Tableau e7 Nú ,50 !
richter
Het geheugen van de Duitse meester
JAN sluijters
Modernist van het eerste uur
BiËnnale Verrassingen in venetiË
Topgaleries
Gagosian verkoopt in elke metropool 33ste Jaargang nr. 4 augustus/september 2011 Adviesprijs: € 9,95 AP
8 7 1 8 1 82 560732
004 1 1
Het eigenzinnig koloriet van
Jan Sluijters Het werk van Jan Sluijters wist, naast een grenzeloze bewondering, ook een enorme weerstand op te roepen. Het zou getuigen van een ‘vulgaire, valse smaak’, en werd geweigerd op belangrijke exposities. Mecenas en bewonderaar Esser sleepte de kleurrijke raskunstenaar, die nu gezien wordt als een van de grondleggers van de moderne kunst in Nederland, door deze periode heen. tekst: ruud van der Neut
Jan Sluijters (1881-1957), Portret van Tonia Stieltjes (detail), circa 1922, 132 x 116 cm, coll. Singer Laren
Jan Sluijters
e kritiek loog er destijds niet om. In het juryrapport van de Prix de Rome, gedateerd 11 december 1906 en ondertekend door gerespecteerde kunstenaars en docenten als Willem Maris en August Allebé, werd over het werk van Jan Sluijters gezegd: ‘Groote minachting voor de schoonheden der techniek van het schilderen en door een valsch streven naar gewild nieuwe kleurstemmingen en naar ruwe hartstochtelijkheid’. Ook tekende de jury bezwaar aan tegen de ‘drieste veronachtzaming der schoonheid’, en was ze van mening dat de schilder zich liet meeslepen door ‘een vulgairen valschen smaak.’ Eigenlijk was het allemaal de schuld van een bezoek aan Parijs. Met zijn jaarlijkse toelage van 1200 gulden die Sluijters in 1905 had gekregen voor zijn werk, vertrok hij voor een studiereis richting Spanje, waar hij steden als Madrid, Malaga, Granada, Valencia en Barcelona bezocht en waarna hij uiteindelijk in Parijs belandde. Bij een bezoek aan de Salon des Indépendants werd hij daar geconfronteerd met de Franse avant-gardekunst van onder meer Henri Matisse en Kees van Dongen. Hij was er zeer van onder de indruk en besloot, samen met zijn vrouw Bertha, een aantal maanden in Parijs te gaan wonen en werken. Het mondaine stadsleven van Parijs bood hem ongekende inspiratie voor een heel nieuw oeuvre, zowel in kleurgebruik als in techniek. En daar was, om het maar zacht uit te drukken, niet iedereen even gelukkig mee. Vooral vanwege zijn als te heftig ervaren voorstudies voor het ‘decadent’ genoemde schilderij ‘Bal Tabarin’ werd de jaarlijkse toelage met directe ingang geweigerd. Een dergelijke beslissing werd nooit eerder genomen, waardoor Sluijters op slag landelijke bekendheid kreeg. Het spraakmakende besluit had verregaande gevolgen. Zowel kunstenaarsverenigingen, het Stedelijk Museum een van de weinige musea die destijds eigentijdse kunst aankochten - als het gros van de critici stelden zich onmiddellijk terughoudend op. Het omstreden schilderij ‘Femmes qui s’embrassent’ werd in 1907 als ‘mogelijk aanstootgevend’ verwijderd van de tentoonstelling van de St. Lucas-schildervereniging in het Stedelijk Museum. Overigens werd dit schilderij in 1988 aangekocht door het Van Gogh Museum voor een niet bekendgemaakt bedrag, met als ronkende omschrijving dat het museum ‘een topstuk van internationale allure’ aan de collectie had weten toe te voegen... Slechts een aantal collega’s, zoals Piet Mondriaan en Leo Gestel, en de criticus Conrad Kickert, hadden waardering voor Sluijters’ controversiële werk. Maar ondanks dat leek het er op dat zowel zijn artistieke als zijn zakelijke carrière gedoemd waren te mislukken.
Prijzen en reizen Jan Sluijters (1881-1957), die zich na een opleiding van vier jaar aan diverse instituten in december 1902 aanmeldde als werkend lid van de Amsterdamse kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae en St. Lucas was al op jonge leeftijd een veelbelovend talent. Op zijn drie22 | Tableau Fine arts magazine augustus/september 2011
‘een vrouw is van nature al versiering’ ëntwintigste, in 1904, won hij op de tentoonstelling Levende Meesters - waarvoor maar liefst 812 kunstwerken waren ingezonden - met het schilderij ‘De vergankelijkheid’ de Koninklijke Subsidie van 800 gulden. In hetzelfde jaar vonden de toelatingsexamens voor de prestigieuze Prix de Rome plaats. Ook hier was zijn - speciaal voor de presentatie gemaakte - ‘De profeet Elisa en de zoon der Sunamitische vrouw’ favoriet. Dankzij dit schilderij kreeg Sluijters een beurs toegekend van 1200 gulden per jaar, in principe voor de volgende vier jaar. Deze toelage permitteerde de kunstenaar met zijn kersverse echtgenote Bertha vijf maanden op studiereis te gaan naar steden als Rome, Napels, Florence, Venetië, Verona en Milaan. Terug in Amsterdam werden in december 1905 zijn op locatie gemaakte kopieën van beroemde meesterwerken en een aantal vrije werken tentoongesteld in de Rijksacademie. Ondanks wisselende kritieken werd hem opnieuw het jaargeld van 1200 gulden toegekend, waarop Sluijters afreisde naar Spanje en daarna Parijs, waar hij in contact kwam met die wilde, moderne schilderkunst die hem zoveel kritiek bezorgde. Maar Sluijters was klaar met de christelijke, vrome en brave onderwerpen die hij tot nu toe geschilderd had, en heel even leek het daardoor ook gedaan met zijn loopbaan. ››
Maannacht, 1912, olie op doek, 80 x 126 cm, Caldic Collectie, Rotterdam Portret van Salomon Beffie, 1912, 108 x 86 cm, Van Gogh Museum, Amsterdam, bruikleen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort/ Rijswijk > Lezende vrouw, 1911, olie op doek, 76 x 52 cm, coll. Van Abbemuseum, Eindhoven
Het mythische labyrint van de
Biënnale
Sigalit Landau, Azkelon, 2011, still van videoprojectie op de vloer, met geluid, 12”21’, courtesy van de kunstenaar en Kamel Mennour, Parijs. In het Israëlische paviljoen stelt Landau met haar interventies het idee van landsgrenzen, territorium en landbezit ter discussie.
Biënnale Venetië
Curator en publicist Jonathan Turner kent een lange betrokkenheid bij de Biënnale van Venetië. Zo maakte hij in 1993 al onderdeel uit van het uitvoerend comité dat het eerste internationale platform bood aan kunstenaars als Tracey Emin en Damien Hirst. Voor Tableau dompelde Turner zich opnieuw onder in de hedendaagse kunst in de dogenstad. tekst: jonathan turner vertaling: arthur van ’t hof
A
an een licht riekend kanaal in achteraf Venetië stap je een vervallen gebouw binnen. Je beklimt scheve traptreden naar de eerste verdieping en door een smerige gang kom je in een donkere kamer. Er klinkt een zoemend geluid van slecht aangesloten elektrisch licht en er liggen kapotte kasten en dossiers over de vloer. Op een muur wordt een video geprojecteerd: twee zakenmannen spelen Star Wars na in een kantoor dat er precies zo uitziet als de ruimte waar jij nu staat. Ze kruisen de degens, precies zoals de Jedi dat in de film zouden doen. In plaats van lichtsabels gebruiken ze fluorescerende buizen en wat hier ontstaat, kan worden gezien als een luchtig, maar niet mis te verstaan beeld van de recente oorlogen in het Midden-Oosten. Als ze de fluorescerende buizen tegen elkaar kapot slaan, gaan de lichten uit. De installatie is van de kunstenaar Adel Abidin (1973) en staat in het Iraakse Nationale Paviljoen in de Gervasuti Foundation. Welkom in de verrassende wereld van de 54ste Biënnale van Venetië.
Elke twee jaar ontpopt de Biënnale van Venetië zich weer als een enorme en soms wat anachronistische uitstalling van culturele hoogstandjes en nationalisme; een soort Olympische Spelen van de kunstwereld. Internationale supersterren ‘vechten’ een strijd uit om belangrijkheid, ‘supporters’ kiezen partij en er zijn diverse prijsuitreikingen. De editie van dit jaar is de grootste ooit, met 87 deelnemende landen. Er zijn premières van Saoedi-Arabië, Bangladesh en Haïti, terwijl landen als Congo, Costa Rica, Cuba, India, Irak, Zuid-Afrika en Zimbabwe weer terugkeerden op het podium, sommigen na een afwezigheid van tientallen jaren. Kritieken van publiek en professionals zijn nog nooit zo eensgezind geweest: de Oostenrijkse, Zwitserse en Britse paviljoens zijn veruit favoriet (met glansrijke hoofdrollen voor respectievelijk Markus Schinwald, Thomas Hirschhorn en Mike Nelson), er is veel vernieuwende kunst met Arabische wortels en er zijn fantastische tentoonstellingen van Anselm Kiefer, Anish Kapoor, Marisa Merz, Julian Schnabel en Pier Paolo Calzolari in verschillende musea, palazzo’s en andere expositieruimtes verspreid over de stad. De bezoeker zal het zeker opvallen dat sensatiezucht hier ontbreekt en er een enorm gevoel van vrijheid hangt. ››
‘sensatiezucht ontbreekt, vrijheid overheerst’ Anish Kapoor
Cristiano Pintaldi ‘Untitled’, 2011, acryl op doek, 195 x 320 cm. In de voormalige scheepswerven op het eiland San Pietro di Castello hangen enorme doeken van deze kunstenaar. Hij schilderde de momenten waarop de stoffelijke wereld de niet-stoffelijke ontmoet, in dit geval een bliksemflits boven de IJslandse vulkaan Eyjafjallajokull.
44 | Tableau Fine arts magazine augustus/september 2011
‘Ascension’, 2011, installatie in de Basilica di San Giorgio, Isola di San Giorgio Maggiore. Een wolk van witte rook komt uit een rond vat op de kruising tussen het transept en het schip van Palladio’s basiliek. Als een goddelijke aanwezigheid kringelt de rook langzaam naar boven. Kapoor verbeeldt hier de samensmelting van materie en spiritualiteit, de dialoog tussen spanning en afwezigheid. (Courtesy Galleria Continua, San Gimignano/ Beijing/Le Moulin)
Biënnale Venetië
Jacopo Robusti detto Tintoretto ‘La creazione degli animali (De Schepping der Dieren)’, 1550-1553, coll. Gallerie dell’Accademia, Venezia. Een van de drie werken van Tintoretto die de bezoeker ter introductie dienen op de hoofdexpositie ILLUMInations.
Urs Fischer ‘Untitled (Standing)’, 2010, parafine en was, pigment, staal, 195,6 x 78,7 x 132,1 cm, courtesy van de kunstenaar, Gavin Brown Enterprise, NY en The Brant Foundation Art Study Center (foto: Stefan Altenburger). Een van de ‘levende’ kaarsen in de Corderie, de voormalige touwfabriek van de Arsenale, waarin de hoofdtentoonstelling ILLUMInations plaatsvindt.
Maurizio Cattelan ‘Turisti (Tourists)’, 1997. Honderden opgezette duiven bevinden zich als een primitief bewakinssysteem in de balken verspreid in het centrale paviljoen in de Giardini.
James Turrell ‘Skyspace Zuoz’, 2005, een grootschalige installatie in de hoofdtentoonstelling ILLUMInations in de Corderie.
Christian Marclay ‘The Clock,’ 2010, courtesy White Cube, Londen en Paula Cooper Gallery, New York. Still uit de 24 uur durende video van de winnaar van de Gouden Leeuw (de beste kunstenaar van de Biënnale), te zien in de hoofdtentoonstelling ILLUMInations in de Corderie.
Gerhard Richter, 4 Glasscheiben, 1967, glas en ijzer, 190 x 100 cm, Anton and Annick Herbert Collection > Anton Corbijn, Gerhard Richter, Keulen 2010, detail, courtesy Anton Corbijn/FOAM
Gerhard Richter en het
onvatbare Zijn werk hangt in alle grote musea. Al jaren geldt Gerhard Richter als een van de belangrijkste en duurste nog levende kunstenaars ter wereld. In 2012 wordt hij 80, reden voor Tate Modern om hem te eren met een groot retrospectief. tekst: Rogier Ormeling
Gerhard Richter
M
et zijn geboorte valt een mens in de tijd en de geschiedenis. Dat geldt zeker voor Gerhard Richter (1932). Nog geen jaar nadat hij in Dresden het levenslicht zag, kwam Hitler aan de macht. Hoewel Richter opgroeide in het slaperige stadje Reichenau, zou dat ook voor zijn familie grote gevolgen hebben. Tante Marianne die aan schizofrenie leed, werd eerst gesteriliseerd en in het kader van de nazi-euthanasiecampagne voor geesteszieken ten slotte omgebracht. Oom Rudi stierf al snel aan het front. Ook vader Richter werd gemobiliseerd, om pas in 1946 thuis te komen en door vrouw en kinderen als een vreemde te worden begroet. Na de oorlog maakte Richter in de DDR kennis met een andere ideologie: die van de communistische heilstaat. In 1951 werd hij toegelaten op de kunstacademie van Dresden. Maar naarmate de Koude Oorlogtemperatuur daalde, moesten ook de restanten van de artistieke vrijheid eraan geloven. Vlak voor de bouw van de Berlijnse muur vluchtte hij in 1961 naar West-Duitsland, waar hij zich liet inspireren door popart en de alomtegenwoordige massamedia. Zo schilderde hij een keukenstoel die hij een nagenoeg even verontrustend aura gaf als Andy Warhols Electric Chair. Als geen ander kon Richter laten zien dat in banale voorwerpen en situaties evengoed het schrikwekkende schuilt. Zijn Flämische Krone (1965) heeft veel weg van een vervaarlijk monster dat je niet graag boven je hoofd ziet hangen.
Afkeer van ideologieën
Onkel Rudi, 1965, olie op doek, 87 x 50 cm, coll. Lidice Gallery, Lidice, Tsjechië > Lilies, 2000, olie op doek, 68 x 80 cm, coll. National Gallery of Canada September, 2005, olie op doek, 52 x 72 cm, coll. MoMA, New York
Schijnbaar zonder zich om een specifiek onderwerp te bekommeren, schilderde Richter kranten- en tijdschriftfoto’s na. Van enig selectiemechanisme leek geen sprake, net als in de westerse beeldenvloed die opeens over hem werd uitgestort. Oorlogsvliegtuigen, Alpen- en stadsgezichten, wolkenluchten, koeien, herten, doodgewone tafels, een opvouwbaar droogrek of een toiletrol, een Olympisch zwemteam, leden van de Baader-Meinhofgroep, noem maar op. Alles was evenveel waard. En onwaarachtig. Want Richter hield aan het leven in HitlerDuitsland en de DDR zowel een afkeer van ideologieën over als een diep wantrouwen jegens elk beeld dat aanspraak op de werkelijkheid maakt. Daarom hulde hij zijn fotorealistische zwartwitschilderijen in een kenmerkend out of focus. Een sluier, die in tegenstelling tot de sluier van Maya − de begoochelende sluier van illusies die vol-
48 | Tableau Fine arts magazine augustus/september 2011
gens het hindoeïsme en het boeddhisme de realiteit aan de menselijke zintuigen onttrekt - juist ontgoochelt. Die wazigheid diende de beschouwer immers vooral bewust te maken van de beperkingen van diens eigen waarneming en die van media in het algemeen. Vandaar dat het onderwerp van ondergeschikt belang was. Maar zeker niet willekeurig gekozen. Verscheidene krantenfoto’s die hij als model nam, hadden betrekking op schokkende gebeurtenissen. Eight Student Nurses (1966) bijvoorbeeld bestaat uit acht portretten van vermoorde leerlingverpleegsters. Waarmee Richter de beeltenis van de vrouwen leek te willen ontfutselen aan de sensatiepers. Ook ontpopte hij zich als een discrete anti-paparazzo die beroemdheden weer een zekere anonimiteit verleende. Op Frau mit Schirm (1964) en Mutter und Tochter (1965), zien we Jacky Kennedy en Brigitte Bardot als vaag herkenbare voorbijgangers met een privéleven waarnaar je slechts kunt gissen. Met Lassie (1965) dreef Richter de sentimentele cultus rond de hoofdrolspeler uit de gelijknamige televisieserie op de spits. Het portret van de Schotse collie is zodanig vertroebeld dat je hem door betraande ogen lijkt te zien. Naast foto’s uit de media vereeuwigde Richter onder meer alledaagse snapshots van relatief onbekenden. Een liefdespaartje in het bos, uitgelaten recreanten in een speedboot, mensen die in de tuin werken, gezinsfoto’s van verschillende families enzovoort. Hoe onbezorgder en gelukkiger het tafereel, hoe meer Richters vervagende toets de inherente vergankelijkheid zichtbaar maakt. Eigenlijk laat hij zien dat elke foto ook een vanitas is.
Geen zelfexpressie Hoewel Richter een zo groot mogelijke objectiviteit nastreefde en zich verre hield van emotionele zelfexpressie, bevatten zijn schilderijen wel degelijk autobiografische elementen. Tegen de achtergrond van een kazerne lacht een trotse Wehrmacht-officier ons toe: Onkel Rudi (1965). We zien baby Gerhard op schoot bij een verlegen tienermeisje: Tante Marianne (1965). Ogenschijnlijk onschuldige en vertederende kiekjes en daarom zo wrang. Herr Heyde (1965) toont een van de psychiaters die verantwoordelijk was voor tante’s ‘zachte dood’, begeleid door een politieman nadat hij in 1959 was gearresteerd. Door zowel een van de 250.000 slachtoffers als een dader van het euthanasieprogramma een gezicht te geven, verbrak Richter als een van de eerste kunstenaars in Duitsland het grote zwijgen over de nazimisdaden. Ingehouden, maar onmiskenbaar, liet hij het verdrongen verleden uit wazige nevelen opdoemen. Al duurde het nog lang voordat alle navrante geheimen geopenbaard werden. Pas in 2004 vernam Richter tot zijn verbijstering van een journalist dat zelfs zijn voormalige ››
Gerhard Richter
schoonvader als SS-dokter medeplichtig was geweest aan Marianne’s lot. Aan de hand van een oude familiefoto van zijn eerste vrouw Ema, had Richter hem nog geschilderd in Familie am Meer (1964): in zwembroek tijdens een uitje aan zee, met zijn gezin. Ook Ema had er nooit iets van geweten.
Iets moois schilderen Aan het begin van de twintigste eeuw achtte de avantgarde de vooruitgangsgedachte ook toepasbaar op de kunst: ook die zou zich lineair ontwikkelen. Daaruit trok Marcel Duchamp in 1912 een opzienbarende conclusie. Nadat hij erin was geslaagd de opeenvolgende bewegingen van een naakt op doek (Nude Descending a Staircase No. 2) vast te leggen, kondigde hij het eind van de schilderkunst af en borg zijn penselen op. Vijftig jaar later koesterden Richters tijdgenoten vergelijkbare dogma’s. Richter was echter niet naar het westen gevlucht om zich daar aan artistieke doctrines en stijlvoorschriften te onderwerpen. Dus bakte hij Duchamp een soort koekje van eigen deeg. In een tijd waarin een mooi naakt als volkomen passé gold, kwam hij op de proppen met Ema (Akt auf einer Treppe) (1966), een van zijn persoonlijkste werken. In serene trance en slechts gehuld in zacht diffuus licht, daalt Ema naakt de trap af. Haar marmerkleurige huid en houding roepen herinneringen aan klassieke sculpturen op. Schoonheid als subversieve provocatie. De stilte galmt: hoezo is de figuratie en zelfs de hele schilderkunst dood? Pikant detail: wanneer de directeur van de Berlijnse Nationalgalerie het doek krijgt aangeboden wijst hij dit af: ‘Ik verzamel schilderijen, geen fotografie.’ Weliswaar was Ema niet Richters eerste kleurenfotoschilderij, maar voortaan zouden ook zijn twee andere echtgenotes, kinderen, appelstillevens, brandende kaarsen, landschappen en zeegezichten, er gekleurd op staan. Toen hem gevraagd werd waarom hij zich met landschappen bezighield, antwoordde Richter: ‘Ik had zin om iets moois te schilderen… Maar juist omdat een landschap zo mooi is, is het waarschijnlijk het meest verschrikkelijke wat er is…’ Groenlandse ijsbergmotieven, besneeuwde bergtoppen bij Davos en vulkanische landschappen op Tenerife volgden elkaar in groot formaat op. Afgezien van hun plaatsaanduiding wekken ze echter een volstrekt plaats- en tijdloze indruk. Meestal valt er geen spoor van menselijke aanwezigheid te bekennen. Wat zowel bevrijdend als onthutsend is. Want de sublieme, in zichzelf gekeerde, schoonheid van de natuur biedt weinig hoop. Sterker nog: de mens is hier volkomen overbodig en overgelaten aan zijn eigen, persoonlijke zingeving. Toch zou Richter nog twee belangrijke series in karakteristieke grijstonen produceren. In 1972 nam hij deel aan de Biënnale van Venetië met ‘48 Portraits’: een beeldengalerij van schrijvers, musici en wetenschappers uit de negentiende en twintigste eeuw, waaronder Oscar
‘Hij laat het verdrongen verleden opdoemen’ Wilde, Einstein en Kafka. Terwijl hij zich hiermee erfgenaam van de liberaal-humanistische traditie betoonde, is ook hier sprake van een vervreemdende afstandelijkheid. Alsof hij zich hardop afvroeg hoe het toch mogelijk was dat die traditie in de twintigste eeuw zo kwetsbaar was gebleken.
Veelzijdig metamorfosekunstenaar En dan natuurlijk het spraakmakende Oktober 18, 1977 (1988). De datum waarop drie leden van de Rote Armee Fraktion - de linkse terreurgroep die Duitsland lang in zijn ban hield - dood in hun gevangeniscel werden aangetroffen. Officieel werd dit als zelfmoord aangemerkt, maar sympathisanten bleven erbij dat ze waren geëxecuteerd. Met vijftien vooral op politiefoto’s gebaseerde en sterk vervaagde schilderijen geeft Richter het gebeuren weer. De arrestatie, een cel met een boekenkast, de lijken, de begrafenis. Hoewel hij de serie pas in 1988 schilderde barstte de kritiek los: de daders zouden als slachtoffers zijn geportretteerd. De voormalige Oost-Duitser had echter weinig op met de gewapende klassenstrijd. Als hij iets liet zien, dan wel dat de RAF-leden het slachtoffer waren van hun eigen ideologische verdwazing. Feitelijk begon Richters abstracte oeuvre al met Tisch (1962), waarop hij een fotorealistische tafel met ‘gesturale’ penseelstreken bewerkte. Figuratie en abstractie, oftewel illusionistische ruimte en tastbare verf, gingen hier voor het eerst een confrontatie aan. Zonder voor elkaar onder te doen. Gedurende zijn verdere carrière bleef Richter hen beschouwen als gelijkwaardige werkwijzen waartussen geen duidelijke grens bestaat. Zelfs een hyperrealistisch doek blijft immers een abstractie van de werkelijkheid. Geleidelijk ontwikkelde hij zich tot een veelzijdig metamorfosekunstenaar die aan elk stilistisch hokje ontsnapt en voortdurend nieuwe artistieke mogelijkheden uitprobeert. Een bezoek aan een verfwinkel bracht hem in 1966 op het idee voor Colour Charts: een serie doeken van bewust onpersoonlijke en nietszeggende kleur- ››
Mutter und Tochter, 1965, olie op doek, 180 x 110 cm, coll. Ludwig Galerie Schloss Oberhausen, Oberhausen < Frau mit Schirm, 1964, olie op doek, 160 x 95 cm, Daros Collection, Zürich Tisch, 1962, olie op doek, 90 x 113 cm, privécollectie 4096 Farben, 1974, email op doek, 254 x 254 cm, Ludwig Collection, Aken Lesende, 1994, olie op doek, 72 x 102 cm, coll. San Francisco Museum of Modern Art
augustus/september 2011 tableau Fine arts magazine | 51
tekst en fotografie: anja frenkel
Victor Brauner, Voor mijn geliefde Saşa Pană, 1930, Collectie Vladimir Pană
Larry Gagosian Het kunstimperium van Gagosian bestaat inmiddels uit 11 schitterende galleries plus een winkel op droomlocaties wereldwijd.
portret van een megagalerist
LARRY GAGOSIAN wereld merk Roep Jeff Koons, Damien Hirst, Pablo Picasso, Richard Serra, Cy Twombly en ergens in de buurt is Larry Gagosian te vinden. Door vriend en vijand wordt hij gezien als de machtigste man in de wereld van de megadure moderne en hedendaagse kunst. Over de off- en online praktijken van een expansieve leverancier van cultuur en status. tekst: Anja Frenkel augustus/september 2011 Tableau Fine arts magazine | 55
‘If I don’t, someone else will, you know what I’m saying?’
O
p Art Basel waren er dit jaar weer volop Picasso’s en Serra’s. Gagosian was er dus ook. Op 14 juni, de previewdinsdag voor VIP’s, zag ik hem temidden van een indrukwekkend gevolg met een i-phone aan zijn oor voorbij flitsen: een kop met wit haar, krachtig blikkende donkere ogen, energiek. Niet te stoppen. Denk maar niet dat je hem tot een interview kunt bewegen, dat is nog bijna niemand gelukt. Hij houdt zich zoveel mogelijk op de vlakte; in het hoogste kunstmarktsegment is discretie gewenst. Zeker weten we het dus niet, maar volgens sommige van Gagosians vakgenoten op de beurs werd in de drukke stand van zijn Gagosian Gallery in hal 2 in het eerste kwartier die dag al 45 miljoen dollar binnengeharkt... Standhoudster Jona Lüddeckens van Gagosian beaamde aan het einde van de beurs: ‘We had a very strong start,’ maar gaf niets prijs over welke werken er verkocht waren. Vorig jaar stond Gagosian, net als in 2004, bovenaan de Art Review Power List (de lijst van meest invloedrijke mensen in de kunstwereld). Art Review schreef: ‘Een deel van de kunstwerken die hij aanbiedt is buitengewoon, maar de presentatie wordt steeds arroganter. Dit gedrag is het gevolg van ultieme macht, wanneer alle competitie uit het zicht is verdwenen.’ En die concurrenten piepen
natuurlijk wel openlijk over Larry. Zoals kunsthandelaar/ verzamelaar Charles Saatchi in zijn boek Question dat vorig jaar verscheen: ‘Ik adoreer Larry Gagosian, maar wanneer ik hem aan zie komen lopen, hoor ik in mijn hoofd altijd de muziek van de film Jaws... Maar, hij is veruit de succesvolste kunsthandelaar van de laatste decennia.’ Hoe dat komt?
Jachtinstinct Econoom en kunstverzamelaar Don Thompson laat er in zijn spraakmakende boek Shock Art (2010) geen misverstand over bestaan: ‘Wat nu precies waardevolle eigentijdse kunst is wordt uiteindelijk bepaald door een select groepje kunsthandelaren en in tweede instantie door de twee gerenommeerde veilinghuizen. Curatoren van musea die bijzondere tentoonstellingen organiseren spelen daarbij een bescheiden rol. Kunstcritici hebben nauwelijks invloed, en de koper al helemaal niet. Hoge prijzen worden ‘gemaakt’ door handelaren die bepaalde kunstenaars als merk promoten...’ Dat laatste doet Larry ‘Go-Go’, een bijnaam die hij heeft gekregen vanwege zijn vastberadenheid, meer dan uitstekend. Op zijn vijfenzestigste is Larry Gagosian de machtigste kunsthandelaar ter wereld met vestigingen in New York, Los Angeles, Londen, Rome, Genève, Hongkong en Athene en met een geschatte jaaromzet van een miljard dollar. Selfmade Gagosian (1945) groeide op in Los Angeles als oudste van twee kinderen van Armeense immigranten-
Larry Gagosian
Al jaren aan de top van de Art Review Power List: Larry Gagosian, die zich laat omringen door miljardairs, popsterren, vrouwelijk schoon en natuurlijk de superkunstenaars uit zijn eigen stal. Hier op de foto met kunstmiljardair Dasha Zuhkova, Elton John, verzamelaar Eli Broad, Naomi Campbell en vriendin Shala Monroque en, op de onderste rij, met twee van de duurste paarden uit zijn stal: Jeff Koons en Damien Hirst.
ouders. Vader was boekhouder bij de gemeente en moeder speelde kleine rolletjes in films. Al tijdens zijn studie aan de universiteit van Californië begon Larry met de verkoop van ingelijste posters. ‘Ik kocht prints voor twee of drie dollar, zette ze in aluminium lijsten en verkocht ze voor vijftien dollar,’ verklapte Gagosian. Binnen een jaar, in 1979, opende hij zijn eerste galerie in New York - in een gebouw tegenover de beroemde galerie van Leo Castelli - waar hij werk verkocht van kunstenaars die aan de oostkust woonden en werkten, onder wie Frank Stella, Richard Serra en Eric Fischl. Eén van zijn klanten van het eerste uur is projectontwikkelaar en grootverzamelaar Eli Broad. In een interview met Vanity Fair zei Broad: ‘Larry is ongelooflijk: hij heeft enorm veel energie en een scherp oog. Ik kan niet bedenken bij wie je meer kans maakt om een kunstwerk uit privébezit in de wacht te slepen.’ Jagen op kunstwerken in andere collecties is inderdaad een specialiteit van Gagosian. Zijn uitgangspunt is dat alles te koop is, als je maar genoeg biedt. In 1985 opende hij een nieuwe galerie aan West 23rd Street, in een gebouw dat eigendom was van kunstenaar Sandro Chia. Op de eerste expositie verkocht hij werk uit de hedendaagse collectie van Burton en Emily Tremaine. Gagosian had het telefoonnummer van de Tremaines bemachtigd via hun telefoonmaatschappij. Hij belde ze op en deed een bod op een schilderij van Brice Marden - waarmee hij Emily Tremaine indirect vroeg haar vaste kunsthandelaar Leo Castelli te passeren. Ze weigerde, maar Gagosian
bleef bellen en gaf haar het gevoel dat ze belangrijk was, wat Castelli volgens hem had verzuimd. Uiteindelijk besloot ze dat ze Gagosian wel mocht en verkocht hem de Marden en nog twee andere schilderijen. Gagosians eerste belangrijke klant was S.I. Newhouse, de eigenaar van uitgeverij Condé Nast, aan wie hij Piet Mondriaans ‘Victory Boogie Woogie’ verkocht voor 10 miljoen dollar. Vervolgens wist hij Newhouse te bewegen veilingen bij te wonen en openlijk via Gagosian te bieden. De kunstwereld is onder de indruk en in de loop van de jaren bouwt hij een indrukwekkende klantenkring op, van Russische oliemagnaten tot emirs uit het MiddenOosten. Hij legt het aan met de rijkste verzamelaars ter wereld, waaronder François Pinault, Charles Saatchi, Tony Shafrazi en José Mugrabi, en dat geeft hem toegang tot hun huizen en hun collecties. Zo weet hij waar de grote werken hangen. Hij heeft een uitstekend geheugen volgens zeggen, maar hanteert ook een kleine camera als geheim wapen... In 2006 bemiddelde Gagosian tussen entertainment mogul David Geffen en hedge fundmiljardair Steven Cohen, in de beroemde particuliere verkoop van Willem de Koonings ‘Woman III’ voor 137 miljoen dollar.
Boren waar de ‘olie’ zit Alleen het beste is goed genoeg voor Gagosian. Zijn naam staat voor een luxemerk dat slechts is weggelegd voor de allerrijksten en in hun kielzog wat film- en popsterren. Gagosian beweegt zich dan ook vooral daar, waar het ›› augustus/september 2011 Tableau Fine arts magazine | 57