48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen Onderzoek levensduur woningen jaren 50-60
Groepsleden Stephan Goverts 321074 Hans Witterholt
323554
Datum 7-6-2012
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen Onderzoek levensduur woningen jaren 50-60
Opdrachtgever Mevr. I.S. de Jong Kenniscentrum Noorderruimte
Groepsleden Stephan Goverts 321074 Hans Witterholt
323554
Afstudeerbegeleider Mevr. M.A. Sival
Lezer Dhr. B. Boschma
Datum 7-6-2012
2
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Inhoud I.
Inleiding 1.
II.
blz. 6
Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen 1.1
Voorwoord
blz. 6
1.2
Opbouw afstuderen
blz. 7
Onderzoek levensduur woningen jaren 50-60 1.
2.
blz. 8
Hoe om te gaan met de levensduur van woningen uit de jaren 50-60? 1.1
Probleem- en doelstelling
blz. 8
1.2
Werkwijze
blz. 9
Wat is de levensduur van een woning? 2.1
Inleiding
blz. 10
2.2
Levensduur van de bestaande woningvoorraad 2.2.1 Kenmerken woningen met een lange levensduur 2.2.2 Onttrekkingkans en overlevingskans
blz. 12
2.3
Bouwtechnische levensduur 2.3.1 Bouwtechnische kwaliteit 2.3.2 Criteria van de bouwtechnische kwaliteit
blz. 14
2.4
Woontechnische levensduur 2.4.1 Woontechnische kwaliteit 2.4.2 Criteria van de woontechnische kwaliteit
blz. 16
2.5
Levensduurdenken 2.5.1 Levensduur in de tijd 2.5.2 Denken in componenten
blz. 19
2.6
Levenscyclus ritme 2.6.1 Kwaliteitsaanpassing 2.6.2 Ritme van de cyclus
blz. 21
2.7
Levenscyclusanalyse 2.7.1 Duurzaamheid 2.7.2 Levenscyclusanalyse op gebouwniveau 2.7.3 Levenscyclusanalyse op materiaalniveau 2.7.4 Software
blz. 23
2.8
Conclusie
blz. 26
3
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.
4.
7-6-2012
Levensduur verlengen of beëindigen? 3.1
Inleiding
blz. 28
3.2
Renovatie en sloop-nieuwbouw 3.2.1 Inleiding 3.2.2 Milieu 3.2.3 Financieel 3.2.4 Bouwtechnisch 3.2.5 Woontechnisch 3.2.6 Uitvoering 3.2.7 Identiteit 3.2.8 Markt 3.2.9 Woonomgeving 3.2.10 Sociale effecten en bewonersinvloeden 3.2.11 Woningdifferentiatie 3.2.12 De afweging
blz. 29
3.3
Levensduur verlengen; Renovatie 3.3.1 Inleiding 3.3.2 Conserveren 3.3.3 Renoveren 3.3.4 Transformeren
blz. 36
3.4
Levensduur beëindigen; Sloop-nieuwbouw 3.4.1 Inleiding 3.4.2 Slechte bouw-/woontechnische staat 3.4.3 Verzakking 3.4.4 Ongevarieerd woningaanbod
blz. 37
3.5
Renovatieconcepten 3.5.1 Inleiding 3.5.2 Woninggerichte aanpak 3.5.3 Reflex 3.5.4 Plug&play 2D-gevel 3.5.5 3D-gevel 3.5.6 Flexibele doorbraak
blz. 38
3.6
Conclusie
blz. 41
Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen 4.1
Inleiding
blz. 42
4.2
Inventarisatie bestaande woningen 4.2.1 Uitstraling 4.2.2 Woontechnische staat 4.2.3 Bouwtechnische staat
blz. 43
4.3
Knelpunten 4.4.1 Constructief 4.4.2 Bouwfysisch 4.4.3 Woonoppervlakte
blz. 46
4
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
III.
4.4
Renovatie of nieuwbouw
blz. 48
4.5
Conclusie
blz. 50
Verdieping duurzaamheids- en energieconcepten 1.
3.
IV.
Inleiding
blz. 51
Duurzaamheidsconcepten 2.1
Duurzame strategieën
blz. 52
2.2
Duurzame materialen
blz. 53
2.3
Binnenmilieu en gezondheid
blz. 54
Energieconcepten 3.1
Energiestrategie
3.2
Energieconcepten en installaties blz. 56 3.2.1 Toe te passen duurzame energieconcepten en installaties
Ontwerp appartementen Oosterpark te Assen 1.
blz. 51
Duurzaamheid en energie 1.1
2.
7-6-2012
blz. 55
blz. 59
Schetsontwerp 1.1 1.2
Programma van eisen
blz. 59
Toelichting schetsontwerp
blz. 62
1.2.1 Schetsontwerp 1 1.2.2 Schetsontwerp 2 1.2.3 Keuze matrix/sterkte zwakte analyse
2.
Voorlopig ontwerp 2.1
3.
Verantwoording ontwerp
blz. 64
Visualisatie 3.1
Exterieur
blz. 68
3.2
Interieur
blz. 70
V.
Conclusie
blz. 72
VI.
Reflectie
blz. 73 5
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
I
7-6-2012
Inleiding 1. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
1.1
Voorwoord
In september 2008 zijn wij gestart met de opleiding Bouwkunde, architectuur 1e fase aan de Hanze hogeschool Groningen. Na drie en een half jaar studie, waarin we veel kennis hebben vergaard op het vakgebied, is het laatste half jaar van de studie aan gebroken. In dit laatste half jaar gaan we de kennis die we vergaard hebben toepassen in ons afstudeerproject. Wij zijn de laatste periode van onze studie bezig geweest met een afstudeerproject van uit het Kenniscentrum Noorderruimte van de Hanze Hogeschool Groningen over de levensduur van woningen jaren 50-60 met een gekozen case. Voor u ligt de afstudeerverslag waar wij aan gewerkt hebben tijdens het afstuderen. Met behulp van docenten, begeleiders en externen zijn wij tot dit verslag gekomen. Hierin willen wij graag nog een aantal mensen bedanken. We willen Mevrouw I.S. de Jong graag bedanken voor de begeleiding vanuit het Kenniscentrum Noorderruimte van de Hanze Hogeschool Groningen. Ook willen we graag Mevrouw. M.A. Sival bedanken voor de input in de beginfase van het afstuderen bij het projectplan en bij de overname van begeleiding in de eindfase. Verder willen we graag Dhr. E. Postema bedanken voor de informatie over de portiekflats aan de Oosterpark in Assen en voor de bezichtiging die hij voor ons heeft verzorgd. En tot slot willen we de experts van Zehnder – J.E StorkAir, NIBE, Dutch Solar Systems en Bries energietechniek, Awizon zonne-energie en Bosch Solar. Groningen, 7 June 2012 Stephan Goverts Hans Witterholt
6
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
1.2
7-6-2012
Opbouw afstuderen
Ons afstudeerproject bestaat uit 4 gedeeltes, met allemaal hun eigen hoofdstukken en paragrafen. Deel I is een inleidend deel. Het tweede deel is het onderzoek naar de levensduur van woningen. Hierin wordt uitgelegd wat de levensduur van een woning is; wat valt er onder het begrip levensduur? en wat zijn de belangrijkste factoren tijdens de levensduur? Daarnaast wordt in dit deel de vraag “levensduur verlengen of beëindigen?” behandeld, en worden de kanttekeningen van beide opties afgewogen, nader beschreven en verduidelijkt. Ook wordt er gekeken naar het vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen. Hier wordt de beoordeling van de portiekflats beschreven en wordt de vraag levensduur verlengen of levensduur beëindigen gesteld voor onze case. Het derde deel van het afstudeerproject gaat over duurzaamheids- en energieconcepten. Uit het tweede gedeelte is een conclusie gekomen of de case gerenoveerd gaat worden, of dat het wordt gesloopt en er een nieuw gebouw voor in de plaatst komt. Verder worden duurzaamheids- en energieconcepten beschreven die passen bij deze conclusie. In het vierde, wordt er een ontwerp gemaakt voor de appartementen in Assen. Uit voorgaande delen volgt of dit in de vorm van renovatie, of nieuwbouw zal gebeuren. Er zullen een aantal schetsontwerpen op tafel komen, en uiteindelijk een ontwerp op VO-niveau. Tot slot zullen we nog een conclusie trekken uit ons afstuderen.
7
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
II
7-6-2012
Onderzoek levensduur woningen jaren 50-60 1. Hoe om te gaan met de levensduur van woningen uit de jaren 50-60?
1.1
Probleem- en doelstelling “Cijfers over de woningproductie en woningvoorraad liegen er niet om, 78% van de huidige voorraad is gebouwd na 1945. De woningnood na de Tweede Wereldoorlog moest worden bestreden. Gewijzigde leefpatronen, gewoonten en eisen ten aanzien van een woning zorgden voor een enorme woningproductie, waarbij kwantiteit de maatstaf was. De bevolking van Nederland is de laatste 60 jaar gegroeid van 5 naar ruim 16,5 miljoen inwoners. Tientallen jaren na de Tweede Wereldoorlog was het tekort aan woningen opgelost en werd de vraag naar nieuwbouw veroorzaakt door de groter wordende woonruimtebehoefte. De belangstelling voor gestapeld wonen nam af, de naoorlogse flats waren verouderd en voldeden niet meer aan het vereiste wooncomfort. De nadruk kwam te liggen op grondgebonden woningen in VINEX wijken. Inmiddels is de woningproductie per jaar gedaald tot minder dan 1% van de bestaande voorraad. Dit betekent dat we nog heel lang met onze bestaande voorraad moeten doen. Nu de VINEX-operatie ten einde loopt krijgt de stedelijke vernieuwing steeds meer belangstelling. De opgave in de bestaande voorraad is daarom verlengen van de levensduur.”
Bovenstaande tekst is een greep uit een pleidooi van professor André Thornsen van de TU Delft dat hij hield op een symposium te Utrecht in 2002. Zoals in bovenstaande tekst wordt aangegeven, bestaat een groot gedeelte van de huidige woningvoorraad uit naoorlogse woningen. Deze woningen voldoen niet meer aan de huidige eisen en men is geneigd om dit dan ook plat te gooien en te vervangen door nieuwe woningen. Maar is dat wel zo verstandig gekeken naar bijvoorbeeld de milieu impact? Of moet men de gebouwen behouden en daarmee de levensduur verlengen? Met dit bureauonderzoek gaan wij kijken wat de levensduur van een woning precies is. De factoren die invloed hebben op de levensduur willen wij gaan onderzoeken. Wat zijn de aanpassingen in de tijd en wat voor invloed hebben de aanpassingen? Verder gaan we de vraag “slopen of renoveren?” bekijken. Hierbij is ons doel om een duidelijk beeld te krijgen van de kenmerken van beide keuzes. Uiteindelijk willen we met de kennis van dit onderzoek een case kunnen beoordelen op de vraag of het gerenoveerd of gesloopt moet worden.
8
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
1.2
7-6-2012
Werkwijze
Het onderzoek is opgedeeld in 3 stukken. Eerst gaan we kijken naar wat het begrip levensduur inhoudt. Wat wil het begrip levensduur ons zeggen. Vervolgens nemen we de vraag van levensduur verlengen of beëindigen in overweging. Wat zijn de factoren die deze keuze beïnvloeden? Ten slotte zullen wij, met de kennis uit de eerste 2 hoofdstukken, een case behandelen waarbij de vraag speelt of er gesloopt of gerenoveerd moet worden. Het eerste hoofdstuk bestaat uit het begrip levensduur en de factoren die hierbij horen. Eerst wordt er gekeken naar de geschiedenis en naar de bestaande woningvoorraad. Wat kunnen die ons vertellen over de levensduur van een woning en wat zijn de kansen van de verschillende woning typen om lang te blijven bestaan. In deze paragraaf onderzoeken we waarom woningen gesloopt worden. Vervolgens gaan we ons bezig houden met twee belangrijke aspecten van de levensduur; de bouwtechnische levensduur en de woontechnische levensduur. In de paragraaf over de bouwtechnische levensduur wordt er gekeken naar de bouwtechnische eigenschappen van een woning en naar de criteria van de kwaliteit bij de bijbehorende aanpassingstermijnen. Dit zelfde wordt gedaan voor de woontechnische levensduur. Daarna werken we aan het denken over de lange termijn, het levensduurdenken. Hier kijken we naar de manier van denken en van gebruiken voor een woning, om een lange levensduur mogelijk te maken. Verder zoeken we naar een ritme in de levenscyclus van een woning. Na welke perioden zijn er aanpassingen nodig en hoe ingrijpend zijn deze methoden. Is het mogelijk hier een ritme van aanpassingen in te vinden wat kan helpen bij de kennis over de levensduur. Ook houden we ons bezig met LCA. LCA staat voor levenscyclusanalyse. Met deze methode kunnen we kijken wat het milieu impact is van de verschillende materialen. Tot slot zullen we een conclusie trekken uit het eerste hoofdstuk over het begrip levensduur. Het tweede hoofdstuk van het onderzoek gaan we kijken naar de vraag levensduur verlengen of beëindigen. Eerst zetten we renovatie tegenover sloop en nieuwbouw, en bekijken we deze twee scenario’s op verschillende gebieden die invloed hebben op de uiteindelijke keuze. Vervolgens zullen we verder ingaan op scenario’s. Levensduur verlengen zal eerst aan bod komen waarna levensduur beëindigen ook onderzocht zal worden. Ten slotte behandelen we een aantal innovatieve renovatieconcepten, die eventueel kunnen worden gebruikt bij het renoveren. Het derde en laatste deel van het onderzoek gaan we de kennis uit de eerdere hoofdstukken toepassen op een case, de portiekflat aan de Oosterpark te Assen. Eerst zullen wij de bestaande woningen inventariseren, en kijken we wat de huidige staat is van de woningen en het gebouw, en wat de mogelijkheden zijn. Daarna zullen we bij deze case de vraag stellen of het zinvol is om te renoveren, en dus de levensduur te verlengen, of moeten deze portiekflats gesloopt worden. We bekijken hier de verschillende factoren die invloed hebben op deze keuze. Ten slotte komen we tot een conclusie of de levensduur beëindigt zal worden gevolgd door nieuwbouw of dat de levensduur verlengd zal worden.
9
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2. 2.1
7-6-2012
Wat is de levensduur van een woning?
Inleiding
Nederland telt op dit moment meer dan 7,2 miljoen woningen 1 . Ruim de helft (55%) zijn koopwoningen, een derde (35%) sociale woningbouw en een tiende particuliere huurwoningen. Meer dan driekwart (78%) is gebouwd na de tweede wereld oorlog.
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Woningen worden veelal gebouwd met een beoogde levensduur van ongeveer 75 jaar, waarna ze worden gesloopt. In die 75 jaar worden de woningen onderhouden en worden er kleine renovaties uitgevoerd. Maar in de praktijk zijn hiervan vele uitzonderingen te vinden. In de binnensteden staan bijvoorbeeld gebouwen die enkele eeuwen oud zijn. En woningen gebouwd in de periode 19101940 lijken nog een lange toekomst voor de boeg te hebben. Dit in tegenstelling tot de naoorlogse woningen, die door hun slechte kwaliteit vaak vóór de beoogde levensduur worden gesloopt. Kijken we hoelang de huidige woningvoorraad nog mee moet dan komen we tot de conclusie dat de levensduur van een woning enkele eeuwen is. Dat is gebaseerd op de nieuwbouwproductie van rond de 1% per jaar. De laatste jaren worden er per jaar ongeveer 75.000 a 90.000 nieuwe woningen bijgebouwd. In 2010 zijn er echter maar 55.000 nieuwe woningen gebouwd. Van deze nieuwbouw is slechts een kwart vervangende nieuwbouw. In 2006 tot 2008 werden er nog gemiddeld 22.000 woningen vervangen en in 2009 waren dit er slechts 19.004. In 2010 werden er slechts 15.110 woningen gesloopt en vervolgens nieuw gebouwd.2 Het is ondenkbaar dat de woningbouwproductie en de omvang van renovatie-ingrepen de komende jaren drastisch zal toenemen. Kortom, wat we nu bouwen, verbouwen en verbeteren, zal duurzaam moeten zijn; met waarde voor de toekomst, om blijvend te kunnen voldoen aan de kwantitatieve en kwalitatieve vraag. Dit is geen eenvoudige opgave. Het is lastig te voorspellen hoe de voorkeuren en wensen van toekomstige bewoners zullen zijn. Staan de woningen nog wel op een gewenste locaties? Is er meer behoefte aan grotere woningen of neemt de vraag naar kleinere appartementen juist toe? Worden we met zijn allen steeds langer en moeten de deuropeningen en plafondhoogte worden aangepast? Neemt de vraag naar woningen voor ouderen fors toe? Hoe ontwikkelen zich de kosten en de betaalbaarheid? Kortom, vele onbekende factoren op het gebied van wooncomfort.
1 2
Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS). Cijfers van Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS).
10
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Maar ook op het gebeid van bouwtechniek zijn er veel onbekende factoren. Bij de huidige klimaatsveranderingen moeten we nagaan of dit ook verdere gevolgen heeft voor de bouwfysische kwaliteit van de woningen. Bij een stijging van de temperaturen wordt de koeling van ruimtes steeds belangrijker. De bouwfysische eisen van een woning worden steeds scherper en het energie verbruik wordt zoveel mogelijk terug gedrongen. Naast de manier waarop een woning gebruikt wordt, bepalen ook de bouwkundige eigenschappen van een woning het uiteindelijke energieverbruik. Het toekomstbestendig ontwerpen van woningen roept veel vragen op. Als er rekening gehouden wordt met toekomstige variabelen zullen de bouwkosten ongetwijfeld toenemen maar ook de levensduur van de woningen. Tegenwoordig wordt er steeds meer aandacht besteed aan het begrip duurzaam (ver)bouwen. In de toekomst zal de aandacht op duurzaamheid alleen maar toenemen. Het bouwen van woningen met een lange levensduur lijkt hiermee minder aandacht te krijgen. Daarmee bestaat de kans dat gebouwen worden gerealiseerd die weliswaar voldoen aan een scherpe energieprestatie-eis, maar die vanwege hun relatief korte levensduur, door een noodzakelijke vervanging of ingrijpende renovatie, alsnog veel energie kosten. Het is daarom belangrijk om het duurzame gebruik van materialen niet uit het oog te verliezen. Duurzaamheid heeft eigenlijk alles te maken met de levensduur, echte duurzaamheid vraagt om een beschouwing over de lange termijn. Deze levensduur kan men vanuit verschillende manieren bekijken, namelijk vanuit de gebruiker of vanuit het materiaal. Elk materiaal heeft voor- en nadelen op het gebied van milieu. Met behulp van een levenscyclusanalyse kan de totale milieubelasting van een materiaal/product gedurende de hele levenscyclus in kaart worden gebracht.
11
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.2
7-6-2012
Levensduur van de bestaande woningvoorraad
2.2.1 Kenmerken woningen met een lange levensduur Welke factoren spelen een rol bij het onttrekkingproces, welke woningkenmerken hebben invloed op de kans dat ze behouden blijven en hoe kunnen we hier op inspelen om te sturen op een lange levensduur. Elsinga en Lamain (OTB, 2003) onderzochten in opdracht van WoonbronMaasoevers de onttrekkings- en overlevingskansen van woningen. Dit onderzoek vormt de basis voor deze paragraaf.
2.2.2 Onttrekkingkans en overlevingskans Uit statistische gegevens 3 van woningen blijkt dat gemiddeld genomen, uitgaande van de onttrekkingen in de periode 1961-2000, de kans 97% is dat een woning de 50 jaar haalt, 77% kans dat deze de leeftijd van 75 bereikt en 57% kans dat de 100 jaar wordt gehaald. De hoge overlevingskans van oudere woningen heeft te maken met het feit dat de oude woningen die er nog zijn, dankzij hun goede kwaliteit, historische waarde en/of gedane investeringen, al een concurrentieslag met sloopdreiging hebben doorstaan en vanwege allerlei kwaliteiten niet veel kans op sloop hebben. Per woningtype zijn de verschillen zeer groot op het gebied van de overlevingskans. Uit de grafiek hiernaast is af te lezen dat van de eengezins koopwoningen wel 80% de 100 jaar haalt terwijl slechts 60% van de meergezins koopwoningen zo oud wordt. De kans dat een eengezins huurwoning de 100 jaar haalt is 75% tegenover een 40% overlevingskans van de meergezins huurwoningen. Bron: Onderzoeksinstituut OTB
Behalve het woningtype speelt ook de grootte een rol in de overlevingskansen van een woning. Zoals in de grafiek hieronder is te zien is de overlevingskans van woningen met meer dan vijf kamers aanzienlijk hoger dan die van de 1- of 2-kamerwoningen. 70% van de woningen met vijf kamers haalt naar verwachting de 100 jaar en 40% van de woningen met 1 of 2 kamers haalt de 100 jaar. De conclusie: Hoe meer kamers de woning telt, hoe groter de kans dat deze de 100 jaar zal halen.
Bron: Onderzoeksinstituut OTB
3
Het Woningmutatiebestand (1985 -2000) en het SYSWOV met woningonttrekkingen (ongeacht onttrekkingsreden) naar leeftijd, woningtype en eigendomsverhouding.
12
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
De verschillen in overlevingskansen van eengezinswoningen, verdeeld naar koop en huur en naar grotere dan kleinere woningen, zijn beperkt. Bij appartementen zien we echter een duidelijk verschil tussen koop- en huurwoningen. Dit duidt erop dat de hogere overlevingkans voor koopwoningen niet alleen te maken heeft met de kwaliteit, maar dat de ook de eigendomsvorm een rol speelt. Het collectieve beheer leidt tot collectieve beslissingen, waarbij economische aspecten en sociale aspecten vaak belangrijker zijn dan bouwtechnische en functionele aspecten. Woningen uit de periode 1930-1940, de bekende en zeer gewilde dertiger jaren woningen, hebben een relatief hoge overlevingskans. Er zijn ook bouwperioden met lagere overlevingskansen, zoals de periodes 1918-1930 en 1950-1966. Van deze relatief slechtere bouwperioden blijkt de mindere woon- en bouwtechnische kwaliteit een rol te spelen. Daarnaast hebben ook de specifieke kenmerken van de naoorlogse wijken een slechte invloed op de gebouwen tot circa 1973, zoals gebrek aan identiteit en variatie, een eenzijdig woningbestand en inmiddels, mede daardoor, vaak ook een concentratie van sociale problemen.
Bron: Onderzoeksinstituut OTB
De waarden in de bovenstaande grafiek zijn gebaseerd op gegevens uit het verleden. De hoge overlevingskansen van woningen uit de periode 1930-1940 verbeteren het gemiddelde voor het totaal. Dat de stadsvernieuwingsactiviteiten in de jaren 1990 terugliepen vergroot de overlevingskansen van het totale bestand eveneens. De aan het eind van de 20ste eeuw gestarte sloop van vroeg naoorlogse woningen in een leeftijdscategorie van 40-50 jaar, heeft nog weinig invloed op de cijfers. De woningvoorraad uit die periode is groot, de sloopaantallen zijn erg klein. De grafiek toont dat het onttrekkingsproces vooral plaatsvindt in de leeftijdsperiode van 75 tot 125 jaar. De huureengezinswoningen zijn hier een uitzondering. Bij deze woningen begint het eerder terwijl ze uiteindelijk de grootste overlevingskans hebben, zelfs groter dan de koop eengezinswoningen. Bij meergezinswoningen is de onttrekking veel drastischer, vooral in de huursector. Hoe groter de woning hoe groter in het algemeen de overlevingskans is. De grafiek is gebaseerd op het aantal onttrekkingen in de periode 1961 tot 2000. De sloopaantallen zijn bekeken over de gehele woningvoorraad heel gering.
13
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.3
7-6-2012
Bouwtechnische levensduur
2.3.1 Bouwtechnische kwaliteit Wat we leren uit het verleden is dat woningen langer blijven bestaan dan 75 jaar, en iets meer dan de helft van de woningen de 100 jaar haalt. Recente studies naar de levensduur van woningen4 wijzen uit dat woningen een gemiddelde levensduur van 110 tot 120 jaar hebben en dat de levensduur van woningen kan oplopen tot 200 jaar. De woning kan men grofweg opsplitsen in twee onderdelen: Het casco en de inbouw. De bouwtechnische levensduur van het casco overschrijdt vaak de economische levensduur. Het casco van een woning wordt als oneindig beschouwd. Bij de inbouw is het echter andersom, mede omdat dit afhankelijk is van de eisen en wensen van de gebruiker, trends en voorschriften. De oorspronkelijke bouwtechnische kwaliteit van de woning bepaalt in principe de mogelijkheid van verbeteringen en van oplossingen die ingezet kunnen worden in de loop van de jaren. Voor de bouwtechnische kwaliteit is de regelgeving van de overheid erg bepalend geweest in de tijd. De regelgeving wordt steeds aangescherpt en de woningkwaliteit moet hier aan voldoen. Ook de bouwwijze en materiaalgebruik bepalen de aanpassingsmogelijkheden in de tijd. De bouwwijze is na de oorlog sterk ontwikkeld en in de loop der tijd zijn er allerlei nieuwe materialen en constructiewijzen ingezet, die er voor hebben gezorgd dat er voor een langere levensduur gezorgd kan worden.
2.3.2 Criteria van de bouwtechnische kwaliteit De bouwtechnische kwaliteit van een woning is de kwaliteit van de constructie en de bouwfysische elementen. Om de bouwtechnische kwaliteit te beschouwen is het verdeeld in een aantal categorieën. De categorieën worden beschouwd bij de passende termijnen van 15, 30 en 45 jaar. Deze termijnen staan voor de minimale exploitatieperiode van conserveren, renoveren en transformeren. Dit wordt verder besproken in paragraaf 2.7.2 “Ritme van de cyclus”, en in hoofdstuk 3.3 “levensduur verlengen; Renovatie”. De categorieën zeggen iets over de omstandigheden waarbinnen de woning of component zich staande moet houden. Bij categorieën gaat het om omstandigheden of belastingen die van invloed zijn op de kwaliteit of de relevante prestatie.
Categorieën
Criteria
A Binnencondities
A1 Geluidsisolatie A2 Wartme/comfort A3 Vochthuishouding A4 Ventilatiehuishouding B1 Geluidsisolatie B2 Warmte isolatie B3 Vocht-/waterkering B4 Luchtdichtheid C1 Veilig wonen C2 Gebruiksveiligheid C3 Bedienbaarheid C4 Belastbaarheid(intensiteit) D1 Hygiëne/dagelijks onderhoud D2 Omvang: Cyclus en intensiteit
B Buitencondities
C Gebruik
D Onderhoud/beheer E Mode/trends
E1 Voorzieningniveau algemeen E2 Voorzieningniveau warmtapwater E3 Voorzieningsniveau elektra E4 Beeldkwaliteit E5 Aanpasbaarheid
Bron: Manifest renovatievisie 2050
Met de criteria wordt er specifieker aangegeven welke eisen er gesteld worden om het gebouw intact te houden gedurende de verschillende termijnen. De criteria zijn de maatstaven die gebruikt kunnen worden bij de beoordeling. De eisen die hierbij gehanteerd worden, zijn veelal afhankelijk van het Bouwbesluit of de NEN-normen.
4
Centraal Plan Bureau, 2005; Haico van Nunen, 2008
14
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
De bouwtechnische kwaliteit is opgedeeld in vijf categorieën waarin de criteria specifiekere eisen stelt aan de kwaliteit in de tijd. De eisen worden gesteld aan de binnencondities, buitencondities, gebruik, onderhoud/beheer en mode/trends. Voor bijvoorbeeld C1: Veilig wonen, worden prestaties gekoppeld en hieraan worden eisen gesteld over de verschillende exploitatieperioden van 15, 30 en 45 jaar. Veiligheid richt zich op inbraak, gebruik en binnenmilieu. De inbraakveiligheid is meetbaar gemaakt door het PolitieKeurmerk Veilig Wonen. Prestaties:
Een woning die is uitgevoerd volgens de eisen van het PolitieKeurmerk Veilig Wonen heeft maximaal 90 procent minder kans op inbraak. Dit onder andere door het aanbrengen van goedgekeurd hang- en sluitwerk, een buitenlamp en door het vervullen van randvoorwaarden voor een schone, hele en veilige woonomgeving. Concrete renovatiemaatregelen zijn onder andere: ▪ Zichtlijnen in de woonomgeving vrij maken ▪ Zorgen voor voldoende buitenverlichting ▪ Goedgekeurd hang- en sluitwerk aanbrengen (Politie Keurmerk Veilig Wonen) ▪ Erf scheidingen hoog genoeg maken ▪ Afsluitmogelijkheden van niet-openbaar gebied (bijvoorbeeld achterpaden)
Eisen:
15 jaar: PolitieKeurmerk Woning 30 jaar: Extra: PolitieKeurmerk Woonomgeving 45 jaar: Extra: PolitieKeurmerk Woonomgeving ‘plus’
De andere categorieën met bijbehorende criteria zijn in bijlage te vinden zijn.
15
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.4
7-6-2012
Woontechnische levensduur
2.4.1 Woontechnische kwaliteit De levensduur van een woning wordt niet alleen bepaald door de bouwtechnische kwaliteit. Zeker zo belangrijk zijn de ruimtelijke kwaliteit en woninggrootte in de relatie tot de grootte van het huishouden. Bij de kwaliteit van de woning gaat het om de oppervlakte van de afzonderlijke vertrekken en van de totale woning, in combinatie met de eisen van de gebruiker aan onder andere ruimtelijkheid, daglichttoetreding en inrichtingsmogelijkheden. De beleving van de bewoner speelt hierin ook een grote rol. De beleving van een ruimte wordt sterk beïnvloed door de verhouding breedte – diepte, en de aanwezigheid van daglicht. Deze beleving is een gevoel dat de bewoner heeft bij zijn woning, en is niet uit te drukken in waarden. Voor de oppervlakte kan men dan ook spreken van een gevoelsmaat. Ieder persoon beleeft de ruimte op zijn eigen manier.
2.4.2 Criteria van de woontechnische kwaliteit De woontechnische kwaliteit is de kwaliteit van de woning die het sterkst verbonden is met de woonmogelijkheden. De plattegrond van de woning bepaalt samen met de structuur van het casco de aanpasbaarheid van de woning. Als we de woontechnische kwaliteit bekijken in relatie tot de levensduur zijn er vijf criteria te benoemen die deze kwaliteit samen bepalen. Oppervlakte van de afzonderlijke vertrekken en die van de totale woning. Dit geeft een beeld in hoeverre de functies passen. Inrichtingsmogelijkheden. Wonen is meer dan een optelsom van oppervlakte. De mogelijkheid om een vertrek of woning te kunnen meubileren of inrichten bepaalt in sterke mate de kwaliteit. De vorm van een vertrek en de plaats van deuren en ramen in relatie tot de functie spelen een belangrijke rol bij de bruikbaarheid van de vierkante meters en de vrijheid om het in te delen. Looplijnen. Een woning bestaat uit meerdere vertrekken. De verbindingslijnen of looplijnen hebben een sterke invloed op de bruikbaarheid van vertrekken. Daglichttoetreding. Daglicht is erg belangrijk voor een ruimte. Ook hier is niet alleen het aantal vierkante meters belangrijk, maar ook hoe dit zich verhoudt tot de totale ruimte. Een trappenhuis met daglicht van boven wordt bijvoorbeeld een stuk ruimer ervaren dan een trappenhuis met licht van de zijkant. Ruimtelijkheid. Eigenlijk draait het om de beleving hiervan. De bovengenoemde criteria spelen daarbij een cruciale rol. Maar onder dit criterium wordt hier in eerste instantie verstaan de vorm van een ruimte en vooral de verhouding tussen lengte, breedte en hoogte.
Oppervlakte Als we kijken naar de oppervlakte kunnen we de toekomstige woonbehoeften bij de passende termijnen van 15, 30 en 45 jaar weergeven. De ruimtebehoefte van bewoners zal toenemen met de tijd, maar ook het gebruiksoppervlak van de individuele ruimten zal toenemen. In een recent onderzoek5 is de toename van de bruikbare oppervlakte nader bekeken, en worden beschouwd voor de bijpassende termijnen van 15, 30 en 45 jaar. Deze toename is onder meer afhankelijk van de doelgroep.
5
Assessment of the Sustainability of Flexible building, Haico van Nunen 2010
16
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
Exploitatieperiode (jaren)
15
30
45
Woonkamer/keuken Slaapkamer 1 Slaapkamer 2 Slaapkamer 3 Woon oppervlakte 2-kamerwoning 3-kamerwoning 4-kamerwoning 5-kamerwoning >5-kamerwoning Overige vertrekken Douche
26 m2 9 m2 5 m2 5 m2
30-35 m2 13 m2 10 m2 6 m2
35-40 m2 15m2 12m2 8 m2
35 m2 40 m2 45 m2 50 m2 >55 m2
43 m2 53 m2 64 m2 70 m2 >76 m2
50 m2 60 m2 71 m2 77 m2 >83 m2
>0,8 x 1,8 m2 >0,8 x 1,0 m2 -
>3,5 m2
>4,5 m2
>0,9 x 1,2 m2 >0,6 x 1,8 m2 >1,0 x 2,0 m2
>0,9 x 1,2 m2 >0,6 x 1,8 m2 > 4 m2
Toilet Was-/droogruimte Berging intern
-
7-6-2012
Bron: Assessment of the Sustainability of Flexible building
Bij de bestaande woningvoorraad zal eerst de nadruk liggen op het verbeteren van de woontechnische kwaliteit. Functionele aanpassingen zoals het benutten van de aanwezige vierkante meters zolderruimte, zullen eerder gerealiseerd worden dan aanpassingen in luxe en comfort. Dit gebeurt pas bij een grote wijziging, en dan komen er eventueel vierkante meters bij. Een uitbouw biedt de mogelijkheid tot vergroten van de woonkamer waarbij de beschikbare oppervlakte toeneemt van 30-35 m2 naar 45-50 m2. Hiermee krijgt de woning meer mogelijkheden door een vrijere indeelbaarheid. De bruikbare oppervlakte per vertrek bepaalt in hoeverre een gebouw gewild is. De minimale oppervlakte moet worden gezien als richtlijn en in nauwe samenhang met de ander woontechnische criteria. Kijken we naar levensduur in verhouding tot de ruimte in een woning dan zou de voorkeur uitgaan naar een woning die bij nieuwbouw een mogelijkheid heeft tot uitbreiding in de toekomst. Dan kan er zonder al te grote ingrepen in de bestaande bouw worden bijgebouwd, wanneer de gebruiker meer eisen stelt op gebied van ruimte en comfort. In dit geval moet er ook rekening gehouden worden met de draagconstructie. Doordat de draagconstructie voor de uitbreiding zwaarder is uitgevoerd dan nodig, zal dit de milieu impact vergroten. Dit dient dus alleen toegepast te worden als genoemde typen uitbreiding als een reële optie worden gezien, of als toekomstige uitbreidingen van andere aard niet mogelijk zijn of voor de hand liggend zijn. Het aanpassen van grondgebonden woningen is relatief eenvoudig. Tussenwoningen kunnen in beginsel worden uitgebreid aan de voor- en achterzijde en naar boven. Kopwoningen en tweeonder-een-kapwoningen kunnen ook aan de zijkant uitgebreid worden, en vrijstaand zelfs vierzijdig. Is de mogelijkheid tot uitbreiding niet meegenomen in het ontwerp dan kunnen extra fundering en een bouwkundige aanpassing nodig zijn. Bij gestapelde bouw zijn uitbreidingen achteraf beperkt mogelijk.
17
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Overige criteria De overige criteria van de woontechnische kwaliteit zijn minder makkelijk in precieze eisen uit te drukken. Om toch een indicatie te geven hoe in de praktijk gekeken wordt naar de verschillende criteria, hebben we gekeken naar de negatieve en positieve kenmerken van de criteria. Inrichtingskwaliteit volgt bijna direct uit het aantal vierkante meters van een bepaalde ruimte. Zijn de ruimtes groot genoeg dan zijn er meerdere opties qua inrichting mogelijk. De daglichttoetreding gaat in combinatie van aantal vierkante meters openingen, de grootte van de ruimte en de oriëntatie van het licht. Licht speelt een erg belangrijke rol in het gevoel van de ruimte. De ruimtelijkheid vormt de basis voor een ruimte ervaring en wordt sterk bepaald door maatverhoudingen. Al deze criteria staan met elkaar in verbinding. Negatief
Neutraal
Positief
Inrichtingsmogelijkheid
- Niet goed meubileerbaar - Te weinig tussenruimte
- Meubileerbaar voor één gebruiksvariant - Beperkte overmaat
Looplijnen
- Looplijnen door meubelopstelling - Relaties ruimtes slecht(lange looplijnen) - Beperkte lichttoetreding
- Relaties ruimtes niet optimaal - Geen looplijnen door de Meubelopstelling - Voldoende lichttoetreding, bijv. in woonkamer(van 1 zijde)
- Goed meubileerbaar, meerdere varianten mogelijk(flexibel) - Overmaat - Relaties ruimtes goed - Geen looplijnen door meubelopstelling
- Geen optimale lengte/ breedte verhouding - Pijpenla woning(lange en zeer smal vertrek)
- Normale lengte/ Breedteverhouding (2:1)
Daglichttoetreding
Ruimtelijkheid
- Doorzonwoning(in woonkamer licht van 2 zijden) - Brede en ruime vertrekken - Een vierkante ruimte of extra gevel
Bron: Woonpatronen van herkenning
Kijken we naar levensduur in verhouding met de overige criteria in een woning dan zou de voorkeur uitgaan naar een woning met een maximale flexibiliteit van indeling. De vaste componenten zoals een trap en een leidingschacht, mogen de vrije indeling niet belemmeren. Bij nieuwbouw van een woning dient in het ontwerp rekening te worden gehouden met ruimte voor toekomstige energetische installaties, of de mogelijkheid de bestaande ruimte relatief eenvoudig te vernieuwen. Als we kijken naar de ruimtelijkheid is de aanbeveling om uit te gaan van een brede woning met een ruim casco waarbinnen diverse plattegronden te realiseren zijn. Ook extra verdiepingshoogte is om meerdere redenen gewenst en levert een goede bijdrage aan de levensduur van een woning op het gebied van woontechnische kwaliteit. In de eerste plaats draagt dit bij aan de flexibiliteit en de aanpasbaarheid van het casco, omdat het goede mogelijkheden biedt om leidingen te verplaatsen. Een ander argument is om in een later stadium extra isolatie aan te brengen, zonder de ruimte als beklemmend te ervaren. Ten slotte wordt met een grote verdiepingshoogte rekening gehouden met het feit dat mensen steeds langer worden.
18
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.5
7-6-2012
Levensduurdenken
2.5.1 Levensduur in de tijd Ontwerpkeuzes afstemmen op de levensduur, het klinkt als een eenvoudige uitspraak maar het is makkelijker gezegd dan gedaan. Het levensduurdenken is nog een lastig begrip. Een gebouw bestaat uit een samenspel van ruimten, bouwdelen en materialen. Dat vormt samen een diversiteit aan levensduren, waarbij het de kunst is daar regelmaat en samenhang in te vinden. Verder hangt levensduur samen met duurzaamheid. Duurzaamheid is verbonden met de verschillende kwaliteitsaanpassingen in de tijd. Door te begrijpen wat de invloed van de aanpassingen in de tijd zijn, kunnen we onze ontwerpkeuzes beter afstemmen op de levensduur. Levensduurdenken vereist nadenken over verschillende ontwikkelingen in de tijd. Begrip krijgen voor de mogelijke ontwikkelingen in de toekomst en begrip voor het verleden. Door verder in de toekomst te kijken gaan we op zoek naar de eigenschappen van de omgeving en het aanpassingsvermogen in de tijd. Enkel de term flexibel is hier te weinig. Zoals we bij Vitruvius zagen hangt de ‘toekomstwaarde’ nauw samen met de kwaliteiten ‘mooi’, ‘nuttig’ en ‘degelijk’. Als iets niet bevalt of aantrekt, kan het technisch nog zo goed zijn, maar toch is er geen koper of gebruiker voor te vinden. Om van het verleden te leren moeten we ons afvragen waarom speciale aspecten uit het verleden niet werden gewaardeerd of juist goed waren. Waarom wordt de ene buurt meer gewaardeerd dan de andere, uitgezonderd van de fysieke eigenschappen? Levensduurdenken laat je nadenken over het verleden en de essentie te doorgronden en dit in te zetten voor de toekomst. Er zijn twee aspecten te onderscheiden die levensduur beschrijven. Deze aspecten maken een tegengestelde beweging. Aan de ene kant is er sprake van verval van een bouwdeel of samenstelling van bouwdelen. Aan de andere kant zijn er kwaliteitseisen, die in de tijd van jaar tot jaar toenemen. Aan de ene kant nemen in de tijd de kwaliteitseisen toe en aan de andere kant neemt de oorspronkelijke kwaliteit in de tijd af. Dit vraagt om terugkerende kwaliteitsaanpassingen in de tijd. En als er dan maatregelen voor de korte termijn genomen moeten worden, is het belangrijk de consequenties voor de lange periode niet te vergeten. Het moet niet zo zijn, dat door korte termijn maatregelen de lange termijn beperkt wordt in keuzen.
2.5.2 Denken in componenten De technische eigenschappen van de constructie bepalen mede de mate van comfort dat gerealiseerd wordt. Hierbij is sprake van een samenspel van alle bouwdelen en installaties op het gebied van de bouwtechnische levensduur. Er wordt sterk gekeken naar de afzonderlijke materialen en bouwdelen, en te weinig naar de betekenis voor het gebruik. Kennis van de gewenste prestaties en kwaliteiten is niet voldoende om de mogelijkheden voor de toekomst te laten zien. Om deze toekomst te verbeelden is de woning verdeeld naar componenten. Het begrip component houdt in: één of meer samenhangende bouwdelen, die een specifiek gebruik toelaten en als product enige standaardisatie kennen, met behoud van het gewenste maatwerk. In een recent onderzoek 6 worden voor een woning of een woongebouw de volgende zeven componenten onderscheiden:
6
Component Renovatie centraal(2010), Y van Bergen
19
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Dak Dak en dakconstructie inclusief de onderliggende zolderruimte. Voor zowel het bestaande dak als bij een toevoeging. Variatie vindt plaats in de toepassing van afwerkingmaterialen en openingen. Het component dak wordt omsloten door de goot, hemelwaterafvoer, gevelpan, loodslab, daktrim of constructieve aansluiting. Gevel Zowel de dichte gevel als gevelopeningen met de daarbij behorende funderingsconstructie. Erkers, luifels en andere toevoegingen. Casco(-vergroting) Zowel het bestaande casco als de toevoeging van ruimtes in de vorm van aan- en bijgebouwen, die zelfstandig gefundeerd worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zowel bestaande openingen als het toevoegen van extra volume aan de woning. (casco)Installaties Alle units ten behoeve van energieopwekking, ventilatie, meterkast met groepen en eventuele standleidingen (bijvoorbeeld een centrale verwarmingsketel zonder de radiatoren). Overige installatieonderdelen worden toegeschreven aan het betreffende component. Allerlei installaties ondersteunen de functie van de gemeenschappelijke ruimten en maken de afzonderlijke woningen beter bereikbaar, resp. toegankelijk. Te denken valt aan de lift, de intercom –al dan niet met video–, elektrisch bedienbare deuren, het verlichtingssysteem. Maar daarnaast zijn er ook ten aanzien van energieopwekking allerlei collectieve installaties die hieronder vallen.
Keuken, douche en toilet Natte ruimten van een woning met het accent op de uitrusting en afwerking. Het component wordt verbonden met aansluitingen op bestaande installaties. Plattegrond(wijziging) Verbeteren van het casco, wijzigen indeling, afwerking en uitrusting van de bestaande vertrekken. Wijzigingen binnen het component kunnen betrekking hebben op de bestaande plattegrond of in combinatie met een nieuwe plattegrond, bijvoorbeeld een open keuken in combinatie met een uitbouw. Bij meergezinswoningen spelen de gemeenschappelijke ruimten een cruciale rol. Zij ontsluiten de woningen: de entree, het trappenhuis, de galerij e.d. Directe woonomgeving Alles buiten de woning. Van een terras tot individuele bergingen, erf scheidingen tot riolering.
Bron: Componentrenovatie centraal
20
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.6
7-6-2012
Levenscyclus ritme
2.6.1 Kwaliteitsaanpassing De levenscyclus van een woning staat voor een opeenvolging van fasen, hierin worden vier fasen onderscheiden: ontwerp, bouw, gebruik/onderhoud en sloop. Tijdens iedere fase worden er andere aanpassingen getroffen en is de benaderingswijze weer anders. De maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de eisen in de verschillende fasen voortdurend veranderen. De bewoners van een woning hebben kwaliteitseisen die ze stellen aan de woning. Levensduurverlenging is in de loop der tijd automatisch verbonden met kwaliteitsaanpassing. Met andere woorden, de mate waarin de woning en haar componenten hun functie kunnen vervullen is sterk afhankelijk van de tijdsperiode, en de kwaliteitsaanpassingen die in de tijd worden uitgevoerd. De ruimtebehoefte neemt steeds meer toe. Eerst was de groei van de bevolking de belangrijkste factor achter de woningbehoefte. Tegenwoordig is dat het aantal vierkante meters per persoon. Dit is deels gerealiseerd door de afname van de woning bezetting. In 1900 woonden er nog 5 personen in een woning van nog geen 50 vierkante meter, gemiddeld 10 vierkante meter per persoon. Tegenwoordig leven we met 2,4 personen in een woning van 160 vierkante meter, dat is ruim 65 vierkante meter per persoon. Als we kijken naar de badkamer is deze in de afgelopen decennia gegroeid van ruim drie vierkante meter naar acht vierkante meter. Deze ontwikkeling zal zich in de nabije toekomst verder doorzetten. Het tempo waarin dit gebeurt, hangt af van de maatschappelijke omstandigheden. Hetzelfde geldt voor energetische kwaliteit, wooncomfort en woonmilieu. Als de financiële ruimte en het aanbod toenemen, zal ook de kwaliteitsaanpassing structureel kunnen toenemen. De kwaliteit van een woning kent een boven- en een ondergrens: De bovengrens is de kwaliteit die in de nieuwbouw gerealiseerd kan worden De ondergrens is de kwaliteit die maatschappelijk nog verantwoord wordt beschouwd. Ook wel aangeduid als basiskwaliteit.
2.6.2 Ritme van de cyclus Afhankelijk van de maatschappelijke ontwikkelingen zal in de loop der tijd bekeken moeten worden wat de vereiste en mogelijke kwaliteitsaanpassingen moeten zijn. De kwaliteit van de voorraad is dan voortdurend in beweging, afhankelijk van de omstandigheden. Welke kwaliteitsaanpassing in de praktijk tijdens de levensduur van een woning nodig is, is afhankelijk van drie factoren: De oorspronkelijke kwaliteit, zowel in architectonisch, ruimtelijk en technisch opzicht. De economische kwaliteit en groei van de welvaart. De demografische kwaliteit (huishoudenstypen). In de eerste jaren van de woning hoeft er niets verandert te worden wat betreft de indeling of de ruimte van de woning. De huidige bewoners hebben immers gekozen voor de beschikbare grootte van de woning. Wat betreft de installaties zien we wel een aanpassingen in de eerste levensjaren van de woning. Na 15 levensjaren worden de installatie-units vervangen omdat ze technisch en maatschappelijk hun tijd hebben gehad. De installatie-units van een woning hebben een technische levensduur van ongeveer 15 tot 20 jaar. Wanneer na 15 jaar de installaties worden vervangen gaat er weer een nieuwe levensduur in van de installaties. Over het algemeen moeten de installaties om de 15 jaar worden vervangen. Als we verder gaan dan vinden we de volgende aanpassing in ongeveer het 35ste levensjaar van de woning. In die periode wordt er een kwaliteitsaanpassing gedaan gericht op het verbeteren van het comfort, uitstraling en duurzaamheid. De bestaande kwaliteit van het casco en de ruimtes worden over het algemeen gehandhaafd. Soms worden er kleine herschikkingen gedaan of worden ruimtes vernieuwd. Deze kwaliteitsaanpassing heeft een minimale exploitatieperiode van 15 jaar.
21
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Ongeveer 60 jaar nadat het gebouw in gebruik is genomen, volgt er een tweede grote kwaliteitsaanpassing. De eerste kwaliteitsaanpassing heeft nu ongeveer een exploitatieperiode gehad van 15 tot 25 jaar. Deze kwaliteitsaanpassing is van grotere omvang dan de eerste renovatie. Het accent bij deze renovatie ligt op het vernieuwen. Het huidige woonoppervlak is voldoende maar door het herschikken of samenvoegen van ruimten binnen het casco, en het realiseren van visuele verbindingen, wordt de belevingswaarde van de gehele woning verbeterd. De woning wordt weer aan de tijd aangepast. Deze kwaliteitsaanpassing heeft een minimale exploitatieperiode van 30 jaar. De derde aanpassing zal rond het 90ste levensjaar van de woning plaatsvinden. Deze renovatie is een stuk drastischer dan de vorige kwaliteitsaanpassingen. Bij deze renovatie wordt alleen het casco, al dan niet met behoud van de gevel, gehandhaafd. De oorspronkelijke woning en het casco zijn niet meer de grenzen. Samenvoegen van woningen of ruimten en het structureel toevoegen van oppervlakte is hier noodzakelijk. Deze kwaliteitsaanpassing zal de woning weer tot de bovengrens moeten brengen, gelijk aan die van de nieuwbouw. Deze kwaliteitsaanpassing heeft een minimale exploitatieperiode van 45 jaar.
Een eerste oriëntatie7 op een aantal praktijksituaties zoals in de onderstaande figuur staat vermeld, ondersteunt het ritme in de levenscyclus van om en nabij de 30 jaar. De eerste periode is veelal langer dan 30 jaar waarna de periode na het conserveren weer korter is dan de 30 jaar.
7
Assessment of the Sustainability of Flexible building, Haico van Nunen 2010
22
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.7
7-6-2012
Levenscyclusanalyse
2.7.1 Duurzaamheid Het idee van duurzame ontwikkeling is gericht op de lange termijn, vandaar ook dat de woorden duurzaam en houdbaar vaak gebruikt worden. Door snel veranderende noden, gebruiken en functies worden gebouwen vaak eerder verbouwd of gesloopt dan de theoretische levensduur toelaat. Ook door de manier van wonen, en de nood aan flexibiliteit, bouwt men tegenwoordig niet meer voor eeuwen maar voor decennia. We komen daarnaast in een tijd terecht waarin men bestaande gebouwen intensief renoveert, vooral om de milieu-impact te beperken. Ook bij nieuwbouw wordt er steeds meer rekening gehouden met de levenscyclus van technieken en materialen, wat de mogelijkheid biedt om op de lange termijn de impact op mens en milieu te verkleinen.
Bron: http://www.clubgreen.nl/vraag/Levenscyclusanalyse -LCA-en-producttransparantie.html
De levenscyclusanalyse is een methode om de totale milieubelasting van een dienst of product te bepalen, gedurende de hele levenscyclus; Productie, gebruik en afvalverwerking. In het boek “Levenscyclusanalyse” van R.M. Bras-Klapwijk, staat in één zin wat de levenscyclusanalyse precies inhoudt: “Levenscyclusanalayse van een product is de berekening van milieueffecten die dat product heeft op het milieu tijdens alle fasen van zijn levenscyclus: van productie, transport en consumptie tot aan het verwerken van het afval.” De bedoeling van het levenscyclus denken is dat men bij het ontwerp en de ontwikkeling rekening houdt met de milieu-impact. De bedoeling is dat men het gebouw en zijn onderdelen een langere gebruikscyclus biedt. In de volgende hoofdstukken worden 2 manieren bekeken hoe om te gaan met de levenscyclus: ■ Het gebouw: Het ontwikkelings- en flexibiliteitconcept, met als doel een goed aanpassingsvermogen aan veranderende gebruiksvormen. ■ De materialen: De goede benutting van de levenscyclus en de keuze en toepassing van materialen.
23
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
2.7.2 Levenscyclusanalyse op gebouwniveau Waar het vooral om draait bij de ontwikkeling van een gebouw, rekening houdend met de levenscyclus, is de aanpasbaarheid van het geheel. Toekomstige veranderingen kunnen een andere indeling vereisen. Zo kan het nodig zijn dat men vooruitloopt op wijzigingen qua gebruik (aantal bewoners, een nieuw soort gebruik; fietsgebruik, afvalsortering e.d.), qua esthetiek (inrichtingssmaken, andere identiteit), qua technologie (netwerken, computergestuurde inrichting), de aanpassing aan nieuwe milieueisen (klimaat, geluid, mobiliteit), of een veranderende maatschappelijke structuur (gezinsverandering, veroudering van de bevolking). Waar het op neer komt is dat het gebouw flexibel is op meerder vlakken, en moet er met de volgende onderdelen rekening worden gehouden:
Biedt de inrichting flexibiliteit? Kan de inrichting eventueel aangepast worden bij gezinsverandering (bv. Opsplitsing van een bestaande ruimte om een kamer toe te voegen)
Wat zijn de uitbreidingsmogelijkheden? Is het mogelijk om een extra verdieping of uitbouw toe te voegen?
Wat zijn de herinrichtingmogelijkheden? Is het bijvoorbeeld mogelijk een woning in 2 woningen te delen, of een zou er een winkel op de beneden verdieping kunnen worden gerealiseerd?
2.7.3 Levenscyclusanalyse op materiaalniveau De levensduur van materialen hangt sterk af van het ontwerp van de details. Daarbij de verbindingen tussen onderdelen, de geschiktheid van het materiaal voor de toepassing en het onderhoud. Dit zijn middelen om de nuttige levensduur van een materiaal optimaal te gebruiken of te verlengen. Materialen worden per project bepaald en gekozen om verschillende redenen. Criteria kunnen zijn: Stabiliteit, prestatieverplichtingen (brandwerendheid, massa, bestendigheid tegen slijtage), esthetiek, de impact op de gezondheid en het milieu of de prijs. Om de totale milieubelasting van materialen te beoordelen en met elkaar te vergelijken zijn er programma’s verkrijgbaar die gebaseerd zijn op de analyse van de levenscyclus. De levenscyclusanalyses van materialen vormen de basis om databanken aan te leggen, zodat men een economiebalans kan opmaken van bijvoorbeeld een wand of een heel gebouw. In het artikel “Levenscyclus analyse en hun componenten” spreken ze van 4 hoofdfasen van de levenscyclusanalyse:
Bepaling van de doelstellingen en van het onderzoeksveld: definitie van de functie en bepaling van de systeemgrenzen. Dat wil zeggen, de grenzen van het onderzoek. Die grenzen hebben betrekking op het voorwerp van het onderzoek (bijvoorbeeld, een eenheid van 1 m² wand die moet voldoen aan bepaalde thermische, structurele en akoestische vereisten) en de omvang van de desbetreffende potentiële impact. Meestal houdt men rekening met de volgende stappen:
aankoop van grondstoffen en energiebronnen; transport en distributie; de productiestappen; het gebruik van het product.
Vaak worden ook de volgende fasen meegenomen: het beheer van het einde van de levenscyclus (recyclage, vernietiging, opslag, opwaardering, ...); het begin/einde van de levenscyclus van de infrastructuren vereist voor al die stappen.
24
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Inventaris van de binnenkomende stromen, zijnde, de gebruikte bronnen (verbruik van grondstoffen, water en energie, ...) en de uitgaande stromen, voornamelijk de emissie (lozing in het water en in de lucht, afvalproductie, broeikaseffect, ...).
Analyse van de verzamelde informatie en de evaluatie van de globale milieu-impact. Om de verschillende vormen van impact op het milieu te meten, gebruikt men meetbare indicatoren zoals:
het verbruik van niet-hernieuwbare natuurbronnen (kg); het verbruik van hernieuwbare natuurbronnen (kg); het energieverbruik (MJ); het broeikaseffect (CO2-eq.); de atmosferische verzuring (SO2-eq.); de vorming van fotochemische oxidanten (C2H2-eq.); de watervervuiling (PO4-eq.); de bodemvervuiling; het vervoer; de afvalhoeveelheid rekening houdende met de recycleerbaarheid.
De interpretatie van de resultaten beoogt het trekken van veilige conclusies uit de analyse. Men moet dus de resultaten analyseren, conclusies opstellen en de afbakening van de gerealiseerde analyse uitleggen.
2.7.4 Software Om de milieu-impact te berekenen, of terwijl om een LCA te maken, zijn er verschillende softwaremodellen beschikbaar. Welk model het meest geschikt is hangt af van de specifieke toepassing. Nederlandse programma’s voor het maken van een LCA op het gebied van gebouwen en bouwmaterialen zijn:
DuboCalc Greencalc+ Eco-Quantum BREEAM-NL* GPR
* BREEAM is oorspronkelijk ontwikkeld door de Engelse onderzoeksinstantie Building Research Establishment (BRE). De toevoeging NL maakt duidelijk dat het hier om de Nederlandse versie gaat. BREEAM stelt een standaard voor een duurzaam gebouw en geeft vervolgens aan welk prestatieniveau het onderzochte gebouw heeft. De bedoeling is gebouwen te analyseren en verbeteren8.
8
http://www.breeam.nl
25
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.8
7-6-2012
Conclusie
Uit de huidige woningvoorraad die geanalyseerd is kunnen we een aantal conclusies trekken over de kans dat een woning blijft bestaan en over de levensduur. Woningen blijven in het algemeen lang bestaan. Gemiddeld langer dan 75 jaar, de koopwoningen hebben hier de meeste kans op om dit te halen. Huurwoningen worden gemiddeld eerder gesloopt dan koopwoningen. 70% van de meergezinswoningen in de huursector is na 100 jaar verdwenen. Hoe groter de woningen hoe hoger de kans is dat ze behouden blijven. Door de grootte zijn deze flexibel in te delen. Koopwoningen blijven door constante modernisering goed passen bij de woonwensen en deze woningen hebben daardoor een hoge behoudkans. Er blijft veel behouden omdat de sloopaantallen zeer gering zijn ten opzichte van de gehele voorraad. De belangrijkste woninggebonden factoren die de levensduur beïnvloeden zijn de bouwtechnische kwaliteit, woontechnische kwaliteit. Voor elke periode zijn specifieke redenen aan te wijzen voor sloop of juist voor behoud. Woning uit de bouwperiode 1918-1930 en vroeg naoorlogse periode hebben een lagere levensduurverwachting. De woningen van 1918-1930 zijn meestal al minstens tweemaal gerenoveerd waarbij de kwaliteitsverbetering niet altijd even groot was. De woningen van de vroeg naoorlogse periode zijn hokkerig of klein en detaillering zorgt voor geluid- en vochtproblemen. Tevens zijn de wijken vaak eentonig en hebben ze geen eigen identiteit. Verbetering van de energiekwaliteit en bouwfysische kwaliteit is ingrijpend en kostbaar. Woningen uit de periode 1931-1940 en vanaf 1965 blijven langer behouden dan gemiddeld. De bouwperiode 1930-1940 wordt gekenmerkt door woningen met veel ruimte. De bouwstijl is aantrekkelijk en de stedenbouwkundige opzet vaak ruim en groen. In de bouwperiode vanaf 1965 verbetert de basiskwaliteit van de woningen op het gebied van woon- en bouwtechnische kwaliteit en daarmee nemen ook de verbeter mogelijkheden toe. Als we kijken naar de bouwtechnische levensduur is aan de bouwwijze en de het materiaalgebruik van de afgelopen jaren zijn er constructief gezien geen problemen te verwachten in de komende decennia. Het huidige Bouwbesluit garandeert dat toekomstige woningbouw constructief gezien een lange potentiële levensduur zal hebben, we kunnen stellen dat de levensduur van het casco oneindig is. Wanneer sloop om andere redenen voorkomen kan worden, zal de kwaliteit van het casco geen aanleiding vormen om woningen voortijdig te slopen. In de afgelopen decennia hebben we kunnen constateren, dat er aan de woningen steeds hogere energetisch eisen worden gesteld. Het valt te verwachten dat deze ontwikkeling in ieder geval op de korte termijn zal doorzetten. Aanpassingen aan de schil, waarmee de isolatiewaarde op een later moment naar behoefte verbeterd kan worden, zullen daarom in de toekomst gewenst zijn. De levensduur van installaties is relatief kort. Vervanging en uitbreiding van installaties moeten daarom gemakkelijk te realiseren zijn. Hiertoe dienen leidingen goed bereikbaar aangelegd te worden en moet er extra installatieruimte gereserveerd worden in het casco. Net als bij de thermische isolatie van de woning is dit kwaliteitsaspect in een later stadium moeilijk aan te passen en kan het een bottleneck worden voor een lange levensduur. Een hoger wooncomfort draagt bij aan de gebruikslevensduur van een woning. Maar een extra geluidsisolatie levert wel een hogere milieubelasting. De keuze voor goede geluidsisolatie past in het programmeren van een lange levensduur. Kijken we naar de andere factor; woontechnische levensduur. Hier hebben we de ruimte behoefte afgelopen jaren sterk zien toenemen. Op de woningmarkt dienen zich voortdurend nieuwe doelgroepen aan. Flexibel bouwen lijkt de sleutel te zijn op het gebied van de woontechnische levensduur. Ruim, aanpasbaar, veranderbaar en uitbreidbaar bouwen om optimaal in te kunnen spelen op de ontwikkelingen, wooneisen en situaties. Bouwen voor een lange levensduur vereist flexibiliteit in het ontwerp van de woning.
26
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Als we rekening houden met de bouwtechnische en de woontechnische levensduur van een woning komen we al een heel eind verder. Een gebouw bestaat uit een samenspel van ruimten, bouwdelen en materialen. Dat vormt samen een diversiteit aan levensduren, waarbij het de kunst is er regelmaat en samenhang in te ontdekken. Het denken van deze tijd moet van korte termijn denken naar de lange termijn worden geschoven, verder in de toekomst kijken. Er moet niet meer gekeken worden naar bouwtechnische kwaliteit van de woning of naar de woonkwaliteit alleen, er wordt nog te veel naar de afzonderlijke materialen en bouwdelen gekeken en te weinig naar de betekenis van het gebruik en in samenhang met de woonkwaliteit. Deze gedachten vallen samen in het componenten denken over een woning. In de cyclus van kwaliteitsaanpassingen is een ritme aanwezig die verband houd met de samenhangende bouwdelen van een woning. Het gaat hier om een ritme van ongeveer 30 jaar dat er aanpassingen worden aangebracht. Structureel worden er in de jaren 30, 60 en 90 kwaliteitsaanpassingen gedaan om de kwaliteit op te krikken. Natuurlijk verschilt dit per woning, dit ligt aan de bouwwijze en oorspronkelijke kwaliteit, het gebruik het onderhoud en de kwaliteitsaanpassing. Daarom kan dit ritme ook verschillen van het ritme van 30 jaar, dit kan zorgen voor eerdere of latere aanpassingen.
27
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3. 3.1
7-6-2012
Levensduur verlengen of beëindigen?
Inleiding
Nu we weten wat de levensduur van woningen inhoudt, gaan we verder met het bekijken van de verschillende scenario’s om de levensduur te verlengen, en te beëindigen. Met levensduur verlengen wordt bedoeld het renoveren van bestaande bouw. Dit kan op vele manieren. De levensduur beëindigen houdt in; het slopen van bestaande bouw en vervolgens vervangende nieuwbouw. De vraag die we in dit deel willen beantwoorden is de vraag; Levensduur verlengen of beëindigen? Door middel van verschillende onderdelen proberen wij hier een antwoord op te krijgen, en daarbij te helpen met het beoordelen van een case. In 3.2 worden renovatie en sloop-nieuwbouw met elkaar vergeleken. Op verschillende vlakken worden renovatie en sloop-nieuwbouw beoordeeld, zoals milieu, bouwtechnische kwaliteit en uitvoering. Omdat er in elke situatie andere factoren een rol spelen, is de precieze manier om de keuze te maken niet Het is mogelijk om de levensduur te verlengen door renovatie, of de levensduur te beëindigen met sloop-nieuwbouw. Renoveren is onder te verdelen in een aantal categorieën die staan voor de mate van verbetering van bestaande bouw. Je kunt een gebouw conserveren, wat inhoud dat de levensduur verlengd wordt met 15 jaar of meer, of men kiest voor het andere uiterste wat transformeren is. Dit staat voor een verlenging van de levensduur van minimaal 45 jaar. Aangezien er geen sloopconcepten bestaan, en nieuwbouwconcepten niet van toepassing zijn op dit onderzoek, worden er in het hoofdstuk ‘Levensduur beëindigen; Sloop-nieuwbouw’ een aantal redenen genoemd waarom een gebouw gesloopt zou kunnen worden. Ten slotte wordt er dieper ingegaan op het renoveren, in dit geval in de renovatieconcepten die ontwikkeld zijn om snel te renoveren. Dit is van belang om kosten en overlast voor bewoners te minimaliseren.
28
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.2
7-6-2012
Renovatie en sloop-nieuwbouw
3.2.1 Inleiding Als een gebouw toe is aan vernieuwing zijn er verschillende mogelijkheden; Niks doen, met als gevolg dat het gebouw niet lang meer stand zal houden; renoveren en hiermee de levensduur verlengen; of slopen en vervolgens nieuw bouwen. De eerste optie laten wij in dit onderzoek buiten beschouwing. De twee andere opties gaan we algemeen vergelijken, aan de hand van voordelen en nadelen. Hierbij worden verschillende invalshoeken gebruikt om een duidelijk overzicht te krijgen: Milieu Financieel Bouwtechnisch Woontechnisch Uitvoering Identiteit Markt Woonomgeving Sociale effecten en bewonersinvloeden Woningdifferentiatie
3.2.2 Milieu
Renovatie: Door het beperktere gebruik van grondstoffen bij renovatie ten opzichte van sloopnieuwbouw, is renovatie beter voor het milieu. Ook op het gebied van sloopafval, uitputting van grondstoffen, energiegebruik en emissies van gevaarlijke stoffen scoort het renoveren beter. De mate van renoveren hangt hier deels mee samen, in de berekening wordt namelijk ook het energiegebruik meegenomen tijdens de gebruiksfase, gebaseerd op gemiddeld verbruik. Als de energieprestatie niet wordt verbeterd tijdens de renovatie, zal dit een minder positief effect hebben op het energieverbruik tijdens de gebruiksfase. Sloop-nieuwbouw: Voordelen van het proces slopen en nieuwbouw zijn er vrijwel niet te noemen ten opzichte van het renoveren. Wel is het tegenwoordig zo dat er bij nieuwbouw eenvoudiger kan worden gezorgd voor een energieneutraal milieu, of zelfs energieleverend. Dit haalt het energieverbruik tijdens de gebruiksfase drastisch naar beneden.
3.2.3 Financieel
Renovatie: Renovatie ten opzichte van sloop gevolgd door nieuwbouw is lang niet altijd de duurste optie zoals vaak wordt gesteld. Volgens een onderzoek 9 naar naoorlogse portiekwoningen in Amsterdam van de TU Delft, afdeling Real Estate & Housing, blijkt dat de kosten van renovatie beheersbaar blijven als het bestaande casco zoveel mogelijk behouden blijft. Dit zou tot 25% goedkoper zijn dan sloop-nieuwbouw, met hetzelfde plan van aanpak. Renovatie kent veel verschillende mogelijkheden gekeken naar kwaliteitsverbetering en daar aan vast zittende kosten. Zo kan er een geringe opknapbeurt uitgevoerd worden waarbij de kosten aanzienlijk lager zijn dan bij een grote opknapbeurt. Bij sloop-nieuwbouw is hierin minder keuze. Renovatie in de vorm van een grote opknapbeurt is overigens vaak gunstiger dan een kleine opknapbeurt. Zo zal een gebouw met renovatiekosten van €30.000 10 jaar extra meegaan, en met kosten van rond de €90.000 30 jaar extra. In verhouding zijn deze opties even duur, maar door het hogere niveau van verbetering bij de 30 jaar verlenging zal de huurprijs hoger liggen, of de vraagprijs in het geval van koopwoningen.
9
Andeweg, M.T en Dr. Ir. Tim de Jonge, 2005. Renovatiemogelijkheden portiekblokken Westelijke Tuinsteden Amsterdam. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Wonen
29
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Het voordeel van renovatie ten opzichte van sloop-nieuwbouw is, helemaal wanneer verkaveling plaatsvindt, dat ondergronds kabel- en leidingwerk aangepast moet worden. Ook openbare ruimte wordt gewijzigd wat bijvoorbeeld met zich mee brengt dat de parkeersituatie aangepast moet worden door gewijzigde parkeernormen. Daarnaast moeten mensen uitverhuisd worden. Bij renovatie zullen deze problemen niet of nauwelijks voorkomen.
Sloop-nieuwbouw: Gebieden met een goede locatie in een regio of stad hebben vaak een hogere grondwaarde. Door deze gebieden met hoge grondwaarde te gebruiken voor nieuwbouw, zal dit een positief effect hebben op de waarde van het nieuwe gebouw. Vergeleken met een minder waardevolle locatie zal hetzelfde gebouw dus meer opleveren.
3.2.4 Bouwtechnisch
Renovatie: Of er gerenoveerd kan worden hangt af van de bouwtechnische staat van het casco. Ook de transformatie mogelijkheden van het casco speelt een rol. De bouwtechnische staat van sociale huurwoningen is vaak goed. De staat van woningen in de koopsector of particuliere huursector is vaak minder. Renovatie kan op verschillende verbeteringsniveaus worden toegepast Zo kan er voor een kleine bouwtechnische verbetering worden gekozen, of voor een meer uitgebreide verbetering.
Sloop-nieuwbouw: Als het casco van een gebouw in een zeer slechte staat is zal het renoveren aanzienlijk meer gaan kosten. Dit kosten die dit met zich mee brengt staan niet altijd in verhouding met de toegevoegde kwaliteit. Naast financiële gevolgen kan een bouwtechnische ingreep aan bestaande bouw ook architectonische gevolgen hebben. Zo zal het toevoegen van een externe lift voor het verbeteren van de toegankelijkheid, het architectonisch beeld van gebouwen compleet veranderen. Bij nieuwbouw zou een lift in het ontwerp geïntegreerd kunnen worden.
3.2.5 Woontechnisch
Renovatie: Tegenwoordig is het kwaliteitsniveau van hoogwaardig renoveren en nieuwbouw vrijwel gelijk. Het grote aantal succesvolle renovaties in ons land toont dit wel aan. Op de site www.nationalerenovatieprijs.nl zijn hiervan voorbeelden te vinden.
De woon- en bouwtechnische staat van een woning zijn niet de enige gegevens die meedragen aan de kwaliteit van wonen. Ook de sfeer van de woning en woonomgeving dragen hier aan bij. Voor sommige mensen is de woningplattegrond ondergeschikt aan een vertrouwde woonomgeving.
Vaak is het bestaande casco flexibel genoeg om te kunnen herindelen. In een onderzoek 10 van de TU Delft is gekeken naar de transformatiemogelijkheden van portiekblokken. Uit het onderzoek komt naar voren dat als het huidige casco behouden blijft, de kosten beheersbaar blijven. Ondanks dat de casco’s bepalend zijn voor de uitwerking van nieuwe woningen, bieden ze genoeg ruimte om functionele plattegronden te ontwikkelen volgens de woonwensen van de doelgroepen, zoals starters, gezinnen met 2 tot 3 kinderen en senioren.
10
Andeweg, M.T en Dr. Ir. Tim de Jonge, 2005. Renovatiemogelijkheden portiekblokken Westelijke Tuinsteden Amsterdam. Amsterdam: Gemeente Amsterdam, Dienst Wonen
30
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Sloop-nieuwbouw: Nieuwbouw maakt het mogelijk om een compleet andere indeling te maken. Bij renovatie zit men vast aan het casco en hierdoor aan een bepaalde indeling van de ruimte.
3.2.6 Uitvoering
Renovatie: Het voordeel van renoveren is de bouwtijd die vereist is. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is dit korter dan bij nieuwbouw. Dit kom door minder- en kortere procedures die doorlopen moeten worden.
Ook is het mogelijk de bouwtijd nog korter te maken door speciale renovatieconcepten toe te passen. Dit zorgt naast een snellere bouwtijd ook voor lagere kosten. Op de site van Bouwlokalen staat een artikel waarin een aantal renovatieconcepten staan uitgewerkt. Dit zijn de volgende vijf concepten: Woninggerichte aanpak, Reflex, Plug&play 2D-gevel, 3Dgevel en flexibele doorbraak. In hoofdstuk 3.5 “Renovatieconcepten” zal hier dieper op in worden gegaan.
Snelle bouwmethodes als bij het vorige punt beschreven zullen naast het winnen van tijd ook effect hebben op de kosten door bijvoorbeeld het verkorten van de tijdelijke huisvesting van huidige bewoners.
Net als in de nieuwbouw is het steeds meer mogelijk om ook bij renovatie prefabricage toe te passen. Dit komt door verbeterde productietechnieken en nauwkeurige meetmethoden. Vooral bij grote renovatieprojecten is dit van grote invloed op tijd en kosten. In het eerder genoemde renovatieconcept Reflex, onderzoeken verschillende partijen zoals woningcorporaties en kennisinstituten integrale renovatieoplossingen. Het is vooral gericht op het industrieel ontwikkelen van modules, die eenvoudig en snel in de bestaande bouw kunnen worden geïntegreerd.
Als een complex geen volledige vernieuwing vereist, is het mogelijk om de woningen individueel te renoveren. Dit heet woninggericht renoveren of woninggewijze renovatie. Het voordeel hiervan is dat er in fases gewerkt kan worden, per woning of per aantal woningen. Ook is er een korte renovatietijd mogelijk, minder overlast, en beperkte kosten. Op deze manier is er daarnaast de mogelijkheid om een grote variatie in woontypologieën te realiseren in hetzelfde complex.
Sloop-nieuwbouw: De prefabricage mogelijkheden voor nieuwbouw zijn vooralsnog beter mogelijk en verder ontwikkeld dan bij renovatie. Ondanks de innovatieve bouwmethodes en prefab systemen voor renovatie kan dit nog niet op tegen de mogelijkheden voor nieuwbouw. Het verschil tussen nieuwbouw en renovatie is de mate van overlast die het zal hebben voor omwonenden. Bij renovatie zal dit veel directer zijn, wat betekent dat het personeel technisch bekwamer en sociaal vaardiger moet zijn. Aannemers zijn tegenwoordig nog gewend om aan nieuwbouwprojecten te werken, waarbij het niet zo is dat het gebouw bewoond wordt, omdat het er immers nog niet staat.
Bron: http://www.stabielmanagement.nl/projecten/17.html
31
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
3.2.7 Identiteit
Renovatie: Met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kan gemikt worden op een doelgroep die deze architectuur waardeert en hier zorgvuldig mee om gaat.
Er is een toename waar te nemen in de waardering voor vroeg-naoorlogse architectuur. Minister Plasterk van cultuur heeft eind 2007 een voorlopige lijst gepresenteerd met 100 objecten met bijzondere architectuur of nationale herinneringswaarde uit de periode 19401958, als toekomstig beschermde rijksmonumenten.
Onze gebouwde omgeving hoort bij de maatschappij waarin wij leven. Iedere buurt of wijk heeft zijn eigen geschiedenis, en de bebouwing is hier onderdeel van. Daarnaast gaat het ook om de stedenbouwkundige context. Het is daarom belangrijk om naast de woon- en bouwtechnische kwaliteit ook te kijken naar de waarde van de bebouwing in de omgeving.
Sloop-nieuwbouw: Voor partijen als de opdrachtgever, architect en aannemer scoort het aanzien van een nieuwbouw project hoger dan bij renovatie. Hergebruik heeft nog geen flitsend imago, en ook de vakbladen schenken vaak meer aandacht aan nieuwbouw dan aan renovatie. Ook bij bewoners scoort nieuwbouw goed, een nieuwbouw woning met een hedendaagse uitstraling wordt aantrekkelijk gevonden. Sloop-nieuwbouw zorgt voor een grotere impact naar zijn omgeving. Het zijn grote en duidelijke ingrepen. Vaak verhoogt dit het imago van de wijk.
Een voorbeeld van het behouden van de identiteit door middel van renovatie is de wijk “Tuindorp de Hoogte” in Groningen. De wijk werd in de jaren 30 aangelegd, toentertijd buiten de stad Groningen. De wijk heeft een stedelijke opzet en fraaie architectuur. In maart 2007 werd bekend dat de wijk tot een van de 40 wijken behoorde, waar het kabinet Balkenende IV extra geld voor beschikbaar stelde. Dit is besteedt aan het verbeteren van de bouwtechnische kwaliteit van de woningen, alsook de kwaliteit van de woonomgeving. Op deze manier is de identiteit van de wijk behouden gebleven, maar de kwaliteit sterk verbeterd.
3.2.8 Markt
Renovatie: Bij een gespannen woningmarkt (aanbiedersmarkt) worden andere eisen gesteld aan de kwaliteit van een woning dan in een ontspannen woningmarkt (vragersmarkt). Bij een gespannen woningmarkt zal er eerder gekeken worden naar transformatiemogelijkheden van bestaande woningen.
Als er een krappe woningmarkt is, zal het een probleem worden om bewoners te herhuisvesten tijdens een nieuwbouw project. Een oplossing hiervoor zou woongericht renoveren (woninggewijze renovatie) kunnen zijn, aangezien de bewoners hiervoor niet of nauwelijks hoeven worden geherhuisvest.
Op stadsniveau kan het zijn dat de voorraad sociale huurwoningen voldoet aan een belangrijke vraag en het benodigd is hier met zorg mee om te gaan. Het is dus niet wenselijk om deze woningen voor een lange tijd uit de markt te halen voor sloopnieuwbouw, waardoor renovatie een betere optie is. Wel is het zo dat er in dit soort gevallen vaak voor hoog-niveau renovatie wordt gekozen, waardoor er weer een vergelijkbare investering nodig zal zijn en daardoor de huurprijs gelijkwaardig zal stijgen.
32
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Sloop-nieuwbouw: Zoals hoofdstuk 2.1 al genoemd werd, bedraagt de huidige bouwproductie in Nederland 1% van de totale woningvoorraad. Dit betekent dat als de totale productie besteedt wordt voor vervanging van bestaande bouw, een woning 100 jaar mee moet gaan. Met renovatie zijn deze waardes minder makkelijk haalbaar. Sloop gevolgd door nieuwbouw geeft de mogelijkheid om een compleet nieuwe woning en/of woonmilieu te creëren. Hiermee kan makkelijker worden voldaan aan de wooneisen van tegenwoordig.
3.2.9 Woonomgeving
Renovatie: Vaak staan de bouwblokken van vroeg naoorlogse wijken in een bepaalde structuur. Door een van de bouwblokken te slopen zou het kunnen zijn dat de architectonische en stedenbouwkundige samenhang verloren gaat. Als de stedenbouwkundige opzet van de bouwblokken goed is, zal de vervangende nieuwbouw waarschijnlijk op dezelfde manier worden geplaatst als het bestaande. In dit geval zou het ook met renovatie van de bestaande bouw kunnen worden opgelost. Bij een onzorgvuldige uitvoering van sloop-nieuwbouw in een oude wijk, kan het gebeuren dat het straatbeeld dat oorspronkelijk stedenbouwkundig op elkaar was afgestemd, verbroken wordt.
Sloop-nieuwbouw: Soms is het zo dat ook de omgeving verandering nodig heeft, zoals de infrastructuur, riolering e.d. Sloop geeft de mogelijkheid om de stedenbouwkundige plattegrond te wijzigen als dit nodig is.
Gebieden met een gunstige positie in wijk, stad of omgeving hebben vaak een hoge grondwaarde. Het benutten van de grondwaarde van gunstig geleden locaties komt als sloopmotief vaak voor.
Bij renovatie van woningen uit de naoorlogse periode worden vaak woningen samengevoegd om vergroting van het woonoppervlak mogelijk te maken. Dit heeft als gevolg dat er verdunning van de woningvoorraad plaats vindt. Bij sloop-nieuwbouw is het mogelijk een grotere bouwmassa te plaatsen, mits dit past in de stedenbouwkundige opzet.
3.2.10 Sociale effecten en bewonersinvloeden
Renovatie: Er wordt vaak voor renovatie gekozen als er in een buurt sprake is van sterke sociale samenhang. Als dit het geval is, is het van belang deze te behouden. Dit wordt mogelijk gemaakt door renovatie op laag niveau, omdat bewoners niet of nauwelijks hun huis hoeven te verlaten, en de huurprijs geen sterke stijging zal vertonen. In het geval van een grote renovatie of sloop-nieuwbouw zal dit wel het geval zijn.
Huurders kunnen bij renovatie betrokken worden en daarmee invloed op de kwaliteit en huurprijs. Dit is mogelijk door keuzepakketten aan te bieden met verschillende verbeterniveaus met bijbehorende huurprijsverhoging.
Renovatie kan ook opgesplitst worden waardoor kosten en overlast voor huidige bewoners beperkt worden. Zo kan het eerste deel in bewoonde toestand uitgevoerd worden, en het tweede deel als de huidige bewoners vertrokken zijn.
33
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
In een wijk waar veel gesloopt wordt voor vervangende nieuwbouw, kan het gebeuren dat lagere inkomensgroepen gedwongen worden naar andere wijken met goedkope woningvoorraad te verhuizen, waar concentratie van deze groep plaatsvindt.
Renovatie laat aan bewoners zien dat de bouwblokken waarin zij wonen weliswaar onderhoud nodig hebben, maar nog veel te bieden hebben.
Sloop-nieuwbouw: Sloop met vervangende nieuwbouw zorgt voor een actieve doorstroming. Door bijvoorbeeld seniorenwoningen aan te bieden, zullen bestaande eengezinswoningen waarin ouderen wonen, vrij komen voor gezinnen.
Sloop-nieuwbouw kan extra kansen bieden op het gebied van speciale woonwensen. Zo kunnen mensen bij nieuwbouw kiezen voor extra ruimte voor een bedrijf aan huis, extra kamers zodat alle kinderen een eigen kamer hebben, of kan het huis gericht worden op wonen met een fysieke beperking. In bestaande bouw zijn dit soort dingen minder eenvoudig realiseerbaar.
Wanneer de woon- en bouwtechnische kwaliteit van de woningen slecht is en de mogelijkheden voor renovatie beperkt en duur, zullen bewoners eerder instemmen met sloop en nieuwbouw. Gebruikelijk is dan wel om ook de woonwensen van huidige bewoners mee te nemen in het nieuwbouwproces. Ook moeten bewoners goed worden ingelicht over de ontwikkelingen, om onzekerheden weg te nemen.
Een voorbeeld hiervan is de Grunobuurt in Groningen. Na een haalbaarheidsonderzoek bleek dat renovatie niet de gewenste prijs-kwaliteitsverhouding zou opleveren. Uiteindelijk stemden de bewoners in met de sloop, en werden ze nauw betrokken bij de vernieuwingsplannen.
3.2.11 Woningdifferentiatie
Renovatie: Sloop wordt vooral toegepast in de goedkope en betaalbare woningvoorraad. Veel sloop vindt plaats bij de sociale huurwoningen, waarvoor minder nieuwbouwwoningen in de plaats komen. Dit heeft als gevolg dat het aandeel van de sociale huursector afneemt, wat wordt voorkomen wordt door het bestaande te renoveren. Sloop-nieuwbouw: Voor veel bewoners hangt de aantrekkelijkheid van een woonomgeving samen met de mate waarin een woon carrière mogelijk is binnen de wijk. Om dit mogelijk te maken en om hogere inkomensgroepen te trekken, is toevoeging van nieuwe eengezinswoningen en koopwoningen onontkoombaar.
Het komt voor dat woningen met een op zich goede woon- en bouwtechnische kwaliteit gesloopt worden, omdat er een grote concentratie is van dezelfde woningen. Dit blijkt te leiden tot gebrek aan identiteit en gebrek aan sociale controle, met eventueel sociale problemen tot gevolg. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat nieuwbouw in kleinschalige projecten wordt uitgevoerd met behoorlijke differentiatie. Om te voorkomen dat er op voorhand achterstandswijken ontstaan, is het ook benodigd om niet alleen differentiatie te bieden in unieke woonmogelijkheden, maar ook differentiatie naar inkomensgroepen.
34
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
3.2.12 De afweging In dit overzicht staan verschillende aspecten genoemd waar rekening mee gehouden moet worden in de keuze voor renovatie of sloop-nieuwbouw. Maar hoe maak je, met al deze aspecten rekening houdend, een afweging? In verschillende gebieden en situaties gelden telkens andere aspecten en zal op andere gronden een afweging gemaakt worden. Wel kan in grote lijnen een aanpak gegeven worden. Hierover zegt Gert Jan te Velde van Van Schagen Architekten het volgende: “In ieder traject moet eerst helderheid zijn over hetgeen de bestaande voorraad te bieden heeft. We beginnen daarom met een ontwerponderzoek naar de transformatiemogelijkheden van de bestaande casco’s. Bij het onderzoek betrekken we vaak een groter gebied, zodat we te weten komen welke casco’s het meest geschikt zijn voor renovatie. Hierbij nemen we de woonwensen van drie doelgroepen als uitgangspunt; kleine huishoudens (starters, maar soms ook vitale ouderen), senioren en grote gezinnen. Een kostenmodel - waarvan het bureau Winket er voor renovatie meerdere ontwikkeld heeft - maakt het mogelijk snel inzicht te verkrijgen in de prijs-kwaliteit verhouding. De uitkomsten uit het ontwerponderzoek vergelijken we met de doelstellingen die eerder in het proces gesteld zijn met betrekking tot woningdifferentiatie, doelgroepen, impuls voor de woonomgeving etc. Soms zal dit passen, maar ook vaak is een ideaal programma vastgesteld, waarmee renovatie niet altijd matched. Daarentegen kunnen uit ontwerponderzoek zeer bijzondere woningtypologieën volgen, waar in eerste instantie niet aan werd gedacht. Bij de keuze voor een onderzoek naar renovatie is het daarom van belang dat er voldoende flexibiliteit in het programma zit, zodat een wisselwerking kan ontstaan tussen wat men aantreft en wat men wilt. Ik ben niet perse voor renovatie of voor nieuwbouw, wèl voor een zorgvuldige afweging. Naoorlogse wijken hebben een zekere eigenheid, die versterkt kan worden of juist verzwakt door ruimtelijke ingrepen. Zorgvuldige ingrepen voegen iets toe aan de gelaagdheid van een plek, onzorgvuldige ingrepen knippen iets weg. Renovatie maakt bovendien zichtbaar wat de bestaande voorraad te bieden heeft. Dit maakt mensen weer trots op hun wijk. De emancipatie van bouwblokken en mensen, zou je ook wel kunnen zeggen."
35
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.3
7-6-2012
Levensduur verlengen; Renovatie
3.3.1 Inleiding Er zijn de afgelopen jaren telkens nieuwe termen bedacht om kwaliteitsverbeteringen van bestaande bouw een naam te geven. Een aantal van de termen die bedacht zijn; hoogniveaurenovatie, laag-niveaurenovatie, transformatie, facelift, renovatie, rehabilitatie, woningverbetering, groot onderhoud, e’novatie. Dit is slecht een klein deel van de mogelijkheden die door de jaren heen voorbij zijn gekomen. Het is daarbij haast onmogelijk om nog gevoel en overzicht te hebben op al deze begrippen. Ondanks de vele termen, is er hier gekozen voor 3 basisbegrippen. De begrippen over de kwaliteitsaanpassing richten zich op de aard en omvang van de ingreep. Aan de begrippen zit een exploitatie periode verbonden, waarover eerder in dit onderzoek al gesproken is. De volgende begrippen hanteren wij, met bijbehorende exploitatieperiode:
Conserveren (15 jaar of meer)
Renoveren (30 jaar of meer)
Transformeren (45 jaar of meer)
3.3.2 Conserveren Bij het principe conserveren, ook wel Grootonderhoudsplan genoemd, wordt de bestaande kwaliteit qua casco en ruimte zoveel mogelijk behouden. De verbeteringen worden vooral gericht op comfort, uitstraling en duurzaamheid. De investering voor het conserveren zal 30 tot 50 procent van de nieuwbouw zijn. Een situatie waarbij conserveren wordt toegepast is bijvoorbeeld een herenhuis uit het begin van de vorige eeuw. Ook woningen van minder dan 30 jaar oud worden vaak verbeterd met het kwaliteitsniveau van conserveren.
3.3.3 Renoveren Bij het renoveren ligt het accent op vernieuwen. De woning wordt weer aan de tijd aangepast, hierbij kan de ruimte eventueel worden heringedeeld binnen het bestaande casco. De investering zal 50 tot 80 procent van de investering van nieuwbouw bedragen, afhankelijk van de oorspronkelijke kwaliteit. Het verschil tussen renoveren en conserveren is dat er bij renoveren sprake is van een aanpassing van de plattegrond binnen het casco, of door het toevoegen van aan- of bijbouwen. Dit is nodig als er onvoldoende leefruimte is. Dit komt veelal voor in vooroorlogse en vroeg naoorlogse woningen, en vragen dus om een dergelijke aanpak. Gebeurd dit niet dan zullen de woningen komende decennia minder gewild zijn.
3.3.4 Transformeren Bij het transformeren zijn de oorspronkelijke woning en casco niet meer de grens. Toch wordt het casco vaak behouden op de gevelarchitectuur na. Dit principe wordt vooral toegepast bij de eerste sociale woningbouw en woningen uit de vroeg naoorlogse periode. Beide voorbeelden worden overheerst door hokkerigheid van de plattegrond en beperkte woonruimte. Of er gekozen wordt voor transformatie is afhankelijk van de waarde van het bestaande. Hierbij spelen vooral de architectonische en cultuurhistorische waarde een rol. De investering van het transformeren ligt tussen de 60 en 120 procent van die van nieuwbouw.
36
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.4
7-6-2012
Levensduur beëindigen; Sloop-nieuwbouw
3.4.1 Inleiding De tegenhanger van renoveren is sloop gevolgd door vervangende nieuwbouw. Ondanks de vele negatieve reacties op sloop-nieuwbouw, zijn er ook veel voordelen te noemen voor deze optie. (zie 3.2 Voordelen renovatie en sloop-nieuwbouw) Zoals eerder genoemd is weegt ook de milieubelasting van sloop-nieuwbouw niet op tegen de milieubelasting van renoveren. Het afkappen van de levensduur van materialen heeft nou eenmaal een negatief effect op de gehele levensduur van een gebouw. Maar er zijn een aantal gevallen dat sloop gevolgd door vervangende nieuwbouw onontkoombaar is. Een aantal van deze gevallen zullen hieronder behandeld worden.
3.4.2 Slechte bouw-/woontechnische staat In veel vroeg naoorlogse woningen is de bouw- en woontechnische staat erg slecht. In sommige gevallen zo slecht, dat renoveren niet uit kan. Hierbij is vooral de bouwtechnische staat een doorslaggevend gegeven, want als het casco vervangen moet worden zijn de kosten voor transformatie niet te overzien. Het slopen van het huidige gebouw en het nieuw bouwen zorgen weliswaar voor een hoge milieubelasting, maar door hier rekening mee te houden bij de nieuwbouw is het mogelijk om deze milieubelasting over een langere tijd uit te spreiden. Door de technische kennis die er tegenwoordig is kan een gebouw een langere levensduur halen dan in het begin van de vorige eeuw mogelijk was.
3.4.3 Verzakking Een onderdeel van de constructie is de fundering van een gebouw. Omdat het gewicht van het bouwwerk hierop rust is het lastig om dit onderdeel tijdens een transformatie te vervangen als dat nodig is. Bij verzakking zal een gebouw deels of volledig gaan zakken. Hierdoor ontstaan scheuren in fundering en constructie, wat gevaarlijke situaties op kan leveren. Uiteraard is dit op te lossen door de constructie te ondersteunen, maar dit is vaak tijdelijk en hier zitten hoge kosten aan verbonden. Een voorbeeld zijn de woningen in Schiedam, in de wijk ‘De velden”. Aan de Majoraanveld en Kervelveld. Door verzakking ontstonden scheuren en na onderzoek bleek de grond instabiel. Ondanks een eerder toegepaste oplossing ontstonden er opnieuw scheuren. Uiteindelijk werd besloten de gebouwen te slopen, omdat aanpassing van de fundering te hoge kosten met zich mee zou brengen.
3.4.4 Ongevarieerd woningaanbod In tijden van woningnood in de vorige eeuw, werden in groot tempo grote hoeveelheden dezelfde woningen geproduceerd. Afgezien van de (lage) bouwtechnische kwaliteit, zat er weinig variatie in woonoppervlakte en woningindeling. Met de tijd verandert ook de vraag naar bepaalde woningen. Zo ontstaan er wijken waar een te eenduidig woningaanbod is, waardoor er leegstand ontstaat. Als de woningen weinig potentie hebben voor herbestemming, of ingrijpende veranderingen vereisen, is sloop-nieuwbouw een oplossing. De nieuwe bebouwing zal dan aan de hand van wensen van de bewoners gebouwd kunnen worden, waardoor de eerder verwaarloosde gebieden weer nuttig gebruikt worden.
37
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.5
7-6-2012
Renovatieconcepten
3.5.1 Inleiding Het is Voordehand liggend dat renovatie meer opties biedt dan sloop gevolgd door nieuwbouw. Er zijn uiteraard verschillende manieren om een gebouw te bouwen, zoals stapelbouw, montagebouw of houtskeletbouw. Maar dit is niet meer van toepassing op de levenscyclus, aangezien het voorgaande gebouw al gesloopt is, en er in ieder geval materialen gebruikt gaan worden voor het nieuw bouwen. Vandaar dat hier in wordt gegaan op verschillende opties om te renoveren. In het artikel ‘Sneller renoveren’ van Bouwlokalen worden 5 verschillende manieren genoemd om snel te renoveren. Dit zijn Woninggerichte aanpak, Reflex, Plug&play 2D-gevel, 3D-gevel en Flexibele doorbraak. Deze 5 concepten zullen we gaan behandelen in dit hoofdstuk.
3.5.2 Woninggerichte aanpak Zoals de naam zelf al zegt, woninggerichte aanpak, gaat het om het verbeteren van de individuele woningen in een complex. Op het moment dat een complex niet meer voldoet aan de vraag, en beslissingen over de toekomst van het betreffende complex pas over een tiental jaren staat gepland, kan het zijn dat de woningen toch aan verbetering toe zijn. Het is dan te vroeg om een grote renovatie toe te passen, maar er moet in ieder geval iets worden gedaan aan de kwaliteit van de woningen. Met woninggerichte aanpak zal er meer woonkwaliteit worden gerealiseerd, met een beperkt budget en een korte verbouwingstijd. De uitgangspunten van deze aanpak zijn: Het renoveren van de individuele woningen moet niet voor overlast zorgen voor omliggende bewoners, bijvoorbeeld bij mutatie. De omlooptijd van de verbetering mag maximaal 2 tot 3 weken in beslag nemen. In dragende wanden worden sparingen gemaakt om verschillende ruimtes binnen de woning te vergroten of te combineren. De bewoners moeten invloed hebben op de keuze van woningindeling. Het afwerkingniveau wordt door de corporatie bepaald, maar ook moet er gekeken worden of de bewoner hier enige invloed op kan hebben. Er wordt gebruik gemaakt van IFD (Industrieel, Flexibel, Demontabel) technieken. Deze worden gebruikt om de bouwsnelheid en flexibiliteit te verhogen, de hinder te verlagen en het milieu te sparen. Een nauwkeurige planning zodat werkzaamheden na elkaar en direct aansluitend gebeuren. Om een korte bouwperiode te realiseren moeten de werkzaamheden worden geoptimaliseerd. Om dit te bereiken moet ten eerste de sloop worden verzorgd door een gespecialiseerd bedrijf, zodat het resultaat van de sloop bekend is zoals dit vooraf is omschreven. Het verder verloop van de werkzaamheden moet nauwkeurig worden afgestemd zodat partijen niet gelijktijdig aanwezig zijn, maar achtereenvolgens hun werkzaamheden in één keer af kunnen ronden. De woninggerichte aanpak zal vooral voor verbeteringen zorgen in de indelingsmogelijkheden van de woningen. Verbetering van geluidsisolatie is in mindere mate mogelijk bij het woninggericht renoveren. De mogelijkheden voor de installaties moeten per opgave bekeken worden. De kosten van een woninggerichte renovatie liggen tussen de tienduizend en dertienduizend euro.
3.5.3 Reflex Reflex is een principe waarbij verschillende bedrijven en instanties samenwerken om vernieuwingen in de renovatiesector te ontwikkelen. ReFlex is opgestart in het kader van het door SenterNovem gecoördineerde E.E.T. programma van de ministeries van Economische Zaken, Onderwijs Cultuur en Wetenschap en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Er worden nieuwe duurzame renovatiesystemen ontwikkeld, waarbij wordt gezocht naar integrale renovatieoplossingen, die een hoog comfort kunnen bieden. Het gaat daarbij niet om losse maatregelen maar om complete bouwdelen, die in één keer vernieuwd kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn gevels, daken, installaties en binnen afwerking. Men kijkt hierbij niet alleen naar de oplossing zelf, maar ook hoe het kan worden toegepast in het bestaande gebouw.
38
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Een voorbeeld is het toepassen van een volledige dakopbouw. Er kan gekozen worden voor een vooraf ontworpen en uitgedachte opbouw, waardoor er veel tijd en geld wordt bespaar op het ontwerpen van een heel nieuw dak. Met het ontwikkelen van deze concepten kan de bestaande bouw een kwaliteitsimpuls krijgen. Integrale modules van producten, processen en diensten moeten uiteindelijk een optimale oplossing bieden.
3.5.4 Plug&play 2D-gevel Gevel vullende puien komen veel voor in de Nederlandse woningvoorraad. Zowel in meergezinswoningen als in eengezinswoningen zijn (en worden) deze bouwdelen veel toegepast. Als gekeken wordt naar de grote voorraad naoorlogse woningen dan valt op dat daar veel gebruik is gemaakt van gevel vullende puien. Het kenmerk van deze gebouwen is dat ze hun stabiliteit uit het casco halen, zonder de gevel hierbij te gebruiken. In de meeste gevallen is er dan ook een stijve kern in de woningen aangebracht. Bij de nieuwbouw is het makkelijk om puien toe te passen, aangezien in één keer een Gevelpuien; hele gevel dichtgezet kan worden. Het Bron: www.effectontheweb.vbo.nl/KantoorData/921/Images/ metselen van een gevel neemt veel meer 246573/921_246573_1.jpg tijd in beslag dan het plaatsen van een gevel pui en deze tijd was er niet na de oorlog. Dit is dan ook een van de kenmerken van de woningbouw uit die tijd. De puien van destijds zijn momenteel aan vervanging toe. Een ‘Plug&Play gevel-2D bij renovatie is een toepassing voor woningen die gevel vullende elementen hebben. Het plaatsen van de gevelelementen brengt wel specifieke eisen met zich mee wat betreft maatvoering, maar ook qua uitvoering en voorbereiding. Ook bij dit principe moet het proces namelijk weinig overlast veroorzaken voor omwonenden. Bij een Plug&Play gevel wordt er ook gekeken welke voorzieningen er in de gevel kunnen worden opgenomen. Zo kan de ventilatie al in de gevel worden aangebracht door middel van roosters en eventuele aansturing of regeling van de ventilatie kan eveneens in gevelpanelen worden aangebracht. Daarnaast moet men mogelijkheden hebben voor verschillende afwerkingen zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde. Bovendien moeten meerdere functies op één plek in de pui ondergebracht kunnen worden, zoals deuren, ramen, open en dichte panelen. Doordat de Plug&Play 2D gevel meer biedt dan alleen een scheiding tussen binnen en buiten en in één keer geplaatst kan worden, biedt het een oplossing voor veel gebouwen.
3.5.5 3D-gevel Een 3D-gevel heeft veel gemeen met de eerder genoemde 2D-gevel. Ze worden beide voornamelijk gebruikt voor de bestaande bouw. De 2D-gevel is een vervanging van de pui, met daarin verschillende technische mogelijkheden, maar een 3D-gevel is meer dan dat. Bij de 3D-gevel gaat het om een driedimensionale module die na prefabricage toegevoegd kan worden aan een woning. Er is daarbij wel een extra fundering nodig, waarop de modules worden gestapeld. De modules worden ook aan het bestaande gekoppeld.
Bron: www.bouwenmetstaal.nl/lasso/tools/referentiedetails/lezing en/support.html
39
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Door het toevoegen van de modules is een toename van woonruimte mogelijk, van 1,50 meter tot 3,60 meter diep. Door aan zowel de voor- als achterzijde modules te plaatsen kan dit getal verdubbeld worden. Het komt vaak voor dat de modules aan de voorzijde worden gebruikt als uitbreiding van de woningruimte en de modules aan de achterzijde als nieuwe ontsluiting. Het plaatsen van een lift is dan ook mogelijk. De kwaliteit van de woningen wordt door dit principe enorm verbeterd, en de modules worden op nieuwbouw niveau gebracht. Door het verbeteren van de rest van de woningen op hoog niveau, zal het totaalbeeld ook gewijzigd worden. De voorzieningen genoemd bij de 2D-gevel kunnen ook (zelfs in uitgebreidere vorm) worden toegepast bij de 3D-gevel. Kosten voor de verbetering door middel van de 3D-gevel komen al gauw op de €100.000 per woning. Hier zit dan ook een exploitatietermijn aan vast van zon 40 tot 50 jaar. Dit renovatieconcept valt dan ook onder het Transformeren.
3.5.6 Flexibele doorbraak De Flexibele Doorbraak is een project waarbij woningcorporaties Het Oosten, FarWest en HaagWonen in samenwerking met SBR en adviesbureaus een nieuw concept hebben ontwikkeld om de naoorlogse (portiek)etagewoningen op hoog niveau te renoveren. Het concept is vervolgens getoetst in een flat in Amsterdam. De oorspronkelijke vraag hierbij was om voor de korte termijn een impuls te geven aan de kwaliteit, bij voorkeur op woningniveau. Toch bleek dit niet haalbaar binnen het gestelde budget. Het verbeteren van de bestaande woningvoorraad stond voorop bij het project. Na onderzoek bleek dat dat echt grote verbeteringen in de woning alleen mogelijk zijn bij een grote verlenging van de exploitatietermijn, en dat het in dat geval ook uit kan om grote verbeteringen toe te passen. Een probleem van de naoorlogse woningbouw is de kleine en hokkerige indeling van de plattegrond. In de Flexibele Doorbraak wordt dit opgelost. Door de woningscheidende wand die de woning in tweeën deelt, in zijn geheel te verwijderen en te vervangen door een stalen portaal wordt de indeelbaarheid enorm verbeterd. De toegepaste techniek voor het verwijderen is uniek. Van bovenaf wordt een deel van het dak verwijderd en wordt de wand in delen uit het gebouw gehesen. Vervolgens wordt een geprefabriceerd stalen portaal in het gebouw geplaatst, vooraf al voorzien van de nieuw installaties. De vloer wordt daarna aangestort zodat het weer een constructief geheel vormt. De stalen balk, die boven de vloer uitsteekt, is de basis voor een verhoogde vloer, waarin alle leidingen in worden aangebracht. De leidingen blijven ook tijdens het gebruik bereikbaar, zodat latere aanpassingen tot de mogelijkheden behoort.
Flexibele doorbraak; Bron: Sneller renoveren
De indeling in de woning kan vervolgens eenvoudig worden gerealiseerd met metal-studwanden. Het voordeel van de Flexibele Doorbraak is dat veel kwaliteit wordt toegevoegd, zeker als men het vergelijkt met de huidige renovaties. Ten eerste wordt de woning ruimtelijker. Daarnaast is de geluidsisolatie sterk verbeterd door de zwevende dekvloer, en lopen de leidingen in de eigen woning, en niet meer door de woning van de buren zoals bij oudere gebouwen nog wel eens voorkomt. Door middel van een Flexibele Doorbraak zijn bestaande woningen op het kwaliteitsniveau van nieuwbouw te krijgen. Uit een eerste indicatie van de kosten blijkt dat de kosten van deze ingreep 5 tot 10 procent lager ligt dan de kosten van een vergelijkbaar project met sloop-nieuwbouw.
40
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.6
7-6-2012
Conclusie
Het blijft een lastige keuze, het bestaande renoveren en een langer leven bezorgen, of slopen en vervolgens een splinternieuw gebouw neerzetten. Beide mogelijkheden hebben, zoals in het voorgaande te lezen is, hun eigen voor- en nadelen. Op de vraag; Levensduur verlengen of beëindigen, is dus niet direct een duidelijk antwoord op te geven. Ten eerste is het belangrijk om te weten in wat voor bouwkundige staat het bestaande gebouw is. Is het nog de moeite waard om deze te behouden? Of zal het casco het binnen niet al te lange begeven? Maar ook de sociale aspecten spelen een rol bij deze keuze. Is er sprake van een sterke band tussen de bewoners, en dient deze behouden te blijven? Of zorgt het ontwerpen van een heel nieuwe gebouw juist voor een impuls voor de omgeving? Alle aspecten die tijdens het voorgaande onderzoek zijn behandeld dienen meegenomen te worden in de beoordeling of een gebouw moet blijven staan of moet worden vervangen. Elk gebouw is uniek en vereist daarom ook een individuele analyse. Als de keuze is gevallen op het hergebruik van een gebouw, moet er een volgende keuze worden gemaakt. Met hoeveel jaar moet de levensduur worden verlengd? Heeft het gebouw met zijn structuur en omgeving een hoge potentie om nog vele jaren te blijven staan, dan zou er gekozen kunnen worden voor het transformeren. Dit vereist een hogere investering, maar zal zich over de gehele periode weer uitbetalen. Een periode van minimaal 45 jaar. Staat het gebouw op de planning om binnen 20 jaar gesloopt te worden, dan zal het gebouw maximaal voor conserveren genomineerd kunnen worden, aangezien grotere investeringen niet meer uit kunnen. Ten slotte is het bij renoveren gewenst dat het zo snel mogelijk gebeurd, en met zo weinig mogelijk overlast voor de bewoners. Door verschillende renovatieconcepten is dit mogelijk. Afhankelijk van de situatie kan uit verschillende concepten worden gekozen, waarmee woningen verbeterd kunnen worden binnen een zo kort mogelijke periode.
41
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
4 Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen 4.1
inleiding
In dit hoofdstuk zullen wij een case gaan behandelen met als doel een keuze te maken tussen renovatie of sloop gevolgd door nieuwbouw. Onze case betreft een portiekflat aan de Oosterpark in Assen. De portiekflat is een van de 6 portiekflats aan de Oosterpark, gelegen rond een grote vijver. Deze zijn weer onderdeel van een groter plan, waarbij ook een aantal kleinere woningblokken horen. De flat die wij gaan behandelen is de flat met de huisnummers 62-96. In de onderstaande situatie is dit gebouw rood omcirkeld. Achter de flats liggen bergingen, en de appartementen op de begane grond beschikken ook over een achtertuin. Om een goed beeld van het gebouw en de gebruikte materialen te krijgen hebben we de technische tekeningen opgevraagd en hebben we een bezoek gebracht aan de locatie. Ook hebben we binnen kunnen kijken waardoor we een indruk kregen van de ruimte die de appartementen bieden. Aan de hand van de informatie uit hoofdstuk 2 en 3, zullen wij bekijken wat er het best met onze case gedaan kan worden. Is het gebouw nog in goede staat en kan het uit om het gebouw te renoveren, of is slopen en nieuwbouwen een betere optie? Ten eerste zullen we een inventarisatie maken van het bestaande gebouw. Dit doen we volgens de behandelde onderdelen in hoofdstuk 2, woon- en bouwtechnische eisen. Vervolgens kijken we wat de grootste knelpunten zijn in onze case. Ten slotte gaan we de punten bij langs die we behandeld hebben in hoofdstuk 3, om zo uiteindelijk de keuze te kunnen maken.
42
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
4.2
7-6-2012
Inventarisatie bestaande woningen
4.2.1 Uitstraling Om te beginnen hebben wij een bezoek gebracht aan de locatie waar ons object staat, de Oosterpark. De ligging is erg gunstig, het ligt op loopafstand van het station en het centrum van Assen. Ook de opzet van de wijk is erg ruim en draagt bij aan een dorps beeld in plaats van een stadsbeeld, ondanks de portiekwoningen die toch vooral in stedelijk gebied worden toegepast. Het werd meteen duidelijk dat de wijk erg achter loopt qua uitstraling. De bebouwing is grotendeels uit dezelfde periode (jaren ’50), en heeft op het eerste gezicht naast de standaard onderhoudsingrepen weinig aandacht gehad. Ook valt op dat veel van de woningen te koop staan. In de bijlage zijn foto’s opgenomen die een beeld geven van de woningen en de omgeving.
4.2.2 Woontechnische staat Oppervlakte De eisen die werden gesteld aan de woontechnische eigenschappen van woningen in de tijd dat de portiekblokken aan de Oosterpark werden gebouwd, waren minder hoog dan die van tegenwoordig. Dit is terug te zien in de oppervlaktes van de appartementen. Er zijn 2 types appartementen; het eerste type is een 4-kamer appartement; het tweede type is een 3-kamer appartement. De oppervlaktes zijn respectievelijk 64,0m2 en 55,1m2. In de tabel hieronder staat een overzicht van de oppervlaktes per ruimte.
Woonkamer Slaapkamer 1 Slaapkamer 2 Slaapkamer 3 Keuken Hal Badkamer Toilet Totaal
Opp. Type I (m2) 17,7 15,2 7,1 8,9 7,0 5,3 1,8 1,0 64,0
Opp. Type II (m2) 17,7 15,2 7,1 7,0 5,3 1,8 1,0 55,1
De appartementen gelegen op de derde verdieping beschikken ook nog over een zolderruimte. Deze is in de meeste gevallen te bereiken met een vlizotrap. Door de geringe hoogte van de zolder is deze slecht geschikt voor een extra kamer, maar zal deze voornamelijk als opslagruimte gebruikt kunnen worden.
Inrichtingsmogelijkheden en looplijnen De inrichtingsmogelijkheden van de ruimtes is erg beperkt. Door het kleine oppervlak is de indeelbaarheid vrij miniem. Wel is het mogelijk bepaalde tussenwanden (deels) te doorbreken. Dit brengt wel met zich mee dat er eventueel een vervangende ondersteuning nodig is. In het geval van de hal, badkamer en toilet is er geen mogelijkheid tot een nieuwe indeling zonder grote ingrepen te plegen. De looplijn in de originele plattegrond is erg inefficiënt. Dit komt vooral door de badkamer die in het midden van het appartement ligt. En net als bij de indelingsmogelijkheden is het probleem bij de looplijnen een te klein oppervlak.
43
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Daglichttoetreding Behalve de appartementen aan de kopse kanten, is er alleen aan de voor- en achterzijde van de woningen sprake van daglichttoetreding. In de brede beuk, waar zich de woonkamer en slaapkamer 1 bevinden, zijn er aan beide zijdes vrij grote kozijnen geplaatst. Van de 2 ruimtes zou ook 1 ruimte gemaakt kunnen worden waardoor een doorzonkamer ontstaat. In de originele plattegrond wordt deze ruimte in 2-en gedeeld door een wand, waardoor er in beide kamers een donkere kant ontstaat. In de smalle beuk bevindt zich aan de voorzijde een keuken met een deur naar een balkon. Door het glas in de deur valt hier voldoende licht naar binnen. Aan de achterzijde zit in het geval van het eerste type één slaapkamer, en het tweede type heeft er 2. Deze kamers zijn voorzien van een klein raam. Ruimtelijkheid De hokkerige indeling en kleine ruimtes dragen bij een laag gevoel van ruimtelijkheid. Gezien de verhoudingen van de lengte en breedte van de ruimtes in de originele plattegrond is er wel enige vorm van ruimtelijkheid. Er zijn geen lange smalle vertrekken, en de hoogte is redelijk.
4.2.3 Bouwtechnische staat Bij het beschouwen van de bouwtechnische staat van het gebouw gebruiken we naast de bezichtiging ook de volgende tekeningen, deze zijn te vinden in de bijlage: Blad nummer 1A. TYPE 3WA, Bestektekening v/d 48 won. + schuurtjes. Datum: 15-5-52. Blad 2. Bouw 138 woningen te Assen. Gew. Betonconstructies type 3WA en 3WB. Plattegrond van één systeembeuk woningtype 3WA. Datum: 13-5-53.
Constructie De portiekflat is gefundeerd op staal, het geheel bestaat uit gemetselde spouwmuren en steens woning scheidende binnenmuren. Ook de schoorsteenschachten zijn gemetseld, en bordessen en bordestrappen in de portiek zijn van beton. In het bestek wordt er gesproken over gewapende holle baksteenvloeren. Dit wijkt af van de tekeningen waar betonnen vloeren zijn weergegeven voor de beide verdiepingsvloeren, voor de begane grond, het trappenhuis, toilet, douche, keuken en hal. De betonnen balkonvloeren en entreeluifel zijn aan één stuk doorgestort met de betonnen verdiepingsvloeren. De rest van de begane grond heeft een houten vloer. Ook de zolder is uitgevoerd met een houten vloer, waarvan de balken in het zicht zijn gehouden. In de gevels van de portiekflat zijn betonnen kolommen zichtbaar. Deze zijn in de spouwmuren opgenomen, en volgens de details op blad 2 zijn deze geïsoleerd. De aaneengesloten bergingen zijn gedateerd, en bevinden zich achter het gebouw. De bergingen zijn opgetrokken uit halfsteens metselwerk voorzien van een lage golfplaten kap over de gehele lengte. Het geheel oogt vochtig. Dit komt door opspattend regenwater en ook de vloeren van trottoirtegels binnen helpen niet aan een betere vochthuishouding. Op bouwtekeningen staan hier overigens 10cm dikke betonplaten aangegeven. De dakgoot is onlangs vervangen.
44
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Binnen condities De appartementen zijn door de dunne vloeren en smalle wanden erg gehorig. Als de buren, boven en onder, luid praten of de muziek aan hebben is dit goed te horen. De buren op horizontaal niveau zijn beter akoestisch van elkaar gescheiden door een woning scheidende wand. In de meeste appartementen is nog een gaskachel aanwezig, deze is geplaatst in de woonkamer tegen de buitengevel aan. Veel van deze warmte gaat gelijk weer verloren door de ongeïsoleerde gevel. De ventilatievoorzieningen in de gevel bestaan uit kleine klapraampjes en vanuit de keuken is een afvoer van de afzuigkap geplaatst. Alleen in het slaapkamer raam zit een klein ventilatieroostertje, in de rest van de woning zijn geen ventilatieroosters aanwezig. In de appartementen bevinden zich kleine schachten voorzien van een rooster (mogelijk een gemeenschappelijk kanaal, de uitmonding in het dakvlak is niet/deels traceerbaar). Deze voorzieningen voldoen niet aan het Bouwbesluit en zijn absoluut onvoldoende. De kruipruimte onder de portiekflat is erg vochtig.
Buitencondities Door de vele grote openstootvoegen in de gevel is deze sterk geventileerd. De ventilatie is ook voor de kruipruimte onder de portiekflats. Door extreme ventilatie van de gevel en daarnaast slechte isolatie, komt de kou van buiten eenvoudig binnen. In de gevel zijn diverse betonnen elementen opgenomen in het metselwerk. Verder zitten er in de grote kozijnen asbesthoudende panelen. Vanuit de keuken zijn bij sommige appartementen rookgasafvoeren van de afzuigkap in de gevels aangebracht. Sinds de bouw van het pand zijn de houten kozijnen nooit vervangen. Door goed schilderwerk zijn deze vooralsnog in redelijke staat. De rest van de grote panelen aan de voorzijde van de woningen is slecht geïsoleerd. Gebruik De uitgebouwde entree is gelegen op een betonplaat is van goede kwaliteit en afgestemd op de 6 te ontsluiten woningen, waarvan 4 stuks op de verdieping zijn gelegen. De 1e verdieping wordt ontsloten via een enkele rechte steektrap, waarna een dubbele rechte steektrap met bordes de 2e verdieping ontsluit. De trappen zijn erg stijl en niet waterpas gemonteerd, wat het gebruik niet makkelijker maakt. In de portiekflat is geen lift aanwezig, en de portiek is niet afsluitbaar. Dit geeft een minder veilig gevoel voor de bewoners, omdat elke voorbijganger binnen kan komen. Onderhoud/beheer De eerste indruk is een goed onderhouden portiekflat, goed in het schilderwerk, strak dakvlak. Er lijkt nauwelijks sprake van achterstallig onderhoud te zijn aan de voorzijde van de portiekflat. Komen we echter aan de achterkant, dan is dat een ander verhaal. Het schilderwerk is hier een stuk minder vergeleken met de voorkant, en de dakrand is toe aan een grote onderhoudsbeurt. De slechte staat van de achterzijde is deels te wijten aan het feit dat de zon hier op schijnt. Dit heeft meestal effect op het schilderwerk. Bij de balkonvloeren zowel aan de voor- als achterzijde is er sprake van achterstallig onderhoud. De deklaag komt los van de balkonvloer, er is slecht schilderwerk en er is roestvorming zichtbaar aan de kopse kant van de balkonvloer. Het enige grootschalige onderhoud dat er gepleegd is aan het gebouw is een nieuw dak. Verder is er naast de standaard onderhoudsingrepen niets gebeurd. Mode/trends De portiekflat staat in een grote, ruim opgezette wijk met een park met waterpartij aan de voorzijde. Er zijn geen algemene voorzieningen in de portiekflat aanwezig, welke tegenwoordig wel gewenst zijn. De installaties en ventilatievoorzieningen in de appartementen zelf zijn uitermate ongezond als we kijken naar de kwaliteit van het binnenmilieu. In het geval van open installaties is het zelfs gevaarlijk (koolstofdioxidevergiftiging).
45
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
4.3
7-6-2012
Knelpunten
Aan de hand van bovenstaande inventarisatie hebben we een aantal hoofdonderdelen geselecteerd die verbeterd moeten worden, wil het gebouw weer aan de eisen van de bewoners en het bouwbesluit voldoen. Uiteraard zijn er meer onderdelen waar rekening mee moeten worden gehouden, maar deze worden in 4.4 verder toegelicht. De volgende hoofdonderdelen gaan we behandelen in dit hoofdstuk: ■ ■ ■
Constructief Bouwfysisch Woonoppervlak
4.3.1 Constructief De constructieve staat van het gebouw is redelijk, in de zin dat het overeind blijft staan. Toch zijn er ook een aantal punten waarop de constructie minder goed scoort gekeken naar verbeteringsmogelijkheden. Ten eerste de vloeren. De begane grondvloer bestaat uit een houten constructie. Dit is tegenwoordig ongebruikelijk in dergelijke gebouwen, en daarnaast gaat een houten vloer minder lang mee dan een betonnen vloer. Bij een renovatie zal deze vloer waarschijnlijk vervangen moeten worden door een nieuwe (betonnen) vloer. Doordat hier niet eerder een steenachtige vloer heeft gezeten, zullen hier extra aanpassingen voor moeten worden gedaan.
De 1e en 2e verdiepingsvloeren zijn volgens de tekeningen wel van beton. Dit zijn vloeren van zo’n 15 centimeter dik, inclusief dekvloer. Gezien de geluidsisolatie is dit erg weinig, en de bewoners ondervinden hier dan ook overlast door. Daarnaast is deze vloer te dun om bijvoorbeeld nieuwe balkons te plaatsen, die de huidige doorgestorte balkons vervangen. Het verdikken van de vloeren is ook geen optie omdat dit ten koste gaat van de verdiepingshoogte, welke al op zijn minimum zit van 2,60m. De wanden zijn van kalkzandsteen. Tussenwanden zijn 11 centimeter dik inclusief afwerking, en de woning scheidende wanden 22 centimeter, volgens de tekeningen. Dit zijn dubbele wanden zonder spouw. Op de afbeelding hiernaast zijn de vermoedelijke ondersteunende wanden voor de vloer rood gekleurd. De overspanningsrichting is van links naar rechts. De rood gekleurde wanden kunnen niet doorbroken worden zonder een vervangende draagconstructie te plaatsen. Sowieso zijn de dikkere wanden van de kern niet doorbreekbaar, vanwege de stabiliteitsfunctie van de kern. Hier haalt het gebouw zijn stabiliteit uit.
4.3.2 Bouwfysisch De bouwfysische problemen die zich in dit gebouw vooral voordoen zijn op het gebied van geluidsen gevelisolatie. Bij het vorige onderdeel werd er al gesproken over slechte geluidsisolatie door de dunne vloeren. Een aantal bewoners heeft dit al proberen te verbeteren door isolatie aan het plafond aan te brengen, maar de geluidshinder blijft. De oplossing voor dit probleem is
46
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
massa creëren, waarbij in dit geval gekozen zou kunnen worden voor het verdikken van de vloer. Dit zorgt als vanzelfsprekend voor een verkleining van de vrije hoogte, wat niet wenselijk is in dit geval. Het vervangen van de vloeren (wat ook onder het kopje constructief valt) brengt hetzelfde probleem met zich mee, omdat de vloeren tegenwoordig vanaf 150mm worden gemaakt, en daarbovenop nog een druklaag komt. Daarnaast is het de vraag of de rest van de bestaande constructie het waard is om dergelijke grote ingrepen toe te passen. Ook qua binnenklimaat moet er veel worden verbeterd. De isolatie is weinig tot niet aanwezig in de gevel. Dit heeft als gevolg dat in de winter flink gestookt moet worden om een aangename temperatuur te behouden. Hierdoor worden de kosten, en de impact op het milieu verhoogd. Het isoleren van de buitenwanden kan op de volgende manieren: ■
■ ■
■
Aan de buitenkant isolatie aanbrengen, en dit afwerken met een pleisterlaag of een andere afwerking. Deze methode zorgt ervoor dat de gehele gevel (op gevelopeningen na) voorzien is van een isolatie laag. Hierdoor worden koudebruggen uitgesloten. Omdat dit een grote ingreep is, is dit ook terug te zien in de prijs. Aan de binnenzijde een voorzetwand plaatsen. Dit is qua kosten en tijd de beste oplossing, maar verder heeft dit principe weinig voordelen. Koudebruggen worden zo niet tegengegaan en de kans op condensatie wordt groter. Door middel van spouwvulling. Dit is een snelle en doeltreffende manier, als het vakkundig wordt uitgevoerd. Het is van groot belang dat de te vullen spouw vrij is van resten beton of stenen. Als dit niet het geval is wordt de spouw onregelmatig geïsoleerd en ontstaan er toch koudebruggen of vochtproblemen. De gevel afbreken en vervolgens de spouwmuur inclusief isolatie opnieuw opbouwen. Dit zou de beste oplossing zijn, maar wel voor hoge kosten zorgen.
4.3.3 Woonoppervlakte Het oppervlak van de woningen is ook een punt waar iets aan gedaan moet worden. Dit is ook gelijk een van de lastigste punten van het gebouw. De oppervlakte moet namelijk vergroot worden, en het aantal appartementen moet gelijk blijven. De mogelijkheid om woningen samen te voegen vervalt hierdoor. Uitbreiding aan de voor- en achterzijde is ook niet mogelijk gezien de maximale bebouwing uit het bestemmingsplan. De optie die overblijft, is het optoppen van het gebouw. Hierdoor ontstaan nieuwe woningen en kunnen alsnog woningen op ondergelegen verdiepingen samengevoegd worden. Toch is ook hier het bestemmingsplan een belemmering omdat er aan de maximale goothoogte moet worden voldaan. Dit is ook wel logisch omdat achtergelegen bebouwing vrij laag is, en deze anders overschaduwd wordt door de hoge bebouwing. De oppervlakte vergoten in het huidige gebouw is dus zo goed als onmogelijk.
47
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
4.4
7-6-2012
Renovatie of nieuwbouw
Om definitief de keuze te maken gaan we de onderdelen toegelicht in hoofdstuk 3.2; Renovatie en sloop-nieuwbouw, per onderdeel bij langs. In een overzicht aan het eind van dit hoofdstuk wordt ons definitieve besluit duidelijk.
Milieu Zoals onder het kopje milieu vermeld staat, is renovatie minder belastend voor het milieu door het beperkte gebruik van grondstoffen. Daarnaast wordt een deel wat al eerder is gebouwd behouden, in plaats van gesloopt. Ondanks dat het in ons geval een grote renovatie zal worden, en er dus meer grondstoffen benodigd zullen zijn, is een renovatie minder belastend voor het milieu. Financieel Als wij gaan renoveren zal dit een volledige renovatie zijn, wat inhoudt dat het gebouw minimaal tot op het casco zal worden gestript. Maar zelfs dit zal waarschijnlijk niet voldoende zijn om de kwaliteit naar het gewenste niveau te brengen. Een voorbeeld hiervan werd in 4.4.2 gegeven, waar we oplossingen geven voor de slecht geïsoleerde wanden. Om dit optimaal te isoleren moet de gehele gevel afgebroken worden en opnieuw opgebouwd. Hier zitten hoge kosten aan verbonden, en dan is slechts een van de problemen opgelost. De eigenschap van sloop-nieuwbouw, zoals onder het onderdeel Financieel wordt genoemd, is daarentegen wel van toepassing op onze case. De locatie van het gebouw is ideaal, maar door de bebouwing die er nu staat, wordt de locatie eigenlijk teniet gedaan. Door er een nieuw gebouw te plaatsen zal deze locatie weer nieuw leven worden ingeblazen, wat vervolgens een positief effect heeft op de waarde van het gebouw. Bouwtechnisch Bouwtechnisch gezien is het gebouw aan de Oosterpark in erg slechte staat. Zoals eerder gezegd zal er een flinke renovatie nodig zijn om ook de bouwtechnische staat van het bestaande gebouw te verbeteren. Een kleine bouwtechnische verbetering is in dit geval dus geen optie. Door sloop en nieuwbouw toe te passen kan de optimale kwaliteit bereikt worden. Woontechnisch De woontechnische staat moet net als de bouwtechnische staat verbeterd worden. Zoals in het vorige onderdeel genoemd werd is vergroting van de ruimtes uitgesloten. Wil hier verandering in komen moet het casco aangepast worden, of een nieuw ontwerp worden gemaakt voor nieuwbouw. Uitvoering Een normale renovatie zou sneller en zonder veel overlast voor de bewoners uitgevoerd kunnen worden. Toch zijn de enige opties een grootschalige renovatie of sloop gevolgd door nieuwbouw. In beide gevallen zouden bewoners hun woning moeten verlaten, en er dus overlast van ondervinden. Toch zou de bouwtijd bij de renovatie waarschijnlijk minder tijd in beslag nemen, omdat niet het gehele gebouw gesloopt hoeft te worden en vervolgens weer opgebouwd. Identiteit Qua identiteit zal er een grote verandering optreden als er voor nieuwbouw wordt gekozen. Maar ook een grootschalige renovatie zal voor verandering in identiteit zorgen. Toch hoeft dit niet direct iets slechts te zijn. In onze ogen kan de wijk wel wat vernieuwing gebruiken. Ook zal een nieuwbouwproject een grotere impact op de omgeving hebben, wat het imago van de wijk zal verhogen. Markt Er staan op dit moment veel woningen te koop en ook in ons gebouw is dit niet anders. Waarschijnlijk worden deze woningen zo slecht verkocht doordat er nauwelijks andere inrichtingsmogelijkheden zijn, en de technische staat van de woningen op een laag niveau zitten. Doordat er veel woningen leeg staan in deze tijd, zal het geen grot probleem zijn om de huidoge bewoners elders een tijdelijk woonplek aan te bieden. Een iets langere bouwtijd is dus geen probleem, en de nieuwe woningen zullen qua inrichtingsmogelijkheden en techniek een grote stap
48
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
vooruit gaan. Dit heeft weer als gevolg dat de woningen die nu leeg staan, waarschijnlijk sneller verkocht zullen worden dan in de huidige situatie.
Woonomgeving Aan de structuur van de wijk zal in beide gevallen, renovatie of nieuwbouw, weinig veranderen. Het bouwvak staat namelijk al vast. Door nieuwbouw toe te passen zou er iets breder gebouwd kunnen worden en dit zou dus binnenruimte opleveren. De grondwaarde zoals genoemd onder 3.2.9 zal in geval van nieuwbouw beter worden benut. Sociale effecten en bewonersinvloeden Het punt onder 3.2.10 dat het beste overeenkomt in onze situatie is het laatste punt. De woon- en bouwtechnische kwaliteit is slecht en de mogelijkheden voor renovatie duur. Het voordeel van nieuwbouw is dat het eenvoudiger is om nieuwe wensen van de bewoners mee te nemen in het ontwerp proces, omdat er meer vrijheid is. Daarnaast zal er gezorgd worden voor een financieel plan bij het project, zodat de huidige bewoners na de vernieuwing weer terug kunnen in hun (nieuwe) woning. Woningdifferentiatie Naast het gegeven dat de huidige bewoners in het nieuwe gebouw terecht kunnen is het bij nieuwbouw zo dat de woningen groter en comfortabeler worden en dus gaan de bewoners er op vooruit. Maar ook andere mensen in de wijk kunnen ervoor kiezen om een betere woning te kopen, wat betekent dat de woon carrière binnen de wijk mogelijk wordt. De keuze In het overzicht hieronder zijn de bovengenoemde onderdelen uitgezet. Zo is op een duidelijke manier te zien welke optie de voorkeur krijgt. Zoals eigenlijk al duidelijk was, gaan wij kiezen voor de optie sloop gevolgd door nieuwbouw.
Milieu Financieel Bouwtechnisch Woontechnisch Uitvoering Identiteit Markt Woonomgeving Sociale effecten en bewoners invloeden. Woningdifferentiatie
Renovatie X
Sloop-nieuwbouw X X X
X X X X X X
Kijken we naar de levensduur van de woning dan wordt deze wel vroeg beëindigd als er gekozen wordt voor slopen en nieuw bouwen. Het gebouw heeft net de 60 jaar bereikt, en is in dat geval nog maar op de helft van zijn theoretische levensduur. Aan de andere kant is de basis van het gebouw te slecht om goede verbeteringen aan te brengen, en hiermee op een comfort niveau te komen die de meeste bewoners wensen. In dit geval denken wij dan ook dat slopen gevolgd door nieuwbouw de beste optie is. Als er daarbij rekening wordt gehouden met de woonbehoeftes van komende generaties, of met wisselende functies, dan kan het gebouw de verkorte levensduur van het huidige gebouw goedmaken.
49
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
4.5
7-6-2012
Conclusie
In de inventarisatie van het huidige gebouw kwam al naar voren dat er veel moet gebeuren aan het gebouw. De ruimtes zijn erg klein met als gevolg dat de inrichtingsmogelijkheden minimaal zijn en de ruimtelijkheid ver te zoeken. Ook constructief is het gebouw aan vernieuwing toe. De begane grond vloer en zoldervloer bestaan uit houten balklagen, wat qua geluid en isolatie niet ideaal is. Daarnaast zijn de balkons doorgestort aan de verdiepingsvloer waardoor grote koudebruggen ontstaan. Kijken we naar de binnen condities dan valt op dat er slechte geluidsisolatie is binnen het gebouw. Buren hebben snel last van elkaar door de dunnen vloeren zonder isolatie. Ventilatie is ook weinig tot niet aanwezig. De gevel daarentegen wordt sterk geventileerd waardoor en snel buitenlucht via de ongeïsoleerde wanden naar binnen komt, waardoor verwarmde ruimtes de warmte snel verliezen. Dit leidt als vanzelfsprekend tot een hoger energieverbruik. Ook de panelen aan de voorzijde zijn dun en slecht geïsoleerd. In het onderdeel ‘knelpunten’ zijn de grote problemen verder uitgelicht. Bouwfysisch, constructief en woontechnisch, zijn er grote verbeteringen nodig. Oplossingen zijn wel te bedenken, maar worden in veel gevallen onmogelijk gemaakt door het slechte casco. In het laatste gedeelte hebben we gebruik gemaakt van de behandelde onderdelen uit hoofdstuk 3. Aan de hand van deze onderwerpen hebben we bekeken welke optie in ons geval het meest geschikt is. Zal dit in de vorm van een renovatie zijn, of in de vorm van sloop gevolgd door nieuwbouw? Uit deze vergelijking wordt duidelijk dat nieuwbouw toch echt de beste keuze is. Gezien de levensduur is slopen en nieuw bouwen een minder goede keuze. Het huidige gebouw zit nog niet aan het einde van zijn levensduur, gekeken naar bepaalde materialen. Toch is de structuur geen lang leven meer gegund, door de beperkte hoogte en oppervlakte die het heeft. Daarnaast kan er bij de nieuwbouw beter rekening worden gehouden met toekomstige behoeftes of veranderingen. Hierdoor is het mogelijk dat de jaren die het bestaande gebouw te vroeg is gesloopt, bij de levensduur van het nieuwe gebouw kunnen worden opgeteld. Ook zal het energieverbruik drastisch verminderen, wat tevens een positief effect heeft op de milieu impact.
50
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
III Duurzaamheids- en energieconcepten 1. Duurzaamheid en energie 1.1
Inleiding
Duurzaam bouwen is tegenwoordig niet meer weg te denken. Bij veel projecten is duurzaamheid een thema of uitgangspunt. Duurzame woningen en gebouwen zijn vaak gezonder voor de gebruikers. Ook zijn ze energiezuiniger en minder belastend voor het milieu dan traditionele woningen. Duurzaam bouwen spaart de grondstoffen die uitgeput kunnen raken; het gebruik van duurzame materialen is een onderdeel van duurzaam bouwen. In alle fasen van het bouwproces spelen aspecten van duurzaamheid: het gaat niet alleen om een milieuverantwoorde wijze van bouwen, maar ook om een duurzame wijze van beheren, onderhouden en zo nodig slopen of reconstrueren van gebouwen. Duurzaam bouwen betekent dat woningen, gebouwen en andere bouwwerken ontwikkelt en gebruikt worden met respect voor mens en milieu. Ten slotte heeft duurzaam bouwen ook te maken met een energiebesparing tijdens het gebruik, dit is beter voor het milieu en de portemonnee. Een gebouw of product dat heel duurzaam is hoeft niet perse een lange levensduur te hebben, en andersom geldt het zelfde; iets dat lang mee gaat hoeft niet per definitie duurzaam te zijn of een lage milieu belasting te hebben. In eerste instantie wordt deze vraag vaak bevestigend beantwoord. Wordt dieper op de vraag ingegaan, blijkt deze toch niet zo eenvoudig te beantwoorden. “Neem bijvoorbeeld hout als bouwmateriaal voor een gebouw dat een lange levensduur als uitgangspunt heeft. Stel dat het keuzeproces begint bij zachthout. Om zachthout (naaldhout) een langere levensduur te geven, is het met een chemisch middel te verduurzamen. De kans is groot dat dit hout (afhankelijk van het middel) een milieu probleem oplevert in de afvalfase. Men denkt vervolgens aan thermisch verduurzaamd zachthout als milieubewust alternatief, maar dit is nog niet voor alle toepassingen bruikbaar. Dan toch maar hardhout? Diverse soorten hardhout, en enkele soorten zachthout, kunnen immers van nature lang meegaan. Maar deze komen tot nu toe vaak uit gebieden waar het bosbeheer niet 'duurzaam' is. Dergelijke houtsoorten, maar dan met het FSC-keurmerk, lijken vanuit milieuoogpunt een goede optie te zijn. Wel is de transportafstand naar ons land meestal groot en ook dat gaat gepaard met negatieve milieu gevolgen. Vervolgens komt men uit bij inlands FSC hardhout. Deze houtsoort maakt kans op de beste milieuscore, maar hiervan is de verkrijgbaarheid natuurlijk zeer beperkt. Ten slotte komt men weer terug bij het begin. Misschien is het gebruik van niet verduurzaamd zachthout dat gedurende de levensduur van het gebouw misschien een enkele keer vervangen moet worden, toch wel de meest milieubewuste keuze. Daarbij komt dat zachthout lang kan meegaan, als het maar goed bewerkt en goed toegepast wordt. Een goede detaillering en een zorgvuldige behandeling op de bouwplaats zijn hierbij van groot belang.”11 In dit deel van het afstuderen gaan wij ons richten op duurzaamheids- en energieconcepten op het gebied van nieuwbouw. De duurzaamheidsconcepten zijn gericht op strategieën, materiaal, binnenmilieu en gezondheid. En de met de energieconcepten willen we ervoor gaan zorgen dat het gebouw energieneutraal genoemd mag worden.
11
Basisdoc:XS 2 duurzaam bouwen
51
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
2. Duurzaamheidsconcepten 2.1
Duurzame strategieën
De People, planet, profit benadering, IFD-bouwen (industrieel, flexibel en demotabel bouwen), Cradle to Cradle en levensduurdenken zijn allemaal strategieën, benaderingen of visies, voor het ontwerpen van een duurzaam gebouw. Er zijn nog meerdere strategieën over duurzaam bouwen. Bij de ‘drie P-benadering’ wordt er een evenwicht gezocht tussen de mens, de aarde of terwijl het milieu, en de economie. Een gebouw dat weinig verbruikt en dus goed is voor het milieu, maar waar mensen niet in willen wonen, is volgens deze benadering niet duurzaam. Er moet een goed evenwicht zijn, ook voor de lange termijn. IFD-bouwen is een manier van ontwerpen, ontwikkelen en bouwen waarbij het niet alleen gaat om het gebouw en de installaties, maar ook om het bouwproces en de organisatie ervan. Een voorbeeld is prefabricage. Door complete bouwdelen als gevels met kozijnen en glas te prefabriceren in de fabriek gaat de bouwsnelheid omhoog. Ook wordt personeel veel werk bespaard en gaan de kosten naar beneden. Verder is het beter voor de levensduur als de woning flexibel indeelbaar is en aangepast kan worden in de tijd. Cradle to Cradle is een strategie wat inhoudt dat gebruikte materialen na gebruik, weer nuttig kunnen worden gebruikt in een ander product, zonder kwaliteitsverlies. Levensduurdenken gaat verder dan Cradle to Cradle. Het vereist nadenken over ontwikkelingen in de tijd en het bewust worden van het aanpassingsvermogen in de tijd. Alleen de term flexibel is hier niet voldoende. De toekomstwaarde hangt nauw samen met de kwaliteiten mooi, nuttig en degelijk. Deze strategieën dragen bij aan een bij aan een beter milieu en een gezonde woon- en werkomgeving. Wij gaan voor het nieuwbouw ontwerp van de portiekflat aan de Oosterpark te Assen zoveel mogelijk rekening houden met deze duurzaamheidstrategieën. Deze duurzaamheidsconcepten dragen bij aan de levensduur van de woning en de eisen van de gebruiker.
52
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.2
7-6-2012
Duurzame materialen
Het gebruik en de winning van bouwmaterialen leidt in veel gevallen tot milieuproblemen zoals uitputting van grondstoffen, verontreiniging van het binnenmilieu en aantasting van het landschap. Bij de keuzeafweging tussen materialen moet er rekening gehouden worden met de milieueffecten gedurende de gehele levenscyclus; Vanaf de winning van de benodigde grondstof tot en met de sloop van het gebouw. Ook de mogelijkheden voor hergebruik van materialen of componenten moeten bij de afweging meegenomen worden. Hierbij is het ook van belang om de materiaalkeuze af te stemmen op de functie en de gewenste en benodigde levensduur van die functie. De belangrijkste milieuproblemen met betrekking tot grondstoffen en bouwmaterialen zijn: uitputting grondstoffen aantasting landschap en verstoring van de ecosystemen bij winning en transport van grondstoffen bij bouwmaterialen en bouwproducten: de vervuiling van het milieu door: productie verwerking onderhoud sloop bouw- en sloopafval verontreiniging van het binnenmilieu door emissie van stof uit materialen in de gebruiksfase emissies uit materialen naar bodem, water en lucht in de gebruiksfase Voor ons gebouw gaan we, afhankelijk van de tijd en mogelijkheden, zoveel mogelijk duurzame materialen en principes toepassen. Wat in ieder geval voorop staat is de flexibiliteit van de het gebouw, wat voordelig is op de korte en op de lange termijn. Ook ontwerpen we het gebouw zo, dat de vormgeving geen ‘moeilijke’ aansluitdetails nodig zijn en dat er zo min mogelijk materiaal verlies is.
53
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2.3
7-6-2012
Binnenmilieu en gezondheid
Schade aan milieu en ecologie heeft op korte en lange termijn schade aan de gezondheid van de mens tot gevolg. Kiezen voor duurzaamheid is dus ook vanuit gezondheidsoogpunt essentieel. Gezond bouwen wordt gezien als een van de thema’s binnen duurzaam bouwen. Uit onderzoek 12 blijkt dat ongeveer 2 tot 5 procent van de gezondheidsproblemen in Nederland wordt veroorzaakt door milieu factoren. Een van de belangrijkste factoren voor het achteruit gaan van de gezondheid is verontreiniging van het binnenmilieu met radon, fijn stof en allergie veroorzakende 'vochtminnende' huisstofmijt en schimmels. En omdat men meer dan de helft van tijd binnenshuis is te vinden, is een goed binnenmilieu van groot belang. En niet alleen heeft dit effect op de gezondheid. Uit een tweede onderzoek 13 blijkt dat het binnenmilieu ook een duidelijk effect heeft op de prestaties van mensen, zowel privé als op het werk. Een goed binnenmilieu verbetert de prestaties en vermindert het ziekteverzuim. Zo is de luchtkwaliteit erg belangrijk en daarmee dus ook het ventilatiesysteem. Om tot een gezond binnenmilieu te komen spelen de volgende aspecten een rol; Luchtkwaliteit, voldoende ventilatie thermisch comfort geluid gebruiksveiligheid locatie licht en uitzicht privacy inrichting en afwerking In het ontwerp voor de portiekflat Oosterpark zorgen wij voor een gezond binnenmilieu. Door goede ventilatie kan de overmaat aan vochtige lucht de woning verlaten, en zo vermindert de kans op aanwezigheid van schimmels, bacteriën en andere ongedierte. Een te droge lucht is ook niet goed voor een woning is daarbij ook niet goed. Verder zorgen we voor een goede isolatie, zowel akoestisch als thermische. Geluidshinder van zowel buiten als binnen willen we zoveel mogelijk vermijden. En om te zorgen voor een goed binnenklimaat zal dit handmatige te regelen zijn. Voor de veiligheid van het binnenmilieu zal er een gesloten portiek komen. In de portiek komt een lift voor het gebruiksgemak.
12 13
54
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
3. Energieconcepten 3.1
Energiestrategie
Klimaatverandering is één van de belangrijkste redenen om naar een energiebesparing te streven. Het energieverbruik in de gebouwde omgeving moet de komende jaren sterk dalen om de landelijke doelstelling voor CO2-reductie te kunnen halen. Het kabinet wil, zo is te lezen in het 'Energierapport 2008’, op de lange termijn een duurzame energiehuishouding realiseren. Dat betekent dat in 2020 de CO2-uitstoot 30% lager moet zijn dan in 1990. Tot 2020 zal jaarlijks (vanaf 2011) gemiddeld ongeveer 2% energiebesparing moeten worden gerealiseerd, en zal het aandeel van duurzame energie in het totale verbruik moeten stijgen naar 20%. Energiebesparing wordt in toenemende mate in samenhang met een comfortabel en gezond binnenklimaat uitgewerkt. Vooral de zomersituatie en de wijze van ventileren vereisen veel aandacht. Naarmate woningen en gebouwen beter geïsoleerd zijn en voorzien zijn van een grotere luchtdichtheid, speelt de zomersituatie een steeds belangrijker rol in het ontwerp. Daarbij komt dat aan het comfort steeds hogere eisen worden gesteld. Een van de strategieën om een energiezuinig ontwerp te maken is de Trias Energetica. Deze strategie werd in 1996 door de Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu geïntroduceerd onder de naam Trias Energica. Later werd de Trias Energetica uitgewerkt door Kees Duijvenstein. De drie stappen van de Trias Energetica zijn basis-vuistregels bij het duurzaam ontwerpen van gebouwen.
Beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan Dit is de eerste stap en vaak ook de stap die het meeste oplevert. Door energie te besparen valt er heel veel te winnen. Hierbij past ook de uitspraak: "De meest duurzame energie is de energie die je niet gebruikt". Onder deze stap valt bijvoorbeeld het goed isoleren van de omhulling van het gebouw, elektriciteit besparen door energiezuinige installaties, en kritisch kijken naar de transportwijze. Maximaal gebruik maken van duurzame energie, zoals wind-, water-, en zonneenergie Het energieverbruik wat overblijft en waarop niet verder bespaard kan worden moet zoveel mogelijk duurzaam opgewekt worden. Opwekken van elektriciteit kan door middel van zonnepanelen, windmolens en waterkracht. Bij het duurzaam opwekken van warmte moet gedacht worden aan zonneboilers, biomassa en warmtepomp, gevoed met duurzaam opgewekte elektriciteit. Maak zo efficiënt mogelijk gebruik van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien Het mogelijke restverbruik dat na de stappen één en twee overblijft, kan aangevuld worden met energie opgewekt door fossiele bradstoffen, zoals aardolie, aardgas en kolen. Stap drie is eigenlijk een onderdeel die we in een ideale wereld willen vermijden door het correct uitvoeren van stap één en twee. In de verre toekomst zou deze stap van de Trias Energetica daarom ook kunnen vervallen.
55
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.2
7-6-2012
Energieconcepten en installaties
Duurzame energie heeft de toekomst. Duurzame energie staat voor schone, altijd aanwezig energie. We hebben dan veel minder energie nodig uit de fossiele brandstoffen. Deze zijn bij verbranding schadelijk voor het milieu en raken ooit uitgeput. Steeds meer wordt duurzame energie gebruikt in de woningbouw. De redenen voor dit gebruik zijn onder andere extra comfort, lagere energiekosten en een gezonder binnenklimaat. De portiekflat aan de Oosterpark te Assen willen we volledig energieneutraal maken. Hierbij gaan we gebruik maken van duurzame energie samen met andere energiewinninginstallaties. Met deze concepten en installaties wordt de ruimte verwarmd, wordt de woning voorzien van warm tapwater, zal aan de elektriciteitsvraag worden voldaan en wordt de woning geventileerd.
3.2.1 Toe te passen duurzame energieconcepten en installaties Gebalanceerd ventilatie systeem met warmteterugwinning Goede ventilatie is belangrijk om schimmels, huismijt en geurtjes te voorkomen. Goede ventilatie zorgt voor een gezond binnenklimaat met voldoende schone lucht. Voor ons gebouw hebben wij gekozen voor een gebalanceerd ventilatiesysteem met warmteterugwinning. Hier is zowel de aanvoer als de afvoer mechanisch, en is de toevoer en de afvoer regelbaar. Er is controle over de luchtstroom. De ventilatie is in balans doordat er evenveel lucht wordt afgevoerd als toegevoerd. Hierdoor wordt er altijd met de juiste hoeveelheid geventileerd. De warmte uit de opgezogen lucht uit de keuken, toilet en douche wordt gewonnen om zo de binnenkomende lucht voor de woonkamer en slaapkamers te verwarmen. Warmteterugwinning zorgt ervoor dat de warmte van de afgevoerde binnenlucht - via een warmtewisselaar - voor meer dan 95% wordt gebruikt om de koude buitenlucht op te warmen. Als de afgevoerde lucht 20 graden is dan kan de toegevoerde lucht verwarmd worden tot 18 graden. Dit proces van warmteterugwinning levert een aanzienlijke energiebesparing op. Systeemoverzicht individueel gebalanceerd
De verschillende appartementen hebben een individueel ventilatiesysteem met collectieve kanalen. balansventilatie systeem dat is aangesloten op collectieve afvoer- en aanzuigkanalen. In de appartementen wordt met verdeelunits geregeld hoeveel schone lucht moet worden toegevoegd en hoeveel lucht er moet worden afgezogen, dit is zelf regelbaar door de bewoners. Openingen in de gevel zijn nu niet meer nodig, omdat alle lucht vanaf een centraalpunt aan en af wordt gevoerd. Ventilatieroosters zijn overbodig en ramen kunnen gesloten blijven. Toch kunnen woningen met een gebalanceerd ventilatiesysteem niet zonder openslaande ramen. Gebleken is dat het voor de gebruikers erg belangrijk is dat zij af en toe een raam kunnen openzetten. Ieder appartement heeft een eigen ventilatie unit met warmteterugwinning, hiervoor gebruiken we de WHR RF 920 van Zehnder – J.E StorkAir. We hebben het advies opgevolgd van de experts van dit bedrijf door het toepassen van deze unit met een capaciteit van 210 m 3/h voor onze appartementen variërend van 70-80 m2. Verder hebben we gekozen voor de WHR 920 omdat het een compact ontwerp is en daardoor weinig ruimte in de woning in beslag neemt. Deze zal in de meterkast worden geplaatst. We hebben voor de RF uitvoering gekozen om zoveel mogelijk zonder bedrading te werken en vrije indeelbaarheid te waarborgen. Meer informatie is terug te vinden in bijlage 7.
56
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Warmtepomp Om de appartementen te voorzien van warm tapwater en om de woning te verwarmen, maken wij gebruik van een warmtepomp. Een warmtepomp is in staat een gebouw te verwarmen en te voorzien van warm water door gebruik te maken van zogenaamde omgevingsenergie of omgevingswarmte. Een warmtepomp kan warmte ontrekken uit verschillende omgevingen: Buitenlucht Oppervlaktewater Aardbodem De warmte die wordt gewonnen uit de aardbodem is afkomstig van de zon die het aardoppervlak heeft opgewarmd. In de winter is de warmtepomp in staat het huis te verwarmen en in de zomer, wanneer de grondtemperatuur lager is dan de omgevingstemperatuur, het huis te koelen. Het rendement van een warmtepomp kan oplopen tot 140%. De warmtepomp werkt op elektriciteit, en kan op een stopcontact worden aangesloten.
Warmtepomp met een verticale bodemcollector Bron: www.i-blog.be/category/hernieuwbare energiebronnen/
Voor de portiekflat aan de Oosterpark maken wij gebruik van de aardbodem om warmte te winnen. Dit zorgt voor een betrouwbare warmtebron die in staat is constant warmte te leveren, onafhankelijk van temperatuurwisselingen gedurende de seizoenen. De warmte wordt met behulp van een mengsel van water en een milieuvriendelijk antivriesoplossing vanuit de grond naar de warmtepomp overgebracht. Dit mengsel circuleert door een gesloten lus van buizen, die tot diep in de grond lopen. De thermische energie vanuit de aarde wordt opgenomen en brengt dit naar de warmtepomp. Het koudemiddel circuleert in de warmtepomp. Op die manier wordt de warmte vanuit de grond vastgehouden en omgezet in warmte van hoge kwaliteit. Deze warmte zorgt voor opwarming van het tapwater en verwarming van de appartementen. In overleg met diverse experts op het gebied van warmtepompen van onder andere NIBE zijn wij tot een type warmtepomp gekomen om te zorgen voor warm water en de verwarming van de woningen. Het ventilatiesysteem zorgt al voor een deel van de verwarming maar naast dit systeem hebben we in overleg gekozen voor een NIBE F1330-60. Dit is een systeem waar 2 warmtepompen samenwerken om het gewenste resultaat te halen. Dit systeem zorgt voor de verwarming van de appartementen. Om ook te zorgen voor de verwarming van tapwater moeten we gebruik maken van een boiler. Een gemiddeld huishouden van 2,3 personen gebruikt ongeveer 130 liter warm tapwater per dag14, voor het gehele gebouw komen we uit op 2340 liter warm tapwater per dag. Na overleg zijn we uitgekomen op 2 boilers van 750 liter om te zorgen voor warm tapwater voor het gehele gebouw. We hebben gekozen voor 2 NIBE VBP 750 boilers. Verdere informatie over de warmtepomp en de boiler is terug te vinden in bijlage 8.
Douchepijp warmteterugwinunit Voor extra energie besparing bij het bereiden van het warm tapwater passen we een douche warmteterugwinunit(DWTW) toe in de portiekflat aan de Oosterpark. Een DWTW gebruikt de warmte van het afgevoerde douchewater om het verse aanvoerwater op te warmen. Door een afvoerleiding stroomt het warme afvalwater naar beneden en in de omringende mantel stroomt het schone water in tegengestelde richting, via een spiraal omhoog. Met een DWTW 14
Bron: duurzaambuurten.nl
57
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
kan er 50 tot 65% van de warmte uit het douchewater worden teruggewonnen. Voor een gemiddelde douche komt dit neer op een besparing van 180 m3 aardgas (ca. €200,00; prijspeil 1e kwartaal 201215) per jaar. In dit geval is de terugverdientijd ongeveer 2 jaar. In het geval van onze portiekflat gaan we uit van 2 personen per appartement en zal de terugverdientijd dubbel zoveel zijn. Bij iedere douche in de portiekflat passen we een douchepijp warmte terugwinunit toe, we gebruiken de DSS douchepijp-warmtewisselaar van Dutch Solar Systems. Deze is ontworpen door Bries energietechniek. Verdere informatie is terug te vinden in bijlage 9.
PV-panelen De grootste kostenpost is, en blijft het energieverbruik. Om deze kostenpost zoveel mogelijk te verlagen gaan we de energie zelf op wekken. Hiervoor gaan we gebruik maken van een duurzame energiebron: de zon. De portiekflat aan de Oosterpark wordt voorzien van energie door PV-panelen (Zonnepanelen). Een PV-paneel is een paneel die de energie van de zon rechtstreeks omzet in elektriciteit. PV staat voor Photo-Voltaic en dat betekend fotovoltaïsch. Een PV-paneel bestaat uit een groot aantal PVcellen. Deze cellen produceren stroom zodra er licht opvalt. De cellen bestaan uit 2 lagen silicium, en onder invloed van licht, gaat er tussen de twee lagen een elektrische stroom lopen. Dit is gelijkspanning. Door middel van een omvormer wordt deze gelijkspanning omgezet in 230V wisselspanning. Via de omvormer gaat de opgewekte stroom naar de verdeelkast zodat de stroom gebruikt kan worden. Wij passen een aan het net gekoppeld systeem toe, wat betekent dat de opgewekte stroom aan het lichtnet wordt teruggeleverd. En Als er onvoldoende stroom door de zonnepanelen wordt opgewekt, wordt dit aangevuld door het net. In overleg met experts van Awizon zonne Pv-panelen op platdak energie en Bosch Solar zijn wij tot een keuze Bron:www.hrwooncomfort.nl gekomen voor het type zonnepanelen dat wij toe gaan passen. De PV-panelen van Bosch leveren voor het zelfde oppervlak en aantal panelen meer op dan de panelen van Awizon. Wij hebben besloten de CentroSolar PV-panelen toe te passen van Bosch Solar. Om optimaal van het dak oppervlak gebruik te kunnen maken, passen we verschillende types toe. We hebben gekozen voor 3 keer een PV pakket van 9 panelen met een Powerstocc Excellent 2000 omvormer met een piekvermogen van 235 Wp/m2 en 10 keer een PV pakket van 18 panelen, met een Powerstocc Excellent 4000 omvormer met eveneens een piekvermogen van 235 Wp/m2. In totaal komen we op 207 PV panelen uit, deze zorgen voor een stroomopwekking van 43700 kWh/jr. Uit gegevens van de VvE Oosterpark 62-96 Assen over het energieverbruik, is af te lezen dat het energieverbruik per jaar verschilt per appartement. Het loopt uiteen van 500 kWh tot 3200 kWh per jaar 16 . De gehele portiekflat verbruikt 31610 kWh/jr. De PV panelen leveren meer dan het elektriciteitverbruik van de portiekflat is, ze zorgen voor 138% van de totale energievraag. Verder informatie over de PV-panelen van Bosch is terug te vinden in bijlage 10.
15 16
Centraal Bureau voor de Statistiek: Aardgas en elektriciteit; gemiddelde tarieven Bijlage: VvE oosterpark 62-96 Assen energieverbruik
58
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
IV Ontwerp appartementen Oosterpark te Assen 1. Schetsontwerp In het onderzoek zijn wij tot de conclusie gekomen dat onze case, de appartementen aan de Oosterpark te Assen, niet gerenoveerd zullen worden, maar gesloopt gevolgd door nieuwbouw. Voor het schetsontwerp hebben we het volgende programma van eisen opgesteld.
1.1
Programma van eisen
1.1.1 Locatie De nieuwbouw van de woningen zal plaatsvinden op dezelfde locatie als het huidige gebouw, kadastraal bekent als Sectie V, perceel 135. Terrein afmetingen 51,5 x 35 meter.
1.1.2 Functionele eisen aan het woongebouw Flexibiliteit Woongebouw zo ver als mogelijk vrij indeelbaar qua plattegrond en gevels. Zo dat het makkelijk aangepast kan worden aan de wensen en eisen van de gebruikers en misschien later wel nieuwe functie van het gebouw. Oppervlakte De appartementen van de woningen zijn op dit moment rond de 65 m2. De appartementen moeten minimaal vergroot worden naar 70 m2. Toegankelijkheid Woningen dienen bij voorkeur ook toegankelijk te zijn voor minder validen en ouderen (rolstoelen, scootmobielen en rollators). Rekening houden met eisen voor bereikbaarheid door brandweer en nutsbedrijven. Opstelmogelijkheden voor afvalcontainers woningen. Duurzaamheid Uitstekende thermische isolatie, mogelijk “passief huis”-normering. Het exterieur en het interieur van de algemeen toegankelijke gebouwdelen moeten eenvoudig kunnen worden onderhouden en schoongemaakt en onderhoudsarm zijn. Om de milieu impact te verkleinen dient er gebruik gemaakt te worden van duurzame materialen. Ook moet er gekeken worden naar de levensduur van elementen, en de bouwwijze. Overige Aandacht voor geluidwerende maatregelen. Het gemeenschappelijke terrein voorzien van een eenvoudig en onderhoudsarm groenplan. Bouwtijd Om kosten te drukken en bewoners niet te lang uit het huis te plaatsen moet er gekozen worden voor een snelle bouwmethode.
1.1.3 Woningindeling De woning moet vrij indeelbaar zijn. Later moeten de woning eenvoudig kunnen worden verbouwd. Per woning twee buitenruimten in de vorm van twee balkons. De keuken kan naar wens van de bewoner open of gesloten worden uitgevoerd. De toilet moet in een aparte ruimte en niet bij de badkamer in.
59
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Hoogten Voor de vrije hoogte van de woonruimte geldt volgens het bouwbesluit 2,60m. Vrije hoogte boven de trappen tenminste 2,30m Veiligheid Ter verhoging van het veiligheidsgevoel van de bewoners dienen een aantal maatregelen genomen te worden zoals het vermijden van donkere hoeken op straat niveau, goede verlichting in gezamenlijke ruimten en kelder, gesloten portiek en brandveiligheidsmaatregelen en vluchtwegen.
1.1.4 Parkeren Per woning een parkeergelegenheid voor auto vereist. Voor de stalling van fietsen, brommers en motoren dient voldoende ruimte te zijn in de berging die bij de woning hoort.
1.1.5 Technische installaties De infrastructuur dient zo flexibel en toegankelijk als mogelijk te worden aangelegd. Installaties en of installatiecomponenten die regelmatig vervangen moeten worden of onderhoud nodig hebben, dienen zodanig te kunnen worden aangebracht of worden weggehaald zonder dat daartoe sloop en herbouw noodzakelijk is. De kabels voor elektriciteit, telefoon en datanet dienen bijvoorbeeld in goed toegankelijke kabelgoten te worden aangelegd.
Energie-0 Het gebouw moet zelfvoorzienend zijn op het gebied van warmte en elektra. Mogelijk energieleverend. Om de gewenste temperatuur binnen te houden moet er gezorgd worden voor een goede isolatie. Verwarming en warm tapwater Elk appartement voorzien van een lage temperatuur aansluiting op de circulatieleiding van het centrale verwarmingssysteem. De warmte voor de verwarming en het warmte voor het verwarmen van het tapwater wordt opgewekt door een warmtepomp, welke in de kelder zal moeten worden geplaatst. Ventilatie Ventilatie door middel van een gebalanceerd ventilatie systeem met warmte terugwinning voor het gehele gebouw dat zich onderverdeeld in de verschillende appartementen. Per vertrek moet de ventilatie individueel geregeld kunnen worden. Daarnaast dient er altijd een raam open te kunnen in de verblijfsruimte. Elektriciteit Het gebouw voorzien van een eigen opwekkingsinstallatie (PV) in combinatie met een gemeenschappelijke aansluiting op het openbare net. Om zoveel mogelijk PV-panelen kwijt te kunnen moet er een platdak, of licht hellend dak worden toegepast. Individuele meter per wooneenheid via het gebouwbeheersysteem. In alle appartementen de installatie vanuit de regelkast uitvoeren via een vloer ringleiding met aansluitpunten voor een plintgoot systeem. Gemeenschappelijke installaties Gemeenschappelijke verlichting op aparte groep. Algemene verlichting schakeling d.m.v. bewegingsmelders en schemerschakelaar. In de technische ruimten en bergingen de verlichting d.m.v. een waterdichte TL- of LED opbouwarmatuur met wandschakelaar en bewegingsdetectie. Aandacht voor noodverlichting.
60
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Hemelwaterafvoer De hemelwaterafvoer van de daken inpandig via de gemeenschappelijke ruimten. Afvoer via de centrale leidingschachten. Opslagtanks voor grijs water t.b.v. spoelwater toiletten in elke sectie van het gebouw, centrale opvang buiten het gebouw.
1.1.6 Duurzaamheid Om de milieu impact te verkleinen dient er gebruik gemaakt te worden van duurzame materialen. Ook moet er gekeken worden naar de levensduur van elementen, en de bouwwijze.
1.1.7 Verdere ontwerpaspecten Gevels In de gevel moeten zoveel mogelijk dezelfde soort kozijnen worden gebruikt. Gevels niet dragend uitvoeren om een optimale vrije indeling te krijgen, waardoor deze ook later zonder grote inbegrepen in de draagconstructie gewijzigd kan worden. Portiekgebouw De woningen moeten, net als in de oude situatie, via een portiek bereikbaar zijn. Het moet geen galerijflat worden.
61
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
1.2
7-6-2012
Toelichting schetsontwerp
Aan de hand van het programma van eisen en de onderdelen genoemd onder ‘energie- en duurzaamheidsconcepten’, hebben wij 2 schetsontwerpen opgesteld. De tekeningen hiervan zijn in bijlage 12 opgenomen. In de volgende hoofdstukken worden deze kort toegelicht. De uitgebreide beschrijving van het ontwerp zal bij het ‘voorlopig ontwerp’ aan bod komen. Onderaan deze pagina staat de sterkte - zwakte analyse, deze is opgesteld aan de hand van het programma van eisen.
1.2.1 Schetsontwerp 1 Het eerste ontwerp heeft vrijwel hetzelfde oppervlak als de bestaande bebouwing. Omdat we in de breedte tot 1 meter van de erfgrens mochten uitbreiden, hebben we het gebouw iets verbreed. Dit leverde een aantal vierkante meters extra op. Dit was nodig om het aantal extra gewenste vierkante meters te halen, zoals aangegeven in het programma van eisen. Om het bouwvak optimaal te benutten hebben we de meest efficiënte vorm gekozen voor het gebouw. Dit is net als in de huidige situatie een rechthoekige plattegrond van het hele gebouw. Hierdoor zijn uiteindelijk woningen ontstaan van 75 – 80 m2. Ook zijn deze vrij indeelbaar, door de dragende woning scheidende wanden. Hierdoor ontstaat ook een vrije indelingsmogelijkheid voor de voor- en achtergevel. We hebben in dit eerste schetsontwerp gebruik gemaakt van 3 portieken, net als in de bestaande situatie. Daarnaast hebben we het gebouw een meter verhoogd waardoor de portiekindeling efficiënter ingedeeld kon worden. De eerste verdieping is met een halve in plaats van een hele steektrap bereikbaar, waardoor er minder diepte nodig is. Ook is er een lift aan de kop van de portiek geplaatst, waardoor elke etage voor invaliden bereikbaar is. De toegang van de portiek is afsluitbaar. In de kleder, die voor 2/3 onder de grond ligt, zijn bergingen voor elk appartement gesitueerd. Hier is voldoende stallingsruimte voor fietsen e.d. Ook bevindt zich hier de technische ruimte voor de warmtepompen en boilers. Ten slotte beschikt elk appartement in dit schetsontwerp over een balkon aan de voor- en achterzijde.
1.2.2 Schetsontwerp 2 Schetsontwerp 2 is een variant op schetsontwerp 1. Er zijn een aantal verschillen te vinden. Het grootste verschil is de portiek. Deze variant heeft slecht 2 portieken. Na onderzoek naar de inrichtingsmogelijkheden van de portiek, was dit de beste optie. Weer hebben we gebruik gemaakt van de halve steektrap, maar een verschil is dat de lift in dit geval tussen de trappen is geplaatst. Hierdoor is er geen aparte liftschacht nodig. Eveneens is er bij deze indeling de mogelijkheid om elke etage met de lift te bereiken. De indeling van de woningen is wel veranderd door het toepassen van 2 portieken. Omdat er geen galerij toegepast mocht worden ( zie Programma van eisen), zijn de 4 woningen per verdieping op de hoek, verdeeld over de voor- en achterzijde. Het ene appartement zit volledig aan de achterkant van het gebouw gesitueerd, en de andere volledig aan de voorzijde. Hierdoor vervalt de mogelijkheid om voor elk appartement een balkon aan de voor- en achterzijde te realiseren. De middelste appartementen voldoen wél aan deze eis. Qua oppervlakte heeft deze variant een voordeel ten opzichte van het eerste schetsontwerp. Dit komt door de oppervlakte winst van 2 portieken, in plaats van 3. Toch is dit meer dan de bewoners van nu wensen, en een groter oppervlak brengt daarnaast een hoger energieverbruik met zich mee. In de kleder zijn de bergingen te vinden, die qua ruimte dicht bij elkaar in de buurt zitten. Ook komen alle verticale transportruimtes die in de plattegrond staan aangegeven, uit in de technische ruimtes in de kelder. Hier is eveneens voldoende ruimte om de warmtepompen en boilers te plaatsen.
62
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
1.2.3 Keuze matrix sterkte - zwakte analyse In onderstaande matrix hebben we beide ontwerpen vergeleken op verschillende eisen uit het programma van eisen. Voor elk eis zijn er 5 verschillende scores mogelijk; 1 is hierbij een slechte score, en 5 de beste. Het totaal aantal punten wijst uit welke variant de beste optie is, schetsontwerp 1 of schetsontwerp 2. In voorgaande hoofdstukken zijn deze eisen al genoemd, maar door een overzicht te maken wordt duidelijk hoe de 2 schetsontwerpen ten opzichte van elkaar scoren.
Bebouwing binnen perceel Vrije indeling mogelijk Gelijke opp. Appartementen Opp. Appartement >70m2 Toegankelijk voor minder validen Vrije hoogte ≥2,6m Afsluitbare toegang tot het gebouw Voldoende stallingsmogelijkheden Voldoende technische ruimtes Stookkosten Vrije indeelbaarheid gevel Balkon voor- en achterzijde
Ontwerp 1 (3 portieken) Ontwerp 2 (2 portieken)
Ontwerp 1 (3 portieken)
Ontwerp 2 (2 portieken)
1
1
2
3
4 X X X X X
5
2
3
4 X X
5
X X X X
X
X X
X X X X
X X
X X X X
52 44
De totaalscore geeft aan dat ontwerp 1 het beste aansluit op het programma van eisen. Deze voldoet vrijwel aan alle eisen die van tevoren gesteld zijn. Hier zullen we dan ook mee verder gaan met het ontwikkelen van het voorlopig ontwerp.
63
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2
Voorlopig ontwerp
2.1
Verantwoording ontwerp
7-6-2012
De gebouwen aan de Oosterpark hebben hun beste tijd gehad, en zijn aan vervanging of vernieuwing toe. Wij hebben gekozen voor de eerste optie, en daarmee de eerste stap gezet richting de verbetering van deze buurt. Het gebouw waar wij een nieuw ontwerp voor hebben gemaakt is het meest zuidoostelijke gebouw, met de nummers 62 – 96. Het is de bedoeling dat de rest van de gebouwen snel volgt met vernieuwing.
De ruim opgezette buurt bevat veel groen, en aan de Oosterpark een grote waterpartij. De locatie is voor een stad erg aantrekkelijk, en moet dan ook goed benut worden. De kavel waar ons gebouw op zal komen te staan, lag van tevoren vast. Daarnaast was er weinig speling in bouwoppervlakte. Het gebouw heeft een diepte van 12 meter en is iets meer dan 48 meter lang. De hoogte is 10,3 meter en is verdeelt over 3 woonlagen en een kelder, waarbij de kelder voor 2/3 deel onder de grond zit. Dit is gedaan in verband met de totale hoogte van het gebouw, en de indeling van het trappenhuis. Op deze manier is er geen hele steektrap nodig voor elke verdieping, maar 2 kleinere, waardoor de grootte van de portiek aanzienlijk verkleind is. Dit heeft als gevolg dat er meer ruimte overblijft voor de appartementen. Elke verdieping heeft net als in de oude situatie 6 appartementen, wat het totaal brengt op 18 appartementen. De appartementen hebben een groter oppervlak dan dat de oude appartementen hadden. Het vergroten van het oppervlak was een belangrijk punt in het programma van eisen. Er zijn 2 types appartementen te onderscheiden; een hoekappartement en een tussenappartement. De eerste heeft een netto oppervlakte van 75,3 m2 en de tweede 79,4 m2. Het hoekappartement heeft een inpandig balkon wat het verschil verklaard. In het programma van eisen werd aangegeven dat elk appartement 2 balkons moest hebben, aan de voor- en achterzijde. Binnen de dragende wanden zijn de appartementen compleet vrij indeelbaar, op de meterkast na. Deze moeten namelijk boven elkaar zitten, voor het verticale transport. De vrije indeelbaarheid is een onderdeel van het vergroten van de levensduur. In de toekomst zal het mogelijk zijn om zonder ingrepen aan de draagconstructie, toch een andere indeling te creëren. Voor de appartementen hebben we 2 indelings-opties gemaakt. Bij beide mogelijkheden zijn dezelfde ruimtes opgenomen, maar met verschillende afmetingen. Deze zijn te vinden bij het onderdeel Visualisaties.
64
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Bij de eerste optie is de badkamer in het midden gesitueerd. Zo kunnen de verdere ruimtes optimaal gebruik maken van de daglichttoetreding in de woning. De badkamer is via de hal te bereiken, evenals het aparte toilet en de slaapkamer. De meterkast bevat een groepenkast, en een ventilatie unit met warmte terugwinning. Een onderdeel van de meterkast is de schacht, waardoor ventilatiekanalen, waterleidingen, elektra en datakabels de woningen binnenkomen. Vanuit de meterkast is deze schacht bereikbaar. De woonkamer zit aan de voorzijde van het gebouw waar grote ramen zorgen voor veel licht. Vanuit de woonkamer is het balkon aan de voorzijde bereikbaar. Aan de woonkamer grenst de open keuken, welke eventueel ook gescheiden zou kunnen worden door een scheidingswand. Aan de achterzijde bevind zich de eetkamer.
1
De tweede optie heeft als groot verschil dat de badkamer niet in het midden, maar aan de achterzijde van de woning zit. Het toilet en de meterkast zitten op dezelfde plek. De slaapkamer heeft een groter oppervlak, maar de woonkamer levert in deze optie wat in. Ook zit de keuken hier direct in de woonkamer.
2
65
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Er is gekozen voor een prefab draagconstructie, om een korte bouwtijd te realiseren. Behalve de kelderwanden is vrijwel de gehele draagconstructie van prefab elementen. Er is gekozen voor een VBI Flex-casco. De woningscheidende wanden zijn hierbij dragend uitgevoerd, waardoor deze twee functies vervullen; een dragende functie en een geluidwerende functie, door de grote massa die het heeft. De vloeren overspannen in één keer het hele appartement, waardoor deze ruimte volledig vrij indeelbaar is, en in de toekomst makkelijk aanpasbaar. We passen appartementsvloeren toe waarin eenvoudig leidingen ten behoeve van ventilatie kunnen worden opgenomen. Hier overheen komt vervolgens een druklaag, wat samen met de kern (de portiek) en de dragende wanden zorgt voor de stabiliteit in het gebouw. Op deze manier zijn de voor- en achtergevel ook vrij indeelbaar en aanpasbaar. Ook de inrichting van de portiek zal voornamelijk uit prefab elementen bestaan, zoals trappen en bordessen. De bereikbaarheid van de woningen is vergroot door de toepassing van een lift. Dit is een vaste lift, waarmee elke verdieping, inclusief de kelder, bereikbaar is. De portiek is daarnaast afsluitbaar, om te voorkomen dat er ongenodigde gasten binnenkomen. Naast de voordeur zitten de individuele brievenbussen en de intercom installatie. In de kelder is er voor elk appartement een bijbehorende berging. Door dat er rekening gehouden moest worden met de ligging van de portiek, en daarnaast de lift en schachten, heeft niet elke berging dezelfde ruimte. Toch beschikt elk appartement over tenminste 11,5m2 berging. In de technische ruimte zijn de gezamenlijke installaties gelegen. Zo staat hier de warmtepomp opgesteld met boiler en de gezamenlijke meterkast. Het warm tapwater en de verwarming van de ruimtes worden verzorgd door de warmtepompen. Er is achter de middelste portiek een opstelplaats voor de dubbele warmtepomp. Daarbij komen er 2 boilers naast te staan. Omdat er lange afstanden door het warme water moeten worden afgelegd, is er een circulatiepomp toegepast. Deze zorgt dat het water overal in de leidingen op de gewenste temperatuur blijft. Het gebouw wekt daarnaast zijn eigen energie op door de PV panelen op het dak. In de meest ideale situatie levert dit 138% van de energievraag op. Dit betekent dat het gebouw op die momenten energieleverend is. Meer informatie over de installaties is te vinden in het onderdeel Energie- en duurzaamheidsconcepten. Om de warmte die binnen is, binnen te houden, moeten gevel dak en vloer goed geïsoleerd zijn. Om een zo dik mogelijk isolatiepakket toe te kunnen passen zonder de wanden extreem dik te maken, hebben we gekozen voor een dun buitenblad. Er is gekozen voor een pleisterlaag als afwerking. De winst in dikte ten opzichte van een buitenspouwblad van de spouwmuur, is al snel 100mm. Dit is in ons ontwerp deels gebruikt als extra isolatiedikte. Verdere informatie hierover is te vinden in de details. De vorm van het gebouw is vrij simpel, mede omdat het bouwvak van tevoren vast stond, en daarnaast omdat dit de meest efficiënte vorm is qua ruimte. Toch hebben we diepte in de voorgevel gebracht door de portieken iets naar buiten te halen. Ook dragen de balkonnetjes bij aan een afwisselend beeld in de gevel. We hebben er voor gekozen om de balkons af te ronden, in plaats van rechte hoeken. Dit geeft een vriendelijke uitstraling, en maakt het gebouw minder stijf. Dit zijn prefab betonnen balkons die op maat geleverd kunnen worden. Over de gehele gevel loopt een witte horizontale sierplint. Naast de scheiding van de verschillende woonlagen, wordt er met de sierplint meer nadruk gelegd op de breedte van het gebouw. De nieuwe gevel is meer dan een meter hoger dan in de bestaande gebouwen, mede door de toegevoegde kelder. Ook is de dakrand iets verhoogd om de PV-panelen te verbergen, die op het dak staan opgesteld. We hebben qua kleur in de gevel gekozen voor natuurlijke kleuren. Het is een natuurlijke omgeving voor een stad, en dit wilden we terug laten komen in ons gebouw. De grote vlakken in het gebouw hebben een “tan” kleur. Dit is zoals de naam al zegt een licht bruine kleur. Voor de portieken, de stabiliteit van het gebouw, hebben we een solide kleur gekozen. Dit straalt de stevigheid uit die het biedt aan het gebouw.
66
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Voor de gevelopeningen hebben we gekozen voor een standaardmaat. De kozijnen zijn op verschillende manieren en in verschillende samenstellingen over de gevel verspreid, waardoor een afwisselend gevelbeeld ontstaat. Een deel van de kozijnen heeft een paneel aan de onderzijde, de ramen in deze kozijnen zijn draaibaar. Een duidelijk verschil met de bestaande bebouwing is het platte dak. Hier is voor gekozen om optimaal gebruik te kunnen maken van de oppervlakte van het gebouw, om zonnepanelen te plaatsen. Het dak is bereikbaar via de portieken, door middel van speciale dakluiken.
Om een indruk te geven van het ex- en interieur van ons ontwerp, staan er in het volgende hoofdstuk een aantal visualisaties die wij hebben gemaakt. Dezelfde afbeeldingen zijn tevens in de bijlage opgenomen in een groter formaat.
67
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3
Visualisatie
3.1
Exterieur
7-6-2012
Oosterpark 62 – 96
Shot op oogniveau
68
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Balkon aanzicht
Voorzijde vogelvlucht
69
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
3.2
7-6-2012
Interieur
Wookamer
Eetkamer
70
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Keuken
Keuken van de andere kant
71
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
V
7-6-2012
Conclusie
Met het door ons ontwikkelde voorlopig ontwerp hebben wij ons afstudeerproject afgesloten. De weg naar dit ontwerp is via verschillende onderdelen gegaan, om te beginnen met het onderzoek naar de levensduur van woningen uit de jaren ‘50-60. Onze hoofdvraag in dit onderzoek was: Hoe om te gaan met de levensduur van woningen uit de jaren ‘50-60? Doormiddel van deelvragen hebben wij hier een antwoord op gegeven. Op de eerste deelvraag ‘Wat is de levensduur van een woning?’ hebben we in het eerste deel van het onderzoek antwoord gegeven. Zoals te verwachten was hier niet een simpel antwoord op te geven, dus hebben we meerdere onderdelen behandeld. In de hoofdstukken ‘Wat is levensduur’ en ‘Levensduur van de bestaande woningvoorraad’ hebben we verduidelijkt wat de levensduur precies inhoud. Verder hebben we onderdelen die met de levensduur te maken hebben behandeld, zoals de Bouwtechnische levensduur en Woontechnische levensduur. Hier werd de levensduur meer naar het gebouw gehaald, en werden de gewenste prestaties van woningen verduidelijkt. Vervolgens hebben we gekeken naar de onderwerpen ‘Levensduur denken’, ‘Levenscyclus ritme’ en ten slotte de ‘Levenscyclusanalyse’. De tweede deelvraag was: ‘Levensduur verlengen of beëindigen?’. Verschillende onderwerpen die met renoveren en nieuw bouwen te maken hebben werden tussen beide vergeleken. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken naar de eigenschappen van renoveren en nieuw bouwen op het gebied van milieu, bouwtechniek, woontechniek en uitvoering. Ten slotte hebben we ‘de levensduur verlengen’ en ‘de levensduur beëindigen’ individueel bekeken. Het laatste onderdeel van het onderzoek was de betrekking op onze case; Het vernieuwingsplan voor de appartementen te Assen. In de inventarisatie hebben we algemeen naar het gebouw aan de Oosterpark gekeken, mede aan de hand van hoofdstuk 2. Technische staat, indeling en daglichttoetreding waren een aantal punten waar we naar hebben gekeken. Vervolgens hebben we bij de ‘Knelpunten’ de grootste problemen in het huidige gebouw behandeld, waarna we aan de hand van hoofdstuk 3 een vergelijking gemaakt hebben tussen renovatie en nieuwbouw. Op meerdere punten werden de mogelijkheden bekeken van renovatie en nieuwbouw, om de vastgestelde knelpunten op te lossen. Onze conclusie was dat er een nieuwbouw project zal komen. Om het gebouw duurzaam en milieuvriendelijk uit te voeren wilden we er voor gaan zorgen dat ons gebouw een energie-0 gebouw zou worden. Doormiddel van een verdieping in energie- en duurzaamheidsconcepten hebben we de gekozen concepten toegelicht. Voor de start van het ontwerpen hebben we een programma van eisen opgesteld, waar ons gebouw aan zal moeten voldoen. Dit hebben vertaald in de schetsontwerpen. De ontwerpen hebben we vervolgens weer getoetst aan het programma van eisen, en hier kwam de beste optie naar voren. Deze hebben we als laatste onderdeel van het afstuderen uitgewerkt tot een voorlopig ontwerp. Technische tekeningen, EPC-berekeningen en visualisaties zijn allemaal onderdeel van dit proces.
72
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
VI Reflectie 1
Gezamenlijke reflectie
Terugkijkend op de afstudeerperiode beschouwen we dit als een drukke, maar leerzame periode. Hierbij hebben we de kennis, die opgedaan is in de eerste drie en een half jaar, goed toe kunnen passen. De samenwerking tussen ons ging goed, we kennen elkaar al een langere tijd. Tijdens de opleiding hebben we ook al meerdere opdrachten samen gedaan. We weten van elkaar wat de sterke en zwakke punten zijn, en wat we van elkaar kunnen verwachten. We hebben beide hetzelfde streven en gaan altijd voor het beste. Dit was ook tijdens het afstuderen te merken; het maken van afspraken ging makkelijk en we maakten lange werkdagen in een prettige sfeer. De verdeling van taken was niet lastig, dit was grotendeels al vastgelegd in het projectplan, maar voor de rest hebben we hier geen problemen ondervonden. Als een van ons klaar was met een taak dan bespraken we dat en lazen we het nog kritisch door. Vervolgens voerden we zo nodig wijzigingen door. Dit bleek een goed systeem te zijn, mede omdat we door het vele typen nog wel eens zinnen hadden die niet lekker liepen. Door het lezen van elkaars stukken konden eventuele fouten gecorrigeerd worden. Het projectplan was de basis van het afstuderen. Dit was een vrij lastig plan om te maken omdat alles precies, duidelijk en helder beschreven moest worden. Hier hebben we veel tijd aan besteed, en deze tijd kregen we ook van school. We hadden eerst verwacht dat dit plan niet heel veel tijd in beslag zou nemen maar omdat we helder moesten beschrijven wat we gingen doen, welke producten we gingen leveren, aan welke competenties we gingen werken, hoe we gingen onderzoeken en welke tools we gingen gebruiken, koste dit toch meer tijd dan wij voor ogen hadden. Door de goede feedback en coaching, hadden wij het projectplan al ruim voor de deadline af. Na de peiling moesten we nog wat kleine dingen veranderen. Het onderzoekend was het eerste gedeelte van ons afstuderen. We hadden dit onderzoek verdeeld in 3 delen; een algemeen stuk over de levensduur van woningen, een stuk waarin we renovatie en sloop-nieuwbouw tegenover elkaar hebben gezet, en het laatste stuk waarin we onze case erbij hebben gehaald en gingen bepalen of de levensduur verlengd of beëindigd moest worden. We konden pas bezig met de case als de voorgaande onderdelen af waren. We hadden voor het gehele onderzoek 4 weken staan. De eerste week was gevuld met het verzamelen van gegevens. Doordat we wat tijd over hadden tijdens het vormen van het projectplan, hadden we al wat informatie opgezocht. Hierdoor hadden we een week extra voor het onderzoek. Deze week bleken we ook wel nodig te hebben. Het analyseren en verwerken van de gegevens in het onderzoek kostten meer tijd dan wij gedacht hadden. We liepen vooral achterstand op door het eerste gedeelte van de levensduur van woningen. Dit onderwerp bleek uitgebreider en ingewikkelder dan wij aan het begin hadden gedacht. Ook het onderdeel waarin we sloop tegenover renoveren zetten, koste meer tijd dan dat we hier voor hadden ingepland. Er kwamen nog een aantal hoofdstukken bij, om het verhaal compleet te maken. Na deze onderdelen te hebben afgerond, konden we de case erbij pakken. Door de uitloop van het voorgaande deel begonnen we hier later aan dan gepland. Het inventariseren van de case en het beschrijven van de knelpunten ging gelukkig wel erg vlot. De vraag of we het gebouw gingen slopen of renoveren hebben we uiteindelijk goed tegenover elkaar kunnen zetten, aan de hand van de punten uit de eerdere hoofdstukken. Op deze manier hebben we besloten dat het gebouw gesloopt zal worden, en hier nieuwbouw voor in de plaats komt. Na het besluit om te gaan nieuw bouwen zijn wij begonnen aan het ontwerpen, en aan de energieen duurzaamheidsconcepten. Voor het tweede deel van ons afstuderen hadden we 2 week staan. Dit was voor energie- en duurzaamheidsconcepten genoeg tijd om dit onderdeel te bekijken. Eerst hebben we een stuk gemaakt over duurzaamheid met hierin ook de manier waarop we dit gingen toepassen in ons nieuwbouw ontwerp. Vervolgens hebben we bekeken met wat voor energie installaties we een energieneutraal gebouw konden realiseren. In de voorgaande jaren hebben we
73
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
ook bij projecten energie- en duurzaamheidsconcepten moeten toepassen, en de kennis van deze projecten hebben we ook kunnen gebruiken. Ook hebben we een afspraak gemaakt met het Informatiepunt Duurzaam Bouwen. Hier hebben we veel informatie gekregen over duurzaam bouwen in het algemeen, en een aantal mogelijkheden om tot een energie neutrale woning te komen. Met deze informatie zijn we verder gaan werken. We hebben uiteindelijk besloten om een warmtepomp toe te passen voor het warm tapwater en de verwarming van de ruimten. Ook wilden wij een gebalanceerd ventilatie systeem met een warmte terugwinningunit. Door de wtw unit wordt de schone lucht al voorverwarmd en zo de verwarmde lucht gebruikt wordt om de ruimtes te ventileren. Ook passen we een douche-pijp wtw toe. Dit is een vrij kleine installatie maar zorgt toch weer voor wat energiewinst. Ten slotte hebben we, om aan de elektriciteitsvraag te voldoen, gebruik gemaakt van het dak oppervlak om zonnecellen te plaatsen. Deze leveren meer elektriciteit dan dat er gebruikt zal worden in het gehele gebouw. Het gebouw zelf hebben we goed geïsoleerd en daardoor heeft de schil een hoge rc-waarde gekregen. Na een epc-berekening hebben we aangetoond dat ons ontwerp een epc waarde heeft van 0. We hebben bij dit onderdeel in een relatief korter tijd meer gedaan dan gedacht hadden. Hierdoor hebben we een deel van de achterstand ingehaald. Het laatste onderdeel van het afstuderen was het ontwerpen. Voor het ontwerpen hadden iets meer dan 3 week ingepland om tot een voorlopig ontwerp te komen. Deze tijd hadden we alleen niet meer door de vertraging tijdens het onderzoekende gedeelte. Het eerste doel was om twee schets ontwerp varianten op te stellen. Omdat we eerst onderzoek gedaan hadden naar de indeling van het gebouw en de portiek, zijn we tot een schetsontwerp gekomen met 2 portieken en een schetsontwerp met 3 portieken. Deze 2 schetsontwerpen hebben we uitgewerkt in Archicad. Hierin hebben we de verschillende plattegronden getekend, twee doorsnedes en vier aanzichten. Met behulp van een sterkte zwakte analyse hebben we gekozen om het schetsontwerp met 3 portieken verder uit te werken. De opbouw van de constructie delen hebben we weergegeven en ook de indeling van de appartementen. Binnen de constructieve wanden zijn de appartementen vrij indeelbaar. We hebben twee appartementsindelingen gemaakt om weer te geven wat er mogelijk is qua indeling. Een van deze 2 hebben we ook in de technische tekeningen verwerkt. Verder hebben we nog 3 details gemaakt van de aansluiting met de kelder, de gevel met de vloer en het dak. Hier hebben we een duidelijk beeld gegeven van de opbouw en hierbij ook de berekende rc-waarde van de constructie. Het laatste deel wat moest gebeuren bij het ontwerpen was het visualiseren van ons ontwerp. Voor het visualiseren hebben we het gebouw uitgewerkt in 3D. Vanuit hier hebben we een aantal gerenderde afbeeldingen gemaakt van het exterieur en het interieur, om ons ontwerp visueel te ondersteunen. Voor het afronden van het project hadden we weinig tijd over. Door de opgelopen achterstand hadden we te weinig tijd om alles rustig af te ronden, samen te voegen, kritische te bekijken en te verbeteren. Deze achterstand is deels veroorzaakt doordat het onderzoek meer tijd koste dan wij hadden ingepland, maar ook omdat onze begeleider ziek is geworden, en we gedurende een lange periode geen begeleiding hebben gehad. Hierdoor moesten we veel zelfstandig werken en beslissingen nemen zonder directe feedback. De tijd die we hadden geschat voor de energie- en duurzaamheidsconcepten was voldoende en goed haalbaar. Voor het ontwerpen hadden we de ingeplande tijd eveneens goed inschat, maar door het uitlopen op de planning in het eerste gedeelte hadden we deze tijd niet meer. Gelukkig hadden we in de planning een uitloop week opgenomen om het eindverslag af te ronden. Door de 3 extra dagen die we kregen hebben we alles goed af kunnen ronden en ligt er nu een afstudeerverslag waar wij trots op zijn.
74
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
2
Individuele reflectie
2.1
Reflectie Hans Witterholt
7-6-2012
Het was een drukke maar leerzame afstudeerperiode het afgelopen half jaar. Ondanks de kleine tegenslagen ben ik blij met het resultaat dat wij hebben geboekt. In het plan van aanpak hadden we onze taken goed verdeeld. Over het algemeen was het onderzoek een gemeenschappelijke competentie. Hier hebben we dan ook beiden ons aandeel in gehad. Ik ben hierbij vooral bezig geweest met hoofdstuk 3, waar ik levensduur verlengen en levensduur beëindigen tegenover elkaar heb gezet. Door de vele informatie die we hadden verzameld was het af en toe lastig om de juiste informatie paraat te hebben. Al deze documenten zetten we namelijk gezamenlijk in één bestands map, waardoor het vrij onoverzichtelijk werd. Volgende keer is het eventueel een optie om het toch verder onder te verdelen. Verder ging het onderzoeken naar mijn idee erg goed. Nog niet eerder ben ik met zo een uitgebreid onderzoek bezig geweest, maar ik vond het interessant om te doen. Het grootste deel van de afstudeerperiode hebben we aan dit onderzoek gewerkt, maar op het moment dat we feedback wilden hebben over het concept verslag, werd onze begeleider ziek. Dit was een erg vervelend moment omdat we er niet zeker van waren of we nog aanpassingen moesten doen of niet. Toch zijn we verder gegaan op de manier waarop wij dachten dat het goed was, en dit eerste deel gelaten voor wat het was. Na een aantal weken was een vervangende docent geregeld om ons in het laatste deel te begeleiden. Ondertussen waren wij al veel verder gevorderd, we waren inmiddels het schetsontwerp aan het afronden. In deze periode kregen we ook feedback op het onderzoek, en hier hoefde gelukkig niet veel aan veranderd te worden. Toch is het minder om na zo’n lange periode weer aan iets te beginnen wat eigenlijk al afgerond was. Uiteraard hebben wij er opnieuw kritisch naar gekeken om het verslag compleet te maken. Omdat ik iets langer bezig was met het onderzoek dan Stephan, was hij alvast begonnen met het uitzoeken van de energie- en duurzaamheidsconcepten. Tegen de tijd dat ik het onderzoek had afgerond was Stephan al een eind op weg met de concepten, en hebben we besloten dat ik alvast met schetsen zou beginnen, aangezien dat in die periode ook al moest beginnen. Ik ben kort bezig geweest met het uitzoeken van leveranciers van zonnepanelen, en een indeling van het dak met zonnepanelen. Bij het schetsen heb ik eerste gekeken wat een handige indeling voor de portiek was, als we er 2 wilden toepassen in plaats van 3. Het idee hierachter was dat de ruimte die door de derde portiek dan gebruikt kon worden voor extra ruimte voor de bewoners. Uiteindelijk hebben we de beste optie uitgewerkt tot VO. Ook naar de rest van de indeling hebben we natuurlijk gekeken. Omdat we de tekeningen in Archicad wilden uitwerken en ik nooit met dit programma had gewerkt, tekende Stephan de schetsen verder uit. Zoals in het Projectplan al stond geschreven heeft Stephan het grootste deel van de tekeningen uitgewerkt. Aan de hand van een keuze matrix hebben we beide schetsontwerpen vergeleken. De beste hebben we vervolgens uitgewerkt in VO. Hier gingen we gedetailleerder in op materialen en uiterlijk. Ook heb ik 2 opties voor de indeling bedacht, welke Stephan vervolgens uittekende in Archicad. Deze werkwijze werkte erg goed in os geval. 3D-impressies was een van de competenties die ik voor een groot deel zou verzorgen. Omdat dit een van mijn sterkere punten is, en ik het leuk vind om te doen hebben we hiervoor gekozen. Dit draagt ook bij aan de verduidelijking van ons ontwerp. Toch kost dit vaak meer tijd dan ik denk, mede omdat ik alles perfect wilde hebben. Ik heb visualisaties kunnen maken van het exterieur en interieur. Helaas kon ik slechts een aantal 3D visualisaties maken van het interieur. Toch ben ik blij met het resultaat. De afsprakenlijsten heb ik tijdens het afstuderen bijgehouden. Af en toe gingen we even wat uitgebreider overleggen over de taken die nog moesten worden gedaan, en wie wat zou gaan doen. Door de afsprakenlijst konden we elk moment even terugkijken op wat we hadden afgesproken, en elkaar ook op schema houden. Dit werkte erg prettig.
75
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
De samenwerking met Stephan ging erg goed. Zoals in de gezamenlijke reflectie al stond, zijn wij tijdens de studie wel vaker samen aan opdrachten bezig geweest, maar nooit met zijn tweeën alleen. Dit heeft goed uitgepakt. Het overleggen ging goed en het was voor ons allebei duidelijk wat onze taken waren. Tussendoor waren we vaak aan het overleggen, en als ik ergens niet uitkwam kon ik het hem vragen en kwamen we er samen uit. Een punt waar Stephan iets minder in was, was het tekstuele deel. De teksten liepen niet allemaal even lekker en daardoor had ik een extra taak om alles goed door te lezen en te verbeteren. Tijdens de afstudeerperiode zaten we eigenlijk constant op school. Sinds het begin van deze periode was er een nieuwe studieruimte beschikbaar waar wij elke dag goed aan het werk konden. Ik heb gemerkt dat een fijne werkplek een positief effect heeft op mijn werk. In vorige periodes was ik ook vak thuis bezig, wat toch minder werkt dan op school. Naast de mindere afleiding die op school te vinden is, is het ook prettig om constant samen te werken en elkaar te motiveren. Zoals al genoemd hebben we minder coaching gehad dan de gemiddelde afstudeergroep, door het uitvallen van onze eerste coach. Dit was even vervelend maar gelukkig hebben we aan het eind nog wat begeleiding kunnen ontvangen. Door het aanpassen van de laatste aandachtspunten naar aanleiding van de coachings, en door onze laatste eigen kritische blik, vind ik dat wij ons afstudeerproject met succes hebben afgerond.
2.2
Reflectie Stephan Goverts
Als ik terug kijk op de afgelopen periode kan ik er van zeggen dat het een leerzame en drukke periode was maar waarbij we alle kennis moesten gebruiken die we hebben opgedaan in de opleiding. Het afstudeer project waar we ons deze periode mee bezig doen we in opdracht van mevr. I. de Jong van Kenniscentrum Noorderruimte. Een onderzoek naar de levensduur van woningen van de jaren 50-60, dit leek me een erg interessant onderwerp maar ook zeker een uitdaging omdat ik nooit heb stil gestaan bij de levensduur van een woning en wat voor factoren daar allemaal een rol bij spelen. Hierbij hebben we een case gekregen, waarbij het besluit genomen moest worden of de levensduur verlengd zou worden of gesloopt zou worden. Hier konden we dan een renovatie of nieuwbouw ontwerp voor maken. Wij hebben als extra genomen dat we dit ontwerp energie neutraal of zelf energie opwekkend wilde hebben. Het grootste gedeelte van het afstuderen was onderzoeken. Hier hebben Hans en ik beide een aandeel van 50 % in gehad. Het onderzoeken vond ik ook het lastigste. Het verzamelen van gegevens bleek niet heel erg moeilijk maar het verwerken van deze gegevens gaf al een eerste probleem. Dat was het overnemen van conclusies uit de verkregen informatie, ik nam al gauw een conclusie over zonder hier de informatie van de te weten, dit gebeurde vooral in het projectplan. Tijdens het onderzoeken heb ik hier beter opgelet en mijn eigen conclusies getrokken uit de informatie. Ik heb mij vooral bezig gehouden met het deel over de levensduur van woningen en Hans meer met de keuze sloop en renovatie. Omdat ik weinig wist van levensduur van een woning was dit voor mij nieuw en uitdagend en wist ik niet goed hoeveel tijd ik hier mee bezig zou zijn. De tijd die we hiervoor hadden in gepland bleek ook te weinig te zijn. Het onderzoeken kosten ons beide meer tijd en we hadden al een strakke planning gemaakt. Vervolgens ben ik samen met Hans verder gegaan met het toetsen van de case, de vraag of deze gesloopt of gerenoveerd moet worden. Na inventarisatie van de case hebben Hans en Ik onze keuze gemaakt aan de hand van factoren uit de eerdere delen van het onderzoek.
76
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
Vervolgens ben ik begonnen met de energie- en duurzaamheidsconcepten. Ik wist dat onze case gesloopt ging worden dus kon ik me bezig houden met energie- en duurzaamheidsconcepten op gebied van nieuwbouw. Eerst heb ik gekeken naar duurzame strategieën, materialen en binnenmilieu en gezondheid en vervolgens gekeken naar energieconcepten om ons streven van energie neutraal en zelfs energie opwekkend te halen. Bij de eerste delen heb ik gekeken wat hier van toepassing was en wat we uiteindelijk konden gebruiken om ons ontwerp duurzaam te krijgen en met een lange levensduur. Gelukkig wist ik al het een en ander over duurzaamheid en kon ik hier wat tijd goed maken wat we hadden verloren tijdens het onderzoekende gedeelte. Om een goed beeld te krijgen van duurzaam bouwen en installaties heb ik een afspraak gemaakt bij het Informatie Punt Duurzaam Bouwen in Groningen. Hier kregen we van experts uitleg over duurzaam bouwen en installaties die we toe konden passen om energie neutraal te ontwerpen. Naar aanleiding van dit bezoek heb ik een aantal installaties opgezocht voor de ventilatie van het gebouw, de verwarming van het tapwater en de ruimte en de elektriciteit. In deze periode heb ik veel contact gehad met experts op het gebied van ventilatie, warmtepompen en zonnecellen. Naar eigen inzicht heb ik de systemen gekozen om zo ervoor te zorgen dat het gebouw duurzaam en energie neutraal werd en op advies van de verschillende experts heb ik keuzes gemaakt voor verschillende types en uitvoeringen. Na dat het ontwerp gemaakt was moest ik nog met een NPR berekenen dat het ontwerp een epc had van 0,0. Eerst heb ik hier de rc-waarden uitgerekend, dit was voor mij een tijd geleden dat ik hier mee gewerkt had maar na wat opfrissen is dit goed gekomen. Deze waarden moest ik gebruiken om de epc te berekenen. Het programma heb ik tijdens mijn opleiding maar een keer gebruikt dus dit was vrijwel nieuw voor mij. Uiteindelijk is het toch gelukt en heb ik uit de berekening gekregen dat het ontwerp een epc van 0 heeft. Het is dus energieneutraal. Toen heb ik nog gekeken of het ook zelfs energieopwekkend is, en dat is zo. Het aantal zonnecellen dat we op het dak hebben levert meer elektriciteit dan de vraag van het gebouw is. De overige elektriciteit kunnen de gebruikers terug verkopen aan het net. Het laatste deel van het afstuderen was het ontwerpen, tekenwerk en het maken van 3Dimpressies. Hans en ik hebben evenveel aandeel gehad in het ontwerpen, voor het tekenwerk en de visualisatie hebben we een andere verdeling in het aandeel gehad. Hans zijn sterke punt is het uitwerken van 3D modellen en hiervan visualisaties maken. Daarom heb ik me bezig gehouden met het tekenwerk. Voor het tekenwerk heb ik gebruik gemaakt van het programma Archicad, dit zou ook een nieuw programma zijn geweest voor Hans daarom heb ik me hier meer mee bezig gehouden. De ontwerpen die we samen gemaakt hebben kon ik dan uitwerken in Archicad tot SO en VO tekeningen en hans kon het uitwerken in 3D. Dit was een prettige verdeling en hierdoor konden we wat verloren tijd inhalen die we bij het onderzoek verloren hadden. Tot slot hebben Hans en ik alles moeten samenvoegen. Hier zat toch nog wat meer tijd in dan ik had gedacht, en ook moesten er nog wat wijzigingen doorgevoerd worden om tot een goed en helder verslag te komen. Op advies van mevr. M. Sival hebben we gebruik gemaakt van een aantal dagen uitstel voor het inleveren van het afstudeerverslag, dit ook mede omdat we een lange periode geen begeleiding gehad hebben omdat mevr. I. de Jong ziek was. Door dat Hans en ik hier gebruik van gemaakt hebben konden we het verslag volledig en naar wens afmaken.
77
48. Vernieuwingsplan appartementen Oosterpark te Assen
7-6-2012
78