07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 57
© 2010 Noordhoff Uitgevers
7 Internationale omgeving en bedrijfsbeleid Meerkeuzevragen › § 7.1
7.1
Een onderneming heeft een aantal strategische alternatieven om op de ontwikkelingen in de internationale omgeving te reageren. Tot deze mogelijkheden behoort niet a productdifferentiatie. b kostenverlaging door global sourcing. c kostenverlaging door productiviteitsverhoging. d kostenverlaging door verplaatsing van gebonden bedrijfsprocessen.
› § 7.2
7.2
De prikkel om de productiviteit te verhogen neemt toe door een a hoge werkloosheid. b snelle groei van het arbeidsaanbod. c stijging van de prijzen van de productiefactoren. d depreciatie van de eigen valuta.
› § 7.2
7.3
Welke van volgende factoren is geen stimulans voor ondernemers om de productiviteit van hun productieprocessen te verhogen? a Een hoge concurrentiedruk. b Een overgewaardeerde munt. c Hoge handelsbelemmeringen. d Een lage belastingdruk.
› § 7.2
7.4
De concurrentiepositie van een land op loonkostengebied verbetert – overige omstandigheden gelijkblijvend – als a de loonsom per werknemer stijgt. b de arbeidsproductiviteit stijgt. c de nationale valuta apprecieert. d de loonsom per werknemer harder stijgt dan de arbeidsproductiviteit.
› § 7.2
7.5
Verkoop is een voorbeeld van een a brongebonden proces. b marktgebonden proces. c ongebonden proces. d footloose proces.
› § 7.2
7.6
De productie van frisdranken is een voorbeeld van een a brongebonden proces. b marktgebonden proces. c ongebonden proces. d footloose proces.
› § 7.2
7.7
In het jaarverslag over 1995 stelde Unilever: ‘Wetenschap mag universeel zijn, consumenten zijn in alle landen verschillend.’ Hieruit kunnen we afleiden dat bij Unilever a research een ongebonden en ontwikkeling een marktgebonden bedrijfsproces is. b zowel research als ontwikkeling ongebonden bedrijfsprocessen zijn. c research marktgebonden en ontwikkeling ongebonden is. d zowel research als ontwikkeling marktgebonden zijn. Oefeningen hoofdstuk 7 57
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 58
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 7.2
7.8
We zien in de afgelopen jaren een trend dat wereldwijde netwerkorganisaties als Philips a steeds meer bedrijfsprocessen wereldwijd verplaatsen en uitbesteden. b steeds minder bedrijfsprocessen wereldwijd verplaatsen, maar wel steeds meer uitbesteden. c steeds minder bedrijfsprocessen wereldwijd verplaatsen en uitbesteden. d steeds meer bedrijfsprocessen wereldwijd verplaatsen, maar steeds minder uitbesteden.
› § 7.2–§ 7.3
7.9
Het duurzame concurrentievoordeel van wereldwijde opererende ondernemingen is vooral a de grote productiecapaciteit. b de fabrieken en de machines. c het innovatievermogen. d de grote afzet.
› § 7.4
7.10
Welke van de volgende alternatieven is geen gevolg van de uitbesteding van de fabricage van producten in de verzadigingsfase? a Het aandeel van de variabele kosten in de totale kosten neemt toe. b De winst wordt minder gevoelig voor schommelingen in de afzet. c De onderneming heeft meer middelen beschikbaar voor de kernactiviteiten. d Het aandeel van de vaste kosten in de totale kosten neemt toe.
› § 7.4
7.11
Indirecte export is export: a via een ander land. b via de verkoopafdeling in eigen land. c via een buitenlandse agent. d van een product dat eerst is geïmporteerd.
› § 7.4
7.12
Een onderneming wil bier exporteren naar Polen. Zij heeft vastgesteld dat er wel voldoende eigendoms- en landenspecifieke voordelen bestaan, maar onvoldoende internaliseringsvoordelen. De meest toepasselijke internationaliseringsvorm is in dit geval a indirecte export. b directe export. c licentieverlening. d directe investering.
› § 7.4
7.13
Welke van volgende alternatieven is een voorbeeld van een landenspecifiek voordeel? a Hoge onderhandelingskosten. b Een sterk merk. c Lage transportkosten. d Hoge importbelemmeringen.
› § 7.4
7.14
Een Portugese middelgrote producent van metaalproducten zoekt een mogelijkheid om zijn producten af te zetten op de Duitse en de Nederlandse markt. Hij probeert daarvoor via zijn bankrelaties contacten te leggen met groothandelsfirma’s en agenten in de betrokken landen. Deze onderneming probeert te internationaliseren door a indirecte export. b licenties. c directe export. d directe investeringen.
58 Oefeningen hoofdstuk 7
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 59
© 2010 Noordhoff Uitgevers
De vragen 7.15 en 7.16 hebben betrekking op de volgende tekst. Een Nederlandse voedingsmiddelenfabrikant overweegt in Azië verpakte merkartikelen op de markt te brengen. Het productieproces dient zorgvuldig te worden gecontroleerd wegens het gevaar van onzuiverheden in de producten die bederf kunnen bespoedigen. Hiervoor heeft de onderneming zeer veel technische ontwikkeling verricht en octrooien verworven. Ook heeft de onderneming veel geïnvesteerd in reclame om een goede merknaamreputatie op te bouwen. Uit een landenstudie van de onderneming kwam naar voren dat de transportkosten vanuit Nederland erg hoog zijn. Uit dezelfde studie bleek ook dat de controle van de betrokken landen op de invoer van voedingsmiddelen buitengewoon streng is. › § 7.4
7.15
De onderneming heeft te maken met a alleen eigendomsspecifieke voordelen. b eigendomsspecifieke, locatiespecifieke en internaliseringsvoordelen. c alleen internaliseringsvoordelen. d alleen locatiespecifieke en internaliseringsvoordelen.
› § 7.4
7.16
De meest voor de hand liggende internationaliseringsvorm is in dit geval: a indirecte export. b directe export. c licentieverlening. d een directe investering.
› § 7.4
7.17
De verplaatsing van het hoofdkantoor van Philips-audio naar Azië werd volgens het concern ingegeven door drie motieven. In de eerste plaats zijn in de Zuidoost-Aziatische regio de belangrijkste concurrenten van Philipsaudio gevestigd, terwijl bovendien al een groot deel van de productiecapaciteit van Philips-audio in deze regio staat. In de tweede plaats vinden de belangrijkste technologische vernieuwingen op audiogebied tegenwoordig in het Verre Oosten plaats. Ten slotte worden niet alleen de trends in deze regio gezet, ook de verwachte marktgroei is in het Verre Oosten het grootst. Hieruit kan de volgende conclusie worden getrokken: a Zuidoost-Azië heeft grote locatiespecifieke voordelen. b Philips heeft dermate grote eigendomsspecifieke voordelen dat vestigingen in Europa niet nodig zijn. c De internaliseringsvoordelen voor Philips-audio zijn zo laag dat licentieverlening geen reële mogelijkheid is. d Volgens het citaat zal alleen hoogwaardige arbeid in Europa overblijven. De vragen 7.18 tot en met 7.20 hebben betrekking op de textielindustrie. De textielindustrie was een van de eerste bedrijfstakken in Nederland die met de gevolgen van globalisering te maken kreeg. Door de toename van de mondiale concurrentie is de textielbranche sterk ingekrompen en van karakter veranderd. In de afgelopen veertig jaar zijn in Nederland ruim 100 000 arbeidsplaatsen in de textiel verloren gegaan. De resterende ondernemingen hebben een omslag doorgemaakt die hen in staat stelt winstgevend te blijven produceren.
Oefeningen hoofdstuk 7 59
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 60
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 7.5
7.18
De textielindustrie in West-Europa en de Verenigde Staten is sinds het Multivezelakkoord uit 1974 beschermd door middel van importheffingen en -quota. Deze handelsbelemmeringen hadden tot doel a zelfvoorziening op textielgebied. b de textielindustrie de tijd te geven zich aan te passen aan de concurrentie vanuit lagelonenlanden. c de werkgelegenheid in de textielindustrie te verhogen. d kinderarbeid in de textielproducerende landen uit te bannen.
› § 7.5
7.19
De concurrentiepositie van de resterende Nederlandse textielproducenten is vooral gebaseerd op a de succesvolle verplaatsing van brongebonden bedrijfsprocessen. b kostenverlaging. c productdifferentiatie. d marktvergroting in de richting van de emerging markets.
› § 7.5
7.20
De omslag die de textielindustrie heeft doorgemaakt, is illustratief voor andere sectoren die in toenemende mate met globalisering te maken krijgen. Een van de kenmerken van deze omslag is a van netwerken van toeleveranciers naar uitbesteders naar individuele ontwikkeling en productie. b van productgericht denken naar marktgericht denken. c van gespecialiseerde marktsegmenten naar massafabricage. d van hoofdarbeid naar fysieke arbeid.
Opgaven › § 7.1
7.21
‘Strategie doorslaggevend bij offshoring’ Dienstverlenende bedrijven die een deel van hun kernactiviteiten naar het buitenland verplaatsen – offshoring geheten – doen dat vooral uit strategische overwegingen. Dat ze ook op kosten kunnen besparen, komt meestal op het tweede plan. Tot deze conclusie komt Désirée van Gorp, directeur van het Nyenrode Institute for Competition, in haar proefschrift over offshoring door dienstverleners. Volgens Van Gorp komt het soms voor dat ondernemers in eerste aanleg uit kostenoverwegingen besluiten een deel van hun dienstverlening te verplaatsen. ‘Vaak komen zij er na enige tijd achter dat de besparingen minder groot zijn dan dat ze in hun hoofd hadden’, weet de promovenda. ‘Soms trekken ze conclusies en vertrekken weer uit het land.
60 Oefeningen hoofdstuk 7
Maar er zijn er ook die de strategische voordelen zijn gaan zien van het offshoren en die blijven.’ Tot de strategische voordelen van het offshoring behoren volgens Van Gorp onder meer dat bedrijven toegang krijgen tot een ruime, flexibele arbeidsmarkt met hoogopgeleide medewerkers en specialisten en dat ze op korte afstand zitten van toeleveranciers en klanten. Een voorbeeld van een Nederlands bedrijf dat uit kostenoverwegingen besloot om naar het buitenland te gaan, maar voor wie later andere aspecten veel belangrijker zijn geworden, is een onderneming die digitale kaarten maakt, bijvoorbeeld voor navigatieapparatuur. ‘In de eerste fase verplaatsten zij een deel van het eenvoudige werk naar Egypte. Toen later bleek dat het land ideaal is
voor innovaties, haalden ze ook hun onderzoeksafdeling naar Egypte.’ Een probleem voor ondernemers die uitsluitend vanwege de lagere kosten offshoren, is dat de voordelen snel kunnen verdampen, waarschuwt Van Gorp. ‘Je bent doorgaans niet de enige die wil profiteren van de lage lonen, met als resultaat dat je er snel met een reeks concurrenten zit die allemaal in dezelfde vijver vissen. Dit duwt de lonen de hoogte in en weg is je voordeel. Ondernemers die puur denken in termen van “quick wins”, lopen een goede kans bedrogen uit te komen.’ Van Gorp zegt dat offshoring ook wel eens mislukt door een gebrek aan voorbereiding, coördinatie of management. ‘Soms onderschatten ondernemers de cultuurverschillen of weten ze niet hoe ze ermee moeten omgaan.’ Ze kent het relaas van een transportondernemer die een deel had uitbesteed aan een Hongaars bedrijf, maar die er al snel
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 61
© 2010 Noordhoff Uitgevers
achter kwam dat de Hongaren andere kwaliteitsnormen hanteren. Het bedrijf rijdt nu met Poolse chauffeurs.’ Volgens Van Gorp zijn het zowel grote als kleine dienstverlenende ondernemin-
gen die activiteiten offshoren. ‘Grote bedrijven investeren eerder, bijvoorbeeld via een dochteronderneming of een overname. Kleine ondernemers zoeken een partner.’ Kleinere bedrijven
laten zich ook eerder adviseren, terwijl grote bedrijven zelf een strategie bedenken. ■
Bron: Het Financieele Dagblad, 8 oktober 2008
a Wat verstaan we onder brongebonden, marktgebonden en ongebonden
bedrijfsprocessen? Geef van elk van deze processen een voorbeeld. b Waarom worden steeds meer bedrijfsprocessen ongebonden (footloose)? c Welke bedrijfsprocessen blijven in de toekomst gebonden aan Nederland? d Wat is het nadeel van het verplaatsen van elementen uit de waardeketen
naar lagelonenlanden? › § 7.2
7.22
Philips schrapt vijftig banen in Winschoten Philips heft vijftig banen op bij zijn fabriek in Winschoten waar kwartsglas wordt geproduceerd. Een deel van de Groningse productie wordt verplaatst naar Polen om de kosten te drukken en de winstgevendheid te verbeteren. Dat maakte Philips maandag bekend. In de fabriek in Winschoten wordt hittebestendig kwartsglas geproduceerd dat onder meer gebruikt wordt in autolampen. Er werken in totaal 230 mensen, aldus een woordvoerder van het elektronicaconcern. De reorganisatie is volgens Philips noodzake-
lijk omdat het bedrijf op de markt voor kwartsglas en andere speciale glassoorten steeds meer last heeft van concurrentie uit China. Philips werkt aan plannen waarmee het nieuwe klanten aan zich wil binden. Het is niet bekend of de reorganisatie, die eind derde kwartaal van 2008 moet zijn afgerond, gepaard gaat met gedwongen ontslagen. We proberen zo veel mogelijk mensen van werk naar werk te krijgen, zegt de woordvoerder van Philips. ■
Bron: Het Financieele Dagblad, 19 december 2007 (verkorte weergave)
a Welke strategie kiest Philips om de internationale concurrentie het hoofd te
bieden? b Waarom zijn ‘groeisectoren’ als de zorg en de vrijetijdsindustrie minder ge-
voelig voor de toegenomen internationale concurrentie? Het ministerie van Economische Zaken ziet ‘robotisering’ en ‘miniaturisering’ van de productie als belangrijke instrumenten om de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie te behouden. c Leg uit welke gevolgen robotisering en miniaturisering zullen hebben voor
de productiviteit, de lonen en de werkgelegenheid in de Nederlandse industrie.
Oefeningen hoofdstuk 7 61
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 62
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 7.3
7.23
Industrie Industriële toeleveranciers sterk van elkaar afhankelijk; Innovatieplatform pessimistisch over Nederland
Investeringen in innovatie blijven achter Nederland verliest terrein op het gebied van de kennisindustrie. Om te voorkomen dat het verder achterop raakt, moeten jaarlijks miljarden extra worden geïnvesteerd in onderzoek, onderwijs en grote vernieuwende projecten, zoals windenergie en het elektronisch patiëntendossier. Dat staat in de Kennisinvesteringsagenda voor de jaren tot 2016 die het Innovatieplatform vandaag in Amsterdam heeft gepresenteerd. “Het kabinet moet niet bezuinigen, maar in deze economische crisis juist fors extra in kennis investeren”, zei Philipstopman Gerard Kleisterlee, die de investeringsagenda toelichtte. Het Innovatieplatform is ingesteld door het kabinet-Balkenende II, in 2003, om de concurrentiekracht van de Nederlandse economie te versterken. Aan het
platform nemen topondernemers en wetenschappers deel, die adviezen ontwikkelen voor het kabinet. Volgens het rapport blijven de investeringen in de kennisstructuur van Nederland sterk achter bij die in andere Europese landen zoals Zweden, Finland, Duitsland, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Kleisterlee zei te vrezen dat de pessimistische economische prognoses voor dit en volgend jaar hun weerslag zullen hebben op het investeringsniveau. Wil Nederland zich in 2016 met andere landen kunnen meten, dan moeten alleen al de publieke investeringen van de overheid (0,75 procent van het bbp) met 1,2 procentpunt toenemen. Dat komt overeen met 3,5 tot 6 miljard euro per jaar, berekenden de opstellers van het rapport. Behalve Kleisterlee zijn dat
Alexander Rinnooy Kan - voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, oudbankier en wetenschapper -, de natuurkundige Robbert Dijkgraaf en Kees Tetteroo, voorzitter van het bestuur van de ROC Eindhoven. De opstellers van het rapport adviseren het kabinet de dramatische terugval in investeringen bij bedrijven te dempen en de bestaande onderzoek- en ontwikkelingsfuncties in innovatieve regio’s overeind te houden. Verruiming van de mogelijkheid om investeringen in onderzoek en ontwikkeling als fiscale aftrekpost op te voeren, kan bedrijven stimuleren deze uitgaven op peil te houden. Extra injecties in het onderwijs zijn nodig om de doelstelling te halen dat in 2016 de helft van de beroepsbevolking hoger is opgeleid. ■
Bron: NRC Handelsblad, 27 februari 2009
Om de internationale concurrentie het hoofd te bieden kunnen Nederlandse bedrijven kiezen voor een strategie van productdifferentiatie en een strategie van kostenverlaging. a Waarom ligt een strategie van productdifferentiatie (innovatie) voor Neder-
landse bedrijven meer voor de hand dan een strategie van kostenverlaging? b Welke factoren zijn bevorderlijk voor een goed innovatieklimaat? › § 7.4
7.24
Chinese markt geen paradijs voor Europees bedrijfsleven Het Europese bedrijfsleven blijft positief over het zakelijke klimaat in China, maar ze zijn minder optimistisch dan vorig jaar en er zijn meer bedrijven die er geen winst maken. Dat blijkt uit een peiling van de Europese Kamer van Koophandel.
62 Oefeningen hoofdstuk 7
De uitkomsten van het onderzoek, dat eens per jaar wordt uitgevoerd, zullen aan de orde komen tijdens een belangrijke EU-China-top die volgende week in Peking plaatsvindt. Europese bedrijven klagen over onduidelijke en tegenstrijdige overheidsvoor-
schriften, maar hebben ook last van de dure euro, die de winstgevendheid aantast. Een groter deel van de bedrijven schrijft rode cijfers. Dit jaar maakt 61% van de Europese bedrijven winst in China, tegen 76% vorig jaar. De dure euro maakt Europese producten duurder in China en verhoogt de operationele kosten voor Europese vestigingen in dat land. Van de Amerikaanse bedrijven die eer-
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 63
© 2010 Noordhoff Uitgevers
der dit jaar werden gepeild bleek 80% vorig jaar winst te hebben gemaakt op de activiteiten in China. Volgens Jörg Wuttke, president van de Europese KvK, maakt het bedrijfsleven zich ook zorgen over overtredingen op het intellectueel eigendomsrecht en arbitraire wetgeving. “Europese bedrijven doen het goed, maar ze zouden het beter kunnen doen. Men is minder optimistisch dan vorig jaar”, aldus Wuttke tij-
dens een briefing voor de pers. Het grootste obstakel om zaken te doen in China is volgens de ondervraagde bedrijven het gebrek aan transparantie aan de kant van de overheid. Het is niet altijd duidelijk waarom sommige regels op een bepaald moment worden toegepast, en vaak nog heel abrupt ook. Een voorbeeld daarvan is het decreet dat lokale banken ineens geen nieuwe leningen meer mochten verstrekken.
Een ander hardnekkig probleem is de gebrekkige bescherming van patenten en intellectueel eigendom. Om die reden zegt de helft van de ondernemingen geen plannen te hebben om onderzoekscentra op te zetten in China, een situatie die niet verbeterd is ondanks vele inspanningen van de Chinese autoriteiten. “Er wordt veel gepraat over de bescherming van intellectueel eigendom, maar weinig gedaan”, zegt Wuttke. ■
Bron: de Telegraaf, 22 november 2007
a Waarom is China in potentie zo’n aantrekkelijke markt voor een aanbieder
van consumentenproducten? b Welke voordelen heeft een joint venture in Azië ten opzichte van een eigen
vestiging? In China groeit de afzet van veel westerse bedrijven sterk, maar valt de winstgevendheid tegen. c Geef hiervoor een verklaring.
Vraagstukken › § 7.1-7.4
V7.1
Heineken heeft hoge verwachting van India De belofte voor Heineken in de onderdelen van Scottish & Newcastle die het inlijft, heet India. Heineken neemt het belang van de Britse brouwer in het Indiase United Breweries (UBL) over. De minderheidsdeelname van 37,5% heeft op dit moment een waarde van £ 325 mln (euro 435 mln), maar is strategisch van groot belang, zegt topman Jean-François van Boxmeer. ‘Het is een van de belangrijkste groeimarkten. Op dit moment wordt er jaarlijks minder dan 1 liter bier per hoofd van de bevolking gedronken. Maar dat was 15 à 20 jaar geleden in China ook zo. Daar is het inmiddels opgelopen tot 35 liter. Ik zal niet zeggen dat álle Indiërs meteen bierdrinkers worden, maar we hebben grote verwachtingen van de opkomende middenklasse. Dan praat je toch over 200 miljoen mensen.’ UBL is met een marktaandeel van 48% de
grootste brouwer van India en eigenaar van Kingfisher, het meest gedronken bier in het subcontinent. Heineken komt bij UBL de Indiase zakenman Vijah Mallya tegen. Die bezit eveneens 37,5% in UBL. De laatste 25% van de aandelen worden verhandeld op de beurs. Over afspraken tussen S&N en Mallya hult Heineken zich in stilzwijgen. Van Boxmeer wil niet zeggen of er een clausule bestaat dat Mallya een bod op het belang van S&N kan uitbrengen als dat in andere handen overgaat. ‘Dat is vertrouwelijk’, aldus de topman. Een ander probleem is dat de joint venture Asian Pacific breweries, waar Heineken in deelneemt, ook actief is in India. ‘Daar moet een oplossing voor komen, maar het is te vroeg om te zeggen hoe we dat gaan doen’, zegt ■ Van Boxmeer.
Bron: Het Financieele Dagblad, 25 januari 2008
Oefeningen hoofdstuk 7 63
07-Int.ec.ontw.bedr-H7
26-02-2010
09:03
Pagina 64
© 2010 Noordhoff Uitgevers
a Is het brouwen van bier een brongebonden, marktgebonden of ongebonden
bedrijfsproces? Heineken produceert al enige tijd zelf bier in de grootste Aziatische markt China. b Waar hangt de keuze van de internationaliseringsvorm of entreestrategie
van af? c Waarom zou Heineken ervoor kiezen om zelf bier te brouwen in China in
plaats van export, een joint venture of licentieverlening? › § 7.5
V7.2
Ten Cate verhoogt zijn winstverwachting Textielbedrijf Ten Cate heeft de winstverwachting voor dit jaar verhoogd. Het bedrijf heeft het afgelopen jaar vooral geprofiteerd van de grote vraag naar beschermende weefsels en voertuigbepantsering in Amerika en Europa. Dat maakte Ten Cate vandaag bekend bij de presentatie van de halfjaarcijfers. In de eerste helft van 2008 behaalde het bedrijf een winst van 25,4 miljoen euro, tegen 19,4 miljoen in de eerste helft van vorig jaar. De omzet steeg met 20 procent tot 511 miljoen. De omzet van het onderdeel advanced textiles & composites groeide het afge-
lopen half jaar met 48 procent. De omzet van dit bedrijfsonderdeel bestaat voor het grootste gedeelte uit defensieorders. Ten Cate verwacht dat de vraag naar brandwerende weefsels zich sterk blijft ontwikkelen, gelet op de veiligheidseisen van het Amerikaanse leger en de toenemende interesse vanuit Europa. Toch daalde in Europa het afgelopen half jaar de omzet op het gebied van veiligheidsweefsels, die vooral worden gebruikt in werkkleding en veiligheidskleding. Behalve op de defensiemarkt is kunststoffen- en textielfabrikant Koninklijke
Ten Cate uit Almelo actief op het gebied van kunstgrassen, het bedrijfsonderdeel geosynthetics & grass. De omzet van dit bedrijfsonderdeel groeide met 7 procent. Het onderdeel ondervond wel last van de hoge grondstoffenprijs. Deze prijsstijging kan met vertraging worden doorberekend aan de klanten, zegt Ten Cate. De omzet van dit bedrijfsonderdeel groeide vooral op de Aziatische markt. Ten Cate opende medio juni een productievestiging in China om aan de groeiende vraag tegemoet te kunnen komen. De materialen worden bijvoorbeeld gebruikt bij weg- en waterbouw. Ook maakt het bedrijf kooien voor viskwekerijen. ■
Bron: NRC Handelsblad, 20 augustus 2008
a Ten Cate is een van de weinige grote textielfabrikanten die Nederland nog
rijk is. Hoe slaagt het bedrijf erin het hoofd boven water te houden? b Welke argumenten kan Ten Cate hebben om de productie van textiel-
producten te verplaatsen naar lagelonenlanden? c Welke rol zullen de Nederlandse vestigingen van Ten Cate in de toekomst
spelen? d Welke veranderingen in de Nederlandse vestigingen zijn hiervoor nodig?
64 Oefeningen hoofdstuk 7