nº
41ste jaargang / 12 september 2008
18 /
2008
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
REACTIES OP ADVIES DELTACOMMISSIE PWN PAST NIEUWE ZUIVERING TOE MET ACTIEVE KOOL VOORBESCHOUWING AQUATECH RISICO’S VAN CYSTOSTATICA IN AQUATISCH MILIEU
Be
R
ec h at
ek ons op A zo qu Euro stan pahal d 01 .500 AI Am sterdam
6000 deskundigen in 140 landen, aan het werk op 5 continenten Overtuigen en harten winnen Leer ons kennen en u voelt het verschil. Misschien ontdekt u dat we nooit, maar dan ook nóóit opgeven - voor welke uitdaging we ook staan. Of u ziet hoe wij onophoudelijk streven naar het hoogst haalbare; dat we werken voor een groter, universeel doel. Welk verschil u ook opvalt: wij zijn 6000 mensen in 140 landen op 5 continenten die zich met hart en ziel inzetten om u de beste, meest effectieve, geïntegreerde oplossingen te bieden. De toewijding maakt ons die we zijn: ITT Water & Wastewater. We zijn de optel som van onze uitmuntende ITT-merken: Flygt, Sanitaire, Wedeco en Leopold. En overal ter wereld staan onze ondersteunende organisaties paraat om nauw met u samen te werken, waar u ook bent. Wij werken op 140 innovatieve manieren om u te overtuigen van onze kwaliteit en uw hart voor ons te winnen. ITT Water & Wastewater is eigendom van de ITT Corporation, White Plains
www.ittwww.nl en www.ittwww.be
De toekomst
A
fgelopen week is geschiedenis geschreven, zeker voor de Nederlandse watersector. De tweede Deltacommissie heeft een 134 pagina’s dik advies overhandigd aan premier Balkenende en staatssecretaris Huizinga, waarin ze voorstellen doet voor een betere beveiliging van Nederland tegen hoog water, zowel vanuit zee als vanuit het buitenland via de rivieren. Uiteindelijk zijn de - omstreden - plannen buiten het advies gebleven. De twee meest heikele onderwerpen die overblijven, zijn de toekomst van de zoetwatervoorziening in Zuidwest-Nederland en de veranderingen rond het IJsselmeer als gevolg van een peilopzet van maximaal 1,5 meter over zo’n 100 jaar. Maar dus geen verbod op het bouwen in diepe polders of andere plaatsen waar het uit waterhuishoudkundig oogpunt af te raden valt. Geen stop op verdere
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Gerda Pieters Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 fax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Sonja Voois (010) 427 41 40 fax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos (010) 427 41 08 Tini van Schijndel (010) 427 41 08 e-mail
[email protected] fax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 99,- per jaar excl. 6% BTW € 131,- per jaar voor buitenland € 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2008 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
bebouwing langs de rivieren. Het gevolg daarvan is dat steden als Rotterdam en Dordrecht serieus in de problemen dreigen te komen. Het water kan in die omgeving straks geen kant meer op. Maar wel een pleidooi om zo snel mogelijk alle dijken langs de rivieren te versterken zodat ze voldoen aan de huidige normen. En een grote rol voor een natuurlijke aanwas van de kust vanuit zee. Dat de Deltacommissie hiermee projectontwikkelaars en baggeraars veel werk geeft, is voor hen prettig, maar niet het belangrijkste. De commissie Veerman heeft een gedegen advies op tafel gelegd, waar vrijwel alle waterbeheerders zich wel in grote lijnen in kunnen vinden. En voor de oplossing van de twee genoemde problemen hebben de betrokkenen nog even tijd. Peter Bielars
inhoud nº 18 / 2008 / *thema 4 / Reacties op het advies van de Deltacommissie
8 / Zeespiegelstijging dramatisch voor Noord-Hollandse boezem Eric van Dijk, Jeroen Hermans en Maarten Poort
12
/ Naar een volwaardige plaats van kennis over overstromingsrisico’s in ruimtelijke afwegingen
4
Daniëlle Noordam en Erik Spaink
14
/ PWN past nieuwe zuivering toe met actieve kool Frans Hempen
16
/ Water en klimaat wederom centraal tijdens World Water Week in Stockholm Michael van der Valk
20 / Interview met Wim Wolthuis
16
Maarten Gast
26
/ Baggeren in stedelijke watergangen: dweilen met de kraan open? Martin Bloemendaal, Jonathan Lekkerkerk en Reinaldo de Penaililo
32 / Aquatech 2008 richt zich op sanitatie 43 / Chemische screening van grondwater
32
voor drinkwaterbereiding Leo Puijker, Ton van Leerdam en Annemarie van Wezel
47
/ Risico’s van cyostatica in het aquatisch milieu Eri van Heijnsbergen en Heike Schmitt
50
/ Herstel hydrologisch systeem bovenlopen Brabantse beken Albert Poelman, Freek Willems, Jan van Bakel en Jos Spier
55 / Zuiveringsstrategie PWN voor verwijdering organische microverontreinigingen Gilbert Galjaard, Bram Martijn, Peer Kamp en Joop Kruithof
57
/ Geavanceerde oxidatie met UV/H2O2: van onderzoek naar implementatie Joop Kruithof, Bram Martijn en Marcel Welling
Bij de omslagfoto: Het bovenaanzicht van de nieuwe actieve koolreactor die PWN in Heemskerk gaat gebruiken in combinatie met de UV/H2O2zuivering (zie pagina 14 en 15 én pagina 55 t/m 59) (foto: Wil Honing).
Reacties op het advies van de Deltacommissie Het advies van de Deltacommissie, onder leiding van ex-landbouwminister Veerman, voor het beveiligen van Nederland tegen een stijgende zeespiegel, hogere rivierafvoeren en een verder dalende bodem is over het algemeen goed gevallen bij de waterschappen en de drinkwaterbedrijven. Met name de watervoorziening in Zuidwest-Nederland en de dijkverhoging rond het IJsselmeer gaan veel werk vergen. Vewin spreekt over een grote opgave voor de drinkwaterbedrijven in de vorm van omvangrijke investeringen voor de productie van drinkwater uit de diepere ondergrond, verder gelegen zoetwatergebieden en ontzilting van brak water. De Unie van Waterschappen is ondanks de nodige onzekerheden over de uitvoerbaarheid van de plannen ingenomen met het advies, omdat de commissie voor een duidelijke strategie kiest voor de toekomst en daaraan concrete maatregelen verbindt.
“O
ok volgende generaties moeten kunnen zeggen: ‘Wij zijn van ná de watersnood’. Daarom moeten we nú actie ondernemen en niet wachten op een volgende ramp. Laat 2008 de geschiedenis in gaan als het jaar waarin wij de toekomst van dit lage land hoog op de agenda hebben gezet”. Woorden van staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer en Waterstaat bij de in ontvangstname van het rapport van de Deltacommissie op 3 september in Den Haag. Onder leiding van oud-minister Cees Veerman heeft de Deltacommissie een strategie geformuleerd om Nederland de komende honderd jaar veilig en klimaatbestendig te houden. Het advies van de commissie laat volgens Huizinga zien hoe we Nederland op de toekomst kunnen veroveren, hoe we om moeten gaan met de dreiging van te veel zee- en rivierwater, een tekort aan zoet water en bodemdaling. Huizinga, daarin gesteund door premier Balkenende, wil een Deltaprogramma en een nieuwe Deltawet neerzetten om Nederland veiliger en sterker te maken op de langere termijn. De staatssecretaris heeft de staatscommissie namens het kabinet in de zomer van 2007 de opdracht meegegeven een toekomstperspectief te schetsen voor de bescherming van Nederland tegen het stijgende water van de zee en de rivieren in het licht van de klimaatverandering. ‘Actie ondernemen nu daar nog tijd voor is’, was het vertrekpunt van het advies van de Deltacommissie.
t
t
t
t
t
De Deltacommissie wil allereerst dat alle achterstanden in dijkonderhoud en -verbetering weggewerkt worden. Nog te veel dijken voldoen niet aan de huidige normen, die men nu fors wil aanscherpen. De kust van Nederland moet sterker worden door zand dichtbij de kust in de Noordzee te gooien, dat vervolgens door de stroming naar de kust ‘stroomt’. De dijken langs de Westerschelde moeten versterkt worden. De Oosterscheldekering zal aan het einde van deze eeuw noodgedwongen aangepast moeten worden, omdat deze te vaak gesloten zal moeten worden. Het Volkerak-Zoommeer wordt zout en gaat deels als bergingsgebied functioneren voor overtollig rivierwater. En de Maeslantkering zal niet meer kunnen functioneren bij een stijging van het water met meer dan 50 cm. Het Rijnmondgebied moet afsluitbaar worden gemaakt, maar open blijven wanneer dat mogelijk is. En het IJsselmeer wordt dé zoetwaterbuffer voor Nederland, met een waterpeil dat uiteindelijk - na ongeveer 100 jaar - tot 1,5 meter opgezet zou moeten worden.
Daarnaast benadrukt het advies dat de grote uitdaging waar Nederland voor staat ook mogelijkheden biedt op economisch gebied, in de ruimtelijke ordening en in de ontwikkeling van natuur. Nederland moet hierin op internationaal gebied voorop blijven lopen, aldus Huizinga. Met de al lopende programma’s van Verkeer en Waterstaat (Ruimte voor de Rivier en het versterken van de zwakke plekken in de kustbescherming) is Nederland hiermee voor de korte termijn beschermd. Voor de langere termijn blijft investeren in het voorkomen van een overstroming de eerste prioriteit. Eén van die oplossingen is het bouwen met de natuur. Het storten van grote hoeveelheden zand voor de kust is hierbij essentieel. Voor de rivieren zijn sterke rivierdijken en extra ruimte voor de rivier
Een dag later... Cees Veerman moest de dag na de presentatie van het eindadvies van de Deltacommissie spreken tijdens een jubileumcongres van GMB tijdens het WK Vierspannen in Beesd. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Tot drie maal toe werd Veerman de toegang tot het terrein geweigerd. “Iedereen kan wel zeggen dat hij Cees Veerman is”, was het weinig verheffende antwoord van een agent die geen auto toeliet tot het terrein van landgoed Marienwaerdt. In Beesd liet Veerman weten niet het IJsselmeer als een groot probleem voor de toekomst te zien (althans de gevolgen van een peilopzet van maximaal 1,5 meter), maar het rivierengebied. “Wanneer het nodig was geweest een debiet van meer dan 18.000 kubieke meter per seconde voor de Rijn aan te houden, dan had de hele Betuwe op de schop gemoeten”, aldus Veerman. De ex-minister feliciteerde de oud-gedeputeerdein Zuid-Holland, de heer Waterman. Na 30 jaar krijgt hij zijn gelijk: een dynamische zandkust ter beveiliging tegen overstromingen.
4
H2O / 18 - 2008
nodig. Het betekent ook een verscherping van de normen van de waterkeringen, zoals de staatssecretaris al eerder aankondigde. Op korte termijn - waarschijnlijk rond Prinsjesdag - komt het kabinet met een reactie. Naar verwachting vindt nog dit jaar een debat met de Tweede Kamer plaats. Staatssecretaris Huizinga is de komende maanden met waterpartners en andere belanghebbenden in gesprek over het advies. Voor het kabinet is dit advies een belangrijke bouwsteen van het Nationaal Waterplan dat Huizinga eind van dit jaar presenteert.
Reactie Unie van Waterschappen De Unie van Waterschappen is ingenomen met het advies dat de Deltacommissie heeft gepresenteerd. Ze noemt het rapport een historische breuk met het verleden: geen plannen na een ramp, maar plannen ter voorkoming van een ramp. De Unie van Waterschappen waardeert het rapport, omdat het bijdraagt aan bewustwording bij burgers van overstromingsrisico’s. Ook vindt zij het positief dat voor de verschillende gebieden keuzes worden gemaakt in een strategie voor de toekomst. De Deltacommissie koppelt korte en lange termijn en maakt de vertaling naar concrete maatregelen. Wel vindt de Unie dat het advies op onderdelen verder moet worden uitgewerkt. Zo moeten bijvoorbeeld alternatieve oplossingen worden vergeleken voor de zoetwatervoorziening in het zuidwestelijk deel van Nederland.
actualiteit Ook de consequenties voor de water- en natuurkwaliteit van het IJsselmeer moeten beter in beeld worden gebracht. De Unie is voorstander van de risicobenadering: het risico is gedefinieerd als kans (op een overstroming) maal het gevolg daarvan. Ook de Deltacommissie die na de watersnoodramp in 1953 werd ingesteld, hanteerde die formule. De norm wordt nu echter veel hoger - namelijk tien maal - omdat de omvang van de bevolking en de economische belangen enorm zijn toegenomen. De Unie van Waterschappen is daarom blij dat de commissie deze ingeslagen weg van de risicobenadering onderschrijft en aangeeft dat de huidige normen verscherpt moeten worden. Gelet op de grote investeringen die de komende jaren worden gedaan in bijvoorbeeld dijkversterkingen wil de Unie wel snel duidelijkheid over de consequenties voor de uitvoering. De voorstellen met betrekking tot de zoetwatervoorziening zijn nog onvoldoende uitgewerkt en doorvertaald naar het regionale watersysteem, vindt de Unie. Als zoetwatervoorraad stelt de commissie voor het waterpeil in het IJsselmeer met maximaal 1,5 meter te verhogen en daarmee zo lang mogelijk vrij te kunnen spuien op de Waddenzee. Het heeft grote consequenties voor de waterkwaliteit en de dijken en historische kernen langs het IJsselmeer, waar nog nader naar moet worden gekeken. De commissie vindt dat de programma’s Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken snel moeten worden uitgevoerd. Waar de kosten opwegen tegen de baten, wil de commissie nu al maatregelen nemen voor een hogere rivierwaterafvoer. Dit is een verdere ondersteuning voor de waterschappen bij de uitvoering van dit beleid in de regio. De Deltacommissie heeft geen verbod geadviseerd op het bouwen op locaties die uit het oogpunt van waterbeheer ongunstig zijn. Volgens Veerman moeten de benodigde kosten gedragen worden door degene die ervan profiteert. Het bouwen in uiterwaarden mag, maar dan geheel op eigen risico, aldus de commissie. De Unie van Waterschappen is het daar mee eens. Zij wil in een vroeg stadium worden betrokken in de afweging of een dergelijke locatie ook klimaatbestendig is. De commissie gaat uit van dijkverhoging tot ver op de IJssel. Voor de Rijnmond adviseert ze een stelsel van afsluitbare waterkeringen. Dit zogenoemde afsluitbaar-open-concept vindt de Unie van Waterschappen een interessante optie, maar het vergt uitvoerige studie waar zij - eveneens - graag bij betrokken wil worden. De Unie van Waterschappen vindt het verder een goede zaak dat de Deltacommissie er op wijst dat de financiën voor de projecten voor de korte en lange termijn in een Deltafonds moeten worden veiliggesteld. Dit om te voorkomen dat deze projecten moeten concurreren met andere politieke onderwerpen. De Unie verwacht dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat een voortrekkersrol krijgt in de uitvoering.
De Deltacommissie.
Bij enkele afzonderlijke water- en hoogheemraadschappen heerst wel enige bezorgdheid. Het Hoogheemraadschap van Delfland onderschrijft weliswaar de algemene conclusies in het advies ten aanzien van de noodzakelijke bescherming tegen overstromingen. Dit geldt vooral voor de risicobenadering, het versterken van de zeewering en de toepassing van het zogeheten zandmotormechanisme. Met de maatregelen aan de zwakke kustdelen langs Delfland en bij Scheveningen werken Delfland en Rijkswaterstaat al in de door de Deltacommissie aanbevolen richting: met zandsuppleties zorgen voor veiligheid op lange termijn en daarbij de zandmotor gebruiken voor de natuurlijke aanwas van zand. Delfland pleit, evenals de Unie van Waterschappen, echter wel voor een goede uitwerking van de gevolgen van een intensievere inzet van deze zandmotor voor ecologie, natuur en recreatie. De door de commissie aanbevolen ingrepen voor de delta (onder andere verzilting van het Volkerak-Zoommeer) betekenen dat Delfland niet meer kan putten uit het Brielse Meer. Dit heeft directe gevolgen voor de zoetwatervoorziening voor bewoners en bedrijven in het gebied. De Deltacommissie heeft in haar advies het IJsselmeer als een alternatief naar voren gebracht. Delfland betwijfelt sterk of deze oplossing gelijkwaardig kan worden aan de huidige stabiele zoetwatervoorziening. Delfland is van mening dat voor het gebied Rijnmond bovendien de optie van een (tijdelijk) gesloten Nieuwe Waterweg als een volwaardige variant moet worden meegenomen. Deze variant heeft namelijk grote voordelen voor de zoetwatervoorziening. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is blij met de wijze waarop het rapport van de commissie Veerman de gevolgen van de klimaatverandering op de maatschappelijke agenda heeft gezet. De voor het gebied van Noorderkwartier
voorgestelde maatregelen zijn fors en ambitieus. Noord-Holland is omgeven door drie grote wateren: Noordzee, Waddenzee en IJsselmeer/Markermeer. De Deltacommissie bepleit verdere versterking van de Noord-Hollandse kust met ruimere zandsuppletie. Noorderkwartier vindt deze maatregelen op lange termijn adequaat voor de veiligheid. Kustverbreding geeft Noord-Holland meer ruimte voor recreatie en natuur. Momenteel worden plannen voor zandsuppletie ontwikkeld voor de zwakke schakels in de Kop van Noord-Holland. Voor de Hondsbossche en Pettemer Zeewering zijn ook andere varianten in beeld. De beschikbaarheid van zoet water wordt één van de grootste uitdagingen van de toekomst. Het IJsselmeer als de centrale zoetwatervoorziening van Nederland pakt goed uit voor de landbouw en veeteelt en de drinkwatervoorziening. Momenteel worden de IJssel- en Markermeerdijk en de dijken tussen Den Oever en Amsterdam in fasen versterkt. Dit programma is vorig jaar gestart en zal tot 2015 duren. De werkzaamheden maken de dijken voor 50 jaar veilig en worden onverminderd voortgezet. Onder invloed van de nieuwe Deltawet kunnen daarin aanpassingen plaatsvinden. De peilverhoging met maximaal 1,5 meter heeft grote gevolgen voor de historische steden Enkhuizen en Medemblik. Noorderkwartier zal in samenspraak met de betrokkenen plannen ontwikkelen. De peilverhoging heeft grote consequenties voor de gemalen die de wateruitwisseling tussen Noord-Holland en het IJsselmeer verzorgen: Lely (Medemblik), Grootslag (Andijk), Leemans (Den Oever) en Vier Noorder Koggen (Onderdijk). Deze zullen moeten worden aangepast aan de grotere niveauverschillen. Gezien het belang van veiligheid en de beschikbaarheid van zoet water moet water steviger worden verankerd in de ruimtelijke ordening. De verantwoordelijkheid voor buitendijkse gebieden is op dit moment niet goed geregeld, vindt
H2O / 18 - 2008
5
Hollands Noorderkwartier. Dat geldt ook voor het bouwen in diep onder de zeespiegel gelegen polders en in veenweidegebieden. Het gaat niet alleen om bouwkosten, maar ook om beheerkosten op lange termijn. Noorderkwartier gaat ervan uit dat de nieuwe Deltawet daarin voorziet. zie ook pagina 8 t/m 10
Drinkwaterbedrijven De Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (Vewin) heeft met belangstelling kennis genomen van het adviesrapport van de Deltacommissie. Om Nederland de komende 100 jaar waterveilig te houden, is ook voor de drinkwaterbedrijven een forse taakstelling aangegeven. Zo zullen in het zuidwestelijk deel van de Rijn-Maasdelta de producenten van drinkwater rekening moeten gaan houden met toenemende verzilting van hun oppervlaktewater als een deel van de Deltawerken wordt opengezet. De keuze voor een zoet IJsselmeer betekent voor het noordelijk deel van de Randstad een stabiel startpunt voor de drinkwatervoorziening op lange termijn. Een gewichtig punt voor Vewin in het Veerman-advies is het langjarig pad waarop de drinkwaterbedrijven nieuwe technologieën en investeringen kunnen uitrollen. Omvangrijke investeringen zullen nodig zijn voor de productie van drinkwater uit de diepere ondergrond, verder gelegen zoetwatergebieden dan wel ontzilting van brak water. Het gaat ook om grote infrastructurele werken met aanzienlijke kosten, zoals een mogelijk vierde zoetwaterspaarbekken in de Biesbosch. Vewin gaat ervan uit dat de drinkwatersector de mogelijke oplossingen, fasering in tijd en de bekostiging met het Rijk kan bespreken en uitwerken. De drinkwatersector zal alles uit de kast halen om de gestelde opgave op een efficiënte manier te realiseren. Kraanwater moet goedkoop blijven, aldus Vewin-directeur Theo Schmitz.
Ingenieursbureaus Grontmij en de universiteit van Wageningen stellen opnieuw hun voorstel voor brede dijken aan de Deltacommissie voor. In maart
van dit jaar dienden Grontmij en Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) een voorstel in bij de Deltacommissie aangaande brede dijken of deltadijken. Grontmij en WUR schreven in 2007 en 2008 diverse artikelen over dit onderwerp. De artikelen ‘De Deltadijk’ en ‘Waarom zijn de dijken zo smal?’ verschenen in H2O op 16 november 2007. Royal Haskoning onderschrijft het advies van de commissie Veerman. De uitvoering van het Deltaprogramma vergt volgens dit ingenieursbureau een geconcentreerde aanpak en een intensieve samenwerking zowel tussen overheden als met de markt. Het ingenieursbureau herkent in een aantal onderdelen van het advies bijdragen aan het maatschappelijke debat die Royal Haskoning zelf en met anderen in het recente verleden leverde, zoals de verbreding van de kust, de vernieuwde risicobenadering en het pleidooi voor het reserveren van ruimte in het rivierengebied. Royal Haskoning pleit er voor dat bij de nadere uitwerking van het door de commissie voorgestelde Deltaprogramma nadrukkelijk gezocht wordt naar
mogelijkheden van intensieve samenwerking met de omgeving en de markt.
Provincie De Provincie Noord-Holland concludeert dat de Deltacommissie haar keur ondersteunt, maar dat de adviezen enorme consequenties hebben. Brede duinen aanleggen biedt mogelijkheden. Wat ons betreft hoe eerder, hoe beter, aldus Rinske Kruisinga, gedeputeerde Water van Noord-Holland. Zij wijst op de aanzienlijke consequenties van de aanbeveling om het veiligheidsniveau van alle dijkringen te verhogen met een factor 10. Ook het advies het waterpeil van het IJsselmeer fors te verhogen heeft enorme gevolgen. “We gaan er vanuit dat het Rijk de consequenties, waaronder de financiële, eerst goed in kaart brengt.” De Provincie Noord-Holland staat volledig achter het advies om de kust met extra zand te beschermen tegen de zeespiegelstijging. “Dit advies ondersteunt onze koers. Met bredere duinen investeer je niet alleen in veiligheid, maar ook in mogelijkheden voor wonen, natuur en recreatie’’, aldus Kruisinga. “Wij willen in de verbrede duinen bijvoorbeeld natuurgebieden aanleggen en de kwaliteit van de badplaatsen verbeteren.”Het advies sluit aan bij de aanpak van de provincie van de zwakke delen in de Noord-Hollandse kust. “Ook daar is extra zand welkom, hoe eerder hoe beter.” De provincie is blij met de aandacht voor het veiligheidsniveau van de dijkringen. Het advies om dit niveau met een factor 10 te verhogen heeft ook voor Noord-Holland echter enorme consequenties. “Dit betekent bijvoorbeeld aanzienlijk hogere en bredere dijken”, aldus Kruisinga. Een hoger waterpeil in het IJsselmeer heeft grote gevolgen voor de IJsselmeerdijken, de gemalen, de sluizen en ook de buitendijkse recreatie. De provincie wil hierover zo snel mogelijk met het Rijk om de tafel. Het advies om het waterpeil van het IJsselmeer en het Markermeer te ontkoppelen onderschrijft de provincie volledig. “Dan kunnen we in het Markermeer de nadruk leggen op ecologisch herstel.
6
H2O / 18 - 2008
actualiteit In het IJsselmeer kan dan de zoetwatervoorziening voorrang houden”. Een te laag waterpeil in het Markermeer is echter niet wenselijk. “Dan willen wij garanties voor voldoende water voor bijvoorbeeld de landbouw.”Ook het advies van de Deltacommissie om de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad te verhogen sluit aan bij de plannen van de provincie.
De Jonge Deltacommissie
“Heel goed dat de Commissie Veerman de zeespiegelstijging uiterst serieus neemt. Prima maatregelen om Nederland veilig te houden. Maar investeer ook in preventie en schep ruimte voor rivier- en zeewater.” Dit stelt Stichting Natuur en Milieu in een reactie. “Voor een veilig Nederland zijn brede kuststroken en - in stedelijke gebieden - brede dijken nodig. Het is nodig dat we ruimte reserveren die zowel gebruikt kan worden voor verdediging tegen wateroverlast als voor natuur en recreatie. Ook moeten we alternatieven voor dijkverhoging aangrijpen. Hoge dijken kunnen namelijk natuur en landschap flink aantasten en moeten daarom beperkt worden tot locaties waar andere oplossingen niet mogelijk zijn”, aldus Natuur en Milieu. “De toekomstige waterveiligheid in Nederland heeft alles te maken met de gevolgen van de wereldwijde klimaatverandering. Voorkomen is beter dan genezen. Daarom blijft het terugdringen van de kooldioxide-uitstoot de allerbelangrijkste maatregel. Betere technologie, inzetten op duurzame energie en energiebesparing moeten op termijn de klimaatverandering en de zeespiegelstijging binnen de perken houden”, zo besluit Stichting Natuur en Milieu.
scenario Deltacommissie
KNMI’06-scenario’s
‘plausibele bovengrens’ van de mogelijkheden bandbreedte van meest waarschijnlijke uitkomsten specifiek voor het doel van deze commissie: algemeen voor iedereen: brede range van lange termijn veiligheid tegen overstromingen toepassingen gericht op 2100 en daarna gericht op 2050 en 2100 uitgegaan van IPCC ‘likely’ bovengrens voor uitgegaan van IPCC ‘best estimates’ voor wereldtemperatuurstijging (+6°C in 2100 wereldtemperatuurstijging (+2°C of +4° in 2100 t.o.v. 1990) t.o.v. 1990) extreme extrapolatie onzekerheden ijskapminder extreme extrapolatie onzekerheden dynamica ijskapdynamica maximale zeespiegelstijging in 2100 van 120 cm (excl. 10 cm bodemdaling)
➔
Natuur en Milieu
Het Deltacommissie-scenario voor de zeespiegelstijging schetst een ‘plausibele bovengrens’ van de mogelijkheden en komt daarmee als extreem scenario naast de bestaande KNMI’06-scenario’s te staan die de bandbreedte van meest waarschijnlijke uitkomsten beschrijven.
➔
De Jonge Deltacommissie heeft de afgelopen maanden 58 ideeën verzameld; samen vormen de ideeën een breed palet aan oplossingen voor de geschetste problemen. De ideeën zijn opgenomen in een bundel die beschikbaar is voor ministeries, provincies, waterschappen en gemeenten. De ideeën kunnen nu verder worden uitgewerkt voor de vijf probleemgebieden die de Deltacommissie benoemt. De jongeren vinden dat hiermee nu al begonnen kan worden. Verschillende problemen vragen om verschillende oplossingen. Maar problemen kunnen ook in hun samenhang worden bekeken. Door slim te ontwerpen en ideeën te combineren kan de ruimte soms meervoudig gebruikt worden. In de praktijk blijkt dat niet eenvoudig. De Jonge Deltacommissie vindt dat er daarom een beoordelingskader voor ruimtelijke inpassing van maatregelen moet komen met een antwoord op de vraag ‘wat is acceptabel’?’. Daarnaast heeft iedere oplossing haar beperkingen; er zijn meerdere problemen die vragen om verschillende oplossingen en absolute veiligheid bestaat niet. Daarom vraagt de Jonge Deltacommissie meer aandacht voor onderwerpen als het waterbewustzijn in de samenleving en de rampenbestrijding.
Aanvullend klimaatscenario
hoogste scenario voor zeespiegelstijging in 2100 is 85 cm (excl. bodemdaling)
De Deltacommissie heeft aanvullend onderzoek laten uitvoeren naar toekomstige klimaatverandering in Nederland. Het KNMI heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. In dit onderzoek is vooral veel aandacht besteed aan ‘plausibele bovengrenzen’ voor toekomstige zeespiegelstijging, gekoppeld aan de primaire opdracht van de commissie: ‘Hoe kan Nederland zo worden ingericht dat ons land ook op de zeer lange termijn veilig is tegen overstromingen’. Voor de zeespiegelstijging is een extreem scenario ontwikkeld uitgaande van nieuwe inzichten in ijskapdynamica en een wereldgemiddelde temperatuurstijging tot +6°C in 2100. Dat komt overeen met de ‘likely’ bovengrens bij broeikasgasemissies die horen bij een wereldbeeld met hoge economische groei en een ruim, wereldwijd gebruik van fossiele brandstoffen, in het bijzonder steenkool (ofwel het hoogste emissiescenario van het Intergovernmental Panel on Climate Change IPCC). De Deltacommissie heeft geen afzonderlijk scenario opgesteld voor 2050. De zeespiegelstijging tot 2050 wordt sterk beperkt door het huidige tempo van stijging. Pas na 2050 neemt de onzekerheid en dus de mogelijkheid van extreme zeespiegelstijging toe. Het KNMI leverde verder gegevens voor de veranderingen in windcondities boven de Noordzee en de opzet van zeewater en voor de neerslagveranderingen die leiden tot veranderingen in de afvoer van grote rivieren. Bij de afvoer van grote rivieren is samengewerkt met de Waterdienst en Deltares. De volledige achtergronddocumenten maakt de Deltacommissie over enkele weken openbaar. De precieze toekomstige klimaatverandering in Nederland is onzeker. Het KNMI heeft vier beelden geschetst voor het midden en einde van deze eeuw. Ze gaan uit van een matig of aanzienlijk stijgende temperatuur op aarde en van wel of geen verandering in luchtstromingspatronen in onze omgeving. Samen omspannen deze scenario’s het grootste deel van de onzekerheid. Er bestaat echter een kans dat de klimaatverandering vooral op de langere termijn nog extremer zal verlopen. Dat hangt ook af van de precieze ontwikkeling van de wereldbevolking en de -economie en van het gebruik van fossiele brandstoffen. Bij het klimaatbestendig maken van ons land kan, afhankelijk van het type investering en de termijn waarvoor die geldt, het belangrijk zijn om rekening te houden met aanvullende, meer extreme scenario’s. Het Deltacommissie-scenario is een voorbeeld van een aanvullend scenario voor een specifieke toepassing. Voor wind en neerslag kiest de commissie op basis van de nieuwe analyse niet voor een extremer scenario dan KNMI’06. Voor de zeespiegel in 2050 gebruikt de commissie ook de KNMI’06scenariogetallen. Maar de uitkomsten van het aanvullende scenario voor de zeespiegelstijging in 2100 wijken fors af van de KNMI’06-scenario’s. De Deltacommissie spreekt over een maximale zeespiegelstijging in 2100 (t.o.v. 1990-2000) van 120 cm (excl. 10 cm bodemdaling), terwijl het hoogste KNMI’06scenario (warm) uitgaat van 85 cm (excl. bodemdaling). Het Deltacommissie-scenario rekent met een wereldwijde opwarming tot +6°C in 2100 terwijl de KNMI-scenario’s rekenen met hooguit +4°C in 2100. Rekenen met +6°C in plaats van +4°C leidt tot een extra zeespiegelstijging door extra uitzetting van zeewater van ongeveer 15 cm. Het overige deel van het verschil (20 cm) wordt verklaard door een extremere extrapolatie van de waargenomen veranderingen in de ijskappen die is toegepast voor de Deltacommissie. Hierdoor gaat de afsmelting en afkalving van de Groenlandse en Antarctische ijskappen sneller dan in de KNMI’06-scenario’s. Dit houdt verband met de grotere opwarming, maar de afsmelting en afkalving zijn van meer parameters afhankelijk dan alleen de temperatuurstijging. Gezien de hiaten in de kennis over de huidige zeespiegelveranderingen en de onzekerheden in het modelleren ervan moet het door de Deltacommissie gepresenteerde scenario dus worden beschouwd als ‘plausibel bovengrensscenario’ van wat de groep van geconsulteerde zeespiegeldeskundigen mogelijk acht op basis van de huidige wetenschappelijke kennis. Nog extremer is niet uitgesloten, maar de kans daarop is klein. Wanneer het inzicht groeit in onder andere het gravitatie-effect (nu door de grote onzekerheid uiteindelijk door de commissie buiten beschouwing gelaten) en het smelt- en afkalfproces van de ijskappen van Groenland en Antarctica, en wanneer opnieuw aanvullende waarnemingen beschikbaar komen, kan de bandbreedte van de schattingen kleiner worden. Ook de cijfers voor de afvoer van de Rijn kunnen wijzigen wanneer de verandering in de variabiliteit van meerdaagse neerslag vollediger in kaart is gebracht.
H2O / 18 - 2008
7
Zeespiegelstijging dramatisch voor Noord-Hollandse boezem Vanwege klimaatveranderingen zullen externe invloeden als wind, neerslagspreiding en zeespiegelstijging in de toekomst meer invloed krijgen op regionale watersystemen. Aan de hand van het polder-boezemsysteem van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is modelmatig onderzocht wat de gevoeligheid van dergelijke systemen is voor deze factoren tijdens extreme neerslagomstandigheden. Het blijkt dat de windinvloed klein is, al is deze sterk afhankelijk van de hoek waaruit de wind waait en de afvoermogelijkheden van het systeem. Omdat de boezem belast wordt door poldergemalen met een begrensde capaciteit, heeft neerslagspreiding tijdens extreme omstandigheden een verwaarloosbare invloed op de waterstanden. Zeespiegelstijging heeft echter wel een grote invloed, omdat deze leidt tot een afname van de spuicapaciteit. Boezemsystemen die lozen onder vrij verval, zullen in de toekomst dus tot het verleden gaan behoren en moeten worden aangepast om nog te kunnen blijven functioneren.
M
et de ondertekening van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) op 2 juli 2003 hebben de waterschappen zich geconformeerd aan het nationale beleid op het gebied van waterproblemen. Onderdeel van het akkoord is dat de veiligheid van het regionale watersysteem geanalyseerd dient te worden. De inrichting en het beheer bepalen echter slechts ten dele de veiligheid ervan. Externe factoren als wind, neerslagspreiding en zeespiegelstijging zijn ook van belang en zullen vanwege klimaatverandering in de toekomst wellicht een grotere rol gaan spelen. Voor het regionale watersysteem van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is daarom met een hydraulisch model (Sobek-CF), waarin de polders als afwaterend gebied zijn opgenomen, een analyse uitgevoerd naar het effect van deze externe factoren op de veiligheid1).
Boezemsysteem Het regionale watersysteem van Hollands Noorderkwartier kan geclassificeerd worden als een polder-boezemsysteem2) (zie afbeelding 1). Het teveel aan water in de ongeveer 1.100 km2 polders wordt omhoog gepompt naar de boezem die het water transporteert naar eindgemalen of spuisluizen, waarmee het water wordt geloosd op het buitenwater (Waddenzee, Noordzeekanaal, IJsselmeer en Markermeer). Naast de polders watert nog 50 km2 gebied onder vrij verval af op de boezem (duinen en het zogeheten boezemland). In droge perioden wordt juist water uit het IJsselmeer en het Markermeer naar
de polders gebracht via de boezem. Het boezemsysteem is dus cruciaal voor de afvoer uit en aanvoer naar de polders. Het boezemsysteem bestaat op zijn beurt weer uit enkele boezemstelsels, die aan elkaar gekoppeld zijn door sluizen en gemalen. Drie van deze boezemstelsels zijn in de analyse in beschouwing genomen (zie afbeelding 2): de Schermerboezem (deels bemalen, deels lozing onder vrij verval), de Amstelmeerboezem (vrij verval) en de VRNK-boezem (bemalen). De boezem heeft een bergende maar vooral afvoerende functie. Om water af te kunnen voeren, moet voldoende druk geleverd worden en stelt zich een verhang in over de watergang. Dit geeft een noodzakelijke waterstandverhoging achterin het systeem (oftewel bovenstrooms in het systeem), zodat daar geregeld verhoogde waterstanden voorkomen (middelste deel van afbeelding 3). De waterstanden kunnen vervolgens nog verder stijgen wanneer de aanvoer van water uit de polders groter is dan de afvoer naar het buitenwater. In dat geval gaat het systeem water bergen en stijgen de waterstanden net zo lang totdat de aanvoer afneemt of de afvoer toeneemt (onderste deel van afbeelding 3).
Gevoeligheid Tot op heden bleek het boezembeheer voldoende om de veiligheid van het achterliggende gebied te garanderen. Door klimaatveranderingen zal echter een aantal externe invloeden, waarop het waterschap geen invloed heeft, wijzigen, waardoor de veiligheid mogelijk in het geding komt: wind, neerslag en zeespiegelstijging.
Afb. 1: Schematische weergave van een polder-boezemsysteem.
8
H2O / 18 - 2008
Voor deze factoren is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Qua neerslag is gerekend met een extreme neerslaggebeurtenis die tevens gepaard ging met hoge buitenwaterstanden. Om de invloed van de onderzochte variabelen te bepalen, zijn de Afb. 2: Overzicht van het boezemstelsel van Hollands Noorderkwartier: de Schermerboezem, de Amstelmeerboezem en de VRNK-boezem. De gemalen zijn als pijlen weergegeven.
actualiteit westenwind wel de gehele peride gebruikt kan worden.
resultaten ervan vergeleken met een referentiesituatie: wind (0 m/s), neerslag van één neerslagstation voor het hele gebied en gemeten waterstanden op de Noordzee en Waddenzee.
Invloed van neerslagspreiding
Windinvloed De windinvloed is bepaald door de windsnelheid en -richting op twee manieren te variëren: de werkelijk gemeten daggemiddelde windsnelheid en -richting en een constante westenwind, verhoogd conform het W+-klimaatscenario van het KNMI. Voorafgaand aan de maximale waterstand kwam de wind vier dagen lang uit het noordwesten met een windkracht 3 tot 5. De tabel op de volgende pagina toont het verschil in maximale waterstand tussen de situatie met en zonder het in beschouwing nemen van de windinvloed. De verschillen zijn erg klein en bijna overal daalt de waterstand. Alleen bij Rustenburg neemt de waterstand toe met vier centimeter (twaalf procent). Volgens een analytische beschouwing wordt een toename in het zuidoosten verwacht van zeven centimeter (zie kader). De invloed is echter beperkt, omdat de extra windopzet de spui-efficiëntie verhoogt. Zo neemt de afvoer bij de twee grootste spuisluizen naar het Markermeer met respectievelijk 18 en 27 procent toe. Dit compenseert de windopstuwing volledig. Hoewel verwacht werd dat windinvloed leidt tot een opstuwing in de orde van grootte van enkele decimeters, blijkt dit effect dus mee te vallen. De oorzaken hiervan zijn de windsnelheid die niet uitzonderlijk hoog is, de relatief grote waterdiepte en vooral de verhoging van de spui-efficiëntie in de zuidoostelijke hoek van de Schermerboezem. Op de VRNK-boezem, die maar één afvoerpunt heeft, nemen de waterstanden wel toe. Naast de windopstuwing komt dit doordat het gemaal aan de noordkant van de boezem bij een noordwestenwind niet optimaal gebruikt kan worden.
Windopstuwing kan worden berekend met de volgende formule:
Afb. 3: Schematisch zijaanzicht van de boezem tijdens afvoer en waterberging.
Naast de gemeten windsnelheid en -richting is ook gerekend met een constante westenwind met een snelheid van 9,7 m/s (windkracht 5). Deze snelheid is vier procent hoger dan de gemeten maximale windsnelheid in september 1994, conform het W+-klimaatscenario van het KNMI3). Er is gerekend met een westenwind, omdat de oostkant van de Schermerboezem, die normaliter een kritiek punt vormt in het boezembeheer, dan extra belast wordt. Doordat de windrichting langer aanhoudt dan bij het vorige scenario, zal zich naar verwachting tevens een duidelijkere verhanglijn instellen. Bij westenwind neemt in het oostelijke deel van de Schermerboezem (Beets), waar de hoogste waterstanden te verwachten zijn, de waterstand enkele centimeters toe ten opzichte van de referentiesituatie (zie de tabel). Bij een langdurige stevige wind uit een vaste hoek stuwt het water dus wel degelijk op, al wordt ook hier het effect deels gecompenseerd door de toegenomen spui-efficiëntie. Aan de westkant van de Schermerboezem (Alkmaar) worden waterstanden berekend die enkele centimeters lager zijn dan voor de referentiesituatie. Op de Amstelmeerboezem zijn de effecten kleiner, omdat de afvoerrichting in deze boezem noord-zuid georiënteerd is in plaats van west-oost. In de VRNK-boezem blijkt de waterstand bij westenwind nauwelijks te veranderen. Dit komt doordat het gemaal, in tegenstelling tot een situatie met noordwestenwind, bij
In dit scenario is de spreiding van de neerslag over het gebied in beschouwing genomen door gebruik te maken van negen neerslagstations in plaats van één. Dit heeft een afname van het totale neerslagvolume met tien procent tot gevolg in de dagen voorafgaand aan de piekwaterstand. In afbeelding 4 is het verloop van de neerslagintensiteit tijdens deze dagen weergegeven voor de verschillende neerslagstations. Uit de grafiek blijkt dat de verdeling van de neerslag in de tijd weliswaar varieert per neerslagstation, maar dat toch een algemene trend zichtbaar is met relatief veel neerslag op 14 en 15 september, gevolgd door drie dagen met minder neerslag. Tabel 1 toont het verschil met de referentiesituatie. Uit de tabel volgt dat met het in beschouwing nemen van neerslagspreiding de waterstand op bijna de gehele Schermerboezem met ongeveer een centimeter daalt. Ook op het grootste deel van de Amstelmeerboezem en de VRNK-boezem daalt de waterstand met een à twee centimeter, wat een relatieve afname van twee tot vijf procent inhoudt. Het feit dat de afname van de piekwaterstand kleiner is dan de afname van het gemiddelde neerslagvolume is het gevolg van de beperkende factor die de poldergemalen vormen in de afvoer van het water vanuit de polders richting de boezem. Het extra neerslagvolume in een zeer extreme bui ten opzichte van een hevige bui wordt zodoende in de polders geborgen en niet in de boezem. De maatgevende waterstand op de boezem is voor extreme periodes dus vooral afhankelijk van de afvoercapaciteit van de poldergemalen en de afvoerbegrenzing van de boezem en niet zozeer van de neerslagintensiteit. Deze bevinding is aangetoond in ander modelonderzoek4). Voor minder extreme natte periodes kan het meenemen van ruimtelijke variatie echter wel tot grote variatie van afvoer uit de polders leiden5). Dit heeft als gevolg dat voor dergelijke situaties het effect van ruimtelijke variabiliteit in de neerslag op boezem-
Afb. 4: Neerslagintensiteit per dag voor de verschillende neerslagstations.
waarin s = opstuwing (m) α = empirische coëfficiënt, voor kanalen 2 x 10-7s2/m vw = windsnelheid (m/s) l = lengte betrokken gebied (m) ф = hoek tussen windrichting en lengteas van het betrokken gebied (graden) h = gemiddelde waterdiepte (m) In de dagen voorafgaand aan de maximale waterstand van september 1994 was de gemiddelde windsnelheid 6,8 m/s (windkracht 4) uit het noordwesten. De lengte van de Schermerboezem (noord-zuid) bedraagt 56 kilometer en de gemiddelde waterdiepte vijf meter. De opstuwing over de Schermerboezem bij deze omstandigheden bedraagt normaliter dus ongeveer zeven centimeter.
H2O / 18 - 2008
9
Alkmaar
gemeten wind westenwind neerslagspreiding verhoogde zeespiegel
(0,50 m) -0.01 -0.02 -0.01 +0.05
Schermerboezem Beets Spijkerboor
(0,50 m) -0.01 +0.05 -0.01 +0.04
(0,49 m) -0.01 0 -0.01 +0.03
Amstelmeerboezem Balgdijk Breebaart
(0,75 m) -0.01 -0.02 -0.02 +0.15
(0,83 m) 0 -0.02 -0.02 +0.14
VRNK-boezem Slootgaard Rustenburg
(0,19 m) -0.01 -0.01 0 0
(0,33 m) +0.04 0 -0.01 0
Toename van de maximale waterstand (in meter) tijdens de doorgerekende periode op verschillende locaties voor de onderzochte scenario’s. De locaties zijn terug te vinden in afbeelding 2. Tussen haakjes is steeds de waterstandstijging in de referentiesituatie weergegeven.
waterstanden groter is dan voor extreme neerslagsituaties.
geheel bemalen. Zeespiegelstijging heeft dus nauwelijks invloed op de maatgevende waterstand op deze boezem.
Invloed van zeespiegelstijging Tenslotte is de invloed van zeespiegelstijging bekeken. Conform het W+-klimaatscenario va het KNMI zou de zeespiegelstijging tot 2050 door klimaatverandering 25 centimeter bedragen. Aangenomen is hierbij dat de verhoging van de zeespiegel niet doorwerkt op de binnenwateren. Uit tabel 1 blijkt dat verhoging van de zeespiegel vooral invloed heeft op de Amstelmeerboezem en in mindere mate op de Schermerboezem. Het grote effect op de Amstelmeerboezem is te verklaren door het feit dat in de huidige situatie ongeveer de helft van het water dat de polders op deze boezem uitslaan, onder vrij verval wordt afgevoerd naar de Waddenzee. Door de zeespiegelstijging neemt de spuicapaciteit van de Amstelmeerboezem in de gesimuleerde kritieke periode met 70 procent af. De Schermerboezem spuit slechts voor een zeer klein deel (in de gesimuleerde periode minder dan een procent, bij lagere buitenwaterstanden neemt het aandeel spui echter toe) richting de Waddenzee. De rest van het water wordt uitgemalen óf wordt gespuid naar het Markermeer en Noordzeekanaal. Het uitgemalen volume blijft bij verhoging van de zeespiegel echter min of meer gelijk. De waterstanden nemen wel enkele centimeters toe door de toegenomen aanvoer vanuit de Amstelmeerboezem naar de Schermerboezem die het gevolg is van de hogere waterstand op de Amstelmeerboezem. De VRNK-boezem wordt
10
H2O / 18 - 2008
Conclusies Op basis van de uitgevoerde analyses kunnen de volgende conclusies worden getrokken: n Voor de boezem van Hollands Noorderkwartier, met relatief diepe watergangen en voldoende afvoermogelijkheden op diverse locaties, blijkt de opstuwing als gevolg van de wind kleiner dan verwacht, al is deze sterk afhankelijk van de hoek waaruit de wind waait. Als de wind uit een gunstige hoek waait, neemt de afvoerefficiëntie sterk toe. Voor boezems met maar één enkel afvoerpunt is de waterstand sterk afhankelijk van de locatie van dit punt in relatie tot de windrichting; n De invloed van neerslagspreiding op de boezem is tijdens extreme neerslagcondities klein als gevolg van de beperkende factor die de poldergemalen vormen in de afvoer van het water vanuit de polders naar de boezem. Als de neerslagintensiteit de capaciteit van de poldergemalen overtreft, zal de extra neerslag in de polders worden geborgen en met een debiet gelijk aan de gemaalcapaciteit worden afgevoerd. Een nog verdere toename van het neerslagvolume heeft dus geen invloed op de waterstanden in de boezem; n Zeespiegelstijging leidt tot een afname van de afvoer van polder-boezemsystemen met vrije lozing op zee en dus tot een toename van de frequentie van
voorkomen van onacceptabel hoge waterstanden. Als een systeem daarnaast ook andere maal- of spuimogelijkheden heeft, zoals vrije lozing op binnenwater of een ander boezemsysteem, zal betere benutting van deze mogelijkheden dit effect deels compenseren. Met het doorzetten van de zeespiegelstijging zullen de laatst overgebleven boezemsystemen die lozen onder vrij verval in de toekomst tot het verleden gaan behoren. Watersystemen die eeuwenlang dienst hebben gedaan, zullen in de toekomst dus toch echt moeten worden aangepast om nog te kunnen blijven functioneren. Eric van Dijk en Jeroen Hermans (Nelen & Schuurmans) Maarten Poort (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) NOTEN 1) Nelen & Schuurmans (2007). Boezemstudie 2007. Dossier I0031, Boezemmaatregelen HHNK. 2) Van Leeuwen E., G. Litjens, K. van Heeringen, W. Helmer, P. Baan en L. Boeije (1998). Evaluatie waterhuishoudkundige infrastructuur. Waterloopkundig Laboratorium. Rapport T1622.50. 3) KNMI (2006). KNMI Climate Change Scenarios 2006 for the Netherlands. KNMI Scientific Report WR 2006-01. 4) Dorst L. (2003). Het Friese boezemstelsel onder extreme condities. TU Delft en Ingenieursbureau Boorsma. 5) Schuurmans J. en M. Bierkens (2007). Belang van betere neerslaginformatie voor hydrologen. H2O nr. 12, pag. 27-29.
PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en Waternet feliciteren Het Waterlaboratorium met zijn 1e lustrum
Donderdag 2 oktober 2008 12.30 – 17.30 uur
–
Grand Hotel Karel V te Utrecht
Project- en Interimmanagement
Seminar Wateropgave Ervaringen met samenwerken We r k m a k e n va n wat e r : Seminar over samenwerking tussen gemeenten en waterschappen in beleid en uitvoering.
Sprekers: Hans Olsthoorn (Procesmanager Waterplan gemeente Westland) Wim Jue (Projectmanager Uitvoering Waterplan gemeente Delft) Willem Jan van Liere (Projectleider Waterplan Hoogheemraadschap Delfland) Jan Taks (Programmamanager Herstructurering Glastuinbouw Westland) Hans Middendorp (Kennismanager Ruimtelijke Ontwikkeling Balance) Henk van der Honing (Kennismanager Landelijk Gebied en Water Balance)
Aanmelden: Deelname is gratis. Meldt u zich direct aan bij Jo-An Larijn via
[email protected] of neem voor meer informatie contact op met Cees Maaskant, directeur: T 020 – 676 39 93
Meer informatie? Surf naar: www.balance.nl – opdrachtgevers - agenda
Naar een volwaardige plaats van kennis over overstromingsrisico’s in ruimtelijke afwegingen Volgens deskundigen op het gebied van overstromingsrisico’s wordt de bij hen beschikbare geo-informatie onvoldoende gebruikt in besluitvormingsprocessen over ruimtelijke ordening en inrichting. Zij vragen zich af of de geleverde informatie voldoende adequaat is. Het onvoldoende benutten van kennis is niet uniek voor geo-informatie. Er zijn ook verklaringen voor. Tegen die achtergrond doen ondergetekenden aanbevelingen om te bevorderen dat ook deze informatie een volwaardige plaats in de besluitvorming krijgt. Het is niet voldoende om nog betere modellen te leveren. Zeker zo belangrijk is dat de ontvanger iets met die informatie kan beginnen.
V
oor het beperken van overstromingsrisico’s zijn twee grote ontwikkelingen van belang. De eerste is dat door de klimaatverandering en de bodemdaling de kans op overstromingen toeneemt. Niet alleen in het zuidwestelijk deel van Nederland, maar op tal van plaatsen kan het water van zee, de afvoer van rivieren of het water uit de lucht tot overlast en zelfs kritieke situaties leiden. De tweede is dat de mogelijke sociale en economische gevolgen van een overstroming steeds meer toenemen - met name op plaatsen waar veel mensen wonen en de economische activiteit geconcentreerd is. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat niet alleen de kans op overstroming zo klein mogelijk moet zijn, maar dat ook de gevolgen beperkt zouden moeten blijven. Dat tweede is relatief nieuw. We vertrouwden altijd op ‘om de kans te beperken: dijken versterken’. Inmiddels zijn deskundigen het erover eens dat ondanks alle inspanningen om overstromingen te voorkomen, ook de gevolgen ‘in het geval dat’ beperkt zouden moeten worden. Er is een heel scala aan mogelijkheden om de woonomgeving en economische activiteiten minder kwetsbaar te maken en te voorkomen dat een overstroming een massale vlucht van mensen en een desastreuze vernietiging van kapitaal tot gevolg zou hebben. Bijvoorbeeld door laag aangelegde wegen, waar je langs kunt fietsen en die bij hoogwater als rivier kunnen fungeren (Hamburg). Of juist hoog aangelegde wegen die bij hoogwater als compartimenteringskering, als evacuatieroute of als toegangsweg voor hulpverleners kunnen dienen. Verschillende woonvormen temidden van het water (op terpen of op palen) en op het water (drijvende woningen). Een voorbeeld hiervan is het bouwen op donken in Gorinchem en de experimenten met aangepast bouwen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tegen deze achtergrond zou het voor de hand liggen dat deze inzichten worden omgezet naar de praktijk. Dat in de afwegingen van nu rekening wordt gehouden met waterveiligheid om schade, in de vorm van mensenlevens en van economische schade, zoveel mogelijk te voorkomen. Volgens deskundigen op dit terrein is de praktijk teleurstellend: we plannen rustig een grote woonwijk
12
H2O / 18 - 2008
in de diepst liggende polder van ons toch al laaggelegen land, omdat de werkgelegenheid daar niet ver vandaan is. Of we bouwen vlakbij de rivier, omdat het daar zo mooi wonen is. Het is echter nog lang niet vanzelfsprekend dat overstromingsrisico’s van het begin af in de besluitvorming worden meegenomen. Deskundigen beschikken over belangrijke kennis, maar desondanks wordt er op relatief onveilige plaatsen gebouwd of op een onveilige manier. Daar maken zij zich zorgen over. Daarom is in het kader van het onderzoeksproject ‘Geo-informatie voor risicopreventie’ de vraag gesteld: op welke manier kan het aanbieden en toepassen van geo-informatie over overstromingsrisico’s verbeterd worden, zodat deze kennis optimaal benut kan worden in de besluitvorming rond ruimtelijke afwegingen? Of populair vertaald: wat moeten we anders doen, welke informatie moeten we leveren en op welke manier, als we deze situatie willen doorbreken? Het is niet zo dat maar een enkeling zich hierover druk maakt. Niet alleen de onderzoekers van het genoemde project vinden dat de rol van kennis over overstromingsrisico’s in de ruimtelijke ordening groter zou moeten zijn. Ook allerlei deskundigen die het bestuur adviseren, zijn die mening toegedaan. Zo blijkt uit de evaluatie van de watertoets (door Rijkswaterstaat RIZA in 2006) dat water(veiligheid) een grotere rol zou moeten hebben bij inrichtingsplannen en bij locatiekeuzes. Vanuit andere hoeken, zoals de Rekenkamer Oost-Nederland dit voorjaar in een advies aan de provincie Overijssel, wordt dit geluid versterkt. Naar het oordeel van de Rekenkamer Oost-Nederland vragen bestuurders te weinig naar de resultaten van de watertoets; er is meer bestuurlijke aandacht nodig. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten benadrukte, eveneens dit voorjaar, dat de wateradviezen van de waterbeheerders goed moeten inspelen op de situatie en de informatiebehoefte van de initiatiefnemer, zodat een goede afweging gemaakt kan worden. Hoe komt het dan dat de kennis over overstromingsrisico’s niet doordringt tot de besluitvorming over de ruimtelijke ordening/ inrichting?
Kennisstroom in besluitvormingsproces Op een uiterst versimpelde manier kan de kennisstroom in een besluitvormingsproces worden beschouwd als een pad tussen de deskundige en de bestuurder. De deskundige genereert precies die kennis die de bestuurder nodig heeft om de goede beslissing te nemen. Maar in de praktijk werkt het niet zo. Hiervoor zijn verschillende verklaringen te vinden: n De juistheid van de informatie wordt betwist of beschouwd als ‘gekleurd’. Deskundigen zijn niet altijd onafhankelijk of zijn het onderling vaak oneens; n De kennis wordt ervaren als irrelevant en onbruikbaar. Indien de informatie alleen waarschuwingen bevat of problemen in kaart brengt, kan de bestuurder er niet direct iets mee. Een project met bewezen nut en noodzaak kan wel worden bijgesteld, maar moeilijk afgeblazen; n De bestuurder begrijpt de kennis (en de gehanteerde modellen) niet. Het kennisaanbod spreekt niet altijd aan, omdat ieder zijn eigen referentiekader heeft. Daarbij komt dat geavanceerde systemen niet eenvoudig zijn te doorgronden en de resultaten niet makkelijk interpreteerbaar; n De bestuurder ziet het niet als zijn verantwoordelijkheid om zich ervoor in te zetten. Op lokaal niveau is het ontbreken van richtlijnen en eisen vanuit hogere overheden en waterschappen een mogelijke verklaring; n Bestuurders gaan voor het politiek haalbare. Het realiseren van een project vergt dat je je door een stroperig proces vecht; er spelen immers veel belangen. Daarom laveren bestuurders naar een oplossing. De RMNO (2000) stelt zelfs dat bestuurders soms willens en wetens niet handelen naar wat ze behoren te weten en ook kunnen weten, doordat er veel andere belangen zijn. Dit zijn inzichten op een algemeen niveau. Om meer inzicht te krijgen in de rol die informatie over overstromingsrisico’s speelt bij ruimtelijke ordening, zijn gesprekken gevoerd met beleidsmedewerkers van gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Men blijkt snel geneigd ervan uit te gaan dat de dijken “wel sterk genoeg zijn” en het “niet de verantwoordelijkheid is van de gemeente”. Er zijn ook uitzonderingen, waarbij wel expliciet rekening wordt
opinie
gehouden met een mogelijke overstroming. Dat heeft dan meestal te maken met een groter bewustzijn door eerdere dreiging van bijna-overstromingen en het verantwoordelijkheidsgevoel van de betrokken bestuurders.
Drieledige opgave voor informatieleveranciers Veel voorstellen om de doorwerking van geo-informatie te verbeteren, betreffen vooral institutionele verbeteringen. Wat kunnen de leveranciers van geo-informatie zelf doen? De bodem Zorg allereerst dat de kennis een wetenschappelijk correcte inhoud heeft, valide data en methoden moeten gebruikt worden (betrouwbaarheid). Bovendien zou inzicht in onzekerheden en in gevoeligheden met betrekking tot aannamen gegeven moeten worden. Daarnaast is het belangrijk dat de informatie volledig is en onafhankelijk (beschouw bijvoorbeeld alle mogelijke varianten). Een juiste vorm van presentatie kan ervoor zorgen dat de kennis toegankelijk is en de bestuurder het begrijpt en kan gebruiken. Presenteer de kennis over overstromingsrisico’s daarom in een vorm die aansluit bij de doelgroep;
juridische en communicatieve consequenties zijn minstens net zo belangrijk. Speel ook in op het feit dat de vraag zich tijdens het proces ontwikkelt: in de loop van de tijd is steeds andere kennis nodig. Om daaraan te kunnen voldoen, moet er interactie zijn tussen de deskundigen, de ruimtelijke inrichters en andere belanghebbenden. Dan ontstaat wederzijds begrip en kan bepaald worden welke kennis relevant is en kan de kennis worden vertaald naar een handelingsperspectief. Dit vereist een interactieve aanpak: niet eenzijdig vertellen hoe het zit, maar varianten helpen bedenken en besnuffelen;
Op den duur zijn alle belangen gediend met relevante informatie, die op een constructieve manier meegenomen wordt in de besluitvorming. Daarvoor moeten zowel de deskundigen als de beleidsmakers een stapje extra zetten en elkaar tegemoetkomen. Zonder op elkaars stoel te gaan zitten: de deskundige helpt met het ontwikkelen van alternatieve oplossingen door consequenties aan te geven en voedt daarmee het afwegingsproces van de bestuurder. Om de impasse te doorbreken, kunnen de deskundigen het best het initiatief nemen: zij hebben een verhaal over te brengen.
Partijen in beweging brengen Veel mensen - en vooral deskundigen - gaan ervan uit dat een goede inhoud (de juiste kennis) voldoende is om de ‘juiste’ beslissing te nemen. Op het moment dat een vraagstuk meer mensen aangaat en het publiek/ politiek wordt, is een degelijke inhoud niet voldoende meer. Beleid is dan pas effectief indien er, naast een robuuste inhoud, ook sprake is van acceptatie in de samenleving, waardoor uitvoerende partijen in beweging worden gebracht. Dan helpen nog mooiere kaarten, grafieken en tabellen niet meer. Er is dus extra inspanning nodig. Informeer op alle fronten mensen; communiceer je inzichten met burgers, bedrijven, vernieuwers, creatieve ruimte-inrichters en ambtenaren en bestuurders. Gebruik hiervoor aansprekende informatie: één ijsbeer op een smeltende schots zegt meer over klimaatverandering dan duizend grafieken.
Daniëlle Noordam en Erik Spaink (Arcadis)
n
Interactie met ruimtelijke ordenaars De kennis moet handelingsperspectief bieden. Bij het ontwikkelen van de kennis zal nagedacht moeten worden over de relevantie ervan. Het houdt bijvoorbeeld niet op bij de technische oplossing. De financiële, n
n
NOTEN CAW (2008). Commissie pleit voor verplicht wateradvies in ruimtelijke plannen. Staatscourant nr. 75, 18 april 2008. Rekenkamer Oost-Nederland (2008). Provinciale afweging van waterbelangen in ruimtelijke vraagstukken Overijssel niet helder. Groene Ruimte. Rekenkamer Oost-Nederland (2008). Bestuurlijke brief Watertoets aan de provincies, 15 juli 2008. RMNO (2000). Willens en wetens: de rollen van kennis over milieu en natuur in beleidsprocessen. R. in ‘t Veld. RWS RIZA (2006). Watertoetsproces op weg naar bestemming. Landelijke evaluatie watertoets. Spaink E. (2005). Gereedschap voor effectieve beleidsvorming. De papieren sparringpartner voor procesmatig werken aan beleid en uitvoering. VNG (2008). Géén verplichte watertoets, wél advies van waterbeheerder. 9 mei 2008.
H2O / 18 - 2008
13
PWN past nieuwe zuivering toe met actieve kool Minister Jacqueline Cramer van VROM opent op 2 oktober de uitbreiding van het productiebedrijf Jan Lagrand van PWN in Heemskerk. De nieuwe installatie, Heemskerk2 genoemd, levert infiltratiewater voor de duinen en maakt gebruik van de zuivering met ultraviolet-licht en waterstofperoxide die PWN sinds de opening van het productiebedrijf in Andijk in 2004 op grote schaal toepast voor de bereiding van drinkwater. Op het productiebedrijf in Heemskerk heeft PWN opnieuw een primeur. Als eerste waterbedrijf ter wereld combineert het de UV/H2O2-zuivering met een nieuwe actieve koolzuivering. Deze stap voorkomt dat het behandelde water dat in de installatie wordt geproduceerd, bij infiltratie in de duinen schade toebrengt aan het milieu.
E
igenlijk stond de uitbreiding van productiebedrijf Jan Lagrand al vele jaren eerder gepland. Begin jaren 90 zou er een gecombineerde installatie met ozonzuivering en koolfilters komen. De onderzoekers besloten de bouw echter uit te stellen toen duidelijk werd dat gebruik van ozon het ongewenste bijproduct bromaat opleverde. In 1991 heeft PWN vervolgens eerst opdracht gegeven tot de bouw van de zuiveringsinstallatie met membraanfiltratie en hyperfiltratie (Heemskerk1). Volgens architect Willem Quispel, die sinds 1984 voor PWN ontwerpt, was bij Heemskerk1 de belangrijkste voorwaarde dat het concept flexibel moest zijn en uit te breiden. Hierdoor kon voor de nu uitgevoerde uitbreiding probleemloos de Toevoerbuis van de actieve koolreactor.
omslag worden gemaakt van een geplande installatie met ozonzuivering naar een installatie met actieve kool. Het grote voordeel van de vertraging is volgens hem dat de totale ‘voetafdruk’ van Heemskerk2 nu een fractie beslaat van de oorspronkelijk voorziene oppervlakte. “Als PWN in 1991 had gebouwd, waren hier twee enorme koolfiltergebouwen van 12,5 meter hoogte neergezet met daarnaast nog allerlei voorzieningen om zelf ozon te maken.” De zeven jaar vertraging gaf de afdeling Ontwikkeling en Innovatie de mogelijkheid om behalve de UV/H2O2-technologie ook een nieuwe actieve koolzuivering te bedenken. Peer Kamp, hoofd van de afdeling en één van de geestelijke vaders van ‘Andijk’, benadrukt dat Heemskerk2 beslist geen kopie is van die
PWN en de leverancier van actieve kool Norit hebben ruim anderhalf jaar samengewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw type actieve kool. Zo is de kool onder elke temperatuur getest, vooral om te zien hoe die zou presteren bij een lage temperatuur. Ook is de kool van Heemskerk2 minder slijtgevoelig, zodat bacteriologische vervuiling regelmatig uit het koolbed kan worden gespoeld. En al gaat water dan nog weer de duinen in, Norit hanteert voor deze kool dezelfde eisen en normen als bij drinkwater.
installatie. Volgens hem is sprake van een andere hydrologie, een ander proces én een ander product, namelijk behandeld water, in plaats van drinkwater zoals in Andijk. Het voorgezuiverde IJsselmeerwater wordt in de duinen geïnfiltreerd, teruggewonnen, nagezuiverd en gemengd met het zuivere water uit Heemskerk1 en dan pas als drinkwater aan de consument geleverd. De actieve koolzuivering is een extra processtap om restperoxide en reactieafbraakproducten uit het water te halen, in een katalytisch proces. Het restant peroxide valt na een tijd vanzelf uiteen in zuurstof en water. “Maar daarbij zou een reële kans bestaan dat vissen (in de infiltratiekanalen) in contact zouden komen met een voor hen dodelijke concentratie peroxide.” Voor PWN in zijn hoedanigheid als natuurbeheerder was dit niet acceptabel.
Zuinige kool, helder water De bouwkundige vorm voor de actieve koolreactor heeft het bouwteam heel wat hoofdbrekens bezorgd. Willem Quispel zag het denken over deze processtap voortdurend veranderen. “Van stalen ketels naar beton, van vier naar acht bakken.” Projectmanager Herman Eken is blij dat het beton is geworden: “Als je kool in staal gebruikt, ben je erg afhankelijk van de kwaliteit van coatings en dergelijke. We hebben goed rondgekeken, bijvoorbeeld bij de collega’s op Berenplaat, waar zij prima werken met stalen ketels.” Uiteindelijk is een snelle koolreactor van beton ontworpen. Hiermee wordt een dusdanige energie-
14
H2O / 18 - 2008
actualiteit
Bovenaanzicht van de actieve koolreactor.
besparing gerealiseerd dat PWN hiervoor groensubsidie heeft ontvangen. Herman Eken beschouwt het als een novum voor de waterwereld dat het water van bovenaf, onder vrij verval, door de actieve kool stroomt. Dit gebeurt met een snelheid van 50 meter per uur, een belasting die volgens Peer Kamp nooit eerder is gerealiseerd. Oorspronkelijk zou het water van beneden door de koolbakken naar boven worden gepompt. Dit leverde echter een esthetisch probleem op voor de infiltratie in de duinen. Robert Kools, adviseur van ingenieursbureau Witteveen+Bos: “Door het continu schuren van de kool zouden zoveel deeltjes meekomen dat het water zwart zou worden.” Niet zo erg als dode vissen, maar met zwarte duinen zou PWN als natuurbeheerder ook een tamelijk slechte beurt maken.
Minder is weer meer De uitbreiding van het productiebedrijf in Heemskerk gaf PWN de kans om het ontwerp van Andijk verder te optimaliseren. Problemen die waren ontstaan met de waterstofperoxidepompen op het productiebedrijf in Andijk zijn opgelost. En behalve een innovatieve en natuurvriendelijke installatie is Heemskerk2 ook een toonbeeld van eenvoud en ordening. “Dat heb ik van Peer Kamp geleerd: in plaats van steeds maar engineeroplossingen toe te voegen, kun je
beter kijken wat je allemaal weg kunt laten,” aldus Herman Eken. Net als in Andijk hangen de UV-reactoren een verdieping onder de elektrakasten, in de kelder als het ware.
De planning van de uitbreiding van productiebedrijf Jan Lagrand in Heemskerk dreigde in de war te worden geschopt door drie beschermde diersoorten die opdoken tijdens de verplichte ecologische scan: de rugstreeppad, de zandhagedis en de zeer zeldzame nauwe korfslak (een twee millimeter groot weekdiertje). Bij het oplossen van dit probleem had PWN er groot voordeel van dat het bedrijf behalve waterproducent ook natuurbeheerder is. De medewerkers van de afdeling Natuur en Recreatie kwamen samen met bioloog Anna den Helder van Witteveen+Bos tot de volgende oplossingen. De hagedissen werden in emmertjes gevangen en op een speciaal geprepareerd terrein weer uitgezet. Om de nauwe korfslak te ontzien, werd een gedeeltelijke damwand geslagen rond de ontgraving en het peil van de randsloot om het bouwterrein met een meter verhoogd. En de padden zijn geholpen door na de paddentrek een scherm om het terrein te plaatsen.
Ook in Heemskerk is gekozen voor veel functioneel lichtdoorlatend glas en veel functionele lege ruimte. Waar daglicht is, heb je immers minder stroom nodig en waar ruimte is, worden onderhoud en reparaties eenvoudig. “Als er beneden een pomp kapot is, doe je de daglichtkoepels open. De pomp haal je er met een mobiele kraan zo uit. En als er een UV-reactor stuk is, laat je die op een karretje zakken. Je rijdt hem naar een vide en tilt hem er zo uit.” Peer Kamp ziet dit als voorbeelden van het door hem gepropageerde integrale ontwerpproces. “Integraal werken is de moeilijkste weg. Je neemt tal van beslissingen terwijl de details nog niet uitgewerkt zijn, zowel voor wat betreft architectuur als functionaliteit. Maar als je genoeg tijd steekt in de afweging van de risico’s, levert het later wel iets op.” Nu de universele barrière tegen microverontreinigingen is gerealiseerd, blijft PWN investeren in uitdagende projecten, zoals de nieuwe SIX/UF-voorzuivering in Andijk. Deze werkt op basis van ionenwisseling in combinatie met ultrafiltratie. Frans Hempen Foto’s: Robert Vendrig
H2O / 18 - 2008
15
Water en klimaat wederom centraal tijdens World Water Week in Stockholm De World Water Week in Stockholm is een belangrijke jaarlijkse mondiale waterbijeenkomst. Belangrijk vanwege de goede mix van wetenschap en beleid, de juiste grootte en uitstekende organisatie die tezamen garant staan voor een effectieve week.
“F
rom all the international water meetings - be it UN, CSD, the World Water Forum - the World Water Week clearly is the best, both in organization and in effectiveness”, verklaart een senior policy advisor van het US Department of State desgevraagd: hier vindt de broodnodige interactie plaats tussen politici, beleidsmakers en wetenschappers. Instemmend geknik bij de omstanders maakt duidelijk dat we met iets bijzonders te maken hebben. Waar bij andere bijeenkomsten nog wel wordt gemopperd over de ene ministeriële verklaring na de andere zonder enige mogelijkheid tot het stellen van vragen, laat staan discussie, zien veel deelnemers de World Water Week als hét platform voor de internationale waterdialoog. Er vinden af en toe zelfs bescheiden demonstraties plaats. De zalen zitten grotendeels vol belangstellenden, terwijl op het terras geanimeerde gesprekken plaatsvinden. Sommigen verlaten gedurende de week het terras nauwelijks. Vanwege het VN-jaar voor sanitatie was het thema dit jaar ‘Progress and prospects on water: for a clean and healthy world with special focus on sanitation’, maar veel meer onderwerpen passeerden de revue: ethiek, water in bergstreken en aride gebieden, corruptie in de watersector, virtueel water, grensoverschrijdend water, water in Azië, investeringen in water én klimaatverandering. De schaal wisselde van mondiaal tot lokaal, met daartussen waterschappen en ‘river basin authorities’. De opening van de World Water Week stond onder leiding van Cecilia Martinsen van de organiserende SIWI. Prins Willem-Alexander, spreker tijdens de openingssessie, had speciaal voor de World Water Week zijn aanwezigheid bij de Olympische Spelen in China onderbroken. In zijn hoedanigheid als voorzitter van de United Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation (UNSGAB) meldde hij blij te zijn weer in Stockholm te zijn, al bleef ook zijn toespraak een beetje bij de Olympische Spelen: “the Olympic Dream is also your dream: ‘to strive for a bright future of mankind’”, aldus de prins, die meldde dit jaar extra veel te hebben gereisd vanwege het VN-jaar voor sanitatie. Zijn verhaal ging dan ook voornamelijk over sanitatie. In Ethiopië zijn in een jaar tijd meer dan een miljoen latrines gebouwd. Dit is enerzijds goed nieuws, anderzijds
16
H2O / 18 - 2008
Prins Willem-Alexander.
verloopt de bevolkingsgroei sneller dan het aantal aansluitingen aan sanitatie. “More people means more waste - it’s that simple”, concludeerde Willem-Alexander.
Klimaatverandering Klimaatverandering was, zeker voor Nederland, één van de belangrijkste onderwerpen. Reeds tijdens de persconferentie die direct na de opening van de World Water Week plaatsvond, bepaalde SIWI-directeur Anders Berntell de stemming door na de Prins van Oranje vol lof en trots te spreken over het belang van water en klimaatverandering en de twee dagen over dit thema. Ook Dagens Nyheter, de belangrijkste Zweedse ochtendkrant, besteedde met name aandacht aan de wateren klimaatdagen. CPWC (het in Delft gehuisveste Co-operative Programme on Water and Climate) verzorgt ieder jaar tijdens de World Water Week in Stockholm een seminar over water en klimaat. Vanwege het grote succes hadden CPWC, SIWI en de Duitse ministeries voor milieu en ontwikkelingssamenwerking BMU en BMZ dit jaar besloten om samen twee thematische dagen te organiseren. In totaal verleenden circa 40 overheden, mondiale en nationale organisaties, ngo’s, kennisorganisaties en banken hun medewerking. De dagen, die plaatsvonden in de grootste beschikbare zaal, werden geopend met een
door CPWC georganiseerde wereldprimeur: de presentatie van het IPCC Technical Paper on Water and Climate, waarin de state-of-theart kennis ter zake werd gepresenteerd. Ook Nederlandse auteurs hebben aan het rapport bijgedragen. Een sessie over nationale planvorming werd gevolgd door een sessie over Anders Berntell, directeur SIWI.
verslag kwetsbaarheidsanalyses, waarin onder meer een bijdrage van IGRAC over grondwater. Tijdens de lunch leidden de RAIN Foundation en Acacia Water een sessie over grondwateropslag in rurale gebieden met behulp van kleine dammen - een technologie die door Nederlandse hydrologen en geologen in Kenia tot ontwikkeling is gebracht. In de namiddag werd gesproken en gediscussieerd over de financiële aspecten van adaptatie, met inbreng van de internationale Commission on Climate Change and Development, de World Bank en de KfW Development Bank. Na de presentaties werd de discussie geleid door Ger Bergkamp, de nieuwe directeur-generaal van de World Water Council.
Ministers enthousiast tijdens politieke dialoog Het hoogtepunt van de Water & Climate Days 2008 was een politieke dialoog, waaraan werd deelgenomen door staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat, de minister van Public Works van Indonesië, de ministers van Water van Costa Rica en Lesotho en de ambassadeur Milieu en Duurzaamheid van Denemarken. De Indonesische minister, die voor deze gelegenheid speciaal was overgevlogen, sprak wederom lof uit voor de Nederlandse activiteiten op het gebied van water en klimaatadaptatie, waarbij hij refereerde aan de workshop die CPWC namens Nederland samen met Indonesische partijen in mei 2007 in Jakarta verzorgde. Deze workshop vormde het begin van intensieve samenwerking tussen Nederland en Indonesië bij de ontwikkeling van een nationaal Indonesisch adaptatieplan. De minister van Lesotho hield vervolgens een vurig pleidooi om de discussie rondom grote dammen te heropenen. Hij stelde dat aride landen in het zuiden niet over voldoende water beschikken en opslag van regenwater hard nodig hebben om in hun waterbehoeften te voorzien. Staatssecretaris Huizinga informeerde vervolgens het publiek dat Nederland met de Deltacommissie een tweede Deltaplan Henk van Schaïk, programmacoördinator CPWC.
Ger Bergkamp, directeur-generaal World Water Council en de waterminister van Lesotho.
voorbereidt, waarmee Nederland klimaatbestendig zal worden. Ze voegde hieraan toe dat Nederland veel belang hecht aan een goede internationale dialoog over water en klimaat, en aan de ondersteuning van ontwikkelingslanden, waar de meest kwetsbare groepen zich bevinden. De Deense ambassadeur bepleitte een nauwere samenwerking tussen de agenda van de watersector onder de World Water Fora en de adaptatieagenda van de Klimaatconventie (COP), gecoördineerd door UNFCCC. Hierbij sloot de staatssecretaris zich aan. Op een vraag uit de zaal over de aansprakelijkheid stelde de staatssecretaris duidelijk dat het erom gaat eerst zicht te hebben op de kosten van klimaatverandering en adaptatiemaatregelen alvorens ter praten over de financiering en de financieringsarchitectuur. Uit een korte evaluatie op vrijdag kwam naar voren dat de gehanteerde opzet internationaal duidelijk veel weerklank vond.
ICIMOD hield een sessie over veranderingen in bevolking en klimaat in berggebieden, voorzien van fraaie presentaties en een in het oog springende tentoonstelling. Ook WWF en IUCN hadden meerdere sessies, onder meer over ‘payment for ecosystem services’. Integraal waterbeheer stond dit jaar minder expliciet in het programma. Het was niet duidelijk of dit komt omdat het intussen overal reeds tussen de oren zit. Eén van de conclusies over dit onderwerp was dat er ‘too many silver bullets’ zijn: welke kan het beste worden ingezet? Bij meerdere seminars, zowel die over klimaatadaptatie als over ecosystemen, werd erop gewezen dat actie nú goedkoper is dan niets doen en straks de schade opruimen. Voorkomen is beter dan genezen. Onder ander bij de sessies over grensoverschrijdend waterbeheer viel te noteren dat een verschuiving heeft plaatsgevonden van een natuurwetenschappelijke focus naar meer sociaal-politieke processen. In het algemeen was er aandacht voor kennisuitwisseling tussen verschillende generaties. In de marge van de World Water Week vonden meerdere bijeenkomsten plaats ter voorbereiding van het vijfde World Water Forum volgend jaar in Istanbul. Op te merken viel dat er dit jaar wat minder wetenschappers dan voorheen aanwezig leken te zijn - dit terwijl vanuit wetenschappelijke hoek juist vaak te horen is dat het beleid niet naar de wetenschap luistert. Michael van der Valk Foto’s: SIWI
H2O / 18 - 2008
17
Huidige inzet waterschappen voor millenniumdoelen slechts het begin Terwijl het Internationale Jaar voor de Sanitatie bijna ten einde loopt, beginnen de Nederlandse waterschappen net op gang te komen met hun projecten ter verbetering van de toegang tot schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen in ontwikkelingslanden. Tijdens een bijeenkomst op 5 september in de Glazen Zaal in Den Haag overhandigde voorzitter Monique de Vries van het Nederlandse Waterschapsbank (NWB)-fonds een witboek aan voorzitter Arie Kraaijeveld van het Netherlands Water Partnership (NWP). Het witboek geeft een overzicht van de activiteiten van de waterschappen en waterleidingbedrijven waarmee zij een bijdrage leveren aan de millenniumdoelen voor drinkwater en sanitatie.
O
p 30 juni 2007 ondertekenden zeven departementen en de Nederlandse watersector het WASH-akkoord. Zij beloofden zich in te spannen om vóór 2015 50 miljoen mensen van schoon drinkwater en goede sanitaire omstandigheden te voorzien. Sindsdien is de inzet van de Nederlandse waterwereld op dit gebied in een stroomversnelling terecht gekomen. Waar twee jaar geleden slechts enkele waterschappen ontwikkelingsprojecten op hun vakgebied ondersteunden, is verreweg het grootste gedeelte van de Nederlandse waterschappen en drinkwaterbedrijven inmiddels actief betrokken bij drinkwater- of sanitatieprojecten in Afrika, Azië of Latijns Amerika. Tijdens de bijeenkomst in Den Haag, georganiseerd door het NWB-fonds en de Unie van Waterschappen, werd stilgestaan bij de stand van zaken rond de Nederlandse millenniuminzet. Met Sjef Ernes van Aqua for All als gespreksleider belichtte een viertal sprekers de kernaspecten van de drinkwateren sanitatieprojecten van hun organisatie. Henk Looyinga van Waterschap Velt en Vecht benadrukte het belang van sanitatie op scholen - met name in sub-Sahara Afrika en lichtte de totstandkoming toe van twee projecten die het waterschap uitvoert in Roemenië en Ethiopië. Ondanks de grote inzet van het waterschap vindt Looyinga de Nederlandse belofte om 50 miljoen mensen van schoon drinkwater en goede sanitatie te voorzien veel te hoog gegrepen. “Omgerekend zou dat betekenen dat Velt en Vecht 700.000 mensen zou moeten bereiken. Dat is veel te veel voor een klein waterschap.” In plaats daarvan koppelt het waterschap nu het aantal inwoners uit haar werkgebied zo’n 200.000 - aan de te bereiken doelgroep. Ook Siemen Veenstra, projectdirecteur van Vitens-Evides International en in de zaal als toehoorder, gaf openlijk uiting aan zijn twijfel of de ‘50 miljoen belofte’ wel gehaald gaat worden. “Ik wil niet meteen alles in het negatieve trekken, maar laten we eerlijk zijn: er moeten heel wat nullen bijkomen willen we die 50 miljoen halen.” Na afloop van het programma vertelt Veenstra desgevraagd vooral moeite te hebben met de kleinschaligheid van veel waterschapsprojecten. “Zo blijft er veel te veel geld in Nederland hangen. Voor al die projectjes stappen mensen op het vliegtuig om de situatie ter plekke te beoordelen en worden materialen apart ingekocht. Drinkwaterbedrijven en
18
H2O / 18 - 2008
waterschappen zouden veel meer met elkaar moeten samenwerken: zo heb je een groter bereik en het is veel efficiënter.” Volgens Sjef Ernes dragen de projecten uit het witboek bij aan de verbetering van sanitaire voorzieningen en toegang tot schoon drinkwater voor zo’n één miljoen mensen, waarbij de investeringen tien miljoen euro bedragen. “Dat is nog lang niet genoeg om die 50 miljoen te halen”, erkent Ernes, “maar de waterschappen hebben een enorme sprint ingezet en sluiten steeds meer aan bij drinkwaterbedrijven die op dat gebied vaak al wat actiever waren.” In de verschillende presentaties werd duidelijk dat veel organisaties hun inzet voor de millenniumdoelen na een voorzichtige start nu steeds verder verhogen en daarbij ook steeds meer met elkaar gaan samenwerken. Zo vertelde Bjartur Swart van STOWA over het wederzijds voordeel dat zowel Nederland als ontwikkelingslanden kunnen hebben bij de ontwikkeling van nieuwe sanitatievormen. Marjanne Spoelstra van Cordaid meldde dat de ontwikkelings-
organisatie de krachten heeft gebundeld met drie waterschappen voor het verbeteren van de leefomstandigheden van duizenden sloppenbewoners in Kaapstad. Waterschap Rijn en IJssel koos voor een stedenband en zet zich nu in voor het realiseren van schoon water in de stad La Libertad in Nicaragua. Ook Monique de Vries denkt dat de huidige inzet van waterschappen voor de millenniumdoelen slechts het begin is. “Na het eerste duwtje in de rug komen veel waterschappen nu pas op gang. Naast de implementatie van bestaande projecten zullen er ook nieuwe initiatieven ontwikkeld worden en zal men zich bij bestaande projecten aansluiten. Het witboek is dan ook bewust losbladig, omdat er nog heel wat initiatieven in de pijplijn zitten en het proces van samenwerking nog in volle gang is.” Vooruitlopend op de waterschapsverkiezingen die in november plaatsvinden, riep ze de nieuwe waterschapsbesturen alvast op zich net als hun voorgangers in te zetten voor het verbeteren van de drinkwater- en sanitatievoorzieningen wereldwijd.
Kiwa Water Research wordt KWR Kiwa Water Research in Nieuwegein krijgt een nieuwe naam: KWR, Watercycle Research Institute. Na de afsplitsing van onderzoeks- en certificatieorganisatie Kiwa in 2006 voert Kiwa Water Research een eigen koers. Die wordt nu zichtbaar gemaakt met een nieuwe naam en een nieuw logo. KWR is het eerste kennisinstituut voor de hele watercyclus ter wereld. Waar Kiwa Water Research zich voorheen vooral bezighield met drinkwater, wordt het onderzoeksveld nu aanzienlijk breder. Het onderzoeksinstituut gaat zich nu bezighouden met de hele waterketen, van drinkwater tot afvalwater. KWR doet wetenschappelijk onderzoek dat gericht is op toepassing in de praktijk. Het onderzoeksprogramma wordt toegespitst op vier thema’s: gezondheid, duurzaamheid, vooruitgang en effiency. Deze thema’s zijn niet scherp afgebakend, omdat veel onderzoeksvragen meerdere thema’s omvatten. Onder het thema gezondheid valt de relatie tussen gezondheid en de kwaliteit van water: zowel drinkwater als bijvoorbeeld zwemwater. Onder duurzaamheid wordt duurzaam watergebruik verstaan, hergebruik van water, het klimaatbestendig maken van de watersector maar ook het minimaliseren van de (negatieve) invloed op de klimaatverandering. Onder de noemer vooruitgang wordt gekeken naar trends, naar veelbelovende nieuwe technieken op watergebied of daaraan gerelateerde sectoren. Onder efficiency ten slotte wordt gekeken naar efficiënt watergebruik, de waterketen en alles wat daarmee samenhangt, zoals het energieverbruik in de watersector. De naamsverandering is deze week tijdens het IWA World Water Congres in Wenen officieel gepresenteerd. Het adres van KWR blijft gelijk: Postbus 1072, 3430 BB Nieuwegein. Ook de telefoonnummers blijven ongewijzigd. De nieuwe internetpagina is te vinden op www.kwrwater.nl.
verslag Hergebruik industriewater: nieuwe technieken, nieuwe problemen Hergebruik van water binnen de industrie is eigenlijk geen thema meer. Elke grootverbruiker van water zal de mogelijkheden al onderzocht hebben. Met het voortschrijden van de zuiveringstechnieken kan meer water opnieuw worden gebruikt of voor hoogwaardigere toepassingen. Ook het effluent wordt schoner. Maar nieuwe technieken leveren ook nieuwe problemen op. Zo kan membraanvervuiling het rendement van een zuivering aardig naar beneden brengen. En het schone effluent kan voor ecologische verrassingen zorgen: mosselen en oesters in het koelwatersysteem bijvoorbeeld. Dat bleek op het congres Industrieel Water 2008, dat Euroforum op 4 september hield.
H
ans Huiting van Kiwa Industrie & Water stelde dat door een te optimistisch ontwerp van membraaninstallaties in het verleden, deze techniek nu vaak geassocieerd wordt met problemen zoals vervuiling. Door een betere voorbehandeling, betere membranen en nieuwe behandelconcepten kunnen die problemen voorkomen worden. Kiwa werkt aan ontwikkelingen zoals de DeNutritor/ BiopROtector (een biofilter voor de beheersing van biofouling), het toepassen van biocides regen fouling en het Airo-concept, waar vervuiling en biofouling bestreden worden met luchtspoeling en een andere opsteliing van de modules. Andere zuiveringsconcepten waaraan gewerkt wordt, zijn osmotische MBR, Elector DeIonisatie en Capacitieve Deionisatie. Een aantal van deze ontwikkelingen zal op korte termijn beschikbaar zijn, voor anderen is een lange adem nodig. Ernst Covers van voedingsmiddelenproducent Cargill gaf aan dat hergebruik grenzen kent, zowel technisch als financieel. Uit een scenariostudie blijkt dat met twee stappen een zuiveringsrendement van meer dan 90 procent wordt bereikt, maar een hoger rendement wordt ingewikkeld en duur. Ook het laten indampen van de zouten in het afvalwater en eventueel hergebruiken is voorlopig nog te duur. Staalbedrijf Corus kampt met andere problemen. Het bedrijf is een grootverbruiker van water voor diverse doeleinden: 230 miljoen kuub per jaar. Het grootste gedeelte is zout zeewater dat eenmalig voor koeling wordt gebruikt. Uit onderzoek blijkt dat het innemen van dit water geen gevolgen heeft voor de fauna (vermalen van ingezogen vis, etc). Bij het lozen van dit water moet rekening worden gehouden met de temperatuur. Door een nieuwe beoordelingssystematiek van warmtelozingen is er iets meer ruimte voor deze lozingen. Ook kreeg het bedrijf te maken met de Best Available Techniques Reference-document, dat de vervuiling door koelinstallaties reguleert. Na een investering van ettelijke miljoenen heeft Corus dit op orde. Het schonere effluent heeft ook een positieve uitwerking op het (zoute) oppervlaktewater, dat schoner wordt. Dat heeft wel als gevolg dat de inlaatleiding voor het zoute koelwater langzaam vol groeit met mosselen, pokken en oesters. Dat laatste probleem is ook bekend bij energiebedrijf Electrabel. Het water dat gebruikt wordt voor de opwekking van de stoom moet zeer schoon zijn. Dat stelt
eisen aan de (voor)behandeling. Tjerk de Vries van het energiebedrijf voorziet dat in de toekomst steeds meer membraaninstallaties ingezet zullen worden. Het koelwater wordt minder gezuiverd, hier treedt dan ook ‘macrofouling’ op: vervuiling van het koelsysteem met mosselen, zeepokken en oesters. Dit kan bestreden worden met chloordosering, sterke temperatuursverhoging of het aanbrengen van biocoatings, waarop de dieren zich niet kunnen hechten. Rob Klaassen (Siemens) en Franco Moonen (Brabant Water) gingen in op de samenwerking van deze bedrijven op het gebied van (afval)waterhergebruik. Een voorbeeld is de waterkringloopsluiting bij aardappelverwerkend bedrijf Lamb Weston/Meijer. Hier wordt een aantal nieuwe technieken achter elkaar geplaatst:
fosfaatverwijdering met Anphos, stikstofverwijdering met NAS, deeltjesverwijdering met MBR en daarna omgekeerde osmose voor de deeltjesverwijdering. Een pilot moet uitwijzen of deze geschakelde technieken in de praktijk doen wat de theorie aangeeft. De laatste spreker was Henry van Straten (Shell). In Qatar wordt een fabriek gebouwd voor het vloeibaar maken van gas (GTL Gas To Liquid) die geen water nodig heeft, maar water oplevert. Als bijproduct van het GTL-proces ontstaat ‘nieuw’ water (nieuw in de waterkringloop), in dusdanige hoeveelheden dat de fabriek geen extern water nodig heeft. Na het opstarten van de fabriek is de verwachting dat ongeveer tien procent van het water overbodig is: de andere 90 procent van het water zal de fabriek nooit verlaten.
Milieu- en natuurbalans: beter, maar niet goed De maatregelen die voor de Kaderrichtlijn Water worden genomen, hebben een gunstige uitwerking op de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater. Maar gezien de huidige matige staat van het zoete water zullen de Natura 2000-gebieden niet op tijd aan de normen voldoen. Dat blijkt uit de Milieuen Natuurbalans die het Planbureau voor de Leefomgeving op 11 september aanbood aan minister Cramer.
I
n de Natuurbalans stelt het Planbureau dat het natuurbeleid doelmatiger kan uitpakken als meer gestuurd wordt op de realisatie van doelen tegen zo laag mogelijke (maatschappelijke) kosten. Dit kan worden bereikt door meer samenhang met andere beleidsterreinen, zoals water en ruimtelijke ordening. Door prioriteit te geven aan de nationale (maar ook internationale) unieke natuurwaarden, zoals de duinen, beken, moerassen en kwelders, verhoogt de doelmatigheid van het beleid verder. Sinds de jaren 70 verbetert de chemische toestand van het oppervlaktewater sterk. De ecosystemen laten de laatste decennia een gunstige ontwikkeling zien, maar over het algemeen genomen is de ecologische kwaliteit matig. De wateren die onder de KRW vallen hebben een kwaliteit van gemiddeld 40 tot 45 procent van de natuurlijke situatie. Als het voorgenomen beleid in het kader van de KRW wordt uitgevoerd, zal die kwaliteit in 2027 gemiddeld 50 tot 70 procent zijn. Dat is niet genoeg om alle doelen te halen. De doelen voor de Natura 2000-gebieden zullen ook
niet gehaald worden, waarmee Nederland niet voldoet aan de Europese eisen. Omdat de nadruk van de maatregelen voor de KRW vooral ligt op de inrichting van gebieden, maar de Natura 2000-gebieden vooral gebaat zijn bij maatregelen die zorgen voor minder nutriënten en een hoger grondwaterpeil, zijn aanvullende maatregelen nodig. In de Milieubalans stelt het PBL dan ook dat de fosfaatbelasting verder moet worden teruggedrongen. Het aanleggen van zuiveringsmoerassen zou kunnen helpen. Een andere optie is generiek mestbeleid, met name fosfaatbemesting volgens het bemestingsadvies. Positief is dat maatregelen om de klimaatverandering tegen te gaan potentieel goed voor natuur en milieu zijn. Maar niet alle natuurdoelen kunnen worden gehaald, omdat veiligheid voorop staat. Omgekeerd kunnen maatregelen om de natuur te verbeteren, zoals de Ecologische Hoofdstructuur, een bijdrage leveren aan waterberging. Voor beiden pleit het Planbureau voor meer samenhang in het beleid.
H2O / 18 - 2008
19
DIJKGRAAF WIM WOLTHUIS VAN VELT EN VECHT:
“Waterschap meer facilitair aan maatschappij” Terwijl het werk van de Deltacommissie veel aandacht van beleidsmakers en deskundigen opeist en terecht veel weerklank in de pers en in de vakbladen vindt, zijn er ook delen van Nederland die niet of nauwelijks beroerd worden door de vraag hoe wij Nederland op lange termijn veilig houden. Eén van die gebieden is het zuidoosten van Drenthe en het noordoosten van Overijssel, grenzend aan de Duitse deelstaat Nedersachsen. Het is het beheergebied van Waterschap Velt en Vecht, een jong waterschap dat eind jaren 90 tot stand kwam bij de vorming van de huidige integrale waterschappen in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel. Een gesprek over wat in dat gebied wél aan de orde is met dijkgraaf en ingenieur Wim Wolthuis, in het waterschapshuis in Coevorden aan het Stieltjeskanaal.
Welk stroomgebied beheert uw waterschap? “Wij beheren een deel van het stroomgebied van de Overijsselse Vecht. Het gehele stroomgebied omvat een kleine 400.000 hectare. Globaal kun je zeggen dat de helft daarvan in Duitsland ligt, de andere helft is verdeeld tussen Waterschap Regge en Dinkel en ons waterschap. Toen de discussie over de vorming van de integrale waterschappen gevoerd werd in de Provinciale Staten van Drenthe en Overijssel heeft men het niet aangedurfd om van het Nederlandse deel van het stroomgebied één waterschap te maken. Of dat nu ook nog de uitkomst zou zijn, betwijfel ik.” “Het beheergebied van Velt en Vecht is 90.000 hectare groot. De noordelijkste punt ligt bij Schoonoord en Odoorn. De waterscheiding van de Hondsrug loopt via Emmen naar Klazinaveen en Zwartemeer. Ons gebied volgt daar de grens met Duitsland tot Kloosterhaar en loopt dan naar Ommen en Dedemsvaart in het westen. Het laatste stuk Vecht, van Ommen tot het Zwarte Water, valt onder Groot-Salland. Op 1 januari 2000 zijn wij van start gegaan.” “Bij de uitwerking van de Kaderrichtlijn Water is het Nederlandse stroomgebied van de Rijn verdeeld in Noord, Midden, Oost en West. Wij vallen onder Rijn-Oost en werken daarin nauw samen met de waterschappen Reest en Wieden, Groot-Salland, Regge en Dinkel en het overwegend Gelderse Rijn en IJssel, zowel op het gebied van de beleidsbepaling als bij de uitvoering van dat beleid.”
Wat is de kenmerkende problematiek hier? “Onze grootste zorg is het regenwater. Wij liggen in hoog-Nederland, hebben geen primaire waterkeringen te beheren, wel de waterkeringen langs de Vecht. Het regenwater komt voor een deel uit het Duitse stroomgebied van de Vecht. Ons gebied is overwegend landbouwkundig ingericht. Natuurterreinen beslaan twaalf
20
H2O / 18 - 2008
procent van de totale oppervlakte; het totale stedelijk gebied ligt in dezelfde orde van grootte. Doel van ons beleid is beheersing van watertekorten en -overschotten. Voor het beheer is het tekort eigenlijk veel belangrijker dan het overschot. Droogte doet veel meer schade dan nattigheid, zowel aan de landbouw als aan de natuur. Het effect ervan is alleen veel moeilijker te zien; de verdroging sluipt naar binnen zonder dat je er echt erg in hebt. Wat wij ertegen doen, is het grondwaterpeil hoog houden en de Vecht weer meer laten meanderen. Het Nederlandse deel is in het verleden ingekort van 90 naar 60 kilometer. Die lengte maken wij weer groter. Consequentie is wel dat je dan bij regen ook eerder problemen krijgt en meer ruimte nodig hebt om het regenwater op te vangen. Die extra ruimte combineren wij met het versterken van de ecologische kwaliteit van dit gebied. Op haarvatenniveau doen wij in weze hetzelfde. Ook daar houden wij het water langer vast door watergangen te verbreden, oevers glooiend te maken, etc. Maar net als Meppel aan de zuidwestkant blijft Coevorden aan de zuidoostkant een putje waar al het water heen loopt. Wel is veel echte overlast te voorkomen.”
Heeft u succes met uw aanpak? “We streven ernaar om aan de maatregelen die we nemen een meerwaarde voor het gebied te geven. Ze moeten ook effect hebben voor de recreatie, het natuurbeheer, de landbouw of de woonomgeving. Een voorbeeld is de herinrichting van het Schoonebeekerdiep over 15 kilometer langs de grens met Duitsland. Dat is een traditionele, gestuurde, rechtgetrokken beek. Hij komt nu te lopen in een strook van 100 meter breed, die als een breed winterbed fungeert met bergingscapaciteit voor een miljoen kubieke meter water, met recreatieve voorzieningen zoals wandel- en fietspaden, vissteigers en kanoplaatsen. Door beperkt onderhoud van de vegetatie functioneert deze als stuw om het water af
te remmen bij hoogwater en vast te houden. Waar de bedding smal is, wordt de vegetatie intensiever beheerd, in de praktijk korter gehouden.” “Om zover te komen, heeft het waterschap de bevolking intensief bij het project betrokken, aan weerszijden van de grens. We hebben werkateliers gehouden. Omdat in Duitsland geen waterschappen bestaan overleggen we daar met de regionale overheden: de Kreisen en het Niedersächsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz, een soort waterstaat. De communicatie verloopt in het Engels, hoewel wij allemaal Duits kunnen spreken. Aan de andere kant van de grens spreken trouwens ook steeds meer mensen Nederlands. Bij de Vecht zelf doen wij in feite hetzelfde. Met de provincie Overijssel en Waterschap Groot-Salland hebben we in 1997 de Vechtvisie opgesteld. Streefbeeld is om stap voor stap te komen tot een halfnatuurlijke, maar wel veilige laaglandrivier. Een voorbeeld: in de Elsbeekpolder bij Oud-Bergentheim, gemeente Hardenberg (het project Mölnmarsch), worden naast een stuw nieuwe meanders in de Vecht aangebracht. Daarnaast ontstaat extra waterberging en vervallen stenen oevers. Bedoeling is dat het nieuw ingerichte gebied beheerd wordt door particulieren, door agrariërs met wie wij afspraken maken. Het is een experiment om te zien of de bestaande stuw kan vervallen. De oude loop van de Vecht blijft voorlopig nog intact, want het is een proef.”
Liggen er in uw gebied ook hoogvenen? “Op de grens ligt het Bargerveen, een Natura 2000-gebied. Aan de Duitse kant wordt het veen nog steeds afgegraven. Daar lopen nog concessies, ook van Nederlandse bedrijven. Aan de noord- en de westkant waren al veel bufferende maatregelen genomen om het gebied in stand te houden en veengroei te stimuleren. Voor de zuidkant is er nu ook een bufferzone ontworpen om het water vast te houden en het grondwaterpeil hoog. Als die is ingericht, hebben we alles gedaan wat we kunnen doen. Over hoe dat zou moeten is 30 jaar discussie gevoerd. Maatregelen doen pijn, omdat ze landbouwgrond kosten. Maar we zijn er nu uit. Dat is belangrijk, want dat geeft de mogelijkheid om het overblijvende landbouwgebied verder te optimaliseren.”
Wij hebben het nog niet over de zuiveringstaak gehad. “Groot verschil met andere waterschappen is dat Velt en Vecht slechts van 300.000 v.e. het afvalwater te verwerken heeft. Het gebied is relatief dun bevolkt. Investeringen kunnen maar over weinig eenheden verdeeld worden. Op dat gebied zijn we dus één van de duurste waterschappen. Velt en Vecht telt zeven rwzi’s, waaronder één grote voor Emmen en omgeving. De zuivering verder concentreren biedt ook geen voordelen, want de kosten van extra transport zijn hoger dan de voordelen van het opheffen van installaties. We proberen zo efficiënt mogelijk te werken. Vooral door gemeenten te stimuleren om zoveel mogelijk
interview “Waterschap Velt en Vecht telt 160 fte’s. Bij het waterschap werken ongeveer 200 mensen. Deze formatie proberen we strak aan te houden. Dat is niet eenvoudig, want de intensivering van de relatie met de gemeenten en de provincies op het gebied van de ruimtelijke ordening vraagt steeds meer mankracht. We nemen steeds meer verantwoordelijkheid waarvoor meer en andere mensen nodig zijn. We worden steeds meer faciliterend aan de maatschappij, wat ons werk ook boeiender maakt.” “De relatie met Duitsland is hier een bijzondere uitdaging. De noodzaak om te investeren in de relaties met mensen ervaar ik daarbij heel sterk. Ook daar begint ons streven om niet alleen een waterbril op te zetten, maar ook naar gebiedsontwikkeling te kijken, aan te slaan.”
Wat verwacht u van de nieuwe verkiezingen? “Ik ben altijd voorstander van een lijstenstelsel geweest. Lijsten van organisaties zijn herkenbaarder dan personen, die je toevallig moet kennen. Dat nu ook politieke partijen meedoen, kan het voordeel hebben dat het waterbeheer meer bewust in de politiek verankerd wordt. Ik verwacht weinig inhoudelijke verandering. Het blijft waterbeheer. Ik verwacht wel meer debat in de besturen. Ik vind dat we wel naar het middenbestuur als geheel zouden moeten kijken. De rol van Europa wordt steeds groter; 70 procent van de wet- en regelgeving komt daar vandaan. Je zou kunnen denken aan een aantal landsdelen waarin je de waterschapstaken met de resterende provinciale taken onderbrengt, gebaseerd op waterlandkundige grenzen. Handhaving van de huidige, historisch bepaalde, provinciegrenzen daarbij zou een slechte zaak zijn.”
Welke ontwikkelingen verwacht u hier in de toekomst? regenwater af te koppelen. Dan hoeven we minder relatief schoon water te behandelen, functioneert de zuivering beter, vinden minder overstortingen plaats en kunnen we uitbreidingen voorkomen, hetgeen kosten bespaart.” “Met de gemeenten hebben we afvalwateroptimalisatiestudies opgezet, waarin gekeken is welke gebieden af te koppelen zijn. We bieden daarbij financiële ondersteuning: twee à vijf euro per vierkante meter verhard oppervlak, dat afgekoppeld wordt. Qua nitraat- en fosforverwijdering zitten we goed: ruim boven de landelijke norm met 85 à 90 procent reductie.”
Wat was uw loopbaan tot dusverre? “Ik ben in 1949 in Dedemsvaart geboren. Ik woon daar nu nog. In Deventer heb ik de Hogere Landbouwschool gevolgd, gespecialiseerd op de tropen, maar ook met een Nederlandse tak. Samen met mijn broer heb ik daarna 30 jaar een veenkoloniaal akkerbouwbedrijf gehad van 160 hectare. We teelden voederbieten, granen, aardappelen, graszaad en grove tuinbouwproducten. Omdat wij geen van
beide opvolgers hadden en mijn broer zeven jaar ouder is dan ik, zijn wij er acht jaar geleden mee gestopt. Ik was toen benoemd tot dijkgraaf van dit nieuwe waterschap. In 1975 ben ik lid van het algemeen bestuur van het Waterschap Het Ommerkanaal geworden, een klein kwantiteitswaterschap. In 1988 ben ik daar benoemd tot voorzitter, een functie van een halve dag per week. In 1991 zijn we gefuseerd tot het Waterschap De Vechtlanden, 30.000 ha groot, voor Hardenberg en omstreken. In die tijd was ik ook bestuurslid van het Zuiveringschap West-Overijssel. Toen de nieuwe waterschappen gevormd werden, heb ik op deze functie gesolliciteerd. Als jongen voelde ik mij altijd al aangetrokken tot de weg- en waterbouw. Dat kwam er niet van, maar na 30 jaar landbouw voel ik mij hier helemaal op mijn plaats.”
Was het geen grote overgang voor een zelfstandig ondernemer? “Dat was het zeker. Ik ben een erg pragmatisch iemand. Ik ben voor overleg, maar niet voor eeuwig polderen. Er moeten soms knopen worden doorgehakt.”
“Met de collega-waterschappen in Rijn-Oost zullen we zeker tot nog meer samenwerking komen. Sinds twee jaar kennen we in Zwolle een gezamenlijke belastingdienst, Loco Census, die goed loopt en een behoorlijk besparing oplevert. Een gemeenschappelijke regeling die ook open staat voor deelname van gemeenten. Met Waterleiding Maatschappij Drenthe hebben we de b.v. NieuWater opgericht, die per dag 40.000 kubieke meter water gaat leveren aan de NAM voor de aardoliewinning. Door de stijgende olieprijzen is het rendabel geworden om met behulp van stoominjectie olie te winnen uit steenlagen op 800 á 1000 meter diepte. Die stoom wordt horizontaal geïnjecteerd in de steenlagen. Het vuile water dat erbij ontstaat, wordt door de NAM teruggepompt in oude gaswinningen. We gebruiken het effluent van rwzi Emmen als grondstof en werken dat verder op totdat het voor de stoomproductie gebruikt kan worden. De bouw van de waterfabriek start eind dit jaar. In 2010 moet het olieveld weer productief worden.” Maarten Gast
H2O / 18 - 2008
21
Geld voor het weer zichtbaar maken van de Keutelbeek Waterschap Roer en Overmaas stelt 4,2 miljoen euro beschikbaar voor het weer openmaken van de Keutelbeek in Beek. De gemeente Beek moet het restant van de aanlegkosten betalen, eventueel aangevuld met subsidies. Als de gemeenteraad hiermee instemt, is de uitvoering in financiële zin verzekerd.
H
et open maken van de Keutelbeek is één van de maatregelen om in Beek de wateroverlast op straat tegen te gaan, die ontstaat bij hevige regenbuien, zoals afgelopen juni. Andere maatregelen zijn de aanleg van waterbuffers in het buitengebied en afkoppeling van hemelwater bij gebouwen. In het verre verleden liep de Keutelbeek als open beek door de kern van Beek. Toentertijd was de beek niet veel meer dan een open riool. Zoals op veel plaatsen in Limburg is er voor gekozen om op een zeker moment de beek te overkluizen: de beek werd door een gesloten leiding geleid. Riolering en overkluizing zijn vervolgens geleidelijk aan met elkaar verweven, met als gevolg dat de overkluizing nu volledig onderdeel uitmaakt van het gemeentelijk rioolstelsel. De afvoeren van het beekwater en de riolering zijn aangesloten op de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Waterschap Roer en Overmaas wil de beek weer laten meanderen en de overkluizingen weghalen om zo de natuurlijke afvoer van de beek te herstellen. Niet heel de Keutelbeek zal worden opengemaakt. Vorig jaar hebben omwonenden kunnen aangegeven wat de ligging moest worden van de beek en hoe die er globaal uit moest komen te zien. Voor de financiering van het voorkeurstracé door de kernen Beek en Neerbeek hopen het waterschap en de gemeente, naast hun eigen bijdrage volgens de verdeelsleutel tweederde waterschap, eenderde gemeente Beek, ook nog op een subsidie van het Rijk. Gemeente en waterschap zetten in op een gefaseerde aanleg van de open Keutelbeek. Het is lang stil geweest rond de plannen om de Keutelbeek grotendeels open te maken. Werkateliers en adviezen van een klankbordgroep leidden tot varianten van het tracé van een (grotendeels) open Keutelbeek. Deze varianten zijn uitgewerkt en technisch beoordeeld en vooral ook financieel doorgerekend. Ook zijn voor de bestuurlijke besluitvorming diverse mogelijkheden doorgerekend en in beeld gebracht, zoals het combineren met (door de gemeente geplande) rioolvervangingen. Daarnaast wilde het waterschap
22
H2O / 18 - 2008
een tussentijdse terugkoppeling naar het bestuur en op voorhand een besluit van het algemeen bestuur over de hoogte van de beschikbaar te stellen financiële middelen. De gemeenteraad van Beek neemt definitief een besluit na een nog te houden draagvlakonderzoek onder de burgers van de gemeente.
Natuurherstel in Peel en Maasvallei Waterschap Peel en Maasvallei is druk bezig met natuurherstel in haar beheergebied. Zo wordt het natuurlijke karakter van de beek de Swalm hersteld en gaat het waterschap een scherm plaatsen in natuurgebied De Groote Peel om verdroging tegen te gaan.
H
et waterschap plaatst een ondoorlatend scherm in de grond aan de zuidwestkant van De Groote Peel. Het scherm moet het weglekken van grondwater sterk afremmen. Het waterpeil kan hierdoor in dit deel van het natuurgebied met twee tot tien centimeter stijgen, afhankelijk van plaats en jaargetijde. Het scherm is noodzakelijk om het levend hoogveen in de zuidwesthoek van het natuurgebied te herstellen. De hoogveenplanten hebben in droge jaren sterk te lijden onder verdroging. Met behulp van de speciaal geconstrueerde bronbemalingsmachine, uitgerust met een arm die is voorzien van een kettinggraver, wordt een smalle sleuf gegraven. De graafarm is uitgerust met een geleide constructie waarmee een speciaal geprepareerde rol folie als een scherm over 1,7 kilometer verticaal in de grond wordt aangebracht. Het scherm is 3,3 meter diep. Voordat de grondwerkzaamheden kunnen plaatsvinden, wordt de grond onderzocht op munitie. Van omwonenden kwam het signaal dat er mogelijk nog explosieven liggen. Volgens archiefmateriaal is het mogelijk dat op deze plek antitankgeschut heeft gestaan.
De Swalm De Swalm is een vrij meanderende beek met
een hoge landschappelijke en ecologische waarde. De beek ontspringt in Duitsland en stroomt ten noordwesten van de kern van Swalmen uit in de Maas. In de jaren 30 is een stuw aangelegd in de Swalm om een gedeelte van het water naar een zwembad te leiden. In de jaren 90 legde het waterschap een vistrap aan om de stuw heen. Volgens de huidige normen functioneert deze niet goed. Ook passen de stuw en de vistrap niet in het natuurlijk karakter van de Swalm. Daarom gaan deze verdwijnen. Om de vismigratie te verbeteren en het natuurlijke karakter van de Swalm te herstellen, maken ze plaats voor 520 meter extra meanderende Swalm. Hiervoor wordt een strook bos van de gemeente Roermond van ongeveer negen meter breed geveld. Waardevolle bomen, zoals eiken en beuken, worden gespaard. Door het verwijderen van de stuw moeten maatregelen worden genomen om de waterstand in de omgeving op peil te houden. Dat gebeurt door het aanbrengen van een aanvoerleiding vanuit een hoger liggend gedeelte van de Swalm. Dit beschermt ook het achterliggende natuurgebied tegen verdroging, waardoor het leefgebied van de zeggekorfslak niet wordt aangetast. Op 22 september beginnen de werkzaamheden, die volgens planning tot medio november duren.
Waterschap Peel en Maasvallei gaat circa 1.000 dijkpalen met plaatsbepaling neerzetten. De nummering op de palen zorgt voor herkenbaarheid bij onderhoud, inspectie en calamiteiten. Doordat de dijkpalen worden voorzien van een nummerplaat met logo, telefoonnummer en internetpagina van het waterschap, wordt de dijk herkenbaar. De nummering van de dijkpalen is opgebouwd uit twee getallen met een punt ertussen, bijvoorbeeld 78.043. Het eerste getal duidt de dijkring aan; het getal achter de punt geeft de hectometerring aan. De onderlinge afstand van de dijkpalen bedraagt 100 meter. Het beheergebied van Waterschap Peel en Maasvallei is verdeeld in 25 dijkringen.
Nieuw natuurgebied in Afferden Waterschap Peel en Maasvallei en de gemeente Bergen ontwikkelen gezamenlijk een natuurgebied van zes hectare in het beekdal van de heringerichte Eckeltsebeek.
H
et beheer wordt op een zo natuurlijk mogelijke wijze uitgevoerd. Daarvoor is een lokale melkveehouder aangewezen. Alleen als calamiteiten dreigen voor het beekpeil, grijpt het waterschap in met machines.
In 2005 heeft het waterschap de middenloop van de Eckeltsebeek heringericht. In het voorjaar van 2007 is een zijtak, de Horsterbeek, opnieuw ingericht. Het waterschap bereidt nu de inrichting van de monding van de beek bij de Maas voor. Deze zal binnen enkele jaren uitgevoerd worden. Als de herinrichtingen klaar zijn, ligt er een natuurlijke verbinding van de Duitse grens tot aan de Maas waarlangs dieren en planten zich kunnen verplaatsen.
De ondertekening van de overeenkomst vorig jaar oktober. V.l.n.r. melkveehouder Ger Roersch, Jan Classens van Waterschap Peel en Maasvallei en burgemeester Klaverdijk van de gemeente Bergen (foto: Foto Ingrid, Bergen).
actualiteit Herstel watersysteem Maashorst Waterschap Aa en Maas is van plan het oorspronkelijke watersysteem van het gebied de Maashorst te herstellen door zoveel mogelijk gebiedseigen water vast te gaan houden in het centrale deel ervan. De toename van de grondwatervoorraad die hierdoor zal optreden, heeft een gunstig effect op zowel de natuurgebieden als de landbouw.
D
at staat in de watervisie die het waterschap onlangs voor de Maashorst opstelde en die het momenteel presenteert aan belangstellenden. Bewoners, gebruikers en liefhebbers van de Maashorst hebben hun aanvullingen op de visie inmiddels kunnen geven. Zij ijveren voor het opzetten van een monitoringmeetnet en het plaatsen van kleine landbouwstuwen. Ook was er veel aandacht voor grondverwerving. De Maashorst ligt in een bocht van de Maas vlakbij Uden en vormt één van de grootste aaneengesloten natuurgebieden van Noord-Brabant. Eén van de problemen die daar speelt, is een te lage grondwaterstand. Waterschap Aa en Maas treft nu al kleinschalige anti-verdrogingsmaatregelen, zoals het plaatsen van extra stuwen en het verhogen van de slootbodem. Met de watervisie moet het grondwaterprobleem op een structurele manier worden opgelost. Na behandeling door het algemeen bestuur van Aa en Maas eind dit jaar zal de watervisie definitief worden vastgesteld.
Ecologische verbindingszone langs de Aa Langs de rivier de Aa, ter hoogte van landgoed Zwanenburg, is een gemiddeld 25 meter brede ecologische strook ingericht voor flora en fauna. Bovendien is een vispassage aangelegd. Door het graven van een nieuwe waterloop kan straks ook de Kilsdonkse molen weer van water worden voorzien. Waterschap Aa en Maas heeft deze werkzaamheden onlangs afgerond.
Waterschap Aa en Maas legde de groene zone aan in opdracht van de Provincie Noord-Brabant. De kosten voor het project bedragen circa 1,3 miljoen euro en zijn gedragen door Ceres, Provincie Noord-Brabant, DLG, Waterschap Aa en Maas, de gemeente Bernheze en de landgoedei-
genaar. Ceres draagt bijna de helft van de totale projectsom bij door gebruik te maken van een subsidie van de Europese Unie voor de ruimtelijke, economische en sociale versterking van het noordoostelijk deel van Noord-Brabant.
D
e ecologische verbindingszone bij Zwanenburg toont hoe natuur en recreatie op een goede manier gecombineerd kunnen worden. Door de aanleg van de groene zone worden de natuurwaarden versterkt. Daarnaast zorgen de Kilsdonkse Molen en de landschapsverbetering voor een aantrekkelijk gebied, met veel mogelijkheden voor recreatie. Zo lopen wandel- en fietspaden via de bestaande lanen door en langs het projectgebied. Het gebied is zodanig ingericht dat de natuur hierbij niet verstoord wordt.
H2O / 18 - 2008
23
Extra rijksbijdrage voor regionale watermaatregelen Het kabinet stelt in totaal rond de 115 miljoen euro beschikbaar voor regionale maatregelen die de waterkwaliteit verbeteren of de kans op wateroverlast verminderen. Alle zeven deelstroomgebieden ontvangen geld voor een programma waarin de verschilende regionale en lokale partijen samenwerken. Hiertoe moesten de Regional Bestuurlijke Overleggen (RBO) hun programma’s of projecten vóór 1 mei indienen.
H
et kabinet hoopt met deze bijdrage synergetische maatregelen te stimuleren. De plannen moeten gekoppeld zijn aan KRW-gerelateerde maatregelen die voor 2015 zijn afgerond, maar ook andere doelen op watergebied realiseren. Het Rijk draagt maximaal 30 procent van de kosten van een programma bij. Staatssecretaris Huizinga heeft een indicatieve verdeling gemaakt van de 115 miljoen euro over de zeven deelstroomgebieden: Rijn-West en Maas 25 miljoen euro, Rijn-Noord, -Oost en -Midden krijgen 17,5 miljoen euro en Nedereems en Schelde tenslotte 6,25 miljoen. De beoordelingscommissie toetst de projecten op een aantal criteria. Per project moeten bijvoorbeeld meerdere partijen samenwerken, waarvan minstens één overheidsinstantie. Het programma moet éénmalige, fysieke ingrepen betreffen, die bijdragen aan de KRW en minstens één ander rijksdoel. Ook moeten de projecten zijn opgenomen in het eerste stroomgebiedsbeheerplan.
Oost-Nederland Het ministerie van Verkeer en Waterstaat kende 17,5 miljoen euro aan 14 projecten in het deelstroomgebied Rijn-Oost, dat de hele provincie Overijssel en een deel van de provincies Drenthe en Gelderland omvat. De projecten moeten de kwaliteit van het water in Oost-Nederland verbeteren. De 63 samenwerkende partijen binnen het deelstrooomgebied Rijn-Oost hebben 14 projecten verspreid over het gehele gebied ingediend voor de rijksbijdrage. Verschillende projecten kunnen nu van start gaan. Deze bestaan uit werkzaamheden aan de Reest in Noordwest-Overijssel (zie kader), de Dinkel in Twente, de Soestwetering in Salland, de Vecht, De Bovenslinge in de Achterhoek en de Oude IJssel in de Liemers. Bij deze projecten vindt herstel van beken en rivieren plaats, verlegging van dijken of herinrichting van gronden. Ook worden stuwen aangepast, zodat ze passeerbaar zijn voor vissen.
Hermeandering van de Overijsselse Vecht moet de kans op overstromingen verkleinen (foto: Aart Sander).
Reestdal De ministerraad is net voor het zomerreces akkoord gegaan met de verstrekking van 3,3 miljoen euro subsidie voor de uitvoering van twee grote waterbeheerprojecten van het Waterschap Reest en Wieden in het Reestdal en rond de Vledder Aa. Beide projecten richten zich op bescherming tegen wateroverlast, bestrijding van verdroging, verbetering van de kwaliteit van het water en de natuur en verbetering van de productieomstandigheden in de landbouw. Het waterschap voert in het Reestdal beekherstel uit over een lengte van 25 kilometer. De loop van de rivier wordt op een aantal plaatsen versmald of juist verbreed en er wordt meer waterberging gerealiseerd, vooral in combinatie met natuurontwikkeling. Hierdoor kan het oorspronkelijke karakter van dit beekdal behouden blijven. Het moet ook wateroverlast in stedelijk gebied voorkomen. Het waterschap past verder twee stuwen aan, zodat vissen kunnen passeren. Ook het gebied waar de Reest Meppel binnenkomt, valt binnen dit project. De stadsrand van Meppel wordt gedeeltelijk opnieuw ingericht. Het waterschap werkt bij dit project nauw samen met de gemeente Meppel. Het herstel van de Vledder Aa moet bijdragen tot het bereiken van een goede ecologische toestand die hoort bij deze halfnatuurlijke laaglandbeek. Reest en Wieden past hier verschillende inrichtingsmaatregelen toe, zoals de aanleg van zowel steile als flauwe oevers, het aanpassen van de waterdiepte en stroomsnelheid en de aanleg van ondiepe laagten naast de beek.
Auteursvermelding Bij het artikel over biologische ontijzering in H2O nr. 16 zijn de auteurs en werkgevers niet helemaal juist vermeld. David de Ridder werkte voor Kiwa Water Research en is momenteel werkzaam bij TU Delft en Vewin. Joost Kappelhof werkt inmiddels bij Waternet. Van het Waterlaboratorium Noord werkte Jantinus Bruins mee aan het verhaal en van Pidpa Koen Huysman.
24
H2O / 18 - 2008
!QUATECH 3TAND (AL
2OSSMARK 7ATERBEHANDELINGINSTALLATIES
2OSSMARK 7ATERBEHANDELING BV #ELSIUSSTRAAT 0OSTBUS "' %DE 4 &