Lespakket Kinderen en Oorlog Ontwikkeld voor de VMBO -onderwijskoffer “60 jaar UVRM”
Inleiding Als reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog werden in de jaren erna verschillende internationale afspraken gemaakt. In 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Dit was toentertijd nog geen
juridisch bindend document. Wel juridisch bindend waren de Vier Verdragen van Genève (ook wel de Conventies van Genève genoemd), die in 1949 werden gesloten. Deze Verdragen bevatten de regels die gelden ten tijde van oorlog: het humanitair oorlogsrecht. Tijdens oorlogen (tegenwoordig is het beter om te spreken van “gewapend conflict” omdat er meestal geen oorlogsverklaring aan de strijd
vooraf gaat) worden mensenrechten vaak op grote schaal geschonden. Juridisch gezien gaat het dan niet alleen om mensenrechten, maar ook -en eigenlijk vooral- om schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Het humanitair oorlogsrecht bestaat al sinds halverwege de negentiende eeuw. Het bevatte aanvankelijk vooral regels die bescherming boden aan gewonde soldaten. Toen de traditionele grote veldslagen tussen twee legers plaats maakten voor meer moderne wijzen van oorlogsvoering (met vliegtuigen etc), werd duidelijk dat ook burgers het slachtoffer konden worden van het oorlogsgeweld. Ook de Holocaust maakte dit op schokkende wijze duidelijk. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat Staten bereid waren om regels op te stellen die bescherming moesten bieden aan burgers in oorlogsgebieden. Gek genoeg waren Staten eerder bereid om regels te maken over hoe je met de burgers van een andere Staat moet omgaan, dan om regels te maken over hoe je met je eigen burgers om moet gaan tijdens een gewapend conflict. Want de eerste -juridisch bindende- mensenrechtenverdragen kwamen pas na de Verdragen van Genève tot stand. Het humanitair oorlogsrecht en de rechten van de mens zijn beiden ingegeven door dezelfde zogenaamde ‘humanitaire waarden en principes’. Mensenrechten gelden altijd, maar kunnen in tijd van gewapend conflict soms beperkt worden. Het humanitair oorlogsrecht geldt juist alleen tijdens gewapende conflicten. De twee rechtsgebieden vullen elkaar dus aan en versterken de bescherming van individuele personen. Beiden helpen de menselijke waardigheid van personen te waarborgen. Zoals gezegd, bestaat het humanitair oorlogsrecht uit al die regels die gelden ten tijde van gewapend conflict. Deze regels beschermen alle personen die niet of niet meer deelnemen aan de strijd en proberen het oorlogvoeren te beperken en humaner maken. Daarom zijn er bijvoorbeeld ook regels die bepaalde soorten wapens verbieden. Gewapende conflicten hebben grote gevolgen voor kinderen. Zij kunnen bijvoorbeeld hun ouders verliezen, gedwongen worden te vechten, in gevangenschap of in vluchtelingenkampen terecht komen. Ook kunnen ze om het leven komen, hun huis of familie kwijtraken of niet genoeg te eten hebben. De kwetsbare positie van kinderen is specifiek erkend in het internationale recht en daarom staan er in de verdragen van het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechtenverdragen veel regels die speciaal over de bescherming van kinderen gaan.
Hieronder worden de gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen besproken en de rechten die daarmee te maken hebben. Naast de bijgeleverde film vindt u hier ook een lessuggestie. Van de website van het Nederlandse Rode Kruis kunnen verder pakkende foto’s gedownload worden (http://www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Hum anitair_oorlogsrecht/Informatie_voor_scholen). Ook treft u hier een digitale versie van dit lespakket aan.
Kinderen In het Verdrag voor de Rechten van het Kind staan regels over de rechten van kinderen. Kinderen hebben bijvoorbeeld recht op onderwijs en gezondheidszorg, ze mogen hun eigen mening hebben en moeten worden beschermd tegen kindermishandeling, kinderarbeid en misbruik. Dit ‘Kinderrechtenverdrag’ is in 1989 gemaakt door de Verenigde Naties en bijna alle landen van de wereld (192 van de 194) hebben met elkaar afgesproken zich aan deze regels te houden. Zolang mensen met elkaar vechten, worden hierdoor ook kinderen getroffen. En dat terwijl kinderen juist al extra kwetsbaar zijn. Kinderen die te maken krijgen met oorlog moeten daarom zo goed mogelijk worden beschermd. Een kind is volgens het Kinderrechtenverdrag iemand jonger dan 18 jaar. Een onderdeel van het Kinderrechtenverdrag gaat over kinderen in gewapende conflicten (Artikel 38). Kinderen jonger dan 15 jaar mogen bijvoorbeeld niet meedoen aan gevechten. Ook moeten landen zich houden aan de regels die gelden tijdens oorlogen. Alle landen ter wereld hebben de Verdragen van Genève ondertekend. Het humanitair oorlogsrecht bevat ook regels die speciaal gericht zijn op de bescherming van kinderen in oorlog. Zo moeten ze met respect worden behandeld en hebben ze recht op de hulp en zorg die ze op grond van hun leeftijd nodig hebben. Kinderen die jonger zijn dan 15 jaar mogen dus niet meedoen aan gevechten. Maar hoe zit het eigenlijk met kindsoldaten? Hieronder wordt eerst ingegaan op kindsoldaten en daarna op andere situaties waar kinderen in oorlogstijd in terecht kunnen komen.
Wat is een kindsoldaat? Een kindsoldaat is iemand van onder de 15 jaar die actief meedoet aan oorlogshandelingen. Ze worden overigens niet altijd als strijder ingezet. Het kan ook gaan om wachtlopen, spioneren, stelen voor de oorlogsvoering, en, vooral bij meisjes, het verlenen van lichamelijke diensten.
Op dit moment vechten er wereldwijd zo'n 300.000 kindsoldaten actief mee in gewapende conflicten. Kindsoldaten bestaan al zolang mensen vechten. Het afgelopen 2 decennia is het aantal kindsoldaten echter sterk gestegen. Het soort conflicten is dan ook veranderd. Waar vroeger land A tegen land B vocht, zie je nu meerdere partijen binnen 1 land, in een burgeroorlog. Strijders bestaan uit verschillende groepen: regeringslegers, rebellengroepen, criminele bendes, paramilitairen, jeugdbendes, guerrillagroeperingen. De wapens waarmee deze groepen vechten, zijn goedkoper en makkelijker te verkrijgen dan vroeger. Het zijn vaak kleine en lichte wapens, die ook door kinderen kunnen worden gehanteerd. Sommige kinderen sluiten zich vrijwillig aan bij het leger of een rebellengroep om hiermee te ontsnappen aan de honger, armoede en werkloosheid in hun land. Als ze niemand meer hebben die voor hen zorgt, zien ze het leger dikwijls als enige manier om te overleven. In het leger krijgen ze voedsel, onderdak en kleding. Soms zijn ze opgegroeid met oorlog en kennen ze niets anders dan dat. Ook sluiten kinderen zich vrijwillig aan om wraak te nemen op de strijders die hun familie hebben vermoord. Je kunt je wel afvragen hoe ‘vrijwillig’ deze kinderen meedoen aan gevechten, als ze door omstandigheden eigenlijk geen andere keuze hebben. Veel kinderen worden door officiële legers of rebellenlegers gedwongen mee te vechten. Dan trekken ze dorpen binnen en kidnappen de kinderen; soms worden zelfs hele scholen leeggeroofd. Daarna begint een keiharde militaire training. Om de volwassenen te ontzien, moeten juist de kinderen vaak de meest gevaarlijke klussen doen: in de frontlinies. Voedsel is er dikwijls niet en om ze 'moed' te geven, krijgen ze soms drank of drugs toegediend. Door het extreme geweld waarbij ze zijn betrokken, raken ze ongevoelig voor menselijk lijden. Kinderen zijn makkelijk in te zetten in oorlogen doordat ze klein en snel zijn. Er bestaan veel kleine wapens die kinderen gemakkelijk kunnen dragen. Kinderen zijn ook eenvoudig te beïnvloeden en bang te maken. Daarnaast zal de tegenstander minder snel op een kind schieten dan op een gewone soldaat. Tot slot zijn er soms niet genoeg volwassen mannen
meer om te vechten, dit komt meestal voor in landen waar al heel lang oorlog woedt. Kinderen zijn dan de enige mogelijke soldaten.
In ongeveer 25 landen nemen kinderen de strijd. Alleen al in Afrika worden kinderen ingezet. Ook veel landen Amerika en Europa werven nog steeds voor hun krijgsmacht.
deel aan 120.000 in Azië, kinderen
Na een oorlog hebben kindsoldaten meestal niets om naar terug te keren, of ze zijn niet meer welkom in hun dorp. Naast lichamelijke verwondingen, hebben ze vaak last van trauma's, nachtmerries, angstaanvallen, agressief gedrag, of schuldgevoelens. Bovendien zijn ze een hele tijd niet naar school geweest en hebben een achterstand opgelopen. Vaak hebben ze geen contact meer met hun familie. Met begeleiding en opvang proberen hulporganisaties deze kinderen weer op weg te helpen.
Citaten van enkele kindsoldaten Kabanda (9 jaar): 'De mannen die mijn moeder vermoordden, maakten me erg boos. Ik besloot in het leger te gaan. Ik besloot om ze te verslaan. Als ik ze vind, dood ik ze.'
David (12 jaar): 'Als het gewicht van de spullen die je moest meesjouwen te zwaar was voor een kind of als hij onhandig was en ermee omviel, dan werd hij geslagen en soms gedood. Als je uit de rij stapte of gezwollen voeten had vanwege de lange dagtochten, kon je gedood worden. Ik had een aantal kinderen gezien die gedood werden met bajonetten, stokken en geweren. Eén keer moest ik daaraan meedoen.' Justin (12 jaar): 'In het Gulu opvangcentrum ben ik blij met het eten en met de behandeling. Ik heb veel last van nachtmerries. Voor mij was doden gewoon geworden, net zoals gewoon een hand geven of groeten. Mijn grootste angst was om gedood te worden. Zelfs hier in het centrum droom ik soms dat ik nog in de wildernis ben met de rebellen en dan word ik soms zwetend en gillend wakker. Ik ben blij dat ik hier ben bij andere kinderen die begrijpen hoe ik me voel omdat ze gedeeltelijk hebben meegemaakt wat ik ook beleefd heb.' Uit: 'Oeganda's Lords Resistance Army', Watoto wa Amani (Educatief materiaal Rode Kruis).
Volgens het Kinderrechtenverdrag en het Humanitair Oorlogsrecht mogen kinderen jonger dan 15 jaar niet als soldaat het leger in of worden ingezet tijdens een oorlog. In 2000 is er een nieuwe regel bij het Kinderrechtenverdrag gemaakt die zegt dat kinderen pas vanaf 18 jaar mogen meevechten in een conflict. Echter, nog niet alle landen hebben gezegd dat ze zich aan deze regel zullen gaan houden. In Nederland is het parlement nog bezig met de goedkeuring van deze nieuwe regel. Kinderen vanaf 15 jaar kunnen wel vrijwillig worden geworven voor het leger, hoewel landen worden aangemoedigd om de voorkeur te geven aan oudere kinderen. In Nederland kunnen 17-jarigen het leger in. Zij worden pas ingezet in een conflict als ze 18 zijn. Het is echter moeilijk om er zeker van te zijn dat dit ook echt gebeurd. Als kinderen niet worden getraind als soldaat, zullen ze minder snel worden ingezet in een conflict. Bovendien is een kind iemand die jonger is dan 18 jaar. In veel landen mogen kinderen pas stemmen en autorijden vanaf hun 18e jaar. Waarom zouden kinderen dan wel op jongeren leeftijd moeten of mogen vechten? Kinderen kunnen beter tegen oorlog worden beschermd als ze er ver vandaan worden gehouden. Of ze nu in Nederland wonen of niet, of ze nu 9 of 17 jaar zijn, of ze nu zelf willen vechten of niet. Daarom zou het volgens het verschillende organisaties, zoals het Rode Kruis, Defence for Children en War Child, beter zijn om mensen vanaf 18 jaar aan te nemen als soldaat. Eén manier om hiervoor te zorgen is dat alle landen bepalen dat kinderen onder de 18 jaar geen rekruut mogen zijn en niet mogen deelnemen aan de strijd. Op geen enkele manier (dus ook niet als spion, kok, etc.) en die regel moet gelden voor iedereen (regeringslegers, rebellengroepen en andere deelnemers aan de strijd). Straight 18 dus! Kunnen kindsoldaten verantwoordelijk worden gehouden voor oorlogsmisdaden? Eigenlijk zijn kindsoldaten slachtoffer en dader tegelijk. De mensen die kinderen als soldaten rekruteren en gebruiken voor de strijd zijn
verantwoordelijk voor de daden van de kinderen en kunnen daarvoor gestraft worden. Maar tegelijkertijd zijn kindsoldaten, zoals alle soldaten, ook zelf strafbaar als ze zich niet aan het oorlogsrecht houden. Als kinderen in de gevangenis komen hebben ze wel recht op speciale bescherming. Ze mogen niet worden vastgezet met volwassenen, tenzij dit familie is. Ze moeten contact kunnen hebben met hun familie en hebben recht op voldoende eten en goede gezondheidszorg. Verder moeten kinderen voldoende bewegingsruimte hebben en moeten ze onderwijs kunnen volgen. Het Rode Kruis controleert of kinderen in de gevangenis op de juiste manier behandeld worden.
Op welke manier komen kinderen nog meer in aanraking met oorlog? Leven in oorlog Als kind beland je tijdens een oorlog vaak op straat. De school is gesloten omdat je leraren ook in de oorlog meevechten of omdat het schoolgebouw misschien is verwoest. Er is weinig of niets te eten, en schoon water of gezondheidszorg is er ook nauwelijks. De kans dat je ziek wordt is dus groot. Je kunt ook gewond raken of zelfs gedood worden door bijvoorbeeld bombardementen of landmijnen. Soms moet je vluchten voor de naderende aanval. En als je dan tot overmaat van ramp je familie kwijtraakt, moet je het ineens helemaal zelf proberen te redden.
Ook na een oorlog zijn de problemen niet voorbij. Wegen en bruggen moeten worden hersteld, scholen moeten opnieuw worden opgebouwd, en voor de verdwenen leraren zijn vervangers nodig. Geld om iets te kopen is er vaak niet meer of de winkels zijn leeg. Je moet oppassen dat je niet op een landmijn stapt. Hulporganisaties proberen daarom jouw land weer helpen op te bouwen, maar dat kost tijd en geld.
familieleden te ontvangen. In de praktijk wordt dit door de strijdende partijen vaak bemoeilijkt of tegengewerkt. Als je familieleden niet weten of je nog leeft, kunnen zij vaak maar moeilijk verder met hun leven. Kinderen die alleen achterblijven, moeten voor zichzelf zorgen. In plaats van naar school te gaan, moeten ze werk en onderdak zoeken.
Vluchten Voor een (dreigende) oorlog zal je met je familie proberen te vluchten. Met een auto, een paard en wagen of gewoon te voet. Je kan maar weinig meenemen: wat kleren, een foto, wat eten voor onderweg... Of je moet vluchten omdat je anders vervolgd wordt: vanwege je politieke overtuiging of die van je ouders, je geloof of het feit dat je tot een bepaalde etnische of sociale groep behoort.
Wereldwijd zijn 50 miljoen mensen op de vlucht. 20 miljoen daarvan zijn kinderen. De meesten van hen worden opgevangen in de regio waar ze wonen. Het Internationale Rode Kruis en de Verenigde Naties zetten bijvoorbeeld vluchtelingenkampen op in de grensstreek en proberen de mensen daar van onderdak en voedsel te voorzien. Dit is vaak moeilijk omdat er veel méér mensen naar zo'n kamp komen dan er eigenlijk in passen. Via de televisie zien we daarom thuis soms een oproep om geld te geven zodat er hulpgoederen gestuurd kunnen worden naar deze overvolle kampen. Door het oorlogsgeweld is de kans groot dat je je ouders, broers of zussen kwijtraakt. Je moet dan ineens voor jezelf zorgen. Als je geluk hebt, kom je terecht in een opvangcentrum en helpt het Rode Kruis je met je zoektocht naar je familie. Via bestaande contacten en netwerken wordt dan geprobeerd, vaak met het verspreiden van foto's en korte berichten, het contact te herstellen (dit heet 'tracing'). Volgens het humanitair oorlogsrecht heeft iedereen tijdens gewapende conflicten het recht om informatie over de verblijfplaats van zijn
Gevangen Tijdens een gewapend conflict kun je als kind ook in de gevangenis terecht komen. Soms omdat je samen met je ouders gevangen wordt genomen, soms omdat je zelf verdacht wordt van een misdaad. Sommige kinderen worden zelfs in een gevangenis geboren. Medewerkers van het Internationale Rode Kruis komen je in de gevangenis bezoeken. Tenminste, als dit mag van de autoriteiten. Zij controleren dan of je wordt behandeld volgens het humanitair oorlogsrecht. Je hebt als gevangene namelijk recht op voldoende voedsel, medische zorg, genoeg bewegingsruimte, en contact met je familie. Bovendien moet je beschermd worden tegen bijvoorbeeld mishandeling. Als je na een oorlog weer uit de gevangenis mag, valt het niet mee om je oude leven weer op te pakken. Behalve een onderwijsachterstand, is het vaak moeilijk de ervaringen in de gevangenis te vergeten. Opvang en begeleiding is dan van groot belang. Landmijnen en andere munitieresten Je hebt zojuist water gehaald voor je moeder bij de waterpomp in het dorp. Je loopt terug naar huis en kiest een kortere route door een weiland. En opeens is daar die enorme knal... Juist kinderen worden vaak het slachtoffer van achtergebleven niet-ontplofte munitie. Jaarlijks
verliezen vele kinderen een of meerdere ledematen of zelfs hun leven wanneer zij op een landmijn trappen. Of hun ouders worden getroffen, waarna zij de rol van kostwinner moeten overnemen.
Wereldwijd liggen er ongeveer 120 miljoen mijnen in meer dan 70 landen. Iedere 20 minuten stapt er iemand op een mijn. Na een gewapend conflict blijven mijnen bovendien soms nog jaren in de grond liggen. Sommige mijnen zien eruit als speelgoed. Spelende kinderen, vaak nieuwsgierig, zijn zich vaak niet bewust van het gevaar hiervan. Naast mijnen liggen er ook veel andere stukken munitie in oorlogsgebieden die nog steeds schade kunnen aanrichten. Bijvoorbeeld de niet-ontplofte onderdelen van clusterbommen. Voor kinderen die een ledemaat hebben verloren, is medische zorg ontzettend belangrijk. Als ze die niet krijgen, verliezen ze vaak de kans op werk en daarmee hun zelfstandigheid. En dan is bedelen soms nog de enige manier om te overleven. Hulporganisaties proberen zoveel mogelijk van deze kinderen te helpen: door ze opnieuw te leren lopen en voor protheses (kunstledematen) te zorgen. Omdat ze in de groei zijn, is
regelmatig een nieuwe prothese nodig. Deze zorg kost veel tijd, geld en inspanning. Daarnaast is voorlichting over het gevaar van mijnen erg belangrijk. Via de media van een land, maar ook via scholen, bijvoorbeeld door kinderen zelf te laten tekenen over de gevaren van mijnen.
Men is wel begonnen landmijnen op te ruimen, maar dit kost veel geld en tijd. Veel mijnen zijn gemaakt van plastic en daardoor niet met een metaaldetector op te sporen. De grond moet dus millimeter voor millimeter afgezocht worden. Het zal meer dan 1000 jaar duren om alle mijnen op te ruimen die er nu liggen (kosten: ongeveer 33 miljard dollar). Helaas worden er nog steeds landmijnen bijgelegd. De meeste mijnen liggen nu in Iran (15 miljoen), Angola (9-15 miljoen), Afghanistan (10 miljoen) en Cambodja (10 miljoen). Veel landen hebben inmiddels met elkaar afgesproken landmijnen niet meer te gebruiken. Hier hebben ze een verdrag voor gemaakt. Ook komt er binnenkort (december 2008) een verdrag dat het gebruik van clusterbommen verbiedt.
Film De bijgeleverde film “Straight 18!” duurt ongeveer 10 min en is bedoeld voor leerlingen van de middelbare school. In de film komen (voormalig) kindsoldaten aan het woord. Zij vertellen hun leeftijdsgenootjes (de kijkers) in het Engels over hun leven als soldaat en de ingrijpende gevolgen die dit voor hen heeft gehad en nog steeds heeft. Er komen geen schokkende scènes in de film voor.
Lesopdracht ‘Loop-discussie’ / mening vormen “Wat denk jij er zelf van?” Opzet 2 of 3 hoeken van het lokaal aanwijzen als: “mee eens” / “niet mee eens” / (eventueel) “weet niet” Bij iedere stelling moeten de leerlingen naar een hoek lopen en beargumenteren waarom ze het met de stelling eens of oneens zijn. Bij “weet niet” moeten ze goed kunnen aangeven waaraan ze twijfelen. Stellingen
1. Op een kindsoldaat mag je gerust schieten als soldaat. 2. Een kindsoldaat mag best vluchten uit het leger. 3. Kindsoldaten mogen niet in de gevangenis worden gezet. 4. Kindsoldaten mogen niet worden gestraft, ook al hebben ze hele erge dingen gedaan. 5. De familie van een kindsoldaat is altijd blij om hem/haar weer terug te zien. 6. Iemand van 16 of 17 ia oud genoeg om het leger in om soldaat te worden en te vechten in een oorlog. 7. Wapens die heel gevaarlijk zijn voor kinderen, zoals landmijnen of clusterbommen, mogen niet worden gebruikt, ook al kunnen ze heel nuttig zijn om vijanden mee uit te schakelen. Antwoorden 1. Hoe klein hij misschien ook is, een kindsoldaat doet mee aan de oorlog en is daarom een strijder (in plaats van een burger). Strijders mogen worden aangevallen (burgers niet). Een soldaat mag dus op hem/haar schieten. 2. Een kindsoldaat kan heel moeilijk vluchten uit het leger. Ze worden goed in de gaten gehouden en als ze hem/haar pakken terwijl hij/zij probeert te vluchten, kan hij/zij worden mishandeld of zelfs gedood. Kindsoldaten zijn daarom vaak zo bang dat ze niet eens proberen te vluchten. 3. Kindsoldaten kunnen een gevaar vormen voor de vijand en voor burgers. Ze mogen daarom in de gevangenis worden gezet. Wel moeten ze daar goed behandeld en beschermd worden. 4. Volgens het oorlogsrecht zijn de mensen die kinderen gebruiken als soldaten verantwoordelijk voor de gevolgen daarvan. Zij kunnen worden gestraft voor het feit dat ze kindsoldaten gebruiken. Echter, kindsoldaten zijn zelf ook verantwoordelijk voor wat zij doen. Zij kunnen dus worden opgepakt en gestraft voor hun daden. Natuurlijk moet daarbij wel rekening worden gehouden met het feit dat het kinderen zijn, waarschijnlijk niet vrijwillig meevochten en vaak drugs of drank kregen waardoor ze (vaak) niet meer wisten wat zij deden. 5. Familie is niet altijd blij om hen weer te zien. Soms heeft een kindsoldaat hele erge dingen gedaan, zoals mensen vermoord, misschien zelfs wel eigen familie of mensen uit zijn dorp. De ouders kunnen bang voor hem/haar, of zich voor hem/haar schamen, of hem/haar misschien helemaal niet meer willen kennen. Natuurlijk gaat het soms ook wel goed, dan is de familie blij dat het kind nog leeft en weer terug is in zijn dorp. 6. Volgens het humanitair oorlogsrecht mogen kinderen vanaf 15 jaar worden ingezet als soldaat. Echter, veel landen hebben een nieuwe regel opgesteld (bij het Kinderrechtenverdrag) waarin staat dat kinderen vanaf 18 jaar pas mogen meevechten. Het Rode Kruis pleit ook voor 18 jaar. In veel landen mag je ook pas vanaf je 18e stemmen en autorijden, waarom zou je dan al eerder mogen vechten? Kinderen moeten bij oorlog uit de buurt worden gehouden. Om daarvoor te zorgen vindt het Rode Kruis het beter om pas mensen vanaf 18 jaar in het leger op te nemen. 7. Soldaten vechten tegen elkaar en daarvoor hebben ze wapens nodig. Maar sommige wapens richten erg veel schade aan bij kinderen. Landmijnen en clustermunitie zijn daarvan een voorbeeld. Sommige soorten landmijnen zijn daarom verboden en eind 2008 zal er een nieuw verdrag worden gemaakt waarin ook clustermunitie wordt verboden. Eventueel extra doe-opdracht: • Laat kinderen een poster maken over het onderwerp kindsoldaten: wat zouden ze tegen kindsoldaten willen zeggen, of tegen de groepen die kinderen als soldaten gebruiken? Wat zouden ze tegen de overheid willen zeggen? Of laat ze een actie bedenken om het gebruik van kindsoldaten tegen te gaan. Deze poster presenteren ze dan aan de klas en ophangen in school. • Organiseer als klas of school een fondsenwervende activiteit voor een organisatie (zoals bijvoorbeeld het Rode Kruis of Amnesty International) die zich bezig houdt met het humanitair oorlogsrecht, mensenrechten en/of kindsoldaten. Voorbeelden zijn: verkoop van oude spullen, een benefietconcert, een sponsorloop, klusjes doen in de buurt, of natuurlijk een zelf bedachte ludieke actie. • Laat de leerlingen een werkstuk maken over een onderwerp dat met kinderen, oorlog en/of kindsoldaten te maken heeft.
Informatie voor scholen Meer informatie over het onderwerp kinderen en oorlog / kindsoldaten kunt u vinden op de volgende websites: www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Humanitair_oorlogsrecht www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Humanitair_oorlogsrecht/Informatie _voor_Scholen www.icrc.org (Engelstalige website, sectie ‘children in war’) www.unicef.nl www.kindsoldaten.nl www.amnesty.nl www.warchild.nl www.defenceforchildren.nl www.safethechildren.nl www.worldvision.nl www.kennisnet.nl/po/leerkracht/perdagwijzer/kindsoldaten/html/page9.html Lessen op school Het Nederlandse Rode Kruis biedt de mogelijkheid aan om op school lessen of projecten te verzorgen over het humanitair oorlogsrecht. Deze lessen zijn interactief, afgestemd op actuele ontwikkelingen en worden wat betreft niveau en tijdsduur aan de groep aangepast. De lessen kunnen ook over een speciaal thema gaan, zoals kindsoldaten of landmijnen. Uiteraard zijn deze lessen kosteloos. Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met Dagmar Ravensbergen, telefoon: 070-4455707 (of via het algemene e-mailadres
[email protected]). Tentoonstelling ‘Kind onder Vuur!’ Daarnaast is er een tentoonstelling, genaamd ‘Kind onder Vuur!’. Dit is een reizende tentoonstelling van het Nederlandse Rode Kruis over kinderen en oorlog. De tentoonstelling is bedoeld om jongeren tussen de 10 en 14 jaar zich te laten inleven in de situatie van hun leeftijdgenootjes in oorlogsgebieden. ‘Kind onder Vuur!’ is interactief; door middel van doe-opdrachten worden de leerlingen langs 5 thema’s (dagelijks leven in oorlog, vluchten, gevangenschap, kindsoldaten en landmijnen) geleid. De tentoonstelling heeft ook aandacht voor positieve ontwikkelingen, zoals de bescherming van kinderen door het Humanitair Oorlogsrecht en de hulpverlening van het Rode Kruis. ‘Kind onder Vuur!’ is een leuke en aansprekende manier om jongeren in Nederland te interesseren voor het lot van kinderen in conflictgebieden. Voor informatie over deze tentoonstelling kunt u contact opnemen met uw plaatselijke Rode Kruis-afdeling kijk hiervoor op internet of vraag het telefoonnummer op bij het servicebureau van het Nederlandse Rode Kruis 070-4455888) of neem direct contact op met Dagmar Ravensbergen (coördinator tentoonstelling ‘Kind onder Vuur!’), telefoon: 070-4455707.