Tom Hebbrecht Lennart Vermeulen 6IWc Schooljaar : 2014- 2015 Geïntegreerde proef godsdienst
1
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Inhoud 1
Achtergrondinformatie.................................................................................................................... 4 1.1
Wat is dat, ‘gelukkig zijn’? Enkele mensen aan het woord : ................................................... 4
1.2
The happiness paradox: over geluk, geld en bezit .................................................................. 5
1.3
Over de ‘gelukshype’ en de maakbaarheid van geluk ............................................................. 6
1.4
Zijn gelovigen gelukkiger dan niet – gelovigen? ...................................................................... 8
1.5 Le bonheur c’est les autres: geluk en de anderen (gelukkig zijn heeft te maken met verbondenheid met andere mensen) ................................................................................................. 9 1.6
Omschrijving van het woord ‘geestelijke gezondheid’ ......................................................... 12
1.7
Feiten en cijfers rond psychiatrische aandoeningen in België .............................................. 13
1.8
Getuigenis van iemand met een psychische aandoening. .................................................... 15
1.9
Enkele oorzaken voor psychische aandoeningen.................................................................. 23
1.10
Feiten en cijfers rond zelfdoding in België (+ zelfdoding bij jongeren) ................................. 29
1.11
Feiten en cijfers rond zelfmoordpogingen in België (+ zelfmoordpogingen bij jongeren) ... 31
1.12
Getuigenis van iemand die een dierbare verloren heeft door zelfdoding ............................ 32
1.13
Getuigenis van iemand die zelfdoding ernstig overwogen heeft.......................................... 34
1.14
Omgaan met mensen die lijden aan een depressie en/of die denken aan zelfdoding ......... 35
1.15
Christelijke visie over zelfdoding ........................................................................................... 46
1.16
Sint-Annendael en het project “Te Gek!?” ............................................................................ 48
1.17
Het museum Dr. Guislain te Gent. ........................................................................................ 49
1.18
De Broeders van Liefde, die zich bijzonder inzetten voor de geestelijke gezondheidszorg . 50
2
Getuigenis...................................................................................................................................... 52
3
Eigen Mening ................................................................................................................................. 53 3.1 Heerst er ook vandaag de dag nog een taboe rond geestesziekte of is dit iets van vroegere tijden? Welke stigma's kleven er aan geestelijk ziek zijn? ................................................................ 53 3.2 Is psychische gezondheid te vergelijken met fysieke gezondheid? Dient men psychische ziekten op een gelijkaardige manier te behandelen en te benaderen als lichamelijke ziekten, of is daarvoor een andere aanpak nodig? In welke zin zijn psychische ziektes soms erger of ingrijpender dan lichamelijke ziektes? ................................................................................................................... 53 3.3 Is een psychische ziekte iets wat alleen anderen overkomt of kan dit aan iedereen gebeuren? Zijn er bepaalde groepen mensen die ontvankelijker zijn voor psychische problemen (bijvoorbeeld mensen met een problematische sociale achtergrond) of heeft iedereen even veel kans om dit mee te maken? .............................................................................................................. 54 3.4 Moet men deze problematiek voor het grote publiek onthullen of eerder verhullen? Strooien tv-programma's waarin geestesziekte aan bod komt zout in de wonde of leggen zij net de vinger aan de pols?............................................................................................................................ 54
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
2
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
3.5 Zijn mensen met problemen op het vlak van geestelijke gezondheid in staat om op een 'normale' manier in de samenleving te leven, of zouden zij beter afgescheiden worden van de rest van de samenleving, omdat zij een gevaar voor zichzelf en/of anderen vormen? Wat is het belangrijkste: integratie of segregatie? Daarbij aansluitend: kan je zomaar een onderscheid maken tussen 'normale' en 'abnormale' mensen? ....................................................................................... 54 3.6 Moeten mensen met een psychische ziekte vooral zichzelf helpen of is het juist het belangrijkste dat zij door anderen geholpen worden? ..................................................................... 55
4
3.7
Twee stellingen ter bespreking: ............................................................................................ 55
3.8
Op school zou er te allen tijde een psycholoog aanwezig moeten zijn................................. 55
3.9
Zelfdoding: lef of laf? ............................................................................................................. 55
Bronnen : ....................................................................................................................................... 56
3
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
INLEIDING
In het begin van het jaar kregen wij de keuze welk onderwerp wij wouden aan werken gedurende het ganse schooljaar in de vorm van een gip. Tom en ik kozen het onderwerp don’t worry be happy. We waren vooral benieuwt wat dit inhield. Deze veelzeggende titel gaat vooral over psychische ziektes en aandoeningen ook zelfdoding komt uitgebreid aan bod. We namen ook een interview af van iemand die hier zeer nauw bij betrokken was. We werkten hier elke maandag 2 u aan, en leerden dan ook zeer veel bij over dit onderwerp. Ook worden een paar teksten die we toegewezen kregen besproken naast al de vragen die we als opgave kregen. Een deel van deze vragen waren ook eigen mening.
1 Achtergrondinformatie 1.1 Wat is dat, ‘gelukkig zijn’? Enkele mensen aan het woord : “Geluk”, een woord wat zo gewoon klinkt maar wat een grote waarde heeft. Wat is geluk, iedereen heeft wel een andere definitie voor geluk. Daardoor is het ook zo moeilijk om antwoord te geven op de vraag “wat is gelukkig zijn”. Als je aan mensen vraagt wat geluk is dan hakkelen ze of kunnen ze zelfs helemaal geen concreet antwoord geven. Enerzijds is geluk de materie waar we toch wel erg aan gewend zijn en wat heel erg gewenst is. Anderzijds zijn er natuurlijk de dierbaren in je omgeving, welke geluk opleveren. Wat maakt het zo moeilijk en kan je dat gelukzalige gevoel beïnvloeden? Sommige vinden dat geluk de hoogste menselijke waarde is die er bestaat want zonder geluk en zonder gelukkig te zijn kun je niet overleven en kun je niets volhouden. Geluk is onze hoogste kwaliteit van ons leven. Gelukkig zijn kun je ook onderverdelen in verschillende waarden. Dit zijn de belangrijkste waarden : Liefde Door liefde kan je enorm gelukkig zijn doordat je iemand hebt die je door en door kent en je kan bij die persoon alles kwijt. Je krijgt ook veel respect van die persoon. Vrede Je voelt je gelukkige als je met alles en iedereen vrede Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
4
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
hebt. Als je met niemand ruzie hebt en met iedereen goed overeenkomt dan ben je een gelukkige persoon. Vrijheid Hoe meer vrijheid je hebt hoe meer je kunt doen en hoe gelukkiger je bent. Rechtvaardigheid Hoe meer recht je hebt hoe groter je bewustheidgevoel is en hoe gelukkiger je bent. Gelukkig zijn voor ons heeft een iets andere inhoud dan oudere mensen volgens ons maar de hoofdprincipes zijn meestal bijna gelijk zo is vrede, liefde, vrijheid en rechtvaardigheid ook belangrijk in ons leven. Deze hebben wel een beetje een andere inhoud voor ons dan bij de werkende volwassene. Met vrede houd dit in geen ruzie in de klas geen ruzie tussen je ouders (scheiden). Met liefde is een knappe vriendin ook iets waar je wel gelukkig van wordt. Onder vrijheid verstaan wij veel uitgaan en niet te strenge ouders hebben. Al deze dingen en nog veel andere dingen denken wij gelukkig van te worden maar natuurlijk is dat niet altijd zo. + zie bijlage van Dirk de Wachter Geluk als illusie
1.2 The happiness paradox: over geluk, geld en bezit
Uit een onderzoek van Ed Diener blijkt dat de rijkste Amerikanen, met een jaarlijks inkomen van meer dan tien miljoen dollar, op persoonlijk geluk nauwelijks hoger scoren dan hun werknemers. En hoe komt het dat inwoners uit sommige ontwikkelingslanden gelukkiger zijn dan mensen uit rijke landen? Dat fenomeen staat bekend als de paradox van geluk of de ‘happiness paradox’. Prof. Stavros Drakopoulos bestudeert welk effect geld heeft op geluk. Een interessante vaststelling van veel economen gaat over het verband tussen het Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
5
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
inkomensniveau en het globaal ervaren geluksgevoel. De resultaten van onderzoeken in veel landen tonen aan dat het inkomensniveau belangrijk is voor de geluksscore van veel mensen. Dat effect is echter bijzonder uitgesproken wanneer het inkomen laag is, maar veel minder sterk wanneer het inkomen hoog is. Experts doopten deze relatie de ‘happiness paradox’. Anders gezegd: het inkomen is wel degelijk heel belangrijk voor geluk wanneer mensen arm zijn, maar veel minder wanneer ze een financieel comfortabel leven leiden of er warmpjes bij zitten. Dat geldt in het land zelf, maar ook als je landen onderling vergelijkt. Zo worden in sommige ontwikkelingslanden hogere geluksscores opgetekend dan in veel rijke, geïndustrialiseerde landen. Een mogelijke verklaring is dat – algemeen gesproken – mensen heel ongelukkig zijn wanneer basisbehoeften zoals huisvesting en voedsel niet worden bevredigd. Zodra die behoeften wel zijn vervuld en mensen er geleidelijk aan financieel beter voor komen te staan, gaan andere factoren een rol spelen. Cruciaal is dat het inkomen toereikend moet zijn voor de belangrijke behoeften van een moderne samenleving. Een verdere inkomensstijging levert echter geen evenredige stijging van het geluksgevoel op. Op het moment dat het inkomen volstaat om de maatschappelijk bepaalde materiële noden te dekken, hebben factoren zoals vrijheid, levenskwaliteit, vertrouwen, persoonlijke en sociale relaties een veel grotere impact op het geluksgevoel dan het inkomen. De achterliggende theoretische verklaring daarvoor is de hiërarchische structuur van de menselijke behoeften. Inkomen is dus wel belangrijk voor het geluk, maar meer en meer inkomen levert niet meer en meer geluk op. Ook belangrijk voor het effect van inkomen op geluk is wat economen het ‘referentie-inkomen’ noemen. Concreet betekent dit dat we ons inkomen vergelijken met dat van mensen met een vergelijkbare baan, diploma en ervaring. We voelen ons ongelukkig wanneer ons inkomen lager is dan dat van de mensen met wie we ons hebben vergeleken zoals hierboven beschreven. Vandaar dat we wellicht niet tevreden zijn met een loonsverhoging als onze collega’s een nog grotere loonsverhoging krijgen. Als ons inkomen ruimschoots volstaat voor onze basisbehoeften, dan is het voor ons eigen geluk beter om ons te richten op niet-inkomensgebonden factoren.
1.3 Over de ‘gelukshype’ en de maakbaarheid van geluk De laatste jaren lijkt er echter sprake van een ware ‘gelukshype’. De opvatting dat geluk ‘maakbaar’ is en dat je zelf moet werken aan je geluk, is vandaag de dag wijdverspreid. Mensen maken meer dan ooit keuzes in functie van hun geluk. Ook de leerlingen zijn heel erg bezig met gelukkig zijn en gelukkig worden. Een onderzoek van MTV toont aan dat 90 procent van de jongeren gelooft dat men het geluk in eigen handen kan nemen. Gelukkig zijn is een plicht, tegenwoordig. En dat zie je in de boekhandel: de stroom geluksboeken is niet te overzien. Wie de tips van al deze experts volgt, móet wel gelukkig zijn. Al schijnt dat toch niet altijd te lukken: de stapel boeken over depressies in de boekhandel is haast even hoog. Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Geluk wordt overschat. Niet dat ik niet gelukkig wil zijn. Niet dat ik nooit gelukkig ben - wat een geluk. Maar het lijkt wel een must geworden, een dwingend adagium: gij zult gelukkig zijn. Als je dat niet bent, heb je wellicht verzuimd je best te doen. Dat is wat geluksboeken ons al jarenlang duidelijk willen maken: we hebben de sleutel zelf in handen. En we kunnen het maar beter geloven, want de wetenschap heeft het bewezen. We kunnen meten en dus weten wat een mens gelukkig maakt, we hoeven het nu alleen nog maar toe te passen. De vraag is of je iets dat zo ongrijpbaar is als geluk, iets dat per definitie subjectief ingevuld wordt, wel op een betrouwbare manier kunt meten. Wie bepaalt wat geluk precies is? Is het tevredenheid, vrolijkheid, extase? Of is het - de Nederlandse taal schiet jammerlijk tekort - luck of misschien wel bliss? Dat geluk zo buitensporig belangrijk geworden is, lijkt op het eerste gezicht ingegeven door puur altruïsme. Wij hebben het geluk gevonden, en we willen het met jullie delen! Er worden gel ukscongressen, geluksdagen en geluksworkshops gehouden, waarbij aanhangers van het positief denken, de positieve psychologie, psychologen, dokters en andere enthousiastelingen hun licht laten schijnen op geluk. Van hét geluksboek van het afgelopen jaar, Geluk. The World Book of Happiness van Leo Bormans, werden al meer dan 30.000 exemplaren verkocht en het is aan een internationale opmars begonnen. Dat de Christelijke Mutualiteit mee haar schouders onder het project gezet heeft, verklaart een deel van het binnenlandse succes. Een aantal onderzoeken suggereert immers een verband tussen geluk en gezondheid. Maar er is meer. Het succes van dit ene boek, en de veelheid van boeken over hetzelfde onderwerp, zeggen veel over de verbetenheid waarmee mensen op het geluk jagen. Een zoektocht op Amazon naar boektitels waarin het woord 'happiness' voorkomt, levert nu al 20.390 resultaten op. Nauwelijks een halfjaar geleden waren dat er nog 2.000 minder. Sommige van die boeken worden met veel tamtam gepresenteerd als het 'ultieme' of het 'definitieve' boek over geluk. Maar hoe ultiem en definitief zijn al die adviezen - wetenschappelijk onderbouwd of niet - als er meteen honderden boeken volgen die het nog beter menen te weten? Er zit ongetwijfeld ook een economische kant aan het succes van alles wat met geluk + te maken heeft. De toenemende mate waarin bedrijfsleiders begaan zijn met het geluk van hun werknemers is op het eerste gezicht roerend, maar illustreert vooral dat geluk zoveel meer is geworden dan een individuele gemoedsgesteldheid. Wie gelukkig is, is gezonder, en presteert ook beter. Er worden grote middelen ingezet om het positief denken en de positieve psychologie te promoten. Geluk is big business geworden. Het gevolg hierdoor is dat mensen die ongelukkig zijn het gevoel hebben dat het hun eigenschuld is doordat het lijkt dat het bij gelukkige mensen alle geluk gewoon zomaar komt. Het lijkt dan zoals het allemaal van een leien dak loopt. Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
7
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
1.4 Zijn gelovigen gelukkiger dan niet – gelovigen? Duizenden Europeanen zijn ondervraagd over hoe gelukkig ze zijn. Gelovigen zeiden over het algemeen vaker tevreden te zijn met hun leven dan nietgelovigen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld de tegenslag van een stukgelopen huwelijk beter verwerken. Ook al is dit juist voor gelovigen een heikel punt. Het is de Europese onderzoekers niet duidelijk geworden of dit daadwerkelijk aan het geloof ligt. Het kan ook zijn dat andere aspecten van hun religie meewerken. Zo hebben gelovigen vaak een stabieler en hechter familieband. Bovendien hebben ze vaker een goed netwerk van medegelovigen, om op terug te vallen. Andere studies hebben ook al gevonden dat geloof een positief effect heeft. Maar of niet-gelovigen ook gelukkig worden als ze gaan geloven blijft een raadsel. Vooral omdat je als atheïst natuurlijk niet zomaar gelovig wordt Geloven is goed voor het immuunsysteem BRUSSEL - Het beoefenen van een godsdienst maakt een gelukkig makend stofje aan in de hersenen en bevordert het immuunsysteem. Daardoor leven gelovigen gemiddeld langer en gezonder dan niet-gelovigen. Dat stelt de evolutiebioloog Robin Dunbar in het wetenschappelijke tijdschrift New Scientist. "Godsdienst is evolutionair gezien heilzaam voor de mens'", zegt Dunbar. "Dat komt in de eerste plaats doordat religies morele richtlijnen kennen, die voor een maatschappelijke ordening zorgen, wat de mens op haar beurt tegen zichzelf beschermt. In de tweede plaats is er een biochemische reden. Veel religieuze rituelen zorgen namelijk voor de productie van endorfine in ons brein. Deze neurotransmitters zijn pijnonderdrukkend en veroorzaken Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
8
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
geluksgevoelens. Ook versterkt endorfine het immuunsysteem." (uit De Standaard, 01/02/2006) Gelovigen zijn gelukkiger "'Kerngelovigen', mensen die geloven en regelmatig praktiseren, zijn gelukkiger dan andere levensbeschouwelijke groepen. Dat is een van de resultaten uit de grootschalige VUB-studie Het grootste geluk. Het geluk van gelovigen wordt op twee manieren verklaard: ten eerste lopen mensen die zijn opgenomen in een hechte gelovige gemeenschap een lager risico op eenzaamheid. Ten tweede zijn gelovigen blijkbaar sneller tevreden met wat ze hebben en gaan ze beter met negatieve situaties om." (uit Tertio 25/04/2007) Mensen zijn sociale dieren. Uit onderzoek blijkt dat verbondenheid met anderen de meest bepalende factor is voor het geluksgevoel van mensen. Ook onvrede en stress ontstaat meestal in contact met anderen. Een paar voorbeelden :
geen ‘nee’ durven zeggen of anderen niet duidelijk zeggen als iets je dwars zit bij conflicten blijven steken op het niveau van verwijten maken of gelijk willen hebben ‘stoer doen’ en jezelf niet laten zien uit angst om kwetsbaar te zijn en daardoor de kans verspelen om echt contact te maken met de ander anderen niet accepteren zoals ze zijn, of niet zien zoals ze zijn vooringenomenheid of te snel oordelen teveel focussen op de goedkeuring of waardering van anderen niet in de gaten hebben dat het belang van de groep ook jouw persoonlijke belang is Anderen op de kast jagen door te weinig rekening te houden met hun gevoelens en hun behoefte aan respect
De oplossing van al deze problemen begint bij: een goede relatie met jezelf! +zie bijlage Aselm Grüm “Bij iedere crisis sterft een stuk van ons ego”.
1.5 Le bonheur c’est les autres: geluk en de anderen (gelukkig zijn heeft te maken met verbondenheid met andere mensen) In onze maatschappij wordt geld vaak gezien als iets dat gelukkig maakt. Toch horen we steeds dat het niet zo is. Wat is nu de waarheid? Maakt geld gelukkig of niet? Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
9
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Onderzoekers zijn keihard: Nee! Keer op keer komt uit onderzoek naar voren dat geld niet gelukkig maakt. Uit deze onderzoeken blijkt dat meer geld nauwelijks meer geluk oplevert op de lange termijn. Zodra we voldoende geld hebben om fatsoenlijk te kunnen leven, brengt meer geld geen geluk meer. Dit weten veel van ons ook van binnen, maar toch lijkt het toch steeds alsof geld al onze problemen op kan lossen. Geluk komt van binnenuit Zoals we al vaker hebben aangegeven kun je geluk niet vinden in externe factoren zoals geld. Geluk komt uit jezelf. Het zit als het ware al in je, je hoeft het alleen nog maar aan te wakkeren. Gelukkig zijn is voor een deel een ‘keuze’, een state of mind. Het lijkt vaak of materiele zaken zoals geld of spullen je gelukkig kunnen maken. En dat doen ze ook wel, voor bijvoorbeeld een paar uur. Daarna ben je weer toegewezen op jezelf en zul je weer iets nieuws moeten vinden om gelukkig van te worden. Even een economische term: Preference Drift In de economieles op de middelbare school leren we over ‘preference drift’. In de boeken betekent het zoiets als: ‘Opwaartse bijstelling van het gewenste niveau van behoeftebevrediging.’ We zijn tijdelijk blij met wat we hebben maar na een tijdje willen we meer. We zijn tevreden met ons nieuwe salaris maar na een jaar willen we meer salaris. Het huis is lekker ruim, maar over een paar jaar wil je een groter huis. Het probleem van materiële behoeftebevrediging is dat het nooit stopt. Je bent nooit tevreden. Een kind denkt: ‘Als ik een iPod heb ben ik gelukkig.’ Als hij de iPod daadwerkelijk heeft is hij een weekje gelukkig, daarna moet hij weer opzoek naar iets anders dat gelukkig maakt zoals een eigen laptop. Dit geldt ook voor afvallen, een huis kopen, kleding kopen en ga zo maar door. Geluk is niet ‘te koop’, althans, niet voor lang. Geld inzetten voor meer geluk Geluk is niet te koop. Door gewoon maar een miljoen te winnen word je niet gelukkig. Sterker nog: Uit onderzoek blijkt dat mensen die een loterij winnen na een jaar nog net zo gelukkig, of zelf minder gelukkig zijn dan voordat ze de prijs wonnen! Alleen meer geld is niet het antwoord, je zult in jezelf op
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
10
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
zoek moeten gaan naar jouw bron van geluk. Geld kan je hierbij wel ondersteunen. Wanneer je erachter komt dat je graag een internetbedrijfje wilt starten kan de aankoop van een goede computer je geluk ondersteunen. Het verwezenlijken van dromen is namelijk een goede manier om je gelukbeleving te vergroten. Als je gestrest bent kan een luxe dag in een spa je erg goed doen. Leuke kleding zorgt voor meer zelfvertrouwen, een belangrijke bouwsteen voor geluk. Een lekkere vakantie geeft je rust, lucht en ruimte om na te denken over je leven. Je kunt je vrienden uitnodigen voor een leuk feestje, of ze mee uit eten nemen. En zo zijn er meer voorbeelden te bedenken. Je kunt je geluk ondersteunen met geld. Het materiële zou alleen niet het ‘eindpunt’ moeten zijn. Het zal je namelijk altijd teleurstellen. Wanneer weet je of je materialistisch bent? Het kan zijn dat je veel geld hebt en er veel spullen van koopt terwijl je niet materialistisch bent. Aan de andere kant kun je erg materialistisch zijn en balen dat je niet genoeg kunt kopen. De kunst is om je los te koppelen van geld en spullen. Je kunt geld zien als een gereedschap, het maakt je leven mogelijk makkelijker maar dat hoeft niet. Het kan je leven ook veel complexer maken. Wees je bewust van preference drift, je zult nooit genoeg spullen hebben en je zult er nooit langdurig geluk uit kunnen putten. Vraag jezelf af of je zonder je spullen zou kunnen leven. Zou je nog gelukkig kunnen zijn als je geen computer, luxe badkamer of een mooie flatscreen zou hebben? Als het antwoord ja is ben je niet afhankelijk van geld. Als je je geluk niet van geld laat afhangen ontwikkel je een andere relatie met geld. De paradox van geld en het leven En dan komt de vreemde paradox van het leven: Daar waar je je het minst aan hecht zul je het meest van ontvangen. Je zult meer geld ontvangen als je het slechts ziet als een gereedschap dan wanneer je het MOET hebben omdat je geluksgevoel er vanaf hangt. Dit wordt ontkoppeling of ‘detachement’ genoemd. Dus maakt geld gelukkig?
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
11
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Nee. Geld maakt niet gelukkig. Onderzoek wijst uit dat rijke mensen niet gelukkiger zijn dan mensen met een gemiddeld inkomen. Geluk heeft te maken met jouw kijk op de wereld. Materiële zaken kunnen wel zorgen voor een korte ‘boost’ in je geluksbeleving. Het gevoel zal echter altijd afnemen waarna je meer moet hebben om weer zo’n boost te voelen. Geluk van binnenuit is langdurig, constant en dieper. Je kunt geld inzetten om je geluk te stimuleren. Je kunt er wensen mee verwezenlijken en het leven makkelijker maken.
1.6 Omschrijving van het woord ‘geestelijke gezondheid’ Geestelijke gezondheid maakt deel uit van de gezondheid in het algemeen. Iemand in goede geestelijke gezondheid heeft een evenwicht gevonden tussen verschillende aspecten in zijn leven: gevoelsmatig, lichamelijk, sociaal, economisch, psychisch, ... Geestelijk gezond zijn en blijven is met andere woorden niet zo gemakkelijk. Iedereen maakt in zijn leven wel eens een situatie mee die dit evenwicht verstoort. Geestelijke gezondheidsproblemen hebben doorgaans ook een invloed op de omgeving van de patiënten. Als je je familie, vrienden, collega’s, werkgevers… meetelt, komen er dus nog veel meer mensen mee in aanraking. Psychische klachten komen even vaak voor bij mannen als bij vrouwen, maar ze nemen een andere vorm aan. Vrouwen hebben bijna twee keer zoveel last van depressie en angst als mannen. Mannen Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
12
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
hebben veel vaker last van psychische stoornissen die te maken hebben met alcoholgebruik. Vlaanderen heeft een van de hoogste zelfmoordcijfers van Europa. De oorzaak daarvan is niet helemaal duidelijk. Maar de cijfers bewijzen wel dat veel landgenoten, ook jongeren, geen uitweg meer zien voor hun problemen. Daarom is het belangrijk om meer over onze geestelijke gezondheid te praten.
1.7 Feiten en cijfers rond psychiatrische aandoeningen in België Eén op vier mensen krijgt vroeg of laat af te rekenen met min of meer ernstige psychische problemen. Die gaan soms vanzelf weer over maar ze kunnen ook heel lang aanslepen. Over de periode van een jaar kampen ongeveer 700.000 mensen met een psychisch probleem. Dat komt bijna overeen met de totale bevolking van de twee grootste Vlaamse steden, Antwerpen en Gent, samen. Enkele belangrijke cijfers :
Als je willekeurig 3 Belgen rond een tafel plaatst, zal gemiddeld één van hen doorheen zijn leven ooit geconfronteerd worden met een psychische stoornis. (Dit zijn hoge en confronterende cijfers, maar België bevindt zich hiermee in de internationale middenmoot). Doorheen diverse bevragingen blijkt ook dat ongeveer 26% van de Belgen zich slecht in zijn vel voelt.
België blijft wereldwijd koploper in het opnemen van patiënten in psychiatrische instellingen. Het aantal gedwongen opnamen is met 42% gestegen tussen 1999 en 2008, nog voorafgaand aan de crisis. Recent, in de periode 2004-2008, kennen we een stijging van 10% in aantal opnamen in de psychiatrische ziekenhuizen, vooral in Vlaanderen. 13
Vlaanderen kent een opvallend hoog cijfer heropnames binnen 30 dagen in psychiatrische ziekenhuizen: 25% bij schizofrenie, 20% bij manische-depressie.
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Psychische stoornissen staan met 34% op nummer 1 als oorzaak van invaliditeit, met depressie, alcohol en dementie in de top 10.
27% van het ziekteverzuim boven 15 dagen kent een psychische oorzaak. Psychisch onwelzijn is mede verantwoordelijk voor 25% van alle uitkeringen voor werkonbekwaamheid.
Het presenteïsme, met een lagere productiviteit op het werk, is in België op vijf jaren tijd bijna verdubbeld bij mensen met een matige psychische aandoening. Hierdoor is België over het Europese gemiddelde gesprongen.
Psychiatrische patiënten kennen gemiddeld een 15 jaar lagere levensverwachting, hoofdzakelijk als gevolg van lichamelijke oorzaken.
Het aantal zelfdodingen is gelijk aan respectievelijk 17, 24 en 14 zelfdodingen per 100.000 inwoners in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Vlaanderen bevindt zich hiermee 1,5 keer hoger dan het Europese gemiddelde. België zit met drie zelfdodingen per dag in de top drie van Europa. Vlaanderen illustreert echter in positieve zin dat een stateof-the-art plan van beleidsaanpak vruchten kan afwerpen. De vooropgesteld daling van 8% in het eerste suicidepreventieplan werd goed gehaald.
30 tot 70% van de kinderen van ouders met een psychische stoornis, ontwikkelen zelf een psychische stoornis. Opvallend is ook dat meer dan 90% personen die overgaan tot zelfdoding vooraf leden aan een psychische stoornis. Bijna de helft van hen werd reeds voordien behandeld. Zelfdoding is dus meestal geen losstaand of geïsoleerd fenomeen.
Met 19,1% is het gebruik van psychofarmaca opvallend hoog in vergelijking met andere landen.
Wat betreft kalmeringsmiddelen en slaapmiddelen is er duidelijk sprake van een overconsumptie. In België ziet 46% van de personen met een ernstige aandoening een arts, maar krijgt geen medicatie noch therapie. 25% krijgt enkel medicatie en 3,8% enkel therapie.
De voorkeur voor medicatie boven therapie is deels ook kostengedreven. De benadering van medicatie en therapie, die de norm zou moeten zijn, komt niet overeen met de realiteit. De lange wachttijden, die kunnen schommelen van een maand tot een jaar, worden ook door de overheid bevestigd.
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
14
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Er is een duidelijk verband tussen psychische problemen en de socio-economische status: 72% van de personen die beroep doen op een OCMW of CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk) ervaren een toestand van psychisch onwelbevinden. 58% van hen kent een milde depressiviteit. 36% ondernam reeds een poging tot zelfdoding, en 20% doet beroep op de GGZ. Dit zijn veel hogere cijfers dan bij personen die geen beroep doen op sociale ondersteuning.
De opstart van professionele zorg komt vaak veel te laat : gemiddeld 1 jaar te laat voor stemmingsstoornissen, 16 jaren te laat voor angststoornis sen en 18 jaren te laat voor middelenmisbruik. Deze onderbehandeling is het gevolg van een cascade van barrières.
Slechts 1 op 3 personen zoekt professionele hulp. Het is bijvoorbeeld illustratief dat binnen welzijnszorg slechts 9% zijn psychische problemen bespreekt. 31% weet niet waar ze hulp kunnen vinden. 15% zoekt geen hulp omwille van het prijskaartje. 32% stelt het zoeken van hulp uit omwille van financiële redenen.
60 tot 70% van de psychiatrische patiënten werken 45 tot 55% bij een ernstige stoornis. Dit is op zich slechts 10 tot 15% lager dan de rest van de bevolking. De patiënten zonder werk vormen in absoluut aantal wel een grote en toenemende groep. Dit uit zich ook in een stijging van en groter aandeel in aanvragen van uitkeringen.
1.8 Getuigenis van iemand met een psychische aandoening. Interview van Alexander: technisch tekenaar van magazine cactus. Het is allemaal begonnen toen ik me als tiener intensief vragen stelde over mezelf. Wie ben ik? Wat doe ik hier? Ik voelde me niet meer thuis in het voorspelbare bestaan." Er volgden psychoses, depressies en zelfmoordgedachten. Nu is Alexander uit het dal geklauterd en heeft hij een toffe job. Hij vertelt over zijn overlevingstocht. ''Als tiener begon ik me vragen te stellen over het leven en vroeg ik me af hoe de mensen tevreden konden zijn met zo'n idioot bestaan. Ik trok me terug in mezelf om een antwoord te vinden. Ik geloofde dat ik één zin, één toverformule kon vinden die ik in alle situaties kon toepassen en waardoor mijn leven vlot zou verlopen. Wat later kreeg ik mijn eerste psychose: ik werd achterdochtig, zag dingen Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
15
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
die er niet waren, was extreem jaloers, wilde mensen op straat tegenhouden om te zeggen dat ze verkeerd bezig waren en voelde me totaal verloren… Nog een beetje hoop Er volgden jaren van isolement, angst en eenzaamheid. Ik werkte wel, maar raakte telkens mijn job kwijt omdat ik sociaal niet functioneerde. Ik durfde mezelf niet meer zijn bij anderen omdat ik dan 'door de mand zou vallen'. Op een bepaald moment besloot ik zes maanden in quarantaine te leven en voor eens en altijd mijn toverzin samen te stellen. Dit was mijn laatste kans. Lukte het niet, dan hoefde het niet meer voor me. Mijn woning werd een labo dat volhing met schema's en honderden bladzijden tekst. Ik werkte soms drie dagen en nachten aan één stuk door, wachtend op die ene inval. Na vijf maanden voelde ik dat ik gefaald had. Mijn wereld stortte in en ik dacht eraan om voor de trein springen. Gelukkig had ik nog een beetje hoop en zocht hulp. Volgens de dokter was ik depressief en psychotisch. Het voelde raar aan om plots een handicap te hebben terwijl ik altijd dacht dat ik niets mankeerde! Uiteindelijk vond ik een psychiater waar ik me goed bij voelde. Hij schreef me medicatie voor en ik startte met jarenlange gesprekstherapie. Dat was mijn redding. Niet alleen op de wereld Twee jaar geleden klopte ik aan bij VDAB. Die verwees me door naar een gespecialiseerde dienst: Jobcentrum. Mijn arbeidsbegeleidster raadde me aan om een halftijdse opleiding te volgen. Ik koos informatica. Dat was een fantastische ervaring. Na jaren isolement, voelde ik me eindelijk niet meer alleen op de wereld. Ik hoorde weer bij de maatschappij. Na mijn opleiding mocht ik een bedrijfsstage doen. Ik koos voor een Medisch Pedagogisch Instituut (MPI). Zo'n instituut begeleidt gehandicapte jongeren die thuis niet opgevangen kunnen worden. Tijdens m'n stage volgde ik een opleiding AutoCAD op de werkvloer. Dat is een technisch tekenprogramma. En raad eens wat? Na mijn stage zocht het MPI een halftijdse AutoCAD-tekenaar. Ik solliciteerde en kreeg de job. Ik ben met mijn 'gat in de boter gevallen' zoals ze zeggen. Ik ontwerp plannen voor verbouwingen, teken kasten die op maat gemaakt moeten worden en heb nog wat andere kleinere taken. Het is afwisselend en creatief werk. Geen speciale aanpassingen In het begin was ik bang voor sociale contacten en om uit te leggen wat er met me aan de hand was. Ik speelde echter open kaart en na enkele dagen verliep het contact met mijn collega's vlot. Gelukkig gaf mijn werkgever me ook de tijd om alles rustig te leren zonder te veel stress. Nu doe ik hetzelfde werk als ieder ander zonder speciale aanpassingen. Ondertussen ben ik genezen en neem ik geen medicatie meer. Wat een geluk dat ik toen geen afscheid nam van het leven. Ik geniet volop van het leven en besef dat ik maar één keer leef. Bovendien weet ik dat het tijdverlies is om 'doodlopende straatjes in te slaan in mijn denken'. Mijn boodschap aan iedereen: er is nog een mooi leven na psychose en depressie. Mooier dan je kan dromen. Kom je ooit in die situatie terecht, geef dan niet op en zoek hulp."
1.9 Beschrijving van de belangrijkste psychische aandoeningen
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
16
6-TSO-IW
o o o o o o
GIP Godsdienst
De meest voorkomende psychische aandoeningen Angst en paniek stoornissen Stemmingsstoornissen Persoonlijkheidsstoornis (borderline) Psychotische stoornis (schizofrenie) Eetstoornis (anorexia nervosa en boulimie) Autisme De informatie die hieronder staat beschreven is bedoeld als voorlichting, niet te gebruiken om een diagnose te stellen. Een psychische aandoening vereist professionele hulp om een diagnose te stellen en te komen tot een behandelplan. Angst/Paniekstoornis Iedereen is wel eens bang. Gelukkig maar. Angst kan mensen waarschuwen voor naderend gevaar, bijvoorbeeld als je wakker schrikt omdat je een brandlucht ruikt. Maar sommige mensen hebben last van angsten terwijl de omstandigheden daartoe geen aanleiding geven. Ze worden niet bedreigd, maar raken toch helemaal in paniek: het koude zweet breekt hen uit, hun hart gaat als een bezetene te keer, ze staan te bibberen op hun benen en halen snel en hijgend adem. Soms worden ze daarbij ook duizelig en misselijk. Mensen die dit vaak overkomt, lijden aan een paniekstoornis. Ze worden op de meest onverwachte momenten overvallen door de angst om dood te gaan, gek te worden, of de controle over zichzelf te verliezen. De meeste mensen met een angststoornis zullen proberen situaties die angst oproepen te vermijden. De meest voorkomende angststoornissen: Fobieën Het komt voor dat een persoon extreem angstig is voor een bepaald object (enkelvoudige fobie). Andere fobieën zijn breder, zoals de angst voor mensen, om te falen of te blozen. Dit zijn de sociale fobieën. mensen met een sociale fobie zijn vaak extreem verlegen. Ze voelen zich voortdurend kritisch bekeken en hebben steeds het gevoel het ‘niet goed’ te doen. Iemand met straat en pleinvrees (agorafobie) durft nauwelijks alleen thuis, op straat of in grote drukke ruimtes te zijn. In die situaties voelt zo iemand zich in de steek gelaten, weerloos en doodsbang. Daarom gaat hij deze situaties vermijden, met als gevolg dat de wereld steeds kleiner Dwangstoornissen Dwangstoornissen Als iemand een dwangstoornis heeft, dwingen angst en onrust hem ertoe een bepaalde handeling steeds opnieuw te verrichten. Dat kan bijvoorbeeld zijn: de handen wassen, controleren of het gas uitstaat of het huis schoonmaken.
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
17
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Dat moet die persoon steeds opnieuw doen, ook al heeft hij het die dag al tien keer gedaan. Deze dwanghandelingen slokken zo een groot deel van de tijd op. Hyperventilatie Als mensen angstig zijn gaan ze vaak sneller en oppervlakkiger ademhalen. Je kunt je draaierig en duizelig voelen en bang zijn flauw te vallen of een hartaanval te krijgen. Daar lijkt het soms een beetje op. Deze lichamelijke klachten, die overigens niet iedereen in ernstige mate heeft, zijn onderdeel van de paniekgevoelens. Post-traumatische stress stoornis Een psychologische term voor specifieke symptomen die optreden t.g.v. het blootgesteld zijn aan (sexueel) geweld, levensbedreigende situaties en natuurrampen Stemmingsstoornissen Depressie Iedereen kent wel momenten van somberheid of van verdriet. Bijvoorbeeld als reactie op tegenvallers of op ingrijpende gebeurtenissen. Meestal duren deze niet langer dan enkele uren of dagen. We spreken van een depressie als de somberheid langer dan twee weken duurt. Een depressie is dus iets anders dan een sombere bui. Depressie is een ziekte. Iemand die somber is kan soms opgevrolijkt worden door mensen uit zijn omgeving. Bij iemand die depressief is, lukt dat niet. Dat is geen kwestie van onwil. Het hoort bij de ziekte. Overigens is depressie een ziekte die goed te behandelen is. In Nederland lijden per jaar tegen de 500.000 mensen aan een vorm van depressie. Een depressie kan op elke leeftijd voorkomen, dus ook bij kinderen en ouderen. Verschijnselen mensen met een depressie voelen zich lusteloos en hebben nergens zin in. Ze kunnen niet meer genieten van plezierige dingen en voelen zich somber. Vaak hebben ze ook last van andere klachten zoals slaapproblemen, slechte concentratie, pijn, voortdurende vermoeidheid of een onbedoelde verandering van lichaamsgewicht. De depressieve student kan last hebben van schuldgevoelens, hij kan zich zondig of waardeloos voelen. Interesse in de studie, hobby’s en andere activiteiten kan verminderd of helemaal verdwenen zijn. Ook vermindering van (seksuele) gevoelens of totale gevoelloosheid kan voorkomen. Soms komen gedachten aan de dood steeds terug, de dood van anderen of van zichzelf. Het leven kan zo zinloos of somber lijken dat ze overwegen er een einde aan te maken. Depressieve mensen kunnen prikkelbaar zijn, of boos en agressief, waarbij het soms zelfs tot ruzie komt Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
18
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
waardoor een depressieve stemming gemaskeerd word. Maar ze kunnen ook teruggetrokken zijn en tot weinig in staat. Manisch-depressieve stoornis; ook wel genoemd bipolaire stoornis De persoon in kwestie heeft wisselende periodes van een depressie (extreme dalen) tot periodes van zeer druk zijn (extreme hoogtes) Psychose/Schizofrenie Wat is psychotische kwetsbaarheid? mensen met een psychotische kwetsbaarheid hebben een verhoogd risico om psychotisch te worden. Het kan zijn dat de ziekte schizofrenie daaraan ten grondslag ligt. Het kan ook zijn dat iemand psychotisch wordt door andere oorzaken; bijvoorbeeld door het gebruik van hard- of softdrugs of door een depressie. Als iemand psychotisch is dan kan hij stemmen horen, achterdochtige wanen hebben, angstig en zeer verward zijn. Meestal zijn psychotische mensen erg angstig en wantrouwig; vanuit die gevoelens gaan ze zich soms agressief en vijandig gedragen. Vaak leven ze in grote angst en eenzaamheid. Wat is een psychose? Mensen met een psychose leven in hun eigen binnenwereld en communiceren vooral met hun eigen innerlijke zelf. Soms hoor je ze in zichzelf praten of lachen. Als je contact met hen probeert te maken, zien of horen ze je niet. Het kan zijn dat de student beelden ziet die niemand anders ziet; of stemmen hoort in zichzelf. Die stemmen ratelen door elkaar heen. Daardoor kunnen mensen met een psychose zich in de war en boos voelen. Ze kunnen door de stemmen uitgescholden worden of krijgen opdrachten om zichzelf of een ander iets aan te doen. Vaak denkt de betrokkene dat hij handelt uit lijfsbehoud. Hij vreest dat hij anderen hem iets aan doen of verwonden. Psychotische verschijnselen die de student kunnen treffen: Wanen: denkbeelden die niet op waarheid berusten, maar wel waar lijken te zijn zoals achtervolgingswanen. Hallucinaties, dingen waarnemen die er niet zijn zoals stemmen die bevelen geven. Vreemd en verward gedrag Chaotisch denken Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
19
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Weinig of niet meer slapen Sterke verandering van het sociaal gedrag wat opvalt bij dagelijkse werkzaamheden in contacten met anderen. Verschijnselen naast de psychose: Tussen de psychotische perioden kunnen mensen last hebben symptomen die de studie kunnen beïnvloeden die het functioneren op school kunnen doen verminderen. Bij het onderwerp Tips voor mensen kunt u mogelijkheden zien die mogelijk kunnen helpen om het functioneren te verbeteren . Deze “negatieve”symptomen:
Minder energie en initiatief; Somber en uitgeblust zijn; Een leeg gevoel en minder belangstelstelling voor de omgeving; Een sterke behoefte om alleen te zijn; Verminderde aandacht en concentratie; Een moe gevoel; veel op bed willen liggen; Minder heftige, juist vlakke emoties.
Borderline persoonlijkheidsstoornis Wat is een borderline persoonlijkheidsstoornis? Het is moeilijk precies te omschrijven wat een borderline persoonlijkheidsstoornis inhoudt. Je zou kunnen zeggen dat een student met een borderline persoonlijkheidsstoornis een ‘moeilijk karakter’ heeft, zowel voor zichzelf als voor zijn of haar omgeving. Net als bij andere persoonlijkheidsstoornissen zijn bij dit ziektebeeld drie belangrijke kenmerken uit evenwicht: realiteit, zelfbeeld en afweermechanismen. Iemand met een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft een verstoord beeld van de werkelijkheid, heeft vaak een lage dunk van zichzelf en heeft te weinig afweermechanismen die hem kunnen helpen om moeilijke situaties te kunnen doorstaan. Wat is een borderline persoonlijkheidsstoornis niet? Een borderline persoonlijkheidsstoornis is geen (kortdurende) ziekte waarbij de student op bed moet liggen of opgenomen moet worden in een algemeen ziekenhuis. Het is ook niet aan iemand ‘af te lezen’ of er sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ook is het niet zo dat men tot niets meer
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
20
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
in staat of niet tot normaal functioneren in staat is. Het is ook niet hetzelfde als het lastige gedrag dat jongeren en pubers vertonen. Hoe vaak komt het voor? Onderzoek heeft uitgewezen dat 1 á 2 van de 100 mensen lijden aan een borderline persoonlijkheidsstoornis.. Hoe herken je het? De verschijnselen openbaren zich vaak rond het 20e levensjaar. Per persoon zijn er grote verschillen in hoe deze aandoening eruit ziet. Hier worden een aantal verschijnselen genoemd. Het is echter niet zo dat álle genoemde verschijnselen voorkomen bij alle mensen met borderline problematiek
Moeite met adequaat contact leggen Moeite om zich te hechten aan mensen en om mensen los te laten Moeite om alleen te zijn, angst, paniek Ontstemming, stemmingswisselingen, somberheid, zelfmoordgedachten, verveling Zelfbeschadiging of zelfverwonding, om spanning te ontladen Achterdocht, stemmen horen of beelden zien die voor anderen niet waarneembaar zijn Impulsief gedrag, bijvoorbeeld moeite om kwaadheid te beheersen Maatschappelijk geïsoleerd leven Vaak alleen in zwart-wit termen denken, alles of niets
Eetstoornissen Iedereen heeft elke dag te maken met voeding. Eten is gezond, je hebt het nodig om in leven te blijven. Maar mensen die lijden aan een eetstoornis hebben een probleem met eten. Ze zijn bang voor voedsel omdat ze denken dat ze er te dik van worden. Of ze eten overmatig en hebben daar onmiddellijk weer spijt van. In elk geval is datgene wat voor de meeste mensen heel gewoon is, voor hen een dagelijkse bron van zorgen. Globaal gezien zijn er twee soorten eetstoornissen. Anorexia nervosa De eerste is Magerzucht of anorexia nervosa. mensen die aan deze stoornis lijden, proberen ten koste van alles slanker te worden. Ze zijn als de dood voor voedingsmiddelen met veel calorieën. Ze zijn voortdurend bezig met lijnen. Ook proberen ze af te Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
21
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
vallen door veel lichaamsbeweging. Ze doen bijvoorbeeld fanatiek aan sport of leggen te voet of op de fiets enorme afstanden af. Anorexiecliënten zijn geobsedeerd door hun lichaamsgewicht. Ze blijven zich altijd dik voelen, ook al zijn ze levensgevaarlijk mager. Boulimie Boulimie is lijden aan eetverslaving. Regelmatig voelt men een enorme drang om te eten. Die drang is zo sterk dat ze hem bijna niet kunnen weerstaan. Tijdens zo’n bui eten ze alles wat maar eetbaar is achter elkaar op, zonder het echt te proeven. Het gaat er niet om dat ze honger hebben, het gaat om het eten zelf. Achteraf hebben cliënten vaak spijt dat ze zoveel naar binnen hebben gewerkt. Ze willen het dan ook zo gauw mogelijk weer kwijt. Vaak proberen ze dat door zelf een braakreactie op te roepen. Ook gebruiken ze nogal eens laxeermiddelen. Daarna proberen ze krampachtig te gaan lijnen. Hierop volgt dan weer een nieuwe eetbui. Symptomen Eetstoornissen beginnen vaak met het voornemen van iemand om af te vallen. Een eerste symptoom van eetstoornissen is aanwezig als dat lijnen heel krampachtig gebeurt. Of als hij of zij er van overtuigd is dat hij écht te dik is, terwijl niemand in de omgeving dat vindt. Het eetgedrag verandert. mensen kunnen nogal eens met veel zorg uitgebreide maaltijden voor anderen klaar, maar zelf nemen ze vervolgens niets. Of ze eten alleen en op abnormale tijden, bijvoorbeeld ‘s nachts. De student kan vaak heel veel informatie geven over de voedingswaarde en de samenstelling van eten. Door hun obsessie weten ze er alles van. mensen die aan eetstoornissen lijden kunnen onhandig in de omgang met anderen. Ze voelen zich lelijk en onzeker. Ze zijn bang om afgewezen te worden en denken dat ze alles perfect in orde moeten hebben voor anderen hen goedkeuren. Als de eetstoornis langer bestaat, gaan mensen er slecht uit zien. Uiteindelijk kan iemand zelfs dood gaan aan een eetstoornis. Autisme Autisme wordt beschouwd als een ontwikkelingsstoornis met een neurologische oorzaak. De hersenen van een persoon met autisme functioneren anders. Hierdoor kunnen hun waarnemingen uit losse fragmenten bestaan die voor de mens met autisme vaak niet de verbanden hebben, die voor anderen vanzelfsprekend zijn. Mensen met autisme hebben beperkingen in de sociale interactie, beperkingen in verbale en non-verbale communicatie en beperkingen in het verbeelding- en voorstellingsvermogen. Alle mensen met autisme ervaren op Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
22
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
hun eigen manier hun beperkingen en problemen. Soms ervaart alleen de omgeving dat iemand anders is. Autisme is een verzamelnaam voor stoornissen die vallen onder de psychiatrische stoornissen die worden geclassificeerd volgens de zogenaamde DSM-IV-TR criteria. Dit systeem wordt wereldwijd gebruikt. Er worden vijf subgroepen van autisme onderscheiden en dat zijn:
(klassiek) autisme de stoornis van Asperger PDD-nos RET syndroom Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd
1.10 Enkele oorzaken voor psychische aandoeningen De meeste mensen die te horen krijgen dat hen wat mankeert willen de oorzaak daarvan weten. Ook de behandelend psychiater wil dit graag. Dat geeft immers houvast, als je de oorzaak weet, kun je die ook (proberen te) bestrijden. Bij lichamelijke aandoeningen lijkt dit soms duidelijker dan bij psychische stoornissen. Bij een longontsteking zoek je naar de bacterie en geef je het passende antibioticum. De chirurg verwijdert de buikpijn veroorzakende blinde darm. Bij psychiatrische stoornissen ligt het thema ‘de oorzaak’ helaas vrijwel altijd veel ingewikkelder. Een combinatie van factoren De volgende zin valt te lezen in de meeste voorlichtingsfolders in deze serie, die over een specifieke psychiatrische stoornis gaan: ‘Er is niet één duidelijke oorzaak te geven voor het ontstaan van de stoornis. De stoornis ontstaat door een combinatie van factoren’. Er is niet één duidelijke oorzaak te geven voor het ontstaan van een psychiatrische stoornis. De stoornis ontstaat door een combinatie van factoren. In de kern gaat het om aanleg en omgevingsfactoren. Deze werken op een ingewikkelde manier op elkaar in. Het begint bij afwijkingen in de genen, de dragers van erfelijke informatie. De in aanleg aanwezige 23
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
kwetsbaarheid, bijvoorbeeld de neiging om impulsief te reageren, hoeft niet tot een psychiatrische stoornis te leiden. Dat kan wel gebeuren door de invloed van stressvolle gebeurtenissen die iemand meemaakt gedurende zijn leven, de zogenoemde omgevingsfactoren. Anders gezegd: de aandoening die sluimert in de genen komt tot uiting door een gebeurtenis (soms één duidelijke, meestal een reeks van gebeurtenissen). De omgevingsfactoren kunnen de genen als het ware ‘aanzetten’. Vandaar dat bij veel psychische aandoeningen geprobeerd wordt de omgevingsfactoren gunstig te beïnvloeden! Het is belangrijk te weten dat er een wisselwerking bestaat tussen al 4 die verschillende factoren. Als iemand bijvoorbeeld impulsief in aanleg is, kiest hij soms een vriendenkring die bestaat uit soortgenoten, en begeeft hij zich daardoor sneller in situaties die uitdagend en gevaarlijk zijn. Juist deze situaties dagen hem weer uit tot impulsieve handelingen. Als iemand verlegen is van nature, maakt het uit in welke omgeving (school, vrienden, ouders) hij opgroeit. De wisselwerking met de omgeving leidt er toe dat hij of goed leert met verlegenheid om te gaan, of gepest wordt waardoor hij depressief wordt of aan de drank/ drugs raakt. Wat het verder ingewikkeld maakt is dat een in aanleg aanwezige kwetsbaarheid, een afwijking in de genen, niet leidt tot een vast omlijnde stoornis. Impulsiviteit kan bijvoorbeeld leiden tot ADHD, tot een borderlinestoornis, tot antisociaal gedrag en tot alcoholmisbruik. Een ander voorbeeld om te laten zien dat er een wisselwerking tussen allerlei factoren is, die enerzijds de kans om een aandoening te krijgen vergroten en anderzijds verkleinen is de posttraumatische stressstoornis (PTSS). De ‘oorzaak’ lijkt eenvoudig en voor iedereen hetzelfde, namelijk een ernstige ingrijpende gebeurtenis zoals een ongeluk, verkrachting, mishandeling of natuurramp. Maar de meeste mensen krijgen geen PTSS na een dergelijke gebeurtenis. Het is nog niet geheel duidelijk waarom de een wel en de ander geen PTSS ontwikkelt, wel weten we door onderzoek dat er factoren zijn die de kans op het krijgen van PTSS vergroten en andere die dat juist verminderen. • De aard van de gebeurtenis. Mensen ervaren de ene gebeurtenis als ernstiger dan de andere. Zo leiden oorlogen (en vooral door mensen veroorzaakte trauma’s) tot meer klachten dan een natuurramp.
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
24
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
• De duur van de gebeurtenis. Als de gebeurtenis langer duurt, is de kans groter dat mensen stoornissen ontwikkelen. • De betekenis die de gebeurtenis voor het individu heeft. Iets wat belangrijk gevonden wordt, geeft meer kans op verschijnselen. • Ook lijkt een biologische kwetsbaarheid van het individu een rol te spelen bij het ontstaan van PTSS. Onderzoek heeft laten zien dat de regulering van het stresshormoon cortisol bij mensen met PTSS uit balans is. Waarschijnlijk is, door nare ervaringen op heel jonge leeftijd, het stress-systeem als het ware verkeerd afgesteld. Een andere mogelijkheid is dat genetische factoren leiden tot een minder stabiel stress-systeem. • Opvang, steun en erkenning door de omgeving wordt over het algemeen als troostend ervaren en vermindert de kans op het ontstaan van een PTSS. 5 • Ook de manier waarop iemand in het verleden geleerd heeft met problemen om te gaan is van belang. Iemand die niet bij de pakken neerzit en problemen actief aanpakt heeft minder kans op het ontwikkelen van een PTSS. Alle bovenstaande elementen laten zien dat het niet eenvoudig is om een eenduidige oorzaak aan te wijzen voor het ontstaan van psychiatrische verschijnselen. Er bestaat een ingewikkelde wisselwerking tussen de verschillende oorzakelijke factoren. Genetische factoren Het lijdt geen twijfel dat erfelijkheid een belangrijke rol speelt in ons gedrag. Tegelijk kunnen we stellen dat geen enkel gen (de natuurlijke eenheid van erfelijke informatie) verantwoordelijk is voor een specifieke psychiatrische stoornis. Het gaat, naast de wisselwerking met de omgeving, altijd om een combinatie van verschillende genen. Sommige aandoeningen hebben een sterkere erfelijke component dan anderen. Voorbeelden hiervan zijn: ADHD, autisme, bipolaire stoornis en schizofrenie. Maar ook persoonlijkheidsstoornissen zijn voor gemiddeld 50% genetisch bepaald. Omgevingsfactoren Wat zijn omgevingsfactoren? Dit zijn bijvoorbeeld zeer ingrijpende gebeurtenissen zoals een zeer instabiele ouderlijke gezinssituatie, emotionele verwaarlozing, agressie of seksueel misbruik. Maar ook het verlies van een dierbare, zeker op jonge leeftijd, of het krijgen van een ernstige lichamelijke ziekte. Zeker ook op het eerste gezicht ‘minder ernstige zaken’ als een (moeilijke) bevalling, een verhuizing of ontslag. Nog minder voor de hand liggend lijken de wat subtielere zaken zoals gepest zijn op school, ouders die altijd aan het werk zijn Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
25
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
en geen tijd hebben voor de kinderen, nooit positief gestimuleerd zijn in de jeugd (veel kritiek krijgen, hoge prestatie-eisen) en te horen krijgen ‘meisjes hoeven niet door te leren’ of ‘jij bent toch dom’ en andere opvoedingsboodschappen. Die omgevingsfactoren kunnen in een recente tijd spelen en in een 6 ver verleden. Vaak komen psychische stoornissen pas – serieus - tot uiting op jongvolwassen leeftijd. Dat komt omdat je dan veel meer op eigen benen moet staan, je eigen boontjes moet doppen. Je moet verantwoordelijkheid nemen over je eigen bestaan, de eisen die de omgeving aan je stelt nemen ineens fors toe. Zo kan het komen dat eerdere omgevingsfactoren, samen met de aanwezige kwetsbaarheid, dan pas leiden tot verstoringen in het psychisch functioneren. Vaak blijkt dan toch ook dat - terugkijkend - er al enige aanwijzingen waren dat dingen niet zo goed liepen (schoolprestaties, gedragstoornissen, conflicten of opvallende persoonlijkheidskenmerken). Bijvoorbeeld bij ADHD op volwassen leeftijd moet er ook al ADHD zijn geweest op jonge leeftijd, maar die diagnose kan gemist zijn, en de verschijnselen kunnen benoemd zijn als ‘lastig gedrag’. Voorbeeld : John is een vanaf zijn jonge jaren erg druk en beweeglijk kind. Zijn ouders weten er niet zo goed raad mee. Ze proberen het wel maar eens even lekker knuffelen lukt niet goed. John lijkt er niet van te houden want hij rent telkens snel weg. Zij houden er maar mee op want ze willen hem – en zichzelf – ook niet frustreren. Ze snappen het ook niet goed want zijn zusje is echt een rustige knuffelbeer. Als John naar school gaat ontstaan al snel problemen. De leerkracht vindt hem moeilijk te hanteren en doet een beroep op de ouders. Zijn ouders gaan hem nu thuis proberen in het gareel te krijgen door hem kort te houden. John wordt steeds weerbarstiger. Er volgt professionele hulpverlening en er ontstaat verbetering, zeker als John later een leraar krijgt die goed kan omgaan met dit soort gedrag. Maar in de puberteit gaat het mis. Het kiest vrienden die veel blowen en het verkeerde pad opgaan. John vindt bij zijn vrienden de aansluiting die hij thuis zegt te missen. Op en rond de school is gemakkelijk aan drugs te komen. Als John 25 jaar is heeft hij diverse mislukte opleidingen achter de rug. Als dan de zoveelste keer een relatie mislukt mede door zijn verslavingsproblematiek, krijgt hij een depressieve stoornis. Hij komt weer bij zijn ouders wonen die hem liefdevol willen helpen. Bij onderzoek wordt een lichte vorm van ADHD vastgesteld, in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek. Hebben zijn ouders gefaald door hem vroeger onvoldoende emotionele aandacht te geven? Heeft de eerste leerkracht een ‘stoornis’ gemist, en de ouders verkeerde adviezen gegeven. Had de hulpverlening hem langer moeten begeleiden? Heeft de latere leerkracht een gunstige invloed gehad? Hebben de hormonen in de puberteit de boel verergerd? Hebben zijn verkeerde vrienden de doorslag geven? Had de school 7 beter op drugs moeten controleren? Het is onmogelijk om ‘de oorzaak’ aan te wijzen. Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
26
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Omgevingsinvloeden kunnen behalve door mensen (zoals opvoeders en leerkrachten) ook bepaald worden door de maatschappij of ‘(sub) cultuur’. Het wegvallen van maatschappelijke zekerheden (familie-, buurt- en kerkleven) kan een rol spelen. Mensen voelen zich eenzaam, meer op zichzelf teruggeworpen, minder veilig en angstiger. Een sluimerende angststoornis, depressieve stoornis of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis zou dan mede daardoor tot uiting kunnen komen. Een maatschappij (of dorp, kerkgemeenschap, etcetera) waarin strenge regels gelden, met strenge normen en waarden bijvoorbeeld over omgangsregels en discipline, zal een andere invloed hebben op kinderen met kwetsbaarheden, dan een waarin dat niet het geval is. Leef je bijvoorbeeld in een maatschappij of (sub)cultuur waarin bescheidenheid en ingetogenheid een grote deugd zijn dan zal je met een druk, assertief, extravert en impulsief temperament eerder vast lopen. Als je introvert bent van nature kun je buiten de boot vallen in een samenleving waarin je vooral succes hebt als je ‘haantje de voorste’ bent. Specifieke factoren Er is een aantal specifieke factoren te noemen die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van psychiatrische stoornissen: • Lichamelijke ziekten kunnen leiden tot psychische verschijnselen, bijvoorbeeld een depressieve stoornis ten gevolge van een schildklieraandoening •
Onjuist of te veel geneesmiddelengebruik
•
Alcohol- en drugsmisbruik
• Het overmatig gebruik van koffie en cafeïnehoudende dranken, zoals thee en cola, kan angsten uitlokken of versterken. Dit kan al vanaf enkele koppen koffie of glazen cola per dag. • Hormonen: de paniekstoornis komt drie keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen. De klachten van een paniekstoornis verminderen vaak tijdens een zwangerschap, na een bevalling kunnen deze toenemen en na de menopauze verminderen. Hoe dit precies komt is niet duidelijk, maar kennelijk hebben hormonen invloed op de paniekstoornis. Veel psychische klachten nemen toe in de periode voorafgaand aan de menstruatie. • Denkpatronen: mensen hebben soms vaste denkpatronen ontwikkeld 8 die moeilijk te veranderen zijn. Zo geldt bij niet verklaarde lichamelijke klachten dat niet de klachten zelf bepalen hoe men zich daarbij voelt, maar de manier waarop men over die klachten denkt. Als iemand zich bijvoorbeeld beroerd voelt en denkt ‘dit stelt niets voor, ik moet er niet op letten en gewoon doorgaan’, dan voelt men zich anders dan wanneer men denkt ‘dit voelt niet prettig, laat ik er maar rekening mee houden’. In het algemeen is Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
27
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
het voorstelbaar dat klachten anders beleefd worden bij mensen die overgevoelig zijn, snel afhaken en moedeloos worden, dan bij doorzetters. Bij onverklaarde chronische vermoeidheid wordt de een bijvoorbeeld somber en onderneemt steeds minder en dat versterkt de vermoeidheid. Een ander probeert zo actief mogelijk te blijven en ondervindt daardoor minder last. • Sekseverschillen: sommige psychische stoornissen laten een duidelijk sekseverschil zien en komen dus bij het ene geslacht vaker voor dan bij het andere. Depressieve stoornissen, de borderline persoonlijkheidsstoornis en eetstoornissen komen bijvoorbeeld veel vaker voor bij vrouwen. Ook hier is weer niet één oorzaak aan te wijzen. Redenen die mee zouden kunnen spelen zijn bij voorbeeld dat vrouwen problemen eerder zoeken in of bij zichzelf, hormonale oorzaken en seksueel misbruik in het verleden dat meer voorkomt bij vrouwen. Ouders en ‘schuld’ Vooral bij psychische stoornissen neigen ouders er toe om zich af te vragen wat zij fout hebben gedaan in de opvoeding. Sommige ouders of opvoeders falen door verwaarlozend gedrag, seksueel of fysiek geweld en alcohol- en/of drugsmisbruik. Maar de meeste ouders doen het goed of bedoelen het goed. Soms handelen ze uit onmacht en maken fouten, iets wat achteraf makkelijker te constateren valt. Het kan iemand helpen om - als dat terecht is – als ouder te erkennen dat het anders had gekund of gemoeten. Soms is toegeven van bepaald gedrag, zelfs nuttig en noodzakelijk. Soms zijn handelingen onbedoeld onhandig geweest of zelfs schadelijk. Of in de ogen van de kinderen een oorzaak voor bepaalde verschijnselen. Het is niet reëel dat de ouder ‘de’ schuld voor het ontstaan van de stoornis op zich neemt of om ouders ‘de’ schuld toe te kennen. Er zijn diverse stoornissen, zoals autisme en schizofrenie, waarbij bewezen is dat ‘een verkeerde opvoeding’ niet de oorzaak is. Wel kunnen ouders invloed uitoefenen op het beloop, bijvoorbeeld door tijdig deskundigen in te schakelen en adviezen te 9 vragen hoe om te gaan met deze vaak ingewikkelde problematiek. Het is verder nuttig de subjectieve beleving van alle betrokkenen onder ogen te zien en aan de slag te gaan om de huidige relatie in het hier-en-nu te verbeteren. Een deskundige kan daar bij helpen. De veranderbaarheid van geheugen en hersenen Een belangrijk feit is het gegeven dat ieder mens een eigen, subjectieve beoordeling heeft van ‘de waarheid’. Het is niet alleen onmogelijk om alle feiten uit een soms ver verleden exact te herinneren, maar iedereen geeft ook een eigen betekenis aan feiten. Zo blijken kinderen in hetzelfde gezin soms uiteenlopende opvattingen te hebben over vader, moeder, hun gedragingen en de opvoeding. Een belangrijk onderzoek heeft aangetoond dat oudere mannen die op jonge leeftijd (14) talloze vragen over hun situatie, ouders en Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
28
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
opvoeding gesteld kregen, hele andere antwoorden gaven toen hen vele jaren later dezelfde vragen gesteld werden, met de opdracht de vraag te beantwoorden alsof ze nog 14 jaar waren. De tijd en onze ervaringen kleuren onze herinneringen. De afgelopen jaren is door veel onderzoek de kennis over de werking van onze hersenen fors toegenomen. Daarbij is de gedachte dat de hersenen na de jong volwassen leeftijd nauwelijks nog veranderen radicaal over boord gegooid. Hersenen zijn in staat tot zelfvernieuwing (plasticiteit). Er ontstaan letterlijk nieuwe verbindingen tussen hersencellen. Iedereen weet dat als je veel studeert of oefent op zaken (taal, sport, muziek) dat je er beter in kan worden dan een ander (mits je een zeker talent in aanleg hebt!). Het is belangrijk om de hersenen op jonge leeftijd voldoende en adequaat te stimuleren. Te weinig stimulatie (zoals verwaarlozing) is waarschijnlijk net zo slecht als overstimulering (teveel prikkels, zoals een groot deel van de dag ‘beeldschermen’, met snelle games). Onze hersenen veranderen dus voortdurend en passen zich aan onder invloed van allerlei factoren, zoals iemands gedrag. Daarmee zijn we weer beland bij het gegeven van de wisselwerking: hersenen bepalen het gedrag, ons gedrag bepaalt (mede) onze hersenen. Tot slot Dé oorzaak van een psychiatrische stoornis bestaat dus niet. Het ligt zelfs vrij ingewikkeld. Er is sprake van een samenspel van diverse op elkaar ingrijpende, elkaar beïnvloedende factoren. Dat lijkt slecht nieuws. We hebben liever houvast en hebben soms graag ‘een schuldige’. Toch kunnen we ten behoeve van de behandeling vaak een keus maken uit factoren die ‘hoogst waarschijnlijk’ een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld. Zeker als deze factoren nog beïnvloedbaar zijn, is dat heel nuttig. We zullen echter altijd terughoudend moeten zijn met vergaande conclusies.
1.11 Feiten en cijfers rond zelfdoding in België (+ zelfdoding bij jongeren) Elke dag maken bijna 3 Vlamingen een einde aan hun leven. Meer dan 10 keer zoveel mensen doen een poging tot zelfdoding. Vrouwen ondernemen vaker suïcidepogingen dan mannen, maar twee keer meer mannen dan vrouwen beëindigen hun leven ook daadwerkelijk. Ongeveer 30 procent van de mannen en 35 procent van de vrouwen zegt ooit in zijn leven een suïcidewens gehad te hebben. Jongeren en mannen tussen 35 en 49 en van boven de 80 zijn een extra kwetsbare groep. Die cijfers liggen hoog boven het Europese gemiddelde. Om het aantal zelfdodingen te verminderen voert de Vlaamse overheid sinds 2006 een gericht beleid ter preventie van depressie en zelfdoding. Want hoewel het onmogelijk is om alle zelfdodingen te voorkomen, kan zelfdoding in het algemeen wel voorkomen worden. Dit zijn enkele zaken die behandeld worden in het beleid : Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
29
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Uitzichtloos Het komt maar zelden voor dat mensen echt verlangen om dood te zijn. Vaker zoeken ze een manier om een einde te maken aan een situatie die zeer pijnlijk is of uitzichtloos lijkt. Ze lijken voor die moeilijke situatie geen andere uitweg meer te zien dan een einde te maken aan hun leven. Bij depressieve mensen is zelfdoding een manier om de hevige emotionele pijn waaraan geen einde lijkt te komen, te stoppen. De kans op suïcide is groter bij mensen die net met antidepressiva zijn begonnen. Het duurt doorgaans enkele weken voor deze medicijnen tot een betere stemming leiden. In deze periode is het dus raadzaam om extra alert te zijn. Geen aanstellerij Mensen die denken aan zelfdoding of een suïcidepoging ondernemen, moeten altijd serieus genomen worden. Een suïcidepoging is geen aanstellerij, ze wijst op een intens psychisch lijden. Dat kan te maken hebben met psychische aandoeningen, schokkende en pijnlijke gebeurtenissen, grote tegenslagen of teleurstellingen. Ook het verlies van een dierbaar persoon, schaamte, eenzaamheid en isolement en een gevoel van uitzichtloosheid, kunnen de uitlokkende factor zijn voor suïcide. Soms is de reden tot wanhoop voor de buitenwereld moeilijk te begrijpen. Zelfdoding is nooit het gevolg van één factor, maar wel een complex samenspel van factoren. We gaan ervan uit dat zelfdoding verklaard kan worden door het samengaan van risicofactoren (bv. psychische problemen,…), drempelverlagende factoren (beschikbaarheid middelen) en uitlokkende factoren (bv. een verlieservaring), in combinatie met het ontbreken van voldoende beschermende factoren (sociale steun,…). Mensen gaan zelden impulsief over tot zelfdoding. Meestal lopen ze al maanden of jaren met suïcidegedachten rond. Een bepaalde gebeurtenis kan er dan de oorzaak van zijn dat de laatste weerstand gebroken is. Schokkend Een zelfdoding in je omgeving meemaken is erg schokkend en moeilijk om mee om te gaan. Veel mensen verwijten zichzelf dat ze de signalen niet tijdig hebben gezien of niet op de juiste manier hebben gereageerd om de suïcide te voorkomen. Jammer genoeg zijn gedachten aan zelfdoding erg taboe, waardoor mensen ze zelden zelf ter sprake brengen. Feitelijk is het zo dat 75 procent op voorhand kenbaar heeft gemaakt aan zelfdoding te denken, door verbale of non-verbale signalen. Alleen worden die Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
30
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
signalen vaak pas achteraf duidelijk. Bovendien verwijzen de signalen die gegeven worden niet altijd specifiek naar zelfdoding. Leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor suïcide (per 100.000 inw.), mannen en vrouwen, Vlaams Gewest, 2012 :
1.12 Feiten en cijfers rond zelfmoordpogingen in België (+ zelfmoordpogingen bij jongeren) Vlaanderen heeft een van de hoogste zelfmoordcijfers van Europa. De oorzaak daarvan is niet helemaal duidelijk. Maar de cijfers bewijzen wel dat veel landgenoten, ook jongeren, Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
31
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
geen uitweg meer zien voor hun problemen. Daarom is het belangrijk om meer over onze geestelijke gezondheid te praten. Wat zijn de risicofactoren? Het is moeilijk in te schatten of iemand daadwerkelijk een einde aan zijn leven zal maken. Wel zijn er een aantal factoren die het risico op zelfdoding kunnen vergroten:
Psychische problemen zoals depressie, schizofrenie,persoonlijkheidsstoornissen of een alcohol- of drugsverslaving zijn de belangrijkste risicofactor. Traumatische of schokkende ervaringen zoals de dood van een dierbare, seksueel misbruik, lichamelijke of emotionele mishandeling, dreigende pijnlijke onthullingen en een abrupt verlies van vrijheid of sociale status kunnen aanleiding geven tot suïcide of suïcidegedachten. Dat komt ook voor wanneer de traumatische ervaring al een tijd achter de rug is. Mensen die een suïcide in hun omgeving hebben meegemaakt, lopen een hoger risico. Suïcide komt in bepaalde families en bepaalde regio’s meer voor. Ook de persoonlijkheid speelt een rol bij suïcide. Mensen die impulsief of agressief op problemen reageren, erg onzeker zijn over zichzelf, moeilijk problemen kunnen oplossen, erg streng zijn voor zichzelf, zwart-wit denken, gemakkelijk teleurgesteld raken of snel wanhopig zijn lopen een groter risico.
Ook sociale factoren spelen een rol. Een moeilijke sociale of economische situatie en eenzaamheid verhogen het risico op zelfdoding Elk jaar proberen in België zo’n 35.400 mensen een einde aan hun leven te maken. Dit getal betekent dat er bijna honderd mensen per dag een zelfdodingspoging doen. Zelfdoding bij jongeren is een bekend probleem. Minder bekend is dat het aantal zelfdodingen stijgt met de leeftijd. Vooral oudere mensen zetten vaker de stap naar zelfdoding.
1.13 Getuigenis van iemand die een dierbare verloren heeft door zelfdoding Maar liefst acht keer sprong er iemand voor de trein van ex-machinist Gilbert Orbie (54) uit Poperinge. ‘Uiteraard is er dat schuldgevoel, maar je mag je er niet door laten meeslepen.' Omdat het aantal zelfdodingen op het spoor vorig jaar met twintig procent steeg, wil de NMBS nu Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
32
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
ingrijpen met afsluitingen. ‘Ik heb altijd geremd, telkens weer', zegt Gilbert Orbie. ‘Meestal zie je ze al staan als je nog vijfhonderd meter van hen verwijderd bent. Maar als je dan begint te remmen, duurt het nog vijftien tot twintig seconden vooraleer je trein stilstaat. Dat is het ergste: je beslist dat je die mens wilt redden, maar meteen komt het besef dat je dat niet kunt. Die seconden lijken eeuwen te duren. Je kan alleen maar aan die mens denken. En dan op het allerlaatste moment wend je je hoofd af, en hoor je de bots.' Orbie was vijfentwintig jaar met hart en ziel machinist bij de spoorwegen. Toen hij negen jaar geleden de spoormaatschappij verliet, had hij de wat lugubere naam de recordhouder te zijn met het meeste aantal zelfdodingen. ‘Vooral omdat mijn lijn, de lijn Poperinge-Brussel, een risicolijn was door de vele oversteekplaatsen. Acht mensen zijn gestorven zonder dat ik er iets aan kon doen. Maar er zijn nog veel anderen die nog op het laatste moment wegsprongen.' ‘Mijn allereerste dode heb ik niet bewust meegemaakt. Ik reed 's nachts met een goederentrein naar Duitsland. In het duister zag ik enkel dat er iets op de sporen lag. Pas in Aken hebben ze ontdekt wat er gebeurd was. Zes jaar later zag ik het wel. Je wil eerst niet geloven dat daar iemand op de sporen staat. Je denkt – hoopt – dat die persoon toch nog zal wegspringen.' ‘Natuurlijk is er dat schuldgevoel. Maar je moet ergens leren om de knop om te draaien: zij hebben gekozen om te sterven. De eerste nacht en de eerste week speelt de film zich telkens weer af. Als je na vier dagen opnieuw op de plek passeert, kijk je al van kilometers afstand uit. Altijd, ook als je er jaren later voorbijrijdt, blijf je er alert. Zit er niemand achter de bosjes te wachten?' Elke naam, elk verhaal ‘Ergens was ik wel boos op die mensen. Waarom hebben ze geen andere manier gekozen? Waarom moesten ze mij hebben? Maar ik heb ook altijd aan het parket gevraagd om me op de hoogte te houden. Ik ken hun namen. Van elkeen ken ik het verhaal waarom ze daar stonden.' Na de achtste zelfdoding moest Orbie op 45-jarige leeftijd met pensioen. ‘De NMBS was bang dat ik het niet meer zou aankunnen. Ze deden alsof ze me een geschenk gaven, maar ik zag dat zo niet. Ik wilden graag nog verder werken.' Obrie heeft nu een fietsenwinkel in Poperinge. Het aantal zelfdodingen op het spoor maakte een trieste opmars in ons land. In 2011 maakten 101 mensen zo een einde aan hun leven, en daarnaast waren er ook nog eens 73 pogingen. ‘Het waren er 20 procent meer dan het jaar voordien', zegt Infrabel, dat voor het eerst cijfers vrijgeeft. Het gaat om drie tot vier incidenten per
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
33
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
week. Gisteren nog raakte de ochtendspits zwaar in de war toen iemand vlakbij het station van Vilvoorde voor de trein sprong (zie hiernaast).
1.14 Getuigenis van iemand die zelfdoding ernstig overwogen heeft.
Zelfdoding is een serieuze zaak. Zelfmoord speelt door het hoofd van veel meer mensen dan je zou denken. Vaak gaan aan een uiteindelijke zelfmoord één of meerdere zelfmoordpogingen vooraf. Het is dan ook zo dat één persoon op dertig die al een poging achter de rug heeft, binnen het jaar effectief zelfmoord pleegt. Bij Brenda is dat niet het geval. Na haar zelfmoordpoging een viertal jaar geleden, toen ze bijna zeventien was, heeft ze zich terug herpakt. Na enig zoekwerk kwamen we bij haar terecht en bleek ze bereid te zijn om te praten over haar poging tot zelfdoding. Spontaan begon ze het gesprek... Het probleem bestond er voor mij vooral uit dat ik gedurende ik op de middelbare school zat voortdurend gepest werd om allerhande redenen. Ik liet mij echt door iedereen de grond in timmeren zonder dat ik daar op durfde te reageren. Soms merkten de leerkrachten dat wel op, maar hun tussenkomst leverde niets op. Toen ik in het vierde zat, had ik plots weer hoop. Een tweetal maanden na het begin van het schooljaar kwam er een nieuwe leerlinge in onze klas. Ik kon echt goed opschieten met haar. Na verloop van tijd vertelde ze me dat ze buiten gezet was bij haar vorige school omdat ze betrapt was met drugs op zak. Algauw bracht ze me met drugs in contact en stelde ze mij voor bij haar ‘vrienden’. Het begon allemaal onschuldig, maar ze wilden steeds verder gaan. Ik besefte echt dat ik verkeerd bezig was en zocht naar een uitweg om me bij hen weg te krijgen. Dat was echter het probleem: een uitweg was er niet. Overal waar ik ging, overal kwam ik wel één van hen tegen die mij probeerde drugs aan de hand te doen. Telkens als ik weigerde dreigden ze met alles en nog wat. Ik kon echt geen enkele kant meer uit totdat de gedachte van zelfmoord door mijn hoofd begon te spoken. Op een dag kregen mijn ouders een brief in de bus waarop ze te lezen kregen dat hun dochter aan de drugs zat. De brief was afkomstig van mijn ‘vriendin’ en haar kameraden. Ze wisten dat ik mijn druggebruik voor mijn ouders verzweeg en dat ik in de problemen zou raken mochten ze het toch te weten komen. Hier was het hun dan ook om te doen. Op die bewuste dag zag ik echt niet meer in waarom ik nog verder moest leven. Mijn ouders waren woedend. Toen besliste ik voor mijzelf dat ik er een einde aan moest maken. Achteraf gezien was het stom, maar ja... toen dacht ik er anders over. Het is trouwens zo, dat ik op dat ogenblik blijkbaar niet meer in staat was om helder te denken. Om me uit al mijn miserie te verlossen, slikte ik een half doosje slaappillen. Ik was er echt van overtuigd dat dit voldoende was om me te doden wat achterafgezien nogal belachelijk lijkt. In normale omstandigheden zijn er dat wel een hoop te veel, maar om dood te gaan zijn er dat normaal gesproken te weinig. Toen mijn moeder me vond ben ik onmiddellijk naar het ziekenhuis overgebracht, waar ze mijn maag leeggepompt hebben. Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
34
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Infrabel installeert nu al op veertig plaatsen in het land afsluitingen langs de sporen om mensen met suïcidale gedachten de toegang te bemoeilijken. In totaal gaat het om dertien kilometer omheining, vooral in de buurt van psychiatrische ziekenhuizen. Daarnaast snoeit Infrabel zoveel mogelijk de bomen en het struikgewas langs de sporen om te verhinderen dat mensen zich daarin verstoppen tot de trein vlakbij is.
1.15 Omgaan met mensen die lijden aan een depressie en/of die denken aan zelfdoding Omgaan met mensen met een depressie : Genegenheid tonen, steunen en aanmoedigen Jouw steun en zorg voor een vriend(in) of familielid met een depressie zijn erg belangrijk. Je vraagt je misschien af wat de beste manier is om te laten zien dat je er wilt zijn voor je naaste. Er zijn verschillende manieren om te steunen, aan te moedigen en genegenheid te tonen. Maar wees er ook alert op dat je jouw bezorgdheid niet op een verkeerde, minder behulpzame wijze toont. Ga op zoek naar informatie. Het is verstandig om zoveel mogelijk te lezen over depressie en de bijbehorende symptomen en effecten. Hierdoor kun je je gemakkelijker inleven in de situatie en de gevoelens van je naaste. Wees voorzichtig met het veralgemeniseren van de symptomen. Het is goed mogelijk dat je vriend(in) of familielid geen last heeft van alle mogelijke symptomen en gevoelens van depressie. Luister actief. Iemand die te kampen heeft met een depressie heeft compassie, warmte en begrip nodig. Simpele vragen zoals: ´Hoe kan ik je helpen?´ of zeggen `Ik ben er voor je als je wilt praten.´ kunnen van veel betekenis zijn. Wees niet bang voor de hevige gevoelens die je naaste zou kunnen uitspreken. Andere zaken die je waar mogelijk beter kan vermijden:
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
35
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Probeer de depressieve gevoelens niet te bagatelliseren. Zeg niet, ´oh, maar zo erg is het toch niet´, of ´probeer het gewoon los te laten´ Verander niet van onderwerp wanneer je naaste een persoonlijk verhaal verteld. Wanneer je zegt: ´Toen dat míj overkwam…´ verschuif je de aandacht van je naaste naar jezelf, terwijl hij/zij op dat moment een grote behoefte heeft aan aandacht. Wees niet betuttelend. Je naaste aanmoedigen om naar de huisarts te gaan is één ding, maar zeggen ´je hebt echt een psychiater nodig´ is beoordelend en kan een averechts effect hebben. Maak geen beloftes over de uitkomst. Wanneer je zegt ´het komt wel goed´ of ´het zal wel overwaaien´, bagatelliseer je de situatie en neem je de gevoelens van je naaste niet serieus. Kom niet over alsof je weet hoe je de depressie kan oplossen door advies te geven. Je naaste aanmoedigen om professionele hulp te zoeken is erg belangrijk, maar direct oplossingen aandragen is misleidend. Actief luisteren houdt in dat je aandacht hebt voor wat je naaste voelt en verteld.
Zaken om naar te streven:
Geef een knuffel of een warme aanraking op de schouder. Affectie is een goede manier om te laten zien dat je geeft om je vriend(in) of familielid. Zeg het tegen je naaste wanneer je je zorgen maakt. Depressieve mensen hebben soms het gevoel dat niemand om hun geeft en dat ze er niet toe doen in deze wereld. Geef feedback over de gevoelens die je naaste met jou deelt zodat hij/zij zich begrepen voelt. Wanneer je naaste zegt ´ik ben het zo beu om me zo te voelen en ik weet niet wat ik moet doen´ kun je reageren met ´ik kan me voorstellen dat het heel vermoeiend is om je de hele tijd zo somber te voelen, helemaal wanneer je niet goed weet wat je er aan kunt doen om het te veranderen´.
Laat zien dat je je naaste steunt door hem/haar op te bellen te vragen of hij/zij wil praten. Het kan zijn dat je naaste zich terugtrekt en liever niemand wilt zien, door regelmatig te bellen kun je nog steeds ondersteunen en je betrokkenheid laten zien. 36
Praktische ondersteuning Praktische ondersteuning kan belangrijk zijn omdat het je naaste helpt bij de dagelijkse activiteiten. Praten en emotionele steun zijn nog steeds heel Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
belangrijk, maar overweeg ook eens om met je vriend(in) of familielid een wandeling te maken of om samen naar de bioscoop te gaan. Dit is met name belangrijk wanneer je naaste geneigd is zich erg terug te trekken. Ook ondersteuning bij praktische zaken zoals de boodschappen doen, de kinderen van school ophalen, of de afwas doen, zijn erg gewenst. Deze taken, die doorgaans in een handomdraai gedaan zijn, kunnen voor iemand met een depressie taken zijn om als een berg tegenop te zien. Praten over suïcide. Een veel gemaakte fout is de gedachte dat wanneer je praat over suïcide, je een idee in iemand hoofd prent, maar dat is absoluut niet waar. Wanneer je vermoed dat je naaste aan suïcide denkt, probeer dan dit onderwerp op subtiele wijze aan te snijden. Wanneer iemand zelfmoord overweegt, kan het zijn dat ze het gevoel hebben dat niemand om hen geeft. Wanneer je dan de tijd neemt om te luisteren en je je bezorgdheid uit, moedig je je naaste aan om open te praten over zijn/haar gevoelens. Benader je vriend(in) of familielid voorzichtig en zeg bijvoorbeeld ´als je zegt dat je niet meer verder wilt, maak ik me bezorgt en vraag ik me af of je zelfmoord wilt plegen`. Hiermee geef je de rede van je bezorgdheid aan en laat je ruimte over om het onderwerp verder te bespreken. Wees bezorgt wanneer je naaste praat over een specifieke manier van zelfdoding en wanneer hij/zij ook daadwerkelijk in de gelegenheid is om deze wens tot uiting te brengen. Wanneer je denkt dat er een reële kans bestaat dat je naaste zelfmoord gaat plegen, wees dan voorbereid om hulp in te schakelen. Mensen die zelfmoord willen plegen hebben niet altijd een doodswens, ze willen ontsnappen aan de situatie waarin ze zich op dat moment bevinden en aan de pijn die ze op dat moment voelen. Moedig medische behandeling aan. Wanneer je een depressieve vriend(in) of familielid steunt, probeer deze dan op een vriendelijke manier aan te moedigen om een hulpverlener te bezoeken. Wanneer je naaste zelf niet inziet dat hij/zij depressief is en je je zorgen maakt, zeg dit dan tegen je naaste. Het kan ook heel steunend zijn wanneer je voorstelt om mee te gaan naar de huisarts, omdat het vragen om hulp best spannend en beangstigend kan zijn. Wees jezelf. Jezelf zijn betekent niet dat je moet doen alsof er niets aan de hand is of dat je naaste niet depressief is. Het betekent dat je eerlijk bent wanneer je steun geeft. Bespreek de situatie openlijk met je vriend(in) of familielid maar ga geen geforceerd gesprek aan over depressie en weiger niet om de normale dagelijkse dingen te bespreken. Voor sommige is het een opluchting om over de gewone leuke dingen te praten met een vriend(in), veel prettiger dan je alleen maar bezig te houden met de depressie. Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
37
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Vat het niet persoonlijk op als je naaste jou op een afstand houdt. Het kan heel moeilijk zijn om dit niet persoonlijk op te vatten. Probeer te begrijpen dat je vriend(in) of familielid het gevoel kan hebben geen recht te hebben op liefde of aandacht. Of dat hij of zij zich zo overmand voelt door de depressie dat elke vorm van contact moeilijk kan zijn. Het kan jou verdriet doen wanneer je een knuffel aanbied die vervolgens geweigerd wordt, of wanneer jouw advies wordt beantwoord met: ´Laat me met rust!´. Onthoud dat je naaste zichzelf niet is tijdens de depressie en dat het beter is steun te geven die geweigerd wordt dan helemaal geen steun te geven. Hoop Garantie geven en gestructureerde oplossingen aandragen bieden hoogstwaarschijnlijk geen hulp en kunnen zelfs valse hoop geven. Aanmoediging geven en oprechte hoop laten zien zijn wel belangrijke dingen om te doen. Het geeft je naaste het gevoel dat jij er vertrouwen in hebt dat hij of zij de depressie kan aanvechten en deze kan overwinnen. Vertellen over de mogelijkheden van behandeling en dat je bereidt bent om samen de strijd aan te gaan, dit laat zien dat je geeft om je naaste en dat je erin gelooft dat de dingen beter zullen worden zonder valse verwachtingen te scheppen. Het sleutelwoord in dit alles is ´samen´, want het laat zien dat je er bent voor je naaste en dat je bereid bent om hem of haar te steunen, genegenheid te tonen en aan te moedigen. Omgaan met mensen met gedachten over zelfdoding : Herkenning van signalen Niet iedereen die denkt aan zelfmoord praat hierover. Soms kunnen mensen hun wanhoop en zelfmoordplannen heel goed verbergen. Het kan daarom lastig zijn om erachter te komen of je vriend(in) of familielid aan zelfmoord denkt. Maar de volgende signalen wijzen wel in die richting: Somberheid. Iemand die denkt aan zelfmoord, is vaak al langere tijd down, depressief.
Afzondering. Iemand heeft bijvoorbeeld geen zin meer om leuke dingen te doen of om af te spreken met vrienden. Hij of zij trekt zich terug. Plotselinge veranderingen in gedrag of gevoel. Iemand kan bijvoor-beeld meer alcohol en/of drugs gebruiken dan eerst, of veel meer emoties tonen dan normaal. Een plotselinge verbetering van stemming die te mooi is om waar te zijn, bij iemand die kort daarvoor nog wanhopig of depressief was.
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
38
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Afscheid nemen. Iemand is al bezig met afscheid nemen, bijvoorbeeld door persoonlijke spullen weg te geven.
Niet goed meer voor zichzelf zorgen. Iemand eet niet of slecht, of let niet meer op hoe hij of zij eruitziet.
Iemand praat (of schrijft) over de dood, over doodgaan, dood willen zijn of zelfmoord.
Iemand praat over manieren om zichzelf te doden.
Iemand dreigt zichzelf pijn te doen
Iemand doet uitspraken zoals: ‘Ik wil niet meer’, ‘Ik ben anderen alleen maar tot last’, ‘Niemand houdt van mij’, ‘Het komt nooit meer goed’.
Iemand neemt mondeling of elektronisch afscheid met de aankondiging te overlijden, zelfmoord te plegen of er niet meer te zijn.
Als je een of meer van deze signalen van iemand opmerkt, kan dit betekenen dat hij of zij aan zelfmoord denkt. Het kan ook op iets anders duiden, zoals een depressie of verdriet. En ten slotte kan het ook een misplaatste grap zijn, of een manier om te choqueren. Maar iemand doet dit vaak niet voor niets. Meestal zit er toch een vorm van pijn verborgen onder dit soort gedrag.
Signalen checken Als je bezorgd bent om de ander, omdat je denkt dat hij of zij zelfmoord kan gaan plegen, is het aan te raden dit te bespreken. Veel mensen schrikken hiervoor terug, uit angst dat dit de ander juist op het idee kan brengen om zelfmoord te plegen. Dit is echter nooit aangetoond. Veel overlevers vertellen hoe ontzettend opgelucht ze waren toen eindelijk eens iemand vroeg of ze bezig waren met zelfmoord. Wat je dus kunt doen is: ernaar vragen. Vraag: ‘Denk je misschien aan zelfmoord plegen?’ of een variant hiervan, in je eigen woorden. Bijvoorbeeld: ‘Denk je wel eens dat je niet meer verder wilt?’ of ‘Denk je er wel eens aan om er een einde aan te maken?’ Maar wat als iemand dan ja zegt? Wat doe je dan? Allereerst: blijf rustig. De meeste mensen die aan zelfmoord denken, weten dit te overleven. De situatie is ernstig, maar paniek voegt geen veiligheid toe. Als de ander aangeeft inderdaad bezig te zijn met zelfmoord, kun je als eerste een luisterend oor bieden. En vervolgens kun je de volgende vragen stellen:
Als je denkt aan zelfmoord, dan moet je wel wanhopig zijn. Klopt dat?
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
39
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Waarover ben je zo wanhopig?
Wat zou je nu kunnen helpen?
Hoe zou ik je kunnen helpen?
Hoe dicht bij zelfmoord plegen ben je nu?
Hoe veilig denk je dat het nu is?
Wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat het veiliger voor je wordt?
Op basis van dit gesprek krijg je een indruk van wat er aan de hand is. Hopelijk is degene die aan zelfmoord denkt, bereid om hulp te zoeken. Het is goed om daarop aan te sturen.
Hoe groot is de kans op zelfmoord? Dat weet je niet. Het risico op zelfmoord is eenvoudigweg niet te voorspellen. Misschien heb je iemand wel eens horen zeggen: ‘Als ze het zeggen, doen ze het niet.’ Of: ‘Als ze het willen, doen ze het toch wel.’ Allebei niet waar. Ook mensen die erover praten, plegen zelfmoord. En er zijn heel veel mensen die een tijdlang zelfmoord wilden plegen, maar dit uiteindelijk niet hebben gedaan, en daar nu heel blij mee zijn. Je weet het dus niet, en je kunt het daarom maar beter serieus nemen als je het gevoel hebt dat iemand aan zelfmoord denkt.
Herkenning van voorbereidingen Soms zijn mensen zo dicht bij zelfmoord plegen dat ze zich concreet aan het voorbereiden zijn. Je kunt bijvoorbeeld de volgende voorbereidingen herkennen:
De aankoop of aanwezigheid van materialen waarmee een zelfmoordpoging kan worden ondernomen. Als je signalen hebt dat iemand zich voorbereidt op zelfmoord, is het verstandig om je bijeen ongewone aanwezigheid van spullen af te vragen hoe ze kunnen worden misbruikt.
Ongewoon aan- of afwezig zijn, bijvoorbeeld (niet) thuis zijn op een moment dat je dit niet verwacht. Of op een ongewoon moment de deur uit gaan, om te wandelen of te fietsen. Opmerkelijk attente of duidelijke meldingen als ‘Ik ben tijdens de kerst niet thuis, en vier het in X’, om zo ongestoord thuis zelfmoord te kunnen plegen
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
40
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Aanwijzingen die duiden op het verkennen van een plaats en methode om zelfmoord te plegen. Bijvoorbeeld langs het spoor lopen, heen en weer bewegen aan de rand van een perron, op een grote hoogte naar beneden staren, of op een raar moment in een bos lopen.
Op een opmerkelijk ogenblik of zonder kennelijke reden aanwezig zijn op een dierbare plek, zoals bij een vakantiehuis of het huis van een overleden vriend of familielid.
Opeens of ongewoon lief, aardig of attent zijn bij wijze van laatste contact of afscheid, zonder dat je dit weet. Bijvoorbeeld: je depressieve partner geeft jou of de kinderen om half vijf ,s nachts een kus, of zegt je nadrukkelijk of bijna plechtig gedag op een onnatuurlijk moment.
Hoe snel en hoe sterk moet ik in actie komen? Dat hangt ervan af. Als iemand duidelijk heel erg van streek is, verward is of niet zichzelf is, kom je sneller en sterker in actie. En al helemaal als je getuige bent van een (mogelijke) zelfmoordpoging of voorbereidingen daartoe. Of als iemand die je kent als heel stabiel en rustig nu zeer wanhopig is. Veel nabestaanden vertellen dat ze achteraf gezien wel een soort intuïtie hadden dat iets niet helemaal klopte. Het is goed om die intuïtie te volgen. Beter een keer te veel in actie gekomen dan een keer te weinig. Het is altijd goed om de verantwoordelijkheid zo snel mogelijk met een professionele deskundige te delen. Zo kan het juist goed zijn om niet zo sterk te reageren op de signalen, bijvoorbeeld bij mensen voor wie het spelen met de gedachte aan zelfmoord een gewoonte of reflex is geworden. Of bij mensen bij wie je luisterend oor alleen al voldoende is om de gedachte aan zelfmoord te verminderen. De manier waarop je hiermee omgaat, kun je het beste afstemmen met de betrokkene en met een deskundige. Op basis van hun inzicht in de aard van de problemen kunnen deskundigen je handvatten geven om hiermee om te gaan. Het is dan ook de moeite waard om actief betrokken te zijn bij de behandeling van iemand in je omgeving die aan zelfmoord denkt.
Wat doe je als je weet dat iemand nu acuut met zelfmoordplegen bezig is? Als je weet, ziet of hoort dat iemand nu een zelfmoordpoging doet, zijn er drie doelen. Allereerst: zorg voor je eigen veiligheid. Breng jezelf dus niet in gevaar bij een poging een ander te redden. Vervolgens: zorg voor de veiligheid van de ander. Dan: zorg dat de persoon in kwestie hulp krijgt. Wat je kunt doen is het volgende:
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
41
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
1. Blijf rustig, maak contact en probeer dit contact te versterken. Maak duidelijk dat je begrijpt dat de ander zo wanhopig is, en dat je ervoor wilt zorgen dat de ander veilig is. Zeg dat je daarom nu professionele hulp wilt inschakelen. 2. Bel 112 bij direct fysiek gevaar. 3. Waarschuw anders de huisarts, of een eerstehulppost. Die kan de crisisdienst inschakelen. 4. Of begeleid de ander zelf zo snel mogelijk naar de huisarts, de huisartsenpost of de eerste hulp. 5. Laat de ander niet alleen. Zorg dat er altijd iemand bij de ander is. 6. Zorg dat de ander de nacht niet alleen doorbrengt. 7. Zorg voor een veilige omgeving. Verwijder middelen waarmee iemand zichzelf kan beschadigen. Sluit de ramen en balkondeuren goed af of zoek een verblijfplaats op de begane grond. 8. Verwijder alcohol of drugs. Deze kunnen de rem om geen zelfmoord te plegen opheffen. 9. Laat ondertussen de ander zijn of haar emoties spuien. 10. Laat je niet te makkelijk geruststellen door de ander, die je er misschien van probeert te overtuigen dat het allemaal wel meevalt en dat je bijvoorbeeld gewoon weg kunt gaan. Blijf erbij tot professionele hulp is gearriveerd.
Contact met de behandelaar Het kan zo zijn dat je je zorgen maakt over iemand die al in behandeling is. Dat kan je het gevoel geven dat het niet gepast is om je met die ander te bemoeien. Bijvoorbeeld omdat je denkt dat het onderwerp zelfmoord in de behandeling wel aan de orde komt en dat jij daar niets mee te maken hebt. Dit is een misvatting. Het onderwerp zelfmoord komt niet altijd aan de orde in een behandeling. Patiënten zijn er niet altijd open over tegenover hun behandelaars, en behandelaars vragen er ook niet altijd naar. Zo kan het dus zijn dat jij je meer zorgen maakt over de kans dat iemand zelfmoord kan plegen dan de behandelaar. Puur omdat je signalen herkent die de behandelaar niet krijgt. Het is aan te raden je zorgen te bespreken met degene over wie je je zorgen maakt. Het is niet raar om daarbij het voorstel te doen om jouw signalen aan de behandelaar door te geven. Ook als degene over wie je zorgen hebt dat liever niet wil, kun je contact opnemen met de behandelaar. De behandelaar heeft wel beroepsgeheim over wat hij of zij hoort van zijn patiënten. Maar de behandelaar mag wel luisteren naar de omgeving van zijn patiënten of daar vragen aan stellen, zolang hij of zij de omgeving daarbij maar niets vertelt over de patiënt. Jouw informatie of antwoorden kunnen van groot belang zijn voor de behandeling en de veiligheid van degene over wie je je zorgen maakt. Als je het moeilijk vindt om te bepalen hoe je dit kunt aanpakken, kun je altijd raad vragen aan de psychologen van 113Online. Zij hebben een telefonisch spreekuur en je kunt ze ook een vraag mailen.
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
42
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
Valkuilen en wat je beter niet kunt doen Het roept veel emoties bij je op als iemand om wie je geeft aan zelfmoord denkt. Je kunt er flink van in de stress schieten. Zo sterk dat je in je betrokkenheid verder gaat dan goed voor je is. Bijvoorbeeld door de strijd aan te gaan over zelfmoord plegen, door hulpverlenertje te gaan spelen, door dingen te beloven die je niet kunt waarmaken, of door je sterker voor te doen dan je bent. Hieronder zie je wat je beter niet kunt doen.
Ga de strijd niet aan Blijf open en empathisch. De eerste reflex die je hebt als iemand zegt met zelfmoord bezig te zijn is natuurlijk: ‘Dat moet je niet doen. Doe geen domme dingen. Wees niet zo gek.’ Alleen: iemand die aan zelfmoord denkt heeft dit waarschijnlijk al verschillende malen tegen zichzelf gezegd. En toch is de gedachte er nog. Het heeft dan ook weinig zin om de gedachte aan zelfmoord te bekritiseren. Beter is om je begrip en medeleven te tonen. Hierbij kun je vanzelfsprekend wel duidelijk maken dat je aan de kant van de hoop en het leven staat, en dat het heel ellendig voor je zou zijn als iemand toch zelfmoord zou plegen.
Ga niet mee in de gedachte Empathie met iemand die aan zelfmoord denkt, is iets anders dan meegaan in het idee dat zelfmoord een goede oplossing is. Mensen die twijfelen aan zelfmoord plegen, willen hiervoor wel eens ‘zieltjes’ winnen. Bijvoorbeeld door gesprekken met je aan te gaan waarin ze je uitspraken ontlokken die de gedachte aan zelfmoord rechtvaardigen. Zo maken ze het voor zichzelf makkelijker om te denken dat zelfmoord goed is en dat jij er geen moeite mee zou hebben. Ook al denk je misschien dat ook jij mogelijk wel eens aan zelfmoord zou kunnen denken (want dat zou heel normaal zijn), toch is het niet goed om dat te zeggen tegen iemand in nood of met grote frustraties over het leven. Je woorden kunnen worden misbruikt om de stap naar zelfmoord kleiner te maken.
Ventileer je machteloze boosheid niet Mensen die aan zelfmoord denken, zijn sterk op zichzelf gericht. Het lukt hun niet om altijd rekening te houden met wat het voor jou betekent dat hij of zij (weer) bezig is zichzelf te beschadigen of dood te gaan. Je kunt je hierover zo machteloos en boos voelen dat je wel eens denkt: ‘Doe het dan maar, als je dat dan zo graag wil. En doe het dan ook goed, potverdorie.’ Dit soort gedachten denken is natuurlijk volstrekt begrijpelijk als je zo in je emotie zit. Je kunt het dus wel eens denken, maar het is niet verstandig om het ook te zeggen. Door dit soort gedachten te ventileren krijgen zelfmoordgedachten de negatieve aandacht die ze Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
43
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
zoeken en wordt het probleem eerder groter dan kleiner.
Speel geen hulpverlenertje Veel mensen die aan zelfmoord denken, schamen zich te erg om hulp te zoeken. Of ze zijn bang dat ze controle over hun situatie kwijtraken, wat ertoe kan leiden dat ze geen professionele hulp willen aanvaarden. Dit kan je in de verleiding brengen om voor hulpverlener of therapeut te spelen. Maar: doe dit niet. Je doet de ander daarmee tekort. Je bent geen deskundige. Je bent belangrijk zoals je bent in de relatie die je met de ander hebt. Dat kan verloren gaan door voor hulpverlener te spelen. Daarmee verliest de ander je een beetje als partner, vriend, collega of familielid. En mensen die aan zelfmoord denken, zijn toch al zo gevoelig voor afwijzing en verlies.
Beloof geen geheimhouding Het kan gebeuren dat iemand je in vertrouwen heeft verteld dat hij of zij aan zelfmoord denkt, of misschien zelfs al plannen heeft om zelfmoord te plegen. Misschien heeft die persoon je ook gevraagd om het aan niemand door te vertellen. Dit betekent waarschijnlijk dat je een vertrouwenspersoon bent, maar dit kan heel zwaar zijn voor je en mogelijk weet je niet goed wat je nu moet doen. Aan de ene kant wil je het niet doorvertellen, omdat je dan je belofte breekt. Maar aan de andere kant wil je ook niet dat je vriend(in) zelfmoord pleegt, terwijl dit misschien voorkomen had kunnen worden. Het is daarom het beste om dit geheim niet geheim te houden. Ook al heeft je vriend(in) dat gevraagd en heb je dat misschien wel beloofd. Er zijn een paar goede redenen om geen geheimen over zelfmoord te willen bewaren. Ten eerste is iemands dood gewoon te erg. Ten tweede is het een te groot geheim om te kunnen bewaren: het valt gewoon niet van je te verwachten dat je het voor je houdt. Ten derde moet je misschien wel de rest van je leven rondlopen met een schuldgevoel of trauma als die persoon toch zelfmoord pleegt. Niemand kan van jou verwachten dat je dit draagt. En een echt goede vriend(in) zal later ook snappen dat deze goede redenen jou tot dit besluit hebben gebracht.
Beloof geen dingen die je niet waar kunt maken Het kan zijn dat iemand met een probleem worstelt, waarbij jij mogelijk voor de oplossing kunt zorgen. Bijvoorbeeld: iemand heeft schulden en jij bent welgesteld. Dan kun je natuurlijk geld geven of lenen. Of iemand is verliefd op jou en jij bent single. Dan kun je daar natuurlijk een relatie mee aanknopen. Dat kan allemaal, zolang je dit ook vanuit jezelf kunt en wilt. Maar als dat niet zo is, dan moet je het niet doen. Het is
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
44
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
raadzaam om daarop geen uitzondering te maken voor iemand die aan zelfmoord denkt. Het kan verleidelijk zijn om dingen te beloven die ervoor zorgen dat iemand even ophoudt met denken aan zelfmoord. Wees hier heel voorzichtig mee. De kans is groot dat je daarmee de gedachte aan zelfmoord bij de ander juist versterkt. En dat je een heel rare relatie met elkaar krijgt, waarbij jij het leven van de ander ‘sponsort’, uit angst voor zelfmoord. Als je iets niet kunt of wilt waarmaken, komt dit vroeg of laat toch aan het licht. De teleurstelling dat je niet doet wat je belooft, kan dan voor veel woede en wanhoop zorgen. Hierdoor is het risico op zelfmoord groter dan wanneer je niets had beloofd. Probeer zo veel mogelijk jezelf te blijven in de relatie met iemand die aan zelfmoord denkt. Probeer dus niet meer te betekenen dan wat je vanuit je gevoel, je relatie en je verantwoordelijkheden kunt doen.
Niet te hard, niet te zacht Bij mensen die zelfmoord hebben gepleegd, was er vaak sprake van een verlies of dreigend verlies. Als je partner uitspreekt zelfmoord te zullen plegen als je de relatie beëindigt of niet bij hem of haar terugkomt, is dat dus niet altijd een loos dreigement. Als je een medewerker hebt die wanhopig reageert als hij of zij wordt ontslagen, is zelfmoord niet uitgesloten. De kans op zelfmoord is statistisch niet groot, maar zeker ook niet nul. Moet je daarom maar doorgaan met een relatie die niet werkt en waar de liefde uit verdwenen is? Of iemand in dienst houden die je niet meer kunt betalen? Natuurlijk niet. En dat is uiteindelijk meestal ook helemaal niet nodig. Veel mensen kunnen uiteindelijk wel leven met een verlies. Maar niet iedereen is goed in het incasseren van de klap van een verlies. In het onder ogen komen van de eindigheid van wat er was. En in het omgaan met de krenking van de afwijzing. Als je wordt geconfronteerd met een (ex-)partner of werknemer die speelt met de gedachte aan zelfmoord door de (dreigende) relatiebreuk, houd hier dan rekening mee in de manier waarop je de ander het verlies aandoet. Bijvoorbeeld door de ander niet nodeloos krenkend of absoluut af te wijzen. Door geen abrupte deadlines te stellen. Door de ander met goede en herhaalde uitleg de gelegenheid te geven om te wennen aan het idee van de komende breuk. Door tijd in te bouwen waarin hij of zij de klap kan opvangen en steun om zich heen heeft verzameld. Door de ander te helpen hulp te accepteren. Rekening houden met de gevoelens van de ander is niet altijd gemakkelijk. In een relatie kunnen de emoties ook bij jou hoog oplopen. De Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
45
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
zelfmoordgedachten van de ander kunnen je ook zo boos maken dat het je koud lijkt te laten hoe de ander zich voelt. Dat kan maken dat je hart versteent. Misschien heb je in je machteloze woede zelfs wel eens gedacht: ‘Val dood!’ Maar zou je dat de ander met wie je zo veel hebt meegemaakt, echt toewensen? Te hard zijn is niet goed, maar te zacht zijn ook niet. Je hoeft iemand niet in één keer te laten vallen. Maar de ander valse hoop geven of je beslissingen afhankelijk maken van diens zelfmoordneigingen is weer het andere uiterste. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Een lange lijdensweg, waarbij de ander steeds meer toevlucht zoekt tot de gedachte aan zelfmoord, is waarschijnlijk net zo riskant als een abrupte breuk waarin je de ander hard laat vallen. Het is vaak heel lastig om het juiste evenwicht te vinden in zo’n situatie. Zoek daarom deskundige hulp als je ziet dat de ander zichzelf niet is, of mogelijk bezig is met zelfmoord. Dat doe je niet alleen voor de ander, maar ook voor jezelf en eventuele betrokkenen.
Doe je niet sterker voor dan je bent Omgaan met iemand die aan zelfmoord denkt, kan heel zwaar zijn. Het kan je bang, boos of verdrietig maken. Maar forceer jezelf niet. Als je weet dat iemand aan zelfmoord denkt en je je daar onzeker bij voelt of denkt dat je er niet tegen opgewassen bent, moet je er niet alleen mee Neem iemand in vertrouwen die er (samen met jou) meer mee kan dan jij alleen. Als je zelf nog jong bent, is dat bij voorkeur een ouder iemand of een volwassene. Dit kan een familielid zijn, of een leraar of mentor van school. Een andere mogelijkheid is dat je contact opneemt met 113Online om je verhaal te doen of om advies te vragen. Goed voor jezelf zorgen is ook een manier om goed voor de ander te zorgen.
1.16 Christelijke visie over zelfdoding Nergens in de bijbel wordt zelfdoding uitdrukkelijk verboden. De bijbel geeft alleen het gebod om andere personen niet te doden. De profeten beschrijven zelfs de zelfdodingen van Simson (Re 16, 23-31), Saul (1S 31,3-6) en Judas (Mt 27, 3-5; Hnd 1, 16-20) niet in afkeurende bewoordingen. Het gaat hier eerder om het verhalen van gebeurtenissen. Pas in de vierde eeuw na Christus heeft de kerk zelfdoding veroordeeld als een zonde als antwoord op de populariteit van het martelaarschap. Elke godsdienst die predikt dat de hemelse wereld na dit leven ons verlost uit Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
46
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
een diep tranendal, heeft natuurlijk een goede reden nodig om gelovigen te weerhouden onmiddellijk naar het paradijs af te reizen. De kerk deed dit door af te kondigen dat zelfdoding een zonde was en leidde tot een leven in de hel. In de Catechismus van de Katholieke Kerk vinden we twee paragrafen over zelfdoding: 2281: Zelfmoord is in tegenspraak met de natuurlijke neiging van de mens om zijn leven te willen bewaren en bestendigen. Zichzelf doden is ernstig in tegenspraak met de ware eigenliefde. Het is ook een zonde tegen de naastenliefde, want men verbreekt ten onrechte de band van solidariteit met de gezinsverbanden en met de nationale en menselijke samenleving, tegenover wie wij verplichtingen hebben. Zelfmoord is in strijd met de liefde tot de levende God. 2282: Als de zelfmoord wordt uitgevoerd om als voorbeeld te dienen, met name voor de jongeren, wordt het ook nog een zonde van ergernis. Vrijwillig medewerking verlenen aan zelfmoord gaat in tegen de zedenwet. Zware psychische storingen, angst of ernstige vrees voor beproevingen, lijden of foltering, kunnen de verantwoordelijkheid van de zelfmoordenaar verminderen.
Het Kerkelijk Wetboek van 1917 verbood een kerkelijke begrafenis bij zelfdoding. Deze bepaling is uit het Kerkelijk Wetboek van 1983 geschrapt. De veranderde houding tegenover zelfdoding hangt voor een groot deel samen met het doorbreken van de maatschappelijke taboesfeer die lange tijd rond zelfdoding hing. De kerk is meer en meer het belang van gemeenschap en mogelijke draagkracht van het christelijk geloof voor mensen in uitzichtloze situaties gaan inzien. Vanuit deze verandering heeft de post factum beschuldiging plaats gemaakt voor preventieve bemoediging. Hier wordt een grotere verantwoordelijkheid gelegd bij de pastor. De nederlandse bisschoppenconferentie over de pastorale situatie Wie ooit van nabij een zelfdoding heeft meegemaakt, zal niet dan met de grootste behoedzaamheid spreken over mensen die door zelfdoding een uitweg zoeken uit een uitzichtloos labyrint van psychisch of lichamelijk lijden. Hebben we enig besef van wat er in de verborgen diepten van hun hart en van hun geest omgaat? Uit het oogpunt van het geloof past dubbele behoedzaamheid overeenkomstig de woorden van Jezus: "Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt" (Mt 7,1) en de apostel Paulus: "Oordeel niet voorbarig, voordat de Heer gekomen is. Hij zal wat in het duister verborgen is aan het licht brengen, en openbaar maken wat er in de harten omgaat. Dan zal ieder de lof die hem toekomt, ontvangen van God" (1Kor 4,5). Het is een belangrijk pastoraal beginsel om met de grootst mogelijke behoedzaamheid en schroom te spreken over mensen die tot zelfdoding zijn overgegaan. We hebben in de loop van de geschiedenis binnen en buiten de kerken op dit punt heel wat moeten leren. Veel pastores kennen ook van nabij het intense verdriet van nabestaanden. Hun leven blijft niet zelden getekend door kwellende vragen: waarom een geliefde geen noodsignalen heeft uitgezonden; of er misschien bepaalde
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
47
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
noodsignalen over het hoofd gezien zijn; en steeds weer opnieuw de vraag of wat gebeurd is voorkomen had kunnen worden. (Rooms-katholieke bisschoppenconferentie van Nederland, 1994)
De Islam verbiedt zelfdoding uitdrukkelijk. Zelfdoding zou een uiting van gebrek aan geloof en godsvertrouwen zijn en is daarom niet toegestaan. God is de werkelijke 'bezitter' van ieders leven; het nemen van leven mag alleen in overeenstemming met de goddelijke wet. Gods orde bepaalt dat ieder mens eens zal sterven. 'Iedereen zal de dood smaken; vervolgens keren jullie tot Ons (God) terug.' (Koran 29:57)
In het boeddhisme wordt het leven verbonden met lijden -zowel lichamelijk, geestelijk als existentieel- waar men enkel uit kan komen, indien men de vier waarheden kan voltrekken. De belangrijkste van deze waarheden is de verlossing van de begeerte, want enkel indien men verlost is van de begeerte kan men de cirkel van wedergeboorte stoppen en het nirvana bereiken. Zelfdoding is bijgevolg absoluut geen oplossing voor de uitzichtloze situatie, want na de dood volgt wedergeboorte, die gepaard gaat met lijden. Door zelfdoding komt men uiteindelijk terecht in een slechtere situatie, omdat een kwade geest dan bezit zal nemen van de levenskracht.
Een punt dat apart kan behandeld worden is zelfdoding en sektes. Hier gaat het meestal om een vorm van collectieve zelfmoord op basis van religieuze indoctrinatie. Klassieke voorbeelden zijn in 1978 te Guyana de collectieve zelfmoord van Jones' People's Temple (912 doden), nagevolgd in Zwitserland en Canada tussen 1994 en 1997 door de rituele zelfmoorden van de sekte van de Zonnetempel en van Heaven's Gate. Ook individuele sekteleden worden soms uit hopeloosheid of verkeerde en gemanipuleerde geloofsvoorstellingen tot zelfdoding gedreven.
1.17 Sint-Annendael en het project “Te Gek!?” Eigenlijk is het te gek om los te lopen: over ernstige psychische problemen wordt amper gepraat, terwijl één op vier personen in België er mee te maken krijgt. Het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint-Annendael uit Diest tracht al jaren het stilzwijgen te doorbreken door het organiseren van infosessies, tentoonstellingen en muzikale optredens, strevend naar een positieve en correcte beeldvorming ten aanzien van personen met Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
48
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
problemen op het vlak van geestelijke gezondheid. Sinds eind 2004 kreeg de lokale taboedoorbrekende aanpak een ruimere weerklank met het project ‘Te Gek!?’, waarvan Kristien Hemmerechts het meterschap en Guy Swinnen het peterschap opnam. Te Gek !? probeert geestelijke gezondheidsproblemen in de media en bij het grote publiek bespreekbaar te stellen via bijvoorbeeld cd’s, concerten, muzikale en literaire tournees, tv-reportages, lessenpakketten, krantenkaterns of de infomobiel. Te Gek !? is op een kleine 10 jaar tijd uitgegroeid tot een begrip, niet alleen in de gezondheidszorgsector maar ook op maatschappelijk vlak. De lijst met bekende personen die reeds hun medewerking verleenden aan één of ander Te Gek !? initiatief, is even lang als indrukwekkend, met Kate Ryan, Tom Helsen, Guy Swinnen & The Scabs, Guy Vanhengel, De Laatste Showband, Zornik, Margriet Hermans, Laïs, Wouter Deprez, Johan Verminnen, Mauro Pawlowski, Pol Goossens, Raymond van het Groenewoud, Herman Brusselmans, Dimitri Leue, Stash, Betty Mellaerts, Milow, Kommil Foo, Frank Vanderlinden, Filip Meirhaeghe, Flip Kowlier, Sien Eggers, Jeroen Meus, Stijn Meuris, Marcel Vanthilt, Pieter Embrechts en nog vele anderen. Te Gek!?, een initiatief van vzw Sint-Annendael Grauwzusters Diest, zet een partnerschip op met de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid, en geniet de steun van de Vlaamse Regering, diverse sponsors en meerdere mediapartners waaronder Radio1 en De Standaard.
1.18 Het museum Dr. Guislain te Gent. Museum Dr. Guislain wil vanuit zijn unieke geschiedenis en als plek waar het eerste psychiatrische gesticht van ons land gebouwd werd, het debat over ‘wat is normaal, wat abnormaal en hoe gaat een samenleving hiermee om’ op een veelzijdige en actuele manier voeren. De presentatie van het erfgoed van de psychiatrische zorg vormt het uitgangspunt: hoe is er doorheen de tijd omgegaan met het/de andere? Op welke manieren zijn geesteszieke mensen benaderd, behandeld en/of uitgesloten? Hoe gaat een samenleving om met ‘toegelaten’ vormen van geestesziek-zijn? Hoe was dit vroeger en wat leert dit over de hedendaagse situatie? Door het visualiseren van deze vragen in tentoon stellingen wil het museum geestesziekte in onze samenleving op een open, relativerende en ‘beeldrijke’ manier bespreekbaar maken. Zo is het museum een ontmoetingsplaats waar mensen verschil in visies, houdingen en praktijken met betrekking tot het ‘normale’ confronteren met hun eigen overtuigingen en handelswijzen op dat vlak. Het museum beklemtoont daarbij dat het ‘andere’, het ‘abnormale’ niet exclusief in termen van tekort, klacht of probleem mag gezien worden. De getuigenissen en het beeldende werk van psychiatrische patiënten vormen hier een sterke getuigenis van de kracht van creatie ‘ondanks alles’. Het museum wil zijn toegankelijkheid koppelen aan een sterke vormelijke Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
49
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
presentatie. Daarnaast wil het zijn rijke en veelzijdige collectie uit het erfgoed van de geestelijke gezondheidszorg verbinden met de andere museumfuncties (behoud, beheer, wetenschappelijk onderzoek). Naast strikt psychiatrisch/medische stukken (opvattingen, maar ook praktijken) wil het museum de collectie bewust breed opvatten. Medische en sociale fotografie, etnografische stukken en outsiderkunst vormen essentiële onderdelen van de collectie. Dit laat het museum toe om een breed publiek voor de kernvraagstelling te raken. Het museum belichaamt een moraal: het kiest voor het appèl dat uitgaat van de psychisch zieke persoon. Deze staat symbool voor ‘de andere’: waar uitsluiting maar al te snel een praktijk is, wil het museum de zieke als cultuurstichtend wezen in het maatschappelijke debat actief aanwezig stellen. De permanente collectie van het Museum Dr. Guislain bevat drie luiken. Een eerste luik is de geschiedenis van de psychiatrie. Hoe men in primitieve culturen waanzin aan de invloed van een boze geest toeschreef en in de Middeleeuwen de duivel uitdreef en heksen verbrandde en hoe de psychiatrie zich in de negentiende en de twintigste eeuw als wetenschap ontwikkelde, wordt in de permanente collectie rijkelijk geïllustreerd én beschreven. Het tweede luik is de fotocollectie. Foto’s vanaf 1860 tot nu over het leven in de psychiatrie, om die geschiedenis en de veranderingen te illustreren. Maar ook en vooral: foto’s om de beeldvorming over geesteszieken en mensen met een handicap te illustreren en stereotiepen te doorprikken. Ten derde is er de collectie outsiderkunst. Deze evolueerde van een bescheiden collectie met werk van mensen met een psychische problematiek naar een zeer uitgebreide collectie outsiderkunst. Dit ruimere begrip omvat het werk van kunstenaars die elk op een ‘andere’ manier met kunst bezig zijn. In 2002 kende de outsiderkunstcollectie van het museum Dr. Guislain een enorme uitbreiding. De belangrijke collectie van de Nederlandse Stichting Collectie De Stadshof kreeg een nieuw onderdak in Gent. Deze topcollectie die meer dan zesduizend stukken telt, werd aan het publiek voorgesteld in de zomer en kreeg sindsdien een vaste plaats in twee nieuwe zalen van de permanente collectie van het musuem.
1.19 De Broeders van Liefde, die zich bijzonder inzetten voor de geestelijke gezondheidszorg De Broeders van Liefde zijn een internationale religieuze congregatie, die zich op verschillende maatschappelijke domeinen engageert. In België zijn de Broeders van Liefde vooral actief op de domeinen zorg (geestelijke gezondheidszorg en orthopedagogische zorg) en onderwijs (kleuter-,lager, secundair en buitengewoon onderwijs). De Broeders van Liefde leven en werken vanuit een eigen en specifieke spiritualiteit en proberen een antwoord te geven op actuele noden. Het kind, de jongere of de volwassene die opvoeding en zorg nodig heeft, staat altijd centraal. 50
Van bij hun stichting namen de Broeders van Liefde hun taak op in de maatschappij: onderwijs en zorg verlenen aan kinderen, jongeren en volwassenen. Steeds opnieuw Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
kozen ze de kant van mensen die elders geen antwoord op hun hulpvraag vonden. Op die manier groeiden de Broeders van Liefde uit tot een grote congregationele organisatie van broeders en lekenmedewerkers, mannen en vrouwen. Vandaag beheren de Broeders van Liefde meer dan 50 scholen voor gewoon en buitengewoon lager en secundair onderwijs, 15 psychiatrische ziekenhuizen en 12 orthopedagogische centra. Ook de ouderenzorg en kinderdagopvang behoren tot hun activiteiten. Daarnaast zijn ze de drijvende kracht achter tal van kleinere initiatieven, zoals opvang van aidspatiënten, van mensen met zingevingsvragen, van kansarmen... + zie bijlage
51
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
2 Getuigenis
52
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
3 Eigen Mening 3.1 Heerst er ook vandaag de dag nog een taboe rond geestesziekte of is dit iets van vroegere tijden? Welke stigma's kleven er aan geestelijk ziek zijn? wij denken niet dat er nog een taboe heerst rond geestelijk ziek zijn, men kan er al makkelijker over praten met familie en zelf werkgevers. Men kan er wel nog eens raar voor aangekeken worden door mensen die er nog nooit mee in contact kwamen en meestal niet weten wat het inhoud. Soms worden mensen zelf door collega’s als lui beschouwd terwijl je als geestelijk zieke misschien wel echt niet kunt werken.
3.2 Is psychische gezondheid te vergelijken met fysieke gezondheid? Dient men psychische ziekten op een gelijkaardige manier te behandelen en te benaderen als lichamelijke ziekten, of is daarvoor een andere aanpak nodig? In welke zin zijn psychische ziektes soms erger of ingrijpender dan lichamelijke ziektes? Fysische gezondheid is totaal niet hetzelfde dan psychische gezondheid. Wij vinden dat je dit niet met elkaar kunt vergelijken want voor je fysische gezondheid kun je wat pillen slikken en het kan opgelost zijn. Terwijl dat het enorm moeilijk is om problemen Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
53
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
van je psychische gezondheid op te lossen. Dit kan je niet zomaar oplossen door pillen te slikken. Problemen met je psychische gezondheid zullen je ook meestal langer bijblijven en achtervolgen dan problemen met je fysische gezondheid. Met fysische problemen kun je makkelijker leren leven dan psychische problemen.
3.3 Is een psychische ziekte iets wat alleen anderen overkomt of kan dit aan iedereen gebeuren? Zijn er bepaalde groepen mensen die ontvankelijker zijn voor psychische problemen (bijvoorbeeld mensen met een problematische sociale achtergrond) of heeft iedereen even veel kans om dit mee te maken? Wij denken dat mensen die veel problemen hebben en zich niet meteen een uitweg zien wel meer kans hebben om geestelijk ziek te worden. Ze verwijten zichzelf vaak veel meer dan werkelijk hun schuld is. Ook mensen met veel stress zullen er volgens ons vaker me geconfronteerd worden. Mensen die weinig problemen hebben met hun sociale achtergrond of werk zullen volgens ons maar weinig kans hebben om geestelijk ziek te worden maar we denken ook dat dit dan grotendeels in je genen zit.
3.4 Moet men deze problematiek voor het grote publiek onthullen of eerder verhullen? Strooien tv-programma's waarin geestesziekte aan bod komt zout in de wonde of leggen zij net de vinger aan de pols? Langs de ene kant wel want de gewone mensen weten niet veel van psychische ziekten. En zo zullen ze eerder ontdekt worden. Maar langs de andere kant niet want zo zullen sommige mensen denken dat als iemand een psychische ziekte dat ze minderwaardig zijn en zo zullen mensen met een psychische aandoening zich uitgesloten voelen.
3.5 Zijn mensen met problemen op het vlak van geestelijke gezondheid in staat om op een 'normale' manier in de samenleving te leven, of zouden zij beter afgescheiden worden van de rest van de samenleving, omdat zij een gevaar voor zichzelf en/of anderen vormen? Wat is het belangrijkste: integratie of segregatie? Daarbij aansluitend: kan je zomaar een onderscheid maken tussen 'normale' en 'abnormale' mensen? Wij denken dat het zeker geen oplossing is om deze mensen af te scheiden van de rest van de bevolking maar dat we ze terug moeten leren leven in de normale samenleving. Het is belangrijk dat deze mensen dan ook goed behandeld worden en niet aan hun lot worden overgelaten. 54
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
3.6 Moeten mensen met een psychische ziekte vooral zichzelf helpen of is het juist het belangrijkste dat zij door anderen geholpen worden? Wij vinden dat ze door andere moeten geholpen worden want het is enorm moeilijk om jezelf te helpen als je een psychische ziekte hebt. En als ze enkel door zich zelf geholpen worden dan vergelijken ze zichzelf met personen die geen psychische ziekte hebben. En zo gaan ze steeds dieper in de put geraken. Terwijl als iemand anders ze helpen zijn ze niet afhankelijk van zichzelf. En zo zullen ze zichzelf minder vlug in uitzichtloze situatie brengen
3.7 Twee stellingen ter bespreking: 3.8 Op school zou er te allen tijde een psycholoog aanwezig moeten zijn. Wij denken niet dat dit nodig is maar er zou wel een vaste psycholoog moeten zijn die door de school gecontacteerd kan worden als het nodig is. Dit is ook deels de verantwoordelijkheid van de ouders deze kennen hun kind normaal ook het best. Er moet dan wel ook een persoon worden aangesteld die de leerlingen individueel opvolgt en veel met ze communiceert iemand waarbij iedereen zijn problemen kan voorleggen.
3.9 Zelfdoding: lef of laf? Wij denken dat zelfdoding eerder laf is want je laat een heleboel personen achter die je veel verdriet aandoet met er gewoon niet meer te zijn en dit zijn er meestal veel meer dan je zelf zou vermoeden. Je ouders zouden ook heel hun leven verder leven met het gevoel dat het hun schuld is en dat ze je niet genoeg geholpen hebben terwijl dit misschien helemaal hun schuld niet is.
4 BESLUIT In de voorbije 56 pagina’s kon u onze gip van godsdienst lezen. Zoals u waarschijnlijk al doorhad ging deze over psychische aandoeningen. Een van de dingen die ons na deze gip het meeste bijbleven waren de grote getallen van mensen die zelfmoord pleegden en zeker de grote getallen van mensen die eraan denken om dit te doen. Het initiatief om dit te doen vond ik zeker een goed idee op deze manier spitst iedereen zit echt toe op een onderwerp. Het enige nadeel is wel dat je tegen het einde van het jaar echt wel genoeg hebt van dit onderwerp maar het kan ook dat dit enkel bij ons was. Toch zou ik niet afstappen van het idee om dit door te trekken naar de volgende jaren. 55
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW
6-TSO-IW
GIP Godsdienst
5 Bronnen : http://www.geestelijkgezondvlaanderen.be/ http://www.vdab.be/arbeidshandicap/alexander.shtml http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/ http://www.gezondsheidsnet.nl http://www.vonk-zelfbepaling.nl http://www.vlabo.be http://users.telenet.be/wybo/hemel/archief/9900/603b/zelfdoding/zelfdoding.html http://www.gotquestions.org/Nederlands/zelfmoord-Bijbel.html http://www.kuleuven.be/thomas/page/zonder-uitweg/ http://www.amcpsychiatrie-depressie.nl/ http://www.depressie.org/omgeving/omgevingindex.htm
56
Lennart Vermeulen en Tom Hebbrecht
6IW