Cursus Godsdienst Onderwijs Bijbellezen in de Gereformeerde Gemeenten Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek
A.J. Donker, T.E. van Ekeris, L. Nijsse, A.J. Smit, J.C. Zandee
A.J. Donker, T.E. van Ekeris, L. Nijsse, A.J. Smit, J.C. Zandee 1
Cursus Godsdienst Onderwijs, HBO Theologie
Bijbellezen in de Gereformeerde Gemeenten Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Projectbegeleiders: Dr. C.S.L. Janse Drs. N. van Steensel Werkgroep studenten: A.J. Donker T.E. van Ekeris L. Nijsse A.J. Smit J.C. Zandee Studiejaar: 2012-2013 Omslagfoto: ‘Nieuw Leven II’ Henk Helmantel 2
Samenvatting Dit onderzoek wil, naar aanleiding van het ontworpen model van dr. J.H. van Doleweerd (tekst, lezer, context), de (menselijke) invloeden in kaart brengen die een rol spelen bij het lezen van de Bijbel en tevens een handreiking bieden aan de pastoraal werker hoe met deze invloeden om te gaan. Er is door middel van enquêtes onderzocht welke plaats en functie het Bijbellezen aan tafel heeft in de Gereformeerde Gemeenten. Daarnaast is door middel van Bijbelstudieleesgroepen en interviews onderzocht hoe mensen in de Gereformeerde Gemeenten de Bijbel lezen en welke leesprocessen daarbij een rol spelen. De resultaten bieden ondersteuning voor het model van dr. J.H. van Doleweerd. Tevens blijkt dat in de leesgroepen nauwelijks toe-eigening van de tekst is verwoord en belijdenisgeschriften nauwelijks worden aangehaald. Ook blijkt uit de leesgroepen dat ouderen en lageropgeleiden vaker de neiging hebben Bijbelse waarheden in te kaderen met behulp van geijkte termen. Uit de enquête blijkt onder andere dat mensen met een hoger opleidingsniveau en jongere mensen vaker voor zichzelf uit de Bijbel lezen. Ook vrouwen lezen vaker persoonlijk uit de Bijbel dan mannen. Naar aanleiding van bovenstaande resultaten wordt de pastoraal werker onder andere aanbevolen nadrukkelijk aandacht te geven aan de letterlijke tekst, mensen te stimuleren persoonlijke toe-eigening te verwoorden, het belang van de belijdenis, dogmatiek en confessionele erfenis te onderstrepen en mensen stimuleren om ook persoonlijk uit de Bijbel te lezen. Daarnaast blijft de leiding van de Heilige Geest onverminderd staan en dat dient de pastoraal werker niet uit het oog te verliezen.
3
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave........................................................................................................................................ 4 1. Inleiding............................................................................................................................................... 6 2. Methodebeschrijving kwantitatief onderzoek.................................................................................... 7 3. Resultaten kwantitatief onderzoek..................................................................................................... 8 3.1 Grootte van het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte ........................................................................ 8 3.2 Plaats van de Bijbel in het persoonlijke leven............................................................................. 10 3.3 Het gebruik van verschillende Bijbelvertalingen ........................................................................ 15 3.4 Geestelijke verrijking als gevolg van Bijbellezen......................................................................... 17 3.5 Deelname aan Bijbelstudiegroep ................................................................................................ 19 3.7 Gemeenschappelijke avondsluiting als gezin of echtpaar .......................................................... 23 3.8 De invloed van leeftijd op Bijbelgebruik: generatieverschillen .................................................. 25 3.9 De invloed van geslacht op Bijbelgebruik ................................................................................... 27 3.10 De invloed van opleidingsniveau op Bijbelgebruik ................................................................... 29 3.11 Persoonlijke waarde van het Bijbellezen .................................................................................. 31 4. Methodebeschrijving kwalitatief onderzoek .................................................................................... 34 5. Theoretisch kader: Gewenste verhouding tekst, lezer en context ................................................... 37 5.1 Hermeneutische driehoek .......................................................................................................... 37 5.2 Tekst ............................................................................................................................................ 38 5.3 Lezer ............................................................................................................................................ 39 5.4 Context ........................................................................................................................................ 40 6. Resultaten Kwalitatief onderzoek ..................................................................................................... 42 6.1 Opvallende punten in het algemeen .......................................................................................... 42 6.2 Invloed van kerkelijke gemeente ................................................................................................ 45 6.3 Invloed van geslacht.................................................................................................................... 45 6.4 Invloed van leeftijd ..................................................................................................................... 46 6.5 Invloed van burgerlijke staat....................................................................................................... 47 6.6 Invloed van opleidingsniveau...................................................................................................... 47 6.7 Invloed van Bijbelstudie ervaring................................................................................................ 49 7. Discussie kwantitatief onderzoek ..................................................................................................... 51
4
8. Discussie Kwalitatief onderzoek........................................................................................................ 52 8.1 Evaluatie ...................................................................................................................................... 53 9. Aanbevelingen voor de pastoraal werker ......................................................................................... 55 Bijlage 1: Enquête Bijbelgebruik ........................................................................................................... 58 Bijlage 2: Rechte tellingen van de antwoorden op de enquêtevragen ................................................ 64 Bijlage 3: Labelinstrument .................................................................................................................... 84
5
1. Inleiding Het onderzoeksproject dat voor u ligt, bundelt de inzet van CGO studenten pastoraal werk voor stage en scriptie met de bedoeling nieuwe kennis en vaardigheid te ontwikkelen ten aanzien van de omgang met de Bijbel in de gemeente. Op 29 juni 2012 promoveerde dr. J.H. van Doleweerd op onderzoek naar de betekenis van de autopistie van de Schrift voor zending en Schriftuitleg in de bevindelijke gereformeerd traditie. De autopistie veronderstelt dat de Bijbel het waard is geloofd of vertrouwd te worden op grond van haar eigen spreken. Van Doleweerd onderzocht in hoeverre autopistie van betekenis is voor zending en Schriftuitleg, zonder dat de band met de kerk en haar belijdenissen wordt verwaarloosd en zonder de positie van de lezer uit het oog te verliezen. Dr. J.H. van Doleweerd was toen ook docent aan de CGO. Gekozen is om in aansluiting op het hiervoor genoemde promotieonderzoek ‘Viva Vox Dei’ onderzoek te doen naar de omgang met de Bijbel in de Gereformeerde Gemeenten. Allerlei invloeden spelen een rol bij het omgaan met de Bijbel. Hierbij valt te denken aan voorkennis, leeftijd, leestraditie, leesvaardigheden, levensomstandigheden, enzovoorts. Dergelijke invloeden kunnen ertoe leiden dat interpretaties van de Bijbel zeer van elkaar verschillen. Pastoraal werkers komen in de verscheidene werkvelden zoals die van catechese onder jongeren, ouderen, pastoraat, evangelisatie en zending met al deze invloeden en verscheidenheid aan interpretatie in aanraking. Van hen wordt verwacht dat zij aan het lezen en interpreteren van de Bijbel (bege)leiding geven en de juiste leesregels kunnen aanreiken. Vraagstelling In dit onderzoeksrapport brengen wij de (menselijke) invloeden die een rol spelen bij het lezen van de Bijbel in kaart en bieden tevens handreiking aan de pastoraal werker hoe met deze invloeden om te gaan binnen de kaders van de gereformeerde Schriftopvatting. Het onderzoek bestaat uit (1) een kwantitatief deel (door middel van een enquête) naar de plaats en functie van het Bijbellezen aan tafel en in het algemeen in de Gereformeerde Gemeenten en (2) een kwalitatief onderzoek (door middel van interviews en leesgroepen in Gereformeerde Gemeenten) gericht op het duiden van wat gelezen wordt en de leesprocessen die daarbij een rol spelen. De werkgroep voor het onderzoek bestaat uit A.J. (Arjan) Smit, T.E. (Thomas) van Ekeris, L. (Rineke) Nijsse, J.C. (Jolanda) Zandee en A.J. (Albert) Donker. Projectbegeleiders zijn dr. C.S.L. Janse en drs. N. van Steensel. Om het onderzoeksproces te optimaliseren is daarnaast een kennisgroep samengesteld: dr. G. van der Hoek (bestuur CGO), dr. H. Kranendonk (taal en letterkundige), dr. D. Kroneman (theoloog en vertaalkundige), en drs. M. van de Ridder (sociale wetenschappen). Deze kennisgroep dient de begeleiders van het onderzoek en de studenten in elke fase van het project met reflectie, commentaar en suggesties. Het is ons verlangen dat het lezen van de Bijbel tot zegen is voor de lezers. Door dit onderzoek dragen wij bij aan de kennis over het lezen van de Bijbel. Tegelijk zijn wij ons ervan bewust dat het werk van de Heilige Geest onmisbaar is voor de uitleg en toepassing van Gods Woord. 6
2. Methodebeschrijving kwantitatief onderzoek Met de kwantitatieve analyse beoogden de onderzoekers een representatief beeld te krijgen van het huiselijk Bijbellezen in de Gereformeerde Gemeenten. Daartoe is een gestratificeerde steekproef getrokken. Hiervoor werd eerst bepaald welke gemeenten benaderd zouden worden, daarna werden de individuele respondenten geselecteerd. Op grond van omvang zijn de gereformeerde gemeenten gegroepeerd in vijf categorieën, te weten gemeenten met minder dan 250 leden en doopleden, gemeenten met 250 tot 500 leden en doopleden, gemeenten met 500 tot 1000 leden en doopleden, gemeenten met 1000 tot 2000 leden en doopleden en gemeenten met 2000 of meer leden en doopleden. Binnen elk van deze categorieën zijn op basis van de alfabetische plaats van de gemeenten in het Kerkelijk Jaarboek clusters gevormd van plm. 2000 leden en doopleden. Dat leverde in totaal 51 clusters op. In elk cluster zijn vervolgens de te enquêteren gemeenten aangewezen volgens onderstaand schema. < 250 zielen eerste gemeente samen met laatste gemeente 250-500 zielen middelste gemeente 500-1000 zielen eerste gemeente 1000-2000 zielen laatste gemeente > 2000 zielen enige gemeente De aangewezen gemeenten zijn vervolgens in alfabetische volgorde gegroepeerd volgens hun plaats in het Kerkelijk Jaarboek. Vervolgens is steeds de derde gemeente (of combinatie van gemeenten) gekozen. Dat leverde 18 gemeenten op. Hilversum en Naaldwijk vertegenwoordigden daarbij gezamenlijk een cluster met gemeenten beneden de 250 mensen. In elk cluster werden door de scriba(‘s) 35 personen geselecteerd volgens een door de onderzoekers opgegeven selectieschema. Aangezien vrijwel alle kerkelijke administraties geautomatiseerd zijn, was deze selectie voor hen gemakkelijk te doen. Verder gold dat in kleine gemeenten het aantal aangeschrevenen niet hoger mocht zijn dan 30% van het aantal belijdende leden. Een aantal kerkenraden had uit oogpunt van privacy bezwaar om de namen en adressen van de te selecteren leden aan ons ter beschikking te stellen. Met hen is overeengekomen dat zij de aan hun toegezonden gefrankeerde enveloppen zelf zouden adresseren en versturen. De geselecteerde gemeenten Naaldwijk en Scherpenzeel wilden niet meewerken. In plaats daarvan zijn de gemeenten Melissant en Sliedrecht aangeschreven. De enquêtevragen zijn binnen de onderzoeksgroep uitgebreid besproken en vervolgens getoetst in een proefenquête. In totaal zijn 572 enquêteformulieren verzonden, waarvan er 318 zijn terugontvangen. Dat betekent een respons van 55,4%. Een dergelijke respons geldt tegenwoordig als heel bevredigend. Om na te gaan in hoeverre de deelnemers van de vier leesgroepen ten behoeve van het kwalitatieve onderzoek representatief waren voor het geheel van de Gereformeerde Gemeenten is hen ook gevraagd de enquête over het Bijbelleesgedrag in te vullen. Zij zijn verder buiten de kwantitatieve analyse gehouden. 7
3. Resultaten kwantitatief onderzoek 3.1 Grootte van het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte Aan al de 375 respondenten is de vraag voorgelegd of er bij het Bijbellezen aan tafel altijd een heel Bijbelhoofdstuk wordt gelezen of niet. Slechts 3% gaf aan dit altijd te doen, terwijl 48% als antwoord gaf dat alleen lange hoofdstukken gesplitst worden. Een andere groep van 183 personen (49%) gaf aan meestal een gedeelte van een Bijbelhoofdstuk te lezen. (Fig. 1) Fig. 1: Omvang van gelezen Bijbelgedeelten aan tafel
N=318 Er is onderzocht welke factoren een significante invloed uitoefenen op de grootte van het Bijbelgedeelte dat gelezen wordt aan tafel. Het blijkt dat respondenten die meestal maar een gedeelte van een Bijbelgedeelte lezen significant vaker gebruik maken van een Bijbelleesrooster1. Wellicht is deze relatie te verklaren door het feit dat Bijbelleesroosters vaak verschillende korte, aan elkaar gerelateerd gedeelten uit het Oude en Nieuwe Testament met elkaar combineren of afwisselen. Verder is het opvallend dat gezinnen die meestal gedeelten van Bijbelhoofdstukken lezen aan tafel vaker de Herziene Statenvertaling gebruiken2. Dit blijkt duidelijk uit Fig. 2 waarin zichtbaar is dat van de respondenten die hele hoofdstukken aan tafel lezen slechts 17,2% de HSV gebruikt, in tegenstelling tot 26,2% van de respondenten die meestal gedeelten van Bijbelhoofdstukken lezen. Fig. 2: Omvang Bijbelgedeelte aan tafel en het gebruik van HSV
N=318 1
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 7,951, significantieniveau van 0,005 (99% betrouwbaarheid) en Cramers’ V van 0,158 (zwak verband) 2 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 3,828, significantieniveau van 0,05 (95% betrouwbaarheid) en Cramers’ V van 0,110 (zwak verband)
8
Respondenten die aangaven hele Bijbelhoofdstukken aan tafel te lezen hebben significant minder vaak een gezin met jonge kinderen3 (Tabel. 1) en hebben een hogere leeftijd4 dan respondenten die gedeelten van Bijbelhoofdstukken lezen. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat de spanningsboog voor jongere kinderen klein is. Ouders zullen daar rekening mee houden bij het Bijbellezen en naast de ‘gewone’ Bijbel vaker een gedeelte uit een kinderbijbel lezen. Verder hebben oudere mensen over het algemeen meer tijd om Bijbel te lezen, omdat kinderen het huis uit zijn of omdat men gepensioneerd is. Bovendien is er de traditie van het aan tafel lezen van hele Bijbelhoofdstukken. Een laatste factor die van betekenisvolle invloed is op de grootte van het gelezen Bijbelgedeelte is het opleidingsniveau. Respondenten die hele hoofdstukken uit de Bijbel lezen aan tafel hebben een lager opleidingsniveau dan respondenten die meestal een gedeelte van een Bijbelhoofdstuk lezen.5 Dit is goed zichtbaar in Fig. 3 waaruit bijvoorbeeld duidelijk blijkt dat van de respondenten die aangaven hele hoofdstukken te lezen 28% lager(beroeps)onderwijs heeft genoten, in tegenstelling tot slechts 18,2% van de respondenten die meestal gedeelten lezen en vaker universiteit hebben gedaan. De laatste relatie zou te maken kunnen hebben met de manier van Bijbel lezen of beschikbare tijd voor Bijbellezen. Toegegeven moet echter worden dat het verband wel significant maar niet sterk is. Bovendien correleert leeftijd, zoals we later zullen zien, met opleidingsniveau. Veel ouderen met een laag opleidingsniveau lezen dus hele hoofdstukken aan tafel. Fig. 3: Verband tussen omvang Bijbelgedeelte en hoogste opleidingsniveau
Tabel 1: Omvang Bijbelgedeelte en aanwezigheid jonge kinderen Aanwezigheid jonge kinderen in gezin Ja Nee Hele hoofdstukken (indien niet te lang) Gedeelten van hoofdstukken
N=316
45,2%
54,8%
58,8%
41,2%
N=318
3
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 5,797, significantieniveau van 0,016 (95% betrouwbaarheid) en Cramer’s V van 0,136 (zwak verband) 4 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 9,298, significantieniveau van 0,01 (99% betrouwbaarheid) en Cramers’ V van 0,171 (zwak verband) 5 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 10,226, significantieniveau van 0,037 (95% betrouwbaarheid) en Cramers’ V van 0,180 (zwak verband). 9
3.2 Plaats van de Bijbel in het persoonlijke leven Aan iedere respondent is gevraagd of hij of zij naast het Bijbellezen aan tafel ook dagelijks voor zichzelf een gedeelte uit de Bijbel leest. Van de 318 respondenten die deze vraag hebben ingevuld geeft 57,3% aan dit iedere dag te doen, 29,1% zegt het soms te doen en 13,6% leest naast het Bijbellezen aan tafel niet persoonlijk uit de Bijbel (Fig. 4). Het lijkt erop dat voor een relatief groot aantal respondenten (42,7%) het persoonlijk met de Bijbel bezig zijn geen prominente plaats inneemt in het persoonlijke leven. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat 99,4% van alle respondenten aangeeft dagelijks één of meerdere keren een Bijbelgedeelte aan tafel te lezen na het eten. Van de overige 57,3% die iedere dag of ‘soms’ persoonlijk uit de Bijbel leest, geeft ruim de helft aan dat dit op vaste tijden gebeurt (54,6% in Fig. 5). Verder zegt 28,4% dat het ‘meestal’ op vaste tijden gebeurt en 17% leest niet op vaste tijden uit de Bijbel. Fig. 4: Dagelijks persoonlijk Bijbelgebruik
Fig. 5: Persoonlijk Bijbellezen op vaste tijden?
N=318
N=263
Er is onderzocht welke factoren de plaats van de Bijbel in het persoonlijk leven beïnvloeden. Ten eerste valt op dat respondenten die dagelijks ook persoonlijk uit de Bijbel lezen significant vaker aan de tafel gelezen Bijbelgedeelten verwerken in hun dankgebeden.6 Persoonlijke omgang met de Bijbel lijkt op deze wijze verwerking van het Bijbellezen aan tafel positief te beïnvloeden. Verder bestaat er een duidelijk positief verband tussen het gebruik van de Herziene Statenvertaling en het persoonlijk Bijbellezen7. Respondenten die aangeven dagelijks of ‘soms’ persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel te lezen, gebruiken significant vaker een HSV dan personen die niet persoonlijk uit de Bijbel lezen. Mensen die iedere dag persoonlijk de Bijbel lezen, geven zes keer vaker aan de HSV te gebruiken dan de groep mensen die niet dagelijks uit de Bijbel leest (Fig. 6). Verklaringen hiervoor kunnen gezocht worden in de veelgehoorde ervaring dat de HSV persoonlijk Bijbellezen toegankelijk maakt in de zin van veranderd taalgebruik en zinsconstructie en hiermee ook het begrip van de lezer vergroot. Ook zullen mensen die de Bijbel voor zichzelf bestuderen sneller verschillende Bijbelvertalingen gebruiken om deze met elkaar te vergelijken. Later zullen we zien dat leeftijd hierin ook een rol speelt. 6
Chikwadraattoets resulteert in Pearson Chi-Square van 25,177, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en Cramers’s V van 0,199 (matig verband) 7 Chikwadraattoets resulteert in Pearson Chi-Square van 9,590, significantieniveau van 0,008 (99% betrouwbaarheid) en Cramers’ V van 0,174 (zwak verband) 10
Fig. 6: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en het gebruik van de Herziene Statenvertaling
N=318 Respondenten die naast het Bijbellezen aan tafel ook voor zichzelf uit de Bijbel lezen gebruiken beduidend vaker andere bronnen als een Bijbelgedeelte onduidelijk voor hen is, dan mensen die niet persoonlijk uit de Bijbel lezen8. Persoonlijk Bijbellezen naast het lezen aan tafel lijkt op deze manier een positieve invloed te hebben op Bijbelonderzoek. Voor mensen die dagelijks de tijd nemen om voor zichzelf de Bijbel te bestuderen heeft de Bijbel een grotere waarde in het (gebeds)leven. Zij nemen Bijbellezen serieuzer en doen dan ook meer moeite om onduidelijkheden te begrijpen. In Figuur 7 is deze laatste relatie duidelijk zichtbaar. Mensen die persoonlijk Bijbellezen geven vier keer zo vaak aan (52,2%) andere bronnen te gebruiken als een Bijbelgedeelte onduidelijk is, dan mensen die niet iedere dag persoonlijk uit de Bijbel lezen (14,3%). Fig. 7: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en gebruik andere bronnen
N= 318 Verder denken mensen die dagelijks voor zichzelf uit hun Bijbel lezen vaker na over aan tafel gelezen Bijbelgedeelten in de loop van de dag of in de dagen erna, dan mensen die niet persoonlijk uit de Bijbel lezen.9 Dit verband wordt ondersteund door een positief significant verband tussen het persoonlijk uit de Bijbel lezen en de ervaring dat de Bijbel geestelijk verrijkend is geweest. Mensen die voor zichzelf uit de Bijbel lezen naast het Bijbel lezen aan tafel geven namelijk vaker aan dat het Bijbellezen hen in het achterliggende jaar geestelijk
8
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 30,776, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid), en Cramers’ V van 0,220 (matig verband). 9 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 26,582, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V 0,205 (matig verband). 11
heeft verrijkt.10 In Fig. 8 wordt duidelijk dat persoonlijke lezers met 54,5% ruim twee keer zo vaak aangeven geestelijke verrijking als gevolg van Bijbellezen te ervaren over het achterliggende jaar, dan de groep mensen die niet persoonlijk uit de Bijbel leest (24,5%). Uit bovenstaande verbanden blijkt tot nu toe heel duidelijk dat persoonlijk Bijbellezen, aanvullend op het Bijbellezen aan tafel, invloed heeft op het geestelijk leven in gedachten, gebeden en ervaringen van geestelijke verrijking. Fig. 8: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en het ervaren van geestelijke verrijking in achterliggend jaar
N=373 Verder gebruiken respondenten die persoonlijk uit de Bijbel lezen significant vaker een dagboek bij de Bijbel11. Ook doen zij beduidend vaker speciaal op zondag aan Bijbelstudie12. Uit dit alles blijkt dat ze Bijbellezen serieuzer nemen dan mensen die niet dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel lezen. Ze besteden meer tijd en energie aan de bestudering van de Schrift. Deze serieuze omgang met Gods Woord kan versterkt worden door deelname aan een Bijbelstudiegroep of Bijbelkring. Het blijkt namelijk dat ze ook significant vaker deelnemen aan een Bijbelstudiegroep of Bijbelkring dan mensen die niet dagelijks persoonlijk uit de Bijbel lezen13. Interessant is het om te zien dat persoonlijk Bijbellezen ook van invloed is op de wijze waarop de Bijbel gebruikt wordt aan tafel tijdens het eten. Respondenten die ook voor zichzelf dagelijks de Bijbel bestuderen geven namelijk significant vaker aan dat gezinsleden aan tafel meelezen in een eigen Bijbel14 en dat elk gezinslid een Bijbelgedeelte hardop voorleest15. In Fig. 9 en 10 is dit duidelijk zichtbaar. Personen die dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel lezen, geven veel vaker aan dat gezinsleden aan tafel meelezen uit eigen Bijbels (33,7%) en zelfs hardop lezen (41,4%), in tegenstelling tot respondenten die niet dagelijks 10
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 35,041, significantieniveau van 0,000 betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,235 (matig verband). 11 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 5,997, significantieniveau van 0,05 betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,138 (zwak verband). 12 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 11,680, significantieniveau van 0,020 betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,36 (zwak verband). 13 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 12,327, significantieniveau van 0,002 betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,197 (zwak verband). 14 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 11,098, significantieniveau van 0,025 betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,152 (zwak verband). 15 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 18,693, significantieniveau van 0,001 betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,200 (matig verband). 12
(99% (95% (95% (99% (95% (99%
persoonlijk uit de Bijbel lezen (11,4% resp. 11,0%). Bovendien geven zij vaker aan na te praten over het gelezen Bijbelgedeelte16, leggen vaker moeilijke woorden uit die in het Bijbelgedeelte voorkomen17 en houden vaker een gemeenschappelijke avondsluiting18. Fig. 9: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen Fig. 10: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en meelezen gezinsleden aan tafel hardop lezen van gezinsleden aan tafel
N=242
N=242
Tenslotte is het opvallend dat het persoonlijk Bijbellezen beïnvloed wordt door leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Mensen uit de middelste leeftijdscategorie van 25 t/m 50 jaar geven significant vaker aan dat ze dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel lezen dan mensen die ouder zijn dan 50 jaar19. Dit is opvallend, omdat mensen ouder dan 50 jaar over het algemeen meer tijd hebben om uit voor zichzelf uit de Bijbel te lezen. Toch is deze oudste leeftijdscategorie met 47% het meest vertegenwoordigd in de groep respondenten die aangaf niet dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel te lezen (Fig. 11). Het is mogelijk dat mensen uit deze oudste leeftijdscategorie vaker preken lezen naast het Bijbellezen aan tafel. In het onderzoek is dit punt niet aan de orde geweest, maar het voor zichzelf lezen van preken is wel een oude gewoonte. Verder geven vrouwen vaker aan dat ze dagelijks voor persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel lezen dan mannen20. Ruim 55% van de groep respondenten die iedere dag persoonlijk uit de Bijbel leest bestaat uit vrouwen, terwijl bij de groep respondenten die dat nooit doet de vrouwen slechts met 34,7% vertegenwoordigd zijn (Fig. 12). Bovendien bestaat er een positief verband tussen persoonlijk uit de Bijbellezen en opleidingsniveau van de respondent.21 Mensen die dagelijks voor zichzelf de Bijbel lezen hebben vaker universiteit gedaan (12%) dan mensen die dit niet doen (0% in Fig. 13).
16
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 18,693, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,196 (zwak verband). 17 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 13,544, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,236 (matig verband). 18 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 14,386, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,242 (matig verband). 19 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 8,500, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,163 (zwak verband). 20 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 15,753, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,157 (zwak verband). 21 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 40,889, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,254 (matig verband). 13
significantieniveau van 0,001 (99% significantieniveau van 0,009 (99% significantieniveau van 0,006 (99% significantieniveau van 0,014 (95% significantieniveau van 0,003 (99% significantieniveau van 0,000 (99%
Fig. 11: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en leeftijdscategorie
Fig. 12: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en geslacht
N=318
N=318
Fig. 13: Verband tussen persoonlijk Bijbellezen en opleidingsniveau
N=316
14
3.3 Het gebruik van verschillende Bijbelvertalingen Aan alle respondenten is de vraag voorgelegd welke Bijbelvertalingen men gebruikt. Er waren meerdere antwoorden mogelijk. Een overzicht van de antwoorden is zichtbaar gemaakt in Tabel 2. Uit deze tabel blijkt duidelijk dat vrijwel alle respondenten een Statenvertaling gebruiken (96,6%). Tegelijkertijd gebruikt bijna een vierde deel van alle respondenten de Herziene Statenvertaling. Deze vertaling lijkt bij een niet onbelangrijk aantal mensen in de Gereformeerde Gemeenten zijn weg gevonden te hebben. Slechts 9,6% van alle respondenten geeft aan (ook) een andere vertaling te gebruiken dan de Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling. Zo leest 3,5% uit de Nieuwe Bijbelvertaling, 2,9% uit het Boek en 2,9% gebruikt een andere vertaling zoals de King James-vertaling, de Naardense vertaling of de Willibrordvertaling. Als het gaat om voorkeur voor een Bijbelvertaling dan kiest 82% voor de Statenvertaling boven andere vertalingen, 16,1% geeft de voorkeur aan de Herziene Statenvertaling en slechts 1,3% prefereert een andere Bijbelvertaling (Fig. 14). Uit bovenstaande statistische gegevens kan geconcludeerd worden dat de Statenvertaling nog steeds verreweg de meest gebruikte Bijbelvertaling is binnen de Gereformeerde Gemeenten. Tabel 2: Bijbelvertalingen die gebruikt worden Soort Bijbelvertaling
Statenvertaling Herziene Statenvertaling Nieuwe Bijbelvertaling Het Boek Groot Nieuws Bijbel Andere vertaling (Willibrord-, King James-, Naardense vertaling, etc.)
Fig. 14: Voorkeur voor Bijbelvertaling
Percentage van respondenten die deze vertaling gebruikt 96,5% 24,3% 3,5% 2,9% 0,3% 2,9%
N=316
N=316
Respondenten die voorkeur hebben voor de Herziene Statenvertaling of andere nieuwere vertalingen geven significant vaker aan dat het Bijbellezen hen het achterliggende jaar geestelijk verrijkt heeft, dan mensen die de Statenvertaling prefereren boven andere vertalingen (Fig. 15).22 Ook zijn zij vaker lid van een Bijbelstudiegroep of Bijbelkring.23 Dit laatste is wellicht te verklaren door het feit dat in Bijbelstudiegroepen vaak gefocust wordt op het begrijpen van de Bijbeltekst en het vergelijken van vertalingen, waarbij nieuwere vertalingen, zoals de HSV, behulpzaam kunnen zijn. Tegelijkertijd zou het iets kunnen zeggen over de zogeheten ‘geestelijke oriëntatie’ van de mensen die de Herziene Statenvertaling gebruiken. Ze zijn blijkbaar actiever op het gebied van Bijbelonderzoek en menen daardoor vaker geestelijk verrijkt te zijn dan mensen die de voorkeur geven aan de Statenvertaling en in mindere mate deelnemen aan Bijbelstudiegroepen, -kringen of – 22
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 11,962, significantieniveau van 0,018 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,138 (zwak verband). 23 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 20,382, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,254 (matig verband). 15
verenigingen. Bovenstaande relatie wordt ondersteund door het eerder gevonden verband tussen het dagelijks persoonlijk uit de Bijbel lezen en het gebruik van de Herziene Statenvertaling. Fig. 15: Verband tussen voorkeur voor Statenvertaling en ervaring van geestelijke verrijking in achterliggend jaar
N=316 Verder geven mensen die een voorkeur hebben voor de Herziene Statenvertaling (of andere nieuwe Bijbelvertalingen) significant vaker aan dat gezinsleden bij het Bijbellezen aan tafel een Bijbelgedeelte hardop voorlezen24 en verschillende Bijbelvertalingen ter vergelijking gebruiken, dan mensen die de Statenvertaling gebruiken.25 Deze relaties ondersteunen de hierboven gesuggereerde actieve houding van mensen die voorkeur hebben voor de Herziene Statenvertaling, en zijn duidelijk zichtbaar gemaakt in Fig. 16 en Fig. 17. Tenslotte zijn respondenten die een voorkeur hebben voor de Herziene Statenvertaling vaker in staat een zinvol antwoord te geven op vragen die opkomen uit het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte.26 Fig. 16: Verband tussen voorkeur Bijbelvertaling en hardop voorlezen Bijbelgedeelte
Fig. 17: Verband tussen voorkeur Bijbelvertaling en gebruik andere vertalingen aan tafel
N=242
N=242
24
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 11,531, significantieniveau van 0,021 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,154 (zwak verband). 25 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van20,444, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,206 (matig verband). 26 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 13,485, significantieniveau van 0,001 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,246 (matig verband).
16
3.4 Geestelijke verrijking als gevolg van Bijbellezen Verder is aan alle respondenten de vraag gesteld of het Bijbellezen hen achterliggend jaar geestelijk heeft verrijkt. Opgemerkt moet worden dat de term ‘geestelijke verrijking’ verschillend geïnterpreteerd kan worden. Het is lastig deze op zich uiterst relevante dimensie op een objectieve wijze in een enquêtevraag te verwerken. Het is goed mogelijk dat niet iedere respondent de term ‘geestelijke’ verrijking op dezelfde manier heeft opgevat. Slechts 43,3% van de respondenten antwoordt bevestigend op deze vraag, terwijl 45,9% aangeeft dat dit ‘enigszins’ het geval is (Fig. 18). De overige 10,8% meent niet geestelijk verrijkt te zijn door het Bijbellezen. Bovenstaande komt erop neer dat meer dan de helft van de Bijbellezers in de Gereformeerde Gemeenten niet volmondig verklaart dat het Bijbellezen hen het achterliggende jaar geestelijk verrijkt heeft. Fig. 18: Ervaren van geestelijk verrijking in achterliggend jaar
N=316 We hebben reeds gezien dat er een positief verband tussen het dagelijks persoonlijk uit de Bijbel lezen (naast het Bijbellezen aan tafel), het gebruik van de HSV of een andere Bijbelvertaling dan de Statenvertaling, het lezen van kortere Bijbelgedeelten en het ervaren van geestelijke verrijking. Interessant is het dat mensen die geestelijke verrijking ervaren significant vaker gebruik maken van een Bijbel-leesrooster.27 Mensen die aangeven dat het Bijbellezen hen achterliggende jaar geestelijk verrijkt heeft, halen vaker het gelezen Bijbelgedeelte aan in het dankgebed dan mensen die geen geestelijke verrijking ervaren.28 Ook raadplegen zij vaker andere bronnen als het Bijbelgedeelte onduidelijk is29 en denken duidelijk vaker na over gelezen Bijbelgedeelten in de loop van de dag of in de dagen erna.30 Verder doen ze vaker op zondag een Bijbelstudie31 27
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 7,915, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,159 (zwak verband). 28 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 32,464, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,227 (matig verband). 29 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 30,405, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,219 (matig verband). 30 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 79,558, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,355 (matig verband). 31 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 17,950, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,169 (zwak verband). 17
significantieniveau van 0,019 (95% significantieniveau van 0,000 (95% significantieniveau van 0,000 (99% significantieniveau van 0,000 (99% significantieniveau van 0,001 (99%
en nemen ze significant vaker deel aan Bijbelstudiegroepen/-kringen of verenigingen waarop de Bijbel bestudeerd wordt.32 Tenslotte geven mensen die Bijbellezen als geestelijk verrijkend ervaren vaker aan dat gezinsleden hardop een Bijbelgedeelte voorlezen aan tafel33 en dat er over het gelezen Bijbelgedeelte wordt nagepraat, dan mensen die enigszins of geen geestelijke verrijking ervaren.34 Bovenstaande verbanden laten duidelijk zien dat het verwerken van gelezen Bijbelgedeelten in gebeden, gesprekken aan tafel, persoonlijke Bijbelstudies en bronnenonderzoek hand in hand gaat met een ervaring van geestelijke verrijking. Mensen die dit betreft zijn bovendien vaker hoogopgeleid dan mensen die deze ervaring van geestelijke verrijking missen. Uit Fig. 19 blijkt duidelijk dat zij vaker universiteit (13%) of HBO (29%) hebben gedaan dan mensen die ‘enigszins’ of geen’ geestelijke verrijking ervaren (3,4% resp. 22%). Fig. 19: Verband tussen ervaren van geestelijke verrijking in achterliggend jaar en opleidingsniveau
N=314
32
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 21,342, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,260 (matig verband). 33 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 14,450, significantieniveau van 0,006 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,173 (zwak verband). 34 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 34,500, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,208 (matig verband). 18
3.5 Deelname aan Bijbelstudiegroep Een niet onbelangrijk aantal mensen in de Gereformeerde Gemeenten blijkt deel te nemen aan een Bijbelstudiegroep, -kring of vereniging waarop de Bijbel bestudeerd wordt35. Aan alle respondenten is namelijk de vraag voorgelegd of ze deelnemen aan een Bijbelstudiegroep, Bijbelkring of andere vereniging waarop men zich in de Bijbel verdiept. Het blijkt dat de grote meerderheid van 71,3% niet deelneemt aan dergelijke groepen, terwijl 28,7% van de 317 respondenten, die deze vraag invulden, wel aangeeft actief deel te nemen (Fig. 20). Fig. 20: Deelname aan Bijbelstudiegroep/-kring of -vereniging
N= 317 Reeds eerder is gebleken dat mensen die deelnemen aan een Bijbelstudiegroep of – vereniging vaker persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel lezen dan mensen die niet deelnemen. Ook gebruiken zij significant vaker de Herziene Statenvertaling36 en maken zij vaker gebruik van andere bronnen als een Bijbelgedeelte onduidelijk is.37 Dit laatste is logisch gezien het feit dat bij in Bijbelstudiegroepen of –verenigingen Bijbelonderzoek centraal staat. Bij georganiseerde Bijbelstudies worden vrijwel altijd verschillende Bijbelvertalingen en andere hulpmiddelen zoals commentaren en kanttekeningen gebruikt. Mensen die deelnemen aan Bijbelstudiegroepen zullen gewend zijn secundaire bronnen te gebruiken wanneer een Bijbelgedeelte onduidelijk voor hen is. Het is verder opvallend dat mensen die deelnemen aan een Bijbelstudiegroep vaker op zondag persoonlijk Bijbelstudie doen dan mensen die niet deelnemen. Blijkbaar heeft deelname aan een Bijbelstudiegroep een positieve invloed op het doen van persoonlijke Bijbelstudie, wellicht ook ter voorbereiding van de Bijbelstudiebijeenkomst 38 Ook geven mensen die deelnemen aan Bijbelstudiegroepen vaker aan dat gezinsleden gebruik maken van verschillende Bijbelvertalingen aan tafel ter vergelijking.39 35
De zinsnede ‘Bijbelstudiegroep, Bijbelkring, of andere vereniging waarop de Bijbel bestudeerd wordt’, kan door een aantal respondenten breed opgevat zijn. Het is daarom goed mogelijk dat sommigen ook bijvoorbeeld de vrouwenvereniging hieronder hebben verstaan. 36 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 21,920, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,263 (matig verband). 37 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 23,336, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,258 (matig verband). 38 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 13,493, significantieniveau van 0,001 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,207 (matig verband). 39 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 17,064, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,266 (matig verband). 19
Ook is het interessant om te zien dat mensen die deelnemen aan een Bijbelstudiegroep/kring of vereniging significant jonger zijn dan mensen die niet deelnemen.40 Zo is bijvoorbeeld van de groep deelnemers 24,2% ouder dan 50 jaar, terwijl van de nietdeelnemers 35,8% ouder dan 50 jaar is (Tabel 3). Tabel 3: Verband tussen deelname aan Bijbelstudiegroep en leeftijdscategorie Leeftijd Jonger dan 25
25-50 jaar
jaar
Totaal Ouder dan 50 jaar
Deelname aan Bijbelstudiegroep
9,9%
65,9%
24,2%
91
Geen deelname aan Bijbelstudiegroep
3,5%
60,6%
35,8%
226
17
197
103
317
Totaal
N=317 Tenslotte bevinden er zich in de groep die deelneemt aan een Bijbelstudiegroep meer vrouwen (61,5%) dan in de groep die niet deelneemt (43,8%).41 Dit verband is zichtbaar gemaakt in Fig. 21 en zou te verklaren kunnen zijn uit het feit dat vrouwen in de Gereformeerde Gemeenten over het algemeen minder uren in de week buitenshuis werken en zodoende meer tijd over hebben voor nevenactiviteiten, zoals deelname aan een Bijbelstudiegroep. Bovendien hebben mensen die deelnemen aan een Bijbelstudiegroep significant vaker een hoger opleidingsniveau42 dan mensen die niet deelnemen aan een Bijbelstudiegroep/-kring of vereniging. Zo is in Fig. 22 duidelijk te zien dat mensen uit deze groep vaker HBO (31,9%) of universiteit (15,5%) hebben gedaan, dan mensen die niet deelnemen aan een Bijbelstudiegroep (21,9% resp. 4,4%). Bovendien zullen we later zien dat het met name mensen uit jongere leeftijdscategorieën betreft. Fig. 21: Verband tussen deelname aan Bijbelstudiegroep en geslacht
Fig. 22: Verband tussen deelname aan Bijbelstudiegroep en opleidingsniveau
N=317
N=315
40
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 7,890, significantieniveau van 0,019 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,158 (zwak verband). 41 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 8,165, significantieniveau van 0,004 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,160 (zwak verband). 42 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 17,646, significantieniveau van 0,001 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,237 (matig verband).
20
3.6 Napraten over het gelezen Bijbelgedeelte aan tafel Een gegeven dat iets zegt over de inbedding van het Bijbellezen is het napraten over gelezen Bijbelgedeelten aan tafel. Aan alle respondenten is de vraag voorgelegd of zij na het Bijbellezen aan tafel napraten over het gelezen Bijbelgedeelte. Een derde deel van de respondenten geeft aan dit te doen, 58% geeft aan dit soms te doen en 8,7% zegt zelden of nooit na te praten over het gelezen Bijbelgedeelte (Fig. 23). Het komt er op neer dat ruim 91% van de gezinnen of een of andere wijze ervaring heeft met napraten aan tafel over de Bijbel. Fig. 23: Napraten over het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte
N=243 Al eerder is vastgesteld dat er een positief verband bestaat tussen napraten over het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte en het dagelijks persoonlijk uit de Bijbel lezen. Daarnaast halen mensen die over de Bijbel napraten, vaker het gelezen Bijbelgedeelte aan in het dankgebed dan mensen die aangeven zelden of nooit na te praten.43 Ook raadplegen zij vaker andere bronnen als een Bijbelgedeelte onduidelijk is.44 Wellicht zullen er tijdens het napraten over het Bijbelgedeelte vragen of onduidelijkheden naar boven komen, waardoor de behoefte aan het raadplegen van commentaren of kanttekeningen groter wordt. Dit wordt bevestigd door een positief significant verband tussen het napraten aan tafel en het uitleggen van moeilijke woorden aan tafel. Mensen die napraten over het Bijbelgedeelte aan tafel geven namelijk duidelijk vaker aan dat zij moeilijke woorden uit het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte uitleggen45, dan mensen die zelden of nooit napraten over het Bijbelgedeelte. Ook geven zij vaker aan dat het Bijbellezen hen in het achterliggende jaar geestelijk heeft verrijkt.46 Het lijkt erop dat door het napraten over Bijbelgedeelten de gelezen tekst niet alleen beter verwerkt wordt, maar ook beter beklijft. Dit blijkt duidelijk uit een ander positief verband. Mensen die napraten over het Bijbelgedeelte aan tafel denken in de loop van de dag of in 43
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 30,971, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,252 (matig verband). 44 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 19,511, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,200 (matig verband). 45 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 64,207, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,363 (matig sterk verband). 46 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 34,500, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,266 (matig verband). 21
significantieniveau van 0,000 (99% significantieniveau van 0,001 (99% significantieniveau van 0,000 (99% significantieniveau van 0,000 (99%
de daarop volgende dagen vaker na over het gelezen Bijbelgedeelte dan mensen die soms of nooit napraten over het Bijbelgedeelte.47 Dit is duidelijk zichtbaar in Fig. 24. Van de groep mensen die aan tafel napraat over de Bijbel zegt 34,6% vaak na te denken over het gelezen Bijbelgedeelte in de loop van de dag of in de dagen erna, in tegenstelling tot slechts 9,5% van de groep die zelden of nooit napraat over de Bijbel. Hardop lezen van Bijbelgedeelten door gezinsleden aan tafel hangt bovendien samen met de frequentie waarop er over de Bijbel wordt nagepraat (Fig. 25).48 Dit wijst op een hogere betrokkenheid bij het gelezen Bijbelgedeelte. Fig. 24: Verband tussen napraten over Bijbelgedeelte en mate waarin er later over het Bijbelgedeelte wordt nagedacht
N= 243 Fig. 25: Verband tussen napraten over Bijbelgedeelte en hardop lezen van Bijbelgedeelte door gezinsleden aan tafel
N=242
47
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 26,816, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,235 (matig verband). 48 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 17,283, significantieniveau van 0,002 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,189 (zwak verband).
22
3.7 Gemeenschappelijke avondsluiting als gezin of echtpaar Alle deelnemers van het kwantitatieve deel van dit onderzoek kregen ook de vraag voorgelegd hoe vaak er een gemeenschappelijke avondsluiting gedaan wordt als gezin of echtpaar. Van de respondenten geeft 54,7% aan in de regel iedere avond een gemeenschappelijke avondsluiting als echtpaar of als gezin te houden, 4,9% geeft aan dit alleen in het weekend te doen en 40,4% zegt dit niet te doen (Fig. 26). Dit komt neer op een relatief groot percentage van mensen die samen met één of enkele gezinsleden een gemeenschappelijke avondsluiting doen. Fig. 26: Het houden van een gemeenschappelijke avondsluiting als gezin of echtpaar
N=243 Dagelijkse persoonlijke omgang met de Bijbel heeft positieve invloed op het gezamenlijk besluiten van de dag door Bijbellezen en gebed. Mensen die iedere avond een gemeenschappelijke avondsluiting houden als gezin of echtpaar lezen namelijk vaker dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel (65,9%), dan mensen die dit niet doen (41,8%). Dit is duidelijk zichtbaar gemaakt in Fig. 27. Verder verwerken zij vaker aan tafel gelezen Bijbelgedeelten in hun dankgebed, dan mensen die geen gemeenschappelijke avondsluitingen houden.49 Bovenstaande verbanden wijzen erop dat bij mensen die gemeenschappelijke avondsluitingen houden de Bijbel een grotere plaats heeft in hun persoonlijk (gebeds)leven. Fig. 27: Verband tussen het houden van een gemeenschappelijke avondsluiting en dagelijks persoonlijk Bijbellezen
N= 245 49
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 18,358, significantieniveau van 0,001 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,193 (zwak verband). 23
Bij de gemeenschappelijke avondsluitingen wordt klaarblijkelijk vaak een dagboek gebruikt. Mensen die een gemeenschappelijke avondsluiting houden, gebruiken namelijk significant vaker een dagboek dan mensen die dit niet doen.50 Dit is duidelijk zichtbaar gemaakt in Fig. 29. Tenslotte is het opmerkelijk om te zien dat mensen die een gemeenschappelijke avondsluiting houden als echtpaar of gezin, een significant hoger opleidingsniveau hebben dan mensen die geen gemeenschappelijke avondsluiting houden.51 Ruim 40% van hen heeft HBO of universiteit gedaan, in tegenstelling tot 22,2% van de mensen die geen gemeenschappelijke avondsluiting houdt (Fig. 28). Fig. 28: Verband tussen het houden van gemeenschappelijke avondsluiting en opleidingsniveau
Fig. 29: Verband tussen het houden van gemeenschappelijke avondsluiting en dagboekgebruik
N= 244
N=244
50
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 15,966, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,256 (matig verband). 51 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 17,473, significantieniveau van 0,026 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,189 (matig verband).
24
3.8 De invloed van leeftijd op Bijbelgebruik: generatieverschillen Van de 318 aselect gekozen respondenten is het grootste deel tussen de 25 en de 50 jaar oud (62,1%). Slechts 5.4% is jonger dan 25 jaar (Fig. 30). De enquête richtte zich immers op de belijdende leden. Om de betrouwbaarheid van onderstaande analyse te vergroten is daarom voor het onderzoeken van de invloed van leeftijd op Bijbelgebruik, de leeftijdscategorie ‘jonger dan 25 jaar’ (indien nodig) samengevoegd met de categorie ’25-50 jaar’. Fig. 30: Leeftijdsverdeling van de onderzoekspopulatie
N=318 Leeftijd blijkt een factor van invloed te zijn op het Bijbelgebruik van mensen. Zo lezen respondenten uit de jongere leeftijdscategorie (jonger dan 50 jaar) vaker ’s middags uit de Bijbel dan mensen uit de oudste leeftijdscategorie.52 Verder lezen mensen uit de oudste leeftijdscategorie significant vaker een heel hoofdstuk uit de Bijbel na de maaltijd, dan mensen uit de middelbare en jongste leeftijdscategorie.53 Tegelijkertijd geven zij minder vaak aan dagelijks persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel te lezen dan mensen uit de middelbare en de jongste leeftijdscategorie.54 Fig. 31: Leeftijdscategorie en grootte gelezen Bijbelgedeelten
Fig. 32: Leeftijdscategorie en dagelijks voor voor zichzelf uit de Bijbel lezen
N=317 N=317 50-plussers nemen significant minder vaak deel aan een Bijbelstudiegroep, Bijbelkring of vereniging waarop de Bijbel bestudeerd wordt (21,4%), dan mensen uit de middelste 52
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 8,686, significantieniveau van 0,013 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,167 (zwak verband). 53 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 9,535, significantieniveau van 0,009 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,173 (zwak verband). 54 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 15,476, significantieniveau van 0,004 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,156 (zwak verband). 25
leeftijdscategorie (30,5%) en de jongste leeftijdscategorie (52,9%).55 Tegelijkertijd gebruiken zij wel vaker een dagboek (91,3%) dan mensen uit de middelbare leeftijdscategorie (81,3%) en de jongste leeftijdscategorie (70,6%).56 Zij geven minder vaak aan dat ze moeilijke woorden uit het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte uitleggen (20,6%) dan mensen die jonger zijn de 50 jaar oud (39%).57 Tenslotte geven mensen uit de jongste leeftijdscategorie significant minder vaak aan dat de gehoorde preken bijdroegen aan het beter begrijpen van de Bijbel dan mensen uit de middelbare en oudste leeftijdscategorie.58 Bovenstaande uitkomsten lijken te wijzen richting een generatieverschil. 50-plussers zijn van jongs af gewend aan tafel hele hoofdstukken uit de Bijbel te lezen (vaak op volgorde), ook zijn zij gewend een dagboek bij te houden. Ze zijn echter niet opgevoed met persoonlijk Bijbellezen op vaste tijden (naast het Bijbellezen aan tafel) en deelname aan Bijbelstudiegroepen. Ze leggen minder vaak moeilijke woorden uit aan tafel en zijn positiever gestemd over de persoonlijke relevantie van de preken in de Gereformeerde Gemeenten dan de mensen uit jongere leeftijdscategorie(n). Eerder zagen we al dat ze minder vaak andere Bijbelvertalingen gebruiken en voorkeur hebben voor de Statenvertaling. Het is overigens niet ondenkbaar dat ouderen vaker preken of bekende commentaren, zoals die van Matthew Henry, naast de Bijbel lezen, in plaats van het doen van regelrechte Bijbelstudie. Dit is echter niet onderzocht in dit onderzoek. Fig. 33: Leeftijdscategorie en deelname aan Bijbelstudiegroep, Bijbel kring of vereniging
N=317
55
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 7,890, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,158 (matig verband). 56 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 7,489, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,154 (zwak verband). 57 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 20,056, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,203 (matig verband). 58 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 11,561, betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,135 (zwak verband). 26
significantieniveau van 0,019 (99% significantieniveau van 0,024 (95% significantieniveau van 0,000 (99% significantieniveau van 0,021 (95%
3.9 De invloed van geslacht op Bijbelgebruik In de onderzoekspopulatie is er een mooie verdeling tussen mannen en vrouwen aanwezig. Deze verdeling is zichtbaar gemaakt in Fig. 34. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van de variabelen waarop ‘geslacht’ een invloed heeft. Fig. 34: Verdeling van geslacht in onderzoekspopulatie
N=318 Het eerste wat opvalt, is dat vrouwen significant vaker ’s middags uit de Bijbel aan tafel (87,6%) dan mannen (73,6%).59 Daarnaast geven vrouwen vaker aan dan mannen dat ze dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel lezen (naast het Bijbellezen aan tafel).60 Dit al eerder genoemd verband is zichtbaar gemaakt in Fig. 35, waaruit blijkt dat 63,9% van de vrouwen dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel leest, in tegenstelling tot 48,1% van de mannen. Een goede verklaring hiervoor kan gevonden worden in het feit dat vrouwen in de Gereformeerde Gemeenten over het algemeen vaker thuis zijn dan mannen. Hierdoor hebben zij meer tijd om aan tafel, maar ook buiten de maaltijden om, uit de Bijbel te lezen. Dit gegeven is wellicht ook van invloed op het feit dat vrouwen significant vaker aangeven dat er aan tafel uit de kinderbijbel wordt gelezen voor de kinderen, dan mannen. 61 Vrouwen zijn vaker thuis en zullen dan ook als vanzelf meer aandacht besteden aan het Bijbellezen met de kinderen. Fig. 35: Verband tussen geslacht en persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel lezen
N=317 59
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 9,376, significantieniveau van 0,002 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,174 (zwak verband). 60 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 8,790, significantieniveau van 0,012 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,167 (zwak verband). 61 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 9,269, significantieniveau van 0,010 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,238 (matig verband).
27
Bovenstaande relaties worden ondersteund door een derde gevonden verband dat aantoont dat vrouwen vaker uit de Herziene Statenvertaling lezen (27,1%) dan mannen (16%).62 Zij doen vaker aan persoonlijke Bijbelstudie en zullen daardoor ook vaker alternatieve vertalingen gebruiken ter verduidelijking. Bovendien zagen we al eerder dat vrouwen vaker deelnemen aan een Bijbelstudiegroep, Bijbelkring of andere vereniging waarop de Bijbel bestudeerd wordt, dan mannen.
62
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 5,871, significantieniveau van 0,015 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,136 (zwak verband). 28
3.10 De invloed van opleidingsniveau op Bijbelgebruik De laatste factor die onder de loep genomen wordt is opleidingsniveau. Het grootste gedeelte (44,3%) van de respondenten heeft middelbaar onderwijs als hoogste opleidingsniveau (hieronder vallen ULO, HBS, Havo, VWO en MBO). Verder heeft bijna een kwart van hen lager (beroeps)onderwijs genoten (inclusief VMBO/MAVO). Tenslotte geeft 24,7% van de respondenten aan dat ze hoger beroepsonderwijs (HBO) genoten hebben en 7,6% heeft een universitair opleidingsniveau (Fig. 36). Er bestaat een duidelijk significant verband tussen opleidingsniveau en leeftijd.63 Uit Fig. 37 blijkt namelijk duidelijk dat de laagste opleidingscategorie voor het grootste gedeelte gevormd wordt door mensen ouder dan 50 jaar, terwijl deze groep in de hoogste opleidingscategorie slechts 4,2% vertegenwoordigt. In deze paragraaf wordt gekeken in hoeverre opleidingsniveau van invloed is op Bijbelgebruik. In deze correlatie wordt de trend van de achterliggende decennia zichtbaar waarin steeds meer (jonge) mensen hoogopgeleid zijn. Fig. 36: Verdeling van opleidingsniveau in de steekproef
Fig. 37: Verband tussen opleidingsniveau en leeftijdscategorie
N=316
N=316
Opleidingsniveau lijkt een positieve invloed te hebben op het persoonlijk Bijbelgebruik van mensen. Reeds eerder is aangetoond dat er een positief verband bestaat tussen opleidingsniveau en het persoonlijk Bijbellezen van de respondent.64 Mensen met universiteit lezen vaker dagelijks voor zichzelf uit de Bijbel (91,7%) dan bijvoorbeeld mensen die mensen die lager (beroeps)onderwijs gevolgd hebben (40,5%). Hogeropgeleiden geven ook vaker aan dat persoonlijke Bijbellezen op een vaste tijd te doen dan lager opgeleiden. 65 Zo geeft van de universitair geschoolden 75% aan op vaste tijden individueel de Bijbel te lezen, terwijl van de mensen met lager (beroeps)onderwijs slechts 40% dit doet. Het is dan ook niet verwonderlijk dat eerder al bleek dat hoogopgeleiden vaker dan laagopgeleiden aangeven dat zij geestelijke verrijking ervaren als gevolg van Bijbellezen. Zo geeft van de universitair geschoolden 75% aan geestelijke verrijking te ervaren, in 63
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 33,878, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,251 (matig verband). 64 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 40,889, significantieniveau van 0,000 (99% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,254 (matig verband). 65 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van 14,912, significantieniveau van 0,021 (95% betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,167 (zwak verband). 29
tegenstelling tot slechts 35,1% van de mensen met lager (beroeps)onderwijs. Dit kan ook te maken hebben met het feit dat zij vaker deelnemen aan een Bijbelstudiegroep, Bijbelkring of vereniging waarop men zich met de Bijbel bezig houdt. Of met het feit dat mensen met universitair niveau vaker Bijbelstudie (20,8%) doen, dan mensen met een lager opleidingsniveau (minder dan 10,3%).66 Hiermee in verband staat wellicht dat mensen met een hoog opleidingsniveau significant vaker de Herziene Statenvertaling gebruiken dan mensen met een laag opleidingsniveau.67 Ook raadplegen zij vaker andere bronnen als een Bijbelgedeelte onduidelijk is, dan mensen met een lager opleidingsniveau.68 Het gebruik van andere vertalingen en andere bronnen ter verduidelijking van de Bijbeltekst komt vaak voor bij Bijbelstudie. Het is duidelijk dat hoogopgeleiden actiever zijn in hun omgang met de Bijbel op het gebied van persoonlijke, maar ook georganiseerde, Bijbelstudie en raadpleging van andere Bijbelvertalingen en bronnen. Fig. 38: Opleidingsniveau en gebruik Herziene Statenvertaling
Fig. 39: Opleidingsniveau en raadpleging andere bronnen
N=316
N=316
Bovendien lijken hoger opgeleiden de Bijbel actiever te verwerken door middel van gebeden en avondsluitingen. Mensen met een hoger opleidingsniveau halen namelijk significant vaker gelezen Bijbelgedeelten aan in het dankgebed, dan mensen met een lager opleidingsniveau.69 Dit zou goed te maken kunnen hebben met verschil in taalbeheersing. Ook houden zij vaker een gemeenschappelijke avondsluiting, zoals we reeds eerder zagen. Tenslotte leggen mensen met een hoger opleidingsniveau vaker moeilijke woorden uit het Bijbelgedeelte uit aan andere gezinsleden aan tafel. 70 Zo geeft 70% van de universitair geschoolden aan lastige woorden uit te leggen aan tafel, terwijl van de mensen met lager (beroeps)onderwijs slechts 18,4% dit doet.
66
Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,169 (zwak verband). 67 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,183 (zwak verband). 68 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,164 (zwak verband). 69 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,152 (zwak verband). 70 Chikwadraattoets resulteert in een Pearson Chi-Square van betrouwbaarheid) en een Cramers’ V van 0,215 (matig verband). 30
17,957, significantieniveau van 0,006 (99% 10,616, significantieniveau van 0,014 (95% 16,979, significantieniveau van 0,009 (99% 14,616, significantieniveau van 0,023 (95% 22,319, significantieniveau van 0,001 (99%
3.11 Persoonlijke waarde van het Bijbellezen Aan iedere respondent is aan het einde van de enquête de open vraag voorgelegd of hij/zij in eigen woorden kan uitleggen wat de waarde van het Bijbellezen aan tafel voor hem/haar is. De antwoorden van de 263 mensen die hierop antwoord gaven, zijn ingedeeld in verschillende categorieën. Veel antwoorden zijn in meerdere categorieën onderverdeeld. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Fig. 40. Uit deze figuur blijkt duidelijk dat de categorie ‘goede gewoonte’ het hoogst scoort met 73%. Mensen die in deze categorie ingedeeld zijn gaven aan dat Bijbellezen aan tafel een goede gewoonte is die in ere gehouden dient te worden. Velen geven hierbij aan dat ze verwachten of hopen op de zegen van de Heere. Vervolgens geeft 57% van de mensen aan dat Bijbellezen aan tafel de Bijbelkennis vergroot en de kinderen van het gezin bij het Woord betrokken houdt. Ook geeft bijna de helft aan dat de waarde van het Bijbellezen ook ligt in het rustelement. De gezinsleden komen tot rust en worden stilgezet bij het meest wezenlijke in hun leven. Tenslotte waarderen mensen het Bijbellezen aan tafel omdat het aanleiding geeft tot gesprekken aan tafel (27%), omdat men persoonlijk gevoed en gesterkt wordt door Gods Woord (24%) en omdat het Bijbellezen een stukje orde en regelmaat geeft aan tafel (18%). Opvallend is dat slechts 24% van de respondenten als waarde van het Bijbellezen aangeeft dat ze zelf, persoonlijk, gevoed worden door het Woord van God. Fig. 40: De waarde van het Bijbellezen volgens respondenten
N=263 Voorbeelden van categorie 1 -
“Een goede, vaste gewoonte. We hopen dat de Heere er Zijn zegen aan wil verbinden.” “Samenbindend binnen het gezin. Het is een goede gewoonte. We hebben de voortdurende vraag of het gelezen Woord gezegend mag worden.” “Ik ben nu 84 jaar oud en 24 jaar weduwe. Van jongs af aan ben ik gewend in de Bijbel te lezen bij het eten. Ik ben oud en voel mijn krachten minder worden. Ik bid al jaren om een zegen, maar het moet je geschonken worden.” 31
Voorbeelden van categorie 2 -
“Een vast rustmoment in de dag. Waarbij wij en onze kinderen betrokken blijven bij het christelijk geloof en telkens gewezen worden op het belangrijkste in het leven.” “Het Bijbellezen aan tafel is een gezamenlijk bezinningsmoment van het gezin. De kinderen worden rustig en weten dat de afsluiting van de maaltijd begint. Ze komen zij iedere dag onder het Woord van God. Dat vinden wij als ouders ontzettend waardevol!”
Voorbeelden van categorie 3 -
-
“Onze kinderen horen op deze manier iedere dag Gods Woord in de Statenvertaling. Zodoende raken ze er mee vertrouwd en het zal bij hen blijven hangen. We proberen ze door het Bijbellezen aan tafel bij Gods Woord te betrekken. Als we het niet doen bij het eten, komt het er (zeker voor de kinderen) helemaal niet meer van. We hopen dat dit gezegend wordt door de Heere.” “Bijbelkennis uitbreiden en samen praten over wat je leest en wat dat met je doet is mooi. Welke weg moeten we gaan als gezin?” “Een vast tijdstip samen met het gezin. Doordat we de hele Bijbel lezen, komen we ook ‘onbekende’ hoofdstukken tegen. Onze kinderen worden zo ook bekend met deze hoofdstukken en verkeren onder het Woord. Tegelijkertijd valt het niet altijd mee, mede doordat we grote en kleine kinderen hebben.”
Voorbeelden van categorie 4 -
-
“Bijbellezen is van grote waarde. Je krijgt vaak antwoord op vragen of gesprekken, zowel voor ons als ouders als de kinderen. We praten vaak met elkaar aan tafel over het gelezen gedeelte. Dat is fijn. Zo leren de kinderen er open over te praten. Ook leren ze de taal van de Bijbel en de kerk. Wij bidden, lezen en danken om de beurt. De kinderen worden hier dan onbevangen in en doen het ook als er anderen aan tafel zijn. Als vader er is, doet die het.” “Bijbel lezen met het gezin geeft soms stof tot praten en leidt ook wel eens tot discussie. Echter, soms is het ook wel tot troost!”
Voorbeelden van categorie 5 -
-
“Bijbellezen aan tafel geeft een vast ritme. We doen het gezamenlijk, indien mogelijk met het hele gezin, waarbij duidelijk naar voren komt dat de Bijbel vast onderdeel is van opvoeding en dat Bijbellezen voor het hele gezin van hoofdbelang is.” “We lezen op vaste tijden aan tafel. Dit geeft structuur aan het Bijbellezen op de dag, maar ook aan de maaltijd. Dat is fijn. ”
Voorbeelden van categorie 6 -
“Bagage om de hele dag mee te nemen. Bijbellezen aan tafel geeft me verrijking en verdieping in persoonlijke Bijbelkennis.”
32
-
-
“Gods Woord is de bron tot zaligheid. Het geeft richting aan ons denken ons doen en laten, kortom aan ons hele leven. Het Woord van God is het houvast in mijn leven. Het troost, bemoedigd en onderwijst. De waarde daarvan wil ik ook graag aan mijn kinderen doorgeven.” “Het Bijbellezen is de hele dag door mijn voedsel en gaat ook de hele dag met me mee tijdens mijn werk. Hier is het Bijbellezen aan tafel een gedeelte van.”
33
4. Methodebeschrijving kwalitatief onderzoek Deelnemers Aan dit onderzoek hebben in totaal 75 leden/doopleden (34 mannen, 41 vrouwen) deelgenomen uit de gereformeerde gemeenten van Barendrecht, Bodegraven, Elspeet en Kapelle-Biezelinge. De deelnemers werden ingedeeld in groepen op basis van leeftijd. In elke plaats waren drie groepen, namelijk jonger dan 25 jaar (25 deelnemers), 25-50 jaar (24 deelnemers) en ouder dan 50 jaar (26 deelnemers). De meeste deelnemers hadden middelbaar onderwijs (36 deelnemers) genoten gevolgd door HBO (24 deelnemers). Er waren 8 personen met een universitaire opleiding, 5 personen die lager beroepsonderwijs, VMBO of mavo hadden gevolgd en 1 persoon had slechts lager onderwijs. De meeste deelnemers waren gehuwd (47 deelnemers), maar er waren ook 26 personen ongehuwd. 1 persoon was weduwe/weduwnaar. 52 deelnemers gaven aan ervaring met Bijbelstudie te hebben. Het verschilde echter per persoon wat zij onder Bijbelstudie-ervaring verstonden. Om te onderzoeken of de groep representatief is voor de Gereformeerde Gemeenten is door de deelnemers de enquête ‘Bijbellezen’ ingevuld. Deze enquête is ook door een representatieve steekproef uit de Gereformeerde Gemeenten ingevuld, zodat een vergelijking kon worden gemaakt. Het bleek echter dat de groep niet representatief is voor het geheel van de Gereformeerde Gemeenten. Deelnemers uit de leesgroepen lezen significant vaker ’s morgens uit de Bijbel, gebruiken vaker de Herziene Statenvertaling, nemen vaker deel aan een Bijbelstudiegroep- of vereniging, hebben minder vaak een gezin met jonge kinderen, zijn vaker jonger dan 25 jaar en zijn hoger opgeleid dan de gehele populatie van de Gereformeerde Gemeenten. Waarschijnlijk komt dit doordat de deelname aan het project op vrijwilligheid berust. Procedure Allereerst werden de vier kerkenraden van de gereformeerde gemeenten (Barendrecht, Bodegraven, Elspeet en Kapelle-Biezelinge) benaderd door middel van een brief, waarin toestemming werd gevraagd om het onderzoek te mogen uitvoeren in de gemeente. Alle kerkenraden gaven hier toestemming voor. Vervolgens hebben de onderzoekers een brief opgesteld voor gemeenteleden waarin gevraagd werd of zij mee wilden doen aan het onderzoek. Gemeenteleden werden door middel van deze brief, e-mail of telefonisch benaderd. Er werd geprobeerd een heterogene groep te creëren (verschillende sekse, opleidingsniveau etc.). Een groep bestond uit minimaal vier en maximaal acht personen. In de brief werd al aangekondigd dat de groep het Bijbelgedeelte uit Lukas 15:11-32 zou bestuderen. Mensen die telefonisch werden benaderd, zijn hier echter niet altijd van op de hoogte gesteld. Sommige deelnemers waren dus voorbereid op het Bijbelgedeelte en sommige deelnemers niet. Er werden één of twee avonden belegd. De eerste avond werd een Bijbelgedeelte besproken aan de hand van vijf vooraf vastgestelde vragen, namelijk: 1. Begrijpt u alles in het gelezen gedeelte? Wat is onduidelijk? 2. Wat is de centrale boodschap van de tekst volgens u? 3. Met welke persoon in de gelijkenis identificeert u zich en waarom? Of, welke rol denkt u dat u zou hebben gespeeld als u een onderdeel van het verhaal was? 4. Welk specifiek gedeelte van het verhaal raakt u? Welke gedachten, herinneringen en ervaringen uit uw eigen leven doet de tekst die u leest oproepen? Waarom? 5. Wat is voor u de persoonlijke toepassing van dit tekstgedeelte?
34
Deze vragen zijn vooraf niet bekend gemaakt. Van deze bespreking werd een verslag gemaakt. De tweede avond werd dit verslag gelezen door de deelnemers en een enquête ingevuld. Als er geen tweede avond werd belegd, kregen de deelnemers het verslag en de enquête opgestuurd per post of mail. De Bijbelstudiegroep had een voorzitter en een notulist. De voorzitter en notulist kregen voorafgaande aan de Bijbelstudie instructie van de onderzoeker. Er werd gevraagd of er zo letterlijk mogelijk kon worden genotuleerd. In sommige leesgroepen namen de voorzitter en notulist wel actief deel aan de Bijbelstudie, maar in andere groepen deden zij niet inhoudelijk mee. De onderzoekers deden niet inhoudelijk mee met de Bijbelstudie. Wel waren zij aanwezig en hadden een observerende rol. De Bijbelstudies duurden ongeveer anderhalf à twee uur. Aan de deelnemers is toegezegd dat zij op de hoogte gesteld zouden worden van uitkomsten van het onderzoek. Uitkomsten worden na voltooiing van het onderzoek naar hen toegestuurd. Er zijn in elke gemeente drie deelnemers van de gemeente benaderd voor een aanvullend diepteinterview. In deze interviews werd gevraagd naar achtergrondinformatie: voorkennis van de gelijkenis van de verloren zoon, hoe de Bijbel wordt gelezen etc. Deze interviews werden gebruikt als ondersteunend materiaal. Analyse De leesverslagen zijn verwerkt in het programma Excel. De uitspraken van de deelnemers zijn apart in een Excel-document gezet en per uitspraak op inhoud gelabeld. De labels waren vooraf gemaakt aan de hand van een hermeneutisch model, voorgesteld door dr. J. H. van Doleweerd in zijn proefschrift ‘Viva Vox Deï’. Er werd een indeling van tekst, lezer en context aangehouden. De labels zijn diverse keren aangepast totdat ze onderling voldoende discrimineerden. Alle onderzoekers codeerden hun eigen leesverslagen en één leesverslag van een andere gemeente om betrouwbaarheid te kunnen meten. Na het vergelijken van leesverslagen bleek de overeenkomst zeer laag te zijn en is besloten om drie onderzoekers de leesverslagen gezamenlijk te laten coderen. Vijf leesverslagen zijn met drie onderzoekers gecodeerd, twee leesverslagen met twee onderzoekers en vijf leesverslagen zijn door één onderzoeker gecodeerd. De laatste vijf verslagen zijn gecodeerd na veelvuldig oefenen in het coderen. Tijdens het coderen van de eerste vijf leesverslagen zijn nog labels toegevoegd die relevant bleken te zijn. Voor de complete labels zie bijlage 3. Leesgroepen Het idee van de leesgroepen is ontleend aan het project intercultureel Bijbellezen, een programma wat is ontstaan op initiatief van de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam. De hermeneutische vooronderstelling is dat de lezer nooit neutraal kan lezen. Hij of zij brengt niet alleen een eigen levensverhaal mee, maar maakt ook deel uit van een bepaalde cultuur. Daarnaast is men van mening dat de tekst zelf ook niet neutraal is. Er vindt als het ware een ontmoeting plaats tussen tekst en lezer. De lezer bevraagt de tekst, maar de tekst bevraagt ook de lezer. Er is sprake van een echte dialoog. 71
71
Moolenaar, A. (2009). Intercultureel Bijbellezen, Werkmap toerusting kringleiders, Protestants Dienstencentrum Gelderland, Instituut voor gemeenteopbouw en theologie, Ede 35
Diepte-interviews Naast Bijbelleesgroepen zijn diepte-interviews afgenomen. Boeije (2005)72 geeft de volgende definitie van een interview: ‘Een interview kan worden beschouwd als een gespreksvorm waarin een persoon – de interviewer – zich bepaalt tot het stellen van vragen over gedragingen, opvattingen, houdingen en ervaring ten aanzien van bepaalde sociale verschijnselen, aan één of meer anderen – de participanten of geïnterviewde – die zich voornamelijk beperken tot het geven van antwoorden op die vragen.’ (Boeije, 2005, p.57). Volgens Fitzpatrick & Boulton (1994)73 is het gebruik van diepte-interviews vooral geschikt om complexe onderwerpen in kaart te brengen, om ideeën achter opvattingen te verkennen en om een nieuw onderzoeksterrein te verkennen. De diepte-interviews zijn dus uitermate geschikt om achtergronden van het onderwerp Bijbellezen te onderzoeken.
72
Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom Uitgevers
73
Fitzpatrick, R. & Boulton, M. (1994). Qualitative methods for assessing health care. Quality in Health Care, 3, 107-113.
36
5. Theoretisch kader: Gewenste verhouding tekst, lezer en context Bij het lezen van de Bijbel hebben we met drie belangrijke factoren te maken: de Bijbeltekst zelf, de Bijbellezer, die met zijn of haar eigen vragen de Bijbel leest en de context, de traditie en het kader waarin de Bijbel wordt gelezen. Deze drie factoren bepalen het omgaan met de Bijbel. Centraal voor het goede verstaan van de Bijbel is het werk van de Heilige Geest, die de Bijbel geïnspireerd heeft. We baseren ons hierbij op het model, beschreven door J.H. van Doleweerd in zijn dissertatie Viva Vox Deï74. 5.1 Hermeneutische driehoek
De samenhang tussen de tekst, lezer en context is niet te verbreken. Er zijn een aantal vooronderstellingen bij dit model: - Achter elk Bijbelgedeelte zit de goddelijke Auteur, Die door de Heilige Geest aanwezig blijft bij de tekst. De tekst kan hierdoor steeds nieuw zijn. - Het Woord van God is autopistos van karakter. Dat betekent dat de Bijbel op grond van haar eigen spreken het waard is en zich gelden laat om geloofd of vertrouwd te worden. - De tekst heeft een relatie met een werkelijkheid door de Auteur geschapen. Er is ondanks alle legitieme variatie in de uitleg ook een wezenlijke eenheid in de uitleg. - Deze tekst kan door mensen worden verklaard, geïnterpreteerd en toegepast in eigen leven, onafhankelijk van plaats of tijd. - De toepassende werking van Heilige Geest is noodzakelijk om de Bijbelse boodschap in haar volle betekenis te verstaan. 74
Doleweerd, J.H. van, Viva Vox Dei. Over de betekenis van de autopistie van de Schrift voor zending en Schriftuitleg in de gereformeerd bevindelijke traditie. Apeldoorn: de Banier 2012.
37
Niet alleen de Bijbeltekst en de historische en actuele context bepalen de uitleg, maar de lezer en de context samen in diep respect voor het Woord van God, zoals dat gewerkt wordt door de Heilige Geest. In dit model worden eenzijdigheden vermeden. Ongeoefende lezers worden niet aan zichzelf overgelaten. Ze hebben een plaats in de leestraditie van de kerk. Zo wordt de betekenis van de Bijbeltekst niet gelijk door hen gemanipuleerd. Dat betekent niet dat de historische en actuele kerkelijke context boven de Bijbel wordt gezet, want ook de context staat onder haar gezag. Hermeneutisch proces De lezer gaat door een hermeneutisch proces. Er is een ontmoeting tussen tekst, lezer en context. Belangrijk bij de uitleg is dat er eerst gelezen wordt wat er staat door aandacht te geven aan tekstkenmerken. De lezer besteedt echter ook aandacht aan zijn eigen waarden, overtuigingen en voorkeuren en confronteert de tekst met zichzelf. Daarna besteedt de lezer expliciet aandacht aan de context en de leestraditie van de kerk. Tenslotte wordt de balans opgemaakt. De Geest leidt tot toepassing en toe-eigening en waar de Geest ontbreekt, blijft de betekenis verborgen en wordt de tekst afgewezen. Achtereenvolgens zullen we nu de drie punten van de driehoek nader belichten. Daarbij zal steeds genoemd worden waar we in het onderzoek op gelet hebben. Te beginnen bij het thema: tekst. 5.2 Tekst De tekst is dus het Woord van God. We delen de factor tekst op in drie onderdelen: Observeren, interpreteren en toepassen. Het onderscheid tussen deze drie onderdelen is van belang, maar wel in een doorgaande beweging van observeren naar interpreteren naar toepassen. Het observeren zit vooral aan de tekstkant en het interpreteren en toepassen zit meer aan de lezerskant. De interpretatie en de toepassing van de tekst moeten zich altijd op de één of andere manier verhouden tot de mogelijkheden die in de tekst zelf gegeven worden. Observeren Met verklaren bedoelen we recht doen aan de oorspronkelijke betekenis van de tekst, passend in het geheel van de Schrift. Een verklarende exegese is als een fundament van het leesproces. Het is een ambacht: analytisch, methodisch, systematisch en controleerbaar. We hebben in ons onderzoek gelet op: het verwijzen naar de Griekse grondtekst, een letterlijke betekenis of andere vertaling en het noemen van de oorspronkelijke culturele context van de gelijkenis. Interpreteren Het interpreteren is de verbinding tussen het observeren en de toepassing. Hoe is deze boodschap bij de oorspronkelijke lezers geland? Zij haalt de tekst dichterbij in een actuele vertolking. Hierbij hoort ook het lezen van de tekst in de context van de hele Bijbel. We hebben hierbij gelet op: het uitleggen of vergelijken van delen van de gelijkenis, het beseffen dat het genre “gelijkenis” eigen uitlegregels heeft, het allegorisch uitleggen van de gelijkenis of delen ervan, het gebruiken van een deel of figuur uit de gelijkenis als analogie voor andere gebeurtenissen en het uitleggen van de gelijkenis in het kader van de heilsorde.
38
Toepassen Het toepassen gaat over het laten gelden van de inhoud van de tekst voor eigen leven. Onderdeel daarvan is het toe-eigenen. Het is het invoegen van de Bijbelse tekst in de tekst van eigen leven, door ze deel te laten zijn van het leven. Wezenlijk is hier de verlichting door de Heilige Geest. Die Geest laat het Woord autopistos zijn en brengt ook de verbinding met de lezer tot stand. Wij hebben gelet op: het verbinden van delen of figuren uit de gelijkenis met de levenservaring van de eerste lezers/hoorders van Lucas, het verbinden van delen of figuren uit de gelijkenis aan actuele levenservaringen, het verbinden van delen uit de gelijkenis aan geestelijke lessen, het verwoorden van toe-eigening van de tekst in eigen leven en het expliciet identificeren met een figuur uit de gelijkenis. 5.3 Lezer Veelzijdig lezen De lezer heeft een heel eigen plaats in het interpretatieproces ondanks de gevaren die eraan kleven. Daarbij moeten we bedenken dat de mens van nature het Woord van God in zijn diepere betekenis niet verstaat (1 Kor. 2:14). Er is ook het gevaar dat de lezer eigen interesses, verlangens e.d. inleest of projecteert tegenover en naast wat het tekstgedeelte zelf te zeggen heeft. Persoonlijke bevinding kan het gezichtspunt worden waaruit de Bijbel wordt gelezen en waaruit de tekst wordt beoordeeld op wat zij voor de lezer betekent. De lezer kan onbedoeld bemoedigd en versterkt worden. Dit kan voorkomen worden door de eigen interpretatie te confronteren met de tekst zoals die er staat en met de interpretatiegeschiedenis van de tekst. Als een leesproces door deze interactie wordt gekenmerkt dan worden onevenwichtigheden geneutraliseerd. De confrontatie met andere uitleggingen dwingt de lezer tot een nadere bezinning. Binnen confessionele grenzen zijn uitleggingen uit een andere cultuur waardevol. De lezer kan zodoende in aanraking komen met een uitleg die hij zelf over het hoofd zag of niet in staat was te zien. Hier blijkt de waarde van Bijbelstudie in kleine groepen. In het interactieproces tussen de lezer en de tekst zijn er twee eenzijdigheden waar de lezer op moet letten en moet proberen te voorkomen. Allereerst is er het eenzijdig toepassen van de kerkelijke traditie. Hij of zij is dan alleen op zoek naar het dogmatisch juiste. Daarnaast is er de psyche van de lezer, zijn eigen wereldbeeld wat bestaat uit eigen ervaringen, waarden, overtuigingen en voorkeuren. Als deze twee punten domineren dan projecteert de lezer zijn eigen behoeften en verlangens op de tekst. Opgedane Bijbelkennis is van invloed op het leesproces. Kennis over de tekst, de verbanden, de achtergronden zorgen dat er sneller recht gedaan wordt aan de tekst. Maar achtergrondkennis is geen voorwaarde voor de interpretatie en toepassing. Omdat de Schrift autopistos is, kan het ook zonder, maar er zal wel ontvankelijkheid voor de tekst moeten zijn en zelfkritiek ten opzichte van de eigen interpretatie. In het onderzoek hebben we gelet op: het stellen van eigen vragen aan de tekst, het expliciet reflecteren op de letterlijke tekst, het herkennen van situaties uit het dagelijks leven en het zien van lessen voor het dagelijks leven, het geraakt worden door een element uit de gelijkenis en het reflecteren op de beleving van thema’s die ter sprake kwamen. Onderworpen aan de Schrift De lezer is onderworpen aan de Schrift. De lezer moet bekwaam gemaakt worden om de Schrift te lezen, daarnaast is bekering en verlichting nodig. De Auteur van de Schrift zelf is het die deze zaken kan schenken. De Schrift is dus zelf noodzakelijk om tot een juiste 39
leeshouding te komen. We hebben hierbij gelet op: het tonen van besef dat de les van de gelijkenis in praktijk gebracht moet worden, het noemen van de noodzaak van persoonlijke beleving en het doen van uitspraken die verwijzen naar het gezag van het Woord. Cultureel referentiekader De autopistie werkt door vanuit de Schrift naar de lezer en de context. De mens wordt in zijn eigen levensomstandigheden aangesproken. Dat betekent dat de eigen omstandigheden een rol spelen bij de interpretatie en toepassing. De Schrift zou anders nooit betekenisvol in het leven van de lezer kunnen zijn. De uitleg kan afhankelijk van de omstandigheden soms verschillend uitpakken ondanks de eenheid. Deze contextualiteit is een verrijking en een uitdrukking van de grote rijkdom van Woord en Geest. Hierbij hebben we gelet op: het doen van uitspraken waarin eigen overtuigingen, waarden en voorkeuren voorkomen die niet uit de letterlijke tekst zijn af te leiden, het doen van uitspraken die gestempeld worden door het postmoderne levensgevoel en het in verband brengen van persoonlijke levensomstandigheden/geloofservaringen met figuren of omstandigheden in de tekst. 5.4 Context De kerk als leesgemeenschap Als we hier spreken over de kerk, gaat het niet om de kerk als organisatie, maar om de kerk als gemeenschap van gelovigen rondom het Woord. Omdat er een levensband is tussen het Woord, de Geest en de lezers, is zowel de historische als de actuele leesgemeenschap van belang. Niemand kan de Bijbel voor het eerst lezen en doen alsof hij of zij de eerste is. We hebben in ons onderzoek gelet op: het noemen van de actuele uitlegtraditie (bijv. dominee, catechisatie), het gebruiken van geijkte uitdrukkingen, het verwijzen naar het dogmatisch referentiekader, het noemen van elementen buiten de actuele leestraditie en het noemen van elementen uit andere leestradities zoals bijvoorbeeld (bijvoorbeeld Henri Nouwen en Tim Keller). De confessionele erfenis Het belijden van de kerk is in de bevindelijk gereformeerde traditie altijd gezien als ‘het amen’ van de kerk op het geopenbaarde Woord van God. De kerk heeft samengevat hoe de boodschap van de Schrift door de eeuwen is verstaan. De belijdenisgeschriften van de kerk mogen niet genegeerd worden, zij zijn onderdeel van de historische en actuele interpretatiegemeenschap. De bediening van de Heilige Geest zou genegeerd worden. Belijdenissen zijn echter niet canoniek en staan in principe open voor aanvulling. We hebben gelet op: het noemen van de Drie Formulieren en op het noemen van andere belijdenisgeschriften (oecumenische belijdenissen, Westminster Confessie, etc.) Historische en gereformeerde uitlegtraditie De leesgemeenschap is nodig voor het vaststellen van de geldigheid en de juistheid van de uitleg. Blijft deze toetsing achterwege, dan kan men snel vallen in de eenzijdigheid van alleen tekst en lezer. Het geloof van nieuwe christenen wordt versterkt door het getuigenis van christenen over hoe de Bijbel hen heeft aangesproken en onderwezen. De uitleg binnen de kerk door de eeuwen heen is geleid door de Heilige Geest. De traditie als uitleg van de Schrift is daarom voluit een volwaardige ‘gesprekspartner’ in het hermeneutisch proces.
40
Dat de Schrift autopistos is, moet een stimulans zijn om bij het huidige lezen van de Schrift de stemmen uit andere contexten en het verleden in te brengen. ‘Het kan wat lijden, de Schrift zet zichzelf door’, al weet de Bijbel er ook van dat mensen de Schriften verdraaien tot hun eigen verderf (2 Petr. 3:16). Hierbij hebben we gelet op: het verwijzingen naar bronnen uit de gereformeerde orthodoxie (Reformatie, Nadere Reformatie), het verwijzing naar de Kanttekeningen en het verwijzen naar de puriteinse traditie (Matthew Henry, etc.).
41
6. Resultaten Kwalitatief onderzoek In vier gereformeerde gemeenten lazen in totaal 12 leesgroepen Lukas 15:11-32. Notulisten maakten verslagen van de gehele bijeenkomsten. Deze verslagen vormen het analysemateriaal voor het kwantitatieve onderzoek. Daarnaast zijn diverse diepteinterviews afgenomen. Deze gebruikten wij om de resultaten uit de leesgroepen te verrijken. Uitspraken in de verslagen van de leesgroepen labelden wij, om op deze wijze uitspraken te categoriseren. Op deze wijze bekeken wij bijvoorbeeld in hoeverre er aandacht is voor de tekst, voor de belijdenisgeschriften, voor de persoonlijke beleving, etc. Wij beschikken ook over diverse gegevens van de deelnemers uit de leesgroepen, namelijk: kerkelijke gemeente, geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleidingsniveau en Bijbelstudieervaring. Door het combineren van de uitspraken met deze gegevens is het mogelijk om te beoordelen of bovengenoemde punten invloed hebben op de uitspraken die deelnemers doen. Hieronder volgt eerst een verslag van de opvallende punten in de verslagen van de leesgroepen in het algemeen. Vervolgens geven wij weer wat opvalt als wij bovengenoemde invloeden (kerkelijke gemeente, geslacht, etc.) nader bekijken. 6.1 Opvallende punten in het algemeen De uitspraken in de verslagen van de leesgroepen zijn ingedeeld in categorieën. In onderstaande geven wij een analyse van de opvallende punten wanneer wij de verdeling van de uitspraken over de categorieën bekijken. Evenwichtiger aandacht voor de tekst noodzakelijk Er is in de verschillende groepen aandacht geweest voor de tekst zoals die er staat. Dit wordt duidelijk door verwijzingen naar de Griekse grondtekst, letterlijke betekenis of andere vertaling. Er wordt Schrift met Schrift vergeleken om de tekst beter te begrijpen. Zoals bijvoorbeeld: ‘Het is feest in de hemel als één van de zondaren zich tot God bekeerd. Er is blijdschap in de hemel. Meer blijdschap om één rechtvaardige die zich bekeerd dan 99 rechtvaardigen die de zaligheid niet nodig hebben.’ De oorspronkelijke context van de gelijkenis komt regelmatig aan de orde. ‘In die tijd was het mogelijk gebruikelijk om een gedeelte van de erfenis op te eisen voor het overlijden van de vader.’ Om de tekst nog beter te begrijpen kan het goed zijn om in de huid van de eerste lezers/hoorders van Lucas te kruipen en vanuit dat oogpunt de tekst te bezien. Zo kunnen delen of figuren uit de gelijkenis verbonden worden aan levenservaringen van de eerste lezers/hoorders. Slechts in drie uitspraken komt dit naar voren. Als voorbeeld één van de drie: ‘Ze hadden veel regeltjes die Farizeeën, maar misschien moesten ze meer leren van de giften van de Vader te leven.’ Toe-eigening nauwelijks verwoord in groepen Relatief vaak worden delen uit de gelijkenis verbonden aan geestelijke lessen. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Voor iedereen is er vergeving mogelijk’, ‘Hoe diep ook gevallen, voor God nooit te diep. Je hebt geen rechten als je als oudste zoon hebt geleefd. Het gaat om het hart.’, ‘De grootste van alle zondaren te mogen worden’ en ‘De hemelse Vader heeft een volheid die nooit te ledigen is.’ Toe-eigening van de tekst in eigen leven wordt echter nauwelijks verwoord. Van de tien uitspraken die gedaan zijn valt de voorzichtige wijze van bewoording op en het spreken in 42
de tweede persoon. In het volgende voorbeeld wordt indirect iets over het eigen geloofsleven verteld: ‘Verloren zoon ben je steeds opnieuw, niet één groot verhaal. Het gebeurd ook kleiner en vaker. (Op de vraag met wie ze zich het beste kan identificeren) Eerst als de oudste, maar deze komt niet tot inkeer.’ Een ander voorbeeld waaruit de voorzichtigheid blijkt: ‘Het kan ook wel eens tot bemoediging en vertroosting zijn dat de Heere werkt en doorgaat met Zijn werk. Je bent dan wel bang dat je er zelf tussen zit.’ In de leeftijdsgroep 25-50 jaar in Barendrecht ontstaat er een gesprek over dit onderwerp. Mogelijke oorzaken komen aan de orde. J: het kan wel voorkomen dat je in een Bijbelstudie een persoonlijk stukje kan delen. Maar je komt niet met het idee om even te vertellen hoe het met je persoonlijk is. Vers 17 t/m 20. Gedachten, herinneringen, ervaringen zijn er heel veel, maar ik vind dit moeilijk om te gaan delen. VZ: dat geeft niks. K: Misschien te weinig doorbrekend werk, een arme tobber komt niet verder. Misschien zijn we te beschaamd. De schroom, de angst. Ik zou het toch wel graag willen horen en stiekem graag willen vertellen. Maar daarna komen de aanvechters misschien weer. … P: Niet iedereen hoeft te spreken natuurlijk. Als je de mensen niet kent, is het lastig. K: Soms verlang je er wel eens naar om persoonlijke dingen te horen, ook op Bijbelkring bijvoorbeeld. P: Hoe komt het dan dat we het lastig vinden? Daar sluit ik mezelf bij in hoor. Dat is volgens mij een kernvraag.
In de diepte-interviews wordt bijna aan het einde de volgende persoonlijke vraag gesteld: Hoe gaat u om met spanningen die u ervaart tussen Gods Woord en de dagelijks praktijk in uw leven? Een antwoord op deze vraag: ‘Die spanning is er niet altijd. Het komt voor dat ik denk dit stemt 100% met elkaar overeen, dit stukje is voor vandaag. Als er spanning is dan lees je de Bijbel niet goed. Er staat bid en u zal gegeven worden. God liegt niet. De spanning begrijp ik wel als het gaat over het bevel: ‘Zijt heilig want ik ben heilig’. Maar ook deze spanning mag je bij God neerleggen. Er staat ook: ‘Gij zijt in Hem volmaakt’.’ Het ijs is gebroken en een één op één gesprek is mogelijk veiliger dan spreken in een groep. Het lijkt erop dat er makkelijker over toe-eigening gesproken wordt dan in de groep. Over een crisisperiode in het leven van een geïnterviewde zegt ze ‘… toch geloof ik dat God d.m.v. deze Bijbeltekst tot me gesproken heeft. Belevingszaken geven gespreksstof Opvallend vaak reflecteert de lezer op de beleving van thema’s die ter sprake komen. Het valt op dat belevingszaken gespreksstof geven. Er wordt op elkaar gereageerd en vaak nog even doorgesproken. Een voorbeeld van zo een gesprek is het volgende:
43
- Maar die lauwe mens moet soms heel veel aan besteed worden om de ogen te openen. + Als ik over mensen praat die altijd naar de kerk gaan en altijd de Bijbel hebben, er is zoveel gewoonte ontstaan, er moet zoveel gebeuren voordat ze zien wie God de Vader is. Het beeld is zo strak soms. De jongste…verliest alles en ziet. De oudste: lauwheid is erg, erger dan de jongste zelf. Maar de jongste die weet wat ie mist en komt terug. - Maar zijn die er veel? Is dat de gebruikelijke gang van zaken? Maar er is veel lauwheid. Zouden er niet evenveel lauwe mensen zijn als mensen als de jongste zoon, die onder het verbond leven, die onder de preek leven? + Dat is lastig. Mensen die weggaan, die letterlijk van de kerk weggaan. Het is dan niet in percentages te zeggen. Als je vanuit kerkmensen, lauwe mensen denkt. Het is ook geen vast gegeven. Een ander voorbeeld: - Maar als zondaar in eigen beleving valt hij steeds weer terug. + Je kunt het ook zien als bekering elke keer opnieuw. - In de 1e bekering kun je niet voorstellen dat je weer alles er door brengt.
Persoonlijke levensomstandigheden vaak ingebracht Kijken we naar het cultureel referentiekader, dan worden vaak persoonlijke levensomstandigheden genoemd. Duidelijk blijkt uit de volgende voorbeelden dat de mens in zijn eigen levensomstandigheden aangesproken wordt. ‘Ik heb precies deze situatie want bij ons in het werk is het ook zo gegaan. Want een zoon is uit het bedrijf gegaan en eist de helft op.’, ‘Ik heb zelf geen vader gekend. En bij deze gelijkenis komt het verlangen boven om zelf een vader te hebben die met verlangen naar je uit kijkt.’ De eigen omstandigheden kunnen dus een rol spelen bij de interpretatie van de gelijkenis. Grote plaats voor kerk als leergemeenschap De kerk als leergemeenschap neemt een grote plaats in. Zo wordt er verwezen naar de actuele uitlegtraditie (bijv. dominee of catechisatie) en het dogmatisch referentiekader. Een voorbeeld hiervan is: (over de Farizeeën) ‘Waar plaats je ze in het verbond? Wel mensen die dagelijks met woord in aanraking waren. Maar ze kunnen ook bekeerd zijn geweest.’ Relatief vaak worden geijkte uitdrukkingen gebruikt. Bijvoorbeeld: ‘God heeft het behoud op het oog.’ en ‘Het is een totaal afgesneden zaak als zondaar zijnde’. Weinig aandacht voor belijdenisgeschriften De belijdenisgeschriften worden nagenoeg niet genoemd. Slechts 4 uitspraken gaan over de confessionele erfenis, waarvan er 3 gaan over de trits: ellende, verlossing, dankbaarheid. Een voorbeeld: ‘Het valt me op hoeveel er eigenlijk in deze gelijkenis verborgen is, het is een samenvatting van de ellende, verlossing en dankbaarheid’. Blijkbaar is men niet gewend om de belijdenisgeschriften aan te halen in een Bijbelstudie. Uitlegtradities nagenoeg niet aangehaald Het aanhalen van historische en gereformeerde uitlegtradities wordt nagenoeg niet gedaan.
44
6.2 Invloed van kerkelijke gemeente Gegevens van de deelnemers aan de leesgroepen zijn te combineren met de tijdens de leesgroepen gedane uitspraken. In onderstaande geven wij een analyse van de invloed van de kerkelijke gemeente op de uitspraken van de deelnemers. Invloed kerkelijke gemeente vraagt vervolgonderzoek Er wordt vergeleken tussen de gemeenten Barendrecht, Bodegraven, Elspeet en KapelleBiezelinge. De indruk is dat in hoofdlijnen de uitkomsten overeenkomen, maar dat in de gemeentes verschillende accenten worden gelegd. Hieronder twee voorbeelden van deze accentverschillen: In Elspeet worden vaker dan in de andere gemeenten uitspraken gedaan die verwijzen naar de noodzaak van persoonlijke beleving. ‘De tekst kan wel duidelijk zijn, maar in hoeverre kun je het als mens helemaal begrijpen?’, ‘Ik denk dat het beleefd moet worden’ en ‘De persoonlijke toepassing is denk ik dat we het verstandelijk allemaal zo goed weten, maar dat we echt moeten inzien dat we zondaar zijn. De centrale boodschap die mensen verwoorden bevat ook vaker ervaringskenmerken. Voorbeelden: ‘Er is altijd een weg terug, ook al heb je gezondigd. Ook is vroom en netjes leven niet genoeg.’ en ‘Dat je in genade aangenomen kunt worden ondanks dat je alles erdoor gebracht hebt.’ Ook in een diepte-interview komt dit punt ter sprake. Op de vraag of de geïnterviewde het moeilijk vindt om te begrijpen wat er in de Bijbel staat, wordt geantwoord: ‘Soms. En ik geloof ook dat er nog onderscheid is tussen met je verstand begrijpen en beleven.’ In Kapelle-Biezelinge wordt in elke leeftijdsgroep het boek van Henri Nouwen aangehaald. Ook wordt Tim Keller aangehaald. In de andere gemeenten zien we dit nauwelijks. Een aantal voorbeelden van de wijze van aanhalen: ‘Ik heb wel eens een boek van Henri Nouwen gelezen en daar kwam het geloof ik goed met die oudste zoon. In preken soms wel en soms niet. Je weet het niet.’ En: Op de vraag aan A wat de centrale boodschap van de tekst is wordt geantwoord ‘ de vrijgevige God’. B reageert daar verrast op door de naam ‘Keller’ te noemen. 6.3 Invloed van geslacht Als we de uitspraken van vrouwen vergelijken met uitspraken van mannen, valt op dat vrouwen verhoudingsgewijs meer dan mannen uitspraken deden die betrekking hebben op de lezer zelf in het interpretatieproces. Bij uitspraken waarin de lezer zelf in het interpretatieproces een rol speelt, valt te denken aan veelzijdig lezen, besef van onderworpenheid aan de Schrift en uitspraken vanuit het eigen cultureel referentiekader. Het verschil tussen mannen en vrouwen valt echter weg als de afzonderlijke categorieën vergeleken worden die betrekking hebben op de lezer zelf in het interpretatieproces. De verschillen zijn te klein om betrouwbare uitspraken te doen.
45
6.4 Invloed van leeftijd Gegevens van de deelnemers aan de leesgroepen zijn te combineren met de tijdens de leesgroepen gedane uitspraken. In onderstaande geven wij een analyse van de invloed van leeftijd op de uitspraken van de deelnemers. Minder reflectie op beleving van thema’s bij 50+ deelnemers De groep ouder dan vijftig jaar reflecteert bijna niet op beleving van thema’s die ter sprake komen. Alleen in de gereformeerde gemeente van Bodegraven wordt regelmatig gereflecteerd op thema’s die ter sprake komen. In Elspeet gebeurt dit twee keer en in Kapelle-Biezelinge en Barendrecht helemaal niet. Wat precies wordt bedoeld met reflectie op een thema wat ter sprake komt staat hieronder geïllustreerd met drie voorbeelden: Een voorbeeld uit een groep in de leeftijd 25 tot 50 jaar: “G Vraagt zich af hoe het mogelijk is dat de vader de jongste zoon met zijn geld liet gaan om te gaan zondigen. P: Hoe zou je dat met je eigen kinderen doen?”
Een ander voorbeeld uit een groep in de leeftijd 25 tot 50 jaar: A: Ze zeggen wel eens dat het goed is om verdrukt te zijn geweest. Soms vraag ik me dat wel eens af. Soms zie je wel eens mensen zeggen dat het wel eens goed voor iemand zou zijn als die verdrukking zou hebben. Vind ik lastig. B: God weet wat mensen nodig hebben. C: Ik vind dat het wel wezenlijk is. D: Pas las ik ergens waarom Zeeland ontkerkelijkt. Vanwege luxe.
Een voorbeeld uit een groep in de leeftijd jonger dan 25 jaar: Hoe moet in vers 17 ‘en tot zichzelf gekomen zijnde’ uitgelegd worden? Zien dat het helemaal niets wordt. Al die tijd heb je in een roes geleefd. Dan wordt hij opeens wakker. Maar als je dit nu los ziet van de jongste zoon, wat betekent dit voor jezelf? G: balans opmaken van je leven. M: als alles goed gaat heb je God niet nodig. Op het punt dat je niets meer hebt, dan ga je God zoeken. Maar dat zou ook moeten als het goed gaat dat je tot jezelf inkeert. B: naar jezelf kijken. J: het stellen van vragen aan jezelf.
Aandacht voor ontvangsttraditie bij 50+ deelnemers Leeftijd lijkt een belangrijke factor te zijn die verschillen naar voren laat komen in het doen van Bijbelstudie. Het opvallende is dat de groep ouder dan vijftig jaar veel vaker uitspraken doet die met de context (ontvangsttraditie) te maken hebben dan de andere twee leeftijdscategorieën. Dit zegt iets over zowel de oudere groep als over de twee jongere groepen. Het zou kunnen dat deelnemers jonger dan 50 jaar de betekenis van de tekst belangrijker vinden dan de
46
context, terwijl ouderen vaker de ontvangsttraditie betrekken bij het doen van Bijbelstudie dan jongeren. Een deelnemers uit de leeftijdsgroep jonger dan 25 jaar geeft aan in het diepte-interview dat hij vooral de uitleg van de tekst belangrijk vindt. En hij geeft ook aan dat hij de nadruk zou willen leggen op de letterlijke betekenis. Daaruit kunnen dan lijnen getrokken worden naar het geestelijke. Een andere jongere uit die groep verwoord in het diepte-interview het volgende: “Ik vind het belangrijk dat een tekst uitgelegd wordt. Ik vind eigenlijk drie dingen belangrijk: dat de tekst uitgelegd wordt, dat daarin ook toepassing gemaakt wordt, beetje algemene boodschap van genade en vergeving, en dat er ook uit die tekst praktische dingen worden gehaald hoe je moet leven en wat het inhoudt voor je daden. Ik vind dat de boodschap heel belangrijk is, maar niet dat je bij alle teksten dezelfde preek kunt houden, dus dat er ook uitgelegd wordt wat specifiek is aan die tekst, de achtergrond van de tekst enz.” Een deelnemer uit de leeftijdsgroep ouder dan 50 jaar geeft in het diepte interview aan dat hij meer de nadruk zou willen leggen op de boodschap: “De boodschap vind ik het belangrijkste. Tekstuitleg is ook mooi, maar dat kan zo breed, dan gaat het erom: wat is de kern? De boodschap neem je mee. Brede uitleg kun je niet onthouden.” Een andere deelnemer uit die groep zegt: “Dat de tekst uitgelegd wordt en ook geestelijk toegepast wordt. Omdat van de toepassing alles afhangt. Alleen met je verstand weten is niet genoeg.” Naast wat de jongeren en ouderen aangeven als datgene wat ze belangrijk vinden, zou het kunnen zijn dat de ouderen meer vertrouwd zijn en meer verworteld met de ontvangsttraditie van de kerk. Daarnaast is het aannemelijk dat zij meer gelezen hebben dan de jongeren. Mogelijk verwoorden zij daarom de boodschap in termen van die traditie, of om de boodschap in te kaderen in de bekende traditie. Het valt met name op dat deelnemers in de leeftijdsgroep ouder dan 50 jaar vaker geijkte uitdrukkingen gebruiken dan de andere leeftijdscategorieën. Met geijkte uitdrukkingen wordt bijvoorbeeld bedoeld: “Die uitspraak laat al wat zien dat het hier geen ‘Hosanna’ is, ‘hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?’ Dat is onmogelijk bij ons vandaan. Als de Heere in je leven komt, ga je zien wat je nog nooit gezien hebt: zonde.” En: “Dat de Heere het verlorene zoekt, we liggen allemaal verloren.” Deelnemers in de leeftijdsgroepen jonger dan 25 jaar gebruiken minder vaak geijkte uitdrukkingen, toch komen deze ook voor tijdens de Bijbelstudies. Bijvoorbeeld: “Verloren gaan wordt niet door God toegestaan als de zondaar zelf zijn vonnis onderschrijft.” 6.5 Invloed van burgerlijke staat Wat betreft de burgerlijke staat van de deelnemers is er een verdeling gehuwd, ongehuwd en weduwe/weduwnaar gemaakt. In de verschillende Bijbelstudiegroepen is de verdeling als volgt: gehuwd 47 personen, ongehuwd 26 personen en weduwe/weduwnaar 1 persoon. Omdat de categorie weduwe/weduwnaar maar uit 1 persoon bestaat, wordt deze categorie buiten beschouwing gelaten. Bij de groep ongehuwd zijn 22 van de 26 personen afkomstig uit de leeftijdsgroep jonger dan 25 jaar. De invloed van leeftijd op burgerlijke staat is in ons onderzoek dus zo groot dat bij de bespreking van de resultaten geen uitspraken kunnen worden gedaan over burgerlijke staat als afzonderlijke factor. 47
6.6 Invloed van opleidingsniveau Gegevens van de deelnemers aan de leesgroepen zijn te combineren met de tijdens de leesgroepen gedane uitspraken. In onderstaande geven wij een analyse van de invloed van opleidingsniveau op de uitspraken van de deelnemers. Voor het opleidingsniveau van de deelnemers hanteren wij de volgende indeling: Fig. 41: Aantal deelnemers naar opleidingsniveau
5.Universiteit 4.HBO
3.Middelbaar onderwijs (ULO, HBS, Havo, VWO, MBO) 2. Lager beroepsonderwijs, VMBO, MAVO 1. Lager onderwijs 0
10
20
30
40
Er is slechts 1 deelnemer met het opleidingsniveau lager onderwijs. Vandaar dat wij dit opleidingsniveau niet meenemen in de bespreking van de resultaten. Lager opgeleiden hebben minder aandacht voor de tekst Opvallend is dat deelnemers met het opleidingsniveau ‘Lager beroepsonderwijs, VMBO, MAVO’ minder vaak uitspraken doen die betrekking hebben op de tekst en vaker uitspraken die betrekking hebben op de context/ ontvangsttraditie ten opzichte van deelnemers met andere opleidingsniveaus. De kanttekening bij deze gegevens is dat deze groep slechts 5 personen betreft. Toch is hieruit mogelijk af te leiden dat lageropgeleiden meer leunen op de ontvangsttraditie dan hogeropgeleiden. De vraag is dan welke ontvangsttraditie. Het betreft dan met name uitspraken die verwijzen naar de kerk als leergemeenschap. Bovendien lijkt het erop dat zij vaker geijkte termen gebruiken. Een voorbeeld hiervan is: ‘dan is het onmogelijk om te blijven zoals je bent. Er is hoop voor een wegloper en voor een goddeloze doorbrenger. Dat is ons aller beeld: uit het paradijs weggelopen om nooit meer terug te komen.’ Hoger opgeleiden gebruiken weinig geijkte termen Opvallend is dat deelnemers met een opleidingsniveau ‘HBO’ en ‘Universiteit’ weinig uitspraken doen die betrekking hebben op de context. Er zijn geen uitspraken van universitair opgeleiden die gecodeerd zijn als ‘geijkte termen’. Bij HBO’-ers zijn er wel een paar uitspraken die berusten op geijkte termen, deze zijn vooral afkomstig van twee deelnemers. Een voorbeeld van zo’n uitspraak is: ‘Na ontvangen genade is de mens een tweemens’.
48
Een ander opvallend punt is dat universitairen veel vaker observeren en verklaren. Kanttekening hierbij is dat al deze uitspraken afkomstig zijn van 2 personen uit KapelleBiezelinge. Een voorbeeld van zo’n uitspraak is: ‘Schoenen zijn voor ons heel gewoon maar toen misschien iets bijzonders.’ 6.7 Invloed van Bijbelstudie ervaring Gegevens van de deelnemers aan de leesgroepen zijn te combineren met de tijdens de leesgroepen gedane uitspraken. In het onderstaande geven wij een analyse van de invloed van Bijbelstudie ervaring op de uitspraken van de deelnemers. In de verschillende bijbelstudiegroepen is van de 74 personen bekend dat 52 (70%) personen Bijbelstudie ervaring hebben en 22 (30%) niet. Het is echter belangrijk om vooraf een kanttekening te maken. De deelnemers aan de Bijbelstudiegroepen hebben de vraag gekregen of zij Bijbelstudie ervaring hebben, zonder dat er een scherp omlijnde definitie van dat begrip gegeven is. De mate van Bijbelstudie ervaring kan bij ‘ja’ in grote mate uiteenlopen. Ook kan het lang geleden zijn dat men Bijbelstudie deed. Bij het beoordelen van de invloed van Bijbelstudie ervaring op het Bijbellezen dienen wij deze kanttekening in gedachten te houden. Beginners meer ervaring opdoen met observeren en verklaren Opvallend is dat personen met Bijbelstudie ervaring relatief meer observeren en verklaren dan personen zonder Bijbelstudie ervaring. Het lijkt erop dat het verschil vooral zit in het aandeel uitspraken waarbij de deelnemer verwijst naar de Griekse grondtekst, een letterlijke betekenis of andere vertaling. Hierbij kunnen wij denken aan uitspraken als: ‘Zullen we per vers langslopen. Ik vroeg me bij vs. 18 af er staat ‘tegen de hemel en voor u’ waar zou hij dan op doelen? Waarom zegt hij niet dat hij tegen de vader gezondigd heeft. Of zou hij er op doelen dat hij heel zondig geleefd heeft?’. Of zoals: ‘Gerard vraagt zich af hoe het mogelijk is dat de vader de jongste zoon met zijn geld liet gaan om te gaan zondigen’. Op basis van de uitspraken van personen zonder Bijbelstudie ervaring lijkt het dat zij minder aandacht hebben voor het observeren en verklaren van de tekst die tijdens de Bijbelstudie besproken wordt. Veelzijdig lezen ook voor beginners van waarde Uitspraken van personen met Bijbelstudie ervaring geven aan dat zij veelzijdiger lezen, dan personen zonder Bijbelstudie ervaring. Wanneer wij dat nader onderzoeken, dan valt met name op dat de personen met Bijbelstudie ervaring over het algemeen vaker reflecteren op beleving van thema’s die ter sprake komen, dan personen zonder Bijbelstudie ervaring. Een deelnemer reflecteerde bijvoorbeeld op de betekenis van de ring. Een andere deelnemer zei vervolgens: ‘een mens moet eerst alles verliezen. Maar wat zou je kunnen verliezen in 2013? Wat zou kunnen? Het verliezen van zekerheden’. Hieruit mogen wij concluderen dat over het algemeen mensen met Bijbelstudie ervaring meer reflecteren op de thema’s die ter sprake komen, dan personen zonder Bijbelstudie ervaring.
49
Vanuit de tekst naar de ontvangsttraditie Het is opvallend dat personen zonder Bijbelstudie ervaring relatief meer uitspraken doen die verwijzen naar de ontvangsttraditie dan mensen zonder Bijbelstudie ervaring. Het verschil lijkt met name te zitten in uitspraken die te kwalificeren zijn als geijkte uitdrukkingen en als dogmatisch referentiekader. Een deelnemer zei bijvoorbeeld: ‘we kunnen nooit teveel om ontdekkend licht vragen. Als wij worden wie wij zijn, wordt de Heere wie Hij is’. Dit is een geijkte uitdrukking. De vraag is of de persoon uit eigen beleving spreekt of de leestraditie naspreekt. Een andere deelnemer zei: ‘het kan toch ook niet meer, het is een totaal afgesneden zaak als zondaar zijnde’. Naast geijkte uitdrukkingen deden mensen zonder Bijbelstudie ervaring meer uitspraken die gebaseerd zijn op een dogmatisch referentiekader. Denk daarbij aan uitspraken als: ‘de rechtvaardige zal door het geloof leven. Maar er zijn wel ‘op en neers’ natuurlijk. De rechtvaardige is degene die vrijgesproken is van zonde en schuld’. Of een uitspraak als: ‘Het is een groot wonder als God je jezelf leert kennen als een onwaardige, een ongelukkige’. De vraag is wat de oorzaak is dat personen zonder Bijbelstudie ervaring relatief meer uitspraken doen die verwijzen naar de ontvangsttraditie dan personen met Bijbelstudie ervaring. Mensen met Bijbelstudie ervaring lijken de passage in te passen in kaders die berusten op tekstkenmerken. Mensen zonder Bijbelstudie ervaring passen de passage meer in traditionele dogmatische kaders. Zij lijken minder bedreven te zijn in het formuleren van kaders vanuit de tekstkenmerken en daardoor terug te vallen op traditionele kaders. In de diepte-interviews blijkt dat de geïnterviewden veelal gebruikmaken van hulpmiddelen bij het Bijbellezen. Personen noemen vaak de kanttekeningen en Matthew Henry. Ook Leren & Leven noemen meerdere geïnterviewden als hulpmiddel. Dit draagt bij aan het beter verstaan van de tekst en daarmee ook het formuleren van kader vanuit de tekstkenmerken.
50
7. Discussie kwantitatief onderzoek Uit analyse van de kwantitatieve onderzoeksgegevens blijkt dat opleidingsniveau een belangrijke rol speelt in het Bijbelgebruik van mensen in de Gereformeerde Gemeenten. We zagen dat mensen met een hoger opleidingsniveau vaker voor zichzelf uit de Bijbel lezen. Ze nemen vaker deel aan Bijbelstudiegroepen, Bijbelkringen of verenigingen waarop de Bijbel bestudeerd wordt. Ze doen vaker Bijbelstudie en ervaren vaker geestelijke verrijking dan mensen met een laag opleidingsniveau. Ze verwerken gelezen Bijbelgedeelten actiever in dankgebeden en avondsluitingen. Ze maken bij onduidelijkheden vaker gebruik van aanvullende bronnen, leggen moeilijkheden uit aan gezinsleden aan tafel en gebruiken vaker de Herziene Statenvertaling. Het is duidelijk dat hoogopgeleiden actiever zijn in hun omgang met de Bijbel op het gebied van persoonlijke, maar ook georganiseerde, Bijbelstudie, raadpleging van andere Bijbelvertalingen of aanvullende bronnen en verwerking van de Bijbelgedeelten. De achterliggende decennia zijn, ook in de Gereformeerde Gemeenten, steeds meer jonge mensen hoog opgeleid. Er is dan ook een sterk negatief verband waarneembaar tussen leeftijd en de hierboven beschreven invloed van opleidingsniveau. Oudere mensen zijn duidelijk minder hoog opgeleid dan jongeren. Het is daarom niet verwonderlijk dat wat geldt voor opleidingsniveau grotendeels ook geldt voor leeftijd. We zagen dat jongere mensen duidelijk vaker persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel lezen, vaker deelnemen aan Bijbelstudiegroepen en de HSV gebruiken, dan oudere mensen. Tegelijkertijd lezen zij tijdens het Bijbellezen aan tafel kleinere gedeelten. Er is een sprake van een generatieverschil. Ouderen, die dus vaker een laag opleidingsniveau hebben, zijn van jongs af gewend hele hoofdstukken aan tafel uit de Bijbel te lezen en lezen vaak een dagboek bij de Bijbel. Zij zijn duidelijk niet gewend aan het doen van persoonlijke of georganiseerde Bijbelstudie. Ze lezen minder vaak in de Bijbel op momenten naast de vaste maaltijdmomenten. Daardoor gebruiken zij automatisch minder vaak aanvullende bronnen (commentaren, Studiebijbel, kanttekeningen, e.d.) naast de Bijbel of andere vertalingen zoals de Herziene Statenvertaling. Zij doen minder moeite om moeilijke woorden uit te leggen (vinden dat wellicht ook een te zware opgave) en zijn positiever gestemd over de persoonlijke relevantie van de door hen gehoorde preken in de Gereformeerde Gemeenten. Het is goed mogelijk dat ouderen vaker preken naast de Bijbel lezen, in plaats van het doen van grondige Bijbelstudie. Dit is echter niet onderzocht in dit onderzoek. Een interessante bevinding is dat vrouwen vaker uit de Bijbel lezen dan mannen, zowel bij het eten als persoonlijk naast de maaltijdmomenten. Zij zijn ook vaker betrokken bij Bijbelstudiegroepen of verenigingen waarop de Bijbel bestudeerd wordt. Ook hebben zij vaker voorkeur voor de Herziene Statenvertaling. Hoewel de Statenvertaling nog steeds in bijna alle gezinnen gebruikt wordt, is deze Bijbelvertaling in een kwart van de gezinnen in gebruik. Voorkeur voor en het gebruik van de HSV staat duidelijk in relatie met deelname aan Bijbelstudiegroepen, persoonlijk Bijbellezen en het ervaren van geestelijk verrijking. Naast het feit dat bij Bijbelstudies vaak gebruik wordt gemaakt van andere Bijbelvertalingen en andere bronnen ter verduidelijking, kan dit te maken hebben met de zogenoemde ‘geestelijke oriëntatie’ van mensen die voorkeur hebben voor de HSV. Ze zijn blijkbaar actiever op het gebied van Bijbelonderzoek en menen vaker geestelijk verrijkt te zijn als gevolg van Bijbellezen dan (vaak oudere) mensen die de voorkeur geven aan de Statenvertaling en in mindere mate deelnemen aan Bijbelstudiegroepen, -kringen of verenigingen. 51
8. Discussie Kwalitatief onderzoek Uit onze gepresenteerde resultaten is af te leiden dat ouderen vaker de neiging hebben om Bijbelse waarheden in te kaderen en/of een plaats te geven met behulp van geijkte termen, minder doorpraten over reflecteren op beleving van thema’s en dat ouderen in Bodegraven veel vaker het bredere verband van de Schrift aanhalen. In Elspeet wordt vaker de noodzaak van persoonlijke beleving genoemd en in Kapelle-Biezelinge wordt vaker de auteurs Keller en Nouwen aangehaald. Lager opgeleiden doen meer en vaker uitspraken die betrekking hebben op de actuele uitlegtraditie en gebruiken vaker geijkte termen dan hogeropgeleiden. In het algemeen (alle deelnemers) blijkt dat veel uitspraken gaan over het betreffende tekstgedeelte, uitspraken waarbij de lezer centraal staat en uitspraken die te maken hebben met de context/uitlegtraditie. Dit betreft ook de driedeling die omschreven wordt in het theoretische gedeelte. Er wordt echter nauwelijks toe-eigening van de tekst in het eigen leven verwoord. Als dit wel wordt gedaan, gebeurt dit in voorzichtige bewoordingen en wordt in de tweede persoon gesproken. De belijdenisgeschriften en de historische en gereformeerde uitlegtraditie worden nauwelijks aangehaald. Dat ouderen vaker de traditionele uitlegtraditie aanhalen heeft mogelijk te maken met het feit dat zij een langere leestraditie hebben. Zij hebben hun hele leven al preken gehoord en mogelijk ook boeken gelezen over de gelijkenis. Mogelijk gebruiken zij meer geijkte termen, omdat zij zich deze meer eigen hebben gemaakt dan jongeren. De geijkte termen kunnen behulpzaam zijn bij wat zij bedoelen. Ook blijkt dat ouderen minder op elkaar reageren en minder reageren op beleving van thema’s. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Mogelijk is er minder interactie dan bij jongeren of luisteren ze minder goed naar anderen. De precieze oorzaak is moeilijk aan te wijzen met onze gegevens. Ouderen in Bodegraven gebruikten veel vaker andere Schriftgedeelten tijdens de Bijbelstudie. Het gaat voornamelijk om drie deelnemers. Mogelijk heeft het met de gemeente Bodegraven te maken, maar het is ook mogelijk dat de deelnemers op elkaar reageren: als één deelnemer vaak teksten aanhaalt, stimuleert dit andere deelnemers om ook teksten te halen. Het zou hier dus om een groepseffect kunnen gaan. Dat mensen met een hoger opleidingsniveau de actuele uitlegtraditie er meer bij betrekken en minder geijkte termen gebruiken, is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat hoger opgeleiden makkelijker hun visie verwoorden. Lager opgeleide mensen kunnen veel steun ervaren aan kaders die zij aangereikt hebben gekregen (vanuit prediking, opvoeding etc.). In alle groepen worden veel uitspraken gedaan die verwijzen naar de tekst of naar de lezer. Maar ook is er vaak een verwijzing naar de context, de uitlegtraditie waarin mensen staan. Dit biedt ondersteuning voor het model van dr. van Doleweerd (zie inleiding). Het model wat hij heeft ontwikkeld, lijkt ook in de Nederlandse context bij leden uit de Gereformeerde Gemeenten te gelden. De manier van Bijbelstudie in de Gereformeerde Gemeenten lijkt dus beschreven te kunnen worden aan de hand van dit model. Wel is het opvallend dat toeeigening van de tekst/Bijbelwoorden in eigen leven nauwelijks verwoord wordt. Dat staat in contrast met de ervaringen van leesgroepen in Ecuador, waar dit juist nadrukkelijk werd verwoord75. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de traditie van de Gereformeerde Gemeenten, die zich kenmerkt door schroom is om zich iets toe te eigenen. De vraag of het wel waarheid in het binnenste is, neemt in de Gereformeerde Gemeenten een grote plaats 75
Hoofdstuk 6, Viva Vox Deï 52
in. Mogelijk werkt dit door in de verwoording van de toe-eigening van het heil in het eigen leven. Het kan ook te maken hebben met de schroom om in een groep te verwoorden wat er van binnen leeft. Ten slotte is het opvallend dat de belijdenisgeschriften en de historische en gereformeerde traditie nauwelijks worden genoemd. De Bijbelstudie vond in veel gevallen onvoorbereid plaats en veel mensen hadden dus geen studie vooraf gedaan. Toch hadden zij wel de mogelijkheid om tijdens de Bijbelstudie hun uitspraken te ondersteunen aan de hand van de belijdenisgeschriften, omdat iedereen in het bezit was van een Bijbel (met achterin de belijdenisgeschriften). Beperkingen Er zijn een aantal beperkingen van dit onderzoek. Allereerst is het moeilijk te beoordelen hoeveel voorkennis de mensen hadden van de gelijkenis. Uit de diepte-interviews kwam naar voren dat in Bodegraven de zondag voorafgaande aan de Bijbelstudie gepreekt werd uit de gelijkenis van de verloren zoon. Ten tweede hadden niet alle deelnemers evenveel ruimte. Een opmerking van een notuliste in een diepte-interview is: ‘Ik was zo druk met typen, dat ik alles wel gezegd heb, maar ik was wel minder vrij om wat te zeggen.’ In de derde plaats was ‘ervaring met Bijbelstudie’ niet goed gemeten, waardoor daar minder goed uitspraken over gedaan konden worden. Ten vierde is er in de leesgroepen door middel van vooraf opgestelde vragen gestuurd, wat een enigszins vertekend beeld kan geven. Ten vijfde was het labelen enigszins subjectief. Dit is echter zoveel mogelijk ondervangen door met drie onderzoekers op dezelfde manier te labelen. Ten slotte was het niet mogelijk om een zo divers mogelijke Bijbelstudiegroep bijeen te krijgen, waardoor het over het algemeen de meer actief betrokken gemeenteleden hebben meegewerkt aan het onderzoek. De leesgroepen waren niet representatief voor het geheel van de Gereformeerde Gemeenten (zie methode). 8.1 Evaluatie Kwalitatief onderzoek De opdracht voor het afstudeeronderzoek is voortgekomen vanuit de directie van de HBOvariant van de Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO-E). Dat leidde tot een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek over het Bijbellezen in de Gereformeerde Gemeenten. Het kwalitatief onderzoek behelsde de Bijbelleesgroepen in de vier verschillende Gereformeerde Gemeenten. Het bleek dat het kwalitatief onderzoek veel informatie opleverde. In totaal zijn er 1078 uitspraken door de deelnemers gedaan. De opdracht was om te analyseren op basis van de Grounded Theory. Het was voor de onderzoekers niet geheel duidelijk wat dit concreet betekende. Uiteindelijk zijn de analyses niet gedaan op basis van deze theorie maar op basis van de vooraf geformuleerde achtergrondvariabelen: leeftijd, geslacht, ervaring Bijbelstudie, burgerlijke staat, opleidingsniveau en kerkelijke gemeente. Leesgroepen Dit type onderzoek is nog onontgonnen terrein. Groepen wisselen van samenstelling, verslagen zijn niet uniform en er zijn verschillende stijlen van leiderschap. De vragen die de deelnemers samen in de groepen hebben besproken waren vooraf vastgelegd. Door het gebruik van deze vragen werden de deelnemers in het gesprek in een bepaalde richting 53
gestuurd. Een vraag over het begrijpen van de tekst, een vraag over de boodschap van de tekst, een vraag over de identificatie met een persoon uit het gelezen gedeelte, een vraag over de persoonlijke beleving van het gedeelte en een vraag over de toepassing in het persoonlijke leven. De vragen gaan met name over de tekst en de lezer. De context komt in de vragen niet aan bod. Dat leesverslagen toch geanalyseerd – gecodeerd – en vergeleken konden worden, heeft te maken met het feit dat notulisten gevraagd is zich te houden aan een bepaald format. Naast diversiteit is er ook wel zekere uniformiteit in het te analyseren materiaal. Labelen door meerdere onderzoekers: Het labelen van de verslagen van de leesgroepen is in de eerste instantie individueel gedaan. Dat het verschil tussen de onderzoekers onderling zo groot zou zijn, had men zich vooraf niet gerealiseerd. Daarom zijn alle uitspraken twee keer gelabeld. De eerste keer door de onderzoekers individueel en de tweede keer door de onderzoekers gezamenlijk om zo meer uniformiteit te bereiken. Diepte-interviews Naast de leesgroepen is per leesgroep een diepte-interview afgenomen. De diepteinterviews zouden extra informatie ter verduidelijking opleveren voor het onderzoek. De diepte-interviews zijn afgenomen en verwerkt in de (bespreking van) resultaten. Ideeën voor vervolgonderzoek en aanbevelingen Wij hebben factoren onderzocht die Bijbelstudie beïnvloeden. Een belangrijke factor blijkt wel of geen Bijbelstudie ervaring te zijn. Mensen zonder Bijbelstudie ervaring vinden het moeilijk om de tekst die men bestudeert te observeren en te verklaren. Dat geldt ook voor het reflecteren op de beleving van thema’s die ter sprake komen. Vervolgonderzoek zou het begrip ‘ervaring met Bijbelstudie’ meer kunnen definiëren en onderzoeken of er verschillen zichtbaar worden. Op die manier kan de waarde van Bijbelstudie (in groepsverband) inzichtelijk gemaakt worden. In dit onderzoek wordt er vergeleken tussen de gemeenten Barendrecht, Bodegraven, Elspeet en Kapelle-Biezelinge. De indruk is dat in hoofdlijnen de uitkomsten overeen komen, maar dat in de gemeentes verschillende accenten worden gelegd. Vervolgonderzoek zou deze verschillen mogelijk nader kunnen specificeren. Er is aangetoond dat de drie factoren tekst, lezer en context van groot belang zijn tijdens het doen van Bijbelstudie door (doop)leden van de Gereformeerde Gemeenten. Het zou zinvol zijn een leidraad bij het lezen van de Bijbel te formuleren, die kan worden gebruikt bij persoonlijk Bijbellezen maar ook het lezen van de Bijbel in groepsverband (aan tafel, Bijbelstudiegroepen, etc.). Daarin zouden de drie facetten tekst, lezer en context aan bod moeten komen. Deze leidraad zou verspreid kunnen worden via jeugdbonden, vrouwen- en mannenverenigingen en/of kerkenraden. Het onderzoek richt zich nadrukkelijk op het Bijbellezen in de gereformeerd bevindelijke traditie en in het bijzonder op de praktijk binnen de Gereformeerde Gemeenten. Wanneer blijkt dat het waardevol is om ook andere denominaties binnen de gereformeerd bevindelijke traditie op te nemen in het onderzoek, dan zal daar in een vervolg-onderzoek invulling aan gegeven kunnen worden. Bovendien is dit onderzoek gericht op het Bijbellezen van lezers in Nederland. In de toekomst is het mogelijk nuttig om ook de invloed van cultuur en welvaart mee te nemen als onderzoeksvariabelen.
54
9. Aanbevelingen voor de pastoraal werker In het theoretisch kader is het belang van de verhouding tussen tekst, lezer en context beschreven. Uit de analyses van de Bijbelstudies blijkt dat door allerlei (menselijke) invloeden sommige onderdelen onderbelicht zijn en andere weer overbelicht. Het kwantitatieve onderzoek, dat een explorerend karakter droeg, geeft een tamelijk adequaat beeld van het Bijbelgebruik onder gemeenteleden. Met onderstaande aanbevelingen willen we de pastoraal werker een handreiking bieden hoe met de (menselijke) invloeden, die een rol spelen bij het lezen van de Bijbel, omgegaan kan worden binnen de kaders van de gereformeerde Schriftopvatting en welke adviezen gegeven kunnen worden ten aanzien van het dagelijkse Bijbelgebruik. Gebed om de Heilige Geest Van nature verstaat de mens het Woord van God in zijn diepere betekenis niet. De leiding van de Heilige Geest is onmisbaar. In een gebed zal de pastoraal werker daarom nadrukkelijk vragen om de leiding van de Heilige Geest. De notie ‘verstaat gij ook hetgeen gij leest?’ mag hierbij betrokken worden. De pastoraal werker zal vragen of de Heilige Geest licht over het gedeelte wil geven, zodat mensen verstaan wat God tot hen te zeggen heeft door Zijn Woord. Tekst Aandacht geven aan de tekst is heel belangrijk. Concentreren op de letterlijke tekst. Vragen stellen aan de tekst: Wat? Wie? Hoe? Wanneer? In hoeverre? Waar? Waarom? Hoeveel? Om de tekst nog beter te begrijpen is het goed om in de huid van de eerste lezers/hoorders van de Bijbel te kruipen en vanuit dat oogpunt de tekst te bezien. De pastoraal werker kan de vraag stellen: Hoe zouden de eerste lezers/hoorders deze tekst opgevat hebben? Rol pastoraal werker De pastoraal werker heeft een voorbeeldfunctie. Tijdens een Bijbelstudie is het belangrijk om het gesprek goed te kunnen sturen. Er moet ruimte zijn om het over de beleving te hebben, gemakkelijk echter weidt het gesprek hierover uit en verschuift de aandacht van de tekst te veel naar eigen beleving en ervaring. De tekst die centraal behoort te staan verdwijnt dan naar de achtergrond. Leeftijd Ouderen leggen soms andere accenten dan jongeren. Dit blijkt duidelijk uit onze resultaten, zie blz. 46 en 47. Ouderen leggen meer nadruk op de leestraditie, terwijl jongeren meer de tekstkenmerken bestuderen. Daarom kunnen Bijbelstudiegroepen met vooral ouderen het beste gestimuleerd worden om goed de eigenlijke tekst te onderzoeken, jongeren kunnen gestimuleerd worden om meer aandacht aan de ontvangsttraditie te geven. Vanwege de accentverschillen zou het mooi zijn gemengde Bijbelstudiegroepen te vormen met zowel ouderen als jongeren. Zo vullen de deelnemers elkaar aan. Belang van de ontvangsttraditie Een pastoraal werker zou het belang van de belijdenis, dogmatiek en de confessionele erfenis kunnen onderstrepen. Daarbij kan hij ingaan op hoe de belijdenis gebruikt dient te worden bij het lezen van de Bijbel. Vooral jongeren en hoger opgeleiden hebben de neiging 55
weinig te refereren aan de ontvangsttraditie. Er kan goed gebruik gemaakt worden van het licht en de kennis van de generaties die ons zijn voorgegaan. In belijdenisgeschriften en commentaren is veel voor ons toegankelijk. Toe-eigening Het verwoorden van toe-eigening wordt gestimuleerd door het creëren van een open sfeer, waarin mensen zich vrij voelen om zich kwetsbaar op te stellen. De pastoraal werker kan daarin een voorbeeldrol spelen. Bij het opstellen van vragen voor bijvoorbeeld een Bijbelstudie kan er specifiek aandacht gegeven worden aan dit thema. Er kan bijvoorbeeld gevraagd worden: Wat leert dit tekstgedeelte mij over God, over mijzelf en over mijn zaligheid? Bijbelstudie ervaring Voor de pastoraal werker is het belangrijk om mensen zonder Bijbelstudie ervaring te leren goed de tekst die men bestudeert te observeren en te verklaren. Er zou ook meer aandacht besteed kunnen worden aan reflecteren en reageren op wat andere deelnemers inbrengen. De pastoraal werker kan stimuleren dat deelnemers zoveel mogelijk zaken inpassen in kaders vanuit tekstkenmerken. Daarnaast kan deze stimuleren dat personen verwijzen naar de ontvangsttraditie, om daar hun uitleg te toetsen. Persoonlijk Bijbellezen Voor bijna de helft van de mensen in de Gereformeerde Gemeenten heeft het persoonlijk lezen van de Bijbel (naast het Bijbellezen aan tafel) geen prominente plaats in het persoonlijke leven. Hierdoor is er minder gelegenheid om het Woord te verbinden met de heel persoonlijke levensvragen. Persoonlijk Bijbellezen, gebruik van secundaire bronnen en het doen van Bijbelstudie blijkt in relatie te staan met bijvoorbeeld de actieve verwerking van Bijbelgedeelten in gedachten en gebeden en actieve betrokkenheid bij het Bijbellezen aan tafel. Ook is er een samenhang met het ervaren van geestelijke verrijking, al blijft het moeilijk om de waarde daarvan juist te interpreteren. Pastores doen er daarom goed aan gemeenteleden te stimuleren tot het persoonlijk lezen van de Bijbel, naast de reguliere maaltijdmomenten. Bijbellezen aan tafel De noodzaak van bovenstaande aanbeveling wordt bevestigd door de bevinding dat Bijbellezen aan tafel door velen ‘slechts’ ervaren wordt als een goede gewoonte. Niet meer dan een kwart van de mensen in de Gereformeerde Gemeenten zegt persoonlijk gevoed en gesterkt te worden door het lezen van Gods Woord aan tafel. Uiteraard geldt ook hier de noodzaak van het toepassende werk van Gods Geest. Toch zouden pastores gezinnen kunnen stimuleren om de gezinsleden actief te betrekken bij het Bijbellezen aan tafel. Dit kan door gezamenlijk na te praten over het gelezen Bijbelgedeelte of gezinsleden mee te laten lezen. We hebben gezien dat gezinnen die dit doen vaker aangeven dat ze later nog nadenken over het aan tafel gelezen Bijbelgedeelte, vaker moeite doen om moeilijke woorden uit te leggen, vaker het Bijbelgedeelte aanhalen in het gebed en vaker geestelijke verrijking ervaren.
56
Lectio continua Was het vanouds onder ons de gewoonte om aan tafel successievelijk de hele Bijbel door te lezen, onder jongeren en hoger opgeleiden staat deze gewoonte onder druk. Men kiest eerder voor een Bijbelleesrooster. Ook neemt de omvang van het te lezen Bijbelgedeelte af. Men leest minder vaak een heel hoofdstuk. Toch heeft het onmiskenbaar zijn waarde om successievelijk de hele Bijbel door te nemen en daarbij de moeilijker gedeelten niet over te slaan. Men raakt daardoor meer vertrouwd met de samenhang van de Bijbelverhalen en de Bijbelhoofdstukken. Daarbij is het van betekenis om de Schriftlezing een wezenlijk onderdeel van de maaltijd te laten zijn en deze niet te beperken tot een kort gedeelte van een Bijbelhoofdstuk. Pastoraal werkers dienen beide gezichtspunten onder de aandacht te brengen. Laagopgeleiden en ouderen Pastores dienen bovendien aandacht te hebben voor het feit dat er voor laagopgeleiden en ouderen (die veelal ook maar een beperkte opleiding hebben) een drempel lijkt te bestaan om deel te nemen aan Bijbelstudiegroepen (of verenigingen waar de Bijbel bestudeerd wordt), alsook om individueel uit de Bijbel te lezen of secundaire bronnen te gebruiken ter verduidelijking. Bijbelstudiegroepen en verenigingen in gemeenten dienen plaats in te ruimen voor lager opgeleiden en ouderen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door deze mensen hartelijk op te nemen in bestaande groepen en laagdrempelig Bijbelstudiemateriaal te gebruiken. Ook zou er gedacht kunnen worden aan het opzetten van aparte groepen van ouderen of groepen ingedeeld naar opleidingsniveau. Daarnaast is het goed om aan te sluiten bij hun traditie van het Bijbellezen aan tafel. Er zou materiaal ontwikkeld kunnen worden dat ouderen helpt om de Bijbel meer op reflectief niveau te bestuderen en hen stimuleert om niet te weg te lopen voor moeilijkheden die oprijzen uit de Bijbeltekst. Hierbij kan gedacht worden aan de ontwikkeling van een handig en eenvoudig hulpmiddel, zoals een Bijbellegger waarop een overzicht staat met standaard Bijbelstudievragen die bij ieder Bijbelgedeelte gebruikt kan worden (voorbeelden zijn de Zweedse methode76 of de vers-voor-vers-analyse). Lezers worden hierdoor gestimuleerd vragen te stellen aan de Bijbeltekst. Mannen en vrouwen Tenslotte dienen pastores oog te hebben voor werkende mannen die beduidend minder vaak persoonlijk voor zichzelf uit de Bijbel lezen dan vrouwen. Hoogstwaarschijnlijk wordt dit veroorzaakt doordat zij vanwege hun werk minder thuis zijn.
76
Dit is een eenvoudig stappenplan waarbij er vragen gesteld worden aan het Bijbelgedeelte: ‘Wat zegt dit Bijbelgedeelte over God?’, ‘Wat zegt dit Bijbelgedeelte over de mens’, ‘Welk nieuw inzicht geeft mij dit/wat leer ik hiervan?’, ‘Wat begrijp ik niet?’, ‘Is er iets om te gehoorzamen?’ 57
Bijlage 1: Enquête Bijbelgebruik Beste meneer/mevrouw, Fijn dat u wilt meewerken aan de enquête over Bijbelgebruik. U helpt ons enorm met uw bijdrage! Deze enquête maakt deel uit van een breder onderzoek dat gaat over Bijbellezen in onze gezinnen. Daarbij gaat het voornamelijk om het Bijbellezen aan tafel, zoals dat vanouds gebruikelijk is in reformatorische gezinnen. Het invullen van de vragen zal ongeveer 10 minuten in beslag nemen. U kunt op 'Verder' klikken om te beginnen. Succes!
58
Enquête Bijbelgebruik Wilt u het juiste antwoord aankruisen of het rondje zwart maken? 1. Bent u gewend elke dag aan tafel een gedeelte uit de Bijbel te lezen? O Ja O Nee (ga verder naar vraag 5) 2. Doet u dat in de regel ’s morgens? O Ja O Nee 3. Doet u dat in de regel ’s middags? O Ja O Nee 4. Doet u dat in de regel ’s avonds? O Ja O Nee 5. Hoe vaak wordt er op zaterdag aan tafel een Bijbelgedeelte gelezen? O Nooit O Eenmaal O Tweemaal O Driemaal 6. Hoe vaak wordt er op zondag aan tafel een Bijbelgedeelte gelezen? O Nooit O Eenmaal O Tweemaal O Driemaal 7. Maakt u gebruik van een Bijbel-leesrooster? O Ja (ga verder naar vraag 10) O Nee 8. Leest u aan tafel systematisch de hele Bijbel door van Genesis tot en met Openbaring? O Ja O Ja, alleen met de christelijke feestdagen en bijzondere gelegenheden wijken we daarvan af O Nee 9. Indien nee, wat slaat u over? Meer dan één antwoord mogelijk. O Geslachtsregisters O Oudtestamentische wetten en voorschriften O Andere gedeelten, namelijk: …………………………………………………………………………………………………
59
10. Leest u aan tafel altijd een heel hoofdstuk uit de Bijbel? O Ja O Lange hoofdstukken worden gesplitst O Meestal een gedeelte van een hoofdstuk 11. Wordt het gelezen Bijbelgedeelte in het dankgebed aangehaald? O Ja O Soms O Nee 12. Leest u behalve aan tafel ook dagelijks voor u zelf een gedeelte uit de Bijbel? O Ja O Soms O Nee (ga verder naar vraag 14) 13. Doet u dat op een vaste tijd? Bijv. ’s morgens of ’s avonds? O Ja O Meestal wel O Nee 14. Welke Bijbelvertalingen gebruikt u? Meer dan één antwoord mogelijk. O Statenvertaling O Herziene Statenvertaling O Het Boek O Groot Nieuws Bijbel O Nieuwe Bijbelvertaling O Andere namelijk ……………………………………………………………………………………..… 15. Welke Bijbelvertaling heeft uw voorkeur? O Statenvertaling O Herziene Statenvertaling O Het Boek O Groot Nieuws Bijbel O Nieuwe Bijbelvertaling O Andere namelijk …………………………………………………………………………………….…… 16. Raadpleegt u andere bronnen als een Bijbelgedeelte onduidelijk is? O Vaak O Zelden O Nooit (ga verder naar vraag 18) 17. Wanneer een Bijbelgedeelte onduidelijk is dan raadpleeg ik: Meer dan één antwoord mogelijk. O een Bijbelcommentaar O de Studiebijbel O de kanttekeningen bij de Statenvertaling O anders, nl. ....................................................................................................................
60
18. Dragen de preken die u hoorde bij aan het beter begrijpen van de Bijbel? O Ja O Enigszins O Nee 19. Denkt u in de loop van de dag of in de daarop volgende dagen na over het gelezen Bijbelgedeelte? O Vaak O Af en toe O Nooit 20. Heeft het Bijbellezen van het afgelopen jaar u geestelijk verrijkt? O Ja O Enigszins O Nee 21. Gebruikt u een dagboek? O Ja O Nee 22. Doet u speciaal op zondag aan Bijbelstudie? O Ja O Soms O Nee 23. Neemt u deel aan een Bijbelkring, een Bijbelstudiegroep of een andere vereniging waar men zich met de Bijbel bezig houdt? O Ja O Nee De volgende twee vragen alleen voor hen die inmiddels niet meer in het ouderlijk huis wonen. 24. Was het in het gezin van uw ouders gebruikelijk om aan tafel uit de Bijbel te lezen? O Ja O Nee 25. Hoe vaak deed men dat in de regel? O Eenmaal per dag O Tweemaal per dag O Driemaal per dag De volgende vraag alleen voor gezinnen met jonge kinderen 26. Leest u aan tafel uit een kinder- of jeugdbijbel, al of niet in plaats van de Bijbel? O Dagelijks O Af en toe O Zelden of nooit
Onderstaande vragen alleen voor mensen die in gezinsverband wonen 27. Zijn bij het Bijbellezen aan tafel beide ouders aanwezig? Meer dan één antwoord mogelijk. O Meestal wel O Van maandag t/m vrijdag meestal alleen ‘s avonds O Van maandag t/m vrijdag meestal alleen ‘s middags O Van maandag t/m vrijdag meestal alleen ‘s morgens 61
O Op zaterdag meestal wel O Op zondag meestal wel O Anders, te weten ……………………………………………………………………………………………………………..…. 28. Hebben bij het Bijbellezen aan tafel alle of de meeste gezinsleden een eigen Bijbel om mee te lezen? O Ja O Soms O Nooit 29. Lezen zij elk een Bijbelgedeelte hardop voor? O Ja O Soms O Nooit 30. Gebruiken gezinsleden bij het Bijbellezen aan tafel verschillende Bijbelvertalingen ter vergelijking? O Ja O Soms O Nooit 31. Wordt er aan tafel wel eens over het gelezen Bijbelgedeelte nagepraat? O Ja O Soms O Zelden of nooit 32. Zo ja, bent u met elkaar meestal in staat een zinvol antwoord te geven op de eventuele vragen? O Meestal wel O Meestal niet 33. Legt u moeilijke woorden uit het gelezen Bijbel gedeelte uit? O Ja O Soms O Zelden of nooit 34. Zo ja, bent u met elkaar meestal in staat die moeilijke woorden uit te leggen? O Meestal wel O Meestal niet 35. Houdt u als gezin of als echtpaar een gemeenschappelijke avondsluiting? O Ja, in de regel elke avond O Ja, alleen op zaterdagavond O Ja, alleen op zondagavond O Nee 36. Wat is uw positie in het gezin? O Vader O Moeder O Kind Vragen voor iedereen 37. Wat is uw leeftijd? O Jonger dan 25 jaar O 25 tot en met 50 jaar O Ouder dan 50 jaar 38. Wat is uw geslacht? O Man 62
O Vrouw 39. Wat is uw woonsituatie? O Wonend in ouderlijk gezin O Alleenwonend O Gehuwd 40. Wat is het hoogste opleidingsniveau van u (of uw echtgenoot/echtgenote)? O Lager onderwijs O Lager beroepsonderwijs, VMBO, Mavo O Middelbaar onderwijs (ULO, HBS, Havo, VWO, MBO) O HBO O Universiteit 41. Heeft u deelgenomen aan de voor dit onderzoek gevormde leesgroepen in Barendrecht, Bodegraven, Elspeet en Kapelle-Biezelinge? O Ja O Nee 42. Wat is uw postcode? De eerste twee cijfers zijn voldoende. ……………………………………………………….. 43. Kunt u in eigen woorden uitleggen wat de waarde van het Bijbellezen aan tafel voor u is? ………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………..……….
63
Bijlage 2: Rechte tellingen van de antwoorden op de enquêtevragen Bent u gewend elke dag aan tafel een gedeelte uit de Bijbel te lezen?
Aantal Ja Nee Totaal
Percentage 316 2 318
99,4 ,6 100,0
Doet u dat in de regel ’s morgens? Aantal Ja Nee Geen keuze Totaal
Percentage 246 67 5 318
77,3 21,1 1,6 100,0
Doet u dat in de regel ’s middags? Aantal Ja Nee Geen keuze Totaal
Percentage 246 61 8 318
78,3 19,2 2,5 100,0 64
Doet u dat in de regel ’s avonds? Aantal Ja Nee Geen keuze Totaal
Percentage 313 1 4 318
98,4 0,3 1,3 100,0
Hoe vaak wordt er op zaterdag aan tafel een gedeelte uit de Bijbel gelezen? Aantal Nooit Eenmaal Tweemaal Driemaal Geen keuze Totaal
Percentage 2 29 103 182 2 318
0,6 9,1 32,4 57,2 0,6 100,0
65
Hoe vaak wordt er op zondag aan tafel een gedeelte uit de Bijbel gelezen? Aantal Nooit Eenmaal Tweemaal Driemaal Geen keuze Totaal
Percentage 1 17 83 214 3 318
0,3 5,3 26,1 67,3 0,9 100,0
Maakt u gebruik van een Bijbel-leesrooster? Aantal Ja Nee Geen keuze Totaal
Percentage 38 279 1 318
11,9 87,8 0,3 100,0
66
Leest u aan tafel systematisch de hele Bijbel door van Genesis tot en met Openbaring? Aantal Ja Ja, alleen met chr. feestdagen en bijz. gelegenheden wijken we daarvan af Nee Geen keuze (mensen die bij vorige vraag ‘ja’ hebben ingevuld) Totaal
Percentage 78
24,5
151
47,5
45
14,2
44
13,8
318
100,0
Indien nee, wat slaat u over? Meer dan één antwoord mogelijk. Aantal Geslachtsregisters Oudtestamentische wetten en voorschriften Andere gedeelten, namelijk: (lastige gedeelten, wij lezen kriskras door Bijbel, etc.)
Percentage 49
15,4
19
6
17
5,3
67
Leest u aan tafel altijd een heel hoofdstuk uit de Bijbel? Aantal Ja, indien niet te lang Meestal een gedeelte van een hoofdstuk Geen keuze Totaal
168
Percentage 52,8%
149
46,9%
1 318
0,3% 100,0
Wordt het gelezen Bijbelgedeelte in het dankgebed aangehaald? Aantal Ja Soms Nee Totaal
Percentage 43 141 134 318
13,5 44,3 42,1 100,0
Leest u behalve aan tafel ook dagelijks voor uzelf een gedeelte uit de Bijbel? Aantal Ja Soms Nee Geen keuze Totaal
Percentage 177 91 49 1 318
55,7 28,6 15,4 0,3 100,0 68
Doet u dat op een vaste tijd? Bijvoorbeeld ’s morgens of ’s avonds? Aantal Ja Meestal wel Nee Geen keuze (mensen die bij vorige vraag ‘nee’ antwoordden) Totaal
Percentage 152 70 46
47,8 22 14,5
50
15,7
318
100,0
Welke Bijbelvertalingen gebruikt u? Meer dan één antwoord mogelijk. Aantal Statenvertaling Herziene Statenvertaling Het Boek Groot Nieuwsbijbel Nieuwe Bijbelvertaling Andere Bijbelvertaling, namelijk: (Willibrord-, King James-, Naardense vertaling, etc.)
Percentage 308
96,5
71
24,3
9 1
2,8 0,3
11
3,5
9
2,8
69
Welke Bijbelvertaling heeft uw voorkeur? Aantal Statenvertaling Herziene Statenvertaling Andere Bijbelvertaling Totaal
Percentage 263
82,7
51
16,0
4 318
1,3 100,0
Raadpleegt u andere bronnen als een Bijbelgedeelte onduidelijk is? Aantal Vaak Zelden Nooit Totaal
Percentage 128 153 37 318
40,3 48,1 11,6 100,0
70
Wanneer een Bijbelgedeelte onduidelijk is dan raadpleeg ik: Meer dan één antwoord mogelijk. Aantal Een Bijbelcommentaar De Studiebijbel De kanttekeningen bij Statenvertaling Anders, namelijk: (internet, prekenboek, andere vertaling, etc.) Totaal
Percentage 118
37,1
12
3,8
246
77,4
42
13,2
318
100,0
Dragen de preken die u hoorde bij aan het beter begrijpen van de Bijbel? Aantal Ja Enigszins Nee Geen keuze Totaal
Percentage 254 60 3 1 318
79,9 18,9 0,9 0,3 100,0 71
Denkt u in de loop van de dag of in de daarop volgende dagen na over het gelezen Bijbelgedeelte? Aantal Vaak Af en toe Nooit Geen keuze Totaal
Percentage 56 249 12 1 318
17,6 78,3 3,8 0,3 100,0
Heeft het Bijbellezen van het afgelopen jaar u geestelijk verrijkt? Aantal Ja Enigszins Nee Geen keuze Totaal
Percentage 137 145 34 2 318
43,1 45,6 10,7 0,6 100,0
72
Gebruikt u een dagboek? Aantal Ja Nee Geen keuze Totaal
Percentage 264 50 4 318
83,0 15,7 1,3 100,0
Doet u speciaal op zondag aan Bijbelstudie? Aantal Ja Soms Nee Geen keuze Totaal
Percentage 36 64 217 1 318
11,3 20,1 68,2 0,3 100,0
73
Neemt u deel aan een Bijbelkring, een Bijbelstudiegroep of een andere vereniging waar men zich met de Bijbel bezig houdt? Aantal Ja Soms Geen keuze Totaal
Percentage 91 226 1 318
28,6 71,1 0,3 100,0
De volgende twee vragen waren alleen bedoeld voor hen die inmiddels niet meer in het ouderlijk huis wonen Was het in het gezin van uw ouders gebruikelijk om aan tafel uit de Bijbel te lezen? Aantal Ja Nee Geen keuze (mensen die nog in ouderlijk huis wonen) Totaal
Percentage 246 4
77,4 1,3
68
21,4
318
100,0
74
Hoe vaak deed men dat in de regel? Aantal Eenmaal per dag Tweemaal per dag Driemaal per dag Geen keuze (mensen die nog in ouderlijk huis wonen) Totaal
Percentage 22 67 158
6,9 21,1 49,7
71
22,3
318
100,0
De volgende vraag was alleen bedoeld voor gezinnen met jonge kinderen Leest u aan tafel uit een kinder- of jeugdbijbel, al of niet in plaats van de Bijbel? Aantal Dagelijks Af en toe Zelden of nooit Geen keuze (gezinnen zonder jonge kinderen) Totaal
Percentage 101 31 31
31,8 9,7 9,7
155
48,7
318
100,0
75
Onderstaande vragen waren alleen bedoeld voor mensen die in gezinsverband wonen Zijn bij het Bijbellezen aan tafel beide ouders aanwezig? Meer dan één antwoord mogelijk. Aantal Meestal wel Van maandag tot vrijdag meestal alleen ‘s avonds Van maandag tot vrijdag meestal alleen ‘s middags Van maandag tot vrijdag meestal alleen ‘s morgens Op zaterdag meestal wel Op zondag meestal wel Anders, namelijk Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 109
34,3
123
38,7
1
0,3
20
6,3
109
34,3
113
35,5
15
4,7
71
22,3
318
100,0
Hebben bij het Bijbellezen aan tafel alle of de meeste gezinsleden een eigen Bijbel om mee te lezen? Aantal Ja Soms Nooit Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 21 43 177
6,6 13,5 55,7
77
24,2
318
100,0
76
Lezen zij elk een Bijbelgedeelte hardop voor? Aantal Ja Soms Nooit Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 18 57 167
5,7 17,9 52,5
76
23,9
318
100,0
Gebruiken gezinsleden bij het Bijbellezen aan tafel verschillende Bijbelvertalingen ter vergelijking? Aantal Ja Soms Nooit Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 10 21 211
3,1 6,6 66,4
76
23,9
318
100,0
77
Wordt er aan tafel wel eens over het gelezen Bijbelgedeelte nagepraat? Aantal Ja Soms Zelden of nooit Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 81 142 21
25,5 44,7 6,6
74
23,3
318
100,0
Bent u met elkaar meestal in staat een zinvol antwoord te geven op de eventuele vragen over het Bijbelgedeelte? Aantal Meestal wel Meestal niet Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 215 7
67,6 2,2
96
30,2
318
100,0
78
Legt u moeilijke woorden uit het gelezen Bijbelgedeelte uit? Aantal Ja Soms Zelden of nooit Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 82 120 41
25,8 37,7 12,9
75
23,6
318
100,0
Bent u met elkaar meestal in staat die moeilijke woorden uit te leggen? Aantal Meestal wel Meestal niet Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 192 8
60,4 2,5
118
37,1
318
100,0
79
Houdt u als gezin of als echtpaar een gemeenschappelijke avondsluiting? Aantal Ja, in de regel elke avond Alleen in het weekend Nee Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 135
42,5
12 99
3,8 31,1
72
22,6
318
100,0
Wat is uw positie in het gezin? Aantal Vader Moeder Kind Geen keuze (mensen die niet in gezinsverb. wonen) Totaal
Percentage 127 106 10
39,9 33,3 3,1
75
23,6
318
100,0 80
De volgende vragen diende iedere respondent weer te beantwoorden Wat is uw leeftijd? Aantal Jonger dan 25 jaar 25 t/m 50 jaar Ouder dan 50 jaar Totaal
Percentage 17 197 104 318
5,4 62,1 32,5 100,0
Wat is uw geslacht? Aantal Man Vrouw Totaal
Percentage 163 155 318
51,3 48,7 100,0
81
Wat is uw woonsituatie? Aantal Wonend in ouderlijk gezin Alleenwonend Gehuwd Totaal
Percentage 12 24 282 318
3,8 7,5 88,7 100,0
Wat is het hoogste opleidingsniveau van u (of uw echtgenoot/echtgenote)? Aantal Lager onderwijs Lager beroepsonderwijs, VMBO, Mavo Middelbaar beroepsonderwijs (ULO, HBS, HAVO, VWO, MBO HBO Universiteit Geen keuze Totaal
Percentage 16
5,0
58
18,2
140
44,0
78 24 2 318
24,5 7,5 0,6 100,0
82
83
Bijlage 3: Labelinstrument Tekst A1. Observeren of Verklaren (oorspronkelijke referentie) A1.1. Verwijzing naar de Griekse grondtekst, een letterlijke betekenis of andere vertaling. A1.2. De oorspronkelijke culturele context van de gelijkenis wordt genoemd. A1.3. De literaire context van de gelijkenis wordt genoemd (situatie van de gelijkenis in het evangelie, tollenaars en farizeeërs). A1.4. De centrale boodschap bevat hoofdzakelijk historisch-grammaticale kenmerken (taal). A1.5. Anders, nl... A2. Begrijpen of Interpreteren (uitleg geven aan de tekst) A2.1. Er is besef dat het genre “gelijkenis” eigen uitlegregels heeft. A2.2. Er is allegorische uitleg (d.w.z. er wordt een geestelijke betekenis gegeven aan woorden die een letterlijke betekenis hebben). A2.3. Een deel of figuur uit de gelijkenis wordt gebruikt als een analogie voor andere gebeurtenissen. A2.4. De gelijkenis wordt uitgelegd in het kader van de heilsorde. A2.5 De centrale boodschap bevat hoofdzakelijk interpretatieve kenmerken.(historische situatie) A2.6. Een uitleg of vergelijking van delen van de gelijkenis A2.7. De lezer plaatst de gelijkenis in het bredere verband van de Schrift (intertekstualiteit). A2. 8 anders, nl… A3. Toepassen (verbinden met levenservaringen; toe-eigenen in onze tijd) A3.1. Delen of figuren uit de gelijkenis worden verbonden aan levenservaringen van eerste lezers/hoorders van Lucas. A3.2 Delen of figuren uit de gelijkenis worden verbonden aan actuele levenservaringen (algemeen). A3.3. Delen uit de gelijkenis worden verbonden aan geestelijke lessen A3.4. De lezer verwoordt toe-eigening van de tekst in eigen leven (geloof). A3.5. De lezer identificeert zich expliciet met een van de figuren uit de gelijkenis. A3.6. De centrale boodschap bevat hoofdzakelijk ervaringskenmerken. (Onze tijd) A3.7. Anders, nl...
Lezer B1. Veelzijdig lezen B1.1. De lezer stelt (zijn eigen) vragen aan de tekst. B1.2. Er is sprake van expliciete reflectie op letterlijke tekst, de (geestelijke) betekenis. B1.4. Men herkent situaties van het dagelijks leven en lessen voor het dagelijks leven (doen). B1.5. lezer wordt geraakt door een element uit de gelijkenis B1.6 lezer reflecteert op beleving van thema’s die ter sprake komen B1.7 anders nl 84
B2. Onderworpen aan de Schrift B2.1. Men toont besef de les van de gelijkenis in praktijk te moeten brengen. B2.2. Noodzaak van persoonlijke beleving wordt genoemd. B2.3. De lezer doet uitspraken die verwijzen naar het gezag van het Woord en de Schrift niet laten buikspreken. B2.4 anders… B3. Cultureel referentiekader B3.1. Uitspraken waarin eigen overtuigingen, waarden en voorkeuren voorkomen die niet uit de letterlijke tekst zijn af te leiden. B3.2. Uitspraken die gestempeld worden door postmodern levensgevoel (ik vind, ik denk…). B3.3. Persoonlijke levensomstandigheden/geloofservaringen worden in verband gebracht met figuren of omstandigheden in de tekst. B3.4. Anders, nl…
Context C1. De kerk als leergemeenschap C1.1. De actuele uitlegtraditie wordt genoemd (bijv. dominee, catechisatie) C1.2. Geijkte uitdrukkingen worden gebruikt C1.3 dogmatisch referentiekader C1.4. Elementen buiten de actuele leestraditie worden genoemd. C1.5. elementen uit andere leestradities (Nouwen, Keller) C1.6 anders… C2. De confessionele erfenis C2.1. De Drie Formulieren worden genoemd C2.2. Andere belijdenisgeschriften worden genoemd (oecumenische belijdenissen, Westminster Confessie, etc.) C2.3. Anders, nl… C3. Historische gereformeerde uitlegtraditie C3.1. Verwijzingen naar bronnen uit de gereformeerde orthodoxie (Reformatie, Nadere Reformatie) C3.2. Verwijzing naar de Kanttekeningen C3.3. Verwijzing naar puriteinse traditie (Matthew Henry, etc.) C3.4. Anders, nl…
85