Lespakket Kinderen en Oorlog Ontwikkeld voor de HAVO/VWO-onderwijskoffer “60 jaar UVRM”
Inleiding Als reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog werden in de jaren erna verschillende internationale afspraken gemaakt. In 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Dit was toentertijd nog geen juridisch bindend document. Wel juridisch bindend waren de Vier Verdragen van Genève (ook wel de Conventies van Genève genoemd), die in 1949 werden gesloten. Deze Verdragen bevatten de regels die gelden ten tijde van oorlog: het humanitair oorlogsrecht. Tijdens oorlogen (tegenwoordig is het beter om te spreken van “gewapend conflict” omdat er meestal geen oorlogsverklaring aan de strijd vooraf gaat) worden mensenrechten vaak op grote schaal geschonden. Juridisch gezien gaat het dan niet alleen om mensenrechten, maar ook -en eigenlijk vooral- om schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Het humanitair oorlogsrecht bestaat al sinds halverwege de negentiende eeuw. Het bevatte aanvankelijk vooral regels die bescherming boden aan gewonde soldaten. Toen de traditionele grote veldslagen tussen twee legers plaats maakten voor meer moderne wijzen van oorlogsvoering (met vliegtuigen etc), werd duidelijk dat ook burgers het slachtoffer konden worden van het oorlogsgeweld. Ook de Holocaust maakte dit op schokkende wijze
duidelijk. De nasleep van de Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat Staten bereid waren om regels op te stellen die bescherming moesten bieden aan burgers in oorlogsgebieden. Gek genoeg waren Staten eerder bereid om regels te maken over hoe je met de burgers van een andere Staat moet omgaan, dan om regels te maken over hoe je met je eigen burgers om moet gaan tijdens een gewapend conflict. Want de eerste -juridisch bindende- mensenrechtenverdragen kwamen pas na de Verdragen van Genève tot stand. Het humanitair oorlogsrecht en de rechten van de mens zijn beiden ingegeven door dezelfde zogenaamde ‘humanitaire waarden en principes’. Mensenrechten gelden altijd, maar kunnen in tijd van gewapend conflict soms beperkt worden. Het humanitair oorlogsrecht geldt juist alleen tijdens gewapende conflicten. De twee rechtsgebieden vullen elkaar dus aan en versterken de bescherming van individuele personen. Beiden helpen de menselijke waardigheid van personen te waarborgen. Zoals gezegd, bestaat het humanitair oorlogsrecht uit al die regels die gelden ten tijde van gewapend conflict. Deze regels beschermen alle personen die niet of niet meer deelnemen aan de strijd en proberen het oorlogvoeren te beperken en humaner maken. Daarom zijn er bijvoorbeeld ook regels die bepaalde soorten wapens verbieden.
Gewapende conflicten hebben grote gevolgen voor kinderen. Zij kunnen bijvoorbeeld hun ouders verliezen, gedwongen worden te vechten, in gevangenschap of in Ook vluchtelingenkampen terecht komen. kunnen ze om het leven komen, hun huis of familie kwijtraken of niet genoeg te eten hebben. De kwetsbare positie van kinderen is expliciet erkend in het internationale recht en daarom staan er in de verdragen van het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechtenverdragen veel regels die speciaal over de bescherming van kinderen gaan. Hieronder worden de gevolgen van gewapende conflicten voor kinderen besproken en de rechten die daarmee te maken hebben. Naast de bijgeleverde film vindt u hier ook een lessuggestie. Van de website van het Nederlandse Rode Kruis kunnen verder pakkende foto’s gedownload worden (http://www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Hum anitair_oorlogsrecht/Informatie_voor_scholen). Ook treft u hier een digitale versie van dit lespakket aan.
wereld (192 van de 194) hebben met elkaar afgesproken zich aan deze regels te houden. Zolang mensen met elkaar vechten, worden hierdoor ook kinderen getroffen. En dat terwijl kinderen juist al extra kwetsbaar zijn. Kinderen die te maken krijgen met oorlog moeten daarom zo goed mogelijk worden beschermd. Een kind is volgens het Kinderrechtenverdrag iemand jonger dan 18 jaar. Een onderdeel van het Kinderrechtenverdrag gaat over kinderen in gewapende conflicten (Artikel 38). Kinderen jonger dan 15 jaar mogen bijvoorbeeld niet meedoen aan gevechten. Ook moeten landen zich houden aan de regels die gelden tijdens oorlogen. Alle landen ter wereld hebben de Verdragen van Genève ondertekend. Het humanitair oorlogsrecht bevat ook regels die speciaal gericht zijn op de bescherming van kinderen in oorlog. Zo moeten ze met respect worden behandeld en hebben ze recht op de hulp en zorg die ze op grond van hun leeftijd nodig hebben. Kinderen die jonger zijn dan 15 jaar mogen dus niet meedoen aan gevechten. Maar hoe zit het eigenlijk met kindsoldaten? Hieronder wordt eerst ingegaan op kindsoldaten en daarna op andere situaties waar kinderen in oorlogstijd in terecht kunnen komen.
Wat is een kindsoldaat?
Kinderen In het Verdrag voor de Rechten van het Kind staan regels over de rechten van kinderen. Kinderen hebben bijvoorbeeld recht op onderwijs en gezondheidszorg, ze mogen hun eigen mening hebben en moeten worden beschermd tegen kindermishandeling, kinderarbeid en misbruik. Dit ‘Kinderrechtenverdrag’ is in 1989 gemaakt door de Verenigde Naties en bijna alle landen van de
Een kindsoldaat is iemand van onder de 15 jaar die actief meedoet aan oorlogshandelingen. Ze worden overigens niet altijd als strijder ingezet. Het kan ook gaan om wachtlopen, spioneren, stelen voor de oorlogsvoering, en, vooral bij meisjes, het verlenen van lichamelijke diensten. Op dit moment vechten er wereldwijd zo'n 300.000 kindsoldaten actief mee in gewapende conflicten. Kindsoldaten bestaan al zolang mensen vechten. Het afgelopen 2 decennia is het aantal kindsoldaten echter sterk gestegen. Het soort conflicten is dan ook veranderd. Waar vroeger land A tegen land B vocht, zie je nu meerdere partijen binnen 1 land, in een burgeroorlog. Strijders bestaan uit verschillende groepen: regeringslegers, rebellengroepen, criminele bendes, paramilitairen, jeugdbendes, guerrillagroeperingen. De wapens waarmee deze groepen vechten, zijn goedkoper en makkelijker te verkrijgen dan vroeger. Het zijn vaak kleine en lichte wapens, die ook door kinderen kunnen worden gehanteerd. Sommige kinderen sluiten zich vrijwillig aan bij het leger of een rebellengroep om hiermee te ontsnappen aan de honger, armoede en werkloosheid in hun land. Als ze niemand meer hebben die voor hen zorgt, zien ze het leger dikwijls als enige manier om te overleven. In het
leger krijgen ze voedsel, onderdak en kleding. Soms zijn ze opgegroeid met oorlog en kennen ze niets anders dan dat. Ook sluiten kinderen zich vrijwillig aan om wraak te nemen op de strijders die hun familie hebben vermoord. Je kunt je wel afvragen hoe ‘vrijwillig’ deze kinderen meedoen aan gevechten, als ze door omstandigheden eigenlijk geen andere keuze hebben. Veel kinderen worden door officiële legers of rebellenlegers gedwongen mee te vechten. Dan trekken ze dorpen binnen en kidnappen de kinderen; soms worden zelfs hele scholen leeggeroofd. Daarna begint een keiharde militaire training. Om de volwassenen te ontzien, moeten juist de kinderen vaak de meest gevaarlijke klussen doen: in de frontlinies. Voedsel is er dikwijls niet en om ze 'moed' te geven, krijgen ze soms drank of drugs toegediend. Door het extreme geweld waarbij ze zijn betrokken, raken ze ongevoelig voor menselijk lijden. Kinderen zijn makkelijk in te zetten in oorlogen doordat ze klein en snel zijn. Er bestaan veel kleine wapens die kinderen gemakkelijk kunnen dragen. Kinderen zijn ook eenvoudig te
beïnvloeden en bang te maken. Daarnaast zal de tegenstander minder snel op een kind schieten dan op een gewone soldaat. Tot slot zijn er soms niet genoeg volwassen mannen meer om te vechten, dit komt meestal voor in landen waar al heel lang oorlog woedt. Kinderen zijn dan de enige mogelijke soldaten. In ongeveer 25 landen nemen kinderen deel aan de strijd. Alleen al in Afrika worden 120.000 kinderen ingezet. Ook veel landen in Azië, Amerika en Europa werven nog steeds kinderen voor hun krijgsmacht. Na een oorlog hebben kindsoldaten meestal niets om naar terug te keren, of ze zijn niet meer welkom in hun dorp. Naast lichamelijke verwondingen, hebben ze vaak last van trauma's, nachtmerries, angstaanvallen, agressief gedrag, of schuldgevoelens. Bovendien zijn ze een hele tijd niet naar school geweest en hebben een achterstand opgelopen. Vaak hebben ze geen contact meer met hun familie. Met begeleiding en opvang proberen hulporganisaties deze kinderen weer op weg te helpen.
Citaten van enkele kindsoldaten Kabanda (9 jaar): 'De mannen die mijn moeder vermoordden, maakten me erg boos. Ik besloot in het leger te gaan. Ik besloot om ze te verslaan. Als ik ze vind, dood ik ze.'
David (12 jaar): 'Als het gewicht van de spullen die je moest meesjouwen te zwaar was voor een kind of als hij onhandig was en ermee omviel, dan werd hij geslagen en soms gedood. Als je uit de rij stapte of gezwollen voeten had vanwege de lange dagtochten, kon je gedood worden. Ik had een aantal kinderen gezien die gedood werden met bajonetten, stokken en geweren. Eén keer moest ik daaraan meedoen.'
Justin (12 jaar): 'In het Gulu opvangcentrum ben ik blij met het eten en met de behandeling. Ik heb veel last van nachtmerries. Voor mij was doden gewoon geworden, net zoals gewoon een hand geven of groeten. Mijn grootste angst was om gedood te worden. Zelfs hier in het centrum droom ik soms dat ik nog in de wildernis ben met de rebellen en dan word ik soms zwetend en gillend wakker. Ik ben blij dat ik hier ben bij andere kinderen die begrijpen hoe ik me voel omdat ze gedeeltelijk hebben meegemaakt wat ik ook beleefd heb.' Uit: 'Oeganda's Lords Resistance Army', Watoto wa Amani (Educatief materiaal Rode Kruis).
Volgens het Kinderrechtenverdrag en het Humanitair Oorlogsrecht mogen kinderen jonger dan 15 jaar niet als soldaat het leger in of worden ingezet tijdens een oorlog. In 2000 is er een nieuwe regel bij het Kinderrechtenverdrag gemaakt die zegt dat kinderen pas vanaf 18 jaar mogen meevechten in een conflict. Echter, nog niet alle landen hebben gezegd dat ze zich aan deze regel zullen gaan houden. In Nederland is het parlement nog bezig met de goedkeuring van deze nieuwe regel. Kinderen vanaf 15 jaar kunnen wel vrijwillig worden geworven voor het leger, hoewel landen worden aangemoedigd om de voorkeur te geven aan oudere kinderen. In Nederland kunnen 17-jarigen het leger in. Zij worden pas ingezet in een conflict als ze 18 zijn. Het is echter moeilijk om er zeker van te zijn dat
dit ook echt gebeurd. Als kinderen niet worden getraind als soldaat, zullen ze minder snel worden ingezet in een conflict. Bovendien is een kind iemand die jonger is dan 18 jaar. In veel landen mogen kinderen pas stemmen en autorijden vanaf hun 18e jaar. Waarom zouden kinderen dan wel op jongeren leeftijd moeten of mogen vechten? Kinderen kunnen beter tegen oorlog worden beschermd als ze er ver vandaan worden gehouden. Of ze nu in Nederland wonen of niet, of ze nu 9 of 17 jaar zijn, of ze nu zelf willen vechten of niet. Daarom zou het volgens het verschillende organisaties, zoals het Rode Kruis, Defence for Children en War Child, beter zijn om mensen vanaf 18 jaar aan te nemen als soldaat. Eén manier om hiervoor te zorgen is dat alle landen
bepalen dat kinderen onder de 18 jaar geen rekruut mogen zijn en niet mogen deelnemen aan de strijd. Op geen enkele manier (dus ook niet als spion, kok, etc.) en die regel moet gelden voor iedereen (regeringslegers, rebellengroepen en andere deelnemers aan de strijd). Straight 18 dus! Kunnen kindsoldaten verantwoordelijk worden gehouden voor oorlogsmisdaden? Eigenlijk zijn kindsoldaten slachtoffer en dader tegelijk. De mensen die kinderen als soldaten rekruteren en gebruiken voor de strijd zijn verantwoordelijk voor de daden van de kinderen en kunnen daarvoor gestraft worden. Maar tegelijkertijd zijn kindsoldaten, zoals alle soldaten, ook zelf strafbaar als ze zich niet aan het oorlogsrecht houden. Als kinderen in de gevangenis komen hebben ze wel recht op speciale bescherming. Ze mogen niet worden vastgezet met volwassenen, tenzij dit familie is. Ze moeten contact kunnen hebben met hun familie en hebben recht op voldoende eten en goede gezondheidszorg. Verder moeten kinderen voldoende bewegingsruimte hebben en moeten ze onderwijs kunnen volgen. Het Rode Kruis controleert of kinderen in de gevangenis op de juiste manier behandeld worden.
Op welke manier komen kinderen nog meer in aanraking met oorlog? Leven in oorlog Als kind beland je tijdens een oorlog vaak op straat. De school is gesloten omdat je leraren ook in de oorlog meevechten of omdat het schoolgebouw misschien is verwoest. Er is weinig of niets te eten, en schoon water of gezondheidszorg is er ook nauwelijks. De kans dat je ziek wordt is dus groot. Je kunt ook gewond raken of zelfs gedood worden door bijvoorbeeld bombardementen of landmijnen. Soms moet je vluchten voor de naderende aanval. En als je dan tot overmaat van ramp je familie kwijtraakt, moet je het ineens helemaal zelf proberen te redden.
Ook na een oorlog zijn de problemen niet voorbij. Wegen en bruggen moeten worden hersteld, scholen moeten opnieuw worden opgebouwd, en voor de verdwenen leraren zijn vervangers nodig. Geld om iets te kopen is er vaak niet meer of de winkels zijn leeg. Je moet oppassen dat je niet op een landmijn stapt. Hulporganisaties proberen daarom jouw land weer helpen op te bouwen, maar dat kost tijd en geld. Vluchten Voor een (dreigende) oorlog zal je met je familie proberen te vluchten. Met een auto, een paard en wagen of gewoon te voet. Je kan maar weinig meenemen: wat kleren, een foto, wat eten voor onderweg... Of je moet vluchten omdat je anders vervolgd wordt: vanwege je politieke overtuiging of die van je ouders, je geloof of het feit dat je tot een bepaalde etnische of sociale groep behoort.
Wereldwijd zijn 50 miljoen mensen op de vlucht. 20 miljoen daarvan zijn kinderen. De meesten van hen worden opgevangen in de regio waar ze wonen. Het Internationale Rode Kruis en de Verenigde Naties zetten bijvoorbeeld vluchtelingenkampen op in de grensstreek en proberen de mensen daar van onderdak en voedsel te voorzien. Dit is vaak moeilijk omdat er veel méér mensen naar zo'n kamp komen dan er eigenlijk in passen. Via de televisie zien we daarom thuis soms een oproep om geld te geven zodat er hulpgoederen gestuurd kunnen worden naar deze overvolle kampen. Door het oorlogsgeweld is de kans groot dat je je ouders, broers of zussen kwijtraakt. Je moet dan ineens voor jezelf zorgen. Als je geluk hebt, kom je terecht in een opvangcentrum en helpt het Rode Kruis je met je zoektocht naar je familie. Via bestaande contacten en netwerken wordt dan geprobeerd, vaak met het verspreiden van foto's en korte berichten, het contact te herstellen (dit heet 'tracing'). Volgens het humanitair oorlogsrecht heeft iedereen tijdens gewapende conflicten het recht om informatie over de verblijfplaats van zijn familieleden te ontvangen. In de praktijk wordt dit door de strijdende partijen vaak bemoeilijkt of
tegengewerkt. Als je familieleden niet weten of je nog leeft, kunnen zij vaak maar moeilijk verder met hun leven. Kinderen die alleen achterblijven, moeten voor zichzelf zorgen. In plaats van naar school te gaan, moeten ze werk en onderdak zoeken.
Gevangen Tijdens een gewapend conflict kun je als kind ook in de gevangenis terecht komen. Soms omdat je samen met je ouders gevangen wordt genomen, soms omdat je zelf verdacht wordt van een misdaad. Sommige kinderen worden zelfs in een gevangenis geboren. Medewerkers van het Internationale Rode Kruis komen je in de gevangenis bezoeken. Tenminste, als dit mag van de autoriteiten. Zij controleren dan of je wordt behandeld volgens het humanitair oorlogsrecht. Je hebt als gevangene namelijk recht op voldoende voedsel, medische zorg, genoeg bewegingsruimte, en contact met je familie. Bovendien moet je beschermd worden tegen bijvoorbeeld mishandeling. Als je na een oorlog weer uit de gevangenis mag, valt het niet mee om je oude leven weer op te pakken. Behalve een onderwijsachterstand, is het vaak moeilijk de ervaringen in de gevangenis te vergeten. Opvang en begeleiding is dan van groot belang. Landmijnen en andere munitieresten Je hebt zojuist water gehaald voor je moeder bij de waterpomp in het dorp. Je loopt terug naar huis en kiest een kortere route door een weiland. En opeens is daar die enorme knal... Juist kinderen worden vaak het slachtoffer van achtergebleven niet-ontplofte munitie. Jaarlijks verliezen vele kinderen een of meerdere ledematen of zelfs hun leven wanneer zij op een
landmijn trappen. Of hun ouders worden getroffen, waarna zij de rol van kostwinner moeten overnemen.
Wereldwijd liggen er ongeveer 120 miljoen mijnen in meer dan 70 landen. Iedere 20 minuten stapt er iemand op een mijn. Na een gewapend conflict blijven mijnen bovendien soms nog jaren in de grond liggen. Sommige mijnen zien eruit als speelgoed. Spelende kinderen, vaak nieuwsgierig, zijn zich vaak niet bewust van het gevaar hiervan. Naast mijnen liggen er ook veel andere stukken munitie in oorlogsgebieden die nog steeds schade kunnen aanrichten. Bijvoorbeeld de niet-ontplofte onderdelen van clusterbommen.
Voor kinderen die een ledemaat hebben verloren, is medische zorg ontzettend belangrijk. Als ze die niet krijgen, verliezen ze vaak de kans op werk en daarmee hun zelfstandigheid. En dan is bedelen soms nog de enige manier om te overleven. Hulporganisaties proberen zoveel mogelijk van deze kinderen te helpen: door ze opnieuw te leren lopen en voor protheses (kunstledematen) te zorgen. Omdat ze in de groei zijn, is regelmatig een nieuwe prothese nodig. Deze zorg kost veel tijd, geld en inspanning. Daarnaast is voorlichting over het gevaar van mijnen erg belangrijk. Via de media van een land, maar ook via scholen, bijvoorbeeld door kinderen zelf te laten tekenen over de gevaren van mijnen.
Men is wel begonnen landmijnen op te ruimen, maar dit kost veel geld en tijd. Veel mijnen zijn gemaakt van plastic en daardoor niet met een metaaldetector op te sporen. De grond moet dus millimeter voor millimeter afgezocht worden. Het zal meer dan 1000 jaar duren om alle mijnen op te ruimen die er nu liggen (kosten: ongeveer 33 miljard dollar). Helaas worden er nog steeds landmijnen bijgelegd. De meeste mijnen liggen nu in Iran (15 miljoen), Angola (9-15 miljoen),
Afghanistan (10 miljoen) en Cambodja (10 miljoen). Veel landen hebben inmiddels met elkaar afgesproken landmijnen niet meer te gebruiken. Hier hebben ze een verdrag voor gemaakt. Ook komt er binnenkort (december 2008) een verdrag dat het gebruik van clusterbommen verbiedt.
Film De bijgeleverde DVD bevat de film “The Law Says No!”. Deze Engelstalige film duurt ongeveer 14 minuten en brengt op indrukwekkende wijze de problematiek van kindsoldaten in beeld. De film is bedoeld voor middelbare scholieren van boven de 12 jaar, maar bevat geen schokkend beeldmateriaal.
Lesopdracht Vorm: discussie / presentatie. Verdeel de leerlingen in groepjes van 4 tot 5 personen. Ieder groepje krijgt een krantenartikel. Ze krijgen 15 minuten om dit te bespreken en wat punten op een flip-over vel te schrijven of tekenen. De volgende vragen moeten ze sowieso bespreken: • Wat is er gebeurd? • Wat heeft dit met mensenrechten en humanitair oorlogsrecht te maken? • Heeft het iets te maken met kinderen of kindsoldaten? • Wat vinden jullie er zelf van? Na 15 minuten wijst ieder groepje een woordvoerder aan. Diegene presenteert de bevindingen van het groepje aan de hand van het flap-over vel. Daarna kan de klas vragen stellen en discussiëren over het onderwerp. Na iedere presentatie kan de docent de informatie eventueel aanvullen met de uitleg hieronder.
Krantenartikelen
1) Bloedige dag in Irak door aanslagen ANP/RTR/AFP Volkskrant, gepubliceerd op 28 juli 2008
BAGDAD - Irak ging maandagochtend gebukt onder een reeks aanslagen. In de hoofdstad Bagdad kwamen bij drie zelfmoordaanslagen zeker 28 mensen om het leven. In de Noord-Iraakse stad Kirkuk eiste een bomexplosie zeker 22 levens. In Bagdad waren de meeste slachtoffers waarschijnlijk sjiitische pelgrims, aldus het Iraakse ministerie van Binnenlandse Zaken. Ongeveer honderd mensen raakten gewond. De politie vermoedt dat de terreuracties door vrouwen zijn uitgevoerd. Volgens waarnemers zet de terreurbeweging Al Qaida steeds vaker vrouwen in voor aanslagen omdat de veiligheidscontroles voor mannen strenger zijn. De aanslagen werden op drie locaties binnen een half uur gepleegd.
De door de aanslagen getroffen pelgrims waren op weg naar een jaarlijks sjiitisch evenement in het noorden van Bagdad. De afgelopen dagen begonnen duizenden sjiitische moslims aan de voettocht naar het heiligdom van de imam Musa al-Kadhim. De processie ter ere van de imam, die in 799 overleed, trekt ongeveer een miljoen sjiitische pelgrims naar de hoofdstad. Zondag werden al zeven bedevaartgangers doodgeschoten. In 2005 kwamen tijdens de herdenking ongeveer duizend mensen om het leven toen er in de massa paniek uitbrak door een gerucht over een aanslag. Bij de bomaanslag in Kirkuk raakten meer dan honderd mensen gewond, aldus de politie. De aanslag vond plaats tijdens een demonstratie tegen de goedkeuring van een omstreden kieswet. Duizenden mensen waren op de been.
2) Colombia bevestigt gebruik symbolen Rode Kruis Volkskrant ANP/EFE, gepubliceerd op 16 juli 2008
BOGOTA - Het Colombiaanse leger heeft inderdaad symbolen van het Rode Kruis gebruikt bij de bevrijdingsactie van vijftien FARC-gijzelaars, onder wie politica Ingrid Betancourt. Dat heeft de Colombiaanse president Alvaro Uribe woensdag bevestigd. Een hoge officier droeg per ongeluk het embleem van de hulporganisatie, omdat hij zenuwachtig was, zei Uribe. Het staatshoofd meldde ook dat de Colombiaanse minister van Defensie donderdag zijn excuses zal aanbieden aan een vertegenwoordiger van het Rode Kruis. De Amerikaanse nieuwszender CNN meldde het gebruik van het Rode Kruis-logo woensdag. Volgens een internationale jurist is misbruik van het beschermde teken een oorlogsmisdaad die in strijd is met de Geneefse Conventies. 3)
Radovan Karadzic gearresteerd Volkskrant, gepubliceerd op 22 juli 2008
BELGRADO - De Bosnisch-Servische oud-president Karadzic is opgepakt. De Servische president Tadic maakte de arrestatie maandagavond bekend. Karadzic was een van de meest gezochte verdachten van oorlogsmisdaden ter wereld. Karadzic was een van de drie nog voortvluchtige verdachten die worden gezocht door het Joegoslavië-Tribunaal van de Verenigde Naties in Den Haag. Hij is aangeklaagd wegens onder meer genocide. De Servische president Tadic liet weten dat Karadzic was gearresteerd ‘door Servische veiligheidsdiensten’. Grote druk Servië stond onder grote druk van de EU om verdachten over te dragen aan het tribunaal. Als hij wordt uitgeleverd, zou hij de 44ste Serviër zijn die bij het tribunaal wordt voorgeleid. Een van hen is de voormalige Servische president Slobodan Milosevic, die in 2000 werd afgezet en in 2006 overleed in Scheveningen. Serge Brammertz, de aanklager van het Joegoslavië-Tribunaal, spreekt in een verklaring van een mijlpaal in de samenwerking met het tribunaal en heeft de Servische autoriteiten gefeliciteerd met de arrestatie. Zijn uitlevering aan het Joegoslavië-Tribunaal in Den Haag wordt later deze week verwacht. Bij de gevangenis in Scheveningen heeft de internationale pers zich inmiddels massaal verzameld. Belgrado De eerste nacht na de aanhouding van Radovan Karadzic is in de Servische hoofdstad Belgrado rustig verlopen. Een groep van ongeveer vijftig ultranationalisten verzamelde zich in de nacht van maandag op dinsdag voor het Tribunaal voor Oorlogsmisdaden in Belgrado. De groep zag zich echter geconfronteerd met een grote politiemacht. Tot ongeregeldheden kwam het niet. Feest In de Bosnische hoofdstad Sarajevo gingen maandag honderden feestvierende mensen de straat op. ‘Dit is het beste dat ooit kon gebeuren, overal vieren mensen feest’, aldus een inwoner. Auto's reden luid toeterend door de straten van de stad, die tussen 1992 en 1996 leed onder een beleg door Bosnisch-Servische en Joegoslavische strijdkrachten. Srebrenica Als politiek leider van de Bosnische Serviërs speelde Karadzic naar algemeen wordt aangenomen een cruciale rol in het bloedbad in Srebrenica, waarbij minstens 8.000 moslimmannen en -jongens zijn samengedreven onder het oog van Nederlandse VN-militairen en daarna zijn vermoord. De massamoord in Srebrenica is door het tribunaal aangemerkt als genocide en werd door voormalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan omschreven als ‘de zwartste bladzij uit de geschiedenis van de VN’. Ook zou Karadzic tijdens de belegering van Sarajevo (19921995) toestemming hebben gegeven om op burgers in die stad te schieten. Karadzic, op wiens hoofd vijf miljoen dollar staat, is meer dan tien jaar op de vlucht geweest. Ratko Mladic, de Bosnisch-Servische legerleider die onder Karadzic diende en die ook door het tribunaal wordt gezocht, is nog
steeds voortvluchtig. Beiden worden door sommige Serviërs niet als oorlogsmisdadigers, maar juist als helden beschouwd. De in 1945 in Montenegro als boerenzoon geboren Karadzic studeerde medicijnen in Sarajevo. In 1990 verscheen hij op het politieke toneel als leider van de Servische Democratische Partij (SDS). Karadzic was een van de oprichters van die partij. In 1991 kondigde hij al een ‘onontkoombare etnische en religieuze oorlog’ in Bosnië aan. Op 5 januari 1992 benoemde hij zichzelf tot president van de Bosnische Serviërs. Hij had maar één doel: afscheiding van Bosnië en vereniging met Servië en Montenegro. Onschuldig Karadzic heeft zelf altijd gezegd onschuldig te zijn en weigerde de legitimiteit van het VN-tribunaal te erkennen. In al de jaren dat hij ondergrond heeft geleefd, is de NAVO enkele keren dichtbij geweest, zoals bijvoorbeeld in 2004, toen NAVO-militairen een inval deed in zijn oude huis in Pale, waar zijn echtgenote Liliane nog steeds woonde. Gezegd wordt dat Karadzic twee uur eerder was vertrokken.
4) Nederland haalt clusterbom uit arsenaal Volkskrant, gepubliceerd op 29 mei 2008
LONDEN - Nederland haalt de clusterbom uit het wapenarsenaal. Dat heeft minister Van Middelkoop van Defensie woensdag gezegd tijdens een internationale conferentie in Dublin, waar gestreefd wordt naar een wereldwijd verbod op de omstreden wapens. Nederland had al besloten de zware clusterbommen voor F-16- straaljagers in de ban te doen, maar wilde een lichtere variant voor de Apache-gevechtshelikopters handhaven. Dit type zal alsnog worden afgeschaft, aldus Van Middelkoop (ChristenUnie). ‘Er komt een verbod op clustermunitie, en Nederland zal dat met volle overtuiging tekenen.’ Humanitair leed Het projectiel, dat uiteenvalt in talrijke kleinere bommen (submunitie), veroorzaakt veel humanitair leed. In dichtbevolkte gebieden kunnen bij een aanval zowel militaire als burgerdoelen geraakt worden en ‘blindgangers’ maken slachtoffers onder spelende kinderen en andere onschuldigen. De Tweede Kamer heeft aangedrongen op een totaalverbod op clusterbommen. Initiatiefneemster Van Velzen (SP) toonde zich woensdag in Dublin opgetogen over het besluit. van de regering. ‘Dit is 100 honderd procent winst. Voor Nederland is de clusterbom verleden tijd.’ Uiteindelijk zijn meer dan honderd landen die in Dublin bijeen waren, het woensdag eens geworden over de verdragstekst. Een woordvoerster van het Ierse ministerie van Buitenlandse Zaken zei woensdagavond dat alle delegaties met de voorgestelde tekst hebben ingestemd. Wereldwijd verbod Een wereldwijd verbod lijkt echter te hoog gegrepen. Minister Van Middelkoop zei te betreuren dat landen als China en Rusland, die over enorme arsenalen beschikken, zich niet onder de tegenstanders scharen. Ook landen waarmee Nederland zeer vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt, zoals de VS en Israël, zijn vooralsnog niet geneigd om een verbod te accepteren. Minister Verhagen van Buitenlandse Zaken, die momenteel op werkbezoek is in Israël, zal het verbod mogelijk aan de orde stellen in een gesprek met zijn collega Livni, later deze week. Israël heeft de clustermunitie op grote schaal ingezet, met name tijdens de zogeheten tweede Libanon-oorlog in 2006. De regering hoopt dat de conferentie in Dublin, waaraan circa honderd landen deelnemen, tegenstanders van een verbod alsnog op andere gedachten brengt. Nederland weet zich gesteund door grote Europese partners als Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk.
5) Eerste video Guantánamo Bay bereikt buitenwereld NRC, gepubliceerd 15 juli 2008 (ANP, BBC)
Washington - Voor de eerste keer zijn er op televisie beelden vertoond van een verhoor in de Amerikaanse terroristengevangenis Guantánamo Bay. De Canadese televisiezender CBC zond vandaag een gedeelte van het verhoor van de jonge Canadees Omar Khadr uit. Die werd in 2002 in Afghanistan opgepakt op verdenking van het gooien van een granaat naar Amerikaanse manschappen. In een tien minuten durende scène uit het verhoor in 2003 wordt Khadr naar zijn banden met Al-Qaeda en zijn geloof in de islam gevraagd. De toen 16-jarige jongen huilt, trekt in wanhoop aan zijn haar en laat wonden op zijn lichaam zien die hij naar eigen zeggen tijdens gevechten in Afghanistan heeft opgelopen. Het verhoor beslaat in totaal zeven en een half uur en werd afgenomen in drie dagen tijd. In een document dat bij video-opnames is gevoegd, zegt Khadr ook dat hij gemarteld is terwijl hij gevangen werd gehouden in een Amerikaanse militaire gevangenis in Afghanistan.
6) Militairen van strijd met Taliban worden niet vervolgd Volkskrant, gepubliceerd op 1 juli 2008
DEN HAAG - Minister Van Middelkoop van Defensie en de legertop reageren opgelucht op de beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om geen militairen te vervolgen in verband met ‘de slag om Chora’. In dit Afghaanse stadje kwamen tijdens gevechten met de Taliban vorige zomer tientallen burgers om het leven, onder meer door de inzet van zware wapens. Het OM maakte maandag bekend dat de betrokken Nederlandse militairen opereerden binnen de grenzen van het humanitair oorlogsrecht en de geldende geweldsinstructie. Volgens commandant der strijdkrachten Van Uhm blijkt uit het oordeel van het OM dat ‘onze militairen uiterst professioneel hebben gehandeld’, ondanks de ‘zeer zware en moeilijke omstandigheden’. Nederlandse en Afghaanse troepen in Chora werden vorig jaar juni bij verrassing aangevallen door honderden Taliban-strijders. De Nederlanders konden het offensief afslaan met behulp van zwaar geschut, F-16-vliegtuigen en Apache-gevechtshelikopters. Volgens minister Van Middelkoop bevestigt de beslissing van het OM de analyse dat er geen sprake was van buitensporig geweld. Vorig jaar was er wel kritiek op de Nederlanders, met name van de commandant van de NAVO-vredesmacht in Afghanistan. Van Middelkoop noemde het oordeel van het OM gisteren ‘belangrijk’ voor de Nederlandse militairen in Uruzgan. Hun collega’s waren destijds betrokken ‘bij een van de hevigste en omvangrijkste gevechtscontacten sinds de Korea-oorlog’. Bij de meerdaagse slag om Chora in juni 2007 vielen vijftig tot tachtig burgerslachtoffers. Een aantal van hen werd getroffen door Nederlands vuur, anderen kwamen om het leven door wreedheden van de Taliban. Volgens generaal Berlijn, destijds ’s lands hoogste militair, werd vrouwen de keel afgesneden, en moesten mannen meevechten met de Taliban-strijders, op straffe van executie. Tijdens de gevechten kwam een Nederlandse militair door een ‘bedrijfsongeval’ met een mortier om het leven.
Uitleg bij krantenartikelen 1) Uitleg bij ‘Bloedige dag in Irak door aanslagen’ (Volkskrant, 28 juli 2008) Het humanitair oorlogsrecht is van toepassing tijdens conflicten. Of een situatie als conflict kan worden aangeduid, hangt af van de duur en intensiteit van de gevechten in die situatie. Er moet een bepaalde mate van continuïteit en intensiteit zijn voordat een gewelddadige situatie als een conflict wordt gezien, ander zou elk opstootje en elke rel als conflict gelden en daarmee de toepassing van het humanitair oorlogsrecht uitlokken. Op zichzelf staande terroristische (zelfmoord) aanslagen zijn niet genoeg om de grens van een conflictsituatie te overschrijden. Deze aanslagen worden verboden en eventueel bestraft onder andere rechtsinstrumenten, die ook buiten conflictsituaties gelden, zoals het nationale strafrecht en mensenrechten. In Irak is echter wel een conflict gaande. Het humanitair oorlogsrecht is hier dan ook van toepassing. Onder elk rechtssysteem, ook het oorlogsrecht, is het verboden om aanvallen te plegen op burgers en burgerobjecten. Alleen militairen en militaire doelen mogen worden aangevallen. Dit heet het principe van onderscheid: er moet altijd onderscheid worden gemaakt tussen burgers en combattanten (ook wel militairen of strijders genoemd). Aanslagen op burgers treffen ook veel kinderen. Kinderen worden onder het oorlogsrecht beschermd als burger en moeten daarnaast nog extra worden beschermd. Zij vormen door hun leeftijd en afhankelijkheid een kwetsbare groep in oorlogen. Helaas worden kinderen vaak slachtoffer in de oorlog. Soms moeten ze ook zelf meevechten of worden ze gebruikt als menselijk schild om aanvallen af te wenden.
2)
Uitleg bij ‘Colombia bevestigt gebruik symbolen Rode Kruis’ (Volkskrant, 16 juli 2008)
Op woensdag 2 juli 2008 werd politica Ingrid Bétancourt, na 6 jaar lang gegijzeld te zijn gehouden door de Colombiaanse guerrillabeweging FARC, bevrijd door het Colombiaanse leger. Het humanitair oorlogsrecht verbiedt gijzeling. Het Rode Kruis kan dankzij haar neutrale positie vaak bemiddelen bij de onderhandelingen tussen de betrokken partijen en bij de vrijlating van gijzelaars. Bij de vrijlating van Ingrid Bétancourt was het Rode Kruis niet betrokken. Wel deden Colombiaanse militairen zich tijdens de bevrijdingsoperatie voor als leden van een hulpverleningsorganisatie. Een van deze militairen droeg zelfs een Rode Kruis-embleem op zijn mouw. Dit deed hij omdat hij zenuwachtig was en zich veiliger voelde door het dragen van dit embleem. Het Rode Kruis embleem betekent namelijk: ‘neutrale organisatie, niet aanvallen!’ en is heel bekend in Colombia. Rode Kruismedewerkers worden dan ook gerespecteerd en beschermd om het embleem. Om deze betekenis van het embleem in stand te houden is het belangrijk om er goed op toe te zien dat het niet wordt misbruikt. Alleen het Rode Kruis en de medische dienst van de krijgsmacht mag het Rode Kruis-embleem gebruiken. Als veel mensen het embleem gebruiken zonder er recht op te hebben, verliest het zijn betekenis. Mensen kunnen dan wantrouwend tegenover het embleem en het Rode Kruis staan. Als ze gewantrouwd worden
kunnen Rode Kruis-medewerkers hun werk natuurlijk niet meer goed doen. Zij krijgen dan geen toestemming om bepaalde gebieden in te gaan om hulp te verlenen en hebben geen goede bescherming meer van het embleem. Misbruik van het Rode Kruis embleem is dan ook verboden onder het internationaal humanitair oorlogsrecht en degene die zich er schuldig aan maakt kan worden bestraft. De zaak in Colombia is zodanig hoog opgelopen dat de president van Colombia, Alvaro Uribe, zijn excuses heeft aangeboden voor het misbruik van het Rode Kruis embleem. Het Rode Kruis heeft notie genomen van deze excuses, maar benadrukte het belang van het juiste gebruik van het embleem, in alle situaties. Ook in Nederland wordt misbruik van het embleem tegengegaan, om de betekenis van het embleem in oorlogssituaties veilig te stellen.
3) Uitleg bij ‘Radovan Karadzic gearresteerd’ (Volkskrant, 22 juli 2008) Onder het humanitair oorlogsrecht zijn bepaalde dingen verboden. Zo mogen burgers en burgerobjecten (gebouwen, voertuigen, etc.) niet direct worden aangevallen; aanvallen mogen alleen worden gericht op combattanten (ook wel militairen of strijder genoemd) en militaire doelen (kazernes, voertuigen). Dit is het principe van onderscheid: er moet altijd onderscheid worden gemaakt tussen burgers en combattanten. Radovan Karadzic wordt er onder andere van beschuldigd in de jaren ’90 een groot aandeel te hebben gehad in de massamoord op 8000 moslimmannen en jongens. Dit waren burgers. Hij was toen politiek leider van de Bosnische Serviërs. De afgelopen jaren gold Karadzic als een van de meest gezochte oorlogsmisdadigers in de wereld. Eerder werd voormalig president van Servië, Slobodan Milosevic, ook al opgepakt en beschuldigd van oorlogsmisdaden. Zijn proces was nog niet afgerond toen hij in 2006 overleed in de gevangenis in Scheveningen. In principe hebben staten zelf de verantwoordelijkheid om oorlogsmisdadigers te berechten in nationale rechtbanken. Na de Tweede Wereldoorlog bleek dat dit direct na de oorlog erg lastig is door het uiteenvallen van het rechtssysteem door de oorlog. Bovendien wil of kan een staat soms de oorlogsmisdadigers niet vervolgen. De internationale gemeenschap besloot daarom een internationale rechtbank op te richten om de oorlogsmisdadigers te bestraffen; het Neurenberg Tribunaal. In de laatste decennia zijn er meerdere van dit soort rechtbanken opgericht om oorlogsmisdadigers uit een specifieke oorlog te berechten. Behalve het Joegoslavië Tribunaal zijn er ook het Rwanda Tribunaal, de Speciale Rechtbank voor Sierra Leone, het Cambodja Tribunaal en over een tijdje het Libanon Tribunaal. Deze tribunalen berechten de ‘grote vissen’ de meest verantwoordelijke personen zoals politieke leiders of militaire aanvoerders. ‘Kleinere vissen’ zoals lager geplaatste verantwoordelijken of uitvoerders, worden dan in nationale rechtbanken berecht. Naast deze specifieke tribunalen bestaat er ook een internationale rechtbank die oorlogsmisdadigers uit alle landen en conflicten kan berechten. Dit is het Internationaal Strafhof en staat ook in Den Haag. Hier wordt bijvoorbeeld Thomas Lubanga berecht, de voormalig leider van rebellenbeweging Union of Congolese Patriots uit Congo. Hij is aangeklaagd voor onder andere het gebruik van kindsoldaten in de strijd. Inmiddels is Karadzic overgedragen aan het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag en wacht daar zijn proces af. Omdat het erg moeilijk is om bewijs tegen hem te verzamelen en zijn zaak heel complex is, zal de zaak waarschijnlijk jaren duren. Tenslotte heeft ook Karadzic recht op een eerlijk proces.
4)
Uitleg bij ‘Nederland haalt clusterbom uit arsenaal’ (Volkskrant, 29 mei 2008)
Onder het humanitair oorlogsrecht is het gebruik van sommige wapens verboden. Dit zijn wapens die onnodig lijden veroorzaken. Bovendien is het verboden om aanvallen uit te voeren met wapens waarmee geen onderscheid kan worden gemaakt tussen militaire doelen en burgerobjecten. Een voorbeeld daarvan is landmijnen. Landmijnen worden ingegraven in de grond en ontploffen zodra er iemand op gaat staan. De landmijn kan niet zien of er een militair of burger op staat en maakt dus geen onderscheid hiertussen. Ook houden mensen die op een landmijn zijn gaan staan er vaak vreselijke verwondingen aan over of verliezen een ledemaat, zoals een voet of been. In 1999 hebben veel landen (ongeveer 80% van alle landen ter wereld) samen een verdrag opgesteld met daarin een totaalverbod op het gebruiken, produceren en verhandelen van landmijnen. Een clusterbom is een grote container die uit een vliegtuig kan worden geworpen. In de container zitten heel veel kleine bommetjes. Tijdens de val barst de container open en vliegen de kleine bommetjes alle kanten op. Ze verspreiden zich over een gebied zo groot als een voetbalveld. Zodra ze op de grond komen ontploffen ze. Tegen clustermunitie bestonden al lange tijd twee bezwaren: de kleine bommetjes kunnen niet op een doel worden gericht maar vallen gewoon ergens neer. De kans dat ze neerkomen in een gebied waar burgers wonen of leven is groot. Ze zijn dus niet nauwkeurig met betrekking tot hun doel. • lang niet alle kleine bommetjes ontploffen op het moment dat ze neerkomen. Ze blijven vaak liggen tot na het conflict en worden feitelijk een soort landmijnen. Dit is heel gevaarlijk voor burgers die weer terugkeren naar hun leefgebied; vaak ligt de dorpen, wegen en landbouwvelden nog vol met gevaarlijke bommetjes die elk moment kunnen ontploffen. Op die manier raken veel burgers gewond of worden gedood. Kinderen spelen met de bommetjes, met alle gevolgen van dien. Het is moeilijk om de bommetjes op te sporen, dus kost het vaak jaren (en vele mensenlevens) om ze allemaal op te ruimen. Op initiatief van de Noorse regering is een aantal landen om de tafel gaan zitten om een verdrag op te stellen wat, net zoals het verdrag tegen landmijnen, het gebruik van clustermunitie verbiedt. De groep landen die zich bij deze onderhandelingen aansluit wordt steeds groter. In mei 2008 hebben ruim 100 landen een verdragtekst •
opgesteld waarin vrijwel alle soorten clustermunitie wordt verboden. In december 2008 zal dit tot een echt verdrag leiden dat landen zullen ondertekenen, waarna ze zich aan deze afspraken zullen moeten houden. Ook Nederland heeft toegezegd dit verdrag te zullen ondertekenen. Dat betekent dat de Nederlandse krijgsmacht de 2 soorten clustermunitie die zij in haar wapenarsenaal heeft, uit het arsenaal zal halen en vernietigen. Hoewel niet alle landen die clustermunitie in het arsenaal hebben het verdrag eind 2008 zullen ondertekenen, is het verdrag toch een grote stap voorwaarts in de bescherming van burgers (en kinderen) tijdens gewapende conflicten. Hopelijk zullen deze landen de ernstige gevolgen van clustermunitie inzien en zich aansluiten bij het clustermunitie-verbod.
5) Uitleg bij ‘Eerste video Guantánamo Bay bereikt buitenwereld’ (NRC, 15 juli 2008) In de Amerikaanse gevangenis ‘Guantánamo Bay’ op Cuba worden mensen vastgehouden die worden verdacht van terroristische activiteiten. Op deze gevangenis is al vaak kritiek geleverd door de internationale gemeenschap. Het belangrijkste punt van kritiek is dat de gevangenen erg lang, soms jaren, worden vastgehouden zonder proces. Terwijl het verplicht is om gevangenen zo snel mogelijk te berechten door middel van een eerlijk proces, zodat ze weten waar ze aan toe zijn. Daarnaast is er nog verschil van mening over de wettelijke status van de gevangenen. Onder het humanitair oorlogsrecht bestaan twee categorieën: die van combattant en die van burger. Bij deze statussen horen bepaalde rechten. Amerika is van mening dat de terreurverdachten geen combattanten zijn maar ook geen burger. Er wordt een derde categorie gecreëerd: die van vijandelijke strijder. Deze categorie mensen heeft veel minder rechten dan burgers of combattanten. Volgens het oorlogsrecht mag dit niet, en de categorie ‘vijandelijke strijder’ bestaat dan ook helemaal niet onder het oorlogsrecht. Mensen die worden opgesloten in verband met een gewapend conflict moeten zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over hun status en aanspraak kunnen maken op hun rechten. Verschillende rechtbanken in Amerika, waaronder het Hooggerechtshof (de hoogste rechtbank) hebben gezegd dat de situatie in Guantánamo Bay niet legaal is. Zij vinden dat de verdachten sneller een proces moeten krijgen en als er niet genoeg bewijs tegen hen is, ze moeten worden vrijgelaten. Onder het oorlogsrecht hebben krijgsgevangenen (militairen die tijdens een gewapend conflict door de tegenstander gevangen worden gehouden) bijzondere rechten. Ze moeten altijd menswaardig worden behandeld en mogen dus niet worden gemarteld of gedood. Ook bij het ondervragen van krijgsgevangenen mag geen dwang worden gebruikt en zijn ze niet verplicht om meer informatie te geven dan hun naam en rang. Krijgsgevangenen moeten altijd worden geregistreerd en hun familie moet op de hoogte worden gebracht van de gevangenschap. Het Rode Kruis bezoekt de gevangenen en controleert of ze volgens het oorlogsrecht worden behandeld. Ook maakt het Rode Kruis contact tussen de gevangene en zijn familie mogelijk.
6)
‘Militairen van strijd met Taliban worden niet vervolgd’ (Volkskrant, 1 juli 2008)
In de zomer van 2007 werd er in Chora, een stadje in het zuiden van Afghanistan, flink gevochten tussen Nederlandse troepen (die daar onder NAVO-vlag aanwezig zijn) en Taliban-strijders. Er werden door de Nederlanders zware wapens ingezet om dit gevecht te winnen, waaronder zwaar geschut, F-16-vliegtuigen en Apache-gevechtshelikopters. Bij deze gevechten rond Chora vielen 50 tot 80 burgerslachtoffers, waarvan een deel door Nederlands vuur. Naderhand kwam er kritiek op de Nederlandse militairen die ‘buitensporig geweld’ zouden hebben gebruikt in deze strijd, waardoor er zoveel burgerslachtoffers zouden zijn gevallen. Na onderzoek kwam het Openbaar Ministerie tot de conclusie dat de Nederlanders ‘binnen de grenzen van het humanitair oorlogsrecht’ waren gebleven. Waar liggen deze grenzen precies? Het oorlogsrecht staat geweld toe in die mate die strikt noodzakelijk is om het militaire doel (bijvoorbeeld vernietiging van een vijandelijke legerpost) te behalen. Dit is het principe van militaire noodzakelijkheid. Echter, dit principe moet altijd worden afgewogen tegenover een ander principe: menselijkheid. De balans tussen deze twee principes heet de proportionaliteitstoets: het gebruikte geweld moet in proportie staan tot de gevolgen ervan voor mensen, met name burgers. Bij een aanval moet altijd worden ingeschat of er een risico is op burgerslachtoffers, en hoe groot dit risico is. Het aantal verwachte burgerslachtoffers moet vervolgens worden afgewogen tegen het verwachte militaire voordeel van de aanval. Is het verwachte aantal burgerslachtoffers buitensporig hoog in vergelijking met het militaire voordeel, dan moet de aanval worden afgeblazen of op een andere manier worden uitgevoerd. Het oorlogsrecht verbiedt dus niet het doden van burgers in het algemeen. Burgers mogen echter geen direct object van aanval zijn. Als er in een aanval op een militair doel als nevenschade burgerslachtoffers vallen (‘collateral damage’) moet dit wel proportioneel zijn ten opzichte van het militaire voordeel van de aanval. Waar de grens precies ligt is moeilijk te bepalen, want dat kan van situatie tot situatie verschillen. Uiteindelijk kan een rechter er zijn oordeel over vellen als het Openbaar Ministerie dit vraagt. De Nederlandse militairen in Chora werden er van beschuldigd dat zij geen goede afweging hadden gemaakt op het moment dat ze de strijd aangingen met de Taliban, waardoor het aantal burgerslachtoffers excessief hoog is uitgevallen in vergelijking met het voordeel van het winnen van dit gevecht. Als dit werkelijk zo is kunnen de militairen daarvoor gestraft worden. Nu het Openbaar Ministerie in deze zaak heeft gezegd geen reden te zien om de militairen te vervolgen, omdat zij binnen de grenzen van het oorlogsrecht zijn gebleven, zal er in deze zaak geen rechter aan te pas komen en zullen er geen consequenties zijn.
Het is natuurlijk van groot belang dat er zo weinig mogelijk burgerslachtoffers vallen tijdens een gewapend conflict; zij staan immers buiten de strijd. Of militairen zich goed aan de regels van het oorlogsrecht houden kan dan ook bij elke gelegenheid opnieuw onderzocht worden.
Eventueel extra doe-opdracht: • Laat leerlingen in kleine groepjes een poster maken (met tekst of tekeningen) over het onderwerp humanitair oorlogsrecht / kindsoldaten, bijvoorbeeld aan de hand van de vraag: Wat voor actie kunnen ze bedenken om ervoor te zorgen dat kinderen niet meer als soldaat worden gebruikt? (bijvoorbeeld een slogan of een protestactie). Een ander onderwerp binnen het humanitair oorlogsrecht mag ook, bijvoorbeeld krijgsgevangenen of clustermunitie. De poster kunnen de leerlingen presenteren aan de klas en/of ophangen in de school. • Laat de leerlingen een werkstuk of filmpje maken over het onderwerp humanitair recht / kindsoldaten. • Organiseer als klas of school een fondsenwervende activiteit voor een organisatie (zoals bijvoorbeeld het Rode Kruis of Amnesty International) die zich bezig houdt met het humanitair oorlogsrecht, mensenrechten en/of kindsoldaten. Voorbeelden zijn: verkoop van oude spullen, een benefietconcert, een sponsorloop, klusjes doen in de buurt, of natuurlijk een zelf bedachte ludieke actie.
Informatie voor scholen Meer informatie over het onderwerp kinderen en oorlog / kindsoldaten kunt u vinden op de volgende websites: www.rodekruis.nl/Content/Over_ons/Humanitair_oorlogsrecht (en dan ‘Informatie voor Scholen’) www.icrc.org (Engelstalige website, sectie ‘children in war’) www.unicef.nl www.kindsoldaten.nl www.amnesty.nl www.warchild.nl www.defenceforchildren.nl www.safethechildren.nl www.worldvision.nl www.kennisnet.nl/po/leerkracht/perdagwijzer/kindsoldaten/html/page9.html Lessen op school Het Nederlandse Rode Kruis biedt de mogelijkheid aan om op school lessen of projecten te verzorgen over het humanitair oorlogsrecht. Deze lessen zijn interactief, afgestemd op actuele ontwikkelingen en worden wat betreft niveau en tijdsduur aan de groep aangepast. De lessen kunnen ook over een speciaal thema gaan, zoals kindsoldaten of landmijnen. Uiteraard zijn deze lessen kosteloos. Neem contact op met Dagmar Ravensbergen voor meer informatie, telefoon: 070-4455707 (of via het algemene e-mailadres
[email protected]). Tentoonstelling ‘Kind onder Vuur!’ Daarnaast is er een tentoonstelling, genaamd ‘Kind onder Vuur!’. Dit is een reizende tentoonstelling van het Nederlandse Rode Kruis over kinderen en oorlog. De tentoonstelling is bedoeld om jongeren tussen de 10 en 14 jaar zich te laten inleven in de situatie van hun leeftijdgenootjes in oorlogsgebieden. ‘Kind onder Vuur!’ is interactief; door middel van doe-opdrachten worden de leerlingen langs 5 thema’s (dagelijks leven in oorlog, vluchten, gevangenschap, kindsoldaten en landmijnen) geleid. De tentoonstelling heeft ook aandacht voor positieve ontwikkelingen, zoals de bescherming van kinderen door het Humanitair Oorlogsrecht en de hulpverlening van het Rode Kruis. ‘Kind onder Vuur!’ is een leuke en aansprekende manier om jongeren in Nederland te interesseren voor het lot van kinderen in conflictgebieden. Voor informatie over deze tentoonstelling kunt u contact opnemen met uw plaatselijke Rode Kruis-afdeling kijk hiervoor op internet of vraag het telefoonnummer op bij het servicebureau van het Nederlandse Rode Kruis 070-4455888) of neem direct contact op met de coördinator van de tentoonstelling, Dagmar Ravensbergen (zie boven).