Lespakket
Kinderen
en
oorlog
Inleiding Als reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog werden in de jaren erna verschillende internationale afspraken gemaakt. In 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Dit was toentertijd nog geen juridisch bindend document. Wel juridisch bindend waren de Vier Verdragen van Genève (ook wel de Conventies van Genève genoemd), die in 1949 werden gesloten. Deze Verdragen
bevatten de regels die gelden ten tijde van oorlog: het humanitair oorlogsrecht. Tijdens oorlogen (tegenwoordig is het beter om te spreken van “gewapend conflict” omdat er meestal geen oorlogsverklaring aan de strijd vooraf gaat) worden mensenrechten vaak op grote schaal geschonden. Juridisch gezien gaat het dan niet alleen om mensenrechten, maar ook –en eigenlijk vooral- om schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Het humanitair oorlogsrecht bestaat al sinds halverwege de negentiende eeuw. Het bevatte aanvankelijk vooral regels die bescherming boden aan gewonde soldaten. Toen de traditionele grote veldslagen tussen twee legers plaats maakten voor meer moderne wijzen van oorlogsvoering (met vliegtuigen etc), werd duidelijk dat ook burgers het slachtoffer konden worden van het oorlogsgeweld. Ook de Holocaust maakte op schokkende wijze duidelijk. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat Staten bereid waren om regels op te stellen die bescherming moesten bieden aan burgers in oorlogsgebieden. . Gek genoeg waren Staten eerder bereid om regels te maken over hoe je met de burgers van een andere Staat moet om gaan, dan om regels te maken over hoe je met je eigen burgers om moet gaan tijdens een gewapend conflict. Want de eerste juridisch bindende- mensenrechtenverdragen kwamen pas na de Verdragen van Genève tot stand. Het humanitair oorlogsrecht en de rechten van de mens zijn beiden ingegeven door dezelfde zogenaamde ‘humanitaire waarden en principes’. Mensenrechten gelden altijd, maar kunnen in tijd van gewapend conflict soms beperkt worden. Het humanitair oorlogsrecht geldt juist alleen tijdens gewapende conflicten. De twee rechtsgebieden vullen elkaar dus aan en versterken de bescherming van individuele personen. Beiden helpen de menselijke waardigheid van personen te waarborgen. Zoals gezegd, bestaat het humanitair oorlogsrecht uit al die regels die gelden ten tijde van gewapend conflict. Deze regels beschermen alle personen die niet of niet meer deelnemen aan de strijd en beperken die het oorlogvoeren beperken en humaner maken. Daarom zijn er bijvoorbeeld ook regels die bepaalde soorten wapens verbieden. Gewapende conflicten hebben grote gevolgen voor kinderen. Zij kunnen bijvoorbeeld hun ouders verliezen, gedwongen worden te vechten, in gevangenschap of in vluchtelingenkampen terecht komen. Ook kunnen ze om het leven komen, hun huis of familie kwijtraken of niet genoeg te eten hebben.
De kwetsbare positie van kinderen is specifiek erkend in het internationale recht en daarom staan er in de verdragen van het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechtenverdragen veel bepalingen die specifiek over de bescherming van kinderen gaan. Hieronder worden de gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen besproken en de rechten die daarmee te maken hebben. Naast de bijgeleverde film vindt u hier ook een lessuggestie. Van de website van het Nederlandse Rode Kruis kunnen verder
pakkende foto’s gedownload worden (http://www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Huma nitair_oorlogsrecht/Informatie_voor_scholen). Ook treft u hier een digitale versie van dit lespakket aan.
Kinderen In het Verdrag voor de Rechten van het Kind staan regels over de rechten van kinderen. Kinderen hebben bijvoorbeeld recht op onderwijs en gezondheidszorg, ze mogen hun eigen mening hebben en moeten worden beschermd tegen kindermishandeling, kinderarbeid en misbruik. Dit ‘Kinderrechtenverdrag’ is in 1989 gemaakt door de Verenigde Naties en bijna alle landen van de wereld (192 van de 194) hebben met elkaar afgesproken zich aan deze regels te houden. Zolang mensen met elkaar vechten, worden hierdoor ook kinderen getroffen. En dat terwijl kinderen juist al extra kwetsbaar zijn. Kinderen die te maken krijgen met oorlog moeten daarom zo goed mogelijk worden beschermd. Een kind is volgens het Kinderrechtenverdrag iemand jonger dan 18 jaar. Een onderdeel van het Kinderrechtenverdrag gaat over kinderen in gewapende conflicten (Artikel 38). Kinderen jonger dan 15 jaar mogen niet meedoen aan gevechten. In 2000 is er een nieuwe regel bijgekomen die stelt dat kinderen pas vanaf 18 jaar mogen meevechten, maar nog niet alle landen hebben gezegd dat ze deze regel zullen opvolgen. In Nederland is het parlement nog bezig met de goedkeuring van deze nieuwe regel. Ook moeten landen zich houden aan de regels die gelden tijdens oorlogen. Alle landen ter wereld hebben de Verdragen van Genève ondertekend. Het humanitair oorlogsrecht bevat ook regels die speciaal gericht zijn op de bescherming van kinderen in oorlog. Zo moeten ze met respect worden behandeld en hebben ze recht op de hulp en zorg die ze op grond van hun leeftijd nodig hebben. Maar op welke manier krijgen kinderen eigenlijk met gewapende conflicten te maken? Leven in oorlog Als kind beland je tijdens een oorlog vaak op straat. De school is gesloten omdat je leraren ook in de oorlog meevechten of omdat het schoolgebouw misschien is verwoest. Er is weinig of niets te eten, en schoon water of gezondheidszorg is er ook nauwelijks. De kans dat je ziek wordt is dus groot. Je kunt ook gewond raken of zelfs gedood worden door bijvoorbeeld bombardementen of landmijnen. Soms moet je vluchten voor de naderende
aanval. En als je dan tot overmaat van ramp je familie kwijtraakt, moet je het ineens helemaal zelf proberen te redden. Ook na een oorlog zijn de problemen niet voorbij. Wegen en bruggen moeten worden hersteld, scholen moeten opnieuw worden opgebouwd, en voor de verdwenen leraren zijn vervangers nodig. Geld om iets te kopen is er vaak niet meer of de winkels zijn leeg. Je moet oppassen dat je niet op een landmijn stapt. Hulporganisaties proberen daarom jouw land weer helpen op te bouwen, maar dat kost tijd en geld. Vluchten Voor een (dreigende) oorlog zal je met je familie proberen te vluchten. Met een auto, een paard en wagen of gewoon te voet. Je kan maar weinig meenemen: wat kleren, een foto, wat eten voor onderweg... Of je moet vluchten omdat je anders vervolgd wordt: vanwege je politieke overtuiging of die van je ouders, je geloof of het feit dat je tot een bepaalde etnische of sociale groep behoort. Wereldwijd zijn 50 miljoen mensen op de vlucht. 20 miljoen daarvan zijn kinderen. De meesten van hen worden opgevangen in de regio waar ze wonen. Het Internationale Rode Kruis en de Verenigde Naties zetten bijvoorbeeld vluchtelingenkampen op in de grensstreek en proberen de mensen daar van onderdak en voedsel te voorzien. Dit is vaak moeilijk omdat er veel méér mensen naar zo'n kamp komen dan er eigenlijk in passen. Via de televisie zien we daarom thuis soms een oproep om geld te geven zodat er hulpgoederen gestuurd kunnen worden naar deze overvolle kampen.
Door het oorlogsgeweld is de kans groot dat je je ouders, broers of zussen kwijtraakt. Je moet dan ineens voor jezelf zorgen. Als je geluk hebt, kom je terecht in een opvangcentrum en helpt het Rode Kruis je met je zoektocht naar je familie. Via bestaande contacten en netwerken wordt dan geprobeerd, vaak met het verspreiden van foto's en korte berichten, het contact te herstellen (dit heet 'tracing'). Volgens het humanitair oorlogsrecht heeft iedereen tijdens gewapende conflicten het recht
om informatie over de verblijfplaats van zijn familieleden te ontvangen. In de praktijk wordt dit door de strijdende partijen vaak bemoeilijkt of tegengewerkt. Als je familieleden niet weten of je nog leeft, kunnen zij vaak maar moeilijk verder met hun leven. Kinderen die alleen achterblijven, moeten voor zichzelf zorgen. In plaats van naar school te gaan, moeten ze werk en onderdak zoeken. Gevangen Tijdens een gewapend conflict kan je als kind ook in de gevangenis terecht komen. Soms omdat je samen met je ouders gevangen wordt genomen, soms omdat je zelf verdacht wordt van een misdaad. Sommige kinderen worden zelfs in een gevangenis geboren.
Medewerkers van het Internationale Rode Kruis komen je in de gevangenis bezoeken. Tenminste, als dit mag van de autoriteiten. Zij controleren dan of je wordt behandeld volgens het humanitair oorlogsrecht. Je hebt als gevangene namelijk recht op voldoende voedsel, medische zorg, genoeg bewegingsruimte, en contact met je familie. Bovendien moet je beschermd worden tegen bijvoorbeeld mishandeling. Als je na een oorlog weer uit de gevangenis mag, valt het niet mee om je oude leven weer op te pakken. Behalve een onderwijsachterstand, is het vaak moeilijk de ervaringen in de gevangenis te vergeten. Opvang en begeleiding is dan van groot belang. Kindsoldaten Je bent 'kind' als je jonger dan 18 jaar bent. Vanaf je 18e mag je dan stemmen of je rijbewijs halen. In sommige landen kun je of moet je echter al voor je 18e in militaire dienst. Volgens
het humanitair oorlogsrecht mogen kinderen onder de 15 jaar niet als soldaat het leger in of ingezet worden tijdens een oorlog. Steeds meer landen vinden dat die leeftijd omhoog moet naar 18 jaar. Gelukkig is er sinds kort een nieuwe regel bij het Kinderrechtenverdrag die zegt dat niemand onder de 18 het leger in mag. Gelukkig vinden steeds meer landen dat kinderen pas vanaf 18 jaar het leger in moeten. Op dit moment doen er wereldwijd zo'n 250.000 tot 300.000 kindsoldaten actief mee in gewapende conflicten. Ze worden niet altijd als strijder ingezet. Het kan ook gaan om taken als wachtlopen, spioneren, stelen voor de oorlogsvoering, en -vooral bij meisjes- het verlenen van lichamelijke diensten.
Citaten van enkele kindsoldaten: Kabanda (9 jaar): 'De mannen die mijn moeder vermoordden, maakten me erg boos. Ik besloot in het leger te gaan. Ik besloot om ze te verslaan. Als ik ze vind, dood ik ze.' David (12 jaar): 'Als het gewicht van de spullen die je moest meesjouwen te zwaar was voor een kind of als hij onhandig was en ermee omviel, dan werd hij geslagen en soms gedood. Als je uit de rij stapte of gezwollen voeten had vanwege de lange dagtochten, kon je gedood worden. Ik had een aantal kinderen gezien die gedood werden met bajonetten, stokken en geweren. Eén keer moest ik daaraan meedoen.' Justin (12 jaar): 'In het Gulu opvangcentrum ben ik blij met het eten en met de behandeling. Ik heb veel last van nachtmerries. Voor mij was doden gewoon geworden, net zoals gewoon een hand geven of groeten. Mijn grootste angst was om gedood te worden. Zelfs hier in het centrum droom ik soms dat ik nog in de wildernis ben met de rebellen en dan word ik soms zwetend en gillend wakker. Ik ben blij dat ik hier ben bij andere kinderen die begrijpen hoe ik me voel omdat ze gedeeltelijk hebben meegemaakt wat ik ook beleefd heb.' Uit: 'Oeganda's Lords Resistance Army', Watoto wa Amani (Educatief materiaal Rode Kruis).
Sommige kinderen sluiten zich vrijwillig aan bij het leger om hiermee te ontsnappen aan de honger, armoede en werkloosheid in hun land. Als ze niemand meer hebben die voor hen zorgt, zien ze het leger dikwijls als enige manier om te overleven. Ook sluiten kinderen zich vrijwillig aan om wraak te nemen op bijvoorbeeld de rebellen die hun familie hebben vermoord. Andere kinderen worden door officiële legers of rebellenlegers gedwongen mee te vechten. Zij trekken dorpen binnen en kidnappen de kinderen; soms worden zelfs hele scholen leeggeroofd. Daarna begint een vaak keiharde militaire training. Om de volwassenen te ontzien, moeten juist de kinderen vaak de meest gevaarlijke klussen doen: in de frontlinies. Voedsel is er dikwijls niet en om ze 'moed' te geven, krijgen ze vaak drank of drugs toegediend. Na een oorlog hebben kindsoldaten meestal niets om naar terug te keren, of ze zijn niet meer welkom in hun dorp. Naast lichamelijke verwondingen, hebben ze vaak last van trauma's, nachtmerries, angstaanvallen, agressief gedrag of schuldgevoelens. Met begeleiding en opvang proberen hulporganisaties deze kinderen weer op weg te helpen.
Landmijnen en andere munitieresten Je hebt zojuist water gehaald voor je moeder bij de waterpomp in het dorp. Je loopt terug naar huis en kiest een kortere route door een weiland. En opeens is daar die enorme knal... Juist kinderen worden vaak het slachtoffer van achtergebleven niet-ontplofte munitie. Jaarlijks verliezen vele kinderen een of meerdere ledematen of zelfs hun leven wanneer zij op een landmijn trappen. Of hun ouders worden getroffen, waarna zij de rol van kostwinner moeten overnemen.
Wereldwijd liggen er ongeveer 120 miljoen mijnen in meer dan 70 landen. Iedere 20 minuten stapt er iemand op een mijn. Na een gewapend conflict blijven mijnen bovendien soms nog jaren in de grond liggen. Sommige mijnen zien eruit als speelgoed. Spelende kinderen, vaak nieuwsgierig, zijn zich vaak niet bewust van het gevaar hiervan. Naast mijnen liggen er ook veel andere stukken munitie in oorlogsgebieden die
nog steeds schade kunnen aanrichten. Bijvoorbeeld de niet-ontplofte onderdelen van clusterbommen.
Voor kinderen die een ledemaat hebben verloren, is medische zorg ontzettend belangrijk. Als ze die niet krijgen, verliezen ze vaak de kans op werk en daarmee hun zelfstandigheid. En dan is bedelen soms nog de enige manier om te overleven. Hulporganisaties proberen zoveel mogelijk van deze kinderen te helpen: door ze opnieuw te leren lopen en voor protheses (kunstledematen)
te zorgen. Omdat ze in de groei zijn, is regelmatig een nieuwe prothese nodig. Deze zorg kost veel tijd, geld en inspanning. Daarnaast is voorlichting over het gevaar van mijnen erg belangrijk. Via de media van een land, maar ook via scholen, bijvoorbeeld door kinderen zelf te laten tekenen over de gevaren van mijnen. Men is wel begonnen landmijnen op te ruimen, maar dit kost veel geld en tijd. Veel mijnen zijn gemaakt van plastic en daardoor niet met een metaaldetector op te sporen. De grond moet dus millimeter voor millimeter afgezocht worden. Het zal meer dan 1000 jaar duren om alle mijnen op te ruimen die er nu liggen (kosten: ongeveer 33 miljard dollar). Helaas worden er nog steeds landmijnen bijgelegd. De meeste mijnen liggen nu in Iran (15 miljoen), Angola (9-15 miljoen), Afghanistan (10 miljoen) en Cambodja (10 miljoen). Veel landen hebben inmiddels met elkaar afgesproken landmijnen niet meer te gebruiken. Hier hebben ze een verdrag voor gemaakt. Ook komt er binnenkort (december 2008) een verdrag dat het gebruik van clusterbommen verbiedt.
Film De bijgeleverde DVD bevat een animatie met de ideeën die basisschoolleerlingen hebben over oorlog. Het kijken van deze DVD is een goede aanzet tot discussie over oorlog en klassikaal bespreken wat de leerlingen hier van weten en over denken.
Quiz: kinderen en oorlog Geef alle leerlingen een groen en een rood kaartje. Bij elke vraag geldt: is dit goed of fout? Denken de leerlingen dat het goed is, houden ze het groene kaartje omhoog. Denken ze dat het fout is, houden ze het rode kaartje omhoog. Eventueel kan geturfd worden hoeveel goede antwoorden ze hebben gegeven en aan het einde 1 of meerdere winnaars uitroepen. 1. Mensenrechten gelden niet tijdens een oorlog FOUT, ook tijdens een oorlog gelden de meeste mensenrechten. Bovendien geldt het humanitair oorlogsrecht. 2. De regels die gelden tijdens oorlog heten mensenrechten FOUT, dit zijn regels van het humanitair oorlogsrecht. 3. In 70 landen liggen landmijnen GOED 4. Er zijn wereldwijd 2 miljoen kinderen op de vlucht FOUT, dit zijn er wel 20 miljoen 5. Een kind moet 18 jaar oud zijn om soldaat te mogen worden FOUT, het is nu nog 15 jaar. Maar hopelijk is dat binnenkort 18 jaar. 6. Er zijn 300.000 kindsoldaten op de wereld GOED 7. Om de 2 uur stapt er iemand op een landmijn FOUT, iedere 20 minuten 8. Er liggen 10 miljoen landmijnen op de wereld FOUT, 120 miljoen
9. Een kindsoldaat mag ontsnappen uit het leger FOUT, iemand die probeert te ontsnappen riskeert te worden gedood 10. Van alle soldaten is 10 procent een kind GOED (1 op10) 11. Kinderen die hun familie zijn kwijtgeraakt in de oorlog vinden ze altijd weer terug FOUT, dat gebeurd helaas maar in 25 % van de gevallen (1 op 4) 12. Kindsoldaten doen altijd mee aan oorlog omdat ze gedwongen worden FOUT, soms doen ze dit vrijwillig 13. Kindsoldaten heb je alleen in Afrika FOUT, in een heleboel conflicten worden kindsoldaten gebruikt. Ook in Azië, Amerika en Europa e
14. in Nederland mag je pas op je 18 het leger in FOUT, de leeftijdsgrens ligt op 16/17 jaar 15. Een kindsoldaat moet soms zijn eigen vriendje doodschieten, omdat hij anders zelf doodgeschoten wordt GOED 16. De familie van een kindsoldaat is altijd blij hem of haar weer terug te zien FOUT, misschien heeft hij/zij mensen uit het dorp vermoord of schamen ze zich
Vragen voor een klassikaal gesprek • Hoe oud vind jij dat een soldaat mag zijn en waarom? • Vind je dat alle wapens gebruikt mogen worden in oorlogen of moeten sommige wapens verboden worden? Antwoord: het humanitair oorlogsrecht stelt beperkingen aan het gebruik van wapens en manieren van oorlogvoering. Zo zijn landmijnen (die zich tegen personen richten) verboden, net als chemische en biologische wapens (zoals mosterdgas). Ook mogen burgers niet direct worden aangevallen en moet er altijd worden gekeken of er bij een aanval niet een te groot risico op burgerslachtoffers is) • Wat zou jij meenemen als je ineens moest vluchten en waarom? Hierbij kunnen eventueel wat alledaagse spullen neer worden gelegd waar de leerlingen binnen een aantal seconden uit kunnen kiezen. Ook is het de bedoeling dat ze maar een beperkt aantal spullen mee kunnen/mogen nemen.
Kiezen zij dan voor bepaalde voorwerpen vanwege hun emotionele waarde (foto’s, speelgoed, pop etc.) of nut (kleding, schoenen, iets om warm te blijven etc.) Deze lastige keuzes kunnen de leerlingen een beetje inzicht geven in de problemen van kinderen op de vlucht voor oorlogsgeweld. Eventueel extra doe-opdracht voor basisschool • Laat kinderen in kleine groepjes een poster maken (met tekst, tekeningen of plaatjes) over het onderwerp kindsoldaten, bijvoorbeeld aan de hand van de vraag: • Wat zouden ze tegen een kindsoldaat willen zeggen? Wat zouden ze tegen de mensen die kinderen als soldaten gebruiken willen • zeggen? • Wat voor actie kunnen ze bedenken om ervoor te zorgen dat kinderen niet meer als soldaat worden gebruikt? (bijvoorbeeld een slogan of een protestactie) De poster kunnen de leerlingen presenteren aan de klas en/of ophangen in de school. • Laat de leerlingen een werkstuk of filmpje maken over het onderwerp kindsoldaten. • Organiseer als klas of school een fondsenwervende activiteit voor een organisatie zoals het Rode Kruis of Amnesty International die zich bezig houdt met kindsoldaten. Voorbeelden zijn: verkoop van oud speelgoed of van zelfgemaakte cakejes en limonade, een benefietconcert, een sponsorloop, klusjes doen in de buurt, etc.
Informatie voor scholen Meer informatie over het onderwerp kinderen en oorlog / kindsoldaten kunt u vinden op de volgende websites: www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Humanitair_oorlogsrecht www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Humanitair_oorlogsrecht/Informatie _voor_Scholen www.icrc.org (Engelstalige website, sectie ‘children in war’) www.unicef.nl www.kindsoldaten.nl www.amnesty.nl www.warchild.nl www.defenceforchildren.nl www.safethechildren.nl www.worldvision.nl www.kennisnet.nl/po/leerkracht/perdagwijzer/kindsoldaten/html/page9.html Lessen op school Het Nederlandse Rode Kruis biedt de mogelijkheid aan om op school lessen of projecten te verzorgen over het humanitair oorlogsrecht. Deze lessen zijn interactief, afgestemd op actuele ontwikkelingen en worden wat betreft niveau en tijdsduur aan de groep aangepast. De lessen kunnen ook over een speciaal thema gaan, zoals kindsoldaten of landmijnen. Uiteraard zijn deze lessen kosteloos. Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met Dagmar Ravensbergen, telefoon: 070-4455707 (of via het algemene e-mailadres
[email protected]). Tentoonstelling ‘Kind onder Vuur’ Daarnaast is er een tentoonstelling, genaamd ‘Kind onder Vuur’. Dit is een reizende tentoonstelling van het Nederlandse Rode Kruis over kinderen en oorlog. De tentoonstelling is bedoeld om jongeren tussen de 10 en 14 jaar zich te laten inleven in de situatie van hun leeftijdgenootjes in oorlogsgebieden. ‘Kind onder Vuur’ is interactief; door middel van doe-opdrachten worden de leerlingen langs 5 thema’s (dagelijks leven in oorlog, vluchten, gevangenschap, kindsoldaten en landmijnen) geleid. De tentoonstelling heeft ook aandacht voor positieve ontwikkelingen, zoals de bescherming van kinderen door het Humanitair Oorlogsrecht en de hulpverlening van het Rode Kruis. ‘Kind onder Vuur’ is een leuke en aansprekende manier om jongeren in Nederland te interesseren voor het lot van kinderen in conflictgebieden. Voor informatie over deze tentoonstelling kunt u contact opnemen met uw plaatselijke Rode Kruis-afdeling kijk hiervoor op internet of vraag het telefoonnummer op bij het servicebureau van het Nederlandse Rode Kruis 070-4455888) of neem direct contact op met Dagmar Ravensbergen (coördinator tentoonstelling ‘Kind onder Vuur’), telefoon: 070-4455707.
Ontwikkeld voor de basisonderwijskoffer “60 jaar UVRM”