het
Waterschap
T i j d s c h r i f t
v o o r
w a t e r s c h a p p e n
e n
w a t e r b e h e e r
Minister Schulz van Haegen Nu de uitwerking Klimaatbestendige stad Toenemende aandacht Meerlaagsveiligheid Lerende evaluatie
Thema
Ruimtelijke adaptatie Juli/Augustus 2015
7/8
Ambtenaren! “Een bijzonder aardig idee, dat voortreffelijk is uitgewerkt. Ik vond vooral de wat minder bekende thema’s en de daarbij behorende ambtenaren fascinerend. Denk aan de introductie van de postzegel, de Amsterdamse gemeentegiro of het gemeentelijk archiefbeheer.” maarten van rossem, historicus
isbn 978 90 12 39560 1 samenstelling: Jeroen Pepers en, Davied van Berlo
Speciale actieprijs voor ambtenaren ¤ 9,95*
*Actie geldig tot eind 2015
200 jaar werken aan Nederland in 100 portretten Ambtenaren! 200 jaar werken aan Nederland in 100 portretten gunt een unieke blik in de geschiedenis van Nederland, een kijkje achter de schermen van de belangrijkste momenten van 200 jaar koninkrijk. Nederland heeft de afgelopen 200 jaar hoogte- en dieptepunten gekend. Hoewel vaak onzichtbaar speelden bij veel van die momenten ambtenaren een cruciale rol. Dit boek brengt die rol eindelijk aan het licht.
Meer informatie op sdu.nl/ambtenaren
COLOFON
INHOUD
Het Waterschap is het officiële orgaan van de Unie van Waterschappen. Het is een onafhankelijk tijdschrift dat op zakelijke en informatieve wijze ingaat op de werkgebieden van de waterschappen en de belangengroepen daaromheen.
06 Schultz van Haegen over ruimtelijke adaptatie
VERSCHIJNINGSFREQUENTIE
In een interview met de minister stelt zij dat de tijd rijp is om water en ruimtelijke ordening te integreren. “Ik vind dat we nog meer integraal en gebiedsgericht moeten gaan werken en water en ruimtelijke ordening nog beter moeten verbinden. Het kan bijdragen aan een groter draagvlak voor projecten, snellere processen, en meer robuuste en kosteneffectieve oplossingen.”
10 x per jaar HOOFDREDACTIE
Cees Meijer REDACTIE
Andy Krijgsman Ruud van Heel Roelof Hoving Eric Keizer Pia Schrijnemakers Pierre de Vries Bert Nijveld (eindredactie)
08 Climate Proof Cities
REDACTIEADRES
Postbus 20025, 2500 EA Den Haag tel. 070-378 92 54
[email protected] website: www.sdu.nl/water
Het vierjarige onderzoeksprogramma Climate Proof Cities heeft veel kennis opgeleverd om steden voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Vijf lessen die uit het programma zijn te halen.
UITGEVER
Dineke Sonderen, Sdu Uitgevers bv ABONNEMENTEN
Abonnementsprijs: € 117,- excl. BTW per jaar. Losse nummers: € 9,95 excl. BTW. Abonnementen kunnen schriftelijk worden aangevraagd. Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht.
Nederland is niet het enige land dat zich voorbereid op de gevolgen van klimaatverandering. De discussie vindt ook elders in Europa plaats. Een schets van de stand van zaken.
Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel: 070-378 98 80, fax: 070-378 97 83, www.sdu.nl/service ADVERTENTIES
VORMGEVING
SD Communicatie, Rotterdam DRUK
Wilco © Sdu Uitgevers BV, Den Haag, 2015 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN 13804251
EN VERDER 05 10 15 18 22 24
Commentaar Adaptatievoorbeelden De Politicus Meerlaagsveiligheid Het Debat Bestrijden exoten
28 30 31 32 33
3
Projectoverdracht Schatten van de schappen Weg- en waterbouw Maestr’eau Waternieuws
Het Waterschap
Bureau Van Vliet bv, Postbus 20, 2040 AA Zandvoort, tel. 023-571 47 45, fax: 023-571 76 80
[email protected] www.sduadverteren.nl
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
20 Klimaatadaptatie in internationaal verband
Wanneer u werkzaam bent bij een van de waterschappen hebt u wellicht recht op een gratis abonnement op Het Waterschap. Om te zien of u hiervoor in aanmerking komt, neemt u contact met Sdu Klantenservice of gaat u naar Het Waterschap via www.sdu.nl/water.
26 Netcentrisch rampen bestrijden De veiligheidsregio’s in Nederland werken al langer netcentrisch, maar in de waterschapswereld is het begrip relatief nieuw. Waterschap Rivierenland deed ervaring op tijdens een rampenoefening.
Foto cover Robbert Goddyn
Speciaal voor abonnees!!!
Nu ook op Android!
Het Waterschap altijd op alle devices raadpleegbaar via nieuwe mobiele website • Vanaf vandaag zijn de redactionele artikelen, archief, actueel nieuws en vacatures ook benaderbaar vanaf een niet-Apple device. • Op basis van uw persoonlijk abonnement op Het Waterschap heeft u gratis toegang tot deze nieuwe mobiele website: www.waterschapapp.nl • Binnen 10 werkdagen ontvangt u per post uw persoonlijke inlog.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Sdu Klantenservice, tel. 070 – 378 98 80 of via www.sdu.nl/service
Kijk voor meer informatie op www.sdu.nl
COMMENTAAR
De stad is nog niet af…
Tijd voor bezinning van de plannenmakers dus. Of in hun eigen beleidstaal: ‘voor een nieuw handelingsperspectief voor gebruikers, investeerders en overheden.’ De nieuwe bezieling wordt gevonden in het samen met anderen nadenken en werken aan de ruimtelijke ordening van Nederland. Niet meer van bovenaf, maar veel meer samen met bewoners, investeerders, bedrijven en bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, werken aan het Nederland van de toekomst. En daarbij ook veel meer luisteren naar waar zij denken dat we in de toekomst behoefte aan hebben.
Voor de waterschappen is het belangrijk goed aangehaakt te zijn bij alle discussies over het ruimtelijk beleid die nu plaatsvinden. Veel van onze plannen en uitwerkingen vragen een inpassing in de kaders en regels van gemeente en provincie. In een vroeg stadium aan tafel zitten, helpt daarbij zeer. Dat vraagt om een alerte gemeente en provincie en een alert waterschap. Maar het vraagt meer van ons als waterschappen en soms ook lastige afwegingen. Algemeen wordt ervan uitgegaan dat de trek naar de stad en de groei van de steden de komende decennia door zal gaan. Tevens groeit het besef dat de grootste opgaven in het watersysteem, juist in die stedelijke gebieden liggen. Wateroverlast in een grote stad kan voor enorme schadeposten zorgen. Een regenbui zoals vorig jaar in Kockengen zou in steden als Amsterdam, Rotterdam en Utecht voor honderden miljoenen aan schade hebben gezorgd.
Een aanpak die dit moet voorkomen, vergt samenwerking van veel partijen. Met de gemeente aan het roer. Maar ook met een rol voor het waterschap. Welke rol, daar zijn we nog niet helemaal uit. Alleen als adviseur van de gemeente? Vooral gericht op het voorkomen van teveel water op onze zuiveringen? Of ook als investeerder en aanjager van veranderingen. Die discussie is binDe stelling dat Nederland ‘af ’ is, valt ook eenvoudig nen de Unie nog niet af. We hebben er te weerleggen. Klimaatverandering vraagt om antwoorden op een stijgende zeespiegel, hittestress in de veel en uitvoerig over gesproken, maar de echte besluitvorming moet nog beginstad en meer extreme lokale regenval. De eindigheid nen. van energie maakt dat we gebouwen veel zuiniger moeten ontwerpen en bestaande gebouwen opnieuw Albert Vermuë, moeten isoleren. Bevolkingskrimp vraagt een doordachte strategie hoe met afnemend financieel draag- algemeen directeur Unie van Waterschappen vlak en leegstaand om te gaan. En willen we onze welvaart behouden, zullen we als vestigingsplaats voor bedrijven aantrekkelijk moeten blijven. Allemaal ruimtelijke opgaven.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Inmiddels zijn we minder van de planning. Ruimtelijke ordening is grotendeels gedecentraliseerd naar provincies en gemeenten. De nieuwe woonwijken en nieuwe natuur zijn lang niet bij iedereen populair. De nu optredende krimp in sommige regio’s was blijkbaar door de plannenmakers niet voorzien. Gevoegd bij een economische crisis die een gat heeft geslagen in de begrotingen van vrijwel alle overheden een ideale mix om de stelling aan te houden dat Nederland langzamerhand wel af is.
Dat bij het nadenken over ‘ruimte’ de relatie met water een belangrijke rol speelt, zal niemand verbazen. Het Deltaprogramma is één van de grootste verbouwingen van Nederland in de komende jaren. Naast de risico’s die we via sterkere dijken en kunstwerken aanpakken, biedt water ons land ook veel kansen. Als drager voor een leefbare stad, als bron van energie, als productiefactor voor landbouw en transport. En als aantrekkelijke factor voor toerisme en recreatie.
5 Het Waterschap
Wie maakt Nederland? Dat is de centrale vraag waarover een jaar lang intensief gesproken, nagedacht en gediscussieerd wordt in het Jaar van de Ruimte. Vijfentwintig jaar geleden verscheen de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINO) met later zijn bekendere toevoeging Extra (VINEX). De wereld zag er toen nog overzichtelijk uit: het Rijk deed aan ruimtelijke planning en bepaalde dat er meer woningen gebouwd moesten worden. Daar hebben we de befaamde VINEX-wijken aan te danken. Er was meer natuur wenselijk en de Ecologische Hoofdstructuur werd ruimtelijk ingetekend. Ook waren nieuwe wegen noodzakelijk. Het Rijk bepaalde, medeoverheden en de markt voerden uit.
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Minister Schultz van Haegen over het Deltaprogramma:
“Het gaat nu om de uitwerking” Op Prinsjesdag vorig jaar verscheen het Deltaprogramma 2015: de uitkomst van een jarenlange zoektocht van alle overheden, met betrokkenheid van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, naar de beste manier om de toekomstige gevolgen van klimaatverandering voor de waterhuishouding op te vangen. Het resultaat: vijf Deltabeslissingen en zes regionale voorkeursstrategieën. Een gesprek met de minister hierover.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
DOOR WILLEM JAN GOOSSEN
Het Waterschap
6
Bij de presentatie van de Deltabeslissingen zei u dat er nu echt op een nieuwe manier gewerkt kan worden aan onze delta. Wat bedoelt u daarmee? k bedoel dat de tijd rijp is om water en ruimtelijke ordening te integreren. Water speelt in Nederland overal een belangrijke rol en is sterk verweven met maatschappelijke vraagstukken rond veiligheid, voedselvoorziening en energiewinning. Die vraagstukken stellen ons voor de permanente opdracht om te zoeken naar slimme, betaalbare oplossingen. De afgelopen tien jaar hebben we belangrijke stappen gezet om de wateropgave beter af te stemmen op andere functies, zoals wonen, transport, natuur en zandwinning. De programma’s Ruimte voor de Rivier en Waterbeheer 21e eeuw laten zien dat hier veel kansen liggen. Ik vind dat we nog meer integraal en gebiedsgericht moeten gaan werken en water en ruimtelijke ordening nog beter moeten verbinden. Het kan bijdragen aan een groter draagvlak voor projecten, snellere processen, en meer robuuste en kosteneffectieve oplossingen.”
“I
Hoe denkt u dit te gaan bereiken? “De kern van het Deltaprogramma is dat alle partijen samen de opgave onderzocht hebben, gezamenlijk de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën hebben geformuleerd en nu ook gezamenlijk aan de lat staan voor de implementatie. Daarbij neemt elke partij zijn eigen verantwoordelijkheid. Zo legt het Rijk de nieuwe waterveiligheidsnormen vast in de wet. Samen met de waterschappen zorgen we voor budget om de komende jaren de waterkeringen te versterken en mee te groeien met de stijgende zeespiegel en de toename
Schultz van Haegen: “De kennis over strategieën en maatregelen is er”
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Integratie van water en ruimte is ook een van de thema’s van het Jaar van de Ruimte. Wat verwacht u daarvan? “Ik verwacht dat het Jaar van de Ruimte concrete resultaten oplevert die Nederland verder helpen. Die ons nieuwe inzichten geven en ruimte voor ontwikkeling bieden. Ik hoop dat mensen uit het waterdomein en ruimtelijk domein dit speciale jaar benutten om met elkaar te praten over hoe je verschillende functies in de stad combineert. Het is helaas nog niet vanzelfsprekend dat mensen uit de verschillende beleidsdomeinen elkaar opzoeken en samen kijken naar mogelijkheden voor water in de stad. Daar ligt ook een uitdaging voor de waterschappen. Dat er dit jaar al een paar bijeenkomsten zijn geweest waar ideeen zijn gewisseld, stemt me hoopvol. Ik ben benieuwd met welke voorstellen zij komen voor het manifest dat in december wordt gepresenteerd.” Meekoppelen is een belangrijk principe van het Deltaprogramma. Wat bedoelt u daarmee? “Als er in een gebied plannen zijn om de waterveiligheid te verbeteren, kun je kijken of dat te koppelen is aan andere doelstellingen, bijvoorbeeld op het gebied van natuur, recreatie, gebiedsontwikkeling, economie of bereikbaarheid. Op die manier worden ruimtelijke kansen
benut en maatregelen slim, kosteneffectief en met ruimtelijke kwaliteit uitgevoerd. Dit gebeurt al bij projecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. In Katwijk is bijvoorbeeld een parkeergarage gecombineerd met een duin. En in Dalfsen is de waterveiligheidsopgave gekoppeld aan woningbouwontwikkeling en recreatie aan de oevers van de Vecht. De wateropgave die voortkomt uit het veranderende klimaat kan meegekoppeld worden met andere opgaven, zoals gebiedsontwikkeling, de aanleg van infrastructuur en de inrichting van openbaar groen. Dit heet mainstreaming. Op steeds meer plaatsen worden adaptatiemaatregelen getroffen om wateroverlast in de stad tegen te gaan. Rainproof Amsterdam is daar een mooi voorbeeld van.”
“Internationaal zijn we heel actief, want klimaatverandering houdt niet op bij de grens” In hoeverre staat klimaatadaptatie internationaal op de agenda? “Internationaal gezien is 2015 een belangrijk jaar voor klimaatadaptatie. In september zal de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties duurzame ontwikkelingsdoelen aannemen als opvolger van de millenniumdoelen. Binnen deze brede mondiale agenda voor duurzame ontwikkeling, richt ik mij vooral op duurzaam, integraal waterbeheer. Ook klimaatadaptatie lijkt een plek te krijgen in deze agenda, vooral bij duurzame stedelijke ontwikkeling. Daarnaast is klimaatadaptatie een onderwerp tijdens de onderhandelingen van de UNFCCC-top in december in Parijs. Met Frankrijk, Peru en de Wereldbank organiseert Nederland tijdens deze top de Resilience and Adaptation Action Day. De Wereldbank is ook betrokken bij de internationale conferentie Adaptation Futures die Nederland en de Europese Commissie volgend jaar mei in Rotterdam organiseren. De waterschappen zijn ook nauw betrokken bij het opzetten van het programma voor die conferentie. Op internationaal gebied zijn we dus heel actief. Dat moet ook wel, want klimaatverandering houdt niet op bij de grens. Bovendien heeft Nederland veel kennis in huis over waterbeleid. Met die kennis helpen we andere landen en delta’s veiliger te maken. Willem Jan Goossen is programmamanager Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Welk onderdeel van het Deltaprogramma vraagt wat u betreft nog om extra aandacht? “We hebben mooie strategieën geformuleerd, maar het gaat nu om de uitwerking. Daarbij valt nog veel te kiezen. Heldere kaders voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening en uitgangspunten voor ruimtelijke adaptatie helpen daarbij. Vooral in het rivierengebied is het zoeken naar de juiste balans tussen dijkversterking en meer rivierverruimende maatregelen. Dat gaan we de komende jaren verder uitwerken. “De doelstelling voor ruimtelijke adaptatie is ambitieus. In 2050 moet Nederland klimaatbestendig en waterrobuust zijn ingericht. Dat betekent dat de overheden moeten onderzoeken wat zij kunnen doen om de gevolgen van een eventuele overstroming te minimaliseren, of dat nu uit het hoofdwatersysteem komt of uit het regionale watersysteem. Ook moeten ze onderzoeken wat ze kunnen doen om de gevolgen van lange perioden van droogte en extreme regenbuien op te vangen. In Kopenhagen viel in 2012 bijvoorbeeld in een paar uur tijd 150 mm regen. Dat is ongeveer 20% van de jaarlijkse neerslag. Grote delen van de stad liepen onder water, met miljoenen aan schade. Vorig jaar juli zorgden enorme regenbuien in
Amsterdam en Kockengen voor behoorlijke overlast en schade. De kans op dit soort regenbuien wordt de komende decennia alleen maar groter. De uitdaging is dat overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties aan de slag gaan met de klimaatbestendige inrichting van hun gebied, want de kennis over strategieën en maatregelen is er. Op steeds meer plekken in Nederland gebeurt dat ook. Er wordt invulling gegeven aan de algemene intentieverklaring ruimtelijke adaptatie die een groot aantal partijen vorig jaar oktober ondertekenden. Daarbij krijgen zij ondersteuning van een stimuleringsprogramma.”
7 Het Waterschap
van de piekafvoeren van de rivieren. Provincies spelen een rol bij het sturen van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen en bij het meekoppelen van andere functies aan de wateropgave, zoals natuur. Gemeenten zijn van groot belang voor de inpassing van maatregelen op hun grondgebied en kunnen zorgen dat schade als gevolg van extreme regenbuien, droogte of hitte zo veel mogelijk beperkt blijft. Ook het bedrijfsleven, zoals projectontwikkelaars, de land- en tuinbouwsector, energiebedrijven en verzekeraars, heeft een belangrijke taak te vervullen. Klimaatadaptatie is een gezamenlijke opgave die vraagt om samenwerking in coalities op verschillende niveaus.”
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Climate Proof Cities
Open houding, sluitende maatregelen
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Het waterrobuust maken van bebouwd gebied is een gezamenlijke verantwoordelijkheid (foto Robbert Goddyn)
Het Waterschap
8
Het vierjarige onderzoeksprogramma Climate Proof Cities heeft veel kennis opgeleverd om steden voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Deze kennis blijkt niet alleen van belang voor de verre toekomst, maar is ook in het hier en nu toepasbaar. Verschillende waterschappen maken al gebruik van de nieuwe inzichten. DOOR KEES BROKS
R
ond de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie is een beweging op gang gekomen om in een brede samenwerking steden klimaatbestendiger te maken. Daarmee stijgt het onderwerp snel op de politieke en maatschappelijke agenda’s. Vier jaar geleden begon een onderzoeksprogramma Climate Proof Cities (onder Kennis voor Klimaat) met het exploreren van toen nog onbekend gebied. In de afgelopen jaren is veel kennis bij elkaar gebracht over de kwetsbaarheid van steden voor wateroverlast en hittegolven en de mogelijke maatregelen. Deze resultaten komen nu van pas om gemeenten en waterschappen in hun beleid te ondersteunen.
Vijf lessen Het onderzoekprogramma heeft vijf lessen opgeleverd. Les 1: Kwetsbaarheid varieert enorm Binnen steden blijkt een grote variatie te bestaan in de kwetsbaarheid voor wateroverlast en extreme hitte. Gevoelige objecten zoals tunnels, elektriciteitskastjes, winkels en zorggebouwen zonder drempels zijn verspreid over de verschillende wijken. Omdat de kwets-
baarheid zo lokaal bepaald is, bestaat het vergroten van de klimaatbestendigheid uit een hele verzameling van relatief kleine, lokale ingrepen. Generiek beleid, zoals een subsidieregeling of een bouwverordening is meestal minder kosteneffectief. Bij de aanpak van lokale kwetsbare situaties zal in eerste instantie gekeken worden hoe de blootstelling verminderd kan worden: door meer infiltratie, het vergroten van de bergingscapaciteit, het omleiden van afstromend water met verkeersdrempels et cetera. En gaat het dan toch een keer mis, verminder de schadegevoeligheid door drempels te plaatsen, elektriciteitsvoorzieningen waterdicht te maken of hoger te plaatsen en dergelijke. Les 2: Een breed palet aan ruimtelijke en technische maatregelen is beschikbaar Uit de bovengenoemde voorbeelden blijkt dat er een hele grote variatie
aan maatregelen beschikbaar is, voor iedere situatie in de stad en voor iedere stap in de keten van oorzaak (extreme neerslag) tot gevolg (schade). De toepassing is vaak afhankelijk van de beperkte ruimte in een stad en moet plaatsvinden op basis van inzicht in de lokale waterhuishouding: reliëf en maaiveld, mate van verharding, capaciteit en conditie van de riolering, grond- en oppervlaktewater. Maatwerk dus. Les 3: Nu meekoppelen met andere ontwikkelingen De klimaatverandering verloopt langzaam, waardoor er tijd is om steden geleidelijk aan te passen aan veranderende omstandigheden. Doorlopend onderhoud en renovaties in steden bieden veel kansen om klimaataanpassingsmaatregelen mee te koppelen met andere ingrepen. Vernieuwing van de bestrating geeft de mogelijkheid te overwegen trottoirs lokaal hoger aan te leggen
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
of om doorlatende materialen toe te passen. Rioolvernieuwing biedt de mogelijkheid voor een algehele herinrichting van een straat. Bij aanpassing en vervanging van elektra- en communicatienetwerken kunnen deze meteen klimaatproof worden gemaakt. Hetzelfde geldt bij het onderhoud aan gebouwen. Omdat dit soort onderhoudswerk maar eens in de zoveel jaar plaatsvindt, is het wel van belang nu de kans te grijpen; tussentijdse, op zichzelf staande maatregelen nemen is veel kostbaarder. Investeringen in verbetering van het stedelijk watersysteem kunnen een katalysator vormen voor andere lokale initiatieven. Les 4: Wateroverlast, droogte en hitte integraal benaderen Bij het overwegen van maatregelen mag de waterbeheerder niet alleen kijken naar mogelijke wateroverlast, steden krijgen ook te maken met frequentere hittegolven. De zorg voor lokale verkoeling door meer verdamping en schaduwwerking door groen in de stad heeft ook een watercomponent: groen heeft water nodig. Alleen maar snel afvoeren is dus niet goed, infiltratie en lokale waterbuffers zijn nodig om de stad te koelen. Bij langdurige droogte kan door het verlagen van de grondwaterstand geleidelijk grote schade ontstaan aan bijvoorbeeld funderingen. Ook hiervoor is de beschikbaarheid van voldoende (grond)water in droge periode van belang. Waterbeheerders kunnen hier samen met de beheerders van de openbare ruimte invulling aan geven.
-FTt1VCMJFLFTBNFOXFSLJOHNFU andere partijen Allerlei aspecten van het onderzoek wijzen op de vergrootte noodzaak tot samenwerking. Het begrip mainstreamen van klimaataanpassingen in ander beleid veronderstelt intensivering van samenwerking tussen waterschappen en gemeenten onderling als ook binnen de eigen gelederen. Een omslag in denken en doen is nodig, waarbij optimaal van elkaars kunde en kennis gebruik wordt gemaakt en integrale en onderbouwde maatregelen worden getroffen. Daarnaast zullen de (water)beheerders moeten investeren in de vorming van brede coalities en de relatie versterken met bewoners en ondernemers. Adaptief beheer Het waterrobuust maken van bebouwd gebied is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Voor de implementatie van veel maatregelen is samenwerking vereist met andere actoren zoals verschillende afdelingen binnen een gemeente, bewoners en bedrijven. Een pro-actieve en open houding van de waterschappen is hiervoor nodig. Versnelling in het waterrobuust maken van bebouwd gebied is te vinden door verschillende doelen te verbinden en een meer adaptieve aanpak te volgen. Door meerdere doelen te koppelen, kunnen ook verschillende budgetten worden samengevoegd. Met adaptief waterbeheer richt het waterschap zich niet alleen op water, maar ook op andere facetten van de stedelijke leefomgeving zoals leef-
De kern van de complexiteit van het stedelijk watersysteem is de rol van hemelwater en in mindere mate grondwater. De dynamiek in het stedelijk gebied is groot. Waterschappen staan voor de uitdaging de watervraagstukken te integreren in de sociaal-economische agenda van het bebouwde gebied. Door met verschillende afdelingen binnen de gemeente op te trekken, ontstaat begrip en waardering voor elkaars identiteit. Door elkaar te helpen kan de overheid burgers en bedrijven nog beter van dienst zijn. Soms lift de een mee met de ander en dan weer biedt de ander ruimte (co-creatie). En waar nodig zoeken de partners de ruimte op, om nieuwe concepten op het gebied van technische en sociale innovatie in de praktijk toe te passen. Kees Broks (Broks-Messelaar Consultancy) werkt namens STOWA mee aan diverse praktijkonderzoeken en kennisprogramma’s op het raakvlak van stedelijk water en kliNBBU XBBSPOEFSIFU$MJNBUF1SPPG$JUJFTQSPHSBNNB)JK TDISFFGEJUBSUJLFMJOTBNFOXFSLJOHNFU1FUFS#PTDI (TNO), programmasecretaris van het onderzoeksprogramNB .FFSJOGPSNBUJFWJOEUVPQIUUQQSPNJTFLMJNBBUWPPSSVJNUFOM,FOOJTQPSUBBMSVJNUFMJKLFBEBQUBUJFXXX SVJNUFMJKLFBEBQUBUJFOM4508"IUUQEFMUBQSPPGTUPXB OM
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Op Prinsjesdag is de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie aan de Tweede Kamer aangeboden, waarna op 9 oktober onder grote belangstelling intentieverklaringen werden ondertekend door overheden, bedrijfsleven, brancheorganisaties en kennisinstellingen om te gaan werken aan waterrobuuste en klimaatbestendige steden. Een kennisportaal (www.ruimtelijkeadaptatie.nl) en een stimuleringsprogramma moeten dit ondersteunen. Het is een duidelijk gebaar naar de lokale gemeenschap om het stokje op te pakken. Uitvoeren van een ‘klimaatstresstest’ is een eerste stap om kwetsbaarheid inzichtelijk te maken en overzicht te krijgen over mogelijke aanpassingsmaatregelen.
baarheid, groen en recreatie. De gebruiker staat centraal, waarbij water de kwaliteit van leven voor de mensen die wonen, werken en recreëren in de bebouwde omgeving dient. Nog steeds is en blijft het waterschap een functionele overheid.
9
De rol van STOWA Het onderzoeksprogramma Climate Proof Cities heeft natuurlijk meer resultaten opgeleverd, deze zijn in een groot aantal artikelen, rapporten, proefschriften en internationale wetenschappelijke publicaties verschenen. STOWA maakt deze onderzoeksresultaten voor de waterbeheerders praktisch toepasbaar en makkelijk toegankelijk via Deltafacts, een STOWA-publicatie en via regionale bijeenkomsten. Ook resultaten uit andere thema’s van Kennis voor Klimaat die relevant zijn voor het klimaatbestendig inrichten en beheren van het stedelijk gebied worden daar gedeeld.
Het Waterschap
De deltabeslissing als uitvoeringskader
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Klimaatbestendige stad
Mogelijkheden en voorbeelden te over
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Klimaatverandering vraagt om proactieve ingrepen, met name in steden en dorpen. Inmiddels zijn de nodige good practices beschikbaar.
Werkbezoek Deltacommissaris Wim Kuijken aan het project Betondorp Rainproof (foto Martien Versteegh).
Het Waterschap
10
DOOR MARCIA VAN DER VLUGT
S
teden en dorpen zijn de plekken waar wij wonen, werken, ondernemen en onze vrije tijd doorbrengen. Maar de kwaliteit van onze leefomgeving staat onder druk. Door de klimaatverandering krijgen we steeds meer te maken met hevige regenbuien, warme dagen en langdurige droogte. En steeds vaker zorgen deze weersextremen voor overlast en schade. Vorig jaar zomer werd een neerslagrecord verbroken; in Amsterdam viel meer dan 60 mm regen in enkele uren tijd. Delen van de A10 werden afgesloten en vluchten op Schiphol werden geannuleerd. Bij Waternet en de brandweer kwamen honderden meldingen binnen over ondergelopen souterrains, woonkamers, stations en straten. Dit voorbeeld geeft te denken. De manier waarop wij omgaan met hemelwater maakt dat we kwetsbaarder worden en
piekbuien en droogteperioden in de toekomst minder goed kunnen opvangen. Onderzoek toont aan dat de schade enorm oploopt als we niets doen. We kunnen toekomstige kosten vermijden als we steden en dorpen klimaatbestendiger inrichten, bijvoorbeeld door opgaven op het gebied van water en ruimte te combineren. De mogelijkheden zijn legio en overal in het land is en wordt er ervaring mee opgedaan. Regenbestendig Om wateroverlast zoals in juli 2014 in de toekomst te voorkomen probeert Amsterdam Rainproof inwoners te activeren om tuinen, daken,
straten en parken regenbestendig te maken. Amsterdam Rainproof - een initiatief van Waternet - is een slimme manier van investeren en maakt tegelijkertijd de stad leefbaarder en mooier. Betondorp Rainproof is één van hun initiatieven. Het project won vorig jaar de Peilstok 2014, een prijs van het ministerie van Infrastructuur en Milieu voor inspirerende oplossingen om het bebouwd gebied waterrobuust en klimaatbestendig te maken. De jury prees de manier waarop regulier onderhoud en beheer zijn gekoppeld aan een klimaatadaptieve oplossing van waterberging. Vanuit een heldere ambitie en een creatieve samenwerking tussen stadsdeel Amsterdam Oost, Waternet, kennisinstellingen en bewoners is in één slag een belangrijke basis voor toekomstige wateropgaven gelegd. Slappe bodem Net als veel andere historische steden in gebieden met een slappe bodem, kampt de gemeente Gouda met de gevolgen van het inklinken van de veenbodem. Panden die niet op palen gefundeerd zijn, zakken mee. Om wateroverlast te voorkomen zou het waterpeil verlaagd moeten worden. Maar omdat een deel van de historische panden in de binnenstad op houten palen staat, zal een verlaging van het waterpeil leiden tot houtrot en schade aan gebouwen. Een brede coalitie van belanghebbenden denkt nu samen
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Overstromingsrisico In het benedenrivierengebied in Zuid-Holland liggen veel stedelijke gebieden deels buitendijks. Net als andere gemeenten, buigt de gemeente Dordrecht zich over de
vraag hoe de waterbestendigheid van de stedelijke buitendijkse gebieden behouden of vergroot kan worden. Deze gebieden herbergen namelijk een groot aantal voorzieningen die van cruciaal belang zijn voor het functioneren van de stad Dordrecht. Doordat ze relatief hoog liggen, is de kans op overstromingen vanuit de rivier klein. Toch wordt het risico groter als gevolg van de zeespiegelstijging en toenemende rivierafvoeren. Daarom kijkt de gemeente welke mogelijkheden inwoners hebben om tijdens een hoogwaterperiode, waarbij het buitendijkse gebied onder water komt te staan, een bepaalde periode in het gebied te blijven en zelfredzaam te zijn. Voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de leefbaarheid moeten natuurlijk wel blijven functioneren. Daarom heeft de gemeente samen met netwerkbeheerders en experts de robuustheid van de vitale infrastructuur en kwetsbare functies onderzocht. De schakels die van nationaal en regionaal belang zijn, blijken zeer goed beschermd te zijn tegen overstromingen.
Klimaatagenda In Twente hebben regionale overheden de krachten gebundeld en een klimaatagenda opgesteld. In de Klimaatactieve stad (KAS) - die zich zowel op mitigatie als op adaptatie richt - voeren de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede, het Waterschap Vechtstromen en de provincie Overijssel 8 klimaatprojecten uit op het gebied van hitte, droogte, wateroverlast en waterrobuustheid; zowel in de steden als op het platteland. Een van de projecten richt zich op de aanleg van groene daken, wat de opname van CO2 bevordert en opwarming van de stad tegen gaat. In een ander project zal een nieuwe tien kilometerlange stadsbeek een oplossing vormen voor wateroverlast in Enschede. KAS heeft de projecten beschreven in het boekje KAS stromen dat tijdens een werkbezoek van staatssecretaris Mansveld in februari 2015 werd gepresenteerd. Dit zijn maar een paar voorbeelden van klimaatbestendige inrichting. Meer praktijkvoorbeelden zijn te vinden op het kennisportaal www.ruimtelijkeadaptatie.nl. Daar is ook de digitale versie van het boek te vinden over de Peilstok 2014, een prijsvraag voor vernieuwende adaptatieprojecten. Martien Versteegh beschrijft hierin alle ingediende projecten, waaronder de winnaar Betondorp Rainproof. Marcia van der Vlugt is projectleider Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
11 Het Waterschap
na over onconventionele alternatieve maatregelen. Zij stellen een quick scan op waarin de inhoudelijke contouren van een toekomstbestendige binnenstad van Gouda worden uitgewerkt. Er komt een eerste inventarisatie van de beschikbare kennis en informatie, een eerste verkenning naar oorzaken en oplossingen en een schets van de communicatiestrategie en de procesgang. Dit vraagstuk bestaat ook al zonder klimaatverandering en vloeit onder meer voort uit eerdere keuzen om de veenweidegebieden in te polderen en het waterpeil te verlagen ten behoeve van landbouw en andere gebruiksfuncties. Feit is wel dat klimaatverandering (zeespiegelstijging, extremere regenval, toenemende oxidatie van het veen door hogere temperaturen en toenemende droogte) verder druk zet op dit vraagstuk.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Net als veel andere historische steden in gebieden met een slappe bodem, kampt de gemeente Gouda met de gevolgen van het inklinken van de veenbodem.
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Stedelijk waterbeheer
Andere actoren, andere belangen
Nummer 7/8 Juli/Augustus2015
Go with the flow. Voor veel waterbeheerders is het letterlijk een tweede natuur: geef water zoveel mogelijk de ruimte, blokkeer alleen als het niet anders kan. Bestuurlijk geldt voor de waterschappen binnen het Rijksprogramma Agenda Stad overdrachtelijk hetzelfde: werk samen met bewoners, laat waterbeheer een verrijking zijn voor duurzame economische en ecologische ontwikkelingen in de stad van de toekomst.
12 Het Waterschap
Wateroverlast na een hevige bui.
Agenda Stad Agenda Stad is de samenwerking van het Rijk, steden en stakeholders gericht op het versterken van groei, innovatie en leefbaarheid van Nederlandse steden. De ambitie is om de Nederlandse steden tot de top van de wereld te laten behoren, zowel wat betreft concurrentiekracht als leefbaarheid. De agenda moet richtinggevend zijn voor de lange termijn, en voor de korte termijn concrete acties omvatten. Om het samenspel van overheid, ondernemers en burgers in de stad te verbeteren zijn er drie leidende perspectieven: 1. Wegnemen belemmeringen. Steden moeten meer ruimte krijgen in regelgeving en middelen om te groeien, te differentiëren en te experimenteren. 2. Samenwerken binnen en tussen stedelijke regio’s. De steden kunnen internationaal sterker staan door hun krachten te bundelen en samen te werken over bestuurlijke grenzen heen. 3. Voorwaarden scheppen voor (systeem)innovatie. Een infrastructuur met open data, energienetwerken en goede vervoersconcepten kan kwaliteit toevoegen aan steden en hiermee nieuwe kansen creëren voor ondernemers.
DOOR GERT VAN WIJLAND
G
o with the flow is dan ook niet voor niets de titel van het recente rapport waarin de Unie van Waterschappen beschrijft hoe vanuit het eigen programma Klimaat Actieve Stad (KAS) de waterschappen kunnen inspelen op de Agenda Stad (zie kader). Niet dat dit voor de meeste waterschappen nog nodig lijkt te zijn. “Er lopen al veel projecten waarin het waterschap op een innovatieve manier samenwerkt met gemeenten en lokale partners. De inbreng van de water-
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
1. Wat is de aard van het project waaraan u meewerkt? Wilt u het project (kort) omschrijven? Waterschap Vechtstromen, de gemeentes Enschede, Hengelo en Almelo en de provincie Overijssel werken gezamenlijk aan beter klimaat in de stad. Ze zoeken actief naar samenwerking met burgers, bedrijven, corporaties, kennis- en onderzoekinstellingen en andere instanties om vorm te geven aan de klimaatactieve stad (KAS) Twente. 2. Hoe past dit binnen de verbetering van het stedelijk gebied? Maatregelen in de stad die klimaatverandering beperken (mitigatie) worden gekoppeld aan maatregelen in de stad die de gevolgen van klimaatverandering beperken (adaptatie). Daarbij is er grote aandacht voor ruimtelijke stedelijke kwaliteit en ruimte voor water in de stad. 3. Hoe innovatief is het project? Innovatief is hoe water in de stad heel actief aan andere beleidsdossiers wordt gekoppeld, vanuit het principe: samen kun je meer! In de publicatie KAS-stromen is te zien hoe partijen in deze samenwerking van elkaar leren en elkaar inspireren. Innovatieve aanknopingspunten als duurzame bouw en energie, burgerparticipatie, circulaire economie, real time uitwisseling van kennis en informatie geven een boost aan sociale en technologische innovatie in de stedenband Twente en het omliggende landelijke gebied. 4. Waar liggen de voordelen? Wat levert deze manier van werken concreet op? Verbinden en stapelen van doelen maakt dat je samen meer kunt bereiken, zowel inhoudelijk als financieel. Ook levert de inspiratie van het samenwerken veel nieuwe ideeën op.
Het stedelijk waterbeheer krijgt binnen de waterschappen meer en meer aandacht Uijterlinde denkt daarbij aan het meedenken over het inrichten van een gezonde en leefbare stad, maar ook aan toevoeging van economische waarde. “Vergeet niet dat de waterschappen honderden miljarden aan gebouwen en infrastructuur beschermen.” Eigenlijk kan je ook in de stad niets doen zonder dat er een watercomponent aan zit, wil hij maar zeggen. Om hun kennis en kunde maatschappelijk maximaal te kapitaliseren is het volgens hem van belang dat de schappen aansluiting zoeken bij al bestaande ontwikkelingen en projecten. “De stad kent een eigen dynamiek, als we die volgen, kunnen we onze kennis en kunde maximaal toepassen.” Voorbeelden Het rapport staat vol met voorbeelden hiervan, variërend van het bestrijden van hittestress en het tegengaan van wateroverlast na hevige buien tot aan het
13 Het Waterschap
5. Wat zijn de eventuele hobbels waar u tegen aan loopt? Er is geen structureel budget voor ruimelijke adaptie. Je zou meer vanuit de kracht van het samenwerkingsverband die financiering willen kunnen organiseren. De KAS-partners van de stedenband Twente hebben hulp gevraagd van een Rijks-financieringsdeskundige
schappen voedt de ontwikkelingen richting een duurzame en vooral leefbare stad”, aldus Rob Uijterlinde, inhoudsdeskundige bij de Unie. Hij spreekt van een ontwikkeling waarbij het stedelijk waterbeheer binnen de waterschappen meer en meer aandacht krijgt. “Het accent van beheer lag jarenlang in het buitengebied, waar traditioneel de wateropgaven lagen. Nu de klimaatvraagstukken juist in de stad voor de grootste problemen gaan zorgen, komt daar verandering in.”
Nummer 7/8 Juli/Augustus2015
Vijf vragen aan Tom Voskamp, Strategisch adviseur waterschap Vechtstromen over klimaatadaptieve stad Twente
Er is grote aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en ruimte voor water in de stad.
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Nummer 7/8 Juli/Augustus2015
opzetten van nieuwe overlegstructuren en het (mede) financieren van ruimtelijke projecten. Innovatie en participatie zijn daarbij de toverwoorden, zo benadrukt Uijterlinde. Dat kan zowel technisch zijn - energie en afvalstoffen terugwinnen uit afvalwater - als procedureel/bestuurlijk. Vaak gaat dat hand in hand, zo blijkt bijvoorbeeld uit een opsomming in het rapport Go with the flow. “De inbreng van Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht in Amsterdam laat zien dat slib uit zuiveringsinstallaties wordt vergist en omgezet in voor verwarming en auto’s bruikbaar biogas. Fosfaat als schaarse grondstof wordt teruggewonnen. Belemmerende wetgeving is inmiddels aangepast.” Het betreft hier een bijdrage aan de circulaire economie en energievoorziening in Amsterdam.
Het Waterschap
14
Andere dynamiek Toch levert juist het bestuurlijke aspect voor de waterschappen nogal eens wat hobbels. “Het is voor ons nog wat wennen aan de dynamiek, die is in de stad anders dan op het platteland. Er zijn andere actoren, andere belangen. We sluiten aan bij wat anderen opzetten en plaatsen daar de waterlegger onder. We hebben als medeoverheid vaak minder de regie dan in het buitengebied. Wel wordt een beroep gedaan op onze kennis, daarnaast brengen we soms geld in, in andere gevallen is het inspireren van bijvoorbeeld projectontwikkelaars en andere participanten al een doel op zich.” Maar leidt deze aandacht voor de stad niet tot minder aandacht voor waterbeheer op het platteland? Uijterlinde ontkent dit met stelligheid. “Er ligt een opgave om te werken aan veerkrachtige steden, die hittestress en hoosbuien van de toekomst aankunnen. Die opgave is makkelijker te realiseren in het buitengebied, daar is gewoon meer ruimte om water te bergen en andere maatregelen te nemen. Maar we laten het waterbeheer op het platteland natuurlijk niet verslonzen, de burgers daar hoeven zich geen zorgen te maken.” Sterker, de innovatie die in de stad wordt ontwikkeld komt volgens de Uniemedewerker uiteindelijk ook ten goede aan het buitenstedelijke waterbeheer. “Werken in een andere rol of op een andere manier met de vele belanghebbenden in de stad, dat is een kans en een uitdaging. Het draagt bij aan het waterbewustzijn, de leefbaarheid en meer draagvlak onder bestuurders en burgers. Daar profiteert iedereen van.”
Vijf vragen aan Ton Drost, projectleider gebiedsontwikkeling Kop van Betuwe 1 Wat is de aard van het project waaraan u meewerkt? Wilt u het project (kort) omschrijven? Het project bestaat uit vier onderdelen (meerlaagsveiligheid, duurzame energie, zoetwatervoorziening, landschap) die over elkaar worden gelegd wat urgenties en kansen betreft. Dat gebeurt voor het landelijk en stedelijk gebied in het oosten van de Betuwe 2 Hoe past dit binnen de verbetering van het stedelijk gebied? Nagegaan wordt of schoon en vooral koel water de wijk Malburgen, en andere wijken van Arnhem Zuid, kan worden ingeleid vanuit het Regionale Park Lingezegen. Daarmee kan stedelijk water in de wijk op peil worden gehouden, verbetert de waterkwaliteit als basis voor beter ecologisch functioneren met groene oevers. 3 Hoe innovatief is het project? Project is gericht op voorkomen van hittestress door bronnen van koud water actief te gebruiken. Dat kan door koeling van een winkelcentrum zijn maar kan ook door de mogelijkheden van een koelteplein te verkennen. De gebiedsontwikkeling wordt ingezet volgens de transitieleer van Jan Rotmans. Het procesdoel is het klimaatbewustzijn in het gebied zodanig te verhogen dat de ‘take off ’ in zicht komt naar een klimaatneutraal gebied. 4 Waar liggen de voordelen? Wat levert deze manier van werken concreet op? Actieve betrokkenheid van en voor de wijk. 5 Wat zijn de eventuele hobbels waar u tegen aan loopt? De vele partijen. Hoe organiseren we dit, hoe houden we focus, hoe maken we goede business cases en houden we cross-overs intact bij uitwerking en beheer?
Gert van Wijland is freelance journalist
Aanplant van riet in een heleofytenfilter in Park Lingezegen langs snelweg A325 tussen Arnhem en Nijmegen
DE POLITICUS
Lutz Jacobi
“Mijn hart ligt bij het kwetsbare”
E
r bestaan maar weinig Kamerleden die iedereen kent. Lutz Jacobi van de PvdA is een van hen. “Op straat willen mensen vaak met me op de foto”, beaamt ze. “Of ze zeggen: door u ga ik PvdA stemmen.” Jacobi (1955) is een karakteristieke verschijning: kortgeknipt, goudblond haar, een uilenbrilletje en daarachter twee vrolijk twinkelende ogen. Vandaag is ze gekleed in een zwart overhemd met aan de manchetten de Friese vlag. U bent zo’n zeldzaam Kamerlid met een sterk regionale uitstraling. Hoe belangrijk is dat voor de politiek? “Ik vind regionale gezichten in de Kamer van groot belang. Er zijn er maar een paar, de rest komt uit de Randstad. De regionale parlementariër heeft een duidelijke achterban. Hij wordt gekend en vertrouwd, en is verbindend. Als democratie niet meer is dan één keer per vier jaar stemmen, wat blijft er dan nog over?” U komt van het Friese platteland, Katlijk om precies te zijn. Hoe heeft uw afkomst u gevormd? “Ik ben een kind van de boerderij, en, om maar meteen over de water-
schappen te beginnen, mijn vader (heit ) was bestuurder in het waterschap. Als het vergaderdag was ging hij gekleed in een mooi pak en een enveloppe met stukken onder de arm naar het waterschapshuis. En in het najaar maakte heit met zijn knecht alle sloten schoon. Met de hand! Daarna begon de schouw. Oh, wat was heit trots toen hij hoorde dat ik in de PvdA waterschapszaken ging doen.” Maar uw partij was niet altijd zo dol op de waterschappen. “Klopt. Maar dat is veranderd. In 2012 is de passage om de waterschappen op te heffen uit ons verkiezingsprogramma geschrapt. We zagen hoeveel ijverige en oprechte partijgenoten de sociaal-democratie gestalte gaven in de waterschappen, en hebben gezegd: streep onder de discussie. Hoe bestuur je op sociaal-democratische wijze een waterschap? “Waterschappen zijn bij uitstek organen waar de sociaal-democratie met haar idealen uit de voeten kan. Door bijvoorbeeld een kwijtscheldingsbeleid te voeren. Of door bij oeverversterking tevens een vissteiger aan te leggen voor bijvoorbeeld invalide mensen. Niets sociaal-democratischer dan water:
hoge kwaliteit voor een lage prijs en voor iedereen gelijk. Aan het democratisch functioneren van de waterschappen kan nog wel wat worden verbeterd, vind ik. Van de geborgde zetels zie ik nut en noodzaak niet. Sommige partijen - bijvoorbeeld het CDA en VVD - komen op drie manieren een waterschap binnen. Eén keer dankzij de verkiezingen en twee keer via de geborgde zetels. Dat is niet democratisch.” Wat zijn de belangrijkste opgaven waar de waterschappen de komende jaren voor staan? “Allereerst de circulaire economie. Waterschappen zijn al volop bezig om uit slib en vervuild water nieuwe grondstoffen te maken en die vervolgens door te verkopen. Een andere uitdaging is om ervoor te zorgen dat er minder medicijnresten en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terechtkomen. Mensen spoelen medicijnresten nu gewoon nog door het toilet. Dat moet toch anders kunnen. De industrie moet meer medicijnen maken die biologisch goed afbreekbaar zijn in het water. Een andere uitdaging is voldoende zoet water scheppen. Daarbij moeten we de natuur een handje helpen door bijvoorbeeld slimme aftakkingen te maken van rivieren. En niet te vergeten: de waterschappen hebben voor bijna een miljard aan taakstellingen van het Rijk overgenomen. De Waddenzeedijk op Ameland bijvoorbeeld wordt nu door het waterschap verhoogd. Het Wetterskip Fryslân heeft nog nooit zo’n grote klus gehad.” U bent PvdA- woordvoerder voor de Wadden, naast verder onder meer Noordzee, Drinkwaterwet en Deltaprogramma’s. Samen met PvdA-Statenlid Tjerk Voigt uit Friesland heeft u in september 2013 een
15 Het Waterschap
DOOR WILLEM PEKELDER
Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
Haar maidenspeech ging over de zadelrob en de klapmuts. Later werd ze twee keer uitgeroepen tot groenste politicus: 2009 en 2011. Het hart van PvdA-Kamerlid Lutz Jacobi ligt bij natuur en water. En bij alles wat kwetsbaar is. “Strategieën en dikke rapporten? In de prullenbak ermee!”
Het Waterschap Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
DE POLTICUS
16
U bent tegen gasboringen op Terschelling. Waarom? “Er zit daar voor veertig dagen gas onder de grond. Nou, laat dat lekker zitten, zou ik denken. De Wadden zijn een Unesco Werelderfgoed, daar ben je zuinig op. Dan ga je niet voor veertig dagen gas allerlei chemicaliën de grond in jagen. De Waddeneilanden willen in 2020 volledig duurzaam zijn.”
Wie uw website bekijkt, moet wel worden geroerd door hoe u het steeds weer opneemt voor het kleine: van de bij tot de dorpsschool, overal is Lutz Jacobi. Ook in dat opzicht lijkt u zo heel anders dan andere politici. Maar máák je het daarmee in de politiek? “Als sociaal-democraat ligt mijn hart bij het kwetsbare. En gelukkig hebben veel Kamerleden dat. Ik zie de Kamer als een dorpje waar je iedereen gezellig goeiendag zegt, maar er is ook een andere kant: een bolwerk waar mensen zich staande proberen te houden met debatteren en zichzelf belangrijk vinden. Of je het maakt met mijn portefeuille? Ik ben niet van de partijbaronnen, maar van de beweging. Ik zit hier voor het volk. Dat ik in 2010 met voorkeursstemmen in de Kamer ben gekozen, zegt mij voldoende over hoe serieus ik word genomen.” U bent wel vaak in het ootje genomen door Rutger Castricum van PowNews. “Ach, dat deed PowNews met iedereen. Rutger en ik hebben wel veel gelachen eigenlijk. Het zijn jochies met foute humor. Ik neem het allemaal niet zo serieus.” Bent u de laatste socialist in de PvdA? “Nee, joh! Trouwens, ik noem me sociaal-democraat. Socialisme is een leerstelling en sociaal-democratie is de beweging. De PvdA is mijn partij en niet de SP. Waarom? Omdat de PvdA in een veel langere traditie staat van opkomen voor de arbeider. Vooral in Friesland. Denk aan Domela Nieuwenhuis en Troelstra. Ik beleef er heel veel plezier aan om kleine dingen aan te pakken die een grote uitstraling hebben. Bijvoorbeeld het handhaven van de vuurtorenwachter in de vuurtorens. Of het redden van de schaapherder en zijn kudde. Die dreigde ten onder te gaan aan de marktwerking, maar dat is gelukkig voorkomen, zij het op het nippertje. Nee, ik ben niet van de strategieën en de dikke rapporten. In de prullenbak ermee!”
U behandelt voor uw fractie ook de binnenvaart. Ik heb begrepen dat onze vaarwegen nog zeven keer méér scheepvaart aankunnen. Is dát niet een uitgelezen oplossing voor het fileprobleem? “Kijk eens boven op mijn tv. Daar zie je een modelbinnenvaartscheepje met daaronder de tekst: hier vaart een file van 250 vrachtwagens. Vervoer over water is dé toekomst. Maar het moet wel veel groener. Dat vindt de sector zelf trouwens ook.”
We zagen hoeveel ijverige en oprechte partijgenoten de sociaal-democratie gestalte gaven in de waterschappen Wat is een zwerfie, en bent u daar ook de uitvindster van? “Nee, dat heeft Peter Smith uit Groningen bedacht. Een zwerfie is hetzelfde als een selfie, maar dan met een van straat geraapt stuk plastic in je hand. Die Peter Smith gaat allerlei scholen af om te waarschuwen voor de plastic soep in onze oceanen. Hij vertelt de kinderen dat alle vuil dat op straat ligt uiteindelijk in de wereldzeeën terechtkomt. En daarmee in vissen en andere dieren, en uiteindelijk ook in mensen. Uiteindelijk zal, als het zo doorgaat, door die plastic soep een zuurstoftekort ontstaan voor al wat leeft. Wat hij de leerlingen voorstelt is: raap elke dag een stuk plastic van de straat en fotografeer jezelf ermee op internet: de zwerfie. Wel, dat doe ik ook elke dag !! Nu hoop ik dat anderen het gaan navolgen. Eén van mijn principes is: begin bij jezelf, en gun een ander ook wat.” Tot slot: is het fijn om met de VVD te regeren? “En dat vraag je aan een sociaal-democraat?!”
Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
Waddenpuntenplan gepresenteerd. Wat beoogt u daarmee? “Het is een heel breed plan dat gaat over zowel natuurbehoud als over gezondheidszorg en wonen op de Wadden. We hebben er van tevoren met veel Wadbewoners over gepraat. De Wadden zijn een uniek natuurgebied dat je moet behouden. Er komen elk jaar drie miljoen toeristen. Een prima manier om de natuur te beleven is een verbinding aan te gaan met cultuur. Ik ben van het weekend weer op Oerol geweest en die Joop Mulder doet dat fantastisch. Op de eilanden hebben ze het goed in de gaten, maar aan de vaste wal - van Den Helder tot Delfzijl kunnen ze nog veel leren. Daar is niks voor toeristen te beleven. Verbreed de dijken en leg er een fietspad bovenop, zou ik zeggen. Kijk naar de Duitsers hoe aantrekkelijk en toegankelijk die hun Waddenkust hebben gemaakt. Een ander belangrijk punt is de gezondheidszorg. Marktwerking functioneert niet op de Wadden en in dunbevolkte gebieden, want er is geen concurrentie. Ze zijn daar al blij met één verpleeghuis. En wat de woningbouw betreft: als we niet uitkijken, blijven er alleen maar dure woningen op de eilanden over. Sociale woningbouw moet prioriteit krijgen. Daarom hebben wij in ons puntenplan gepleit voor een Waddentoets: landelijke regelingen moeten apart worden doorvertaald naar de Waddeneilanden, omdat alles daar nu eenmaal anders is dan in de rest van Nederland. De Tweede Kamer heeft die toets aangenomen.”
17 Het Waterschap
Foto: Jacob van Essen
DE POLITICUS
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Pilots meerlaagsveiligheid
Lerende evaluatie In een drietal gebieden wordt op dit moment verkend of de toepassing van meerlaagsveiligheid een kansrijke methode is voor waterveiligheid. De evaluatie vindt plaats tijdens de drie pilots, tussentijdse resultaten worden in de pilots benut. De eerste resultaten van de evaluatie zijn april 2015 opgeleverd. Meerlaagsveiligheid Eiland van Dordrecht. Gekeken wordt waar kansen liggen om de waterveiligheidsopgaven te verbinden met ruimtelijke opgaven.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
DOOR MAYKE HOOGBERGEN
Het Waterschap
18
D
e drie pilots vinden plaats in de gebieden Eiland van Dordrecht, IJssel-Vechtdelta en Marken. Ze zijn ingericht als een MIRTonderzoek (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport; red.) en zijn bedoeld om de uitwerking van meerlaagsveiligheid, waaronder de zogenaamde ‘slimme combinaties’ verder te ontwikkelen. De pilots zijn onderdeel van het Deltaprogramma en door de regionale overheden in overleg met het ministerie van IenM geïnitieerd.
Pilot Eiland van Dordrecht Gemeente, waterschap, provincie, veiligheidsregio en Rijk zijn gezamenlijk opdrachtgever van het MIRTonderzoek Meerlaagsveiligheid Eiland van Dordrecht. Er wordt bekeken waar kansen liggen om de waterveiligheidsopgaven te verbinden met ruimtelijke opgaven van de betrokken overheden. Bedrijven hebben meegedacht over waterrobuuste inrichting en herstel na een overstroming. Bewoners hebben via focusgroepen en een online enquete verschillende evacuatiestrategieën beoordeeld. Dit pilotonderzoek wordt najaar 2015 afgerond. Pilot IJssel-Vechtdelta Het MIRT-onderzoek IJssel-Vecht Delta is gericht op het realiseren van een duurzame, waterveilige en klimaatbestendige IJssel-Vecht delta. Kenmerkend is de intensieve manier waarop een groot aantal partijen in
het gebied nauw met elkaar samenwerkt. Tal van grote en kleine projecten zijn uitgevoerd, of in voorbereiding. Een voorbeeld is het project Kampereilanden. Voor dit buitendijks gebied van Kampen van ongeveer 4700 ha groot, is een integrale waterveiligheidstrategie ontwikkeld. Voor laag 1 (preventie) is in nauw overleg met betrokken veehouders gekozen voor de aanleg van een robuuste, overstroombare dijk. Bij extreem hoge waterstanden kan het water gecontroleerd de polder instromen. Daarbij blijft de schade relatief beperkt. Voor laag 2 (ruimtelijke inrichting) worden bewoners gestimuleerd en geïnspireerd om waterbewust te bouwen. Voor laag 3 (rampenbeheersing) wordt een NL Alert voorbereid, specifiek voor dit gebied. Een ander project is de ontwikkeling van de wijk Weezenlanden in Zwolle, waar de regionale kering in het gebouwde gebied wordt opgenomen. Het onderzoek dient een integrale uitvoeringsstrategie voor de IJssel-Vechtdelta op te leveren in het najaar van 2015. Dan worden ook de vervolgstappen bepaald.
Pilot Marken Markant, leefbaar en veilig Marken, dat is de ambitie van de pilot Meerlaagsveiligheid Marken. Hierin wordt gezocht naar een maatwerkoplossing voor waterveiligheid die past bij de specifieke cultuurhistorie en de landschappelijke en ruimtelijke kenmerken van dit schiereiland in het Markermeer. De oplossing moet nu en in de toekomst blijvende waterveiligheid bieden voor de bewoners van Marken. Het Rijk, de gemeente Waterland, de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland en de bewoners van Marken hebben samen gewerkt aan het MIRT-onderzoek, dat in februari 2015 is gestart. Het doel is om in het voorjaar van 2016 een voorkeursalternatief vast te stellen voor de waterkering - die versterkt moet worden - en die in 2018 uit te voeren. Tegelijkertijd vindt een onderzoek plaats naar ruimtelijke maatregelen die kunnen bijdragen aan een overstromingsbestendig Marken en
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Evaluatie De Erasmus Universiteit en Deltares onderzoeken de brede toepasbaarheid van het concept ‘meerlaagsveiligheid en slimme combinaties’ en de voorwaarden voor succesvolle toepassing. Het gaat om een ‘lerende’ evaluatie. Dat betekent dat de evaluatie tijdens de drie pilots plaatsvindt en tussentijdse resultaten in de pilots worden benut. De eerste resultaten van de evaluatie zijn april 2015 opgeleverd. Er is een gevarieerde oogst aan voorstellen voor de toepassing van meerlaagsveiligheid en een andere, meer adaptieve wijze van bescherming tegen hoogwater. Veel voorstellen gaan over maatregelen die - aanvullend op preventieve maatregelen - bijdragen aan het verlagen aan de kans op overlijden of schade en daarmee aan de verdere verlaging van het overstromingsrisico. Het realiseren van deze maatregelen hangt af van het commitment van de betrokken partijen om te
investeren en de mogelijkheid om deze maatregelen te koppelen aan andere maatregelen die in het gebied genomen gaan worden; meekoppelkansen verzilveren. Uit de tussentijdse resultaten komt ook naar voren dat MIRT-onderzoeken partijen gelegenheid biedt om in een zekere luwte vroegtijdig integraal naar kansen
voor meerlaagsveiligheid te zoeken. Het creëert wederzijds begrip en inzicht in hoe partijen hun eigen handelen kunnen aanpassen om meer synergie tussen de domeinen van waterveiligheid, ruimtelijke ordening en rampenbeheersing te bereiken. Mayke Hoogbergen is beleidsadviseur Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Meerlaagsveiligheid Sinds 2006 kennen we in het Nederlandse beleid Meerlaagsveiligheid. De meerlaagse veiligheidsbenadering kent drie lagen: preventieve maatregelen zoals dijkversterking en rivierverruiming (laag 1), gevolgbeperkende maatregelen (slachtoffers en schade) door ruimtelijke inrichting, waterrobuust bouwen en bescherming van vitale en kwetsbare functies (laag 2) en rampenbeheersing en evacuatie (laag 3). Naast preventie door de bouw van dijken en dammen (1e laag) kan Nederland veiliger worden door de ruimtelijke inrichting slimmer te benutten (2e laag) en de rampenbeheersing beter op orde te hebben (3e laag). Bij ruimtelijke inrichting gaat het erom gebieden zo in te richten dat de gevolgen van een overstroming beperkt blijven en woningen zo te bouwen dat water tot een bepaalde hoogte geen schade kan aanrichten. Een betere rampenbeheersing betekent enerzijds dat de overheid haar evacuatieplannen op orde heeft en hierover goed communiceert. Anderzijds moeten burgers en bedrijven nadenken over de vraag: wat moet en kan ik doen als het misgaat? In sommige gevallen kan het beschermingsniveau ook via slimme combinaties van maatregelen in de drie lagen (preventie, ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing) worden bereikt. Bij een slimme combinatie komen maatregelen uit laag 2 of laag 3 deels in de plaats van laag 1. Dit gaat dus verder dan aanvullende maatregelen op het veiligheidsniveau dat door laag 1 wordt gegarandeerd.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
wordt het pakket aan maatregelen voor rampenbeheersing verder uitgewerkt.
Gezocht wordt naar een maatwerkoplossing voor waterveiligheid die past bij landschappelijke en ruimtelijke kenmerken van Marken.
19 Het Waterschap
Voor de Kampereilanden wordt een integrale waterveiligheidstrategie ontwikkeld.
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Klimaatadaptatie in internationaal verband Discussie over klimaatadaptatie vindt ook plaats in Europees en internationaal verband. Een schets van de stand van deze discussie. DOOR ANNEMARIEKE GRINWIS
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
H
Het Waterschap
20
et wordt spannend als eind dit jaar in Parijs wereldleiders bij elkaar komen op een VN-top over de klimaatverandering. Hoofddoel is nieuwe bindende afspraken te maken over het beperken van de uitstoot van broeikasgassen. Eerder al hebben de landen gezamenlijk afgesproken de gemiddelde temperatuurstijging op aarde tot maximaal 2 graden Celsius te beperken. Daar is haast mee geboden, want het klimaat verandert nu al en de voorspellingen wijzen op een sterke stijging van de temperatuur die zonder vergaande afspraken ook ver boven de 2 graden gemiddelde temperatuurstijging uit kan komen. Dit betekent dat naast volle inzet op mitigatie, we ons ook moeten richten op de beste wijze om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op te vangen: klimaatadaptatie.
Europese adaptatiestrategie Sinds een jaar of tien krijgt klimaatadaptatie serieuze aandacht op Europees niveau. Daarbij is gebruik gemaakt van de ervaringen van lidstaten die met dit onderwerp al langer aan de slag zijn, waaronder Nederland. De EU heeft in 2012 op basis van een voorstel van de Europese Commissie een strategie voor klimaatadaptatie vastgesteld. Dit omvat drie kernpunten: bevorderen dat lidstaten maatregelen treffen, zorgen voor een kennisbasis voor onderbouwde besluitvorming en bevorderen van aanpassingen in belangrijke sectoren. De EU verwacht dat elke lidstaat uiterlijk in 2017 een nationale adaptatiestrategie (NAS) heeft vastgesteld. In Nederland is het opstellen van zo’n strategie opgenomen in de Klimaatagenda (2013). Uit onderzoek van het Europees Milieu Agentschap van 2014 bleek dat driekwart van de Europese landen, waaronder Nederland, klimaatadaptatie nu op de politieke agenda hebben staan. De belangrijkste reden daarvoor is extreme weergebeurtenissen, gevolgd door EU-beleid met betrekking tot klimaatadaptatie, oplopende schade en wetenschappelijk onderzoek. Als belangrijke obstakels om actie te ondernemen, wer-
den onduidelijkheid over de omvang van de klimaatverandering en onduidelijke verantwoordelijkheden genoemd. Nederland zal voorjaar 2016 een nieuwe NAS uitbrengen. Met het Deltaprogramma wordt reeds een belangrijke invulling aan klimaatadaptatie gegeven voor zeespiegelstijging, verhoogde rivierafvoer, piekregenbuien, droogte en hitte. Daarnaast is nog extra aandacht nodig voor de gevolgen voor de sectoren gezondheid, transport, en de energie- en ICT-netwerken. Verenigde Naties De klimaatonderhandelingen op de VN-top in het kader van de UNFCCC hebben niet alleen betrekking op mitigatie, maar ook op adaptatie. Daarbij ligt de aandacht vooral op van elkaar leren en tijdig nemen van maatregelen. Daarnaast nemen de VN in september 2015 ook een besluit over duurzame ontwikkelingsdoelen voor de periode 2015-2030. Het thema water
wordt waarschijnlijk verbreed. Het zal niet alleen gaan over sanitatie en drinkwater, maar ook over integraal waterbeheer, voldoende schoon zoet water en klimaatadaptatie in het stedelijk gebied. Bij klimaatverandering neemt ook de kans op natuurrampen toe. In dat kader is het interessant dat in het Japanse Sendai in maart 2015 op een speciale conferentie een nieuw Kader voor reductie van risico’s van rampen werd aangenomen. Daarbij is meer dan voorheen aandacht voor de preventie van rampen. Daarbij hebben een beter begrip van risico’s van rampen en het investeren in het beperken ervan prioriteit. Deze punten vinden we ook terug in het Deltaprogramma. OESO De OESO besteedt regelmatig aandacht aan water en klimaatadaptatie. Zo deed de OESO in 2013-2014 onderzoek naar het Nederlandse watergovernance. Conclusie: de
Adaptation Futures conferentie Adaptation Futures is de tweejaarlijkse conferentie van het Global Programma of Research on Climate Change Vulnerability, Impacts and Adaptation (PROVIA). Van 10-13 mei 2016 organiseert Nederland samen met de Europese Commissie in Rotterdam de vierde editie van de internationale conferentie: Adaptation Futures. Nederland wil met deze conferentie de verbinding leggen tussen de meest recente wetenschappelijke kennis enerzijds en de praktijk van klimaatadaptatie anderzijds. De conferentie combineert discussies over het laatste adaptatieonderzoek met een Adaptation Practice Expo en een Business Fair. Hierbij zal de aandacht ondermeer uitgaan naar governance en financiering: wie neemt de verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen en welke partijen betalen daar aan mee?
THEMA RUIMTELIJKE ADAPTATIE
water governance in Nederland heeft een uitstekende staat van dienst. Waterbeheer in Nederland heeft door de jaren heen bijgedragen aan een sterke economische ontwikkeling, waarbij omstandigheden zijn gecreëerd voor een dichtbevolkte Randstad, de grootste Europese haven, ontwikkeling tot grote exporteur van landbouwproducten en een toonaangevende waterindustrie. Wel concludeert de OESO dat het waterbewustzijn onder Nederlanders opvallend laag is. Waterrisico’s worden laag ingeschat en veel mensen zijn niet op de hoogte van de basisfeiten van evacuatiebeleid, van de herkomst van hun drinkwater en of ze in overstromingsgebieden wonen. Er is meer aandacht voor waterkwaliteit en de veerkracht van het ecosystemen, maar het blijft een uitdaging om dit te verbeteren. Ook doet OESO de suggestie om economische prikkels te versterken om ‘te veel’, ‘te weinig’ en te vervuild’ water te beheren.
21
Klimaatadaptatie in het stedelijk gebied staat hoog op de agenda (foto Robbert Goddyn).
bare deltagebieden. De ecosystemen in deze gebieden staan onder grote druk. Klimaatadaptatie en het halen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen en de nieuw vast te stellen Sustainable Development Goals zijn belangrijke internationale en politieke uitdagingen. Het programma Water Mondiaal focust op het ontwikkelen van lange termijn waterpartnerships in zeven deltalanden: Indonesië, Vietnam, Mozambique,
Egypte, Bangladesh, Myanmar en Colombia. In het programma werken publieke en private partijen nauw samen, evenals als NGO’s. Annemarieke Grinwis is beleidsadviseur Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie; zij schreef dit artikel in samenwerking met Willem Jan Goossen, programmamanager Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Het Waterschap
Water mondiaal De Nederlandse regering is in 2009 het programma Water Mondiaal gestart om actief samen te werken met landen in laagliggende deltagebieden op het gebied van beschermen tegen overstromingen en veilig stellen van voldoende, schoon water. Centraal daarbij staat de notie dat wereldwijd de watercyclus al onder grote druk staat door demografische ontwikkelingen, die resulteren in urbanisatie, voedseltekort, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en bodemdaling. Klimaatverandering vergroot die druk. De druk is geconcentreerd op dichtbevolkte, vrucht-
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Begin juni, op de Ministerial Council Meeting van de OESO in Parijs, heeft minister Schultz van Haegen gezegd dat de strijd tegen de wereldwijde waterproblemen als gevolg van klimaatverandering niet alleen moet worden gevoerd met technische oplossingen, maar dat goed bestuur en een lange termijn financiering minstens zo belangrijk zijn.
WATERDEBAT
Het
Voor
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
E
Het Waterschap
22
Een expliciete wette voor productie e duurzame energie
én van de traditionele taken van waterschappen is het zuiveren van afvalwater. Anno 2014 verrichten waterschappen echter meer taken dan alleen deze traditionele waterschapstaak, bijvoorbeeld door uit afvalwater energie op te wekken en deze energie te leveren aan derden. Het probleem is dat deze nieuwe taken van waterschappen niet voldoende juridisch gewaarborgd zijn. Het is daarom noodzakelijk dat de energieopwekkingstaak van waterschappen en de levering van deze energie aan derden expliciet juridisch vastgelegd wordt. Energieopwekking uit afvalwater is juridisch problematisch, omdat deze taak nergens expliciet terug te vinden is in de wet. Met name vanuit staatsrechtelijk perspectief is dit een probleem, omdat waterschappen ‘functionele openbare lichamen zijn met een gesloten huishouding’. In Jipen-Janneketaal komt dit er op neer dat waterschappen alleen die taken mogen vervullen die hen zijn opgedragen door de wet. Verschillende convenanten, akkoorden en green deals beogen de juridische belemmeringen weg te nemen. Niettemin heeft wettelijke verankering daarmee nog niet plaatsgevonden. Vooraanstaande juristen, zoals professor Nehmelman, hebben gewezen op het belang van wettelijke verankering van de energieopwekkingstaak van waterschappen en de levering van deze energie aan derden. Mogelijke oplossingen voor het probleem zijn bijvoorbeeld het wijzigen van de Waterwet, maar ook de nieuwe Omgevingswet biedt mogelijkheden om de nieuw verworven taken van waterschappen wettelijk vast te leggen. In 2014 liet Berenschot in zijn rapport een
ander geluid horen, namelijk dat er geen expliciet wettelijke verankering hoeft plaats te vinden. Volgens het rapport bestaan er geen wettelijke belemmeringen zolang de energieopwekkingsactiviteiten plaatsvinden binnen het kader van het zuiveringsbeheer of watersysteembeheer en de mededingingsrechtelijke regels gerespecteerd worden. Deze stellingname berust echter onder andere op uitspraken van de minister en eigen interpretatie. De wetgever en rechter hebben zich over deze kwestie nog niet uitgesproken, waardoor de mogelijkheid blijft bestaan dat zij in de toekomst een andere conclusie zullen trekken dan de auteurs van het Berenschotrapport. Het belang van de nieuwe taken van waterschappen wordt door het Rijk onderkend in verscheidene convenanten en het Rijk wil waterschappen graag op weg helpen door juridische belemmeringen weg te nemen. De belangrijkste juridische belemmering - het ontbreken van een expliciet wettelijke grondslag voor het opwekken van energie uit afvalwater en de levering van deze opgewekte energie aan derden blijft desalniettemin bestaan. Er bestaat daarom nog steeds onduidelijkheid. Om die reden is het voor waterschappen van belang om een einde te maken aan deze onduidelijkheid door er bij de wetgever op aan te dringen de energieopwekkingstaak van waterschappen, evenals de levering van deze energie aan derden, juridisch te verankeren, opdat zij ook in de toekomst energie kunnen blijven opwekken en leveren aan derden. Sander Foort, junior onderzoeker en promovendus bij Nyenrode Business Universiteit
WATERDEBAT
Debat
vooral om de (duurzame) manier waarop de al bestaande taken worden uitgevoerd? In het Berenschot-rapport is aan de hand van een serie juridische en feitelijke argumenten uiteengezet dat het laatste het geval is en dat het waterschap een ruime vrijheid toekomt om zijn taken naar eigen inzicht uit te voeren. De Waterschapswet voldoet en de minister is het hiermee eens. Het pleidooi voor een expliciete wettelijke borging lijkt gebaseerd op een nogal enge wetsinterpretatie binnen academische muren, op ruime afstand van de dagelijkse praktijk van het waterbeheer. Is er dan echt helemaal niets te zeggen voor enige versterking van de juridische basis? Ik aarzel. Misschien wel, maar dan toch vooral met het oog op de lange termijnambities van de waterschappen. Zij staan niet stil en onderzoeken op welke termijn zij per saldo energieneutraal of zelfs -leverend kunnen worden, met toepassing van wind, zon, waterkracht en (rest)warmte, zowel in de afvalwaterzuivering als het watersysteem. Een wettelijke verankering in de Omgevingswet, zoals door de ChristenUnie voorgesteld, kan deze ambities - waarvoor in de Tweede Kamer breed politiek draagvlak bestaat - voor eens en altijd buiten elke juridische twijfel of verdenking plaatsen. Voorwaarde is wat mij betreft dan wel, dat een dergelijke wettelijke verankering niet verplichtend is, maar voorwaardenscheppend. De stand van de techniek verandert voortdurend en het waterschap moet de ruimte en vrijheid behouden om flexibel in te blijven spelen op nieuwe ontwikkelingen en innovaties. Rafaël Lazaroms, beleidsadviseur Unie van Waterschappen
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
A
llereerst is het goed te constateren dat de waterschappen hun werkzaamheden aantoonbaar en in hoog tempo verduurzamen. Nieuwe technologie biedt hiervoor ongekende mogelijkheden en de waterschappen spelen hier actief op in. Met een Darwinistische blik zou je kunnen zeggen dat het waterschap in de loop der tijden kennelijk steeds weer in staat is om zich aan te passen aan veranderende eisen en omstandigheden. De nieuwste uitdaging is de klimaatverandering en de verdere verduurzaming van de (bestaande) taken. De sector heeft zichzelf een stevige opgave gesteld voor klimaat- en energieambities en is hiermee al goed op dreef. Deze ambities zijn vastgelegd in diverse akkoorden en convenanten die de sector met het Rijk heeft gesloten. De duurzame transitie raakt alle taken en organisatieonderdelen van de waterschappen. Met enige nuchterheid wordt in het Berenschot-rapport vastgesteld dat naast duurzaamheid ook doelmatigheid (kostenbesparing) een belangrijk motief is voor de winning van duurzame energie en grondstoffen. Bijvoorbeeld het biogas, dat al vele jaren wordt gebruikt voor het eigen zuiveringsproces op de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Maar de waterschappen moeten nog alle zeilen bijzetten om de duurzame doelstelling van 40 procent duurzame energie in 2020 te halen. Lokaal ontstaan soms overschotten die aan derden kunnen worden geleverd. Dat laatste raakt ook meteen ook aan de kern van deze discussie: is de veronderstelling juist dat duurzame energie of duurzaamheid een afzonderlijke, geheel nieuwe taak van het waterschap is, of gaat het hier
Tegen
23 Het Waterschap
elijke verankering en levering van e is noodzakelijk
WATERPRAKTIJK
Bestrijden exoten
‘Dat is een heel gedoe’ De cabomba caroliniana, ofwel de waterwaaier, is een invasieve exoot. De waterplant verspreidt zich razendsnel en bestrijding lijkt een gevecht tegen de bierkaai. Bij de Loosdrechtse Plassen gloort dit voorjaar enige hoop in de strijd tegen de door watersporters gehate exoot.
DOOR AD MOERMAN
Nummer 7/8 Juli?Augustus 2015
D
Het Waterschap
24
e cabomba is een lastige plant voor waterbeheerders, maar geliefd onder liefhebbers van aquaria en vijvers. Want vissen vinden de plant niet lekker en de waterwaaier produceert veel zuurstof. ‘’Sinds een jaar of acht treffen we de plant steeds vaker aan rond de Loosdrechtse plassen. Inmiddels heeft hij zich stevig gevestigd”, vertelt Martijn van Vliet, beleidsmedewerker bij Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Volgens hem blijft de overlast in het gebied van AGV vooralsnog beperkt omdat de cabomba het best groeit in helder, niet al te diep water; zonlicht moet de bodem kunnen bereiken. In diepere en in troebelere wateren is de cabomba vooralsnog beperkt aanwezig.
Hoge kosten Elk nadeel heeft bovendien voordelen. Eén van de doelen van de Kaderrichtlijn Water voor Loosdrecht is dat de begroeiing met waterplanten toeneemt. Cabomba kan wellicht dezelfde functies vervullen als inheemse soorten. Bijvoorbeeld schuilplek bieden aan vis, het onttrekken van voedsel aan het water of sediment afvangen. Cabomba-rijk water kan zeer helder worden. Het Nederlands Instituut voor Ecologie(NIOO) onderzoekt op dit moment of uitheemse soorten als cabomba ook nuttig kunnen zijn. Een ramp is de plant voor zwemmers en bootjes. Scheepsschroeven lopen vast in de slierten groen en zwemmers ondervinden veel hinder. Rond de Loosdrechtse plassen gaat het om duizenden mensen en tientallen bedrijven die overlast ervaren en schade lijden. ‘’In het begin hoopten we nog op strenge winters. Maar omdat de plant in de bodem wortelt en overwintert, maakt het niet uit of het hard vriest of kwakkelt. Als we deze plant onder controle willen krijgen dan kan dat miljoenen euro’s gaan kosten”, zegt Van Vliet. Het pijnlijke voor de recreatiesector is dat de waterwaaier vooral in ‘de haarvaten’ van het gebied welig
tiert. AGV en gemeenten staan ‘getroffenen’ vooral met kennis bij, maar de eigenaar van het aan de watergang grenzende perceel is volgens wet- en regelgeving onderhoudsplichtig. “Eerst was het richting de overheid’ doe er eens wat aan’. Inmiddels komen bedrijven ook zelf in actie om de plant met wortel en al te verwijderen. Maar het is nagenoeg onmogelijk om de plant geheel weg te krijgen als die zich eenmaal heeft gevestigd. Dus dat betekent goed in de gaten houden en blijven verwijderen. Dat betekent dat de onderhoudsplichtige de cabomba tot vaste kostenpost in de jaarbegroting moet benoemen”, stelt Van Vliet. Zwarte lijst Cees van Bladeren, de beleidsadvi-
vol zitten. Het zit ook al in grotere wateren dan de haarvaten waar collega Van Vliet het over heeft. De Funtus bij Loosdrecht kun je geen haarvat noemen. Ga daar maar eens kijken, dan trek je maar één conclusie: dit kan niet de bedoeling zijn. Bij de Giessen bij HardinxveldGiessendam heeft Waterschap Rivierenland problemen in een grotere watergang die op het kanaal aansluit. Het is nu dus nog geen groot probleem voor de waterschappen bij het uitoefenen van hun primaire taken. Maar dat kan het wel worden”, meent Van Bladeren. “Cabomba levert inderdaad veel zuurstof op, maar de plant verdringt wel veel ander leven in de sloten. Niet goed dus voor de biodiversiteit. De plant komt nu in het wild voor op vijf plaatsen in Nederland. Het
“Het is nu nog geen groot probleem voor de waterschappen, maar dat kan het wel worden” seur die zich bij de Unie van Waterschappen bezig houdt met exoten, heeft een wat andere kijk op de taak van de waterschappen, die gezamenlijk jaarlijks nu al twee tot drie miljoen euro uitgeven aan de bestrijding van exoten. “Cabomaba is vrijwel onuitroeibaar, dat klopt. Je krijgt het nooit helemaal weg en binnen een jaar kan een sloot weer
probleem is nog redelijk beperkt. Waterbeheerders zullen zich echter moeten inspannen om dat zo te houden.” Van Bladeren is de afgelopen jaren vooral bezig geweest om de verkoop van cabomba in Nederland stil te leggen. Per 1 januari is de verkoop verboden en staat cabomba op een
WATERPRAKTIJK
Hoopvol Intussen lijkt aan de Loosdrechtse plassen een oplossing in zicht. Bij Chaletpark Smalland konden de bewoners van de 250 vakantiewoningen de laatste jaren amper met hun bootje naar ruimer water komen. “We hebben twee hoofdvaarten en een stuk of dertig ‘zijvaarten’; vijf meter brede slootjes, één meter diep. Alle chalets staan aan die zijvaarten en die groeiden de afgelopen jaren van april tot oktober helemaal vol met cabomba. Dat ver-
pest ons verblijf hier”, vertelt André Sluyter, sinds ruim één jaar bestuurslid van de Vereniging van Eigenaren en als gepensioneerd hydroloog belast met de ‘cabombaportefeuille’. Van alles is de afgelopen jaren bij Smalland geprobeerd. Maaien hielp soms niet langer dan één of twee maanden; maaien zorgt zelfs voor een snellere verspreiding omdat plantenresten een stukje verderop opnieuw wortel schieten. Onder hoge druk met wortel en al wegspuiten bleek veel te duur. De bodem borstelen, schoot ook niet op. Nadeel van al deze methodes was bovendien dat de recreatieboten tijdelijk elders geparkeerd moesten worden omdat het in het vaarseizoen moet gebeuren. “Dat is een heel gedoe. In de winter liggen de boten in de winterstalling. In samenwerking met het Friese bedrijf Pruim Baggerwerken hebben we afgelopen winter met wals-met-stalen-pennen de bodem van de sloten laten ‘verticuteren’. Daarmee kwam de cabomba ook met wortel en al naar boven.
Tot half mei waren de sloten nog prima bevaarbaar, dus ik ben hoopvol gestemd”, vertelt Sluyter. “Dat kostte ons afgelopen winter 10.000 euro. Per chalet komt dat op 40 euro per winter. Dus dat is te doen. Misschien dat we het met één of twee keer per jaar onder controle en bevaarbaar kunnen houden. Want het is een illusie dat we er helemaal van af komen.” De baas Waterplanten - en dus cambomba-importeur Ronald Moerings uit Roosendaal, die zo’n beetje 90 procent van de Nederlandse waterplantenmarkt in handen heeft (en zelf ook een bootje heeft), ziet helemaal geen probleem. Zijn Aziatische toeleveranciers schakelen dit jaar over van de schadelijke naar het kweken van een niet-schadelijke soort cabomba. “Mijn motto is ‘geen exoot in de sloot’, dat kun je mij regelmatig horen verkondigen op tv in tuinprogramma’s. Nog even en dan is die vervelende cabombasoort helemaal niet meer te koop in Nederland. En die paar plekjes waar de cabomba al zit? Gewoon in het najaar met een kraantje weghalen en op de kant zetten. Met zijn allen iets minder praten en wat vaker de hand aan de schop, dan worden we de cabomba heus wel de baas.” Ad Moerman is freelance journalist.
25 Het Waterschap
lijst met acht andere verboden planten. “Er wordt door de leveranciers inmiddels volgens dit convenant gehandeld. Het heeft inderdaad wat lang geduurd voordat cambomba op de lijst kwam. Dat is kenmerkend voor regelgeving, die loopt altijd overal achteraan. Bovendien hadden plantenkundigen nogal lang werk aan het uitzoeken over welke variant we het nu precies hadden. Ook is een prima alternatief gevonden, een andere type cambomba, dat in de winter wel dood vriest.”
Nummer 7/8 Juli?Augustus 2015
Het is nagenoeg onmogelijk de plant geheel weg te krijgen als die zich eenmaal heeft gevestigd.
WATERVEILIGHEID
Netcentrisch werken bij calamiteiten
Alle informatie voor iedereen
Nummer 7/8 Juli?Augustus 2015
Er is een grote brand in een bedrijf in Nijmegen waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Een grote pluim zwarte rook spreidt zich uit over het rivierengebied. De brandweer is al aan de slag, het bluswater dreigt samen met mogelijk giftige stoffen in de sloten en het riool terecht te komen. Bij Waterschap Rivierenland in Tiel gaan alle alarmbellen af. Wat te doen?
Het Waterschap
26
Bij de regiekamer is een permanent calamiteitencentrum ingericht.
DOOR RICHARD DERKS
K
ees Vonk, secretaris-directeur van het waterschap, geeft aan dat de calamiteitenorganisatie van het waterschap meteen op scherp staat. Als operationeel leider van de calamiteitenorganisatie moet hij de besluiten nemen om de gevolgen van deze ramp in te dammen. Nou ja, ramp... mógelijke ramp. Want de brand is gelukkig maar een oefening.
Nou wordt bij het waterschap wel vaker geoefend. Maar deze keer is er iets speciaals aan de hand. Vonk: “We werken sinds kort met een Centrale Regiekamer, en daar hebben we ook een permanent calamiteitencentrum bij ingericht. Dit was de eerste keer dat we op grote schaal met die combinatie geoefend hebben, en wel volgens de
methode van het netcentrisch werken. En ik moet zeggen: ik ben erg onder de indruk van de voordelen.” Netcentrisch werken De veiligheidsregio’s in Nederland werken al langer netcentrisch, maar in de waterschapswereld is het begrip relatief nieuw. Hoogheemraadschap van Rijnland is er
WATERVEILIGHEID
Verandertraject Bij ‘informatiemanagement’ denk je al snel aan ICT-toepassingen; netcentrisch werken maakt gebruik van een netwerkapplicatie. Maar ICT is geen quick fix, legt landelijk adviseur Netcentrisch Werken Martijn Korpel van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) uit: “Je bent er niet met alleen een tool. Het gaat om een andere manier van
Professionalisering De waterschappen zijn bezig met een professionaliseringsslag in de crisis- en rampenbestrijding. Het is de bedoeling dat ze in 2020 allemaal netcentrisch werken. Niet alle waterschappen zijn al zover. Marleen de Lange legt uit waarom: “Netcentrisch werken is niet goedkoop. Op de eerste plaats de ICT. Daarnaast moet je de organisatie inrichten. Mensen opleiden, goed trainen en goed getraind houden. Ook dat is kostbaar. Voor ons heeft het op orde brengen en houden van een goede calamiteitenorganisatie hoge prioriteit. We hebben in ons werkgebied vijftien tot twintig keer per jaar een situatie waarbij we moeten opschalen. Waarbij de calamiteitenorganisatie actief wordt. Dat geeft de urgentie aan.” Ook Kees Vonk van Waterschap Rivierenland wijst op deze afweging: “In het rivierengebied zijn de economische en maatschappelijke gevolgen van bijvoorbeeld een overstroming enorm groot. Het raakt rechtstreeks aan onze kerntaak als waterschap om te zorgen voor waterveiligheid, en dus voor een goed functionerende calamiteitenorganisatie. Als je de kosten afzet tegen de schade die met een eventuele overstroming gepaard gaat, is die investering zeker te rechtvaardigen.”
Toekomstbeeld Het concept netcentrisch werken wordt nu nog vooral toegepast bij calamiteiten. Waterschap Rivierenland heeft de eerste stap gezet om het te integreren in de ‘normale’ bedrijfsvoering. Martijn Korpel (IFV) ziet een grote toekomst voor deze manier van werken: “De eerste stap is dat je bij een calamiteit of een verstoring een actueel en geverifieerd situatiebeeld maakt waarbij iedereen (van dijkgraaf tot zuiveringstechnoloog) in twee minuten snapt wat er aan de hand is. Hoe mooi zou het zijn als je die werkwijze ook kan toepassen om in het reguliere werk eventuele verstoringen, gepland onderhoud of risico’s in beeld te brengen? Je kunt dan de actuele stand van zaken over je primaire processen op een A4’tje beschikbaar stellen en voortdurend beoordelen of je wel (of juist niet) actie moet ondernemen. Afwijkingen op het reguliere beeld worden met netcentrisch werken in een oogopslag zichtbaar.”
Alle informatie is voor iedereen zichtbaar en kan snel gedeeld worden Ondertussen is de grote oefenbrand bij Waterschap Rivierenland onder controle. Volgens Kees Vonk is de oefening goed verlopen. Is het waterschap nu klaar voor een echte ramp? Vonk: “Ik hoop niet dat die ooit komt. We hebben als calamiteitenorganisatie een vreemde taak. We staan op scherp voor iets waarvan je hoopt dat het nooit nodig zal zijn. Maar áls het nodig is, zijn we er klaar voor!” Richard Derks is freelance tekstschrijver
Centrale Regiekamer Waterschap Rivierenland werkt sinds begin 2015 met een Centrale Regiekamer. In dit controlecentrum op het hoofdkantoor in Tiel worden het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer in het werkgebied integraal geregeld. Gemalen, rioolgemalen en waterzuiveringsinstallaties kunnen centraal worden bediend. Bij de regiekamer is een permanent calamiteitencentrum ingericht. Bij calamiteiten zoals hoogwater hebben crisisteams direct toegang tot de informatie uit de regiekamer. Inmiddels werkt ook een aantal andere waterschappen met een regiekamer. De combinatie met een permanent ingericht calamiteitencentrum is echter uniek voor Nederland.
Nummer 7/8 Juli?Augustus 2015
werken. Waterschap Rivierenland heeft dat proces ingericht, de rollen en de functies van de mensen georganiseerd en ze opgeleid. Er was bijvoorbeeld veel aandacht voor hoe de voorzitters van de teams dit proces aansturen. Informatiemanagement is geen nieuwe ‘hobby’, maar ondersteunt de besluitvorming en versterkt het netwerk van mensen. Als je zowel het proces, de organisatie, de techniek en vooral de rol van de mensen in goede banen leidt, dan kun je veel winst behalen. Een beter informatiebeeld leidt tot betere samenwerking. Ik zie veel betrokkenheid, plezier en trots bij de mensen die het zijn gaan doen.”
27 Het Waterschap
in 2011 mee begonnen. Calamiteitencoördinator Marleen de Lange van dat schap vertelt: “We zijn er heel blij mee! Het is echt een groot succes.” Het draait bij netcentrisch werken allemaal om informatiemanagement, legt De Lange uit: “Het is een manier van werken waarbij iedereen, op alle niveaus in de organisatie, op ieder moment in real time op de hoogte is van de situatie rond een calamiteit. Dat betekent in de praktijk dat alle brokjes actuele informatie in één vijver verzameld worden. Iedereen kan daaruit vissen wat hij of zij op dat moment nodig heeft. Om acties uit te zetten, om de pers in te lichten, om contact op te nemen met andere organisaties. Alle informatie is voor iedereen zichtbaar en kan snel gedeeld worden. Je hoeft niet meer te vergaderen om informatie uit te wisselen, want iedereen is al op de hoogte.” En dat scheelt enorm veel tijd, ervaart ook Kees Vonk bij de oefening: “In de traditionele werkwijze ben je tijdens een crisisvergadering meer dan de helft van de tijd bezig met uitzoeken wat er precies aan de hand is. Met het verzamelen en checken van informatie om tot een goed kloppend beeld van de situatie te komen. Netcentrisch werken zorgt dat dat beeld er metéén bij het begin van die vergadering al is. Volledig bijgewerkt en actueel. Het is een gedeeld - en gevalideerd beeld. Daar hebben speciale informatiecoördinatoren voor gezorgd. Je hebt dus veel meer tijd over om te besteden aan oordeelsvorming en besluitvorming. Je kunt meteen aan de slag.”
WATERPRAKTIJK
Soepele overdracht van project naar beheer
“Formeel moment voorkomt irritatie” In de praktijk blijkt de overdracht van een opgeleverd werk vaak problematisch. Er resten enkele klusjes en er ontbreken nog wat gegevens. Met alle stagnatie, twijfel en irritatie van dien, binnen én buiten de organisatie. De oplossing is volgens medewerkers van Waterschap Reest en Wieden even doeltreffend als voor de hand liggend: “Maak van elke projectoverdracht een formeel moment, met een handtekening en een beheerdocument.”
DOOR BERT JANSEN
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
W Het Waterschap
28
atergangen werden verlegd, vistrappen geplaatst, stuwen, gemalen en sluizen werden in gebruik genomen. Landbouwgrond veranderde in natuurgebied, recreatiegebieden doen ook dienst als waterbuffer. “Op dit moment tellen we een groeiend aantal Water-Op-Maat (WOM)-projecten, die al wel gerealiseerd zijn, maar nog niet zijn overgedragen aan onze afdeling Waterbeheer of - soms - een externe partij. Even is er een ongewenst vacuüm in de verantwoordelijkheid, na de oplevering van het project,” vertelt afdelingshoofd Waterbeheer Nico van Duyvenvoorde, die de eerste aanzet gaf tot een verbeterde overdracht. “Het moment dat het project van de tijdelijke situatie weer terug gaat naar Waterbeheer, werd nooit goed vastgelegd.”
Ongewenst Natuurlijk wordt in zowel planvoorbereiding als uitvoering al overlegd met Waterbeheer, maar dat was ook een deel van de verwarring. Je hebt al een hele tijd samengewerkt en opeens ligt de verantwoordelijkheid in het midden, vanwege enkele onopgeloste detailkwesties. “Het projectteam leek niet van een klus af te kunnen komen, terwijl Waterbeheer er nog niet echt mee aan de slag kon. Dat leverde lastige situaties op,” verklaart Jan Supèr afdelingshoofd Realiseren en Meten. “De tijd en aandacht van de projectmedewerkers versnipperde over te veel verschillende projecten. Verwachtingen en inzichten over verantwoordelijkheden liepen uiteen: wie doet eigenlijk wat? Een klacht van een gebruiker of inwoner uit het projectgebied
Veldbezoek en overdracht met projectteam (foto Roelof Hoving).
WATERPRAKTIJK
Meer gedoe “Meer papier en formeel gedoe. Waar is dat voor nodig?,” vroeg ook Jan Supér zich aanvankelijk af. “Vanaf de eerste keer ben ik blij dat we het zo gedaan hebben. Even een duidelijk moment, de zaken goed gedocumenteerd. Het eigenlijke doel ligt voor het projectteam 30 jaar verder, wanneer het Water op Maat-
Maatwerk De waterschapsorganisaties worden groter. Taken en kennis zijn meer verspreid over meerdere afdelingen. De overdrachtskwestie speelt op alle waterschappen, weet Jan Supèr. Hij beklemtoont: “Het moet geen papieren tijger worden. De overdracht is een middel om zaken helder te krijgen, geen doel op zich. Elk project binnen elk waterschap is anders, daarom is het belangrijk om bij elke projectoverdracht maatwerk te bieden.” Wat Gert-Jan Pool betreft mag de formele projectoverdracht nog iets meer bekendheid krijgen in bredere kring. “Ook bij de receptie is het belangrijk te weten wie inmiddels het aanspreekpunt is voor een bepaald project; de projectleider of de chef waterbeheer. Straks na de fusie van Groot Salland en Reest en Wieden is het nog belangrijker om de interne communicatie over projecten te stroomlijnen.” “Als het bijvoorbeeld hard heeft geregend,” merkt Van Duyvenvoorde op, “dan ga je als waterbeheerder in het beheerdocument op zoek naar het thema waterberging. Dat vind je wel, maar verspreid in brokjes. Het zou handig zijn om bijzondere omstandigheden in een aparte paragraaf op te nemen.” Tot slot tipt Jan Supèr: “Als je het niet over alles eens wordt, zeg het dan gewoon. Blijf niet argumenteren en doormodderen, maar erken dat niet beiden gelijk kunt krijgen. Leg het vraagstuk beargumenteerd hogerop in de organisatie voor een besluit. Dat geeft ontzettend veel rust en het proces stagneert niet.” Bert Jansen is tekstschrijver
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Instrumenten Voor de gecoördineerde overdracht van WOM-projecten van projectuitvoering naar waterbeheer, gebruikt waterschap Reest en Wieden twee instrumenten: het beheerdocument en het overdrachtsmoment. Het projectteam levert alle informatie en actuele cijfers die nodig zijn. Het document wordt aangevuld met revisiegegevens, de beoogde onderhoudssystematiek en nuttige achtergrondinformatie. Na afronding wordt het beheerdocument ‘afgetikt’ tijdens het overdrachtsmoment en ondertekend door beide afdelingshoofden. De uiteindelijke voorbereiding van die ondertekening zegt junior-projectleider Gert-Jan Pool, duurt hooguit een halve dag en vindt bij voorkeur in het projectgebied plaats. Alle mensen die nauw betrokken zijn bij het project, worden hierbij uitgenodigd. Na vaststelling en goedkeuring van het beheerdocument komen de verantwoordelijkheden bij de beheerafdeling te liggen. Het document wordt gedeeld in de organisatie. Alle andere informatie en afspraken zijn te vinden in de legger, het beheerregister en het archief.
project nog steeds goed moet functioneren en onderhouden moet worden. Alleen al de voorbereiding op de overdracht, haalt het beste van twee werelden boven ‘Bij de overdracht van het complexe project Veenweidepolders (NoordwestOverijssel) bijvoorbeeld, werd de stand van zaken opgemaakt. Restpunten die voorheen tussen afdelingen bleven zweven, werden nu verdeeld over de twee afdelingen en stonden de afronding niet meer in de weg.” Nico van Duyvenvoorde: “Als beheerder loop je niet meer terug als 99 procent van het project in orde is. Dan neem je de restpuntjes voor je rekening. Die duidelijkheid heeft aan de frictie en het wijzen naar elkaar, een eind gemaakt. Zeker weten dat het geregeld is, klaarde de lucht.” Beleidsmedewerker waterbeheer, Gerard Verstoep, bespeurde van meet af aan een omslag op zijn afdeling: “Iedereen wordt voor de overdracht even extra scherp. Het document wordt bestudeerd en aan de praktijk getoetst. Na drie sessies konden, ruim vóór het officiële moment, zaken kortgesloten worden. Het projectteam doet zijn best alle gegevens zo duidelijk mogelijk op te schrijven. De handtekeningen konden blind gezet worden.”
29 Het Waterschap
kon maandenlang heen en weer bungelen tussen beheer en project. Het leidde tot ruis en irritaties tussen collega’s en wekte in het werkveld geen vertrouwen. Zolang een echte afronding uitbleef, was de financiële afsluiting van een miljoenenproject niet aan de orde. Afschrijvingstermijnen konden niet worden ingeboekt, subsidies mochten nog niet aangevraagd worden. Bedrijfseconomisch was dat een ongewenste situatie,” duidt Supèr.
De formele overdracht tussen beide afdelingen; links Nico van Duyvenvoorde en rechts Jan Supèr (foto Annemieke Teurlinckx).
SCHATTEN VAN DE SCHAPPEN
Onbekend maar niet onbemind
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
‘Nederlands Raad en Beschermer tegen de Woede der Zee en der Stormen’. Dat staat er op de grafsteen van waterbouwkundige Christiaan Brunings in de Grote of Sint-Bavo-kerk in Haarlem. Het met subsidie van onder meer het Hoogheemraadschap van Rijnland, gerestaureerde grafmonument ademt negentiende-eeuwse schoonheid en heroïek.
Het Waterschap
30
Een parel in funerair erfgoed.
DOOR BINA AYAR
E
en toevallige ontmoeting brengt Brunings in 1765 bij Rijnland. De zoon van een Duitse predikant werkt tot die tijd in een azijnfabriek. Zijn vader is overleden, moeder heeft geldproblemen en dus moet student Brunings zijn eigen broek ophouden. Gelukkig ontmoet hij in de fabriek Jan Noppen, opzichter van Rijnland. Die schoolt hem in kunsten en wetenschappen én wakkert zijn passie voor waterbouwkunde aan. Als Brunings in 1765 zijn overleden leermeester opvolgt als toeziener, mag hij zich bemoeien met de Spaarndammerdijk, de zwakste schakel in Rijnlands zeewering. Daarna gaat het stroomopwaarts met zijn carrière, zodat we nu in de archieven lezen dat de verdiensten van Brunings voor Rijnland ‘te veel zijn om op te noemen’ en ‘moeilijk te overschatten zijn’. Hij speelt
onder meer een hoofdrol in de totstandkoming van het Katwijkse Uitwateringskanaal en de verbinding met de Noordzee. Bovendien beperkt zijn bijdrage zich allerminst tot het gebied van Rijnland. Brunings is ervan overtuigd dat sommige waterproblemen een nationale aanpak verdienen. Eind achttiende eeuw wordt er flink gediscussieerd over pro’s en contra’s van centralisatie van waterstaatszaken. Daarin moet volgens Brunings onderscheid gemaakt worden tussen waterstaatsvoorzieningen van lokaal of provinciaal belang en die van nationaal belang. Laatstgenoemden moeten onder het beheer van nationaal bestuur vallen, stelt hij. In 1769 wordt hij-
zelf Inspecteur-Generaal van ‘s Lands Rivieren, in 1798 volgt zijn benoeming tot hoofd van het Bureau voor Waterstaat, de voorloper van Rijkswaterstaat. Brunings blijft daarna ruim dertig jaar hoofd van de Nederlandse waterstaat, vanaf 1803 zelfs als Directeur van ‘s Lands Rivier- en Zeewerken. Grafmonument In die jaren van grootse daden blijft Brunings ook in dienst van Rijnland. Op 25 mei 1805 zal hij veertig jaar in dienst zijn. Negen dagen voor zijn feestje sterft hij echter in de armen van vriend, collega en toeverlaat Frederik Willem Conrad. Drie jaar later sterft Frederik zelf, op veertigjarige leeftijd. Hij wordt bijgezet in het graf van zijn meester. Een romantische gedachte is dat de twee meer zijn dan vrienden, maar niets in de literatuur wijst daarop. Don’t ask, don’t tell, is in die tijd sowieso het devies. Rijnland heeft 210 jaar na de dood van Brunings weinig tastbare herinneringen aan hem. Op een plafondbalk in de vergaderzaal van Rijnlands prachtige gemeenlandshuis zien we wel nog de namen van Brunings en Frederik Willem Conrad. En er is het prachtige marmeren grafmonument, een parel in funerair erfgoed. Het monument herinnert aan de daden van een begenadigde man met een bijzondere loopbaan. Een relatief onbekende man ook, maar zeker niet onbemind. Bina Ayar is tekstschrijver; met dank aan Eggo Tiemens, erfgoedbeheerder Hoogheemraadschap van Rijnland. Een onderwerp aanmelden voor de serie ‘Schatten van de Schappen’ kan via
[email protected]
WATERBESTUUR
Waterschappen als duurzame opdrachtgever
Dromen verbinden
B
estuurslid Martijn Smitt van Bouwend Nederland was één van de sprekers tijdens het symposium dat onlangs plaatsvond ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van het platform waarin de projectafdelingen van de waterschappen met elkaar afstemmen en samenwerken. Smitt ziet een nieuwe rol voor aannemers en waterschappen weggelegd. “We moeten onze dromen met elkaar verbinden. Een contractvorm is ondergeschikt aan een gezamenlijk doel. Heb het lef om je hart het kompas te laten zijn. Je moet als opdrachtgever niet alles dichttimmeren in uitvoerige lange, contracten.” Peter de Jong van NLingenieurs, de branchevereniging van advies- en ingenieursbureaus, benadrukte dat het platform waterschapswerken een belangrijke rol speelt om de eigen en ook andermans risico’s te leren kennen. Zijn advies: “Ken elkaars belangen en spreek spelregels af.” Edwin Lokkerbol, directeur van de Vereniging van Waterbouwers: “We mogen scherper zijn op elkaar, maar wel vanuit de dialoog. Zo kunnen we innovatieve vermogens bij elkaar naar boven laten komen.” De droom van Smitt, de spelregels van De Jong en de innovatieve ver-
mogens van Lokkerbol… ze staan niet los van de duurzame ambities van de waterschappen. Die zijn gekoppeld aan Duurzaam GWW, een groot landelijk samenwerkingsverband van marktpartijen, overheidsopdrachtgevers en kennisinstituten gericht op het duurzamer maken van de Spoor- en Grond-, Weg- en Waterbouw. Het hele proces “Belangrijk motto van de waterschappen als publieke opdrachtgever is duurzaamheid,” zegt Blom als platformvoorzitter. “Veel projecten zijn al duurzaam zoals de waterketenprojecten waarbij we energie en grondstoffen terugwinnen uit afvalwater. En ook het aanleggen van natuurvriendelijke oevers in het watersysteem. Maar duurzaamheid geldt voor het hele proces, dus ook hoe je te werk gaat. Denk aan bouwmaterialen en de mate van overlast. Vanuit de instrumenten uit de Aanpak Duurzaam GWW, ontstaan kansen die je met je partners kunt verzilveren.” Arnoud van Vliet, secretaris-directeur van Waterschap Hollandse Delta, is vanuit de Unie van Waterschappen één van de trekkers van de Aanpak Duurzaam GWW. Hij is trots dat de waterschappen hun ambitie concreet maken: “Alle opdrachten boven een half miljoen
euro zullen met de nieuwe duurzame aanpak worden uitgevoerd. Ook is een versnellingsgroep in het leven geroepen die zorgt dat kennis en leerervaringen in projecten worden gedeeld waardoor je elkaar verder helpt.” “Met name de samenwerking tussen markt en opdrachtgevers kent soms een kwetsbaar evenwicht met verschillende verwachtingen,” zo vervolgt Van Vliet. “Maar door deze uit te spreken en te delen, worden juist weer nieuwe stappen richting duurzame ontwikkeling gezet.” Lastige kwesties Tijdens het symposium werden de obstakels, stokpaardjes en lastige kwesties benoemd die een goede samenwerking tussen marktpartijen en waterschappen in de weg kunnen zitten. Komt de beste oplossing vanuit de markt of vanuit de overheid? Kan een marktpartij wel objectief adviseren? Wie draagt het risico? Focust de aannemer uitsluitend op de realisatiefase? Wie moet het risico dragen? Hoe verbinden we de kennis vanuit het waterschap met de kennis vanuit de opdrachtnemer? Moeten innovaties passen binnen een bepaalde afschrijftermijn? Deze obstakels, stokpaardjes en lastige kwesties werden geschreven op kartonnen dozen die samen een muur vormden. Na een levendig debat onder leiding van dijkgraaf Hetty Klavers, klonk muziek van de Engelse rockband Pink Floyd: Another brick in the wall… Namens de marktpartijen schopten enkele prominente deelnemers de muur van kartonnen dozen om. De muur viel, een teken van vertrouwen in elkaar én in een toekomst van innovatie en duurzame ontwikkeling. Theo Brand werkt bij Waterschap Vallei en Veluwe.
31 Het Waterschap
DOOR THEO BRAND
Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
Jaarlijks zetten de waterschappen voor circa twee miljard euro uit aan opdrachten voor duizenden bedrijven. Als publieke opdrachtgever hebben zij een marktvisie met duurzaamheid als belangrijk element. “We moeten kansen zien en benutten,” zegt Patrick Blom, voorzitter van het jubilerende platform waterschapswerken.
WATERRECHT
Maestr’eau Mr. Andy Krijgsman behandelt een actueel juridisch onderwerp.
Nummer 7/8 Juli/Augustus 2015
Een onbruikbare watervergunning?
Het Waterschap
32
Ditmaal een bestuursrechtelijk geschil tussen het Waterschap Noorderzijlvest, de vergunninghouder met een beslissende stem voor een derde-belanghebbende die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State werd beslecht.1 Het betrof een door het waterschap verleende watervergunning op grond van de waterschapsverordening (keur) in het kader van de Waterwet voor het ophogen van het waterpeil in een gracht met behulp van een pendam nabij het perceel van vergunningaanvrager. De aanvrager beoogde hiermee om verdere verzakking van zijn huis te voorkomen. De peilverhoging ter plaatse zou echter tot gevolg hebben dat er wateroverlast zou ontstaan op een naburig lagergelegen perceel van een bedrijf. Het waterschap zag hierin aanleiding om aan de vergunning de voorwaarde te verbinden dat de vergunde werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd voordat compenserende maatregelen in de vorm van het aanleggen van drainage op het perceel van de derde-belanghebbende zijn uitgevoerd. De afdeling Bestuursrechtspraak zag zich op aangeven van het waterschap voor de vraag gesteld of de rechtbank ten onrechte had geoordeeld, dat de aan de vergunning verbonden voorschriften in redelijkheid niet aan de vergunning hadden mogen worden verbonden. Deze strekken immers tot het voorkomen of beperken van wateroverlast en ter bescherming van belangen van derden. Het waterschap bracht naar voren dat het voorkomen en beperken van wateroverlast valt binnen de doelstellingen van de Waterwet. De vergunninghouder was eveneens in hoger beroep gegaan en verzocht om het vernietigen van de voorschriften dan wel zelf voorziend minder bezwarende voorschriften aan de vergunning moeten verbinden.
De Afdeling Bestuursrechtspraak komt tot een ander oordeel dan de lagere bestuursrechter door uit te spreken, dat het dagelijks bestuur van het waterschap zich in redelijkheid op grond van artikel 2.1, eerste lid van de Waterwet op het standpunt heeft kunnen stellen dat vergunningverlening slechts mogelijk is indien de wateroverlast op het naburige perceel wordt voorkomen of in voldoende mate wordt beperkt. Bovendien overweegt deze hoogste bestuursrechter dat de met inachtneming van artikel 6.20, eerste lid Waterwet aan de vergunning verbonden voorschriften die strekken tot drainage op het naburige perceel dienen ter voorkoming van wateroverlast en dienen ter bescherming van een van de belangen waarvoor het vergunningvereiste is gesteld. Een belangwekkende rechtsoverweging is bovendien dat de Waterwet zich als zodanig niet verzet tegen het stellen van vergunningvoorschriften ter naleving waarvan de medewerking van derden is vereist. De derdebelanghebbende weigerde overigens zijn medewerking te verlenen, waardoor de aanleg van de voorgeschreven drainage niet mogelijk was. Kortom, het hoger beroep van het dagelijks bestuur van het waterschap werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank NoordNederland vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep van de vergunninghouder ongegrond verklaard. Interessant zijn eveneens de annotaties van H.F.M.W. van Rijswick en F.C.S. Warendorf bij deze uit-spraak. De benaderingswijze van Van Rijswick is aansprekend doordat zij een aantal mogelijkheden schetst om in de praktijk om te gaan met vergunningvoorschriften ter naleving waarvan de medewerking van derden is
vereist. Kort samengevat ziet zij de volgende opties: 1. Overleg met de buren. 2. Door de vergunninghouder zoeken naar andere mogelijkheden zoals het treffen van bouwkundige maatregelen om het verzakken van het huis tegen te gaan. 3. Het waterschap neemt zelf een peilbesluit waarbij rekening wordt gehouden met het gegeven dat het huidige waterpeil kennelijk tot schade leidt aan woningen. 4. De eigenaar van het verzakkende huis kan het waterschap verzoeken het peil te verhogen of maatregelen te nemen nu het huidige peil voor hem tot schade leidt. 5. Bij het nemen van een nieuw peilbesluit in verband met het volgen van de natuurlijke maaivelddaling kan de eigenaar zijn belangen naar voren brengen en hopen dat zijn belangen een zwaardere rol spelen dan tot nu toe. 6. De eigenaar kan een verzoek om compenserende maatregelen te treffen bij het waterschapsbestuur indienen of om nadeelcompensatie als een vorm van schadevergoeding vragen vanwege de schade die het huidige peil kennelijk veroorzaakt. Daarbij kan het waterschapsbestuur bij gebreke van medewerking desnoods een zogeheten gedoogplicht opleggen om de maatregelen te dulden. Diegene die wateroverlast van het peilbesluit ondervindt kan van het waterschap het aanbod krijgen dat drainage wordt aangelegd op zijn perceel op kosten van diegene(n) die voordeel hebben bij peilverhoging. Annotator Warendorf zet kritische kanttekeningen bij deze uitspraak onder verwijzing naar vaste juris-prudentie met betrekking tot vergunningen op grond van de Wet milieubeheer. Bij Wm-vergunningen kan een voorschrift waarvan de naleving afhankelijk is van de medewerking van derden niet aan een milieuvergunning worden verbonden. Dit omdat de afhankelijkheid van de medewerking meebrengt dat onvoldoende zekerheid bestaat dat het voorschrift wordt nageleefd. Vergunningverlening is pas mogelijk als de voorzieningen ten tijde van het nemen van het besluit zijn aangebracht.2 In een watervergunning kan overigens geen verplichting aan derden worden opgelegd. Het opleggen van een verplichting aan de vergunninghouder waarvoor deze de medewerking van derden nodig heeft is echter wel mogelijk.
Noten 1
Zie ABRvS 26 november 2014, 201400983/1/A4, AB 2015/66, m.nt. H.F.M.W. van Rijswick en M en R 2015/26, m.nt. F.C.S. Warendorf
2
Vgl. ABRvS 24 juni 1997, nr. E03960598, AB 1997/298
WATERNIEUWS
Binnen waterschap Aa en Maas worden met regelmaat stuwen geautomatiseerd. Het gaat om grote en kleine stuwen, die peilof debietgestuurd geregeld moeten worden. Daarvoor worden
3AMENBOUWENAANEENVEILIGEEN PRETTIGELEEFOMGEVINGVOORNUENLATER
6ANBAGGERNAAR WAARDEVOLLEBOUWSTOF
5NIEKEONTWATERINGSMETHODE "ALEEN2APID$EWATERING3YSTEM
SMALSCOM
ROYAL
een besturingskast in de nabijheid van de stuw en een elektrische aandrijving op de stuwconstructie geplaatst. De elektriciteit voor de besturingskast wordt door het energiebedrijf of door zonnepanelen geleverd. Het realiseren van een dergelijke stuwbesturing kost al snel 25.000 euro De firma CB Flevoland uit Biddinghuizen heeft een innovatieve stuwbesturing op de markt gebracht, de zogenaamde Greenbox. Deze Greenbox vervult dezelfde functie als de hierboven omschreven installatie. De Greenbox heeft de afmeting van iets meer dan een schoenendoos, waarin de besturing, de aandrijving en de accu’s zijn ondergebracht. Aan de bovenzijde van de Greenbox zit een zonnepaneeltje voor het opladen van de accu’s. Hierdoor is de Greenbox zelfvoorzienend in energie. De kosten voor aanschaf en plaatsing van een Greenbox liggen tussen vijf- en zesduizend euro. De Greenbox is uitgerust met een aantal praktische mogelijkheden die het beheer kunnen vergemakkelijken zoals de mogelijkheid tot zelfherstel bij te zwaar lopen en automatische uitschakeling bij langdurige vorst. De bediening vindt plaats via het portaal van CB Flevoland, waarop de beheerder de instellingen kan maken. Daarnaast worden gemeten waarden, meldingen en alarmen teruggestuurd en gepubliceerd op dit portaal. Medio september 2015 hoopt Aa en Maas de Greenbox te ontsluiten via TMX, zodat deze op dezelfde wijze instelbaar is als alle andere objecten. Waterschap Aa en Maas heeft inmiddels 23 Greenboxen geplaatst en is tot op heden het enige waterschap in Nederland dat de Greenbox toepast. Neem voor meer informatie contact op met Herjan van Heist van waterschap Aa en Maas (
[email protected]) of kijk op de site van CB Flevoland (www.cbflevoland.nl).
33 Het Waterschap
Waterschap Aa en Maas werkt voor het besturen van stuwen met de Greenbox. Een veelbelovende innovatie.
Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
Greenbox: een innovatie in waterbeheer
Onderzoek naar oorzaken verzilting in kustgebieden Volgens onderzoeker Joost Delsman moet het Nederlandse waterbeheer zich meer richten op het zoetwatergehalte in plaats van alleen op het waterpeil. Door dit te doen wordt op verschillende fronten winst geboekt: er wordt efficiënter met schaars zoet water omgesprongen en het oppervlaktewater verzilt minder snel. Delsman baseert deze conclusie op zijn promotieonderzoek naar de oorzaken van verzilting van oppervlaktewater door zout grondwater in laaggelegen kustgebieden in Nederland. Hij bekeek hiervoor onder meer hoe het grondwater zout is geworden door landschapsveranderingen in Nederland in de afgelopen 10.000 jaar.
Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
Wilgenzuivering
34 Het Waterschap
Nummer 7/8 Juli/augustus 2015
WATERNIEUWS
Nederland is een nieuw type natuurlijke waterzuivering rijker: op het Biesbosch Museum Eiland bij Werkendam is een waterzuivering aangelegd die werkt met wilgen; een primeur. Het wilgenfilter is een nieuw type helofytenfilter. In plaats van riet vormen wilgen in dit filter de zuiverende planten. Wilgen staan erom bekend veel water te verdampen en snel meststoffen als stikstof en fosfaat uit water op te nemen. De wilgen verdampen een groot deel van het afvalwater, zodat er minder afvalwater wordt geloosd. Bovendien is het water dat wordt geloosd schoner dan normaal afvalwater. Het filter op het Biesbosch Museum Eiland is 100 m2 groot en reinigt al het afvalwater uit het museum en het restaurant. De takken van deze wilgen worden eens per twee jaar geoogst en gebruikt als duurzame brandstof in de biomassakachel van het museum. Afvalwater wordt op deze wijze gezuiverd en omgezet in biobrandstof. In Scandinavië worden wilgen al langer gebruikt voor zuivering. Doordat de wilgen nuttige biomassa leveren in de vorm van hernieuwbare brandstof is het wilgenfilter economisch nog gunstiger dan een traditioneel helofytenfilter. Een deel van de geoogste wilgentakken kan bovendien worden gebruikt in andere toepassingen dan brandstof, zoals zinkstukken of stuifschermen in de wegen waterbouw.
Delsman onderzocht welke processen een rol spelen bij het verzilten van het oppervlaktewater en hoe deze verzilting op een zo efficiënt mogelijke manier kan worden aangepakt. Hij constateert dat het waterbeheer in Nederland traditioneel voornamelijk maatregelen neemt om het waterpeil te beheersen, terwijl in de kuststreken ook de kwaliteit van het oppervlaktewater van belang is. Hoe zoeter, hoe beter het oppervlaktewater. “Met doorspoelen wordt momenteel te veel schaars zoet rivierwater verspild,” vindt Delsman. Doorspoelen wordt in het traditionele waterbeheer toegepast als methode om voldoende zoet water in de sloten te krijgen. “Door het watersysteem meer in te richten op efficiënt gebruik van zoet water, benut je het beschikbare zoete water beter. Denk aan relatief kleine ingrepen als het verplaatsen van een duiker naar een strategischer plek of aan het plaatsen van een schot tussen zoet en zout water.” Waterbeheerders die meewerkten aan het onderzoek zijn positief over de uitkomsten van Delsmans onderzoek. Er komt een vervolg onderzoek naar kansrijke maatregelen om de zoetwatervoorraad te vergroten. Bekijk het STOWA filmpje waarin Joost Delsman en Dolf Kern van Hoogheemraadschap Rijnland vertellen over de effectiviteit van doorspoelen naar aanleiding van het onderzoek: https://www.youtube.com/watch?v=ALRz9j_ ILPY&list=PLKAZHri1nLr
WATERNIEUWS
Grote dijkverbetering Ameland Wetterskip Fryslân is officieel gestart met het grootste dijkproject in haar geschiedenis: de verbetering van 16,5 kilometer Waddenzeedijk op Ameland. Het werk aan de Waddenzeedijk is nodig om weer te voldoen aan de wettelijke veiligheidseisen. Over een lengte van 16,5 kilometer wordt de dijk gemiddeld 35 centimeter verhoogd en de bekleding versterkt. Ook worden er drie waterdoorgangen (duikers) in de dijk vervangen. Vanuit het watergebiedsplan Ameland wordt er een vierde nieuwe duiker gerealiseerd, deels gefinancierd door het Waddenfonds en Provincie Fryslân. Via deze uitlaten wordt overtollig water afgevoerd naar de Waddenzee. Voor de dijkverbetering wordt er in totaal zo’n 800.000 ton breuksteen, klei, zand en asfalt met vrachtschepen via de Noordzee naar de Waddenzee aangevoerd. Het project is logistiek gezien een uitdaging. Niet alleen het versterken van de dijk is een flin-
Kinderen van basisschool ’t Ienster uit Ballum legden de eerste breukstenen (foto Jan Spoelstra).
ke klus, ook de locatie maakt dat er veel materiaal vanaf het vasteland aangevoerd moet worden. En vanwege het broed- en stormseizoen kan alleen in de zomermaanden aan de dijk worden gewerkt. Het werk
Voor mensen die hun Voor die hun werkmensen graag goed doen! werk graag goed doen!
is in juni 2018 klaar. De totale projectkosten bedragen 77 miljoen euro. Kijk voor meer informatie op www.kijkopdedijkameland.nl.
Eterdam Een dijk van een plaat
Pompsystemen voor afval- en Pompsystemen voor afvalen oppervlaktewater met de unieke oppervlaktewater met de unieke schroefcentrifugaalwaaier schroefcentrifugaalwaaier
Belangrijke eigenschappen van de Eterdam zijn: UÊ Z Ê eer duurzaam en voordelig alternatief voor houten paal/schot beschoeiingen UÊ Onderhoudsarm UÊ Rottingsvrij en vorstbestendig UÊ Neemt kleur van de omgeving aan UÊ Zeer eenvoudige verwerking, ook in bochten Succesvol door Wetterskip Fryslân als innovatieproject beproefd te Stavoren. Wilt u het evaluatierapport van Royal Haskoning DHV ontvangen over het project in Stavoren, mail dan met
[email protected].
www.hidrostal.nl
HIDROSTAL BENELUX Zernikestraat 35 3316 BZ Dordrecht
Tel. +31 (0) 78 - 65 22 111
[email protected]
Eternit B.V. Haven 12 7471 LV GOOR tel: 0547 - 28 88 88 fax: 0547 - 28 87 77 Internet: www.eternit.nl
Droge voeten, verantwoord waterbeheer en een groene woonomgeving voor 21.300 bewoners van 6.900 woningen tussen 4,70 en 4,85 meter beneden NAP. Gefinancierd met zekerheid. Door de Waterbank.
Met het oog op toekomst en klimaat neemt het belang van een verantwoorde waterhuishouding toe. Waterschappen bieden het lage land de zekerheid van droge voeten en voldoende waterbergingscapaciteit. Voor verantwoorde financiering tegen de laagste rente zorgt een dijk van een bank. De bank van de waterschappen, de NWB Bank. De Waterbank.
Postbus 580, 2501 CN Den Haag t 070 416 62 66
[email protected] www.nwbbank.com