Hoofdstuk 5
Medicatie Diabetes mellitus wordt altijd met een dieet behandeld, maar ook met tabletten en/of insuline. Uw arts kiest, in overleg met u, de behandeling die bij u past. Bij niet of niet goed behandelde diabetes mellitus, is het bloedglucosegehalte vaak te hoog. Op het moment dat de behandeling wordt gestart, zal meestal het bloedglucosegehalte dalen. Hierdoor kunt u te maken krijgen met hypo’s en/of hypoverschijnselen bij normale bloedglucosegehaltes.
5.1 Tabletten en andere medicatie Er zijn meerdere soorten tabletten en insuline bij de behandeling van diabetes mogelijk. Welke tabletten of insuline u krijgt voorgeschreven hangt af van uw diabetes. Mensen met diabetes mellitus type 1 zullen altijd insuline voorgeschreven krijgen, daarnaast mogelijk tabletten. Iemand met diabetes mellitus type 2 kan tabletten voorgeschreven krijgen maar ook insuline.
Medicijnen die de lichaamscel stimuleert meer glucose op te nemen Biguaniden
Metformine (merknaam Glucophage)
Dit medicijn wordt vaak gegeven aan mensen met overgewicht en veroorzaakt geen hypo`s. Dit medicijn verhoogt met name de gevoeligheid voor insuline. Maag-darm klachten kunnen in het begin van het gebruik bij metformine voorkomen, veelal gaat dat daarna over. Bij het gebruik van alleen Metformine zijn tussenmaaltijden minder noodzakelijk.
Medicijnen die de alvleesklier stimuleren om meer insuline te maken Sulfonylureumderivaten
Gliclazide (merknaam Diamicron) Tolbutamide (merknaam Rastinon) Glipizide (merknaam Glibenese) Glibenclamide (merknaam Daonil) Glimepiride (merknaam Amaryl)
Meglitinides Patiënteninformatie wordt met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. U kunt aan deze uitgave geen rechten ontlenen. © Gelre ziekenhuizen www.gelreziekenhuizen.nl
Ripaglinide (merknaam Novonorm) Nateglinide (merknaam Starlix)
Gliclazide en Glimepiride zijn in deze groep de meest voorgeschreven medicijnen, hierin is Gliclazide meestal de eerste keuze.Tolbutamide is de minst sterk werkende en Diëtetiek | DIET-538 | 11 mei 2015 | pagina 1/6
Glibenclamide en Glimepiride de sterkst werkende medicijnen in deze groep. Ongeveer een half uur na inname beginnen ze te werken en blijven dat gedurende 6 tot 12 uur lang doen. Hypo`s kunnen voorkomen in een sluipende vorm. Ripaglinide en Nateglinide zijn medicijnen die kort en snel werken. Tien minuten na inname beginnen ze te werken, tot 2-3 uur daarna. Elke keer voor het eten moeten deze medicijnen ingenomen worden. Bij het gebruik van Ripaglinide en Nateglinide is het mogelijk een maaltijd over te slaan. In dat geval neemt u ook de tablet Ripaglinide of Nateglinide niet in. U kunt ook een maaltijd uitstellen of vervroegen. In dat geval neemt u de tablet Ripaglinide of Nateglinide ook later of eerder in. Hierdoor is een flexibel leef- en eetpatroon mogelijk. Tussenmaaltijden zijn meestal niet nodig bij het gebruik van deze tabletten.
DPP-4-remmers
Sitagliptine (merknaam Januvia) Vildagliptine (merknaam Galvus) Saxagliptine (merknaam Onglyza) Linagliptine (merknaam Trajenta)
Deze medicijnen verhogen de concentratie van actieve darmhormonen, die worden aangemaakt na het eten van een maaltijd. Bij mensen met diabetes mellitus type 2 is de werking of het aantal van deze darmhormonen verminderd. Als de bloedglucosewaarde is verhoogd, werken de darmhormonen op 2 manieren. Ze stimuleren de insuline afgifte door de alvleesklier en ze verminderen de aanmaak van glucose door de lever. DPP-4remmers worden meestal gebruikt in combinatie met andere diabetesmedicatie.
GLP-1 receptoragonisten
Exenatide (merknaam Byetta en Bydureon) Liraglutide (merknaam Victoza)
Deze medicijnen verhogen, naarmate er meer glucose in het bloed komt, de insuline afgifte in de alvleesklier. Tevens verminderen ze de glucagonafgifte. Deze medicijnen remmen de eetlust en bevorderen gewichtsverlies. GLP-1 receptoragonisten worden meestal gebruikt in combinatie met andere diabetesmedicatie. Deze medicijnen moeten worden geïnjecteerd.
SGLT2-remmers
Dapagliflozine ( merknaam Forxiga)
Deze medicijnen kunnen gegeven worden om de bloedglucosewaarde te laten dalen. Het verwijderd overtollig glucose via de nieren. Het is een nieuw middel dat nog niet lang gebruikt wordt.
Diëtetiek | DIET-538 | 11 mei 2015 | pagina 2/6
Voedingsadvies bij gebruik van bovenstaande medicatie De diëtist bespreekt met u een persoonlijk voedingsadvies. In grote lijnen komt het er op neer dat er 3 hoofdmaaltijden en indien nodig 3 kleinere tussenmaaltijden geadviseerd worden. Dit om er voor te zorgen dat de koolhydraten (suikers en het zetmeel) regelmatig over de dag verdeeld worden. Eet regelmatig en op tijd. Een maaltijd overslaan is niet verstandig. Met name bij het gebruik van de medicijnen uit groep 2, medicijnen die de alvleesklier stimuleren om meer insuline te maken, is de kans op een hypo groot.
5.2 Insuline Er zijn verschillende soorten insuline:
Patiënteninformatie wordt met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. U kunt aan deze uitgave geen rechten ontlenen. © Gelre ziekenhuizen www.gelreziekenhuizen.nl
Diëtetiek | DIET-538 | 11 mei 2015 | pagina 3/6
Een mengsel van insuline (merknaam Humuline, Insuhuman Comb en NovoMix)
Humuline en Insuhuman Comb: Deze insuline bestaat voor een deel uit kortwerkende insuline en voor een deel uit middellang werkende insuline. Deze insuline spuit u 2 maal per dag. Deze insuline spuit u 20-30 minuten voor u gaat eten. NovoMix: Deze insuline bestaat voor een deel uit ultrakortwerkende insuline en voor een deel uit middellangwerkende insuline. Deze insuline spuit u 2 maal per dag. Deze insuline spuit u vlak voor u gaat eten.
Het is belangrijk dat u regelmatig eet. Het liefst met 3 hoofdmaaltijden en 3 kleinere tussenmaaltijden. In overleg krijgt u van de diëtist een persoonlijk voedingsadvies waarop u precies kunt zien hoe de koolhydraten verdeeld zijn over de dag. Hierop kunt u leren variëren met koolhydraatgetallen. Een maaltijd overslaan is bij deze insulinetherapie niet mogelijk. Een maaltijd kunt u incidenteel maximaal 1½ tot 2 uur uitstellen of vervroegen.
Kortwerkende insuline (merknaam Insuhuman Rapid en Humuline Regular) Deze insuline werkt kort en wordt voor iedere maaltijd gespoten. Naast deze insuline wordt altijd 1 maal per dag een middellang werkende insuline gespoten. De kortwerkende insuline heeft 1½ - 2 uur na het injecteren een piekwerking en is 6-7 uur daarna pas helemaal uitgewerkt. 20-30 minuten voor u gaat eten spuit u de kortwerkende insuline. De middellang werkende insuline spuit u het liefst voor het slapen gaan. Deze insuline zorgt ervoor dat er gedurende de hele nacht en dag een klein beetje insuline in uw bloed is. In principe gebruikt u 3 hoofdmaaltijden waarbij u de kortwerkende insuline spuit. Meestal zijn kleine tussenmaaltijden nodig van ongeveer 15 koolhydraten. Ook ligt het tijdstip waarop u eet niet precies vast. Het is mogelijk een maaltijd over te slaan of uit te stellen. Vanzelfsprekend spuit u geen kortwerkende insuline als u een maaltijd overslaat! De diëtist stelt met u een persoonlijk voedingsadvies op waarin de koolhydraten vermeld zijn. Hiermee leert u iets over de insuline-koolhydraatverhouding per maaltijd en het stelt u in staat in de toekomst uw diabetes beter te reguleren. U kunt leren met koolhydraatgetallen te variëren. Ook kunt u wanneer u goed bent gereguleerd zelf uw insuline aanpassen als u meer of minder eet. Overleg hierover met uw diabetesverpleegkundige of diëtist.
Ultrakortwerkende insuline (merknaam Humalog, Apidra en Novo Rapid) Deze insuline werkt sneller en korter dan de kortwerkende insuline. Naast deze insuline wordt altijd 1 of 2 maal per dag een middellang werkende insuline gespoten. De ultrakortwerkende insuline heeft een piekwerking na ¾ uur en is na 3 tot 4 uur uitgewerkt. Door de korte werkingsduur is deze insuline het meest geschikt om bij te spuiten.
Diëtetiek | DIET-538 | 11 mei 2015 | pagina 4/6
De diëtist stelt ook hier een persoonlijk voedingsadvies op, waarin precies de verdeling van de hoeveelheid koolhydraten is weergegeven. Ook hier proberen we de insulinekoolhydraatverhouding te achterhalen. U leert met koolhydraatgetallen variëren. Het verschil met de kortwerkende insuline is dat er in principe geen tussenmaaltijden meer nodig zijn. Als u toch eens tussendoor wilt eten kunt u wat extra insuline leren bijspuiten. Overleg over zelfregulatie altijd met uw diabetesverpleegkundige of diëtist. De volgende adviezen worden gegeven omdat deze insuline soms te snel werkt: Spuit tijdens een langdurend diner zo nodig in 2 keer de ultrakortwerkende insuline. Spuit bij het eten van gerechten met een lage Glycaemische Index (zie 3.b.3) zo nodig na de maaltijd of in 2 keer. Vraag de diëtist om uitleg. Ook bij het eten van heel erg vette, eiwitrijke gerechten kan het zinvol zijn na de maaltijd te spuiten of zo nodig in 2 keer. De maagontledigingssnelheid neemt af door het eten van een vette maaltijd. Hierdoor worden de koolhydraten langzamer opgenomen.
Langwerkende insuline (merknaam Lantus, Levemir, Insulatard) Deze insulinesoorten werken 16-24 uur, en de werking treedt in na ongeveer 1,5 uur. Door deze insuline te gebruiken, beschikt het lichaam gedurende 24 uur over een basale hoeveelheid insuline. De langwerkende insuline wordt o.a. gebruikt bij de combinatietherapie. De combinatietherapie is een behandeling waarbij zowel insuline wordt gespoten als tabletten worden ingenomen. Deze insuline wordt voorgeschreven bij diabetes mellitus type 2 als het met tabletten alleen niet meer lukt om het bloedglucosegehalte omlaag te brengen. Ook wordt langwerkende insuline vaak gebruikt in combinatie met 3 keer daags (ultra)kortwerkende insuline.
Insuline in de pomp Tegenwoordig zijn er ook veel mensen met diabetes die gebruik maken van een insulinepomp. Deze pomp geeft gedurende de hele dag en nacht een klein beetje (ultra)kortwerkende insuline af en voor een maaltijd geef je zelf een vooraf bepaalde bolus. Bij het gebruik van kortwerkende insuline is het raadzaam 20-30 minuten voor de maaltijd de bolus te geven en bij het gebruik van ultrakortwerkende insuline is het raadzaam vlak voor (of na) de maaltijd de bolus te geven. Ook bij deze therapie wordt een basisdieetadvies gegeven door de diëtist. Hiermee kan de instelling geregeld worden en leert u omgaan met uw persoonlijke koolhydraat-insulineverhouding (koolhydraat/insuline ratio) per maaltijd. Daarna wordt er gewerkt aan zelfregulatie, waardoor een meer onregelmatig eet- en leefpatroon beter geregeld kan worden. Denk aan intensieve sportbeoefening, etentjes of onregelmatige werktijden.
Patiënteninformatie wordt met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. U kunt aan deze uitgave geen rechten ontlenen. © Gelre ziekenhuizen www.gelreziekenhuizen.nl
Diëtetiek | DIET-538 | 11 mei 2015 | pagina 5/6
Bij overgang op de insulinepomp kan de persoonlijke koolhydraat-insulineverhouding wijzigen. Dit komt doordat de basale insuline constanter werkt. Bij overschakeling is het dan ook raadzaam om in overleg met uw diëtist uw kennis over voeding en koolhydraten op te frissen of aan te leren. Middels een uitgebreid dagboek leert u goed koolhydraten tellen en de verbanden zien tussen insulinedosering, bloedglucose, inspanning en de genuttigde hoeveelheid koolhydraten. Op deze manier leert u optimaal omgaan met uw insulinepomp. Naast de diëtist kan ook de diabetesverpleegkundige u hierbij helpen,
Hoofdstuk 5 van Patiënten Informatie Map Diabetes Mellitus en voeding (2014) Gelre ziekenhuizen Apeldoorn & Verian Diëtetiek | DIET-538 | 11 mei 2015 | pagina 6/6