5 5d o e l e n k a t e r n

Blok

Pagina

Blok 1

2 tot 10

Blok 2

11 tot 21

Blok 3

22 tot 32

Blok 4

33 tot 40

Blok 5

41 tot 50

Blok 6

51 tot 60

Blok 7

61 tot 68

leerjaar

5 doelenkatern

Voorafgaande toelichting bij doelenkatern, leerjaar 5

leerjaar 5

Beste leerkracht, Voor je ligt de doelenkatern van zWISo voor leerjaar 5. Je vindt in deze bundel een overzicht van alle lesdoelen geordend per blok en per les. Er staat tevens bij of het om een hoofddoel (H) of een nevendoel (N) gaat. In de vier kolommen die volgen staan de verwijzingen naar de respectieve eindtermen, GO-doelen, OVSG-doelen en VVKBaO-doelen. Je vindt deze doelenkatern ook online op www.zwiso.be. Veel succes en plezier met zWISo! Het auteursteam

1

2

2

3

4

1

1

1

1

1

Les

Blok

Kommagetallen in het positieschema noteren. Kommagetallen situeren tussen twee opeenvolgende gehele getallen. In een kommagetal de waarde van elk cijfer bepalen. Kommagetallen op de getallenlijn plaatsen.

H

H

H

H

Veelvouden van 100 delen door 100.

H

Kommagetallen tot 3 decimalen lezen en noteren.


H

Kommagetallen voorstellen met schijven en t-, h- en d-kaartjes.

Opgaande delingen maken waarvan de deler bestaat uit één cijfer.

H

H

Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met 10 en met 100.

H

H

Vermenigvuldigingen maken met ronde getallen tot 100 000 waarvan een van de factoren kleiner is dan 100.

De verschillende functies van getallen verwoorden.

N

H

Getallen tot 100 000 splitsen en samenstellen.

Getallen tot 100 000 rangschikken.

H

H

Getallen tot 100 000 op de getallenlijn plaatsen.

H

Betekenis geven aan getallen tot 100 000.

Getallen tot 100 000 vormen als de waarde van elk cijfer gegeven is.

H

Tellen met sprongen rond zuivere (tien)duizendtallen.

De waarde van elk cijfer in getallen tot 100 000 bepalen.

H

H

Getallen tot 100 000 in het positieschema noteren.

H

H

Getallen tot 100 000 lezen en schrijven.

H

Strategieën ontdekken om ongestructureerde hoeveelheden te schatten. Betekenis geven aan getallen tot 100 000.

H

H

H/N Lesdoelen

1.5

1.5

1.15

1.5

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13

1.2

1.13

1.1

1.2

1.5

1.5

1.5

1.5

1.5

1.2

1.17

Eindterm

1.3.4

1.3.5

1.2.2 + 1.4.6

1.5.5

1.8.2

OVSG

1.1.3

1.5.5

1.4.6

1.4.6

1.5.5

1.2.2 + 1.4.6 1.3.5

1.3.6

2.1.23

1.4.6

2.1.20 + 2.1.21 1.3.4

2.1.20 + 2.1.22 1.8.4

2.1.20

2.1.20

2.1.21

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.4

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5

1.1.05

2.1.04 + 2.1.05 1.11.1

2.1.02

2.1.07

2.1.08

2.1.08

2.1.08 + 1.1.08 1.3.4

1.1.08

1.1.08

2.1.07

2.1.07

3.1.29

GO

G22

G20

G22

G20

G21

G21

B23a

B23a

B22a

B19a

B18

G9

G13

G6

G11

G12

G12

G10 + G11

G10

G10

G11

G11

B37

VVKBaO

Blok 1

Les

5

6

7

Blok

1

1

1 Bewerkingen voorstellen op de lege getallenlijn. Rekentaal i.v.m. optellen en aftrekken gebruiken.

N


H

N


H

Optellingen en aftrekkingen met natuurlijke getallen tot 100 000 maken.

Tellen met sprongen van 0,1; 0,01 en 0,001.

H

H

Kommagetallen omzetten in een breuk met noemer 10, 100, 1000 en omgekeerd.

H

Optellingen en aftrekkingen met kommagetallen tot 1000 maken.

Kommagetallen op de getallenlijn plaatsen.

H

H

In een kommagetal de waarde van elk cijfer bepalen.

H

Kommagetallen intoetsen op de zakrekenmachine.

H

Kommagetallen tot 3 decimalen lezen en noteren.

Kommagetallen omzetten in een breuk met noemer 10, 100, 1000 en omgekeerd.

H

H

Kommagetallen met hoogstens 3 decimalen vergelijken en de symbolen <, > en = gebruiken.

H



H

H

Kommagetallen aanvullen/verminderen tot het volgende/vorige gehele getal.

H



H

H

Op een getallenlijn steunpunten noteren om een gegeven kommagetal te plaatsen.

H

H/N Lesdoelen

1.3 + 1.9

1.15

1.13

1.13

1.13

1.13

1.1

1.18

1.5

1.5

1.5

1.1

1.13

1.26

1.18

1.5 + 1.6

1.1

1.1

1.5

1.5

Eindterm

1.4.6

1.4.6

OVSG

1.1.3

1.25.6

1.2.2 + 1.4.6

1.1.3

1.1.3

B22a

B18

G6

2.1.27

1.1.23

1.9.4

B3

1.11.1 + 1.12.1 B2

1.1.30 + 3.1.31 1.11.1 + 1.12.1 B30 + B31

1.11.1 + 1.12.1 B30 + B31

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.40

G22

G20

G21

G6

G13

B48

1.4.14 + 1.4.15 G23

1.4.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5

2.1.20

2.1.25

2.1.23

2.1.20 + 2.1.21 1.3.4

2.1.21

2.1.02

G22 + G1d

G6

G36

G22

G22

VVKBaO

1.4.14 + 1.4.15 G23

2.1.04 + 2.1.05 1.11.1

3.1.38

2.1.25

1.1.07 + 2.1.22 1.4.6 + 1.4.7

2.1.20

2.1.23 + 2.1.20 1.1.3

2.1.23

2.1.23

GO

Blok 1

3

Les

8 en 9

10

11

Blok

1

1

4

1 Een breuk nemen van een grootheid. Een breuk nemen van een getal tot 100. Gelijkwaardige breuken noteren.

Het geheel bepalen als de gematerialiseerde breuk gegeven is.

H

H

H

H

De omgekeerde evenredigheid tussen maatgetal en maateenheid verwoorden.

H

Rekentaal i.v.m. breuken gebruiken.

Bij lengte, inhoud en gewicht eenvoudige herleidingen uitvoeren.

H

H

Bij lengte, inhoud en gewicht de relaties tussen de verschillende standaardmaateenheden kennen.

Het resultaat van een meting uitdrukken en noteren in de meest geschikte maateenheid.

H

H

Het geschikte meetinstrument kiezen.

H

Bij lengte, inhoud en gewicht de verschillende standaardmaateenheden kennen en gebruiken.

De lengte, de inhoud en het gewicht van voorwerpen schatten en meten met standaardmaateenheden.

H

H

De lengte, de inhoud en het gewicht van voorwerpen schatten en meten met natuurlijke maateenheden.

H

H/N Lesdoelen

1.22

1.4

2.1

2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

2.8

2.1

Eindterm

OVSG

2.1.17

3.1.18

1.1.19

1.1.19

3.1.16

1.14.3

1.4.13

1.14.3

1.3.7

1.2.7

2.2.13 + 2.2.06 2.2.3.19 + 2.2.15

3.2.11 + 3.2.01 2.2.3.21 + 3.2.09

3.2.01 + 3.2.11 2.2.3.21 + 3.2.09

3.2.10 + 2.2.10 2.2.3.1 + 2.2.01

3.2.10 + 2.2.10 2.2.3.3 + 2.2.01

2.2.10 + 2.2.01 2.2.3.3 + 2.2.14

2.2.01 + 2.2.03 2.2.3.3 + + 3.2.08 + 2.2.3.18 2.2.11 + 3.2.10 + 1.2.14

1.2.14 + 1.2.15 2.2.2.6 + + 2.2.03 + 2.2.2+7 2.2.01 + 2.2.10

GO

G14

G16

B25

B24

B3

MR27

MR28

MR28

MR19

MR19

MR24

MR23 + MR20

MR13 + MR14

VVKBaO

Blok 1

12

13

14

1

1

1

15

Les

Blok

Bij kommagetallen het getal voor de komma benoemen als het gehele deel en het 1.5 getal na de komma benoemen als het decimale deel.

Het geheel bepalen als de gematerialiseerde breuk gegeven is. Het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken toepassen.

H

Een staafdiagram aanvullen.

N

H

Het resultaat van een bewerking controleren met de zakrekenmachine.

H

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen, voorstellen op een strook/ lijnstuk.

Het resultaat van een bewerking controleren door de uitkomst te vergelijken met de schatting.

H

H

Optellingen en aftrekkingen met kommagetallen tot op een d uitvoeren.

H

Een breuk nemen van een getal tot 100 000.

1.24

Aftrekkingen waarbij het aftrektal ≤ 100 000 cijferend uitvoeren.

H

H

1.24

Optellingen waarbij de som ≤ 100 000 cijferend uitvoeren.

H

1.29

1.5

1.8

1.27

1.16

1.13

1.16

Het resultaat van een optelling en een aftrekking schatten.

H

1.13

1.13 + 1.14

2.6 + 2.7

N


H

2.6 + 2.7

Kommagetallen vermenigvuldigen met 10 en 100.

Bij lengte, inhoud en gewicht de relaties tussen de verschillende maateenheden kennen.

H

2.1 + 2.2

H

Bij lengte, inhoud en gewicht de verschillende maateenheden kennen en gebruiken.

H

1.13

Kommagetallen vermenigvuldigen met een getal < 10.

Optellingen en aftrekkingen met natuurlijke getallen tot 100 000 maken.

H

1.13

Eindterm

H


H

H/N Lesdoelen

OVSG

VVKBaO

1.21.2

1.20.2

1.19.2

1.2.2

B39

B38

B36a

G21

B32a

B32a

MR28

MR28

MR28

3.4.03

2.1.17

2.1.19

1.1.19

WO

3.1.38

SV 1.1

1.14.3

1.4.10

1.14.3

1.18.18

1.25.6

1.1.30 + 3.1.31 1.19.4 + 3.1.29

DO1

G14

B2

B25

MR82

B46c

B46a

2.1.36 + 3.1.31 1.11.1 + 1.12.1 B38 + B39

2.1.40

2.1.40

3.1.29

2.1.21

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

3.2.01 + 3.2.09 2.2.3.21 + 3.2.11

3.2.01 + 3.2.09 2.2.3.21 + 3.2.11

2.2.01 + 2.2.10 2.2.3.1 + 3.2.10

1.1.30 + 3.1.31 1.11.1 + 1.12.1 B30 + B31

1.1.30 + 3.1.31 1.11.1 + 1.12.1 B30 + B31

GO

Blok 1

5

17

16

1

1

Les

Blok

6 Het resultaat van een vermenigvuldiging en een deling schatten. Natuurlijke getallen en kommagetallen cijferend delen door een natuurlijk getal < 10. Het quotiënt bepalen tot op een t, h of d nauwkeurig. De waarde van de rest bepalen. Natuurlijke getallen en kommagetallen cijferend vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 100. De komma plaatsen door het product te vergelijken met de schatting. Het resultaat van een deling controleren door de uitkomst te vergelijken met de schatting. Het resultaat van een bewerking controleren met de zakrekenmachine.

H

H

H

H

H

H

H

H

Bij delingen vaststellen dat het quotiënt gelijk blijft als deeltal en deler met hetzelfde getal vermenigvuldigd of door hetzelfde getal gedeeld worden.

H

Rekentaal i.v.m. de vermenigvuldiging en de deling gebruiken.

Bij vermenigvuldigingen vaststellen dat het product gelijk blijft als een van de factoren vermenigvuldigd wordt met en de andere gedeeld wordt door hetzelfde getal.

H

H

Bij de vier bewerkingen een doelmatige oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en uitvoeren.

H

H/N Lesdoelen

1.27

1.16

1.16

1.24

1.24

1.24

1.24

1.16

1.3 + 1.9

1.14

1.14

1.11 + 1.13 + 1.14

Eindterm

1.23.1

1.19.2

1.9.4

1.22.2

1.23.3

1.25.6

3.1.29 + 3.1.31 1.19.4 3.1.38

B7c

B46c

B46a

B46a

B40a + B41a

B44

B42a + B43

B42a + B43

B36a

B3

1.15.4 + 1.23.2 B7d

1.14.7

3.1.29 + 3.1.31 1.19.4

2.1.41

VVKBaO

1.11.2 + 1.12.2 B4 + B7 +1.14.7 + 1.15.4

OVSG

2.1.36 + 3.1.31 1.23.1

2.1.42

3.1.29

2.1.27

2.1.35

2.1.35

3.1.30

GO

Blok 1

Les

18

19

Blok

1

1

Driehoeken volgens de soorten hoeken indelen en benoemen. Scherphoekige, stomphoekige en rechthoekige driehoeken tekenen. De geodriehoek correct gebruiken om rechte hoeken te tekenen.

H

N

Natuurlijke getallen en kommagetallen cijferend vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 100.

H

H

Het quotiënt bepalen tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

Aftrekkingen waarbij het aftrektal ≤ 100 000 cijferend uitvoeren.

H Optellingen en aftrekkingen met kommagetallen tot op een h cijferend uitvoeren.

Optellingen waarbij de som ≤ 100 000 cijferend uitvoeren.

H

Natuurlijke getallen en kommagetallen cijferend delen door een natuurlijk getal < 10.

1.24

Bij de vier bewerkingen een doelmatige oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en uitvoeren (natuurlijke getallen).

H

H

1.24


H

H

1.11 + 1.13 + 1.14


H

3.4

3.4

3.4

1.24

1.24

1.24

1.24

1.13


H 1.13 + 1.14


Eindterm

H

H/N Lesdoelen

1.14.3

1.14.3

OVSG

2.3.21

3.3.09

2.3.30

2.1.41

2.1.42

2.1.42

2.1.40

2.1.40

2.1.40

3.1.30

B32a

B32a

G14

B25

VVKBaO

B39

B38

3.3.7

3.3.7

3.2.1

1.22.2

1.23.1

1.23.1

MK34a + MK48

MK21

MK22

G22

B42a + B43

B42a + B43

1.20.2 + 1.21.2 B38 + B39

1.21.1

1.20.1

1.11.2 + 1.12.2 B4 + B7 +1.14.7 + 1.15.4

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

2.1.17

1.1.19

GO

Blok 1

7

Les

20 en 21

Blok

1

8 Bij lengte, inhoud en gewicht de relaties tussen de verschillende maateenheden kennen.

H


H

Bij lengte, inhoud en gewicht de verschillende maateenheden kennen en gebruiken.


H

H


H

De komma plaatsen door het product te vergelijken met de schatting.

Bij de vier bewerkingen een oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en deze uitvoeren.

H

H


H

De gekende schatprocedure bij vermenigvuldigen toepassen.


H

H


H

Kommagetallen cijferend vermenigvuldigen met een natuurlijk getal < 100.


H

H


H

De waarde van de rest bepalen.

Een breuk nemen van getallen tot 100 000.

H

H


H

Het quotiënt cijferend bepalen tot op 0,01 nauwkeurig.

Kommagetallen met hoogstens drie decimalen vergelijken.

H

H

Tellen met sprongen van 0,1 en 0,01.

H

Optellingen en aftrekkingen met kommagetallen tot op een h cijferend uitvoeren.


H

Kommagetallen cijferend delen door een natuurlijk getal < 10.


H

H

Rekentaal gebruiken.

H

H



H

H

H/N Lesdoelen

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

1.16

1.16

1.24

1.24

1.24

1.24

1.24

1.13

1.13 + 1.14

1.13

1.11 + 1.13 + 1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13 + 1.15

1.5

1.1

1.5

1.5

1.3 + 1.9

1.13

1.1

Eindterm 1.1.3

OVSG

1.4.6

1.1.3

1.4.6

1.4.6

1.14.3

B23a

B23a

B22a

B19a

B18

B25

G36

G22

G6

G22

G22

G11

G10

G6

VVKBaO

B32a

1.19.2

1.22.2

1.23.3

1.23.1

3.2.01 + 3.2.11 2.2.3.21 + 3.2.09

2.2.01 + 2.2.10 2.2.3.1 + 3.2.10

MR28

MR28

B46a

B36

B41

B44

B42a + B43

B43

1.20.2 + 1.21.2 B30 + B31 1.23.1

3.1.29 + 3.1.31 1.19.4

3.1.29

2.1.41

2.1.42

2.1.42

2.1.40

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

B32a

1.11.1 + 1.12.1 B32a 2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

2.1.40

1.1.30 + 2.1.36 1.11.2 + 1.12.2 B4 + B7 + 3.1.31 +1.14.7 + 1.15.4

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.4

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5

1.1.19

2.1.20 + 3.1.31 1.8.4 + 1.11.1

2.1.22

2.1.20

2.1.23

2.1.23

1.9.4

2.1.05 + 2.1.04 1.11.1

2.1.02

GO

Blok 1

Les

20 en 21

22

23

Blok

1

1

1

Opgaande delingen maken waarvan de deler bestaat uit één cijfer. Veelvouden van 10 delen door 10. Veelvouden van 100 delen door 100. Bij de vier bewerkingen een oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en deze uitvoeren.

H

H


H

H


H

H

Optellingen en aftrekkingen maken met natuurlijke getallen tot 100 000.


H

H


H



H

H

Kommagetallen met hoogstens 3 decimalen vergelijken. Kommagetallen aanvullen/verminderen tot het volgende/vorige gehele getal.

H


H

H


H

Een rechthoekige en een scherphoekige driehoek tekenen.

H


Driehoeken volgens de soorten hoeken benoemen.

H

H


H

H/N Lesdoelen

1.11 + 1.13 + 1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13 + 1.14

1.13

1.13 + 1.15

1.5

1.1

1.5

1.5

3.4

3.4

2.6 + 2.7

Eindterm

OVSG

1.4.6

1.1.3

1.4.6

1.4.6

3.3.7

3.2.1

B25

B32a

B32a

B23a

B23a

B22a

B19a

B18

1.1.30 + 2.1.36 1.11.2 + 1.12.2 B4 + B7 + 3.1.31 + 1.14.7 + 1.15.4

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.4

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5

1.1.30 + 3.1.31 1.11.1 + 1.12.1 B18

1.14.3

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

1.1.19

G36

G22

G6

G22

G22

MK21

MK22

MR28

VVKBaO

1.11.1 + 1.12.1 B32a 2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

2.1.40

2.1.20 + 3.1.31 1.8.4 + 1.11.1

2.1.22

2.1.20

2.1.23

2.1.23

3.3.09

2.3.30

3.2.11 + 3.2.01 2.2.3.21 + 3.2.09

GO

Blok 1

9

Les

24

Blok

1

10 Optellingen en aftrekkingen met kommagetallen tot 1000 maken. Kommagetallen vermenigvuldigen met een getal < 10. Kommagetallen vermenigvuldigen met 10 en 100.

H

H


H

H


H

Bij de vier bewerkingen een oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en deze uitvoeren.


H

H

Een breuk nemen van getallen tot 100 000.

H



H


Kommagetallen met hoogstens drie decimalen vergelijken.

H

H

Tellen met sprongen van 0,1 en 0,01.

H

H

Kommagetallen op de getallenlijn plaatsen. Op een getallenlijn steunpunten noteren om een gegeven kommagetal te plaatsen.

H

H

H/N Lesdoelen

1.13

1.13 + 1.14

1.13

1.11 + 1.13 + 1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13 + 1.15

1.5

1.1

1.5

1.5

Eindterm

1.4.6

1.1.3

1.4.6

1.4.6

OVSG

1.14.3

B23a

B23a

B22a

B19a

B18

B25

G36

G22

G6

G22

G22

VVKBaO

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

B32a

B32a

1.11.1 + 1.12.1 B32a 2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

2.1.40

1.1.30 + 2.1.36 1.11.2 + 1.12.2 B4 + B7 + 3.1.31 + 1.14.7 + 1.15.4

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.4

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5

1.1.19

2.1.20 + 3.1.31 1.8.4 + 1.11.1

2.1.22

2.1.20

2.1.23

2.1.23

GO

Blok 1

Les

1

2

3

4

Blok

2

2

2

2

Getallen tot 1 000 000 splitsen en ontbinden.

H

Het kleinst gemeenschappelijk veelvoud van twee natuurlijke getallen kleiner dan 20 bepalen.

Bewerkingen voorstellen op de lege getallenlijn.

N

H

Bij optellen en aftrekken een doelmatige oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en uitvoeren.

H

De grootste gemeenschappelijke deler van twee natuurlijke getallen kleiner dan 100 bepalen.

Optellingen en aftrekkingen met verschillende termen maken.

H

H

Optellingen en aftrekkingen met ronde getallen tot 1 000 000 maken.

H

Ongelijknamige breuken vergelijken.

Getallen tot 1 000 000 rangschikken.

H

H

Getallen tot 1 000 000 op de getallenlijn plaatsen.

H

Breuken met gelijke tellers vergelijken.

Getallen tot 1 000 000 in het positieschema noteren.

H

H

Getallen tot 1 000 000 lezen en schrijven.

H

Gelijknamige breuken vergelijken.

Tellen met sprongen van 1, 10, 100, 1000, 10 000 en 100 000.

H

H

Betekenis geven aan getallen tot 1 000 000.

H

H/N Lesdoelen

1.3

1.19

1.15

1.13 + 1.14

1.13 + 1.14

1.13

1.5

1.5

1.5

1.13

1.5

1.5

1.5

1.5

1.2

Eindterm

1.4.10

1.4.10

1.4.10

1.11.1

1.4.6

1.4.6

1.3.5

1.2.2

1.2.2 + 1.4.6

1.5.5

OVSG

G16

G16b

G16b

G13

G12

G12

G10

G11

G6

G9

VVKBaO

3.1.13

3.1.12

1.1.23

3.1.30

1.6.7

1.6.6

G32

G30

1.11.1 + 1.12.1 B2

1.11.2 + 1.12.2 B11 + B14

1.1.30 + 3.1.31 1.11.2 + 1.12.2 B11 + B14

1.1.30 + 3.1.31 1.11.3 + 1.12.3 B11 + B14

3.1.03

3.1.06

3.1.06

2.1.04

3.1.05

2.1.02

3.1.05

GO

Blok 2

11

Les

5

6

Blok

2

2

12 Optellingen en aftrekkingen met ronde getallen tot 1 000 000 maken. Bij optellen en aftrekken een doelmatige oplossingswijze op basis van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen kiezen en uitvoeren. De grootste gemeenschappelijke deler van twee natuurlijke getallen kleiner dan 100 bepalen. Het kleinst gemeenschappelijk veelvoud van twee natuurlijke getallen kleiner dan 20 bepalen. Eigenschappen (van zijden en hoeken) van vierhoeken onderzoeken en verwoorden. Vierhoeken benoemen als trapezium, parallellogram, rechthoek, ruit of vierkant.

H

H

H

H

Ongelijknamige breuken vergelijken.

H

H

Breuken met gelijke tellers vergelijken.

H

H

Getallen tot 1 000 000 splitsen en ontbinden. Gelijknamige breuken vergelijken.

H

H

Getallen tot 1 000 000 op de getallenlijn plaatsen.

De termen overstaande/tegenoverliggende zijden en hoeken correct gebruiken.

N

H

Vierhoeken benoemen als trapezium, parallellogram, rechthoek, ruit of vierkant.

H

Tellen met sprongen van 1, 10, 100, 1000 en 10 000.

Eigenschappen (van zijden en hoeken) van vierhoeken onderzoeken en verwoorden.

H

H

Vlakke figuren onderverdelen in veelhoeken en niet-veelhoeken. Veelhoeken benoemen volgens het aantal hoeken en zijden.

H

H

H/N Lesdoelen

3.4

3.4

1.19

1.19

1.13 + 1.14

1.13

1.5

1.5

1.5

1.13

1.5

1.5

3.4

3.4

3.4

3.2

3.2

Eindterm

3.1.12

3.1.11

OVSG

1.4.10

1.4.10

1.4.10

1.11.1

1.4.6

1.2.2 + 1.4.6

G16

G16b

G16b

G13

G12

G6

MK16

MK16

MK15

MK15

VVKBaO

1.6.7

1.6.6

2.3.09 + 2.3.10 3.2.2 + 2.3.23 + 2.3.24

MK16

MK16

G32

G30

1.11.2 + 1.12.2 B11 + B14

2.3.20 + 2.3.12 3.2.2 + 2.3.14

3.1.13

3.1.12

3.1.30

1.1.30 + 3.1.31 1.11.3 + 1.12.3 B11 + B14

3.1.03

3.1.06

2.1.02

2.3.11 + 2.3.12 3.2.2

2.3.09 + 2.3.10 3.2.2 + 2.3.23 + 2.3.24 + 2.3.16

2.3.20 + 2.3.12 3.2.2 + 2.3.14

1.3.15

1.3.13

GO

Blok 2

Les

7

8

9

10

Blok

2

2

2

2

Meten tot op 0,5 cm nauwkeurig. Vierhoeken met een gegeven omtrek tekenen.

N

N

Vaststellen dat het product gelijk blijft als een van de factoren vermenigvuldigd wordt met en de andere gedeeld wordt door hetzelfde getal.

N

Bij het bepalen van de omtrek van vierhoeken gebruik maken van de eigenschappen van de zijden.

Bij vermenigvuldigingen de wisseleigenschap toepassen.

H

H

Een kommagetal vermenigvuldigen met 1000.

H

De omtrek van veelhoeken en niet-veelhoeken bepalen.

Een kommagetal vermenigvuldigen met 100 of met een veelvoud van 100.

H

H

Een kommagetal vermenigvuldigen met een natuurlijk getal kleiner dan 100.

De tijd op een chronometer aflezen.

N

H

Het resultaat van een vermenigvuldiging schatten.

H

3.4

2.1

2.9

2.9

1.14

1.13 + 1.14

1.13

1.13

1.13

2.12

1.16

1.25.1

1.25.7

1.25.3

1.25.1

1.14.3

1.14.3

1.4.10

OVSG

2.4.20

2.2.09

2.2.01

2.2.08

2.2.08

2.1.35

1.1.27

3.3.7

2.2.3.3

2.2.3.4

2.2.3.4 + 2.2.3.5

1.14.7

1.14.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

WO

2.1.36 + 3.1.29 1.19.2

3.1.36

1.26

- ontdekken dat niet alle zakrekenmachines op dezelfde manier rekenen.

1.26 + 1.27

3.1.36

3.1.36

2.1.17

1.1.19

2.1.19

GO

3.1.38

Met de zakrekenmachine:

H

1.26

1.26

1.5

Eindterm

- de relatie tussen deling, breuk en kommagetal ontdekken.

Ervaren wanneer het gebruik van de zakrekenmachine zinvol is.

H


H

De zakrekenmachine verkennen.

Een breuk nemen van een grootheid en van een getal.

H

H

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen, voorstellen op een strook/ lijnstuk.

H

H/N Lesdoelen

MR33

MR23

MR33

MR33

B7c

B4c

B19c

B19

B32a

MR69

B36

B48

B52

B47

G14

B24 + B25

B2

VVKBaO

Blok 2

13

Les

11

12

13

Blok

2

2

14

2

Een tabel lezen en aanvullen.

N

Methodisch te werk gaan om problemen op te lossen.

N



H

H

De omtrek van veelhoeken bepalen.

H

Het resultaat van een vermenigvuldiging schatten.

Vraagstukken oplossen als toepassing op bewerkingen (x, + en -) met kommagetallen.

H

H

Optellingen en aftrekkingen met ronde getallen tot 1 000 000 maken.

H

Vermenigvuldigingen waarbij de vermenigvuldiger een natuurlijk getal is bestaande uit drie cijfers cijferend uitvoeren.


H

H

Een kommagetal vermenigvuldigen met 100 of met een veelvoud van 100. Een kommagetal vermenigvuldigen met 1000.

Een kommagetal vermenigvuldigen met een natuurlijk getal kleiner dan 100.

H

H

Het geheel bepalen als de breuk gegeven is.

H

H

Een breuk nemen van een grootheid en van een getal.

H

Het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken toepassen.

H

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen, voorstellen op een lijnstuk.

Vaststellen dat er soms verschillende manieren zijn om een probleem op te lossen en deze oplossingswijzen vergelijken.

H

H

Vraagstukken oplossen als toepassing op bewerkingen (x, + en -) met kommagetallen.

H

H/N Lesdoelen

1.8

1.16

1.16

1.24

1.29

2.9

2.9

4.2

1.13

1.13 + 1.14

1.13

1.13

1.13

1.5

1.29

4.1

4.2

Eindterm

OVSG

1.14.3

1.14.3

1.4.10

SV 1.1

SV 1.2

1.14.1

1.22.2

SV 1.1

2.2.3.4

2.2.3.4

WO

1.18.13

2.1.36 + 3.1.39 1.19.4

2.1.36 + 3.1.39 1.19.2

3.1.33

3.4.03

2.2.08

2.2.08

1.1.30 + 2.1.36 SV 1.5 + 3.4.01

1.1.30 + 3.1.31 1.11.13 + 1.12.3

1.1.27

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

2.1.17

1.1.19

2.1.19

3.4.03

3.4.03

1.1.30 + 2.1.36 SV 1.5 + 3.4.01

GO

G40a

B36b

B36b

B41

DO1

MR33

MR33

B51c

B11 + B14

B4c

B19c

B19

B32a

B25

B24 + B25

B2

DO1

DO2

B51c

VVKBaO

Blok 2

Les

14

15

16

17

Blok

2

2

2

2

Vierhoeken een naam geven door de hoekpunten te benoemen. Vierhoeken de passendste naam geven.

H

N

Driehoeken volgens de eigenschappen van de zijden indelen en benoemen. Vaststellen dat een gelijkzijdige driehoek scherphoekig is. Vaststellen dat een gelijkbenige driehoek recht-, scherp- of stomphoekig kan zijn. Vaststellen dat een ongelijkbenige driehoek (ongelijkzijdige driehoek voor OVSG en GO) recht-, scherp- of stomphoekig kan zijn. Driehoeken met opgegeven eigenschappen tekenen.

H

H

H

H

In vraagstukken de inkoopprijs, de verkoopprijs, de winst of het verlies berekenen. 2.11

H

H

De begrippen inkoopprijs, verkoopprijs, winst en verlies in concrete situaties gebruiken.

H

3.4

3.4

3.4

3.4

3.4

2.11

2.11

Gepast betalen en teruggeven.

H

2.11

In situaties de totale prijs bepalen.

H

3.4

3.2a

3.4

De eigenschappen van de zijden en de hoeken van verschillende vierhoeken kennen en toepassen bij het tekenen van die vierhoeken.

H

2.3 + 2.8

3.3

De referentiematen voor oppervlaktematen gebruiken.

N

2.2 + 2.6 + 2.7

De symbolen // en ⊥ gebruiken.

Bij herleidingen de relatie tussen maatgetal en maateenheid verwoorden.

H

2.2 + 2.6 + 2.7

H

Met gekende maateenheden zinvolle herleidingen uitvoeren.

H

2.6

3.4

Een maat uitgedrukt in verschillende maateenheden noteren als kommagetal.

H

2.1 + 2.2

Loodlijnen en evenwijdige rechten tekenen m.b.v. een geodriehoek.

Betekenis geven aan een oppervlaktemaat waarvan het maatgetal een kommagetal is.

H

2.1 + 2.2

Eindterm

H

De opppervlaktemaateenheden m², dm² en cm² kennen en gebruiken.

H

H/N Lesdoelen 2.2.3.1

OVSG

2.2.3.21 2.2.3.18

2.8.2

2.8.2

2.8.6

2.8.2

3.2.2

3.1.7

3.3.7

3.3.09

2.3.30

2.3.30

2.3.30

3.2.1

3.2.1

3.2.1

3.2.1

2.3.25 + 2.6.28 3.2.1

2.2.25

2.2.25

2.2.24

3.4.01

3.3.04

3.3.04

3.3.04

2.3.22 + 2.3.07 3.1.10

2.3.21 + 2.3.08 3.1.8

2.2.19

3.2.14 + 3.2.15 2.2.3.21

3.2.14

2.2.19 + 2.1.20 2.2.3.21

2.2.19 + 2.1.20 2.2.3.1

2.2.19

GO

MK21

MK22

MK22

MK22

MK22

MK22

MR89b

MR72

MR89a

MK16

MK16

MK31 + MK35

MK30 + MK34

MR18

MR28

MR28

MR19c

MR19c

MR37a

VVKBaO

Blok 2

15

Les

18

19

Blok

2

2

16 Bewerkingen met kommagetallenmaken.

N

Bij delingen vaststellen dat het quotiënt gelijk blijft als deeltal en deler met hetzelfde getal vermenigvuldigd of door hetzelfde getal gedeeld worden.

Gegevens van een tabel aflezen.

N

N


H

Bij vermenigvuldigingen vaststellen dat het product gelijk blijft als een van de factoren vermenigvuldigd wordt met en de andere gedeeld wordt door hetzelfde getal.

Vierhoeken de passendste naam geven.

H

N

Driehoeken volgens de eigenschappen van de zijden en de hoeken indelen en benoemen.

H

Bij delingen vaststellen dat als het deeltal gelijk blijft en de deler met een getal vermenigvuldigd of door een getal gedeeld wordt, het quotiënt omgekeerd evenredig verandert.

Met gekende oppervlaktemaateenheden zinvolle herleidingen uitvoeren.

H

H

Gepast betalen of teruggeven.

H

Bij delingen vaststellen dat als de deler gelijk blijft en het deeltal met een getal vermenigvuldigd of door een getal gedeeld wordt, het quotiënt in dezelfde mate verandert.

In situaties de totale prijs bepalen.

H

H

In vraagstukken de inkoopprijs, de verkoopprijs, de winst of het verlies berekenen. 2.11

H

Bij vermenigvuldigingen vaststellen dat als één van de factoren met een getal vermenigvuldigd of door een getal gedeeld wordt, het product in dezelfde mate verandert.


H

H

Vermenigvuldigingen waarbij de vermenigvuldiger een natuurlijk getal is bestaande uit drie cijfers uitvoeren.

H

1.24

1.14

1.14

1.14

1.14

1.14

1.13

1.8

3.4

3.4

3.4

2.2 + 2.6 + 2.7

2.11

2.11

1.16

1.24

1.16

Optellingen en aftrekkingen cijferend uitvoeren. Het resultaat van een vermenigvuldiging schatten.

H

Eindterm

H

H/N Lesdoelen

1.22.2

2.2.3.21

2.8.6

2.8.2

2.8.2

1.18.14

G40a

MK30 + MK34

MK16

MK22

MR28

MR72

MR89a

MK22

B36b

B41

B36b

3.1.28

3.1.28

3.1.28

B7c

1.15.4 + 1.23.2 B7d

1.14.7

1.15.4 + 1.23.2

1.15.4 + 1.23.2

1.14.7

1.1.30 + 2.1.36 1.11.1 + 1.12.1 B30 + B31 + + 3.1.31 + 1.14.1 + B32 1.15.1

WO

2.3.21 + 2.3.08 3.1.8

2.3.09 + 2.3.15 3.2.2 + 2.3.16 + 2.3.23 + 2.3.24

2.3.25 + 2.3.26 3.2.1 + 2.3.28 + 2.3.30

3.2.14

2.2.24

3.4.01

2.2.25

2.1.36 + 3.1.29 1.19.4

3.1.33

VVKBaO

1.20.2 + 1.21.2 B38 + B39

OVSG

2.1.36 + 3.1.29 1.19.2

2.1.40

GO

Blok 2

Les

20

21

22

23

Blok

2

2

2

2

In een parallellogram de basis en de corresponderende hoogte aangeven. De oppervlakte van een parallellogram berekenen door:

H

H

Van een bouwsel het voor- en het bovenaanzicht en de zijaanzichten tekenen. Aan de hand van verschillende aanzichten een bouwsel maken.

H

H

Een tijdsduur in uren en minuten berekenen. Verschillende soorten dienstregelingen lezen en interpreteren.

H

H

Van een bouwsel het grondplan maken en de hoogtegetallen noteren.

Een tijdstip op verschillende manieren noteren.

H

H

De tijd op een digitale klok lezen.

De verhoudingstabel gebruiken.

N

H

De delen bepalen als de verhouding en het geheel gegeven zijn.

H

3.1

2.3

2.12

2.2

2.12

1.21

1.21

In concrete situaties verhoudingen vaststellen tussen de delen onderling en tussen 1.21 een deel en het geheel.

H

1.4

2.6

Breuken als een verhouding verwoorden, interpreteren en gebruiken.

Ervaren en inzien dat figuren met dezelfde oppervlakte een verschillende vorm kunnen hebben.

N

3.4

2.9

3.2a

2.9

Eindterm

H

Een parallellogram met opgegeven eigenschappen tekenen.

H

- de formule b x h te gebruiken (VVKBaO)

- omstructureren (OVSG en GO)

Ervaren en inzien dat de oppervlakte van een parallellogram bepaald kan worden door het tot een rechthoek om te structureren.

H

H/N Lesdoelen

2.3.01

2.3.01

2.3.01

WO

2.2.26

1.2.21

1.2.21

3.4.03

3.1.17

3.1.17

3.1.17

2.2.16

2.3.10

3.2.17

3.2.18

3.2.17

GO

3.3.2

3.5.2

3.3.2

2.4.17

2.4.21

2.4.14

2.4.13

1.17.2

1.17.2

1.17.1

1.5.6

2.2.3.23

3.3.7

2.2.3.9 + 2.2.3.10

3.1.7

2.2.3.9 + 2.2.3.10

OVSG

MK7

MK7

MK7

MR82

MR70

MR69b

MR69b

B2

G14c

G14c

G14c

MR39

MK17b

MR43

MR43

MR43

VVKBaO

Blok 2

17

Les

24

25

Blok

2

18

2

In een parallellogram bij een basis de corresponderende hoogte aangeven. De oppervlakte van een parallellogram berekenen. Een tijdsduur in minuten berekenen. Verschillende soorten dienstregelingen lezen en interpreteren. Van een bouwsel het vooraanzicht en de zijaanzichten tekenen. Aan de hand van verschillende aanzichten een bouwsel maken.

H

H

H

H

H

H

De relaties 1 kg = 1000 g en 1 kg = 10 x 100 g toepassen.

Optellingen met ronde getallen tot 1 000 000 maken.

H

N

Bij delingen weten dat het quotiënt gelijk blijft als deeltal en deler met hetzelfde getal vermenigvuldigd of door hetzelfde getal gedeeld worden.

H

Bewerkingen met kommagetallen maken.

Bij vermenigvuldigingen weten dat het product gelijk blijft als een van de factoren vermenigvuldigd wordt met en de andere gedeeld wordt door hetzelfde getal.

H

N

Bij delingen weten dat als het deeltal gelijk blijft en de deler met een getal vermenigvuldigd of door een getal gedeeld wordt, het quotiënt omgekeerd evenredig verandert.

H


Bij delingen weten dat als de deler gelijk blijft en het deeltal met een getal vermenigvuldigd of door een getal gedeeld wordt, het quotiënt in dezelfde mate verandert.

H

H

Bij vermenigvuldigingen weten dat als één van de factoren met een getal vermenigvuldigd of door een getal gedeeld wordt, het product in dezelfde mate verandert.

H

Vraagstukken i.v.m. eenheidsprijs en totale prijs oplossen.


H

H

De delen bepalen als de verhouding en het geheel gegeven zijn.

H

2.6 + 2.7

1.13

1.21

2.11

3.1

2.3

2.12

2.9

3.2a

1.13

1.14

1.14

1.14

3.3.2

3.5.2

2.4.17

2.4.21

2.2.3.10

3.1.7

1.17.2

B2

MR88

MK7

MK7

MR82

MR70

MR43

MR43

B11

2.2.15

2.2.3.21

MR28

1.1.30 + 2.1.36 1.11.1 + 1.12.1 B40 + B42 + 3.1.31 + 1.14.1 + 1.15.1

3.4.03

3.4.01 + 3.4.03 2.8.8

2.3.01

2.3.01

WO

3.2.29

3.2.17

3.2.18

B7c

B2

G14c

G14c

VVKBaO

1.15.4 + 1.23.2 B7d

1.14.7

1.15.4 + 1.23.2

1.15.4 + 1.23.2

1.14.7

1.17.2

1.17.2

1.17.1

OVSG

1.1.30 + 3.1.31 1.11.3

3.1.28

3.1.28

3.1.28

1.13

1.14

3.4.03

3.1.17

3.1.17

GO

1.21

1.21

In concrete situaties verhoudingen vaststellen tussen de delen onderling en tussen 1.21 een deel en het geheel.

Eindterm

H

H/N Lesdoelen

Blok 2

Les

26 en 27

Blok

2

(On)gelijknamige breuken vergelijken. Breuken met gelijke tellers vergelijken. De grootste gemeenschappelijke deler van twee natuurlijke getallen kleiner dan 100 bepalen. Het kleinst gemeenschappelijk veelvoud van twee natuurlijke getallen kleiner dan 20 bepalen. Het geheel bepalen als de breuk gegeven is. Breuken als een verhouding verwoorden, interpreteren en gebruiken. In concrete situaties verhoudingen vaststellen tussen de delen onderling en tussen 1.21 een deel en het geheel. Optellingen en aftrekkingen met ronde getallen tot 1 000 000 maken. Optellingen en aftrekkingen met verschillende termen maken. Een kommagetal vermenigvuldigen met een natuurlijk getal kleiner dan 100. Een kommagetal vermenigvuldigen met 100, met een veelvoud van 100 en met 1000. Bij vermenigvuldigingen de wisseleigenschap toepassen. Vraagstukken oplossen als toepassing op bewerkingen (x, + en -) met kommagetallen. Bij vermenigvuldigingen weten dat het product gelijk blijft als een van de factoren vermenigvuldigd wordt met en de andere gedeeld wordt door hetzelfde getal. Bij delingen weten dat het quotiënt gelijk blijft als deeltal en deler met hetzelfde getal vermenigvuldigd of door hetzelfde getal gedeeld worden. Het resultaat van een vermenigvuldiging schatten. Vermenigvuldigingen waarbij de vermenigvuldiger een natuurlijk getal is bestaande uit drie cijfers cijferend uitvoeren. De komma plaatsen door het product te vergelijken met de schatting. De omtrek van veelhoeken bepalen. Bij het bepalen van de omtrek van vierhoeken gebruik maken van de eigenschappen van de zijden. Met gekende oppervlaktemaateenheden zinvolle herleidingen uitvoeren.

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

19

2.2 + 2.6 + 2.7

2.9

2.9

1.16

1.24

1.16

1.14

1.14

4.2

1.13 + 1.14

1.13

1.14

1.13 + 1.14

1.13

1.4

1.3

1.19

1.5

1.5

1.13

Getallen tot 1 000 000 splitsen.

H

1.5

Tellen met sprongen van 10, 100 en 1000.

Eindterm

H

H/N Lesdoelen

1.17.1

1.5.6

1.14.3

1.6.7

1.6.6

1.4.10

1.4.10

1.11.1

1.2.2 + 1.4.6

OVSG

G14c

G14c

B25

G32

G30

G16

G16

G13

G6

VVKBaO

1.14.1

1.22.2

3.2.14

2.2.08

2.2.08

2.2.3.21

2.2.3.4

2.2.3.4

2.1.36 + 3.1.29 1.19.4

2.1.41

B7c

MR49 + MR51

B4c

B19

B32a

MR28

MR33

MR33

B36b

B41

B36b

1.15.4 + 1.23.2 B7d

1.14.7

2.1.36 + 3.1.29 1.19.2

2.1.35

3.1.28

1.1.30 + 2.1.36 SV 1.5 + 3.4.01

1.1.27

2.1.36 + 3.1.31 1.14.6

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

1.1.30 + 3.1.31 1.11.2 + 1.12.2 B11 + B14

1.1.30 + 3.1.31 1.11.3 + 1.12.3 B11 + B14

3.1.17

3.1.17

2.1.17

3.1.13

3.1.12

3.1.03

2.1.02

GO

Blok 2

Les

26 en 27

28

Blok

2

2

20 De oppervlakte van een parallellogram berekenen. Loodlijnen en evenwijdige rechten tekenen m.b.v. een geodriehoek. De eigenschappen van de zijden en de hoeken van verschillende vierhoeken kennen en toepassen bij het tekenen van die vierhoeken. Vierhoeken benoemen als trapezium, parallellogram, rechthoek, ruit of vierkant.

Vierhoeken een naam geven door de hoekpunten te benoemen. Driehoeken volgens de eigenschappen van de zijden en de hoeken benoemen.

Driehoeken met opgegeven eigenschappen tekenen.

H

H

H

H

H

H


H

H

Driehoeken volgens de eigenschappen van de zijden en de hoeken benoemen.

H

In een parallellogram de basis en de corresponderende hoogte aangeven.


H

H

De eigenschappen van de zijden en de hoeken van verschillende vierhoeken kennen en toepassen bij het tekenen van die vierhoeken.

H



H

H

De oppervlakte van een parallellogram berekenen.

H


In een parallellogram de basis en de corresponderende hoogte aangeven.

H

H

De begrippen inkoopprijs, verkoopprijs, winst en verlies in concrete situaties gebruiken.

H

H/N Lesdoelen

3.4

3.4

3.2a

3.4

3.4

3.4

2.9

3.2a

2.9

2.9

3.4

3.4

3.4

3.4

3.4

2.9

3.2a

2.11

Eindterm

2.2.3.10

3.1.7

2.8.2

OVSG

3.3.7

2.2.3.10

3.1.7

2.2.3.4

2.2.3.4

3.3.7

3.3.7

3.1.7

3.3.09

3.3.7

2.3.25 + 2.3.26 3.2.1 + 2.3.28 + 2.3.30

3.3.04

2.3.09 + 2.3.15 3.2.2 + 2.3.16 + 2.3.23 + 2.3.24

3.3.04

2.3.21 + 2.3.08 3.1.8

3.2.17

3.2.18

2.2.08

2.2.08

3.3.09

2.3.25 + 2.3.26 3.2.1 + 2.3.28 + 2.3.30

2.3.09 + 2.3.15 3.2.2 + 2.3.16 + 2.3.23 + 2.3.24

3.3.04

2.3.21 + 2.3.08 3.1.8

3.2.17

3.2.18

2.2.25

GO

MK21

MK22

MK16

MK16

MK30 + MK34

MR43

MR43

MR33

MR33

MK21

MK22

MK16

MK16

MK30 + MK34

MR43

MR43

MR89b

VVKBaO

Blok 2

Les

29

30

Blok

2

2 Bij het bepalen van de omtrek van vierhoeken gebruik maken van de eigenschappen van de zijden. Met gekende oppervlaktemaateenheden zinvolle herleidingen uitvoeren. In een parallellogram de basis en de corresponderende hoogte aanduiden. De oppervlakte van een parallellogram berekenen. Loodlijnen en evenwijdige rechten tekenen m.b.v. een geodriehoek. Vierhoeken benoemen als trapezium, parallellogram, rechthoek, ruit of vierkant.



H

H

H

H

H

H

H

Bij herleidingen de relatie tussen maatgetal en maateenheid verwoorden.

H

H

Met gekende maateenheden zinvolle herleidingen maken.

H


Betekenis geven aan een oppervlaktemaat waarvan het maatgetal een kommagetal is.

H

H


H


Een breuk nemen van een getal.

H

H

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen, voorstellen op een lijnstuk.

H

H/N Lesdoelen

3.4

3.4

3.4

3.4

2.9

3.2a

2.2 + 2.6 + 2.7

2.9

2.9

2.2 + 2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

1.5

Eindterm

1.14.3

1.14.3

1.4.10

OVSG

2.2.3.21

2.2.3.10

3.1.7

2.2.3.21

2.2.3.4

2.2.3.4

1.14.3

3.3.09

3.3.7

2.3.25 + 2.3.26 3.2.1 + 2.3.28 + 2.3.30

2.3.09 + 2.3.15 3.2.2 + 2.3.16 + 2.3.23 + 2.3.24

2.3.21 + 2.3.08 3.1.8

3.2.17

3.2.18

3.2.14

2.2.08

2.2.08

2.1.17

3.2.14 + 3.2.15 2.2.3.21

3.2.14

2.1.20 + 3.2.14 2.2.3.1

2.1.17

1.1.19

2.1.19

GO

MK21

MK22

MK16

MK30 + MK34

MR43

MR43

MR28

MR33

MR33

B25

MR28

MR28

MR19c

B25

B25

B2

VVKBaO

Blok 2

21

Les

1

2

3

4

5

Blok

3

3

22

3

3

3

De begrippen bruto, netto en tarra in concrete situaties gebruiken. De relatie tussen bruto, netto en tarra toepassen. In situaties het begrip laadvermogen verklaren en gebruiken. Het verband 1 ton = 1000 kg gebruiken.

H

H

N

De gemiddelde temperatuur berekenen (ook bij negatieve temperaturen). In concrete situaties problemen in verband met het gemiddelde oplossen.

H

H

H

Het gemiddelde berekenen.

Getallen vermenigvuldigen met een getal kleiner dan 100.

N

H

Getallen vermenigvuldigen met 10 en 100.

N

Vaststellen dat het gemiddelde van een reeks gegevens tussen de hoogste en de laagste waarde in ligt.

Handig vermenigvuldigen met 9, 19, 29, …

H

H

Handig vermenigvuldigen met 5, 50 en 25.

De tijd berekenen als de afstand en de snelheid gegeven zijn.

H

H

De afstand berekenen als de tijd en de snelheid gegeven zijn.

Temperatuur aflezen en noteren in graden Celsius.

N

H

Gegevens van een staaf- en lijndiagram aflezen en hiermee eenvoudige bewerkingen uitvoeren.

N

In een context het begrip snelheid verwoorden.

Positieve en negatieve getallen op een getallenlijn plaatsen.

H

H

In concrete situaties positieve en negatieve getallen vergelijken, rangschikken en het verschil bepalen.

H

H/N Lesdoelen

2.2 + 2.6 + 2.7

4.2

4.2

1.17

1.17

2.4

1.17

1.17

1.13

1.13

1.13

1.13

2.6

2.6

2.1 + 2.3

2.1 + 2.2 + 2.5

1.8

1.5

Eindterm 1.2.3

OVSG

1.18.13

1.18.13

1.14.1

1.14.5

1.14.7

1.14.7

2.5.9

2.5.9

2.5.6

2.6.4

1.18.17 + 1.18.22

3.2.11

3.2.12

3.2.12

3.1.02

2.2.3.21

SV 1.5

SV 1.5

1.18.13

1.18.13

3.1.02 + 3.2.30 2.6.7

3.1.02

3.1.02

3.1.31

3.1.31

3.1.31

3.1.31

3.2.35

3.2.35

3.2.35

1.2.25

WO

1.1.13 + 2.1.09 1.4.6

1.1.06

GO

MR62c

B59

B59

B59

B57a

B57a

B57a

B57a

B32a

B19

B18

B19

MR89c

MR89c

MR89c

G28 + MR74

G40

G29

G29

VVKBaO

Blok 3

Les

6

7

8

9

Blok

3

3

3

3

In situaties het begrip laadvermogen gebruiken.

H

Tijdsduur tot op een seconde nauwkeurig bepalen. Een datum op verschillende manieren noteren. De begrippen jaar, schrikkeljaar en eeuw kennen.

H

H

N

Tijdsduur in jaren, maanden, weken en/of dagen bepalen aan de hand van een kalender.

De gelijkwaardigheid van breuken controleren.

N

H

Ervaren en vaststellen dat bij sommige breuken in het overeenkomstige kommagetal na de komma een getal voorkomt dat herhaald wordt (repeterend deel).

H

De begrippen trimester, kwartaal en semester gebruiken (kwartaal niet voor GO en OVSG).

Ervaren en vaststellen dat bij sommige breuken het overeenkomstige kommagetal 1, 2 of 3 decimalen heeft en deze kommagetallen noteren als decimale breuk.

H

H

Breuken interpreteren als een deling en noteren als een kommagetal.

H


De relatie tussen bruto, netto en tarra toepassen.

H

N


H



H

N

Handig vermenigvuldigen met 9, 19, 29, ...

H

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 5 en 50.


H

H

In concrete situaties problemen in verband met het gemiddelde oplossen.

H



H

H

Positieve en negatieve getallen vergelijken, rangschikken en het verschil bepalen.

H

H/N Lesdoelen

23

2.12

2.2

2.12

2.12

2.1

1.22

1.4

1.4

1.4 + 1.18

1.13

1.13

1.13

1.13

4.2

4.2

2.6

2.6

1.13

1.13

1.17

1.17

Eindterm

1.18.13

1.2.3

OVSG

SV 1.5

SV 1.5

2.5.9

2.5.9

1.14.7

1.14.7

1.4.15 + 1.5.6

3.2.28

WO

3.2.28

3.2.28

3.2.28

3.1.18

2.4.6

2.4.11

2.4.21

2.4.21

WO

1.4.13

2.1.24 + 3.1.22 1.5.6

2.1.24 + 3.1.22 1.5.6

3.1.22

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.2.12

3.2.35

3.2.35

3.1.31

3.1.31

3.1.02 + 3.4.02 1.18.13

3.1.02

1.1.06

GO

MR66f

MR67b

MR70c

MR70b

MR66g

G16d

G14b

G23

G14b

B23a

B23a

B23b + B33a

B23a + B33a

B59

MR89c

MR89c

B18

B19

B57a

B57a

G29

VVKBaO

Blok 3

Les

10

11

12

Blok

3

3

24

3

Weten wanneer een getal deelbaar is door 2, door 5 en door 10. Bewerkingen met ronde getallen (gegevens van een tabel of staafdiagram) maken. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10 en 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 5 en 50. Tijdsduur tot op een seconde nauwkeurig bepalen.

H

H

H

Gegevens van een tabel aflezen en omzetten in een staafdiagram.

H

H

Van een staafdiagram gegevens aflezen en interpreteren.

H

H

Weten dat bij sommige breuken in het overeenkomstige kommagetal na de komma een getal voorkomt dat herhaald wordt (repeterend deel).

Rekentaal in verband met vermenigvuldigen en delen gebruiken.

N

H

De rest bepalen bij delingen door 2, door 5 en door 10.

H


N

Vaststellen dat als een getal deelbaar is door 10, het ook deelbaar is door 2 en 5 en omgekeerd.

Verschillende soorten diagrammen en grafieken met elkaar vergelijken.

H

H

Gegevens van een tabel omzetten in een staafdiagram en lijngrafiek.

H

Ontdekken en verwoorden wanneer een getal deelbaar is door 2, door 5 en door 10.

Grafieken interpreteren.

H

H

Van staafdiagrammen en lijngrafieken gegevens aflezen en daarmee eenvoudige bewerkingen uitvoeren.

H

H/N Lesdoelen

2.12

1.13

1.13

1.18

1.12

1.8

1.8

1.4

1.3 + 1.9

1.12 + 1.13

1.12

1.12

1.17

1.8

1.8

1.8

1.8

Eindterm

1.9.4

1.6.8 + 1.15.1

1.6.8

1.6.8

1.18.29

1.18.30

1.18.18 + 1.18.23

1.18.19

1.18.17 + 1.18.22

OVSG

1.18.17

1.6.8

1.18.18 + 1.18.23

1.18.17 + 1.18.19

3.2.28

2.4.21

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.44

2.1.16

WO

WO

2.1.24 + 3.1.22 1.5.6

2.1.27

2.1.16

2.1.16

2.1.16

3.1.02

WO

WO

WO

WO

GO

MR70c

B23b + B33a

B23a + B33a

G40

G31a

G40

G40

B1

G31a

G31a

G31a

B57a

G40

G40

G40

G40

VVKBaO

Blok 3

Les

13

14

15

Blok

3

3

3 De formule (b x h) : 2 kennen en gebruiken (niet voor OVSG en GO).

Ervaren dat driehoeken met een verschillende vorm dezelfde oppervlakte kunnen hebben. Driehoeken volgens de eigenschappen van de zijden en de hoeken benoemen. De oppervlakte van een vierkant, een rechthoek en een parallellogram bepalen.

H

H

N

N

De oppervlakte van een driehoek bepalen door om te structureren.

H

De oppervlakte van een vierkant, een rechthoek en een parallellogram bepalen.

N

In een driehoek een basis en de bijbehorende hoogte aangeven.


N

H

De formule (b x h) : 2 kennen en gebruiken (niet voor OVSG en GO).

H

2.9

3.4

2.6

2.9

3.2.a

2.9

3.4

2.9


H

3.2.a

1.12 + 1.13

Ervaren en inzien dat de oppervlakte van een driehoek gelijk is aan de helft van de 2.9 oppervlakte van een parallellogram, een rechthoek of een vierkant met dezelfde basis en dezelfde hoogte.


H

1.24

H

Kommagetallen delen door een natuurlijk getal < 100 tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

1.24


Natuurlijke getallen delen door een natuurlijk getal < 100 tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

1.16

Eindterm

H

De schatprocedure toepassen bij een deling door een tweecijferig getal.

H

H/N Lesdoelen

3.2.1

2.2.3.23

2.2.3.10

3.1.7

2.2.3.10

3.2.1

2.2.3.10

2.2.3.10

3.1.7

1.6.8 + 1.15.1

1.23.1

1.23.1

1.19.2

OVSG

2.2.23 + 3.2.19 2.2.3.10

2.3.25 t.e.m. 2.3.28

2.2.16

3.2.16

3.2.18

3.2.19

2.3.25 t.e.m. 2.3.28

3.2.16

3.2.17

3.2.18

3.1.34

3.1.34

3.1.29

GO

MR42 + MR43

MK22

MR39

MR44

MR44

MR44

MR42 + MR43

MK22

MR44

MR44

MR44

MR44

B44

B43b

B42c

B36

VVKBaO

Blok 3

25

Les

16

17

Blok

3

3

26 De lengte op de tekening berekenen als de breukschaal en de werkelijke lengte gegeven zijn. De breukschaal bepalen als de werkelijke lengte en de lengte op een tekening gegeven zijn.

H

H

2.4

2.4

2.4

De werkelijke lengte berekenen als de breukschaal en de lengte op de tekening gegeven zijn.

H

2.4

1.15

De verhouding tussen een lengte op een tekening en de werkelijke lengte noteren 2.4 als een breuk. Deze verhouding benoemen als de breukschaal.

Het quotiënt afhankelijk van de context zinvol afronden.

H

1.27

H

Het resultaat van de deling met een zakrekenmachine controleren.

H

1.24

De verhouding tussen de lengte van 2 getekende voorwerpen bepalen.

Vraagstukken oplossen als toepassing op cijferend delen, de deler is een tweecijferig getal.

H

1.16

1.3 + 1.9

Eindterm

H

In een gegeven situatie de bewerking herkennen. De schatprocedure toepassen bij een deling door een tweecijferig getal.

H

H

H/N Lesdoelen

1.19.2

1.9.4

OVSG

1.8.3 + 1.23.3

1.24.2

3.2.04

3.2.05

3.2.05

2.3.3

2.3.3

2.3.3

3.2.04 + 1.1.19 2.3.2

3.2.04 + 1.1.19 2.3.1

3.1.31

3.1.29

2.1.42 + 3.4.01 1.23.1

3.1.29

3.1.44

GO

MR85

MR85

MR85

G14

G41

G36

B46c

B50

B36

B49 + B51

VVKBaO

Blok 3

Les

18

19

Blok

3

3

27

Bij het aftrekken van verschillende termen vaststellen dat de plaats van het aftrektal behouden blijft maar dat de volgorde van de aftrekkers veranderd mag worden. Bij het delen door verschillende getallen vaststellen dat de plaats van het deeltal behouden blijft maar dat de volgorde van de delers veranderd mag worden. Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

H

H

H

- vermenigvuldigen/delen voor optellen/aftrekken gaat.

- eerst de bewerkingen tussen de haakjes gemaakt moeten worden.

De schakeleigenschap toepassen bij het vermenigvuldigen en optellen van natuurlijke getallen en kommagetallen.

H

De breukschaal bepalen als de werkelijke lengte en de lengte op tekening gegeven zijn.

H

De wisseleigenschap toepassen bij het optellen en vermenigvuldigen van natuurlijke getallen en kommagetallen.

De lengte op de tekening bepalen als de breukschaal en de werkelijke lengte gegeven zijn.

H

H

De werkelijke lengte bepalen als de breukschaal en de lengte op de tekening gegeven zijn.

H

Een onderzoekende houding bij de leerlingen stimuleren.

De formule (b x h) : 2 kennen en gebruiken (niet voor OVSG en GO).

H

H


Vraagstukken oplossen als toepassing op cijferend delen, de deler is een tweecijferig getal.

H

H

In een gegeven situatie de bewerking herkennen.

H



H

Weten dat de oppervlakte van een driehoek gelijk is aan de helft van de oppervlakte van een parallellogram, een rechthoek of een vierkant met dezelfde basis en dezelfde hoogte.

Kommagetallen delen door een natuurlijk getal < 100 tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

H

Natuurlijke getallen delen door een natuurlijk getal < 100 tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

H

De schatprocedure toepassen bij een deling door een tweecijferig getal.

H

H/N Lesdoelen

1.6

1.14

1.14

1.14

1.14

1.29

2.4

2.4

2.4

3.1.7

SV 1.1

2.3.3

2.3.3

2.3.3

2.2.3.10

2.2.3.10

DO7

MR85

MR85

MR85

MR44

MR44

MR44

MR44

B50

B49 + B51

B44

B43b

B42c

B36

VVKBaO

2.1.30

1.1.27

1.1.27

1.1.27

1.16.5

1.15.4

1.12.2

B5

1.11.2 + 1.14.7 B4

2.1.04 + 2.1.36 1.11.2 + 1.14.7 B4 + 1.1.30

3.4.03

3.2.04

3.2.05

3.2.05

3.2.17

3.2.18 3.2.16

3.2.a

2.9

1.9.4

1.6.8 + 1.15.1

1.23.1

1.23.1

1.19.2

OVSG

2.1.42 + 3.4.01 1.23.1

3.1.44

3.1.34

3.1.34

3.1.29

GO

2.9

1.24

1.3 + 1.9

1.12 + 1.13

1.24

1.24

1.16

Eindterm

Blok 3

Les

20

21

22

Blok

3

3

28

3

De werkelijke lengte bepalen als de lijnschaal en de lengte op tekening gegeven zijn. Een breukschaal noteren als lijnschaal en omgekeerd. Op een kaart een opgegeven weg aangeven. Op een kaart posities bepalen.

H

H

N

N

H

Bij het spiegelen van vlakke figuren de volgende eigenschappen vaststellen en gebruiken:

H

Het spiegelbeeld van een vlakke figuur tekenen op ruitjespapier.

- de verbindingslijn van een punt en zijn spiegelbeeld staat loodrecht op de spiegelas.

- de figuur en het spiegelbeeld hebben een andere oriëntatie (wijzerzin/ tegenwijzerzin).

- de figuur en het spiegelbeeld liggen even ver van de spiegelas.

- de figuur en het spiegelbeeld hebben dezelfde vorm en grootte.

Bij spiegelingen de termen spiegelbeeld, spiegeling en spiegelas gebruiken.

H

Getallen met Romeinse cijfers omzetten in Arabische cijfers en omgekeerd.

Lijnschalen lezen en interpreteren.

H

H

Een positie bepalen die ... km van een gegeven plaats verwijderd is.

H

Getallen met Romeinse cijfers lezen en schrijven.

Op dezelfde kaart m.b.v. de referentieafstand (1 km) de afstand tussen 2 plaatsen bepalen.

H

H

Op een kaart een afstand van 1 km aangeven en deze lengte gebruiken als referentie voor 1 km.

H

H/N Lesdoelen

3.6

3.6

3.6

1.7

1.7

3.7

3.7

2.4

2.4

2.4

2.1

2.3

2.3

Eindterm

3.6.4

3.6.4

2.3.2

2.3.3

2.2.3.2

2.2.3.1

2.2.3.18

2.2.3.18

OVSG

3.3.30

3.3.31

3.4.7

3.4.6

3.3.28 + 3.3.33 3.4.4

3.1.07 + 3.1.08 1.2.5

3.1.07 + 3.1.08 1.2.5

WO

WO

3.2.04

3.2.05 + WO

3.2.05 + WO

3.2.05 + WO

3.2.05 + WO

2.2.01

GO

MK38

MK36

MK36

G33

G33

MK7

MR85

MR85

MR85

MR85

MR85

MR85

MR85

VVKBaO

Blok 3

Les

23

24

25

Blok

3

3

3

Een breuk van een getal nemen.

N

Het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken toepassen. De schatprocedure toepassen bij optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen.

N


H

N

In vraagstukken de verkoopprijs, de inkoopprijs, de winst of het verlies berekenen (de onderlinge relatie kan in breukvorm gegeven zijn).

H

Vraagstukken met natuurlijke getallen en kommagetallen oplossen.

De werkelijke lengte bepalen als de lijnschaal en de lengte op tekening gegeven zijn.

H

H

De breukschaal bepalen als de werkelijke lengte en de lengte op tekening gegeven zijn.

H

In aangeboden situaties de bewerking herkennen.

De lengte op de tekening bepalen als de lijnschaal en de werkelijke lengte gegeven zijn.

H

H

Opgaande delingen met ronde getallen maken (deler ≤10).

H


- eerst de bewerkingen tussen de haakjes gemaakt worden.


Herleidingen met gekende standaardmaateenheden voor inhoud en gewicht uitvoeren.

N

Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

In vraagstukken de verkoopprijs, de inkoopprijs, de winst of het verlies berekenen (de onderlinge relatie kan in breukvorm gegeven zijn).

H

H

In vraagstukken de eenheidsprijs, de hoeveelheid of de totale prijs berekenen.

H

H

Het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken toepassen.

H

H/N Lesdoelen

1.16

1.29

1.24

1.3 + 1.9

3.6

2.11

2.4

2.4

2.4

1.13

1.6

1.7

1.13

2.6 + 2.7

2.11

1.21 + 2.11

1.29

Eindterm

2.8.2

1.17.5 + 2.8.8

SV 1.1

OVSG

1.14.3

1.16.5

3.1.29

3.4.03

3.4.01

3.1.44

3.3.30

3.4.02

3.2.05

3.2.04

3.2.05

B1

MK38

MR89b

MR85

MR85

MR85

G29

B5

G33

B25

MR28

MR89b

MR89a

DO1

VVKBaO

1.19.2

SV 1.1

B36

DO1

1.20.2 + 1.21.2 B50 + 1.22.2

1.9.4

3.4.7

2.8.2

2.3.3

2.3.3

2.3.3

2.1.36 + 3.1.31 1.15.4

2.1.30

3.1.08 + 3.1.07 1.2.5

1.1.19

3.2.09 + 3.2.11 2.2.3.21

3.4.02

3.4.02

3.4.03

GO

Blok 3

29

Les

26 en 27

Blok

3

30 1.16

De schatprocedure toepassen bij een deling door een tweecijferig getal. Kommagetallen delen door een natuurlijk getal < 100 tot op een h nauwkeurig. De waarde van de rest bepalen. Vraagstukken oplossen als toepassing op cijferend delen, de deler is een tweecijferig getal. De snelheid berekenen als de afstand en de tijd gegeven zijn.

H

H

H

H

H

2.12 3.2.a

De relatie tussen bruto, netto en tarra toepassen. Tijdsduur tot op een minuut nauwkeurig bepalen. In een driehoek een basis en de bijbehorende hoogte aangeven. De oppervlakte van een driehoek bepalen door om te structureren. De formule (b x h) : 2 kennen en gebruiken (niet voor OVSG en GO). De werkelijke lengte bepalen als de lijnschaal en de lengte op tekening gegeven zijn. De lengte op de tekening bepalen als de breukschaal en de werkelijke lengte gegeven zijn.

H

H

H

H

H

H

H

2.6

2.4

2.4

2.9

4.2

4.2

De tijd berekenen als de afstand en de snelheid gegeven zijn. In situaties het begrip laadvermogen gebruiken.

H

H

2.6

1.24

1.12 + 1.13

1.24

1.13

1.13

1.13

1.13

1.14


H

1.7

De eigenschappen van bewerkingen toepassen.


H

1.8

H

Grafieken interpreteren.

H

1.8

1.18.19

1.18.18

1.18.17

1.6.8

B23b + B33a

B23a + B33a

B18

B19

G33

G40

G40

G40

G31a

B57a

B57a

G29

VVKBaO

1.6.8 + 1.15.1

1.23.1

1.19.2

3.2.05

3.2.05

3.2.16

3.2.18

3.2.29

3.2.12

3.2.35

3.2.35

2.3.3

2.3.3

2.2.3.10

3.1.7

2.4.21

SV 1.5

SV 1.5

2.5.9

2.5.9

3.4.01 + 3.1.34 1.23.1

3.1.34

3.1.29

MR85

MR85

MR44

MR44

MR44

MR70c

B59

MR89c

MR89c

B50

B44

B43b

B36

1.1.26 + 1.1.27 1.14.7 + 1.15.4 B4 + B9 + 1.1.29

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7

3.1.08 + 3.1.07 1.2.5

WO

WO

WO

1.8


Gegevens van een tabel omzetten in een staafdiagram.

H

2.1.16

H

Van een staafdiagram gegevens aflezen en daarmee eenvoudige bewerkingen uitvoeren.

H

1.18.13

1.2.3

OVSG

3.1.02 + 3.4.02 1.18.13

3.1.02

1.1.06

GO

1.12

Handig vermenigvuldigen met 9 en 19.

Een getal vormen dat deelbaar is door 2, door 5 en door 10.

H

1.17


In concrete situaties problemen i.v.m. het gemiddelde oplossen.

H

1.17

H


H

Eindterm

H

In concrete situaties positieve en negatieve getallen vergelijken, rangschikken en het verschil bepalen.

H

H/N Lesdoelen

Blok 3

Les

26 en 27

28

29

Blok

3

3

3 Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10 en 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 5 en 50. De eigenschappen van bewerkingen toepassen.

H

H

H

In vraagstukken de eenheidsprijs, de hoeveelheid of de totale prijs berekenen.

H

Handig vermenigvuldigen met 9, 19, 29, ...

e schaal bepalen als de werkelijke lengte en de lengte op een tekening gegeven D zijn.

H

H

De werkelijke lengte bepalen als de schaal en de lengte op tekening gegeven zijn.

H



H

H


H


H

Vraagstukken oplossen m.b.v. de verhoudingstabel.

In vraagstukken de eenheidsprijs en de totale prijs berekenen.

H

H

De schaal bepalen als de werkelijke lengte en de lengte op een tekening gegeven zijn.

H

H/N Lesdoelen

1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

1.21 + 2.11

2.4

2.4

2.6

2.6

1.21

3.6

1.21 + 2.11

2.4

Eindterm

1.17.5 + 2.8.8

2.3.3

2.3.3

2.5.9

2.5.9

1.17.3

3.4.7

1.17.5 + 2.8.8

2.3.3

OVSG

B23b + B33a

B23a + B33a

B18

B19

MR89a

MR85

MR85

MR89c

MR89c

DO2f

MK38

MR89a

MR85

VVKBaO

1.1.26 + 1.1.27 1.14.7 + 1.15.4 B4 + B9 + 1.1.29

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7

3.4.02

3.2.04

3.2.05

3.2.35

3.2.35

3.4.03

3.3.30

3.4.02

3.2.04

GO

Blok 3

31

Les

30

Blok

3

Handig vermenigvuldigen met 5, 25 en 50. Handig vermenigvuldigen met 9, 19, 29, ... Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10 en 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 5 en 50. De eigenschappen van bewerkingen toepassen. De snelheid berekenen als de afstand en de tijd gegeven zijn. De tijd berekenen als de afstand en de snelheid gegeven zijn. e werkelijke lengte bepalen als de breukschaal en de lengte op tekening D gegeven zijn. De schaal bepalen als de werkelijke lengte en de lengte op tekening gegeven zijn. In vraagstukken de eenheidsprijs en de totale prijs berekenen.

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H/N Lesdoelen

32 1.21 + 2.11

2.4

2.4

2.6

2.6

1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

Eindterm

OVSG

B23b + B33a

B23a + B33a

B18

B19

VVKBaO

3.4.02

3.2.04

3.2.05

3.2.35

3.2.35

1.17.5 + 2.8.8

2.3.3

2.3.3

2.5.9

2.5.9

MR89a

MR85

MR85

MR89c

MR89c

1.1.26 + 1.1.27 1.14.7 + 1.15.4 B4 + B9 + 1.1.29

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7

GO

Blok 3

Les

1 en 2

3

4

5

Blok

4

4

4

4

Ervaren en vaststellen dat er gerekend mag worden met benaderde waarden. Bij een vraagstuk de benodigde gegevens aanvullen. Het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken gebruiken. Het gemiddelde berekenen met een zakrekenmachine. Getallen afronden. Een verhoudingstabel gebruiken om vraagstukken op te lossen.

H

H

N

N

N

N

Vraagstukken als toepassing op cijferen oplossen.

H

Bij vraagstukken een oplossingsweg (schets, tekening, ervaringskennis, ...) kiezen om het probleem op te lossen.

De schatprocedure toepassen bij een optelling van verschillende termen.

H

H


H

De legende bij een lijngrafiek aanvullen.

H

Eenvoudige procentberekeningen maken.

H

Een lijngrafiek aanvullen.

Percentages in praktische situaties als operator gebruiken.

H

H

De gelijkwaardigheid tussen percentages en breuken vaststellen en gebruiken.

H

De snelheid gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand berekenen.

Het begrip procent verwoorden als ... van de/op de/per 100.

H

H

Het symbool % benoemen en noteren.

H

Grafieken i.v.m. afstand en tijd lezen en interpreteren.

Op gestructureerd materiaal een percentage voorstellen.

H

H

Vaststellen dat procent in verschillende concrete situaties wordt gebruikt.

H

H/N Lesdoelen

33

1.21

1.15

1.8

1.29

1.29

1.15 + 1.16

1.29

4.2

1.16

1.3 + 1.9

1.8

1.8

2.6

1.8

1.25

1.25

1.18

1.6

1.6

1.3

1.3 + 1.6

Eindterm

1.2.9

1.2.9

1.3.8

1.2.8

OVSG

1.19.2

1.9.4

1.18.22

1.18.22 + 1.18.25

2.5.9

1.18.22 + 1.18.25

1.17.4

1.17.4

3.4.03

2.1.04

3.1.36

3.4.03

3.4.02

3.4.03

3.4.03

1.17.3

1.8.3

1.18.29

SV 1.1

SV 1.1

SV 1.1

SV 1.1

3.1.41 + 3.1.42 SV 1.5 + 3.1.43 + 3.4.01

3.1.29

3.1.44

WO

WO

3.2.35

WO + 3.2.35

3.1.25

3.1.44

3.1.23 + 3.1.24 1.4.14

3.1.23

3.1.27

1.1.19

3.1.44

GO

DO2f

G36

B47

DO1

DO2f

B52

DO1

B49 + B51

B36a

B2

MR83

MR83

MR89c

MR83

B35

G25

G27

G27

G26

G25

G25

VVKBaO

Blok 4

Les

6

7

8

9

Blok

4

4

34

4

4

In een gegeven situatie de bewerking herkennen. De schatprocedure toepassen. De snelheid gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand berekenen.

H

H

H

Ontdekken dat bij tekeningen op schaal de figuren gelijkvormig zijn, d.w.z. dat de 3.6 hoekgrootte niet verandert en dat de lengte van de zijden in dezelfde verhouding verandert.

3.6

2.4

2.2

H

Hoeken tekenen waarvan de grootte, het hoekpunt en één been gegeven zijn.

H

2.3

Van een figuur gelijkvormige en niet-gelijkvormige figuren tekenen.

Vaststellen dat een rechte hoek 90° is.

H

2.2

H

Hoeken meten met een graadboog (op een geodriehoek) en het meetresultaat noteren.

H

2.1

Afbeeldingen tekenen op schaal.

Het symbool voor graad (°) gebruiken.

H

2.1

2.1

1.13 + 1.14

1.13

1.13 + 1.14

1.13

1.13

2.6

1.16

1.3 + 1.9

1.8

1.25

1.6

Eindterm

H

De maateenheid graad invoeren.

H

Natuurlijke getallen en kommagetallen vermenigvuldigen met 10, 100, 1000, 5, 25 en 50.

N

De behoefte aan een standaardmaat voor het meten van hoeken ervaren.

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, 100, 5 en 50.

N

H

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 25. Bij vermenigvuldigen de wisseleigenschap toepassen.

H

H

Natuurlijke getallen delen door 1000.


H

H

Het begrip procent verwoorden als ... van de/op de/per 100. Eenvoudige procentberekeningen maken.

H

H

H/N Lesdoelen

2.5.9

1.19.2

1.9.4

1.18.22 + 1.18.25

1.17.4

1.2.9

OVSG

1.14.1

B33 + B34

B4c

B33 + B34

B33 + B34

MR89c

B36a

B2

MR83

B35

G27

VVKBaO

2.7.7

2.7.6

2.7.6

2.7.3

2.2.07

2.2.07

3.2.03

3.2.31

3.4.3

3.4.2

2.3.6

2.7.8

3.2.31 + 3.2.32 2.7.10

3.2.31

3.2.31

3.2.31

2.2.29

MK41b

MK42

MK53

MR77

MR75

MR77

MR75

MR75

MR16

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5 + 1.14.7 B33 + B34

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

1.1.27

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.2.25

3.1.29

3.1.44

WO + 3.2.35

3.1.25

3.1.23

GO

Blok 4

Les

10 en 11

12

13

14

Blok

4

4

4

4

Afbeeldingen tekenen op schaal.

H

35

Het verband tussen landmaten en oppervlaktematen kennen. Eenvoudige omzettingen tussen land- en oppervlaktematen maken.

H

H

Opmerking: landmaten zijn uitbreidingsleerstof voor OVSG.

Weten dat 1 ha = 100 a en 1 a = 100 ca.


H

H

Tellen met sprongen.

H

De landmaten ca, a en ha lezen en gebruiken.

Kommagetallen splitsen en samenstellen.

H

H

Kommagetallen vergelijken en de symbolen <, > en = gebruiken. Kommagetallen op de getallenlijn plaatsen.

H

H

Natuurlijke getallen tot 1 000 000 splitsen en samenstellen.

Vermenigvuldigingen met kommagetallen maken.

H

H

Vermenigvuldigingen en delingen met ronde getallen maken.

H

Natuurlijke getallen tot 1 000 000 op de getallenlijn plaatsen.

Natuurlijke getallen en kommagetallen vermenigvuldigen met 10, 100, 1000, 5, 25 en 50.

H

H

Een kans weergeven als een breuk.

Getallen afhankelijk van de situatie zinvol afronden.

N

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, 100, 1000, 5, 25 en 50.

De resultaten van de kansberekening en van het experiment voorstellen in een staafdiagram.

H

H

In een experiment de berekende kans toetsen.

H

H


H

H/N Lesdoelen

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

1.3 + 1.9

1.1

1.5

1.5

1.5 + 1.6

1.13

1.5

2.4

1.13

1.13 + 1.14

1.13 + 1.14

1.13

1.4

1.13

1.8

1.2

1.4

Eindterm 1.5.6

OVSG

1.5.6

1.15.1 + 1.23.3

1.18.18

B33 + B34

G14c

G36

G40b

G14c

G14c

VVKBaO

1.4.6

2.3.6

1.4.6 +1.4.7 1.4.6

1.4.6

3.2.14

3.2.14

3.2.14

3.2.13

2.2.3.1

2.2.3.1

2.2.3.1

2.2.3.1

1.9.4

1.1.03 + 2.1.02 1.1.3

2.1.20

2.1.23

2.1.22

3.1.03 + 2.1.04 1.11.1

3.1.06

3.2.03

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1

MR38

MR38

MR37c

MR37c

G6

G24

G22

G1d

G13

G12

MK53

B32b

2.1.36 + 3.1.31 1.14.1 + 1.14.4 B32 + B34

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5 + 1.14.7 B33 + B34

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.19

3.1.31

WO

3.1.19 + 3.1.44 1.17.2

3.1.19

GO

Blok 4

Les

15 en 16

17

18

19

Blok

4

4

36

4

4

Het verband tussen landmaten en oppervlaktematen kennen.

H

Ontdekken en verwoorden wanneer een getal deelbaar is door 4, door 25 en door 100. Vaststellen dat als een getal deelbaar is door 100, het ook deelbaar is door 4 en 25 en omgekeerd. De rest bepalen bij delingen door 4, door 5 en door 10.

H

H

H

Vlakke figuren met een opgegeven aantal diagonalen tekenen.

Weten dat 1 ha = 100 a en 1 a = 100 ca.

H

H

De landmaten ca, a en ha lezen en gebruiken.

H

De eigenschappen van de diagonalen in vierhoeken onderzoeken en verwoorden.


H

H

Tellen met sprongen.

H

Eenvoudige omzettingen tussen land- en oppervlaktematen maken.

Kommagetallen splitsen en samenstellen.

H

In veelhoeken de diagonalen tekenen.

Natuurlijke getallen tot 1 000 000 splitsen en samenstellen.

H

H


H

H

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen op een lijnstuk voorstellen. Een breuk nemen van een grootheid en van een getal tot 1 000 000.

H


H

H

Een breuk nemen van een grootheid en van een getal tot 1 000 000.

H

De eigenschappen van de diagonalen in vierhoeken onderzoeken en verwoorden.

H

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen op een lijnstuk voorstellen.

In veelhoeken de diagonalen tekenen.

H

H

Het lijnstuk dat twee niet opeenvolgende hoekpunten in een veelhoek verbindt, benoemen als diagonaal.

H

H/N Lesdoelen

1.12 + 1.13

1.12

1.12

3.2a

3.4

3.2a

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

1.3 + 1.9

1.1

1.5

1.5

1.13

1.13

1.4

1.13

1.13

1.4

3.4

3.2a

3.2a

Eindterm

1.14.3

1.14.3

1.4.10

1.14.3

1.14.3

1.4.10

3.2.4

3.1.7

3.1.7

OVSG

1.4.6

3.1.14

3.1.14

3.1.14

3.3.06

3.3.06

3.3.05

3.2.14

3.2.14

3.2.14

3.2.13

2.1.27

1.6.8 + 1.15.1

1.6.8

1.6.8

3.1.7

3.2.4

3.1.7

2.2.3.1

2.2.3.1

2.2.3.1

2.2.3.1

1.9.4

1.1.03 + 2.1.02 1.1.3

2.1.20

3.1.10 + 2.1.04 1.4.6

2.1.17

1.1.19

2.1.19

2.1.17

1.1.19

2.1.19

3.3.06

3.3.05

3.3.05

GO

G31a

G31a

G31a

MK18

MK18

MK18

MR28

MR38

MR37c

MR37c

G6

G24

G13

B24

B24 + B25

B2

B24

B24 + B25

B2

MK18

MK18

MK11b

VVKBaO

Blok 4

Les

20

21

22

23

Blok

4

4

4

4

De schatprocedure toepassen bij optellingen met verschillende termen. Het stappenplan voor het oplossen van vraagstukken toepassen.

N

N

Vlakke figuren de passendste naam geven.

N

Bij bewerkingen kiezen voor hoofdrekenen of cijferen.

Verwoorden dat alle punten van een cirkel even ver van het middelpunt af liggen.

N

H

Een cirkel met een gegeven straal tekenen met een passer.

N

Vraagstukken met natuurlijke getallen en kommagetallen oplossen.

Het middelpunt, de middellijn (diameter) en de straal van een cirkel herkennen en deze begrippen correct gebruiken.

N

H

Ontdekken dat er oneindig veel symmetrieassen/spiegelassen in een cirkel zijn.

H


Een symmetrieas/spiegelas van een figuur herkennen en tekenen.

H

H

Symmetrie ontdekken en controleren door een spiegel te gebruiken of door te vouwen.

Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken. Breuken vereenvoudigen.

H

H

H

Breuken gelijknamig maken.

H

Vraagstukken over inhoud oplossen.

H

Van een breuk gelijkwaardige breuken noteren.

Eenvoudige herleidingen uitvoeren.

H

H

De verschillende maateenheden voor inhoud en hun symbolen lezen en gebruiken.

H

H/N Lesdoelen

1.29

1.16

1.29

1.29

1.3 + 1.9

3.4

3.2

3.5

3.2a

3.6

3.6

3.6

1.22

1.23

1.22

1.22

2.6

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

Eindterm

3.4.03

3.1.29

3.1.30

3.4.01

3.4.01

1.3.15

3.3.17

3.3.18

3.3.17

3.3.33

3.3.28

3.1.21

3.1.20

3.1.20

3.1.18

3.4.02

3.2.09

3.2.08

GO

G17

G16

MR88

MR51

MR51

VVKBaO

SV 1.1

1.19.2

SV 1.1

SV 1.1

1.9.4

3.2.2

3.2.7

3.3.8

3.1.7

3.4.6

3.4.5

3.4.4

1.4.13

DO1

B36a

B52

B49 + B51

B2

MK15

MK23

MK23

MK23

MK37

MK37

MK37

G16

1.11.1 + 1.12.1 B26b

1.4.13

1.4.13

2.2.3.21

2.2.3.21

2.2.3.1

OVSG

Blok 4

37

Les

24

25

Blok

4

38

4

In een gegeven situatie de bewerking herkennen. Vraagstukken met natuurlijke getallen en kommagetallen oplossen. Bij bewerkingen kiezen voor hoofdrekenen of cijferen.

Eenvoudige herleidingen oplossen. Een symmetrieas/spiegelas van een figuur herkennen en tekenen.

H

H

H

H

H

Herleidingen tussen kilogram en gram maken. Herleidingen tussen euro en eurocent maken. Vraagstukken over gewicht oplossen. Vraagstukken over geld oplossen.

H

H

H

H

De maateenheden kg en g en hun symbolen lezen en gebruiken.

Breuken optellen en aftrekken.

H

H

Breuken vereenvoudigen.

H

2.11

2.11

2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

3.6

2.6 + 2.7

1.29

1.29

1.3 + 1.9

1.23

1.22

Weten wanneer een getal deelbaar is door 2, door 4, door 5, door 10, door 25 en 1.12 door 100.

Eindterm

H

H/N Lesdoelen

OVSG

3.4.02

3.4.02

1.2.16

2.2.15

2.2.14

3.3.33

3.2.09

3.1.30

3.4.01

3.4.01

3.1.20

3.1.21

G16

G31a

VVKBaO

2.8.8

2.8.8

2.2.3.21

2.2.3.21

2.2.3.1

3.4.5

2.2.3.21

SV 1.1

SV 1.1

1.9.4

MR88

MR88

MR71

MR62

MR62

MK37

MR28

B52

B49 + B51

B2

1.11.1 + 1.12.1 G17

1.4.13

3.1.14 + 2.1.16 1.6.8

GO

Blok 4

Les

26 en 27

Blok

4

Hoeken tekenen waarvan de grootte, het hoekpunt en één been gegeven zijn. Afbeeldingen tekenen op schaal. Eenvoudige herleidingen oplossen. Eenvoudige omzettingen tussen land- en oppervlaktematen maken.

H

H

H

H

39 In vierhoeken de diagonalen tekenen.

De eigenschappen van de diagonalen in vierhoeken onderzoeken. Een symmetrieas/spiegelas in een figuur herkennen en tekenen.

H

H

H

Vraagstukken over gewicht en geld oplossen.

Hoeken meten met een graadboog (op een geodriehoek) en het meetresultaat noteren.

H

H

Vraagstukken als toepassing op cijferen of hoofdrekenen oplossen.

Opgaande delingen maken.

H

H

Natuurlijke getallen en kommagetallen vermenigvuldigen met 5, 25 en 50.

H

Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken.

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 5, 10, 25, 50, 100 en 1000.

H

H


H


Weten wanneer een getal deelbaar is door 4, door 5, door 25 en door 100.

H



H

H


H

H


Natuurlijke getallen en kommagetallen splitsen en samenstellen.

H

H

De snelheid gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand berekenen.

H



H

Een breuk nemen van een getal tot 1 000 000.


H

H

De gelijkwaardigheid tussen percentages en breuken kennen.

H

H


H

H/N Lesdoelen

3.6

3.4

3.2a

2.11

2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.4

2.2

2.2

4.2

1.23

1.3 + 1.9

1.13 + 1.14

1.13

1.13 + 1.14

1.13

1.4

1.12

1.22

1.13

1.4

1.13

1.3 + 1.9

1.5

2.6

1.8

1.25

1.18

1.3

Eindterm

2.5.9

1.18.22 + 1.18.25

1.17.4

1.4.14

1.3.8

OVSG

1.9.4

1.4.13

1.14.3

1.4.10

1.14.3

1.5.6

B33 + B34

G14c

G31a

G16

B24

B2

B25

G24

MR89c

MR83

B35

G27

G25

VVKBaO

3.3.33

3.3.06

3.3.05

3.4.02

3.2.14

3.2.11

3.2.03

3.2.31

3.2.31

3.4.01

3.1.20

3.4.01

1.1.27

B2

B4c

B33

3.4.5

3.2.4

3.1.7

2.8.8

2.2.3.21

2.2.3.21

2.3.6

2.7.8

2.7.8

SV 1.5

MK37

MK18

MK18

MR88

MR28

MR28

MK53

MR77

MR77

B49 + B51

1.11.1 + 1.12.1 B26b

1.9.4

1.14.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.14.5 + 1.14.7 B32

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.19

3.1.14 + 2.1.16 1.6.8

3.1.21

2.1.17

2.1.19

1.1.19

3.1.03 + 2.1.20 1.4.6 + 2.1.04

3.2.35

WO + 3.2.35

3.1.25

3.1.24

1.1.19

GO

Blok 4

Les

28

29

30

Blok

4

4

40

4

Breuken gelijknamig maken. Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken.

H

H

1.13 1.22

Een gegeven situatie waarin breuken voorkomen op een lijnstuk voorstellen. Het geheel bepalen als de gematerialiseerde breuk gegeven is. Breuken vereenvoudigen. Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken. Eenvoudige herleidingen oplossen. Vraagstukken over gewicht en geld oplossen.

H

H

H

H

H

H

1.18

2.11

2.6 + 2.7

1.23

1.4

1.13

De gelijkwaardigheid tussen percentages en breuken kennen. Een breuk nemen van een getal tot 1 000 000.

H

1.3

2.11

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

2.1 + 2.2

1.23

1.22

1.22

1.22

1.13

1.4

1.13

1.18

1.6

1.6

1.3

Eindterm

H


H

Vraagstukken over inhoud, gewicht en geld oplossen.


H

H

Van een breuk gelijkwaardige breuken noteren.

H

Eenvoudige herleidingen oplossen.


H

H


H

De maateenheden kg en g en hun symbolen lezen en gebruiken

Een breuk nemen van een getal tot 1 000 000.

H

H

De gelijkwaardigheid tussen percentages en breuken vaststellen en gebruiken.

H

De verschillende maateenheden voor inhoud en hun symbolen lezen en gebruiken.

Het begrip procent verwoorden als ... van de/op de/per 100.

H

H

Op gestructureerd materiaal een percentage voorstellen. Het symbool % benoemen en noteren.

H

H

H/N Lesdoelen

1.2.9

1.2.9

1.3.8

OVSG

2.2.3.1

2.2.3.1

1.3.8

2.8.8

3.4.02

3.2.11

3.1.20

3.1.21

2.1.17

2.1.19

1.1.19

G16

B24

B2

B25

G27

G25

MR88

MR28

MR62

MR51

2.8.8

2.2.3.21

MR88

MR28

1.11.1 + 1.12.1 B26b

1.4.13

1.14.3

1.4.10

1.14.3

3.1.23 + 3.1.24 1.4.14

1.1.19

3.4.02

G17

G16

G16

B24

B2

B25

G27

G27

G26

G25

VVKBaO

1.11.1 + 1.12.1 B26b

1.4.13

1.4.13

1.4.13

1.14.3

1.4.10

1.14.3

3.2.09 + 3.2.11 2.2.3.21

2.2.14

3.2.08

3.1.20

3.1.20

3.1.21

3.1.18

2.1.17

2.1.19

1.1.19

3.1.24 + 3.1.23 1.4.14

3.1.23

3.1.27

1.1.19

GO

Blok 4

Les

1

2

3

4

5

Blok

5

5

5

5

5

Oefeningen i.v.m. procenten oplossen door gebruik te maken van een procentstrook en een verhoudingstabel. Het deel berekenen als het percentage en het totaal gegeven zijn.

H

H

Percentages aflezen m.b.v. de procentmeter.

Ronde getallen groter dan 100 000 noteren als kommageta (bv. 1,2 miljoen) en omgekeerd.

H

H

Getallen tot 10 000 000 rangschikken.

H

Een procentmeter maken.

Getallen tot 10 000 000 vormen als de waarde van elk cijfer gegeven is.

H

H

Getallen tot 10 000 000 in het positieschema noteren.

Vaststellen dat de som van de hoeken van een vierhoek 360° is.

H

H

Vaststellen dat de som van de hoeken van een driehoek 180° is.

H

Getallen tot 10 000 000 lezen en schrijven.

De hoeken van veelhoeken meten met een graadboog (op een geodriehoek).

H

H

Vaststellen dat een kwartdraai 90°, een halve draai 180° en een volledige draai 360° is.

Bij delingen vaststellen dat het quotiënt gelijk blijft als beide factoren gedeeld worden door hetzelfde getal.

N

H


H

Opdrachten uitvoeren waarbij de begrippen kwartdraai links/rechts, halve draai links/rechts en volledige draai gebruikt worden.

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door een natuurlijk getal < 1000 tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

H

De schatprocedure toepassen bij een deling door een driecijferig getal.

H

H/N Lesdoelen

1.25

1.25

1.3

1.3

1.5

1.5

1.5

1.5

3.4

3.4

2.2

3.6

3.6

1.24

1.13

1.13

1.16

Eindterm 1.19.2

OVSG

1.2.2

3.2.2

3.2.1

2.7.7

3.4.8

3.4.8

1.23.2

3.1.25

3.1.25

3.1.23

2.1.20

3.1.06

1.17.4

1.17.4

1.3.8

1.3.8

1.2.2

1.4.6

3.1.05 + 2.1.05 1.3.4 + 1.3.6

3.1.05 + 2.1.04 1.3.5

3.1.05

3.3.02

3.3.02

3.2.31

MV

2.1.35

1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.29

GO

B35

B35

G25b

G25b

G20

G12

G11e

G11e

G11e

MK16

MK20

MR77

MR75

MK12

B7d

B44

B42c

B46a

VVKBaO

Blok 5

41

Les

6

7

8

Blok

5

5

42

5

2.2 3.4

Ruimtefiguren/lichamen indelen in veelvlakken en niet-veelvlakken en deze begrippen hanteren. Bij de niet-veelvlakken de cilinder, de bol en de kegel herkennen en benoemen. De veelvlakken classificeren volgens het aantal zijvlakken. Bij de veelvlakken de piramide herkennen en benoemen. In de groep van de zesvlakken de kubus en de balk herkennen en benoemen. Bij veelvlakken de ribben, de hoekpunten en de zijvlakken herkennen en benoemen.

H

H

H

H

H

H

3.2

3.2

3.2

3.2

3.2

3.2

2.3 + 2.8

2.1 + 2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

Referentiematen en -punten voor lengte hanteren.

De hoeken van veelhoeken meten met een graadboog (op een geodriehoek). Weten dat de som van de hoeken van een vierhoek 360° is.

H

H

1.24

H


H

1.13

Vraagstukken over lengte oplossen.

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door een natuurlijk getal < 1000 tot op een t, h of d nauwkeurig.

H

1.16

H

De schatprocedure toepassen bij een deling door een driecijferig getal.

H

1.24


Kommagetallen cijferend optellen.

H

1.25

H

Oefeningen i.v.m. procenten oplossen door gebruik te maken van een procentstrook en een verhoudingstabel.

H

1.5

De verschillende maateenheden voor lengte en hun symbolen lezen en gebruiken. 2.1 + 2.2

Ronde getallen groter dan 100 000 noteren als kommagetal (bv. 1,2 miljoen) en omgekeerd.

H

1.5

1.5

Eindterm

H

De waarde van elk cijfer bij natuurlijke getallen tot 10 000 000 bepalen. Getallen tot 10 000 000 vormen als de waarde van elk cijfer gegeven is.

H

H

H/N Lesdoelen

OVSG

1.19.2

1.20.3

1.17.4

1.2.2

3.2.31

2.7.7

2.2.3.1 + 2.2.3.21

2.2.3.21

2.2.3.1

3.2.2

3.3.21

3.3.25

3.3.26

3.3.22

3.3.26

3.3.20

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

2.2.02 + 3.2.26 2.2.3.18

3.2.26

3.2.01

2.2.01

3.3.02

1.23.3

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.29

3.1.32

3.1.25

2.1.20

2.1.04 + 3.1.05 1.3.4 + 1.3.6

2.1.04 + 3.1.05 1.3.4 + 1.3.6

GO

MK27

MK27

MK27

MK27

MK27

MK27

MR18

MR88

MR28

MR30

MK16

MR77

B44

B42c

B36

B38b

B35

G20

G11e

G11e

VVKBaO

Blok 5

Les

9

10

11

Blok

5

5

5

De waarde van de rest bepalen. Ontdekken dat bij een niet-opgaande deling deler x quotiënt + rest = deeltal.

H

H

Het volume van voorwerpen (o.a. balken) bepalen met natuurlijke maateenheden door de voorwerpen te vullen. Het volume van voorwerpen (o.a. balken) bepalen met natuurlijke maateenheden door de voorwerpen na te bouwen. De passendste natuurlijke maateenheid kiezen om het volume van een voorwerp te bepalen. Het verband tussen maatgetal en maateenheid ervaren en verwoorden. Bij de gebruikte voorwerpen de balken herkennen.

H

H

H

N

Op een kaart met vermelding van de schaal een wandeling van een bepaalde lengte uitstippelen.

N

H

Nagaan hoelang een straat/een afgelegde weg is als de schaal gegeven is.

N

Het begrip volume in concrete situaties gebruiken.

Een legende gebruiken.

N

H

Een route beschrijven (o.a. op een plattegrond/kaart). Aan de hand van een beschrijving een route op een plattegrond volgen.

H

H

Coördinaten gebruiken om een plaats in een rooster aan te geven of om een plaats terug te vinden.

Het resultaat van een deling controleren door de omgekeerde bewerking te maken.

H

H

Het delen van natuurlijke getallen en kommagetallen door een natuurlijk getal < 100 tot op een t, h of d nauwkeurig oefenen.

H

H/N Lesdoelen

3.2

2.1

2.1

2.1

2.1

2.1

2.4

2.4

3.1

3.1

3.1

3.7

1.27

1.24

1.27

1.13

Eindterm

OVSG

3.3.24

3.2.24

3.2.21

3.2.21

3.2.21

3.2.20 t.e.m. 3.2.26

WO

WO

WO

WO

WO

3.3.01

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

2.2.2.7

2.2.2.7

2.2.2.7

2.2.2.7

2.2.1.1 t.e.m. 2.2.1.4

2.3.3

2.3.3

3.6.6

3.6.5

3.6.5

3.5.6

1.24.2

1.23.3

2.1.36 + 3.1.31 1.24.2 + 3.1.29

2.2.36 + 3.1.31 1.15.1

GO

MK27

MR12

MR7

MR7

MR7

MR7

MR85

MR85

MK7

MK7

MK7

MK7

B8

B44

B46b

B42 + B43

VVKBaO

Blok 5

43

Les

12

13

14

15

Blok

5

5

44

5

5

Toepassingen op procent oplossen door het percentage om te zetten in een eenvoudige breuk. Het totaal berekenen als het percentage en het deel gegeven zijn. De verhoudingstabel en de procentstrook gebruiken. Het deel berekenen als het percentage en het totaal gegeven zijn.

H

N

N

Referentiematen en -punten voor inhoud en gewicht hanteren.

H

H

Bij inhoud en gewicht eenvoudige herleidingen uitvoeren. Vraagstukken over inhoud en gewicht oplossen.

H

H

De verschillende maateenheden voor inhoud en gewicht en hun symbolen lezen en gebruiken.

H

Operaties op factoren bij delingen en vermenigvuldigingen toepassen.

Bij de veelvlakken de kubus, de balk en de piramide herkennen en benoemen.

H

N

Bij de niet-veelvlakken de cilinder, de bol en de kegel herkennen en benoemen.

H

Vermenigvuldigingen en delingen oplossen door de standaardprocedure toe te passen of door een doelmatige oplossingsmethode te kiezen op basis van de aard van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen.

Coördinaten gebruiken om een plaats in een rooster aan te geven.

H

H

Het volume van voorwerpen (o.a. balken) bepalen met natuurlijke maateenheden. 2.1

H

Getallen vermenigvuldigen met en delen door veelvouden van 10, 100 of 1000.

Het begrip volume gebruiken.

H

H


H

1.16

1.25

1.25

1.21

1.25

2.3 + 2.8

2.1 + 2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

1.24

1.13 + 1.14

1.13

3.2

3.2

3.7

2.1

2.6 + 2.7

1.24

Het resultaat van een bewerking schatten. Optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen (natuurlijke getallen en kommagetallen) cijferend uitvoeren.

H

Eindterm

H

H/N Lesdoelen 1.19.2

OVSG

B46b

VVKBaO

3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.5.6

2.2.2.7

2.2.2.7

2.2.3.21

MK27

MK27

MK7

MR7

MR7

MR28

1.23.2

2.2.3.1 + 2.2.3.21

3.1.25

3.1.25

3.1.25

3.1.24

1.17.4

1.17.4

1.17.5

1.17.4

2.2.11 + 3.2.10 2.2.3.18 + 3.2.26

3.2.36

3.2.11 + 3.2.09 2.2.3.21

3.2.10 + 3.2.08 2.2.3.1

2.1.35

B35

G40

B35

G27

MR18

MR88

MR28

MR62

B7c + B7d

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7 + 1.15.4 B11 + B14 + B18 + B22

2.1.36 + 3.1.31 1.15.6 + 1.15.4 B19 + B23

3.3.26 + 3.3.24 3.1.9 + 3.1.11 + 3.2.8

3.3.26

3.3.01

3.2.21

3.2.20-26

3.2.23

B38 t.e.m. B43 3.1.32 + 3.1.33 1.2.0.2 + + 3.1.34 1.21.2 + 1.22.2 + 1.23.1

3.1.29

GO

Blok 5

Les

16

17

18

Blok

5

5

5

45

De wisseleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke getallen en kommagetallen.

De schakeleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke 1.14 getallen en kommagetallen. Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

H

H

H

H


H

Bij inhoud eenvoudige herleidingen uitvoeren.


- eerst de bewerkingen tussen haakjes gemaakt worden;


2.6 + 2.7

1.14

1.14

1.13 + 1.14

1.13

1.21

1.25

2.3 + 2.8

H

Referentiematen voor lengte en oppervlakte hanteren.

N

2.4

Het totaal berekenen als het percentage en het deel gegeven zijn.

De begrippen maat, maatgetal, maateenheid en schaal correct gebruiken en verwoorden.

N

2.6

H

Ervaren, inzien en verwoorden dat figuren met een verschillende vorm dezelfde oppervlakte kunnen hebben.

H

2.1 + 2.2

Toepassingen op procent oplossen door het percentage om te zetten in een eenvoudige breuk.

Verwoorden wat het begrip vierkante kilometer betekent.

H

2.1 + 2.2 2.1 + 2.2

H

De maateenheid vierkante kilometer gebruiken en interpreteren. Het symbool km² lezen en gebruiken.

H

H



Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

H

1.14

De schakeleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke 1.14 getallen en kommagetallen.

H

1.14


Eindterm

H

H/N Lesdoelen

2.3.3

2.2.3.23

2.2.3.1

2.2.3.1

2.2.3.1

1.16.5

1.17.5

1.17.4

B35

G27

MR18

MR12

MR39

MR37b

MR37b

MR37b

B5

1.11.2 + 1.14.7 B5a + B5c

3.2.09

2.1.30

2.1.30

1.1.27

2.2.3.21

1.16.5

MR28

B5

1.11.2 + 1.14.7 B5a + B5c

1.11.2 + 1.14.7 B4a + B4c

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7 + 1.15.4 B11 + B14 + B18 + B22

2.1.36 + 3.1.31 1.15.6 + 1.15.4 B19 + B23

3.1.25

3.1.24

VVKBaO

1.11.2 + 1.14.7 B4a + B4c

OVSG

2.2.02 + 2.2.19 2.2.3.18 + 3.2.26

2.2.06

2.2.16

3.2.13

3.2.13

3.2.13

2.1.30

2.1.30

1.1.27

GO

Blok 5

Les

19

20

21

22

Blok

5

5

46

5

5

Met tangramstukken gelijkvormige figuren vormen. Met tangramstukken figuren aanvullen tot een gegeven vorm.

H

H

Bij vermenigvuldigingen de eigenschap dat het product gelijk blijft als een van de factoren vermenigvuldigd wordt met en de andere factor gedeeld wordt door hetzelfde getal toepassen. De wisseleigenschap toepassen bij vermenigvuldigingen.

N

N

De formule voor het berekenen van de oppervlakte van een parallellogram, een driehoek (niet voor OVSG en GO) en een rechthoek gebruiken.

N

Een kommagetal vermenigvuldigen met een kommagetal.

Ervaren dat figuren met een verschillende vorm dezelfde oppervlakte kunnen hebben.

H

H

De oppervlakte van een ruit bepalen door om te structureren naar figuren waarvan de oppervlakte berekend kan worden.

De wisseleigenschap toepassen bij vermenigvuldigingen.

N

H

Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een breuk. Breuken groter dan 1 noteren als een gemengd getal.

H

N

Een breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal.

Met tangramstukken naar voorschrift veelhoeken vormen.

H

H

Driehoeken en vierhoeken onderzoeken en deze figuren de passendste naam geven.

H

H/N Lesdoelen

1.14

1.14

1.13

2.9

2.6

2.9

1.14

1.23

1.23

3.6

3.4

Eindterm

OVSG

3.3.3

1.1.27

2.1.35

3.1.33

2.2.23

2.2.16

3.2.16

1.1.27

3.1.41

3.1.41

1.3.05

1.14.7

1.14.7

1.14.1

2.2.3.9

2.2.3.23

2.2.3.10

1.14.7

1.4.11

1.14.1

1.14.1

3.3.3

1.3.05 + 2.2.07 3.4.3

1.3.05

2.3.09 + 2.3.10 3.2.1 + 3.2.2 + 2.3.16 + 2.3.23 + 2.3.24 + 2.3.25 + 2.3.26 + 2.3.28 + 2.3.30

GO

B4

B7c

B32b

MR42 + MR44

MR39

MR45a

B4

G18

B28a

B28a

MK25

MK41

MK25

MK16 + MK20

VVKBaO

Blok 5

Les

23

24

25

Blok

5

5

5

Breuken groter dan 1 noteren als een gemengd getal.

N

Vraagstukken waarbij procent als operator gebruikt wordt oplossen.

De oppervlakte van een rechthoek bepalen.

H

H

De oppervlakte van een ruit bepalen door om te structureren naar figuren waarvan de oppervlakte berekend kan worden.

H

Vraagstukken over korting oplossen.


H

De betekenis van korting verwoorden.


H

H

Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een breuk.

H

H

Een breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal.

H


H

Hoeveelheden voorgesteld d.m.v. een beelddiagram bepalen.

Hoeveelheden voorgesteld d.m.v. een beelddiagram bepalen.

H

H

Een cirkeldiagram, lijngrafiek en staafdiagram tekenen.

H

Een staafdiagram tekenen.

De legende van een grafiek lezen en aanvullen.

H

H

Een cirkeldiagram, lijngrafiek en staafdiagram interpreteren.

H

H/N Lesdoelen

1.25

2.11

2.11

2.9

2.9

1.23

1.23

1.23

1.23

1.1

1.8

1.25

1.8

1.8

1.8

1.8

Eindterm

3.4.01 + 3.4.02

3.4.01 + 3.4.02

2.2.23

3.2.16

3.1.39

3.1.33

3.1.41

3.1.41

WO

WO

3.1.25

WO

WO

WO

WO

GO

MR89e G25a

1.17.4

MR89e

G18

MR42

MR45a

B26 + B27

B32b

B28a

B28a

MR82

MR83

B35

MR82

MR83

MR82 + MR83

MR82

VVKBaO

2.8.2

2.8.2

1.4.11

2.2.3.9

2.2.3.10

1.11.1 + 1.12.1

1.14.1

1.14.1

1.14.1

1.18.18

1.17.4

1.18.7

1.8.18 + 1.18.23 + 1.18.28

1.18.22

1.18.19 + 1.18.25 + 1.18.27

OVSG

Blok 5

47

Les

26 en 27

Blok

5

48 Het totaal berekenen als het percentage en het deel gegeven zijn. Hoeveelheden voorgesteld d.m.v. een beelddiagram omzetten in een staafdiagram. Getallen vermenigvuldigen met en delen door veelvouden van 10 of 100. Vermenigvuldigingen en delingen oplossen door de standaardprocedure toe te passen of door een doelmatige oplossingsmethode te kiezen op basis van de aard van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen. Operaties op factoren bij delingen en vermenigvuldigingen toepassen. De wisseleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke getallen en kommagetallen. De schakeleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke 1.14 getallen en kommagetallen. Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

H

H

H

H

H

H

H

H

Een kommagetal vermenigvuldigen met een kommagetal. Een breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal. Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een breuk. De schatprocedure toepassen bij een deling door een getal < 1000. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door een natuurlijk getal < 1000 tot op een t, h of d nauwkeurig. De waarde van de rest bepalen. De hoeken van veelhoeken meten met een graadboog (op een geodriehoek). Eenvoudige herleidingen uitvoeren. Het volume van voorwerpen bepalen met natuurlijke maateenheden. De oppervlakte van een ruit bepalen door om te structureren naar figuren waarvan de oppervlakte berekend kan worden.

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H




H

OVSG

2.9

2.1

2.6 + 2.7

2.2

1.24

1.13

1.16

1.23

1.23

1.23

1.14

1.14

1.24

3.2.16

3.2.21

B7c + B7d

2.7.7

1.23.3

1.15.1

1.19.2

1.14.1

1.14.1

1.14.1

1.16.5

2.2.3.10

2.2.2.7

MR45a

MR7

MR28

MR77

B44

B42c

B36

B28a

B28a

B32b

B5

1.11.2 + 1.14.7 B5a + B5c

1.11.2 + 1.14.7 B4a + B4c

1.23.2

2.2.04 + 2.2.12 2.2.3.21 + 2.2.15

3.2.31

3.1.34

3.1.29

3.1.41

3.1.41

3.1.33

2.1.30

2.1.30

1.1.27

2.1.35

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7 + 1.15.4 B11 + B14 + B18 + B22

MR83

B35

B35

1.13 + 1.14

1.18.20

1.17.5

1.17.4

G27

G11e

VVKBaO

2.1.36 + 3.1.31 1.15.6 + 1.15.4 B19 + B23

WO

3.1.25

3.1.25

3.1.23 + 3.1.24 1.17.4

3.1.05 + 3.1.06 1.4.6

GO

1.13

1.8

1.21

1.25

1.25

Een percentage omzetten in een breuk en omgekeerd.

H

1.5

Getallen tot 10 000 000 lezen, schrijven en rangschikken.

Eindterm

H

H/N Lesdoelen

Blok 5

Les

28

29

Blok

5

5

De schakeleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke 1.14 getallen en kommagetallen. Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

H

H

Oefeningen i.v.m. procenten oplossen door gebruik te maken van een procentstrook en een verhoudingstabel. Het deel berekenen als het percentage en het totaal gegeven zijn. Het totaal berekenen als het percentage en het deel gegeven zijn. Toepassingen op procent oplossen door het percentage om te zetten in een eenvoudige breuk. Vraagstukken over korting oplossen.

H

H

H

H



H

H


H


Operaties op factoren bij delingen en vermenigvuldigingen toepassen.

H

2.11

1.25

1.21

1.25

1.25

1.13

1.14

1.14

1.24

1.13 + 1.14


H

1.13


Eindterm

H

H/N Lesdoelen

OVSG

VVKBaO

B7c + B7d

1.17.4

1.17.5

1.17.4

1.17.4

1.14.1

1.16.5

MR89e

G27

B35

B35

B35

B32b

B5

1.11.2 + 1.14.7 B5a + B5c

1.11.2 + 1.14.7 B4a + B4c

1.23.2

3.4.01 + 3.4.02 2.8.2

3.1.24

3.1.25

3.1.25

3.4.03

3.1.33

2.1.30

2.1.30

1.1.27

2.1.35

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7 + 1.15.4 B11 + B14 + B18 + B22

2.1.36 + 3.1.31 1.15.6 + 1.15.4 B19 + B23

GO

Blok 5

49

Les

30

Blok

5

50 Vermenigvuldigingen en delingen oplossen door de standaardprocedure toe te passen of door een doelmatige oplossingsmethode te kiezen op basis van de aard van de getallen en de eigenschappen van de bewerkingen. Operaties op factoren bij delingen en vermenigvuldigingen toepassen. De wisseleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke getallen en kommagetallen. De schakeleigenschap toepassen bij het optellen/vermenigvuldigen van natuurlijke 1.14 getallen en kommagetallen. Als er verschillende bewerkingen moeten worden uitgevoerd, toepassen dat:

H

H

H

H

H

H


H





H

1.18

1.13

1.14

1.14

1.24

1.13 + 1.14

1.13

1.21

1.25

Een percentage omzetten in een breuk en omgekeerd. Eenvoudige procentberekeningen maken.

H

Eindterm

H

H/N Lesdoelen

1.17.5

1.17.4

1.4.15

OVSG

B35

B35

G27

VVKBaO

3.1.33

2.1.30

2.1.30

1.1.27

2.1.35

B7c + B7d

1.14.1

1.16.5

B32b

B5

1.11.2 + 1.14.7 B5a + B5c

1.11.2 + 1.14.7 B4a + B4c

1.23.2

2.1.36 + 3.1.31 1.14.7 + 1.15.4 B11 + B14 + B18 + B22

2.1.36 + 3.1.31 1.15.6 + 1.15.4 B19 + B23

3.1.25

3.1.25

3.1.24

GO

Blok 5

Les

1

2

3

4

Blok

6

6

6

6


Loodlijnen en evenwijdige rechten tekenen m.b.v. een geodriehoek. De omtrek van vierhoeken bepalen.

N

N

N

Bewerkingen met breuken uitvoeren.

Vierhoeken tekenen volgens constructievoorschriften.

H

H

Vierhoeken tekenen op basis van de eigenschappen van de figuren.

H

In situaties waarin breuken voorkomen de bewerking herkennen en uitvoeren.

Hoeken meten met een graadboog (op een geodriehoek).

H

H

De eigenschappen van zijden en hoeken van vierhoeken onderzoeken en verwoorden.

De mediaan berekenen (niet voor OVSG en GO).

H

H

Het ontbrekende getal zoeken wanneer het gemiddelde, het aantal getallen en op één na alle getallen gegeven zijn.

H

1.13

- de teller (verschillend van 1) is niet deelbaar door het natuurlijk getal.

1.23

1.23

2.9

3.4

3.4

3.4

3.4

2.2

3.4

1.29

1.29

1.13

- de teller is gelijk aan 1;


1.13

Eindterm

- de teller is deelbaar door het natuurlijk getal;

Een breuk delen door een natuurlijk getal:

H

H

H/N Lesdoelen

3.3.7

3.3.7

2.7.7

3.2.2

1.18.29

1.18.29

1.15.1

1.15.1

1.15.1

OVSG

MR33

1.11.1 + 1.12.1 B49b + B50b + + 1.13.1 + B51b 1.14.1

2.2.3.4

MK34

MK16

MK44

MK17

MR77

MK16

B57

B57

B57

B29a

B29a

B29a

VVKBaO

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.13.1 + 1.14.1

3.1.44

2.2.08

2.3.08 + 2.3.21 3.1.8

2.3.09 + 2.3.10 3.3.2 + 2.3.15 + 2.3.16 + 2.3.19 + 2.3.23 + 2.3.24

3.3.04

3.3.04

3.2.31

2.3.09 t.e.m. 2.3.24

3.1.02

3.1.02

3.1.43

3.1.43

3.1.43

GO

Blok 6

51

Les

5

6

Blok

6

6

52 Vierhoeken tekenen op basis van de eigenschappen van de figuren. Vierhoeken tekenen volgens constructievoorschriften. Loodlijnen en evenwijdige rechten tekenen m.b.v. een geodriehoek.

H

H

3.4

3.4

3.4

2.9

- door in of om de figuur veelhoeken te tekenen.

H

2.9 2.9

Bij het bepalen van de oppervlakte van niet-veelhoeken (o.a. figuren met een grillige vorm) een geschikte manier gebruiken:

H

1.23

- met een rooster (centimeterpapier);

Bewerkingen met breuken uitvoeren.

H

1.23

- door om te structureren;


1.13

- de teller (verschillend van 1) is niet deelbaar door het natuurlijk getal.

H

1.13

- de teller is gelijk aan 1;

Een breuk delen door een natuurlijk getal:

H 1.13

De mediaan berekenen (niet voor OVSG en GO).

H

1.29

- de teller is deelbaar door het natuurlijk getal;

Het ontbrekende getal zoeken wanneer het gemiddelde, het aantal getallen en op één na alle getallen gegeven zijn.

H

2.9

- door in of om de figuur veelhoeken te tekenen.

1.29

2.9

- door om te structureren;


2.9

Eindterm

- met een rooster (centimeterpapier);

Bij het bepalen van de oppervlakte van niet-veelhoeken (o.a. figuren met een grillige vorm) een geschikte manier gebruiken:

H

H

H/N Lesdoelen

B29a

B29a

B29a

B57

B57

B57

MR48

MR48

MR48

VVKBaO

1.11.1 + 1.12.1 B49b + B50b + + 1.13.1 + B51b 1.14.1

1.15.1

1.15.1

1.15.1

1.18.29

1.18.29

2.2.3.10

2.2.3.10

2.2.3.10

OVSG

2.2.3.10

3.3.7

3.3.7

2.2.3.10

2.2.3.10

2.3.08 + 2.3.21 3.1.8

3.3.04

3.3.04

3.2.16

3.2.16

2.2.18

MK30 +MK34

MK44

MK17

MR48

MR48

MR48

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.13.1 + 1.14.1

3.1.44

3.1.43

3.1.43

3.1.43

3.1.02

3.1.02

3.2.16

3.2.16

2.2.18

GO

Blok 6

Les

7

8

9

10

11

Blok

6

6

6

6

6

Een natuurlijk getal delen door een natuurlijk getal, het quotiënt is een kommagetal.

Bij delen operaties op factoren uitvoeren om de komma bij de deler weg te werken. 1.24

N

1.13

1.13

1.13

1.18

N

De gelijkwaardigheid tussen breuken en procenten gebruiken.

N

1.25

Een kommagetal delen door een natuurlijk getal.

De verhoudingstabel en de procentstrook gebruiken.

N

1.25

N


N

1.25

Een natuurlijk getal delen door een kommagetal.

Het deel berekenen als het percentage en het totaal gegeven zijn.

N

1.25

1.25

2.1 + 2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

4.2

4.2

3.7

3.7

3.7

3.1

Eindterm

H

Vraagstukken i.v.m. procenten oplossen. Het percentage berekenen als het totaal en het deel gegeven zijn.

Vraagstukken over inhoud en gewicht oplossen.

H

H


H

H

De verschillende maateenheden voor lengte, inhoud en gewicht en hun symbolen lezen en gebruiken.

H

Een ongelijke verdeling schematisch voorstellen.

Mentaal een ruimtelijk standpunt innemen.

H

H

Een bouwsel met een opgegeven aantal blokken en gegeven aanzichten maken.

H

Een ongelijke verdeling maken als het totaal en het verschil tussen de delen gegeven zijn.

Het vooraanzicht, de zijaanzichten en het bovenaanzicht van een bouwsel tekenen en het grondplan met hoogtegetallen maken.

H

H

De begrippen vooraanzicht, rechter- en linkerzijaanzicht, bovenaanzicht, grondplan en hoogtegetallen gebruiken.

H

H/N Lesdoelen

1.17.2

1.17.3

3.5.4

3.3.2

3.3.2

3.5.2

OVSG

2.2.3.1 + 2.2.3.21

1.17.4

1.17.4

1.17.4

53

2.1.35

3.1.34

3.1.34

3.1.34

1.23.2

1.15.1

1.15.1

1.15.1

3.1.23 + 3.1.24 1.4.15

3.1.23 + 3.1.24 1.17.4

3.1.25

3.1.25

3.1.25

3.4.01 + 3.4.02 1.17.4

3.2.36

3.2.01 + 3.2.11 2.2.3.21 + 3.2.09

3.2.10 + 3.2.08 2.2.3.1 + 2.2.01

2.1.28

2.1.28

WO

2.3.04

2.3.03

1.3.01

GO

B7d

B34a

B33b

B34b

G27

DO2a

B35

B35

B35

B50 + B51

MR88

MR28

MR30 + MR62 + MR51

B58a + DO2a

B58a

MK6b

MK7

MK7

MK7

VVKBaO

Blok 6

Les

12

13

14

Blok

6

6

54

6

Een natuurlijk getal delen door een natuurlijk getal, het quotiënt is een kommagetal. Bij delen operaties op factoren uitvoeren om de komma bij de deler weg te werken. De verschillende maateenheden voor lengte, inhoud en gewicht en hun symbolen lezen en gebruiken. Bij lengte, inhoud en gewicht eenvoudige herleidingen uitvoeren. Vraagstukken over lengte en gewicht oplossen.

H

H

H

H

H

Een natuurlijk getal cijferend delen door een kommagetal bestaande uit hoogstens 3 cijfers. Bij delen operaties op factoren uitvoeren om de komma bij de deler weg te werken. De schatprocedure toepassen. Het resultaat van een deling controleren door het quotiënt te vergelijken met de schatting.

H

N

N

N

Een kubus vouwen a.h.v. een stappenplan.

Een kommagetal delen door een natuurlijk getal.

H

H

Een natuurlijk getal delen door een kommagetal.

H

In complexe figuren patronen ontdekken/herkennen.


H

H


H

Constructies met voorschriften op foto uitvoeren.

Het percentage berekenen als het totaal en het deel gegeven zijn.

H

H

Het deel berekenen als het percentage en het totaal gegeven zijn. Het totaal berekenen als het percentage en het deel gegeven zijn.

H

H

H/N Lesdoelen

1.16

1.16

1.24

1.13

3.2

3.4

3.2

2.1 + 2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

1.24

1.13

1.13

1.13

4.2

4.2

1.21

1.21

1.21

Eindterm

1.23.2

1.15.1

1.15.1

1.15.1

1.17.2

1.17.3

1.17.5

1.17.5

1.17.5

OVSG

1.19.2

1.23.2

1.15.1

3.3.9

3.1.3

3.1.7 + 3.1.8

2.2.3.1 + 2.2.3.21

3.1.34 + 3.1.29 1.19.4

3.1.29

2.1.35

3.1.34

3.3.25

1.3.08

2.3.04

3.2.36

3.2.01 + 3.2.11 2.2.3.21 + 3.2.09

2.2.01 + 3.2.08 2.2.3.1 + 3.2.10

2.1.35

3.1.34

3.1.34

3.1.34

2.1.28

2.1.28

3.1.25

3.1.25

3.1.25

GO

B46a

B37

B7d

B34b

MK44

MK49

MK44

MR88

MR28

MR30 + MR62 + MR51

B7d

B34a

B33b

B34b

DO2a

B58a

B35

B35

B35

VVKBaO

Blok 6

Les

15

16

17

Blok

6

6

6

Het verband ontdekken tussen de omtrek van de gegeven figuur en de omtrek van de figuur op schaal. Het verband ontdekken tussen de oppervlakte van de gegeven figuur en de oppervlakte van de figuur op schaal. De werkelijke lengte berekenen als de schaal en de lengte op de tekening gegeven zijn. De lengte op de tekening berekenen als de schaal en de werkelijke lengte gegeven zijn. Een tekening op schaal maken.

H

H

H

H

Vraagstukken i.v.m. procenten oplossen.

H

H

De functie van de procenttoets op de zakrekenmachine verkennen en deze toets gebruiken.

H

Een windroos gebruiken.

N

De gelijkwaardigheid van breuken, kommagetallen en percentages gebruiken.

Ontdekken dat de lengte van de schaduw evenredig is met de lengte van het voorwerp en deze eigenschap gebruiken om de hoogte van voorwerpen/ gebouwen te bepalen.

H

H

Ontdekken welke vormen de schaduw van een kubus kan hebben en deze schaduwbeelden schetsen en benoemen.

H WO

1.21 + 1.29

2.4

2.4

2.4

2.4

2.6

1.25

1.26

1.18

3.6.1

3.7.5

3.7.4

3.7.4

3.7.3

3.7.3

OVSG

1.25.2

3.2.03

3.2.03

3.2.05

2.2.07

2.2.07

2.3.6

2.3.3

2.3.3

2.3.4

2.2.3.23

3.4.01 + 3.4.02 1.17.4

3.1.38

2.1.25 + 3.1.22 1.4.15 + 3.1.23 + 3.1.24

WO

WO

1.29

3.1

WO

WO

WO

GO

1.29

1.29

- de richting van de schaduw afhankelijk is van het tijdstip. Ontdekken welke vormen de schaduw van een vierkant kan hebben en deze schaduwbeelden schetsen en benoemen.

1.29

Eindterm

- de lengte van de schaduw afhankelijk is van het tijdstip;

Ontdekken dat:

H

H

H/N Lesdoelen

MR84 + MR87

MR84 + MR87

MR84 + MR87

MR84 + MR87

MR84 + MR87

B50 + B51

MK47

G27

MR81

B54a + MK46

MK46

MK46

MK46

MK46

VVKBaO

Blok 6

55

Les

18

19

20

21

Blok

6

6

56

6

6

Bij delen operaties op factoren uitvoeren om de komma bij de deler weg te werken. De schatprocedure toepassen. Het resultaat van een deling controleren door het quotiënt te vergelijken met de schatting. De werkelijke lengte berekenen als de schaal en de lengte op de tekening gegeven zijn. De lengte op de tekening berekenen als de schaal en de werkelijke lengte gegeven zijn. Een tekening op schaal maken.

H

H

H

H

H

H

H

De omtrek en de oppervlakte van veelhoeken bepalen.

De begrippen kapitaal, intrest en rentevoet verwoorden en gebruiken. De enkelvoudige intrest berekenen van een kapitaal dat gedurende een bepaalde tijd (jaar of half jaar) uitgezet wordt tegen een bepaalde rentevoet.

H

H

Een decimale tijdsaanduiding noteren in ... uren ... minuten en ... minuten ... seconden.

Een natuurlijk getal delen door een kommagetal bestaande uit hoogstens 3 cijfers.

H

H


H

Vraagstukken i.v.m. snelheid oplossen.

De procenttoets op de zakrekenmachine gebruiken.

H

H

De gelijkwaardigheid van breuken, kommagetallen en percentages gebruiken.

H

H/N Lesdoelen

2.9

1.25

2.2

2.6

2.4

2.4

2.4

1.16

1.16

1.24

1.13

1.25

1.26

1.18

Eindterm

OVSG

1.25.2

1.19.2

1.23.2

1.15.1

2.8.2

2.4.16

2.5.9

2.3.6

2.3.3

2.3.3

2.2.08 + 3.2.16 2.2.3.4 + 2.2.3.10

3.2.35 + 3.1.25 1.17.4 + 2.8.2

3.2.35

3.2.36

3.2.03

3.2.03

3.2.05

3.1.34 + 3.1.29 1.19.4

3.1.29

2.1.35

3.1.34

3.4.01 + 3.4.02 1.17.4

3.1.36

2.1.25 + 3.1.22 1.4.15 + 3.1.23 + 3.1.24

GO

MR33 + MR42 t.e.m. MR45

MR89d + B35

MR89d

MR69b

MR89c

MR84 + MR87

MR84 + MR87

MR84 + MR87

B46a

B37

B7d

B34b

B50 + B51

B47

G27

VVKBaO

Blok 6

Les

22

23

24

25

Blok

6

6

6

6

De zakrekenmachine zinvol gebruiken.

De enkelvoudige intrest berekenen van een kapitaal dat gedurende een bepaalde tijd (jaar of half jaar) uitgezet wordt tegen een bepaalde rentevoet.

H

H

Een decimale tijdsaanduiding noteren in ... uren ... minuten en ... minuten ... seconden.

H

Handig rekenen.


H

H

Oefenen op hoofdrekenen met natuurlijke getallen en kommagetallen.

H

Doordenken over een wiskundige situatie om een verklaring te ontdekken.

Weten wanneer een getal deelbaar is door: 2, 3, 4, 5, 9, 10.

H

H

In ongestructureerde hoeveelheden structuur aanbrengen om een schatting te maken van het aantal.

De rest bepalen bij delingen door 3 en door 9. Kenmerken van deelbaarheid door 2, 5, 10, 4, 25 en 100 toepassen.

H

N

H

Vaststellen dat als een getal deelbaar is door 9, het ook deelbaar is door 3.

H

Ervaren dat op een probleem verschillende antwoorden kunnen worden gegeven.

H

Ontdekken en verwoorden wanneer een getal deelbaar is door 3 en door 9.

In ongestructureerde hoeveelheden structuur aanbrengen om een schatting te maken van het aantal.

H

H

Bij een vraagstuk ontbrekende gegevens aanvullen door gebruik te maken van ervaringen, veronderstellingen, opgedane kennis, …

H

H/N Lesdoelen

1.26

1.13

4.2

1.25

2.2

2.6

1.13 + 1.23

1.12

1.17

1.12

1.12

1.12

1.12

1.15

1.17

4.2

Eindterm SV 1.5

OVSG

1.6.8

1.6.8

1.6.8

1.8.4

G31a

DO2 + G37c

G31a

G31b

G31b

G31b

DO4a

DO2 + G37c

DO2

VVKBaO

2.4.16

2.5.9

1.14.7

SV 1.5

3.1.30 + 3.1.36 1.25.6 + 3.1.37 + 3.1.38

3.1.30

3.4.03

3.2.35 + 3.1.25 1.17.4 + 2.8.2

3.2.36

B47 + B48

B11 + B14 + B18 + B22

DO2

MR89d + B35

MR69b

MR89c

1.1.30 + 2.1.36 1.11.1 + 1.12.1 B11 + B14 + B18 + B22 + B30 t.e.m. B34

2.1.16 + 3.1.15 1.6.8

3.1.29 + 3.4.02 1.8.2

3.1.14 + 2.1.16 1.6.8

3.1.15

3.1.15

3.1.15

3.4.03

3.1.29 + 3.4.02 1.8.2

3.4.03

GO

Blok 6

57

Les

26 en 27

Blok

6

Het gemiddelde berekenen. Het ontbrekende getal zoeken wanneer het gemiddelde, het aantal getallen en op één na alle getallen gegeven zijn. De mediaan berekenen (niet voor OVSG en GO). De gelijkwaardigheid van breuken, kommagetallen en percentages gebruiken. Weten wanneer een getal deelbaar is door 3 en door 9. Vraagstukken i.v.m. procenten oplossen. Een breuk delen door een natuurlijk getal. Bewerkingen met breuken uitvoeren.

Een ongelijke verdeling maken als het totaal en het verschil tussen de delen gegeven zijn. Een ongelijke verdeling schematisch voorstellen. Een natuurlijk getal delen door een natuurlijk getal, het quotiënt is een kommagetal. Een natuurlijk getal delen door een kommagetal. Een kommagetal delen door een natuurlijk getal. Bij delen operaties op factoren uitvoeren om de komma bij de deler weg te werken. Een natuurlijk getal cijferend delen door een kommagetal bestaande uit hoogstens 3 cijfers. De schatprocedure toepassen. Het resultaat van een deling controleren door het quotiënt te vergelijken met de schatting. Bij lengte, inhoud en gewicht eenvoudige herleidingen uitvoeren. Vraagstukken over gewicht oplossen. Het verband kennen tussen de omtrek van de gegeven figuur en de omtrek van de figuur op schaal. Het verband kennen tussen de oppervlakte van de gegeven figuur en de oppervlakte van de figuur op schaal. De werkelijke lengte berekenen als de schaal en de lengte op de tekening gegeven zijn.

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H/N Lesdoelen

58 2.4

2.4

2.4

2.1 + 2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

1.16

1.16

1.13

1.24

1.13

1.13

1.13

4.2

4.2

1.23

1.13

1.25

1.12

1.18

1.29

1.29

Eindterm

1.18.29

1.18.29

OVSG

1.6.8 1.15.1

B29a

B50 + B51

G31b

G27

B57

B57

B57

VVKBaO

1.19.2

1.15.1

1.23.2

1.15.1

1.15.1

1.15.1

1.17.2

1.17.3

3.2.05

2.2.07

2.2.07

3.2.36

2.3.3

2.3.4

2.3.4

2.2.3.1 + 2.2.3.21

3.2.01 + 3.2.11 2.2.3.21 + 3.2.09

3.1.34 + 3.1.29 1.19.4

3.1.29

3.1.34

2.1.35

3.1.34

3.1.34

3.1.34

2.1.28

2.1.28

MR84 + MR87

MR84 + MR87

MR84 + MR87

MR88

MR28

B46a

B37

B34b

B7d

B33b

B34b

B34a

DO2a

B58a

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.13.1 + 1.14.1

3.1.43

3.4.01 + 3.4.02 1.17.4

3.1.15

3.1.23 + 3.1.24 1.4.15

3.1.02

3.1.02

GO

Blok 6

Les

26 en 27

28

29

30

Blok

6

6

6

6

Een ongelijke verdeling maken als het totaal en het verschil tussen de delen gegeven zijn. Een ongelijke verdeling schematisch voorstellen.

H

De procentstrook gebruiken.

H

H

Het deel berekenen als het percentage en het totaal gegeven zijn. Het totaal berekenen als het percentage en het deel gegeven zijn.

H

Het percentage berekenen als het totaal en het deel gegeven zijn.

H

H



H

H

Een breuk delen door een natuurlijk getal.

Vierhoeken tekenen volgens constructievoorschriften.

H

H

Een tekening op schaal maken.

H

Een breuk vermenigvuldigen met een natuurlijk getal en omgekeerd.

De enkelvoudige intrest berekenen van een kapitaal dat gedurende een bepaalde tijd ( een jaar) uitgezet wordt tegen een bepaalde rentevoet.

H

H

De omtrek en de oppervlakte van veelhoeken bepalen.

H



H

H

De lengte op de tekening berekenen als de schaal en de werkelijke lengte gegeven zijn.

H

H/N Lesdoelen

4.2

4.2

1.25

1.21

1.25

1.25

1.25

1.23

1.13

1.23

1.23

3.4

2.4

1.25

2.9

2.6

2.4

Eindterm

2.5.9

2.3.3

OVSG

3.3.7

2.3.6

MK44

MR84 + MR87

MR89d + B35

MR33 + MR42 t.e.m. MR45

MR89c

MR84 + MR87

VVKBaO

1.17.5

1.17.4

1.17.4

2.1.28

2.1.28

1.17.2

1.17.3

3.1.23 + 3.1.24 1.17.4 + 3.1.25

3.1.25

3.1.25

3.1.25

B29a

B28a

DO2a

B58a

DO2

B35

B35

B35

B50 + B51

1.11.1 + 1.12.1 B49b + B50b + + 1.13.1 + B51b 1.14.1

1.15.1

1.14.1

3.4.01 + 3.4.02 1.17.4

3.1.44

3.1.43

3.1.41

2.1.44 + 3.1.39 1.11.1 + 1.12.1 B26 + B27

3.3.04

3.2.03

3.2.35 + 3.1.25 1.17.4 + 2.8.2

2.2.08 + 3.2.16 2.2.3.4 + 2.2.3.10

3.2.35

3.2.03

GO

Blok 6

59

Les

31

Blok

6

Vraagstukken i.v.m. procenten oplossen. Een breuk delen door een natuurlijk getal. Bewerkingen met breuken uitvoeren.

Een ongelijke verdeling maken als het totaal en het verschil tussen de delen gegeven zijn. Een ongelijke verdeling schematisch voorstellen.

H

H

H

H

H

H/N Lesdoelen

60 4.2

4.2

1.23

1.13

1.25

Eindterm

OVSG

1.15.1

B29a

B50 + B51

VVKBaO

2.1.28

2.1.28

1.17.2

1.17.3

DO2a

B58a

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.13.1 + 1.14.1

3.1.43

3.4.01 + 3.4.02 1.17.4

GO

Blok 6

Les

1

2

3

4

Blok

7

7

7

7 Bedragen in euro omzetten in vreemde valuta en omgekeerd.

'Vreemde' maateenheden (lengte en gewicht) omzetten in conventionele maateenheden en omgekeerd. Eenvoudige herleidingen uitvoeren.

H

H

N

Getallen in Romeinse cijfers omzetten in Arabische cijfers en omgekeerd.

N

Eenvoudige omrekeningstabellen voor vreemde munten lezen.

Cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met natuurlijke getallen en kommagetallen.

H

H

De schatprocedure toepassen bij vermenigvuldigen en delen.

H


N

Driehoeken en vierhoeken tekenen volgens constructievoorschriften.

H


Een lijnstuk en de lengte ervan noteren als bv. [AB] = ... cm.

H

H

Een cirkel met gegeven middelpunt en straal tekenen.

H

Een ongelijke verdeling maken als het totaal en de verhouding tussen de delen gegeven zijn.

Een evenwijdige tekenen aan een rechte op een gegeven afstand.

H

H


H

H/N Lesdoelen

2.6 + 2.7

1.21

1.21

2.1 + 4.3

1.7

1.24

1.16

1.21

1.21

1.21

3.4

3.2

3.5

3.4

3.4

Eindterm

OVSG

3.1.7

3.3.8

3.1.8

1.19.2

1.17.3

1.17.2

1.17.3

B36

MK58a

DO2

MK58b

MK17 + MK21

MK10

MK23

MK30 + MK34

MK30 + MK34

VVKBaO

1.17.5 + 2.2.3.20

1.17.5

2.8.9

3.2.01 + 3.2.11 2.2.3.21

3.2.27

3.2.27

3.1.07 + 3.1.08 1.2.5

MR28

MR86

MR86

MR82

G33

3.1.32 + 3.1.33 1.20.2 + 1.21.2 B38 t.e.m. B44 + 3.1.34 + 1.22.2 + 1.23.1

3.1.29

3.4.03

3.4.03

3.4.03

3.3.04 + 2.2.23 3.3.7 + 2.3.16 + 2.3.09

3.3.18

2.3.08

2.3.08 + 2.3.21 3.1.8

GO

Blok 7

61

Les

5

6

7

Blok

7

7

62

7

Het kenmerk van deelbaarheid door 3 toepassen. Een gegeven getal omzetten naar een ander getal volgens een stappenplan en hierbij strategische keuzes maken. Kommagetallen situeren tussen gegeven grenswaarden.

H

N

Een cirkel met gegeven middelpunt en straal tekenen.

H

H

Een evenwijdige tekenen aan een rechte op een gegeven afstand.

H

Afspraken i.v.m. het gebruik van de haakjes en de volgorde van de bewerkingen respecteren.

'Vreemde' maateenheden (lengte en gewicht) omzetten in conventionele maateenheden.

H

H

Cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met natuurlijke getallen en kommagetallen.

H



H

H


H

Getallenpatronen herkennen en het patroon gebruiken om het product te bepalen.

Getallen in Romeinse cijfers omzetten in Arabische cijfers en omgekeerd.

H

H

Van twee getallen de grootste gemeenschappelijke deler en het kleinst gemeenschappelijk veelvoud bepalen.

Het kleinst gemeenschappelijk veelvoud van twee getallen bepalen.

H

H

De grootste gemeenschappelijke deler van twee getallen bepalen.

H

Kenmerken van deelbaarheid door 4, door 25, door 5, door 3 en door 9 toepassen.

Kenmerken van deelbaarheid door 3 en door 9 verwoorden en toepassen.

H

H

Kenmerken van deelbaarheid door 2, door 5 en door 10 verwoorden en toepassen. Kenmerken van deelbaarheid door 4, door 25 en door 100 verwoorden en toepassen.

H

H

H/N Lesdoelen

1.15

4.2

1.12

1.6

1.16

1.5

3.5

3.4

1.21

1.24

1.16

1.21

1.7

1.19 + 1.3

1.12

1.3

1.19

1.12

1.12

1.12

Eindterm

1.6.7

1.6.6

1.6.8

1.6.8

1.6.8

OVSG

1.19.2

1.17.3

B36

MK58b

G33

G30 + G32

G31

G32

G30

G31b

G31a

G31a

VVKBaO

3.3.8

3.1.8

2.1.20

3.4.01

3.1.15

2.1.30

3.1.29

1.8.4

SV 1.5

1.6.8

1.16.5

1.19.2

1.1.17 + 2.1.36 1.4.6

3.3.18

2.3.08

1.17.5 + 2.2.3.20

G36

G31b

B5

B36

MK23

MK30 + MK34

MR86

3.1.32 + 3.1.33 1.20.2 + 1.21.2 B38 t.e.m. B44 + 3.1.34 + 1.22.2 + 1.23.1

3.1.29

3.4.03

3.1.07 + 3.1.08 1.2.5

3.1.12 + 3.1.13 1.6.6 + 1.6.7

3.1.14 + 3.1.15 1.6.8

3.1.13

3.1.12

3.1.15

3.1.14

2.1.16

GO

Blok 7

Les

8

9

10

11

Blok

7

7

7

7

Breuken vereenvoudigen. Breuken rangschikken.

H

H

De resultaten van knipfiguren onderzoeken en voorspellen. Vlakke figuren benoemen.

H

Vermenigvuldigingen controleren door het product te berekenen met de zakrekenmachine.

N

H

Bij een vermenigvuldiging de negenproef maken.

H

Oefenen op hoofdrekenen (alle bewerkingen).

Bewerkingen met breuken maken.

H

H

Breuk gebruiken als operator.

H

H/N Lesdoelen

3.4

3.7

1.27

1.27

1.23

1.5

1.22

1.23

1.23

Eindterm 1.14.1

OVSG G14a

VVKBaO

1.24.2

3.1.6 1.3.15 + 2.3.09 3.2.2 + 2.3.10 + 2.3.16 + 2.3.23 + 2.3.24

3.3.33

G16

G16

MK16 + MK20 + MK24

MK14

B46c

1.11.1 + 1.12.1 B9 t.e.m. B23 + 1.14.1 + 1.15.1

1.4.10

1.4.13

3.1.36 + 3.1.29 1.24.2

3.1.29

3.1.31

2.1.19

3.1.21

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.14.1 + 1.15.1

1.1.19

GO

Blok 7

63

Les

12

13

14

15

Blok

7

7

64

7

7

Afspraken i.v.m. het gebruik van haakjes en de volgorde van de bewerkingen respecteren. Bewerkingen met breuken maken.

Oefenen op hoofdrekenen (alle bewerkingen).

Bij een vermenigvuldiging de negenproef maken. Cijferend vermenigvuldigen.

H

H

H

H

H

Gegevens van een tabel omzetten in een lijngrafiek. Getallen zinvol afronden met het oog op het voorstellen van de gegevens op een grafiek. De mediaan en het gemiddelde bepalen.

H

H

N

Een kommagetal vermenigvuldigen met een kommagetal (operaties op factoren).

N

Diagrammen en grafieken interpreteren.

Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een kommagetal en omgekeerd.

N

H

Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, door 100.

N

Van diagrammen en grafieken gegevens aflezen en daarmee eenvoudige bewerkingen uitvoeren.

Vaststellen dat vermenigvuldigen met 0,01 hetzelfde is als delen door 100.

H

H

Vaststellen dat vermenigvuldigen met 0,1 hetzelfde is als delen door 10.

H

Vraagstukken oplossen waarin het percentage als operator gebruikt wordt.


H

H

Het verband tussen een breuk, een kommagetal, een percentage en de bijbehorende voorstelling op een strook kennen.

H

H/N Lesdoelen

1.29

1.15

1.18

1.18

1.18

1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

1.25

1.24

1.27

1.23

1.23

1.6

1.22

1.18

Eindterm

OVSG

1.16.5

1.4.13

B5

G16

G27

VVKBaO

1.14.7

1.14.7

1.17.4

1.22.2

1.24.2

3.1.02

2.1.04

WO

WO

WO

3.1.33

3.1.33

1.18.29

1.8.3

1.18.23

1.18.19 + 1.18.25

1.18.17 + 1.18.22

1.14.7

1.14.1

B57

G40

G40

G40

G40

B32b

B32a

B33a + B34a

B8b

B8b

G25a

B40

1.11.1 + 1.12.1 B9 t.e.m. B23 + 1.14.1 + 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.25

3.1.33

3.1.29

3.1.31

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.14.1 + 1.15.1

2.1.30

3.1.21

3.1.23 + 3.1.24 1.4.15

GO

Blok 7

Les

16

17

18

Blok

7

7

7

De oppervlakte van een rechthoek of vierkant bepalen door de formule b x h of l x b toe te passen. De oppervlakte van een driehoek bepalen. Eenvoudige omzettingen tussen land- en oppervlaktematen maken.

H

H

H

Weten dat vermenigvuldigen met 0,01 hetzelfde is als delen door 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, door 100. Oefenen op cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.

Oppervlaktematen omzetten in landmaten en omgekeerd. Eenvoudige herleidingen uitvoeren.

H

H

H

H

Weten dat vermenigvuldigen met 0,1 hetzelfde is als delen door 10.

H

H

Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een kommagetal en omgekeerd.

Ervaren dat de oppervlakte van een veelvlak gelijk is aan de som van de oppervlakte van de grensvlakken.

H

H

De oppervlakte van een vierkant, een rechthoek en een driehoek bepalen.

H



H

H

De oppervlakte van figuren uitdrukken in oppervlaktematen.



H

H

Vaststellen dat figuren met een verschillende vorm dezelfde oppervlakte kunnen hebben.

H


De oppervlakte van figuren uitdrukken in oppervlaktematen.

H

H/N Lesdoelen

2.6 + 2.7

2.6 + 2.7

1.24

1.13

1.13

1.13

1.13

1.25

2.9

2.9

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

2.6 + 2.7

2.1 + 2.2

2.9

2.9

2.6

2.1 + 2.2

Eindterm

2.2.3.10

2.2.3.9

2.2.3.23

2.2.3.1

OVSG

2.2.3.21

2.2.3.1

2.2.3.21

1.14.7

1.14.7

1.14.1

1.17.4

2.2.3.10

B33a + B34a

B8b

B8b

B32a

G25a

MR47

MR42 + MR44

MR28

MR36

MR28

MR38

MR44

MR42

MR39

MR36

VVKBaO

3.2.14

2.2.3.21

3.2.13 + 3.2.14 2.2.3.21

MR28

MR38

3.1.32 + 3.1.33 1.20.2 + 1.21.2 MR38 + 3.1.34 + 1.22.2 + 1.23.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.33

3.1.25

3.2.16

2.2.23 + 3.2.16 2.2.3.9 + 2.2.3.10

3.2.14

2.2.19

3.2.01

3.2.13 + 3.2.14 2.2.3.1

3.2.16

2.2.23

2.2.16

2.2.19

GO

Blok 7

65

Les

19

20 en 21

Blok

7

7

66 Bewerkingen met breuken maken.

Hoofdrekenend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met kommagetallen en natuurlijke getallen. Weten dat vermenigvuldigen met 0,1 hetzelfde is als delen door 10. Weten dat vermenigvuldigen met 0,01 hetzelfde is als delen door 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, door 100. Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een kommagetal en omgekeerd. Cijferend optellen en aftrekken met natuurlijke getallen en kommagetallen.

De schatprocedure toepassen bij vermenigvuldigen. Cijferend vermenigvuldigen. Bij een vermenigvuldiging de negenproef maken. De schatprocedure toepassen bij delen. Cijferend delen.

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H


H Een ongelijke verdeling schematisch voorstellen.


H

Breuk gebruiken als operator.


H

H

Getallen zinvol afronden met het oog op het voorstellen van de gegevens op een grafiek.

H

H

Gegevens van een tabel omzetten in een staafdiagram.

Vraagstukken met recht evenredige en omgekeerd evenredige grootheden oplossen.

H

H

Verwoorden waarom in een vraagstuk de grootheden recht evenredig of omgekeerd evenredig zijn.

H

H/N Lesdoelen

1.24

1.16

1.27

1.24

1.16

1.24

1.13

1.13

1.13

1.13

1.23

1.23

1.23

1.21

1.21

4.2

1.25

1.15

1.8

1.21

1.21

Eindterm

1.14.1

1.17.2

1.17.3

1.17.3

1.17.4

1.8.3

1.18.18

1.17.3

1.17.3

OVSG

G14a

DO2

MK58b

MK58a

G25a

G40

G40

B54

B54

VVKBaO

1.14.7

1.14.7

3.1.34

3.1.29

3.1.29

3.1.33

3.1.29

3.1.32

3.1.33

B32a

1.23.1

1.19.2

1.24.2

1.22.2

1.19.2

B42

B36

B40

B36

1.20.2 + 1.21.2 B38 + 1.22.2 + 1.23.1

1.14.1

B33a + B34a

B8b

B8b

1.11.1 + 1.12.1 B9 t.e.m. B23 + 1.14.1 + 1.15.1

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.31

3.1.39 + 3.1.41 1.11.1 + 1.12.1 B26 t.e.m. B29 + 3.1.43 + 1.14.1 + 1.15.1

1.1.19

3.4.03

3.4.03

3.4.03

3.1.25

2.1.04

WO

GO

Blok 7

Les

20 en 21

22

23

Blok

7

7

7

Weten dat vermenigvuldigen met 0,1 hetzelfde is als delen door 10. Weten dat vermenigvuldigen met 0,01 hetzelfde is als delen door 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, door 100. Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een kommagetal en omgekeerd. Een kommagetal vermenigvuldigen met een kommagetal (operaties op factoren).

H

H

H

H

De oppervlakte van een driehoek bepalen.

H

H

De oppervlakte van een rechthoek of vierkant bepalen door de formule b x h of l x b toe te passen.

H

Hoofdrekenend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met kommagetallen en natuurlijke getallen.

De gepaste maateenheid of het gepaste maatgetal invullen.

H

H


H

Loodlijnen en evenwijdige rechten tekenen m.b.v. een geodriehoek. Een lijnstuk tekenen.

H

H


De oppervlakte van een driehoek bepalen.

H

H

De oppervlakte van een rechthoek of vierkant bepalen door de formule b x h of l x b toe te passen.

H



H

H

De gepaste maateenheid invullen.

H


Uitspraken over recht evenredigheid of omgekeerd evenredigheid beoordelen.

H

H

Bedragen in euro omzetten in vreemde valuta en omgekeerd.

H

H/N Lesdoelen

67

1.14

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13 + 1.23

2.9

2.9

2.1

2.6 + 2.7

1.21

4.2

1.21

3.2

3.4

2.9

2.9

2.6 + 2.7

2.1

1.21

1.21

Eindterm

1.17.3

1.17.5

OVSG

2.2.3.10

2.2.3.9

2.2.3.21

2.2.3.21

1.17.2

1.17.3

1.17.3

3.1.7

3.1.33

3.1.33

MR44

MR42

MR26

MR28

DO2

MK58a

MK58b

MK10

MK30 + MK34

MR44

MR42

MR28

MR26

B54

MR86

VVKBaO

1.14.7

1.14.7

1.14.7

1.14.1

B32b

B32a

B33a + B34a

B8b

B8b

1.11.1 + 1.12.1 B9 + B23 + 1.14.1 + 1.15.1

2.2.3.10

2.2.3.9

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.33

3.2.16

2.2.23

2.2.10 + 2.2.14 2.2.3.3

3.2.14

3.4.03

3.4.03

3.4.03

2.3.05

2.3.08 + 2.3.21 3.1.8

3.2.16

2.2.23

3.2.14

2.2.20 + 3.2.08 2.2.3.3 + 3.2.10

3.2.27

GO

Blok 7

Les

24

Blok

7

Een ongelijke verdeling maken als het totaal en de verhouding tussen de delen gegeven zijn. Een ongelijke verdeling maken als het totaal en het verschil tussen de delen gegeven zijn. Een ongelijke verdeling schematisch voorstellen. Hoofdrekenend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met kommagetallen en natuurlijke getallen. Weten dat vermenigvuldigen met 0,1 hetzelfde is als delen door 10. Weten dat vermenigvuldigen met 0,01 hetzelfde is als delen door 100. Natuurlijke getallen en kommagetallen delen door 10, door 100. Een natuurlijk getal vermenigvuldigen met een kommagetal en omgekeerd. De gepaste maateenheid of het gepaste maatgetal invullen. Eenvoudige herleidingen uitvoeren. De oppervlakte van een rechthoek of vierkant bepalen door de formule b x h of l x b toe te passen. De oppervlakte van een driehoek bepalen.

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H

H/N Lesdoelen

68 2.9

2.9

2.6 + 2.7

2.1

1.13

1.13

1.13

1.13

1.13 + 1.23

1.21

4.2

1.21

Eindterm

1.14.7

1.14.7

1.14.1

3.2.16

2.2.23

3.2.14

2.2.3.10

2.2.3.9

2.2.3.21

2.2.20 + 3.2.08 2.2.3.3 + 3.2.10

3.1.33

DO2

MK58a

MK58b

VVKBaO

MR44

MR42

MR28

MR26

B32a

B33a + B34a

B8b

B8b

1.11.1 + 1.12.1 B9 t.e.m. B23 + 1.14.1 + 1.15.1

1.17.2

1.17.3

1.17.3

OVSG

2.1.36 + 3.1.31 1.15.1

3.1.33

3.4.03

3.4.03

3.4.03

GO

Blok 7

Blok 7

69

5 5d o e l e n k a t e r n

Recommend Documents