardenberg 13, 14 en 15 november 2012
Noord-Oost Dé regionale vakbeurs voor waterbehandeling, watermanagement & watertechnologie
Evenementen
HAL
HARDENBERG GORINCHEM VENRAY
Evenementenhal Hardenberg Energieweg 2 7772 TV Hardenberg T 0523 - 28 98 98 F 0523 - 28 98 00 I www.evenementenhal.nl E
[email protected]
Ons evenement. UW MOMENT.
Mate van verdroging Recentelijk zijn enkele nieuwsberichten verschenen waarin verdroging een rol speelt. Om een beter beeld te krijgen van de onderlinge verhouding tussen deze berichten, maakte ondergetekende een analyse van de ontwikkelingen en bijbehorende informatie die de afgelopen jaren aan de orde zijn geweest.
O
p 25 juli j.l. verschijnt op de internetpagina van GroeneRuimte het bericht dat fouten bij grondwaterstandmetingen in natuurgebieden niet te achterhalen zijn en dat tot nu toe niet op een objectieve wijze is vastgesteld of veranderingen in de grondwaterstandsdiepte in natuurgebieden met grondwaterafhankelijke natuur systematisch onjuist worden geschat. Om wel een onafhankelijke en zuivere schatting van de vlakgemiddelde fout te kunnen geven en om de betrouwbaarheid van deze schatting te kunnen kwantificeren, moet een nieuw netwerk van peilbuizen in het nader te specificeren doelgebied worden opgezet. Dat stellen onderzoekers van Alterra die een onderzoek uitvoerden naar aanleiding van de discussies rond ‘numerieke verdroging’ zoals die in de periode 2006-2010 in enkele vakbladen werd gevoerd. Ruim een week later, op 3 augustus j.l., verschijnt eveneens op de internetpagina van GroeneRuimte het bericht dat milieu- en watercondities in natuurgebieden zijn verbeterd, afkomstig van het Compendium voor de Leefomgeving: een samenwerkingsverband tussen het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Bureau voor de Statistiek en de universiteit van Wageningen. In dit bericht staat dat verdroging een hardnekkig knelpunt is dat niet wordt gemonitord. Voor het behoud van biodiversiteit op het land is een juiste vochttoestand belangrijk. Veel natuurgebieden zijn verdroogd door een ongunstige grondwaterstand en/of -kwaliteit. Het natuurbeleid stelt zich tot doel om deze situatie te verbeteren. Volgens een IPO/RIZA-enquête uit 2004, is sinds 1990 drie procent van het verdroogde areaal volledig hydrologisch hersteld en 13 procent gedeeltelijk hersteld. Volgens de provincies was in 2006 circa 222.000 hectare van de natuurgebieden in de Ecologische Hoofdstructuur verdroogd. Hiervan behoort 70.000 Afb. 1.
20
H2O / 20 - 2012
hectare tot de Natura 2000-gebieden. Een recenter overzicht van de toestand van verdroging ontbreekt door het ontbreken van landelijke monitoring. Volgens de grafiek van het Planbureau voor de Leefomgeving (zie afbeelding 1) is tussen 1995 en 2005 het verdrogingsprobleem afgenomen. Gezien de discussie in het verleden, de kamervragen die door de jaren heen zijn gesteld en de discrepantie tussen de berichtgeving wordt het tijd om de ontwikkelingen en beschikbare kennis eens op een rijtje te zetten teneinde de balans op te kunnen maken. Vanaf 1990 is verdroging een erkend thema binnen het milieubeleid. In 2000 was slechts drie procent van het verdroogde areaal hersteld, terwijl 25 procent de doelstelling was. Al in de jaren ‘70 meldden natuurbeschermingsorganisaties dat er iets mis was met de grondwaterstand in Nederland. In 1985 reageerde het kabinet voor het eerst op deze signalen. In de Tweede Nota Waterhuishouding stelde het kabinet vast dat op landelijke schaal sprake was van een aanzienlijke daling van de grondwaterstand ten opzichte van de situatie in de jaren ‘50. In de jaren daarna is de omvang van het probleem verder in kaart gebracht. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van hydrologische informatie. Het hydrologische deel van het verdrogingsonderzoek is gericht geweest op de veranderingen in grondwaterstanden en -stijghoogten. Hierbij is gebruik gemaakt van peilbuisinformatie en is onder meer de volgende constatering gedaan: ‘Het is opvallend dat de daling van de stijghoogte van de diepere filters in het watervoerend pakket vaak groter is dan de daling van de ondiepe grondwaterstand. Dit is een aanwijzing voor regionaal voorkomende verdroging, waarbij het watervoerend pakket een belangrijke rol vervult bij de regionale doorwerking van stijghoogtedalingen’1). Afb. 2.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat bij de totstandkoming van verdroging als erkend beleidsthema gebruik is gemaakt van grondwaterstandsinformatie van peilbuizen. Daarnaast werd blijkbaar reeds voordat verdroging erkend was als beleidsthema, geconstateerd dat de daling van diepere filters in het watervoerend pakket vaak groter is dan de daling van de ondiepe grondwaterstand. Nadat verdroging een erkend thema binnen het milieubeleid werd, is het aanwijzen van verdroogde gebieden voor een belangrijk deel gebaseerd op de achteruitgang van vochtminnende plantensoorten. Het verschijnen van het Alterra-rapport ‘Blauw voor groen, nog veel te doen’ in 2002 vormde de aanleiding voor de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) om advies te vragen over de verbetering van de verdrogingsbestrijding. De CIW stelt voor om de doelen van de verdrogingsbestrijding beter hanteerbaar en afrekenbaar te maken door ze te koppelen aan de begrippen GGOR, OGOR en AGOR (respectievelijk gewenste, optimale en actuele grond- en oppervlaktewaterregime). Op deze wijze wordt de verdrogingsbestrijding integraal onderdeel van het regionale waterbeheer. Het advies van de CIW heeft er ook toe geleid, dat het ministerie van LNV medio 2005 een bestuurlijke Taskforce verdroging instelde met als doel werkbare oplossingen te zoeken om de verdroging aan te pakken. Deze Taskforce komt onder meer tot de conclusie dat het ontbreekt aan een goed en objectief systeem van meten en weten. Dit belemmert het ontstaan van een duidelijk beeld van aard en omvang van de verdroging en de voortgang van het herstel. Dit draagt bij aan het ontbreken van een gevoel van urgentie en het ontbreken van draagvlak voor maatregelen. Daarnaast kan worden aangegeven dat in 2003 de vraag naar het opzetten van een
opinie meetnet om een landelijke trend in de mate van verdroging (als afstand tot de GGOR) te kunnen vaststellen, al is gesteld. Naar aanleiding van deze vraag vanuit het Natuurplanbureu is een project tot stand gekomen met de titel ‘Monitoring van verdroging’2). In de rapportage die verscheen in 2005, is de mate van verdroging in termen van een grondwaterstandsdaling ten opzichte van een referentiesituatie weergegeven. Deze zou als gemiddelde voor heel Nederland voor de GHG 59 cm en voor de GLG 71 cm bedragen. Hiervan is later in H2O een artikel verschenen met de titel ‘De verdroging in beeld met historische en actuele grondwatertrappen op basis van karteerbare kenmerken’. In het rapport dat ten grondslag ligt aan het bericht dat fouten bij grondwaterstandmetingen in natuurgebieden niet te achterhalen zijn, is overigens niet naar deze getallen verwezen. Later dat jaar verschijnt een artikel met de titel ‘Honderd jaar verdroging in kaart’3). In dit artikel is een grondwaterstandsdaling voor het gehele zandgebied bepaald ten opzichte van een referentiesituatie welke, afgaande op de in het artikel weergegeven figuur, voor de GHG circa 30 cm en voor de GLG circa 50 cm zou bedragen en dat deze daling zich nog steeds voortzet. Ook naar dit artikel is overigens in het recent verschenen rapport dat ten grondslag ligt aan het bericht dat fouten bij grondwaterstandmetingen in natuurgebieden niet te achterhalen zijn, niet verwezen. In een artikel met de titel ‘Kwantificering verdroging’4) ten slotte is nogmaals de gemiddelde grondwaterstandsdaling bepaald. Ditmaal is voor de actuele situatie gebruik gemaakt van puntinformatie van recent gekarteerde detailkartering. In dit artikel komt de gemiddelde daling ten opzichte van de referentiesituatie uit op 28 cm voor de GHG en 46 cm voor de GLG. In dit artikel is tevens een gemiddelde waarde voor numerieke verdroging bepaald welke voor de GHG 27 en voor de GLG 23 cm bleek te bedragen. Van belang om te weten is dat voor al de genoemde getallen geldt dat deze betrekking hebben op een grondwaterstandsdaling ten opzichte van een referentiesituatie voor zowel natuurgebieden als het landbouwgebied. In de figuur die afkomstig is uit het advies van de CIW met de titel ‘Werken met GGOR’ is dit aangeduid als ‘historische’ verdroging (voor zowel het natuur als het landbouwgebied) (zie afbeelding 2). Later bleek dat in de Natuurbalans 2008 getallen zijn opgenomen die alleen betrekking hebben op de verdrogingsgevoelige natuurgebieden. In de Natuurbalans is aangegeven dat de grondwaterstand gemiddeld 45 tot 60 cm lager ligt dan gewenst voor de beoogde natuurdoeltypen. In de figuur is dit aangeduid als ‘bestuurlijke’ verdroging. Daarnaast dient te worden benadrukt dat deze getallen alleen gelden voor de gebieden met grondwaterafhankelijke natuur, terwijl mag worden verwacht dat de grondwaterstandsdaling in landbouwg-ebieden groter is omdat men
hier in het verleden maatregelen heeft genomen om de ontwateringssituatie te verbeteren teneinde deze gebieden geschikter te maken voor landbouw. Indien de publicaties van ondergetekende buiten beschouwing worden gelaten, is gebleken dat de historische verdroging voor de GHG op circa 30 cm en voor de GLG op circa 50 cm uitkomt. Deze historische verdroging is bepaald voor zowel de natuurgebieden als het landbouwgebied binnen het zandgebied van Nederland. De bestuurlijke verdroging alleen voor de grondwaterafhankelijke natuur bedraagt volgens de Natuurbalans tussen de 45 en de 60 cm. Dit zou betekenen dat de bestuurlijke verdroging voor alleen de gebieden met grondwaterafhankelijke natuur groter is dan de historische verdroging voor zowel landbouw als natuur. Een niet plausibele uitkomst. Enkele maanden later blijkt dat de genoemde getallen in de Natuurbalans 2008 afkomstig zijn uit een onderzoek dat door Alterra is uitgevoerd in het kader van wettelijke dienstverlende taken5). Uit dit rapport blijkt dat de genoemde marge in de natuurbalans geen betrekking heeft op een onzekerheidsmarge maar dat deze verschillende getallen een gevolg zijn van het gebruik van andere gegevensbronnen en interpretatiemethoden. Dit blijkt uit de volgende conclusies die in WOT-rapport 89 zijn opgenomen: ‘Om de bedreiging van natuur door verdroging te kunnen schatten, is een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van de grondwatersituatie gewenst op plaatsen waar daadwerkelijk grondwaterafhankelijke natuurdoeltypen voorkomen of zijn gepland. De GVG in gebieden met grondwaterafhankelijke natuurdoeltypen is volgens de veldschattingsmethode in zeker 55 procent, en volgens gerichte opnamen in zeker 70 procent van het areaal, te droog. Voor de natuurgebieden met grondwaterafhankelijke natuurdoeltypen zijn sinds 1985 geen systematische veranderingen aangetoond. Het verwachte effect van herstelmaatregelen i.c. een vermindering van het areaal met een te droge grondwaterstand in gebieden met grondwaterafhankelijke natuur is niet aangetoond’. En ‘De GVG is volgens de veldschattingsmethode gemiddeld 45, of volgens gerichte opnamen, 62 cm lager dan de voor de grondwaterafhankelijke natuur gewenste GVG. De te droge arealen zijn voor de vijf onderzochte perioden tussen 1983 en 2007 nagenoeg gelijk. Het verwachte effect van herstelmaatregelen i.c. een stijging van de grondwaterstand in gebieden met grondwaterafhankelijke natuur is niet aangetoond’. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat alleen al door het hanteren van een andere gegevensbron het areaal verdroogde grondwaterafhankelijke natuur 15 procent kan verschillen en de mate van verdroging in termen van een verschil tussen gewenste grondwaterstandsituatie en actuele situatie 17 cm kan bedragen. In het rapport is aangegeven dat dit verschil systematisch is en wordt met betrekking tot
de methode de volgende conclusie getrokken: ‘Gebleken is dat gerichte opnamen leiden tot een ongeveer 20 procent drogere schatting van de GHG en GVG dan veldschattingen; bij de interpretatie dient hiermee rekening te worden gehouden. GxG-kaarten volgens de veldschattingsmethode geven daardoor een ongeveer 20 procent nattere situatie aan dan dezelfde kaart volgens gerichte opnamen’. Hierbij dient te worden opgemerkt dat gerichte opnamen middels stambuisregressie worden bepaald en derhalve direct afhankelijk zijn van meetgegevens van peilbuizen. Daarnaast kan worden opgemerkt dat het opmerkelijk is dat het verwachte effect van herstelmaatregelen in het kader van anti-verdrogingsbeleid niet is aan te tonen. Terwijl in de recente berichtgeving van het PBL is aangegeven dat tussen 1995 en 2005 het verdrogingsprobleem is afgenomen. Samenvattend komt het er op neer dat met het verschijnen van de Natuurbalans 2008 en WOT rapport 89 de conclusie dat de verdroging in termen van een grondwaterstandsdaling veelal systematisch wordt overschat, is onderschreven. Uit WOT rapport 89 wordt immers nogmaals duidelijk dat het gebruik van verschillende gegevensbronnen een fors verschil in de mate van verdroging laten zien. Daarnaast wordt nogmaals duidelijk dat deze verschillen systematisch zijn. Indien naar de getallen wordt gekeken, blijkt dat de bestuurlijke verdroging voor alleen de grondwaterafhankelijke natuur beduidend hoger uitkomt dan de historische verdroging voor zowel landbouw als natuur, hetgeen niet plausibel is. De oorzaak hiervan alsmede de oplossing hiervoor is naar voren gekomen in de discussie rond numerieke verdroging. Zoals reeds is aangegeven in een internationaal handboek6) hebben we met betrekking tot grondwaterstandsmetingen te maken met onjuiste misleidende informatie. Jaco van der Gaast NOTEN 1) Braat L. et al. (1989). Verdroging van natuur en landschap in Nederland; het technisch rapport. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. 2) Van der Gaast J., H. Massop en G. Heuvelink (2005). Monitoring verdroging. Methodische aspecten van meetnetoptimalisatie. Alterra. Rapport 1102. 3) Knotters M. en P. Jansen (2005). Honderd jaar verdroging in kaart. Stromingen nr. 4. 4) Van der Gaast J., H. Massop en H. Vroon (2007). Kwantificering verdroging. H2O nr. 3, pag. 25-28. 5) Hoogland T., G. Heuvelink en M. Knotters (2008). De seizoensfluctuatie van de grondwaterstand in natuurgebieden vanaf 1985 in kaart gebracht. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu. Rapport 89. 6) Nielsen D. en R. Schalla (2006). Design and installation of ground-water monitoring Wells. Practical Handbook of Environmental Site Characterization and Ground-Water Monitoring. CRC Press, New Mexico.
H2O / 20 - 2012
21
waternetwerken waTeRcOluMn
Verre steden aan de evenaar... Bij toeval waren er deze zomer twee grote wereldwatercongressen in Azië. Allereerst de Singapore Waterweek gevolgd door de IWA biannual in Busan (Korea). Beide landen staan bekend als ‘Asian tigers’ door hun dynamische ontwikkeling in de afgelopen decennia. Die mag er dan ook zijn. Gold Korea 30 jaar geleden als arm ontwikkelingsland voor de Wereldbank, op dit moment is het één van de donors. Eindigde de Singapore River rond 1960 nog in een moeras met stalen bruggetjes uit het Dominion-tijdperk, anno 2012 ligt op die plek een luxe wereldstad. Met eronder een spectaculair netwerk van tunnels, wegen, barstensvolle metro’s en koopcentra. Busan is minder luxe maar ligt even massaal en overbevolkt ingeklemd tussen zee en bergen. Wat opvalt is het jeugdig straatbeeld, niet alleen overdag maar ook in de avond en nacht. De luxe winkelcentra drijven letterlijk en figuurlijk op hun koopkracht. Duidelijk is dat beide economieën anticiperen op grote toekomst-verwachtingen. Er wordt geïnvesteerd en gefinancierd in groei, meer groei en nog meer groei. Of die er altijd zal zijn, is nog de vraag, maar voorlopig komen ze er mee weg. Wat zouden zij zich ook druk maken, het omkeerpunt van jeugdige kapitaalmarkten naar grijzere pensioenstelsels is nog ver weg. Hoe ze te evenaren, was ‘s avonds tijdens het feestelijk KWR/Vewin-diner in Busan de vraag. Willen we, kunnen we dat? Of doen we dat al? Vragen, vragen, vragen... Toen vlucht KL 866 na files op de Beijingcorridor vertraagd ook het eindeloze Siberië achter zich liet, kwam Europa met antwoorden. In de ondergaande zon toonde zich een rijk continent met kapitale ZweedsDeense bruggen, strak afgeperkte Duitse landbouwpercelen, Groningse dijken en Friese meren. Leken de Singapore Barrage ineens een kopie van onze Afsluitdijk en de IJsselmeerpolders de voorgangers van het Four River Restauration-project. Minder massaal, kleinschaliger maar wel zo sustainable als Cities of the Future. Theo Schmitz (Vewin)
Najaarscongres: een visie ontwikkelen over duurzaamheid De titel van het Najaarscongres, dat plaatsvindt op 30 november in Baarn, is ‘Van vicieus naar virtueus: water in een circulaire economie’. Er wordt antwoord gezocht op vragen als: Waar moeten we ons op focussen? Wat zijn de kosten aan energie en grondstoffen van de watercyclus en hoe kunnen we die reduceren of hergebruiken? Of moeten we de focus leggen op bijvoorbeeld Warmte-Koudeopslag? Welke ontwikkelingen zijn kansrijk en welke visie hebben we eigenlijk op duurzaamheid? Voorzitter van KNW, Roelof Kruize, vertelt dat het traditionele Najaarscongres altijd een meer technisch karakter heeft dan het Voorjaarscongres van KNW, en dat het thema van de circulaire economie al snel gevonden was. “De transitie naar een circulaire economie is heel actueel: de groei van de wereldbevolking en de uitputting van grondstoffen gaan dermate hard dat we van lineaire naar circulaire economie móeten. Voor de watersector betekent dat een nieuwe opgave. We moeten overschakelen naar duurzame energie en daar kan de watersector een bijdrage aan leveren omdat afvalwater warmte en grondwater kou bevat. Daarnaast zitten er in afvalwater nuttige grondstoffen, zoals fosfaat, papier en stikstof. In Nederland kunnen we zo al 25 procent van de fosfaatbehoefte voor kunstmest terugwinnen!” “Je ziet dat waterbedrijven nu zover zijn dat ze hierin investeren, zowel op het gebied van onderzoek als in praktijkuitwerkingen. We staan aan de vooravond van Roelof Kruize. technologische innovaties. Dat levert een duurzamere wereld op, maar ook economisch voordeel, want de prijzen voor grondstoffen gaan omhoog.” Tijdens het congres worden diverse invalshoeken nader belicht vanuit de ‘gouden driehoek’ politiek/beleid, innovatie/onderzoek en praktijk/economie. De keynote speech wordt geleverd door oud-minister Jacqueline Cramer, thans directeur van het Utrecht Sustainability Institute. “Het congres is interessant voor een breed scala aan professionals en beleidsmakers binnen én buiten de watersector”, zegt Kruize. “Dat is ook logisch, want dit is echt grensoverschrijdend: we moeten samen werken aan een nieuwe wereld, waarin duurzaamheid, hergebruik en efficiëntie centraal staan. We willen dat mensen hierover gaan nadenken, want men is zich over het algemeen nog niet bewust van de mogelijkheden. Natuurlijk, grote geïntegreerde bedrijven hebben daar wel de mogelijkheden voor, maar voor kleine bedrijven is dat moeilijker. Vandaar dat we ons focussen op het geven van praktijkvoorbeelden en inzichtelijke visies. Ons doel is kennisuitwisseling: we kunnen hierover zo veel van elkaar leren!” De dag begint, na de ontvangst om 9.00 uur, met een algemene ledenvergadering om 10.00 uur. Vanaf 10.30 uur start dan het inhoudelijke programma, dat loopt tot 18.00 uur. Vlak na het middaguur zal Agnes Maenhout (directeur Wateropleidingen) de scriptieprijs uitreiken. Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl/agenda/evenement/133.
22
H2O / 20 - 2012
waternetwerken Water in een circulaire economie Water, energie en grondstoffen vormen de basis voor de circulaire economie, waarnaar we wereldwijd op weg zijn. Dat betekent: een groene economie, waarin het niet meer draait om gebruiken en wegwerpen, maar om duurzaamheid. De circulaire economie staat bijzonder in de aandacht tijdens bijeenkomsten die KNW dit najaar organiseert. Want water is een onmisbaar deel van de integrale oplossingen voor de overgang naar deze economievorm. Denk aan
reductie van watergebruik, waterhergebruik en de bruggen die geslagen kunnen worden naar bijvoorbeeld afvalbeheer, energie(terug)winning en stedelijke planologie. Op 8 november houdt de themagroep Afvalwaterketen een bijeenkomst over het herwinnen van grondstoffen uit afvalwater. En het KNW-najaarscongres staat ook in het teken van circulariteit.
Inspiratie om grondstoffen terug te winnen Dat de overgang van een lineaire naar een circulaire economie branchebreed en zelfs maatschappijbreed een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst is, blijkt ook uit de bijeenkomst van de themagroep Afvalwater. Deze houdt namelijk op 8 november het symposium ‘De rwzi als grondstoffenfabriek?’ De themagroep wil dan de watersector informeren en inspireren met beelden en ontwikkelingen die zijn gevormd in de Routekaart Afvalwaterketen. Organisatoren van het symposium zijn Marlies Kampschreur (Waterschap Aa en Maas), Stefan Weijers (Waterschap de Dommel) en Olaf Duin (Waterschap Hollandse Delta). Alledrie hebben zij vanuit hun professie rechtstreeks te maken met innovatie in de watersector. Het symposium is ontstaan naar aanleiding van de ontwikkeling van de Routekaart Afvalwaterketen, die moet leiden tot een duurzame afvalwaterketen in 2030. Deze Routekaart kwam tot stand door de inbreng van drie werkgroepen; Marlies en Stefan waren actief in de werkgroep Grondstoffen, en dus kwamen ze al snel op het idee om dit thema voor de watersector verder uit te werken in een speciale bijeenkomst. Weijers: “De verduurzaming van de afval-waterketen door het terugwinnen van grondstoffen is rechtstreeks gelinkt aan de overgang van een lineaire naar een circulaire economie. Dat onderwerp leeft nu heel erg: steeds meer sectoren zijn ermee bezig, er liggen diverse transitie-agenda’s klaar. Dat ook het Najaarscongres de transitie naar een circulaire economie centraal stelt, illustreert dat dit een actuele ontwikkeling is. Ook is de Routekaart Afvalwaterketen onlangs overhandigd aan de overheid. De tijd is er gewoon rijp voor.”
denken vanuit de te behalen eindproducten. Want er is een enorm potentieel. In het ketenakkoord fosfaat en in Greendeals hebben we als sector afgesproken dat we in 2015 al aanzienlijke percentages fosfaat uit afvalwater gaan winnen om te hergebruiken. Daarnaast kun je met herwonnen cellulose heel veel nuttige dingen doen.” Het herwinnen van grondstoffen past nog beter in de filosofie van een circulaire economie dan energie, meent Duin: “Allereerst kun je herwonnen energie maar een keer gebruiken, daarna is het weg. Het is dus belangrijk om een zo hoog mogelijk hergebruik te realiseren, door materialen te winnen die je veel vaker kunt hergebruiken. Daarnaast zijn bijvoorbeeld biobrandstoffen in competitie met het gebruik van grondstoffen als voeding, en dat leidt tot een opwaartse druk van voedingsprijzen. Het hergebruik van grondstoffen in afvalwater is juist ook interessant omdat het niet in competitie is met voeding.” “We willen graag mensen aantrekken op sleutelposities, mensen die vanuit hun werk
met initiatieven bezig zijn maar ook die dat (nog) niet doen en willen weten wat er speelt”, zegt Weijers. “We hebben overwogen om de helft van de dag te reserveren voor netwerken, maar we hebben besloten dat het informeren en enthousiasmeren nu belangrijker zijn. Overigens merkten we dat er steeds meer bijeenkomsten op het gebied van bio-based economy worden georganiseerd.” De locatiekeuze past goed bij het thema: gastheer Waterschap Reest en Wieden gaat fosfaat terugwinnen uit afvalwater op de rwzi Echten. Een bezoek aan de nieuwe installatie waarmee dit gaat gebeuren, maakt deel uit van het programma. Het symposium op 8 november begint om 9.30 uur en eindigt om 16.00 uur met een netwerkborrel. Locatie: Restaurant Congresen Zalencentrum De Molenhoeve in Hoogeveen. Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl/agenda/evenement/164.
Inspireren Willen jullie mensen met name informeren, of vooral de dialoog met de branche aangaan? “Het is onze bedoeling om mensen te inspireren en om ze in contact met elkaar te brengen - en met andere sectoren”, aldus Kampschreur. “We willen dat er enthousiasme ontstaat om met elkaar aan de slag te gaan. Het belangrijkste is dat we gaan H2O / 20 - 2012
23
waternetwerken Waterpeil
waTeRcOluMn
In elke editie van H O bekijktkop ver.nieuws_column Waternetwerk de waterbranche vanuit 2
V
een eigen invalshoek.plat In deze column er.nieuws_column initiaal meten we afwisselend het waterpeil aan de hand van inzichten van jongeren, vrouwen en internationale waterdeskundigen. ver.nieuws_column plat
‘Droog onder de paraplu van het waterschap’ Het is nieuw, het is avontuurlijk en het wordt door de hele watersector omarmd: het Nationaal Watertraineeship, een tweejarig programma voor net afgestudeerde hbo’ers en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever ieder een attribuut meenemen dat hun gevoel voor het traineeship het beste weergeeft.
ver.nieuws_column auteur
Het zal wel een vrouwen-iets zijn Tijdens een OR-vergadering hadden we laatst alle praktische overwegingen van een maatregel besproken. Puur qua logica was het een verstandige maatregel. Maar gevoelsmatig zat het voor mij gewoon niet goed. Instinctief voelde ik weerstand tegen de maatregel. Nadat ik had aangegeven dat ik dacht dat puur op basis van gevoel de maatregel geen draagkracht zou hebben onder de collega’s, werd ik vreemd aangekeken. Gevoel? Hoe bedoel je gevoel? Als je het logisch beredeneert, klopt het toch? Ja dat wel, maar toch, mijn gevoel zei me dat de maatregel geen draagkracht zou hebben. Dit was duidelijk iets waar mijn collega-OR-leden geen raad mee wisten. Het was een vrouwen-iets. En ik kon het niet uitleggen. Een gevoel logisch uitleggen is niet altijd mogelijk. We spraken af dat wel allemaal wat collega’s zouden polsen om te kijken hoe die over de maatregel dachten. En wat bleek: ieders eerste reactie was: ‘Nee’. Na uitleg snapte mensen de maatregel wel, maar de eerste reactie was negatief. Dat betekent dat je meteen moet beginnen met de maatregel uit te leggen en te verdedigen. Zonde van de energie natuurlijk. We hebben de maatregel aangepast en nu is iedereen er gelukkig mee. Het grappige is dat de vier heren van de OR totaal niet snapten dat de maatregel in eerste instantie tot een ‘nee’ zou leiden. En ook dat ik mijn gevoel niet kon uitleggen. Achteraf had ik wel gelijk. Volgende keer ga ik niet zo hard proberen mijn gevoel, mijn instinct, uit te leggen en te analyseren. Ik ga er gewoon op vertrouwen. En mijn collega’s? Die hebben volgens mij iets meer vertrouwen in het vrouwelijk instinct gekregen. Hoop ik tenminste. Sita Vulto
24
H2O / 20 - 2012
Jannekee van Herreveld (l.) en Maurice van de Merwe (r.).
De trainee: Maurice van de Merwe, adviseur waterkwaliteit en waterkwantiteit bij Waterschap Hollandse Delta. Attribuut: een paraplu. “Na het vwo wist ik dat ik ‘iets’ met biologie wilde doen. Ik koos voor de studie Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden. In het eerste jaar besefte ik dat deze studie voor mij te medisch was, waarna ik me ben gaan oriënteren op andere studies met een biologische inslag. Een zogeheten doe-dag aan de Hogeschool Zeeland University of Applied Sciences in Vlissingen overtuigde mij ervan over te stappen naar hun studie Aquatische Ecotechnologie. Tijdens deze studie heb ik stage gelopen bij het Waterschap Hollandse Delta, waar ik ook al werkte met mijn huidige begeleidster Jannekee. Tijdens mijn afstudeeronderzoek bij de gemeente Rotterdam werkte ik weer samen met dit waterschap en zelfs ook weer met Jannekee!” “In november 2011 studeerde ik af en ging op zoek naar een baan. De Ingenieurs Top 50 was mijn basis; circa 80 procent van deze organisaties heb ik een open sollicitatie gestuurd, maar helaas kwam hier niets uit. Mijn afstudeerbegeleider wees mij op H2O-job. Daar hoorde ik over het Nationaal Watertraineeship en na een capaciteitstest bleek ik hiervoor geschikt! Al snel volgde een gesprek bij Waterschap Hollandse Delta en vanaf half juli kon ik aan de slag bij de afdeling data en advies, die bestaat uit onder andere specialisten op het gebied van waterkwantiteit en -kwaliteit.” “Ik wil in de toekomst graag projectleider worden. Onze afdeling HRM stelde dan ook voor om mijn traineeship roulerend door de organisatie te maken, zodat ik ook meer beleidsmatig aan het werk ga en met externe partijen werk. Binnen mijn huidige afdeling leveren we op specifieke onderdelen van projecten aan onze opdrachtgevers, zijnde onze collega’s. Ik vind het erg waardevol om
ook hier te werken, zodat ik een goed inzicht krijg in wat ik van specialisten kan verwachten.” “Binnenkort starten mijn mede-trainees en ik met ons eerste project, dat we bij ons waterschap gaan uitvoeren. We gaan de behoefte, het gebruik en het beheer van neerslaggegevens in kaart brengen. Ik verheug op mijn rol als projectleider hierin. Ook ons attribuut heb ik gekozen bij dit project: een paraplu!” De werkgever: Jannekee van Herreveld, adviseur hydrologie bij Waterschap Hollandse Delta. Attribuut: een paraplu. “De afdeling HRM kende het Nationaal Watertraineeship en ontving het CV van Maurice. Omdat onze afdeling Data en Advies zich profileert als kweekvijver voor nieuwe jonge professionals èn Maurice een vrij technische studie had gedaan, waardoor zijn profiel goed bij ons past, werd Maurice aan ons team gekoppeld.” “Als waterschap moeten we bezuinigen. Er zijn binnen ons werk prioriteiten aangebracht. Het is dan ook lastig om nieuwe mensen aan te nemen. Omdat de contracten met het Nationaal Watertraineeship tijdelijk zijn maar toch een periode van twee jaar beslaan, is dit een goed alternatief voor ons. De trainees hebben nog geen ervaring, maar met hun specifieke watergerelateerde studie kunnen zij vrij snel bij ons aan de slag. We zijn dan ook van plan om structureel aan het Nationaal Watertraineeship deel te nemen. Onlangs is bij ons waterschap een tweede trainee gestart!” “Binnen ons team rekenen wij veel aan neerslag (en droogte). Een paraplu sluit hier natuurlijk naadloos op aan. Ik zie de paraplu ook als attribuut, waaronder de trainees zich scharen; via het Nationaal Watertraineeship doen zij waardevolle ervaring op.” door Liesbeth Vranken
waternetwerken
Nieuwe editie verschenen van hét standaardwerk over drinkwater Het is hét standaardwerk over de Nederlandse drinkwatersector: ‘Drinkwater - principes en praktijk’. Onlangs verscheen de derde, herziene editie, voor het eerst als coproductie van de TU Delft en Wateropleidingen. Voor studenten aan de TU Delft, voor cursisten van Wateropleidingen en eigenlijk voor iedereen die in de sector werkt is het boek onmisbaar om een scherp beeld te krijgen van de manier waarop de drinkwaterproductie en -distributie in Nederland is georganiseerd. Vrijwel alles komt in ruim 400 pagina’s aan de orde: de geschiedenis van de drinkwatervoorziening, waterverbruik en waterkwaliteit, grondwater en oppervlaktewater, het zuiveringsproces en de distributie, de organisatorische structuur van de sector. Nieuw in de derde editie is een hoofdstuk van ongeveer 25 pagina’s, waarin de sector kernachtig wordt samengevat. “De eerste druk is in 2005 verschenen. We vonden het gewenst om studenten basiskennis over de drinkwatersector te bieden. Toen het studiemateriaal klaar was, constateerden we dat het eigenlijk ook breder gebruikt kon worden. Er was gewoon nog geen boek dat dat overzicht bood.” Dat zegt Jasper Verberk, een van de auteurs. Hij was universitair hoofddocent drinkwatervoorziening aan de TU Delft en is tegenwoordig hoofd van de afdeling Strategie van Evides Waterbedrijf. “We hebben ervoor gezorgd dat het ook goed leesbaar is voor wie wel in de sector werkt maar er niet specifiek voor is opgeleid en geen technische achtergrond heeft. Dat merk ik aan mijn eigen collega’s bij Evides die in de onder-
V.l.n.r. Jasper Verberk (Evides), Hans van Dijk, Peter de Moel (TU Delft) en Agnes Maenhout (Wateropleidingen).
steuning werken, niet direct met waterzuivering te maken hebben en er meer van willen weten. Het boek voorziet duidelijk in een behoefte. Kennelijk zijn we erin geslaagd om een zeer complex geheel toch toegankelijk en overzichtelijk in beeld te brengen.” Agnes Maenhout, directeur van Wateropleidingen: “We vonden het een uitstekend idee om de nieuwe editie mede mogelijk te
Het nieuwe boek werd gelanceerd tijdens de opleiding Actuele zuiveringstechnieken bij drinkwaterbereiding.
maken. We gebruiken het boek inmiddels vier jaar voor de hogere opleiding drinkwater, de opleiding actuele zuiveringstechnieken en de cursussen highlights drinkwaterproductie en highlights drinkwaterdistributie. In totaal hebben bijna 350 cursisten dankbaar gebruik gemaakt van het boek. De samenwerking onderstreept de goede relatie tussen de TU Delft en Wateropleidingen. Drinkwater is een belangrijk vakgebied. De TU Delft en wij spelen allebei onze rol om het kennisniveau te verhogen. Zij academisch, wij na- en bijscholing. Het is mooi dat dat bij elkaar kan komen. “Jasper Verberk vult aan: ‘We willen kijken naar toekomstige modellen waarbij je met de bij- en nascholing van Wateropleidingen vrijstellingen kunt krijgen en op die manier kunt instromen bij de TU Delft.” De derde, herziene druk van ‘Drinkwater principes en praktijk’ (ISBN 978 90 897028 4) is verkrijgbaar bij de TU Delft (www.drinkwater. citg.tudelft.nl/webshop/Bestelling_DWP&P3. php) of via www.wateropleidingen.nl. Het boek kost 50 euro.
H2O / 20 - 2012
25
waternetwerken waTeRcOluMn Van afvalwater
naar bronwater ver.nieuws_column De Technische Commissie Anaerobiekop (TCA) hield op 27 september haar jaarlijkse symposium.
Deze keer stond het sluiten van kringlopen in de industrie centraal, waarin anaerobe processen een kleine rol spelen. Mede-organisator Nico Groeneveld (Royal HaskoningDHV) vond dat er.nieuws_column plat initiaal geen probleem: “Er is zoveel te zeggen over de kringloopsluiting. We hebben heel wat thema’s kunnen behandelen vanuit de invalshoeken beleid, onderzoek en praktijk.”
V
A propos ‘afvalwater’: in het kader van het symposium spreekt Groeneveld eigenlijk liever van ver.nieuws_column plat bronwater. “ We zouden nu veel minder moeten praten over afvalwater met zijn vervuiling, maar moeten kijken auteur hoe we er grondstoffen uit terug kunnen winnen. In die zin wordt ver.nieuws_column afvalwater een bron waar we grondstoffen als schoon water, stikstof, fosfaat, kalium en zwavel uit kunnen halen.” Naast het terugwinnen van grondstoffen werd ook de watervoetafdruk besproken. Die is moeilijk vast te stellen, zegt Groeneveld. “Want een fles cola die in India is geproduceerd, heeft een andere voetafdruk dan eentje uit Amerika.”
Inspirerende voorbeelden uit de riolering Op 6 september werd een bijeenkomst gehouden over wat het Bestuursakkoord Water betekent voor de rioleringsector. De bijeenkomst omvatte vooral inspirerende voorbeelden uit de praktijk, waar geanimeerde gesprekken over gevoerd werden.
Verder blijkt er nog veel water te besparen tijdens de productie in de industrie. Tot slot werd een aantal casussen besproken, onder meer het project van Royal HaskoningDHV in China. Daar bleek het installeren van een demoplant in een pvc-fabriek nog niet zo eenvoudig, omdat eerst de afvalwaterzuivering moest worden opgewaardeerd. “Dat was exemplarisch voor de hele dag”, meent Groeneveld: “Er zijn veel goede ideeën, maar vaak is het water nog te goedkoop en de urgentie te laag om een waterkringloopsluiting te realiseren. Maar dat gaat veranderen.” Het publiek, circa 50 personen, bleek een gemêleerd gezelschap van waterschapsmedewerkers, industriëlen, leveranciers en studenten. Hun reacties waren erg positief, zegt Groeneveld. “Toen de grondstoffenfabriek besproken werd, leidde dat zelfs tot een reactie uit de zaal om toch samen eens naar synergie te zoeken.” Dat komt mooi uit, want Groeneveld is nauw betrokken bij het vervolgtraject. Royal HaskoningDHV heeft namelijk van de STOWA opdracht gekregen om de technieken voor de grondstoffenfabriek breder uit te gaan werken. Er valt in de industriële wereld nog heel wat te halen: voor én na het productieproces.
“Het was de bedoeling dat iedereen met ten minste één idee naar huis zou gaan”, zegt mede-organisator Bas Nanninga, senior beleidsadviseur voor de afvalwaterketen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor de pauze werd het Bestuursakkoord Water voor riolering nader toegelicht en werd getoond hoe gemeenten hun GRP’s naast elkaar kunnen leggen om gezamenlijk kosten te besparen. Na de pauze waren er korte presentaties met inspirerende voorbeelden, waar vervolgens in twee rondes in groepjes over doorgepraat werd. “Hierdoor kreeg iedereen de kans erover mee te praten en vragen te stellen zeggen, ik zag mensen heel enthousiast naar bepaalde cases toegingen met kritische vragen, maar soms ook goede ideeën aandroegen. Dat was wel grappig, want door die feedback kwamen de presentatoren zelf ook weer een stapje verder. Het was dus een heel vruchtbare middag.” Met welk idee ging Nanninga zelf naar huis? “De conclusie dat, wil je samenwerken, het belangrijk is om vooraf helder te hebben wat je doelen en het gewenste kwaliteitsniveau zijn, en dat het essentieel is om in alle openheid informatie te delen. Dat laatste is moeilijkste, want men is soms wel eens geneigd informatie dicht aan de borst te houden. Je kwetsbaar opstellen, daar is lef voor nodig.” Uit een enquête onder de bezoekers bleek in ieder geval dat er veel ervaring aanwezig was: “We hadden veertig bezoekers met tezamen meer dan 400 jaar ervaring. Als die mensen geïnspireerd naar huis gaan, dan moet dat effect hebben. We hebben al hun mailadressen, dus dat kunnen we zeker nog eens gaan navragen.” Voor meer informatie: www.waternetwerk.nl/nieuws/artikel/281.
26
H2O / 20 - 2012
waternetwerken DRIJFVEER
waTeRcOluMn
ver.nieuws_column kop “Je moet prikkelen en over de grenzen heen kijken”
V
er.nieuws_column plat initiaal
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands Waternetwerk portretteert in elke editie één van zijn leden. Deze keer: Rob Visser (54), directeur van adviesbureau Aquame en lid van KNW-themagroepen Assetmanagement en Watervoorziening. “Water is essentieel voor mensen. Dat inspireert mij om hiermee te werken. In mijn werk adviseer ik op drie gebieden die veel met elkaar te maken hebben: assetmanagement, verandermanagement en opdrachtgeverschap. Assetmanagement brengt samenhang in activiteiten die een bedrijf onderneemt. Vaak moet je daar naartoe ontwikkelen, dan kom je in een verandertraject terecht, waarbij je te maken krijgt met mensen met andere doelen. Daar is weer goed opdrachtgeverschap voor nodig. Deze thematiek boeit mij enorm: wat is nu echt belangrijk in het leven? Natuurlijk moet je goede voorzieningen en techniek hebben, maar goede samenwerking en relaties tussen mensen zijn minstens zo belangrijk. Ik wil mensen inspireren bezig te zijn met dat wat er echt toe doet: inspiring to the essence.” “Ik ben ooit begonnen met drinkwater, bij een klein bedrijf in Leiden. Door fusies werd dit een grotere organisatie, met een ander perspectief. Dat vroeg om een andere blik. Ik probeer in nieuwe settings te streven naar optimalisatie en professionalisering. Dit doe ik inmiddels vanuit mijn adviseursrol niet meer alleen voor drinkwater maar voor de hele waterketen.” “Optimalisatie is alleen mogelijk door slim
samen te werken. Dit betekent over grenzen heenkijken. Een voorbeeld: de drinkwatersector houdt zich primair met koud water bezig. Maar huishoudens vragen meer, die willen ook kunnen wassen en douchen. Temperatuur is een belangrijk aspect. Huishoudens verliezen meer energie door de afvoer van warm water dan via de isolatie van de buitenkant van de woning. De thermische waarde van water verdient een integrale benadering. Samenwerken met de afvalwateren energiesector ligt daarom voor de hand. Met de themagroep Watervoorziening organiseren we in het voorjaar van 2013 hierover het congres ‘Water is Energie’.”
ver.nieuws_column auteur
”Een ander congres waar ik mee bezig ben, is het assetmanagementsymposium ‘De Winst zit in de Keten!’, op 8 november aanstaande. Daar zullen ook sprekers uit andere sectoren aanwezig zijn die ervaring hebben met ketenoptimalisatie, zoals het Havenbedrijf Rotterdam. Ketendenken wordt steeds belangrijker. Hoe kun je het geheel op elkaar afstemmen, zodat optimalisatie voor iedereen haalbaar is? Door daar op detailniveau naar te kijken valt veel winst te behalen.”
mijn klanten hier alert op te maken en ze te helpen bij het oppakken van hun rol. Daarbij is het de kunst om aan te sluiten bij de kennis en situatie van de klant, de stappen moeten uitvoerbaar zijn. Daardoor is elke opdracht anders en dat maakt het boeiend. Je moet weten waar je naartoe wilt en hoe je daar moet komen. Een vereniging als KNW kan hier een verbindende rol in spelen. Daarom zet ik mij ook actief bij meerdere themagroepen in. Je moet prikkelen en over de grenzen heen kijken. Als themagroepslid kan ik dingen op de agenda krijgen en contacten aangaan met andere partijen.”
“Je moet snappen wat er met het geheel gebeurt en wat jouw rol daarin is. Ik probeer
Agenda Nieuw licht op oude technologie Waterleidingmaatschappij Drenthe (WMD) heeft in Dalen het eerste productiestation in Nederland gebouwd dat speciaal is ontworpen voor biologisch adsorptieve ontijzering. In het kader van dit nieuwe productiestation houdt WMD, samen met KNW en KWR, op 2 november het symposium ‘Nieuw licht op oude technologie’. De ontvangst is bij het productiestation vanaf 09.30 uur. Er is uiteraard gelegenheid het productiestation te bekijken. Na afloop van het symposium zal de burgemeester van Coevorden, Bert Bouwmeester, het station officieel openen. Deelnemers aan het symposium zijn van harte welkom op deze feestelijke bijeenkomst. New developments in IT and Water Van 4 t/m 6 november houdt KNW, in samenwerking met de Instrumental Control and Automation-groep van de International Water Association, de conferentie ‘New Developments in IT & Water. De conferentie is een internationaal evenement dat relevante IT-oplossingen voor de watersector zowel in de breedte als in de diepte behandelt, met als uitgangspunt dat hoewel IT-oplossingen
ver.nieuws_column plat
in watermanagement lokaal worden geïmplementeerd, onderzoek en best practices alleen vooruitgang boeken als kennis wereldwijd wordt gedeeld. De bijeenkomst vindt plaats in Amsterdam. KNW Assetmanagement Symposium 2012 Op 8 november wordt het KNW Assetmanagementsymposium 2012 gehouden: De winst zit in de keten! Tijdens dit symposium staat het ketendenken centraal. We zijn allemaal hard bezig met de implementatie van assetmanagement binnen onze organisaties. Hoe zorgen we ervoor dat onze eigen inspanningen passen in een groter geheel? Hoe tillen we het assetmanagement naar een hoger niveau? In de ochtend vliegen we het thema strategisch aan, in de middag staan concrete best practices centraal. De rwzi als grondstoffenfabriek Wordt de rwzi van de toekomst een Grondstoffenfabriek? Met dit symposium, dat plaatsvindt op 8 november, wil themagroep Afvalwaterbehandeling de watersector informeren en inspireren met beelden en ontwikkelingen die zijn gevormd in de Routekaart Afvalwaterketen (zie pagina 23).
“Naast mijn activiteiten voor KNW ben ik ook lid van de interessegroep Goed opdrachtgeverschap van IPMA, een vereniging van projectmanagers. Wat doet een goede opdrachtgever? De opdrachtgever vervult een spilfunctie binnen projecten, maar blijft vaak onderbelicht. Hier willen we meer aandacht voor krijgen.” Geïnteresseerde opdrachtgevers kunnen contact opnemen met
[email protected].
Colofon Waternetwerken Redactie Monique Bekkenutte Anne de Boer Antal Giesbers Contact Koninklijk Nederlands Waternetwerk Binckhorstlaan 36 (M417) 2516 BE Den Haag (070) 322 27 65 06 31 67 86 68 e-mail:
[email protected]
H2O / 20 - 2012
27
26 oktober 2012:
Themanummer Duurzaamheid Bereik de kopstukken van de Nederlandse watersector
Wilt u de beslissers in de waterbranche optimaal bereiken? Plaats uw advertentie in het themanummer Duurzaamheid. Reserveer nú uw advertentieruimte.
Neem voor meer informatie contact op met: Roelien Voshol, 010 – 42 74 154 ,
[email protected] Brigitte Laban, 010 – 42 74 152,
[email protected] www.vakbladh2o.nl
platform
Bart Reeze, Arcadis, thans Waterschap Groot Salland Edwin Peeters, Wageningen Universiteit Michelle de la Haye, Grontmij Marieke de Lange, Alterra
nieuwe KRw-maatlat voor macrofauna in de zoete getijdenwateren toetst sedimentvervuiling Recent is een maatlat ontwikkeld voor de beoordeling van de ecologische kwaliteit van zoete getijdenwateren op basis van macrofaunasoorten. Met deze maatlat zijn effecten van verstoringen, zoals baggerwerkzaamheden en sedimentvervuiling, in kaart te brengen. Met name de beoordeling van de vervuiling van het sediment is nieuw. Deze bijdrage presenteert de maatlat aan de hand van enkele voorbeelden.
Z
oete getijdenwateren zijn relatief schaars op de wereld en komen voor op plaatsen waar getijdenbeweging vanuit zee de rivier beïnvloedt. Zoete getijdenwateren liggen zover stroomopwaarts in de riviermonding dat het zoute water er niet doordringt, maar nog wel peilwisselingen als gevolg van het getij plaatsvinden. Deze wateren komen in Nederland grofweg voor tussen Rotterdam en het Haringvliet en de stuwen bij Hagestein (Lek), Lith (Maas) en Gorinchem/ Zaltbommel (Waal) (zie afbeelding 1). Kenmerkend zijn de hoofdstromen van de Rijn en Maas en de hierop aangetakte wateren, zoals die van de Biesbosch. Volgens de KRW-systematiek behoren deze wateren tot het watertype R8: zoete getijdenwateren (uitlopers rivier) op zand/ klei.
ontwikkelden Grontmij, de universiteit van Wageningen en Alterra in opdracht van Rijkswaterstaat een beoordelingssysteem1),2). De maatlat wijkt in opzet af van de gangbare KRW-methodiek bij macrofauna, waarbij
wordt gewerkt met kenmerkende, positieve en negatieve soorten3). In 2005 is wel een concept-maatlat ontwikkeld volgens deze methodiek, maar door het ontbreken van voldoende kenmerkende soorten en het vóórkomen van veel algemene, tolerante
Afb. 1: Zoete getijdenwateren in Nederland.
In het verleden is onderzocht welke factoren de ecologische kwaliteit van de habitat voor macrofauna bepalen. Het gaat vooral om factoren die de algemene toestand kenmerken, zoals de samenstelling van het bodemsubstraat en de invloed van scheepvaart. Daarnaast gaat het om factoren die te maken hebben met verontreinigingen, zoals zware metalen, PAK’s en PCB’s. Ondanks de beschikbare kennis bestond tot voor kort geen KRW-beoordelingssysteem voor macrofauna voor dit watertype. Daarom H2O / 20 - 2012
29
Beoordeling Ecologische Kwaliteit Zoetwater getijdegebied
sedimentvervuiling de gegevens van de hoofdstromen en Biesbosch gezamenlijk geanalyseerd.
Hoofdstromen
PROFUNDAAL Zoetwater Relatieve Abundantie zoetwater organismen EKR
0
0,5
0,95
0,990
0,995
0,8
0,9
1
Algemene verstoring Aantal genera EKR Waarde
0
0,1
0,2
0
0,3
8
0,4
0,5
16
0,6
0,7
24
32
1 40
Dichtheden EKR Waarde
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
0 >6.000
1 1.620 1.620
Volledigheid voedselweb EKR Waarde
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Eindscore Algemene verstoring EKR
0
Gemiddelde EKR van Aantal genera, Dichtheden en Volledigheid voedselweb
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1
Sedimentvervuiling Vervuilingsindicatoren EKR
0
Abundantie Vervuilingsindicatoren EKR
0
0,1
Eindscore Sedimentvervuiling EKR
0
0,1
Gemiddelde EKR van Vervuilingsindicatoren en Abundantie Vervuilingsindicatoren 0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
1
LITORAAL Zoetwater Relatieve Abundantie zoetwater organismen EKR
0
0,1
0,2
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
0,9
0,8
0,9
1
Diversiteit Aantal genera EKR Waarde
0
22
43
63
1 85
Totale score PROFUNDAAL
Totale score LITORAAL
Totale Eindscore
Minimum van Zoetwater, Algemene verstoring en Sedimentvervuiling
Minimum van Zoetwater en Diversiteit
Minimum van Score Profundaal en Score Litoraal
Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht
Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht
Bij het opstellen van de beoordelingsmethode voor de diepe waterbodem is gebruik gemaakt van multivariate ordinatietechnieken. Om de effecten van de twee voornaamste aspecten (algemene verstoring en sedimentvervuiling) goed van elkaar te kunnen onderscheiden, is een speciale techniek toegepast (de variantiepartitiemethode).
Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht
De deelmaatlatten voor algemene verstoring zijn bepaald door de effecten van sedimentvervuiling ‘uit te schakelen’. Andersom is het effect van sedimentvervuiling beschreven door juist de factoren voor algemene verstoring uit te schakelen (zoals bodemsamenstelling en getijdenbeweging). Voor zowel de algemene verstoring als voor de sedimentvervuiling is bekeken of bestaande indicatoren bruikbaar zijn om de effecten goed in beeld te brengen. Voor algemene verstoring was dit mogelijk, voor sedimentvervuiling niet. Voor dit laatste zijn daarom twee nieuwe deelmaatlatten ontwikkeld gebaseerd op het toekennen van een indicatiewaarde voor sedimentvervuiling voor alle aangetroffen macrofaunasoorten. In een vervolgstudie4) zijn de dichtheden van de indicatorsoorten in de monsters gerelateerd aan de toxische druk van de aanwezige stoffenmengels van de monsters, uitgedrukt als meer-stoffen Potentieel Aangetaste Fractie van soorten (msPAF) (zie ook het volgende artikel). Er zijn substantiële effecten aangetroffen. Zoals verwacht neemt de dichtheid van soorten die indicatief zijn voor verontreinigd sediment, doorgaans toe bij hogere waarden voor de toxische druk en de dichtheid van indicatoren voor schoon sediment juist af. Op basis van een studie van het RIVM5) zijn de indicatiewaarden van de soorten geoptimaliseerd, resulterend in een verbeterde indicatorlijst6).
Afb. 2: Beoordelingsmethode hoofdstromen.
soorten was de methodiek niet onderscheidend in de zoete getijdenwateren.
Werkwijze Voor het opstellen van de beoordelingsmethode is gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens die Rijkswaterstaat de afgelopen 15 jaar verzamelde. In totaal waren 522 monsters beschikbaar van de diepe waterbodem en 397 uit de oeverzone. Bij de ontwikkeling van het beoordelingssysteem zijn de gegevens van de diepe bodem (profundaal) en de oeverzone (litoraal) onafhankelijk bewerkt, omdat alleen van de monsters van de diepe bodem ook fysisch-chemische gegevens beschikbaar waren. In beide datasets bleken enkele monsters aanwezig van brak en zout water. Deze monsters horen niet tot het type zoete getijdenwateren en zijn verder niet meegenomen bij de analyse. In de beoordelingsmethode is daarom ook een deelmaatlat opgenomen om foute beoordeling van deze monsters te voorkómen (deelmaatlat zoetwater).
30
H2O / 20 - 2012
Bij de analyse van de gegevens van de diepe waterbodem bleek ook dat de samenstelling van de macrofauna in de lijnvormige wateren, zoals de Nieuwe Merwede en het Haringvliet (hoofdstromen), afwijkt van die in de ‘aangetakte’ watersystemen, zoals de Sliedrechtse, Dordtsche en Brabantse Biesbosch met als mogelijke verklaring een afwijkende hydrologie en morfologie. De hoofdstromen zijn aan twee kanten open en worden gekenmerkt door kortere verblijftijden en een grotere (morfo)dynamiek. De wateren in de Biesbosch staan daarentegen aan één zijde in verbinding met andere wateren en kennen daardoor lagere stroomsnelheden, hogere verblijftijden en een geringere dynamiek. In de beoordelingsmethode is hiermee rekening gehouden door voor de hoofdstromen en de Biesbosch verschillende maatlatgrenzen te hanteren. De werking van toxische stoffen zal niet verschillend zijn tussen de hoofdstroom en aangetakte wateren. Daarom zijn voor het analyseren en beschrijven van de effecten van
De beoordeling van de oever is alleen gebaseerd op macrofaunagegevens uit de oeverzone. De variatie in de oeverzone bleek goed te beschrijven met behulp van één deelmaatlat. Voor een uitvoerige beschrijving van de werkwijze zie het achtergronddocument bij de maatlat2).
Beoordelingsmethode Afbeelding 2 geeft de beoordelingsmethode grafisch weer, in dit geval voor de hoofdstromen. Voor de diepe bodem (profundaal) zijn drie deelmaatlatten opgenomen; de beoordelingsmethode voor de oever (litoraal) bestaat uit twee deelmaatlatten. De werking van het beoordelingssysteem wordt toegelicht aan de hand van twee voorbeeldlocaties: de Hollandsche IJssel en de Brabantse Biesbosch. Op beide locaties is zowel een litoraal als een profundaal monster genomen. De beoordelingsresultaten van deze locaties staan op de volgende pagina. Eerst wordt getoetst of een monster voldoende zoetwater- (en dus geen zoutwater)soorten bevat. In de monsters uit de Brabantse Biesbosch zijn geen soorten
platform
Brabantse Biesbosch, Gat van de Kielen (foto: Rijkswaterstaat, Arie Naber).
aangetroffen die indicatief zijn voor brakke omstandigheden. In beide gevallen (litoraal en profundaal) is de score voor de deelmaatlat zoet water daarom 1,0 (zie hiernaast). In het litoraal van de Hollandsche IJssel zijn drie soorten gevonden die indicatief zijn voor brak water: Gammarus duebeni, Hypania invalida en Paranais litoralis. Het monster voldoet met een score van 0,81 echter nog wel aan de voorwaarde voor zoet getijdenwater. Voor de diepe bodem (profundaal) bestaat de beoordelingsmethode uit twee deelmaatlatten: algemene verstoring en sedimentvervuiling. De deelmaatlat algemene verstoring is gebaseerd op de diversiteit (aantal genera), dichtheden en volledigheid van het voedselweb (aantal voedselgildes). Hierbij worden het aantal genera en het aantal voedselgildes gedeeld door een vastgesteld maximum; voor de dichtheden is een optimumwaarde bepaald. In het voorbeeld scoort het monster uit de Biesbosch goed. Het monster uit de Hollandsche IJssel bevat te weinig genera (17 in plaats van 40) en ook het aantal voedselgildes is beperkt (vier van de tien voedselgildes zijn aanwezig). Hierdoor scoort het monster ‘matig’.
Maatlatresultaten Hollandse IJssel en Biesbosch. Hollandsche IJssel - Profundaal
Hollandsche IJssel - Litoraal
A) Deelmaatlat zoetwater
A) Deelmaatlat zoetwater
EKRzoetwater, profundaal
1,00
B) Deelmaatlat algemene verstoring
- Scorediversiteit, profundaal - Scoredichtheden - Scorevolledigheid voedselweb EKRalgemene verstoringtoren (gemiddelde)
EKRzoetwater, litoraal
0,81
B) Deelmaatlat diversiteit 0,43
EKRdiversiteit, litoraal
0,29
0,93 0,40 0,58
C) Deelmaatlat sediment vervuiling
- Scorevervuilingsindicatoren - Scoreabundantie vervuilingsindicatoren EKRsedimentvervuiling (gemiddelde)
0,27 0,41 0,34
Eindoordeel EKRlitoraal (minimum A,B,C)
0,34
Eindoordeel EKRlitoraal (minimum A,B)
Ontoereikend
0,29
Ontoereikend Brabantse Biesbosch - Litoraal
Brabantse Biesbosch - Profundaal A) Deelmaatlat zoetwater
A) Deelmaatlat zoetwater
EKRzoetwater, profundaal
1,00
B) Deelmaatlat algemene verstoring
- Scorediversiteit, profundaal - Scoredichtheden - Scorevolledigheid voedselweb EKRalgemene verstoringtoren (gemiddelde)
EKRzoetwater, litoraal
1,00
B) Deelmaatlat diversiteit 0,55 1,00 0,70 0,75
EKRdiversiteit, litoraal
0,45
C) Deelmaatlat sediment vervuiling
De deelmaatlat sedimentvervuiling wordt beoordeeld op de aanwezigheid van indicatorsoorten en hun aantallen. In het voorbeeld van de Biesbosch zijn veel indicatoren aanwezig van zwak vervuild en sterk vervuild sediment (14 soorten, waaronder Valvata piscinalis, Dreissena polymorpha en Chironomus plumosus agg.). Soorten van schoon sediment ontbreken, waardoor de deelmaatlat voor sedimentverontreiniging ‘ontoereikend’ scoort. In het voorbeeld uit de Biesbosch speelt algemene verstoring dus geen rol, sedimentvervuiling wel.
- Scorevervuilingsindicatoren - Scoreabundantie vervuilingsindicatoren EKRsedimentvervuiling (gemiddelde)
0,40 0,06 0,23
Eindoordeel EKRlitoraal (minimum A,B,C)
0,23
Ontoereikend
Eindoordeel EKRlitoraal (minimum A,B)
0,45
Matig
Kleuraanduidingen KRW Zeer goed Goed Matig Ontoereikend Slecht
H2O / 20 - 2012
31
De oever (litoraal) wordt beoordeeld met de deelmaatlat diversiteit. Net als bij de diepe bodem wordt het aantal aangetroffen genera gedeeld door een maximum (85 soorten). De locatie in de Biesbosch scoort hier met 38 genera aanzienlijk beter dan de Hollandsche IJssel (25 genera). Het eindoordeel voor de diepe bodem is de laagste waarde van de deelmaatlatten zoet water, algemene verstoring en sedimentverontreiniging. Het eindoordeel voor de oever is de laagste waarde van de deelmaatlatten zoet water en diversiteit. Voor het eindoordeel van een waterlichaam worden de scores van alle monsters uit de diepe bodem gemiddeld. Dat geldt eveneens voor de scores voor de monsters uit de oeverzone. Het eindoordeel voor het waterlichaam is de laagste waarde van deze twee gemiddelden.
Toepassingsbereik Ook buiten de zoete getijdenwateren bestaat behoefte aan een ecologische beoordeling van waterbodemverontreiniging. Daarom is het toepassingsbereik van de deelmaatlatten voor sedimentverontreiniging nader onderzocht4). Hiervoor zijn gegevens van regionale waterbeheerders en Rijkswaterstaat gebruikt (65 monsters in totaal, merendeels uit de grote rivieren). Uit de analyse blijkt dat de macrofaunasamenstelling van de nieuwe monsters niet veel afwijkt van de monsters uit de zoete getijdenwateren. De scores voor de deelmaatlatten voor sedimentverontrei-
niging van de nieuwe monsters vertonen bovendien een goede correlatie met de scores van de oorspronkelijke monsters die bij een indirecte ordinatie ongeveer op dezelfde plek liggen. Ook sluiten de nieuwe monsters goed aan bij de oorspronkelijke patronen in de ordinatie. Op basis van deze resultaten volgt de conclusie dat de deelmaatlatten voor sedimentverontreiniging bruikbaar lijken buiten de zoete getijdenwateren, zolang de soortenlijst voldoende overeenkomt.
Punten voor KRW-maatlatten De maatlat voor zoete getijdenwateren is anders dan de huidige maatlatten voor macrofauna, omdat de waterbodem meegenomen is als volwaardig onderdeel van het watersysteem. Hierdoor wordt het effect van eventueel aanwezige sedimentvervuiling zichtbaar. In de bestaande KRW-systematiek wordt dit aspect niet expliciet meegewogen en is het daardoor buiten beeld, ook bij het formuleren van maatregelen. Bovendien biedt de maatlat door zijn opzet aanknopingspunten voor diagnose. Door het onderscheid naar algemene verstorende factoren en sedimentverontreiniging (diepe bodem) en kwaliteit van de oeverhabitats biedt het toetsresultaat goede aanknopingspunten voor het formuleren van mogelijke maatregelen. In de bestaande KRW-maatlatten ontbreekt dit diagnostische aspect. Ten slotte wordt bij de maatlat gebruik gemaakt van de indicerende waarde van
Hollandsche IJssel bij Moordrecht (foto: Rijkswaterstaat, Arie Naber).
32
H2O / 20 - 2012
alle soorten, dus ook van exoten. Exoten worden bij de bestaande KRW-maatlatten vrijwel genegeerd, hoewel ze soms een aanzienlijk deel van de levensgemeenschap vormen. Met de gepresenteerde maatlat wordt geïllustreerd dat het voorkomen van exoten geen probleem hoeft te vormen voor het ontwikkelen van een goed werkende maatlat, zolang wordt gekeken naar de functie die ze innemen in het ecosysteem. LITERATUUR 1) Peeters E., H. de Lange, M. de la Haye, A. Reeze en J. Postma (2012). KRW-maatlat macrofauna voor zoet getijdenwater (R8). Ecofide. Rapport 43a. 2) Peeters E., H. de Lange, M. de la Haye, A. Reeze en J. Postma (2012). Achtergrondrapport KRW-maatlat macrofauna R8. Ecofide. Rapport 43b. 3) Van der Molen D. en R. Pot (2007). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA. Rapport 2007-32. 4) Reeze A., J. Postma, E. Peeters, R. Hoijtink, W. de Bruijne en R. Keijzers (2010). Vervolgwerkzaamheden KRW-maatlat macrofauna voor zoete getijdenwateren. ARCADIS. In opdracht van Deltares. 5) Posthuma L., D. de Zwart, J. Postma en A. Reeze (2011). KRW-maatlat voor macrofauna voor zoet getijdenwater (R8) - nadere analyses. RIVM. Rapport 607080001. 6) Ecofide / ARCADIS (2011). Optimalisatie macrofauna maatlat R8. Heranalyse met msPAF als somparameter en herziene lijst indicatorwaarden. Ecofide project 26, ARCADIS project C01012.200108.
platform
Leo Posthuma, RIVM Dick de Zwart, RIVM Bart Reeze, ARCADIS, thans Waterschap Groot Salland Jaap Postma, Ecofide
De ecologische betekenis van toxische druk in verontreinigde sedimenten Bij de beoordeling van verontreinigde sedimenten volgens de Waterwet wordt als maat een grootheid toxische druk gehanteerd. Twee maatstrepen op de maatlat duiden aan dat door de sedimentverontreiniging beperkte dan wel grote effecten kunnen optreden in het waterlichaam, wat vervolgens leidraad kan zijn voor eventuele maatregelen. Ten opzichte van de gebruikelijke milieukwaliteitsnormen per stof is de grootheid toxische druk nieuw. Dit artikel beschrijft de ecologische effecten die optreden als de toxische druk toeneemt. Uit de resultaten blijkt dat de toxische druk een bruikbare maat is om ecologische effecten te kwantificeren: hoe hoger de toxische druk hoe groter de effecten. Deze uitslag is belangrijk bij toepassing van een eenvoudig beheerprincipe: ‘meer risico = meer beheer’.
D
e Waterwet beoordeelt sedimenten als een integraal onderdeel van watersystemen. De verontreiniging van sediment kan de kwaliteit van het bovenstaande water beïnvloeden. In het beoordelingsprogramma Sedias1) (Sediment Assistent) wordt via een beslisboom afgeleid hoe sedimentverontreiniging en waterkwaliteitsdoelen samenhangen. Voor ecologische doelen gebeurt dat met de grootheid chronische toxische druk, met als eenheid de msPAF: de meer-stoffen Potentieel Aangetaste Fractie van soorten. Dit is de fractie soorten die bij voortdurende blootstelling aan het mengsel van stoffen hiervan hinder ondervindt. De msPAF loopt van 0 tot 100 procent aangetaste soorten. Wat betekent de toxische druk nu precies? Wat gebeurt er met de lokale ecologie?
Bemonstering met een Boxcore in de Biesbosch afgelopen september (foto: Jaap Postma).
Werkwijze Voor het beantwoorden van deze vragen is gebruik gemaakt van de Nederlandse monitoring dataset uit de zoete getijdenwateren, die ook gebruikt werd door Reeze2) (zie het voorgaande artikel). Van deze gegevensverzameling is een maatlat voor sedimentverontreiniging afgeleid met indicatorsoorten voor schoon-, matig-, en sterk verontreinigd sediment. Het gaat om H2O / 20 - 2012
33
gegevens over bodembewonende macrofaunasoorten en sedimentkwaliteit en omvat 103 soorten, 379 locaties en 13 stressvariabelen. Daarvan zijn er vier categoriaal: jaargetijde, hoofdstroom of Biesbosch, scheepvaartverkeersklasse, en breedteklasse. Acht klassieke variabelen zijn continu variabel: zuurgraad, percentage droge stof, diepte, sedimentatie of erosie, zand- en kleifractie, fractie organisch materiaal en getijdeninvloed. De nieuw toegevoegde continue variabele is de acute toxische druk. Dit is een samenvattende parameter, die afgeleid is op basis van de concentraties van 45 contaminanten (acht metalen, minerale olie, 16 gechloreerde organische stoffen, 16 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) en vier polychloorbiphenylen (PCB). De nieuwe variabele vat dus een groot aantal onderliggende parameters samen. Dit is voor beleid en onderzoek handig, bijvoorbeeld als veel locaties beoordeeld moeten worden: de ernst van de vervuiling is dan het beste in één getal samen te vatten.
Acute toxische druk De toxische druk op basis van het acute mediane effect (EC50) is in deze studie een maat voor de fractie soorten waarvan wordt voorspeld dat zij tenminste voor 50 procent effect zullen vertonen door verminderde overleving, vertraagde groei of verlaagde reproductie. In deze studie werd gewerkt met zowel een acute als een chronische toxische druk. Bij een acute toxische druk betekent dit dat de soorten bij kortdurende blootstelling deze effecten laten zien; bij een chronische toxische druk (zoals in Sedias wordt gebruikt) treden de effecten op bij langdurige blootstelling. Voor de acute toxische druk bedroegen de laagste en hoogste gevonden waarden in de verzameling van gegevens respectievelijk vrijwel 0 en 42 procent. De betekenis van het voorspelde verschil in impact is te begrijpen met het volgende gedachtenexperiment: Er zijn 100 soorten getest op hun gevoeligheid voor de genoemde stoffen. Dat is gedaan door onder laboratoriumcondities voor elke soort de concentratie te bepalen die de beschreven acute effecten oplevert. Als we deze 100 soorten blootstellen aan het genoemde, meest schone en meest vervuilde veld-sedimentmonster, dan betekenen de voorspelde waarden van 0 en 42 procent dat bij 0 danwel 42 procent van de soorten bij kortdurende blootstelling sprake zal zijn van een afgenomen overleving, groei of reproductie met tenminste 50 procent. Met andere woorden: in het vuilste monster moeten de voorspelde effecten eenvoudig zichtbaar zijn.
Zijn er wel effecten? De beschikbare gegevensverzameling is een goudmijn voor de beoordeling van de betekenis van de toxische druk: er zijn voldoende gegevens, de monsters verschillen gradueel en voor het zwaarst belaste monster moet 42 procent van de soorten ernstig aangetast zijn! Toch bleek het moeilijk de effecten aan te tonen met het zoeken van correlaties tussen dichtheden
34
H2O / 20 - 2012
Afb. 1: Evaluatie van de rol van omgevingskenmerken (potentiële stressfactoren) op de soorten: sediment verontreiniging beïnvloedt 74 procent van de soorten.
van elk van de 103 soorten en de acute toxische druk. Bij deze analyse bleek dat veruit de meeste correlaties niet significant waren, dat zes soorten reageerden met een geringe verhoging van de dichtheden en vijf met gering verlaagde dichtheden bij toenemende toxische druk. Het leek er dus op dat er vrijwel geen effecten waren, althans: ze waren véél kleiner dan voorspeld door de toxische druk. Omdat dit vreemd was, is nagegaan of er soms meervoudige stresseffecten waren die de voorspelde grote effecten zouden kunnen maskeren.
Grote, verborgen mengseleffecten In meervoudige-stressanalyses wordt de dichtheid per soort niet alleen onderzocht ten opzichte van de toxische druk maar ten opzichte van alle 13 stressfactoren in
hun onderlinge verband. Hierbij wordt met GLM-regressie (Generalized Linear Modelling) onderzocht hoe de dichtheid van elke soort afzonderlijk bepaald wordt door variabele onderliggende verzamelingen van stressfactoren. Uit deze analyses bleek dat een GLM was af te leiden voor 98 van de 103 soorten, en dat voor 73 van die 98 taxa (74 procent) de acute toxische druk sterk geassocieerd was met de dichtheid in het veld (zie afbeelding 1). Ook werden de soorten beïnvloed door wisselende combinaties van de andere stressfactoren. Met andere woorden: de analyses tonen aan dat de dichtheden in het veld het resultaat zijn van allerlei factoren in combinatie. Dat is op zich niet verrassend. Het meest verrassend was de aantoonbare invloed
Afb. 2: De figuur links illustreert de reactie van individuele soorten op een toenemende acuut toxische druk (x-as). Een horizontale lijn geeft aan dat geen dichtheidsverandering bij die soort optreedt. Bij een dalende lijn nemen de dichtheden af; bij een stijgende nemen ze toe. De figuur rechts illustreert het verband tussen de berekende acuut toxische druk op de x-as (dat wil zeggen het verwachte aantal soorten met een negatief effect vanwege de gehalten toxicanten in het sediment) en het daadwerkelijk aangetroffen aantal soorten met een negatieve respons op de y-as. De verticale stippellijnen zijn de besliscriteria volgens Sedias.
platform van de acute toxische druk bij 74 procent van de soorten. Er bestaan dus grote veldeffecten van toxische mengsels, maar die bleven eerder (vorige paragraaf ) verborgen door de invloeden van de andere stressfactoren. De effecten bleven verborgen, zelfs in deze dataset, die toch behoorlijk verontreinigde monsters omvat. Vervuilde water- en sedimentsystemen leiden mogelijk vaak tot effecten, maar die zijn niet eenvoudig statistisch aantoonbaar. De afwezigheid van een sterke correlatie tussen toxische druk of concentraties van afzonderlijke stoffen en dichtheden van soorten betekent niet dat er geen effecten van sedimentverontreiniging zijn.
Betekenis van toxische druk Nu toxische mengsels in veldsedimenten veel soorten blijken te beïnvloeden, dringt de vraag zich op: wat betekent de toxische druk nu in ecologische termen? Is de situatie vergelijkbaar te maken met de maatlat voor temperatuur? Daar is interpretatie simpel en breed aanvaard en toepasbaar: de waarde van 0 °C voor schoon water is gerelateerd aan ijsvorming, die van 100 °C aan kokend water. De waarde van ongeveer 37 °C heeft ook een heldere betekenis: dit is de lichaamstemperatuur van een gezond mens. Hoe zit dat met de toxische druk? De acute toxische druk duidt eenvoudigweg op twee zaken. In de eerste plaats blijkt een toename van de toxische druk dichtheidseffecten te veroorzaken, die er voor elke soort anders uitzien (zie afbeelding 2). Sommige soorten vertonen inderdaad een verhoogde dichtheid bij hogere toxische druk (linksboven). Dit is een onverwachte uitkomst als men alleen kijkt naar het model van de toxische druk: dat model voorspelt geen ‘positieve’ effecten. Deze effecten zijn waarschijnlijk veroorzaakt door ecologische
interacties. Doordat bijvoorbeeld een gevoelige predator afneemt in dichtheid, kan een prooi toenemen in dichtheid. Bij andere soorten neemt de dichtheid af bij toename van de toxische druk (linksonder). Iedere soort vertoont een eigen, typerend patroon. De verschillen in de patronen zijn de basis voor de indeling van soorten als indicatoren voor schoon-, matig- en sterk verontreinigde sedimenten in het artikel van Reeze2).
In de tweede plaats werden alle gegevens samengevat, als fractie aangetaste soorten (rechts). Bij de gegeven effectcurves van de soorten (zoals in de linker figuur) werd geteld hoeveel soorten bij een bepaalde toxische druk, een dichtheidseffect hadden groter dan 50 procent (positief of negatief ). Tot onze grote verrassing bleek de fractie negatief aangetaste soorten ongeveer 1:1 geassocieerd met de acute toxische druk, zoals bij een ideale modellering van de toxische druk te verwachten is. De fractie soorten met een positief dichtheidseffect werd ook geteld; deze bleek vaak hoger dan de fractie soorten met een negatief dichtheidseffect (niet getoond).
De praktijk van Sedias De hiervoor beschreven acute toxische druk kent een lineair verband met de chronische toxische druk, zoals in Sedias wordt gehanteerd als besliscriteria voor sedimentbeoordeling. In afbeelding 2 zijn deze (omgerekende) criteria voor de beoordeling van ecologische effecten van verontreinigde waterbodems via stippellijnen weergegeven. Sedias kijkt naar chronische toxische druk van mengsels op EC50-niveau, omdat de Handreiking beoordeling waterbodems gericht is op langetermijneffecten (chronisch) en beoogt daadwerkelijke effecten te beoordelen (EC50). Aan de hand van de stippellijnen in de rechter figuur is af te lezen
Monstername van macrofauna met een Boxcore (foto: Arie Naber, Rijkswaterstaat).
dat de ecologische effecten bij chronische msPAF-waarden van 20 en 50 procent op de sediment macrofauna toenemen. De analyse van de gegevens van de zoete getijdenwateren hebben geleid tot een maatlat voor sedimentverontreiniging2) waarmee de verontreiniging van andere sedimenten is te beoordelen. Daartoe worden de aanwezige soorten geteld. Ook wordt afgelezen in welke indicatorgroep ze vallen (schoon, matig en sterk verontreinigd sediment). De toedeling van soorten aan de indicatorgroepen is mede geijkt door de GLM-modellen en de beoordeling van toxische druk (acute en chronische msPAF). De grootheid voor ‘toxische druk’ is ontworpen als een algemene maat voor toxiciteit. Toename van toxische druk duidt volgens de huidige studie eenvoudigweg op toenemende ecologische effecten. Dit is ook logisch: via het denkexperiment worden verhoogde stoffenconcentraties (die duiden op toenemende effecten) omgerekend naar een hogere toxische druk, met de betekenis van hogere effecten op de getoetste soorten. Dat er ook voor veldsoorten toenemende effecten zijn bij toenemende vervuiling, is bij eenvoudig doorredeneren niet verrassend; het was slechts onbekend hoe de veranderde effecten eruit zouden zien. Bij de werkelijk waargenomen effecten is het wel verrassend dat een zeer sterke associatie is gevonden tussen modelvoorspelling (stippellijn, rechtsonder) en werkelijkheid (doorgetrokken lijn, vrijwel 1:1 gerelateerd), alsmede het optreden van negatieve én positieve dichtheidseffecten. De toxische druk is altijd te berekenen na het meten van de stoffen. Het grote voordeel is: toxiciteit van allerlei stoffen wordt samengevat in één nieuwe variabele, die eenvoudig te hanteren is voor beleid. Bij beleidsmaatregelen kan ‘de trap van boven worden schoongeveegd’, door prioritair maatregelen te nemen bij de hoogste toxische druk. De toxische druk wordt daarom inmiddels gebruikt bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem3) en het sediment1, bij diagnose van stoffeneffecten in het milieu, de levenscyclusanalyse van producten4) en zelfs bij rampen met chemische stoffen wereldwijd5. LITERATUUR 1) Hin J., L. Osté en C. Smidt (2010). Handreiking beoordeling waterbodems. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, DG Water. 2) Reeze A., E. Peeters, M. de la Haye, H. de Lange (2012). Nieuwe KRW-maatlat voor macrofauna in de zoete getijdenwateren toetst sedimentvervuiling. H2O nr. 20, pag. 29-32. 3) SenterNovem, Bodem+, RIVM, ministerie van VROM (2007). Ken uw (water)bodemkwaliteit, de risico’s inzichtelijk. 4) Huijbregts M. et al. (2002). Ecotoxicological impacts in Life Cycle Assessment. Species sensitivity distributions in ecotoxicology. L. Posthuma, G. Suter en T. Traas. Boca Raton, Florida. Lewis Publishers: pag. 421-436. 5) Van Dijk S. et al. (2009). FEAT - Flash Environmental Assessment Tool to identify acute environmental risks following disasters. The tool, the explanation and a case study. RIVM.
H2O / 20 - 2012
35
Aleida de Vos van Steenwijk, Bioclear Bert Geurkink, Bioclear Maarten Lut, Oasen Willem Jan Knibbe, Oasen
autotrofe micro-organismen: de basis van de voedselpiramide in het drinkwaterleidingnet? Op een locatie in het drinkwaterleidingnet van Oasen is een nieuwe aanpak met moleculaire technieken gebruikt om een gedetailleerd beeld te verkrijgen van alles wat in die leidingen leeft. De aanpak laat zien dat onder andere ijzer- en nitraatoxiderende micro-organismen in significante aantallen in het leidingnet voorkomen. Dit suggereert dat de autotrofen (organismen die op koolstofdioxide kunnen groeien) een belangrijke rol kunnen spelen in de nagroei van micro-organismen in het leidingnet.
‘M
icro-organismen zijn overal’ geldt als algemene wijsheid in de microbiologie, met direct daarbij de observatie dat we als mens hier blijkbaar prima bij gedijen. Met andere woorden, we kunnen in het algemeen goed samenleven met micro-organismen om ons heen. Dit geldt echter minder dan wanneer het gaat om voedsel, en ook wanneer het gaat om drinkwater. Strenge controle en bewaking door normeringen zorgen ervoor dat, hoewel micro-organismen ook voorkomen in drinkwater, we dit water zonder problemen kunnen drinken. Drinkwaterbedrijven zorgen voor meerdere effectieve barrières voor ziekteverwekkers. Het water dat een productielocatie verlaat en via het leidingnet naar de klant stroomt, kan kwalitatief worden beïnvloed door de groei of activiteit van micro-organismen tijdens het transport. Hierdoor kunnen geur- of smaakklachten ontstaan en neemt de kans op groei van ongewenste micro-organismen toe. Een drinkwaterbedrijf wil de mate waarin dit gebeurt, zo veel mogelijk minimaliseren. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden. Die variëren van het zoveel mogelijk verwijderen van micro-organismen en voedingsstoffen in de zuivering, het gericht beheersen van bepaalde soorten microorganismen tot het intensief reinigen van het leidingnet. Hier geldt dat inzicht nodig is om te kunnen besluiten welke maatregelen het meest
36
H2O / 20 - 2012
effectief zijn. Daarvoor is het nodig de biologische populaties in drinkwater en de veranderingen hierin bij zuivering en distributie te kennen. Dit pleit voor meer inzicht in de biologische populatie van drinkwater. Daarom is een nieuwe aanpak gebruikt die de mogelijkheid biedt te verkennen welke organismen voorkomen in het leidingnet, met een snelheid en detailniveau die tot voor kort onmogelijk waren. Op deze manier is binnen korte tijd en tegen acceptabele kosten een eerste, zeer compleet beeld verkregen van alles wat leeft op een punt in het leidingnet
en zijn monitoringinstrumenten opgezet voor een selectie van relevante micro-organismen. In dit artikel demonstreren we de relevantie van de resultaten voor het kwaliteitsbeheer van Oasen.
Ophelderen biodiversiteit leidingnet In het noordelijk voorzieningsgebied van Oasen, waar in verhouding de hoogste concentraties organisch materiaal worden gevonden, zijn op 19 april 2011 op een locatie twee monsters genomen: 120 liter drinkwater is bemonsterd met een ultrafiltratie-installatie en acht liter spuiwater inclusief sediment. Beide monsters zijn direct
In de taartdiagrammen is te zien hoeveel verschillende soorten micro-organismen zijn geïdentificeerd in het drinkwater en in het spuiwater. De soorten zijn ingedeeld in twaalf groepen. Opvallend is dat de hoogste biodiversiteit is te vinden in de groepen bacteriën en eencellige eukaryoten.
platform
Afb. 1: Een schematisch overzicht van de stappen benodigd voor het ophelderen van microbiële nagroei in het drinkwaterdistributienetwerk. Stap 1 is het verkrijgen van een gedetailleerd inzicht in de biologische populaties middels BioProphyler. Stap 2 is het kwantitatief monitoren van de microbiologische parameters geïdentificeerd in stap 1 in tijd en in ruimte. Stap 3 is het monitoren van relevante fysische en chemische parameters. Door correlaties te zoeken tussen de microbiële, fysische en chemische paramaters met nagroei, worden handvatten en kritische beheerspunten geïdentificeerd. Hierin ligt de sleutel voor het beheersbaar maken van microbiële nagroei in het drinkwater leidingnet.
gefixeerd om de biologische samenstelling stabiel te houden. Van beide monsters is bepaald welke organismen aanwezig en actief zijn. Hiertoe is gebruik gemaakt van een next generation sequencing-techniek. Hiermee is het mogelijk alle (bekende) soorten organismen in een monster te identificeren op basis van hun genetisch materiaal: DNA (indicatief voor aanwezigheid van organismen) en RNA (indicatief voor activiteit van organismen). Door gebruik te maken van een nieuw ontwikkeld software-instrument (BioProphyler, zie kader en 1)) zijn in totaal 451 soorten organismen geïdentificeerd. De organismen zijn gerangschikt op basis van hoe vaak ze in het monster zijn aangetoond. Dit geeft een indicatie van de dominante organismen in de populatie. De organismen zijn bovendien ingedeeld in de groepen archaea, bacteria, virussen en eukaryoten (ofwel hogere organismen). De eukaryoten zijn verder onderverdeeld in bijvoorbeeld raderdiertjes, weekdieren en nematoden. De resultaten geven een gedetailleerd beeld van de aanwezige en actieve organismen in het distributienetwerk en een indicatie van de dominante soorten. Gebruikmakende van de verkregen informatie is vervolgens in meer detail gekeken naar enkele specifieke micro-organismen die mogelijk een belangrijke rol spelen in de potentie voor nagroei in het leidingnet.
Aanwezigheid van autotrofen in het leidingnet Op basis van de verkregen informatie is duidelijk geworden dat een aantal groepen micro-organismen dominant aanwezig is in het leidingnet. Zo is bijvoorbeeld de ijzeroxiderende bacterie Gallionella capsiferriformans de meest aangetoonde soort in het drinkwater en staat deze op positie 17 in het spuiwater. Deze bacterie is in staat koolstofdioxide te gebruiken als koolstofbron (autotroof ) en energie te verkrijgen uit de oxidatie van opgelost ijzer (Fe2+ naar Fe3+). De nitrificerende bacterie Candidatus Nitrospira defluvii is op positie 3 gevonden in het drinkwater en positie 10 in het spuiwater. Ook dit is een autotrofe bacterie die energie
wint uit de omzetting van nitriet naar nitraat. Op basis van een controle van de verkregen data bleek dat meerdere autrotrofe microorganismen dominant aanwezig zijn in de twee monsters. Deze micro-organismen zijn bekend vanuit de drinkwaterzuivering waar ze worden toegepast voor het verwijderen van ijzer en ammonium2). De kwantitatieve onderbouwing voor bovengenoemde observatie is gedaan door analyses te ontwikkelen voor vijf autotrofe micro-organismen die dominant en actief aanwezig zijn in het leidingnet: Sideroxydans lithotrophicus en Gallionella capsiferriformans (ijzeroxiderende bacteriën) en Nitrosomonas europaea, Nitrosopumilus maritimus en Candidatus Nitrospira defluvii (nitrificerende micro-organismen). Ook is gekeken naar een microbiële soort die methaan gebruikt als koolstofbron: Methylovorus sp. De gebruikte detectietechniek Q-PCR (Quantitative Polymerase Chain Reaction)
wordt toegepast voor routinedetectie en kwantificering van micro-organismen op basis van onderscheidende eigenschappen op het genetisch materiaal. De kwantitatieve analyseresultaten staan in de tabel weergegeven. De Q-PCR-resultaten bevestigen dat de geïdentificeerde micro-organismen in significante aantallen aanwezig zijn in het leidingnet. De ijzeroxiderende microorganismen (Sideroxydans lithotrophicus en Gallionella capsiferriformans) komen in de hoogste aantallen voor in zowel het spuiwater als in het drinkwater. De aantallen micro-organismen zijn hoger in het spuiwater dan in het drinkwater, wat in de lijn der verwachting ligt.
De mogelijke rol van autotrofen in nagroei De biologische stabiliteit van drinkwater, zoals bepaald door de concentratie van Aeromonas en de hoogte van KG22, wordt veelal gerelateerd aan assimileerbaar
Resultaten van de middels Q-PCR uitgevoerde analyses op vijf autotrofe micro-organismen en één methaanoxiderende bacterie.
analyse
drinkwater (kopieën/ 100 ml)
spuiwater (kopieën/ 100 ml)
fysiologie
1,2 x 103
1,8 x 105
ijzeroxideerder (Fe2+ -> Fe3+) CO2 als koolstofbron
Gallionella capsiferriformans
780
1,1 x 105
ijzeroxideerder (Fe2+ -> Fe3+) CO2 als koolstofbron
Nitrosomonas europaea
110
2,5 x 104
ammoniakoxideerder (NH4 -> NO2) CO2 als koolstofbron
Nitrosopumilus maritimus
<9
1,6 x 104
ammoniakoxideerder (NH4 -> NO2) CO2 als koolstofbron
Candidatus Nitrospira defluvii
470
5,0 x 104
nitrietoxideerder (NO2 -> NO3) CO2 als koolstofbron
Methylovorus sp. MP688
62
5,6 x 104
methylotroof organische C1verbindingen als koolstofbron
detectiegrens van de analyses
9
2,7 x 103
Sideroxydans lithotrophicus
H2O / 20 - 2012
37
organisch koolstof (AOC). AOC wordt hierbij gezien als noodzakelijke voedingsstof voor de groei van bacteriën. Aangenomen wordt dat hoe lager de AOC-concentratie en het koloniegetal voor beide groepen micro-organismen, hoe stabieler het water is. Andere factoren waarvan is omschreven dat ze de microbiële nagroei beïnvloeden, zijn concentraties ammonium en ijzer in het uitgaande water van de zuiveringsstations en de verblijftijd en temperatuur in en het materiaal van het transport- en distributiesysteem3). Autotrofe micro-organismen gebruiken, in tegenstelling tot andere organismen, koolstofdioxide als koolstofbron (in plaats van AOC) en zetten dit om in organisch koolstof voor hun groei. De organische verbindingen die door autotrofen worden geproduceerd, vormen weer een voedselbron voor andere bacteriën en hogere organismen4). Dit is vergelijkbaar met de rol die bijvoorbeeld gras vervult op het land of plankton in de zee. Autotrofe micro-organismen vormen dus de basis van complexe voedselpiramides, waarschijnlijk ook in het drinkwaterdistributiesysteem. Wanneer autotrofen significant groeien in het leidingnet, zou dit betekenen dat AOC niet de enige of de primaire koolstofbron is voor de groei van organismen, maar dat dit ook CO2 kan zijn. Autotrofen zouden als gevolg hiervan verantwoordelijk kunnen zijn voor de (lokale) toename in micro-organismen die
De BioProphyler is ontwikkeld als platformtechnologie die waardevolle biologische informatie ontsluit. Aan de ene kant ter ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek en aan de andere kant voor het gericht oplossen van biologische vraagstukken. De aanpak maakt het mogelijk om sneller en efficiënter dan tot nu toe mogelijk was biologische populaties en eigenschappen te identificeren op basis van het genetisch materiaal (DNA en RNA). Op basis van de verkregen informatie worden op maat gemaakte Q-PCR-analyses ontwikkeld om (enkele, tientallen of honderden) relevante organismen of eigenschappen routinematig te monitoren. Deze aanpak geeft meer inzicht in complexe microbiologische systemen dan alternatieve methoden (zoals kweektechnieken, microscopische analyses of DNA-fingerprinting). Op basis van de verkregen informatie is nieuw inzicht ontstaan in de samenstelling en beheersing van biologische systemen.
afhankelijk zijn van organisch koolstof (zoals Aeromonas en KG22). In een vervolgonderzoek wordt daarom onderzocht wat de herkomst is van de autotrofen; spoelen deze bijvoorbeeld alleen uit van de zuivering of groeien ze daadwerkelijk in het leidingnet? Indien ze in het leidingnet groeien, wordt onderzocht wat de substraatbronnen kunnen zijn van deze micro-organismen. Zijn bijvoorbeeld bepaalde cycli actief waardoor ze kunnen groeien of is een correlatie te vinden met het aandeel gietijzeren leidingmateriaal? Het monitoren van relevante autotrofe micro-organismen in combinatie met het al dan niet optreden van nagroei geeft mogelijk een handvat voor het kiezen van de meest effectieve maatregelen voor beheersing van microbiële nagroei in het leidingnet.
De bemonstering van 120 L drinkwater met een ultrafiltratie unit gebeurde op locatie door Bioclear en Oasen.
Conclusie Met dit onderzoek is een verkennende stap gemaakt in het ophelderen van de diversiteit aan organismen in het leidingnet om beter zicht te krijgen op de biologische stabiliteit in het leidingnet. Maar liefst 451 soorten organismen zijn geïdentificeerd en gesorteerd op abundantie. Het onderzoek heeft geleid tot de observatie dat autotrofen in significante aantallen aanwezig zijn en dat deze organismen mogelijk de basis vormen van de voedselpiramide in het drinkwaterleidingnet. In een vervolgonderzoek wordt onderzocht wat de rol van de autotrofen in de nagroei van organismen in het leidingnet is. Een ander onderzoek begon onlangs en richt zich op het verder in kaart brengen van de microbiële diversiteit in drinkwaterleidingen (onderzoek van Vitens, in samenwerking met Oasen, dat als deel van het bedrijfstakonderzoek wordt uitgevoerd door KWR Watercycle Research Institute en TNO). De aanpak met BioProphyler wordt verder ontwikkeld en intussen breed toegepast voor het ophelderen en beheersbaar maken van biologische systemen en processen. LITERATUUR 1) Geurkink B., G. Faber, A. de Vos van Steenwijk, I. Dinkla en G. Euverink (2012). Development of a novel software tool for elucidation of complex biological populations and systems. In voorbereiding. 2) De Vet W. (2011). Biological drinking water treatment of anaerobic groundwater trickling filters. TU Delft. 3) Van der Wielen P. en D. van der Kooij (2011). Omvang en oorzaak van overschrijding kwaliteitseisen door nagroei in drinkwater. H2O nr. 22, pag. 36-38. 4) Berg I. (2011). Ecological aspects of the distribution of different autotrophic CO2 fixation pathways. Applied And Environmental Microbiology, pag. 1925-1936.
38
H2O / 20 - 2012
agenda 16 oktober, Amersfoort Space for water
werkbijeenkomst over de mogelijkheden van ruimtetechnologie-gebaseerde diensten voor water- en crisisbeheer. Organisatie: Het Waterschapshuis en ESA. Informatie: Piet Reijers 06 22 42 48 28.
17 oktober, Wageningen Innovaties in slibbehandelingstechnieken
bijeenkomst over nieuwe behandelingstechnieken voor (bagger)slib, die qua kosten kunnen concurreren met opslag van vervuild slib. Ook komt nieuw beleid, gebaseerd op biologische beschikbaarheid in plaats van de totale verontreiniging, aan de orde. Organisatie: Wageningen Universiteit, STW, Norit, RIVM, Deltares en Boskalis Dolman. Informatie: www.ete.wur.nl of www.aew.wur.nl.
25 oktober, Slijk-Ewijk Energie uit oppervlaktewater
bijeenkomst voor waterbeheerders, energieleveranciers en ondernemers over het gebruik van warmte en koude uit oppervlaktewater. Organisatie: IF Technology. Informatie: www.iftechnology.nl.
4-6 november, Amsterdam Nieuwe ontwikkelingen in IT en water
internationale conferentie die ingaat op het belang van de informatie- en communicatietechnologie in de watercyclus. Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk en International Water Association. Informatie: www.iwcconferences.com.
6 november, Utrecht - Winst door zuinig ontwerp van leidingwaterinstallaties
bijeenkomst over een nieuwe manier van ontwerpen en dimensioneren van waterleidingen in gebouwen. Organisatie: ISSO, Uneto-VNI, TVVL, OTIB en KWR. Informatie: www.isso.nl.
7 november, Lelystad Waterinfodag
bijeenkomst (voorheen Waternetwerkdag) over de ontwikkelingen rond de informatievoorziening en innovaties in de watersector, in combinatie met een beurs met stands van het bedrijfsleven en projecten uit de watersector. Tegelijkertijd vindt de opening plaats van het Watermanagementcentrum dat de dagelijkse berichtgeving verzorgt over waterstanden, overstromingsgevaar en (zwem)waterkwaliteit voor gebruikers van het Nederlandse watersysteem. Organisatie: Rijkswaterstaat, Het Waterschapshuis, het Informatiehuis Water en STOWA. Informatie: www.waterinfodag.nl.
8 november, Rotterdam Waterbouwdag: een tijd van verandering
jaarlijkse Waterbouwdag met aandacht voor de plannen voor de zuidwestelijke delta, hoogwaterdreiging en mogelijke maatregelen hiertegen, verouderde kunstwerken, verslapping van de aandacht voor de primaire waterkering en de Waterbouwprijs. Organisatie: Curnet. Informatie: www.waterbouwdag.nl.
13-15 november, Hardenberg Aqua Nederland Vakbeurs Noord-Oost
regionale editie voor Drenthe, Flevoland, Overijssel, Friesland, Groningen en een deel van Gelderland, met stands van bedrijven die zich richten op waterbehandeling, waterbeheer, pompen, meet- en regeltechniek, filters, leidingsystemen, membraanbioreactoren en waterbouw. Organisatie: Evenementenhal Hardenberg. Informatie: www.evenementenhal.nl
19 november, Rotterdam Een nieuwe benadering van overstromingsrisicobeheer
internationale wetenschappelijke conferentie in het kader van het programma Ruimte voor de Rivier, met lezingen, een paneldiscussie en een wetenschappelijke evaluatie van geleerde lessen en ervaringen. Organisatie: programmabureau Ruimte voor de Rivier. Informatie: www.roomfortheriver.nl.
20-22 november, Rotterdam Flood Risk: science and policy, closing the gap
internationaal congres over het programma Flood Risk Assessment en Flood Event Management, waarop wetenschap, beleid en praktijk op het gebied van overstromingsrisico’s samen moeten komen. Organisatie: Deltares, HR Wallingford en Samui. Informatie: www.floodrisk2012.net.
27 november, Maarssen Waterproof 2012: Internationaal kansen verzilveren
conferentie over hoe de Nederlandse watersector de toegevoegde waarde in de periode tot 2020 kan verdubbelen. Hiervoor is een nieuwe aanpak nodig die zich richt op Nederlandse betrokkenheid bij de uitvoering van grote waterprojecten. Dit alles met als doel om door samenwerking tussen de vierhoek (overheid, bedrijven, kennisinstellingen en ngo’s) grote projecten internationaal te verzilveren en zo bij te dragen aan het oplossen van wereldwaterproblemen. Organisatie: ministeries van Infrastructuur & Milieu, Economie, Landbouw & Innovatie en Buitenlandse Zaken, Programmabureau Partners voor Water en NWP. Informatie: www.waterproof-evenement.nl.
30 november, Baarn Grondstoffen en energie
najaarscongres van het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, met als thema grondstoffen en energie. Informatie: www.waternetwerk.nl.
12-13 december, Soesterberg Watermozaïek
tweedaagse bijeenkomst waarbij op de eerste dag aandacht geschonken wordt aan de belangrijkste onderzoeksresultaten van het programma WatermozaIek en de effectiviteit van maatregelen ter verbetering van de ecologische waterkwaliteit, op de tweede dag ligt de nadruk op hoe die resultaten door waterschappen gebruikt kunnen worden. Organisatie: STOWA. Informatie: (033) 460 32 00. Buitenland
18 oktober, Leuven-Haasrode Aquarama
handelsvakbeurs en netwerkevenement op het gebied van watertechnologie voor leveranciers en eindgebruikers, met een TNAV-workshop. Organisatie: Aquarama. Informatie: www.aquarama.be.
29-31 oktober, Beijing Water Expo China en Water Membrane China
jaarlijkse beurs over vrijwel alle aspecten van water, met dit jaar voor het eerst een expositie specifiek over membranen. De circa 450 exposanten verwachten zo’n 30.000 bezoekers, waaronder Chinese leidinggevenden. China gaat de komende jaren enorme bedragen uitgeven aan de waterinfrastructuur. Organisatie: Messe Frankfurt, Chinese Hydraulic Engineering Society en de Membrane Industry Association of China. Informatie: www.waterexpochina.com.
30 oktober, Brussel The European year of water, upcoming challenges
achtste internationale conferentie van de European Water Association over de uitdagingen op Europees vlak met betrekking tot water (zowel op gebied van kwaliteit als kwantiteit én de noodzakelijke aanpassingen in het waterbeheer naar aanleiding van het veranderend klimaat). informatie: www.ewa-online.eu.
6-8 november, Hanoi Vietwater
beurs en conferentie over drink- en afvalwater, sanitatie en zuivering. Vierde editie met naar verwachting 250 deelnemers uit 30 landen. Organisatie: Vietnam Water Supply and Sewerage Association. Informatie: www.vietwater.com.
H2O / 20 - 2012
39
handel & industrie Grontmij ontwerpt twee awzi’s voor Vopak Grontmij is sinds 2007 als adviseur betrokken bij de herinrichting van de (afval)waterhuishouding van Vopak Terminal Europoort. De waterhuishouding is in kaart gebracht, nieuwe zuiveringssystemen ontworpen en aanbestedingsdocumenten opgesteld. Het Nederlandse bedrijf Vopak is de grootste onafhankelijke aanbieder van opslagfaciliteiten van vloeibare bulkgoederen ter wereld. De locatie Europoort is met een opslagcapaciteit van 3,5 miljoen kubieke meter de grootste Vopak-terminal van Nederland. Op deze locatie worden olie en afgeleide producten op- en overgeslagen. Grontmij heeft samen met Vopak de huidige en toekomstige waterbalans van de locatie opgesteld. Er is onderzocht hoeveel water wordt geloosd, hoe groot de dynamiek in
WaterPro CenterOne, Seneca en QNH hebben hun krachten gebundeld in het nieuwe samenwerkingsverband WaterPro: een procesgericht informatiesysteem voor vergunningverlening en handhaving voor Rijkswaterstaat, Het Waterschapshuis én de waterschappen. WaterPro moet leiden tot het digitaliseren van de dienstverlening aan klanten en het stroomlijnen van processen. Te denken valt aan de richtlijnen van het Waterbeleid voor de 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water. In de praktijk lopen veel organisaties tegen dezelfde of soortgelijke vraagstukken op. Door deze nieuwe samenwerking wordt WaterPro, een bestaande softwareoplossing van CenterOne voor vergunningverlening en handhaving, gekoppeld aan de ‘herbruikbare bouwstenen’ van Seneca en QNH. WaterPro is voor - en in nauwe samenwerking mét - waterschappen ontwikkeld. Het systeem is gebaseerd op open standaarden: losse modules die eenvoudig te koppelen zijn. Voor meer informatie: algemeen directeur Peter van der Schuyt (030) 605 58 77.
40
H2O / 20 - 2012
het afvalwaterdebiet is en in welke mate de waterstromen verontreinigd zijn. De diverse afvalwaterstromen op het terrein zijn onderverdeeld in schone en verontreinigde stromen. Voor Europoort-West heeft Grontmij een nieuwe zuiveringsinstallatie ontworpen, bestaande uit een oliewaterscheider en een dissolved air flotation unit voor de verwijdering van minerale olie, gevolgd door een stripperinstallatie voor de verwijdering van
Presentatie nieuwe energiezuinige pompen op WEFTEC Sulzer Pumps heeft vier energiezuinige en betrouwbare oplossingen voor afvalwaterverwerking gelanceerd op de beurs WEFTEC in New Orleans. Dit betekent een completering van de ABS EffeX-serie. De ABS EffeX-serie is in 2009 geïntroduceerd met de zogenoemde ABS afvalwaterdompelpomp XFP, die was voorzien van een premium-efficiënte IE3-motor. De vier nieuwe producten maken de serie compleet. Naast de al bestaande eenkanaals Contrablockwaaier zijn nu twee- en driekanaals waaiers toegevoegd aan het leveringsprogramma. Contrablock Plus waaiers zetten volgens Sulzer Pumps de nieuwe standaard in vuilverwerking en verstoppingsvrijheid. Beter dan andere bestaande producten bevordert de XFP de doorgang van vaste stoffen door de waaier met vrije doorlaten vanaf 75 mm. Met de toevoeging van de meerkanaals
aromaten. De zuiveringsinstallatie zal dit najaar in bedrijf worden genomen. Ook voor Europoort-Oost ontwierp Grontmij een nieuw zuiveringssysteem. Hier is gekozen voor een gescheiden behandeling van relatief schone en relatief verontreinigde afvalwaterstromen: stromen die zonder behandeling reeds voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen worden rechtstreeks geloosd; licht verontreinigde stromen worden behandeld in een oliewaterscheider en een stripperinstallatie en sterker verontreinigde stromen krijgen een extra behandeling in een biologische zuiveringsinstallatie. Deze zuiveringsinstallatie Europoort-Oost zal naar verwachting in de zomer van 2013 in bedrijf worden genomen.
waaiers heeft de Contrablock Plus-serie een bereik van 1,3 kW/DN80 tot 400kW/DN400. Alle waaiers zijn open en alle pompen zijn voorzien van een makkelijk verstelbare bodemplaat, waardoor het pomprendement eenvoudig is te waarborgen gedurende de hele levensduur van de pomp. De ABS dompelmenger XRW is in 2010 geïntroduceerd met een permanent-magneetmotor. Nu is het assortiment uitgebreid naar een volledige productlijn. Om de combinatie van lage onderhoudskosten en een hoog rendement te kunnen realiseren, worden drie verschillende motortechnieken toegepast. De ABS EffeX-voorstuwer is vorig jaar gelanceerd als efficiëntste voortstuwer. Nu is deze verkrijgbaar in een volledige reeks van afmetingen, alle voorzien van een premiumefficiënte motor, met een energiebesparing tot 25 procent. De composietbladen van de voortstuwer zijn geoptimaliseerd. Een direct aangedreven compressor, de ABS Turbocompressor HST20, vertegenwoordigt de derde generatie van Sulzer Pumps’ volledig luchtgekoelde HST-technologie voor afvalwaterbeluchting. Daardoor wordt meer luchtdebiet per kiloWatt gerealiseerd. Dit rendement komt door het optimaliseren van de compressor als geheel. Voor meer informatie: (043) 352 50 50.
Dít is de toekomst van watertechnologie
Watercampus Leeuwarden Zuiver water binnen handbereik. Het lijkt zo vanzelf sprekend, maar het is dé uitdaging voor de toekomst. De beschikbaarheid van zoet water staat wereldwijd onder druk terwijl de waterbehoefte explosief groeit. Dit vraagt in de hele watersector om innovatieve oplossingen en nieuwe technieken. De Watercampus Leeuwarden neemt hierin het voor touw. Wetenschappers uit alle delen
kijk dat is ’t mooie van
leeuwarden
van de wereld doen op de Watercampus onderzoek naar oplossingen op het gebied van o.a. drinkwaterproductie en afvalwaterzuivering. De Watercampus biedt bedrijven, kennisinstituten en onderwijsinstellingen alle voorwaarden om kennis te bundelen en innovatie mogelijk te maken. Hiermee is Leeuwarden hard op weg om de Europese hoofdstad van watertechnologie te worden.
Meer informatie? Kijk op www.wetsus.nl of www.wateralliance.nl
GIET UW WERVING VOOR OPLEIDING & PERSONEEL IN HET JUISTE VAT Reserveer ook uw personeelsadvertentie in H2O, hét tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer.
010 - 4274180
Watervenster Entec Holland B.V.
Entec Holland B.V. Zeemanstraat 47 2991 XR Barendrecht T 010-458 00 22 F 010 458 43 30 E
[email protected] I www.entec-holland.nl
Entec Holland is toonaangevend als totaal leverancier van (riool) waterzuiveringen apparatuur. Denk hierbij aan hyperboloïde- / statisch mengers, beluchtingsytemen en is marktleider met geurfilters om overlast van rioolgas, zoals H2S tegen te gaan. Vrijwel elke waterzuiveringsinstallatie in Nederland kent de grote voordelen van onze hyperboloïde mengers. Zeer lange levensduur door hoogwaardige materiaal keuze, geen tot minimaal onderhoud, zeer
efficiënt in gebruik bij lage energiekosten, eenvoudige montage. In selectortanks kan door de specifieke werking van de hyperboloïde menger zelfs bespaard worden op tussenwanden. In vergelijk met conventionele mengers zijn deze units onvergelijkbaar. Entec Holland bezit een hoge graad van ervaring om optimaal rendement voor zuiveringsprocessen te verwezenlijken met betrekking tot levering en onderhoud.
Flowserve B.V.
Flowserve B.V. Flow Solutions Group Postbus 55, 7550 AB Hengelo T 074 - 240 40 00 F 074 - 242 56 96 E
[email protected] I www.flowserve.com
Flowserve is wereldwijd toonaangevend op het gebied van vloeistof- en gasbeheersing. Ook service, reparatie en de upgrading van bestaande installaties dragen bij aan de gedegen reputatie van Flowserve. Flowserve heeft productiebedrijven in Etten-Leur, Hengelo en Roosendaal. Vier servicecentra, Etten-Leur en Hengelo in Nederland, en Antwerpen en Verrebroek in België, zorgen voor service en reparatie in de Benelux.
Flowserve Hengelo is marktleider in het upgraden van boezemgemalen in Nederland. Recente projecten zijn de gemalen Hoogland, Katwijk en Gouda. Daarnaast is Flowserve Hengelo gespecialiseerd in pompen voor de meest uiteenlopende watertoepassingen. Het programma omvat ook het repareren, opwaarderen en modificeren van pompen conform klantwensen.
KSB Nederland BV
KSB Nederland BV Postbus 211 1150 AE Zwanenburg T. 020-4079800 F. 020-4079801 E. www.ksb.nl I.
[email protected]
KSB Nederland BV is een totaalaanbieder voor componenten, engineering en service voor inname, transport en behandeling van (drink) water en huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater. Ons specialisme: renovatie, ombouw, uitbreiding en nieuwbouw van pompgemalen en -systemen. Tevens engineeren en leveren wij componenten voor afvalwater- en biogasinstallaties. Met ruim 140 jaar ervaring en een compleet programma aan pompen, mixers, afsluiters, aandrijvingen, systemen en automatiseringsoplossingen
is KSB als geen ander in staat “maatwerk” te leveren. Onze uitdaging is de meest energieefficiënte oplossingen met gelijktijdig de laagste TCO (total costs of ownership) aan te bieden. Duurzaam ondernemen is een van de maatstaven waarmee KSB haar klanten van dienst wil zijn. Dankzij continue innovaties en een kwaliteitsbewustzijn is KSB de ideale partner voor al uw pomp- en mixervraagstukken. Een betrouwbare, betrokken en deskundige partner die ondersteunt van engineering tot nazorg, service en onderhoud.
Melspring International BV Melspring International BV Arhemsestraatweg 8 6881 NG Velp Postbus 268 6880 AG Velp T 0031 26 384 2042 F 0031 26 3842041 E
[email protected] I www.watermelspring.com
Melspring International BV, Uw bron voor een compleet programma chemicaliën voor o.a. rioolwaterzuivering, drinkwaterbereiding, industriële (afval) waterbehandeling en slibverwerking. • Poly-electrolieten voor slibindikking en – ontwatering • Metaalzouten (ijzerchlorides/ijzerchloridesulfaten/(poly)aluminiumchlorides & blends/natriumaluminaten (alkalische Alu-oplossing) • Koolstofbronnen (methanol/ethanol/
azijnzuur/suikerwaters/alkalische glycerines/organische zuren/blends • Verkoop/verhuur (installaties voor aanmaak, opslag en dosering van chemicaliën, zowel permanent als tijdelijk) • (Afval)waterbehandeling op maat, met kennis en ervaring gericht op optimaal rendement en tevreden partners. Meer weten: Bezoek onze website: www.watermelspring.com
Watervenster Omegam Laboratoria B.V. Voor analyses van medicijnresten, biociden, gewasbeschermingsmiddelen, personal care products en vele andere contaminanten kunt u terecht bij Omegam Laboratoria. Doordat we gebruik maken van geavanceerde analysetechnieken en methoden kunnen we een groot aantal verbindingen in zeer lage concentraties meten. Wij bieden de deskundigheid van een wetenschappelijk instituut met de efficiëntie en kwaliteit van een geaccrediteerd milieulaboratorium.
Benieuwd naar wat Omegam Laboratoria voor u kunt betekenen? Neem gerust contact met ons op. Omegam Laboratoria B.V. H.J.E. Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam T +31 (0)20 5976 769 E
[email protected] I www.labspecials.nl
Bureau Waardenburg B.V. U kent Bureau Waardenburg misschien als monitoringsspecialist. Maar dat is slechts het topje van de ijsberg. Wij zijn met ruim zeventig medewerkers inmiddels het grootste ecologische adviesbureau in Nederland. Niet alleen hebben wij nagenoeg alle ecologische disciplines in huis, van marien tot zoet, van vegetatie tot vleermuis, maar ook landschapsarchitecten en GIS-specialisten. Hiermee kunnen wij een integraal antwoord geven op vragen
van beheerders die te maken hebben met ecologie, inrichting of waterkwaliteit. Uiteraard in aansluiting op de actuele beleidskaders en wet- en regelgeving. We kijken niet alleen door een microscoop, maar zoomen ook geregeld uit naar watersysteemniveau om tot duurzame oplossingen te komen. Voor vragen aan de randen van onze expertise, werken we vaak samen met andere bureaus, zoals ons zusterbedrijf BWZ-Ingenieurs.
Bureau Waardenburg B.V. Varkensmarkt 9, 4101 CK Culemborg Postbus 365, 4100 AJ Culemborg T 0345-512 710 F 0345-519 849 E
[email protected] I www.buwa.nl
Waterstromen BV Waterstromen BV exploiteert industriële afvalwaterzuiveringen en vergisters in geheel Nederland. Industrieën die deze activiteiten wensen uit te besteden zijn bij ons aan het juiste adres.
singen of nieuwe installaties. Waar mogelijk maken we graag gebruik van innovatieve en duurzame processen en creëren we waarde uit afval. De betrouwbaarheid zal echter altijd worden geborgd.
De aanleiding is veelal een benodigde uitbreiding, nieuw- of verbouw van uw installatie, of de wens om U te concentreren op uw kernactiviteiten. Waterstromen is bereid bestaande installaties over te nemen en te investeren in uitbreidingen, aanpas-
Samenwerken met Waterstromen resulteert steeds in synergie. Waterstromen kan uw waterzuivering compleet ontzorgen. Samen met u vinden wij de beste oplossing
Waterstromen BV Postbus 8 7240 AA Lochem T (0573) 298 551 F (0573) 298 562 E
[email protected] I www.waterstromen.nl
Watts Industries Netherlands B.V. Watts Industries Netherlands B.V. maakt deel uit van het internationale Watts Industries concern en is leverancier van een zeer breed programma Watts producten voor verwarmings-, sanitaire en industriële toepassingen. Behalve de verantwoordelijkheid voor de verkoop van alle Watts Industries producten op de Nederlandse markt, ontwikkelt en vervaardigt Watts Industries Netherlands een volledige range waterappendages, welke wereldwijd worden afgezet.
Om wat voor product het ook gaat, er is altijd een volledige range in maten, aansluitingen en uitvoeringen leverbaar. Het complete leveringsprogramma van Watts Industries voorkomt compromissen en stelt het kwaliteitsniveau zeker tot in het detail. Het leveringsprogramma is vooral gebaseerd op gebruikersvriendelijke oplossingen voor de installatietechniek, waarbij gestreeft wordt naar het introduceren en/of ontwikkelen van innovatieve producten.
Watts Industries Netherlands B.V. Kollergang 14, 6961 LZ Eerbeek Postbus 98, 6960 AB Eerbeek T 0313-673 700 F 0313-652 073 E
[email protected] I www.wattsindustries.com I www.waterbeveiliging.nl
oo V n ee rh ag kd er tw ne er at
infodag in
W
TER WA WA 7 nov november n vemb ber
“informatie verbindt” Waterinfodag
Theather Agora, Lelystad
INHOUDELIJK PROGRAMMA - WATERBEURS - WATERWAND - WORKSHOPS NETWERKEN - OPENING WATERMANAGEMENTCENTRUM NEDERLAND Lezingen en workshops over:
Waterberichtgeving Crisisadvisering Kennisdeling Waterbeheer(der) van de toekomst Waterdata: open slim en volledig Waterinformatie in een (veranderende) omgeving Het Waterschapshuis: visie en samenwerken STOWA: nieuwe inzichten Informatiehuis Water: denk mee over vernieuwing Marktpresentaties
Voor:
Waterprofessionals werkzaam op het gebied van waterbeheer, waterkeringen, crisis-management, communicatie, ICT en Geo-informatie.
Overheidsmedewerkers gratis toegang Overige deelnemers: €125,00 per persoon.
Meer informatie en deelname www.waterinfodag.nl