Statenwoorstel nr« PS/2006/445 Overdracht grondwatertaken aan waterschappen
Jaargang
Datum
Ons kenmerk
Inlichtingen bij
2006-26
16 mei 2006
WB/2006/1631
mevrouw J.F.W. Clasie, telefoon 038 425 15 50
Aan Provinciate Staten
Qnderwerp Overdracht grondwatertaken aan waterschappen. Bljlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2006/445 met toelichting (bijgevoegd) II. Delegatiebesluit (te raadplegen via www.overiissel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en liggen ter inzage in de bibliotheek) III Meerpartijenovereenkomst (te raadplegen via www.overilssel.nl/sis onder het bovengenoemde PS-kenmerk en liggen ter inzage in de bibliotheek)
1
Samenvatting
Dit voorstel behandelt de overdracht van een aantal operationele grondwatertaken aan de waterschappen. De provincie is bevoegd gezag voor het grondwaterbeheer op grond van de Grondwaterwet. Al enige jaren wordt er gesproken over de overdracht van een aantal uitvoerende taken op het gebied van het kwantitatieve grondwaterbeheer aan de waterschappen. Het uitgangspunt van integraal waterbeheer - beheer van oppervlaktewater en grondwater in een hand - pleit hiervoor. Artikel 107 van de Provinciewet voorziet in de mogelijkheid tot overdracht van bevoegdheden van het provinciebestuur aan de besturen van waterschappen. Met het oog op de overdracht van de grondwatertaken aan de waterschappen per 1 januari 2007 wordt tevens een aanpassing gedaan aan het onderdeel water van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel. Hieronder zullen wij nader op het voorstel ingaan.
2
Inleiding en probleemstelling
Al enige jaren wordt er gesproken over de overdracht van een aantal uitvoerende taken op het gebied van het kwantitatieve grondwaterbeheer aan de waterschappen. Recente ontwikkelen, waar wij in het onderstaande verder op in gaan, leiden ertoe dat het gewenst is om met ingang van 1 januari 2007 een aantal taken te delegeren aan de waterschappen.
3
Overwogen oplossingsrichtingen en alternatieven
Bestuurlijke ontwikkelingen De provincie is bevoegd gezag voor het grondwaterbeheer op grond van de Grond waterwet. In het Waterhuishoudingsplan 2000+ is vastgelegd dat de provincie operationele taken op het gebied van het kwantitatieve grondwaterbeheer wil delegeren aan de waterschappen. De handhaving van de beregening uit het grondwater is in Overijssel als sinds 1997 gedelegeerd aan de waterschappen. Ook in verschillende andere plannen, rapporten en nota's van Rijk, IPO, Unie van Waterschappen en
provsncie
verijssel
de Overijsselse waterschappen wordt een beeld geschetst van een wenselijke herverdeling van taken tussen provincie en waterschap voor wat betreft het grondwaterbeheer. Dit heeft geresulteerd in het voorstel in het ontwerp van de Waterwet (november 2005) waarin wordt voorgesteld om een groot deel van de vergunningverlening ten aanzien van het rechtstreeks infiltreren van stoffen in of het onttrekken van grondwater op te dragen aan de waterschappen. De Waterwet zal waarschijnlijk over twee tot drie jaar in werking treden. De Overijsselse waterschappen hebben er meermalen op aangedrongen om op korte termijn een aantal grondwatertaken overgedragen te krijgen. Het Rijk, IPO en Unie van Waterschappen stimuleren provincies en waterschappen, om vooruitlopend op de Waterwet, alvast grondwatertaken aan waterschappen over te dragen. In de provincie Limburg is dat al gebeurd.
Wettelijke basis De delegatie vindt plaats op basis van artikel 107 van de Provinciewet. Het eerste lid van dit artikel geeft het provinciebestuur de bevoegdheid om provinciale medebewindstaken over te dragen aan een waterschap voorzover die taken zich naar nun aard en schaal daartoe lenen en de besturen daarmee instemmen. Voorts bepaalt het derde lid van artikel 107 van de Provinciewet dat het ontwerp van een delegatiebesluit de instemming behoeft van Provinciale Staten en de algemene besturen van de waterschappen. De overdracht van grondwatertaken wordt als een gezamenlijke verantwoordelijkheid gezien van de provincies en waterschappen en daarom is ervoor gekozen om enkele hoofdzaken in het delegatiebesluit te regelen en de overige zaken in een bestuursovereenkomst tussen provincies en waterschappen. Het ontwerp van het delegatiebesluit waarmee wij u nu vragen in te stemmen is als bijlage bij dit voorstel gevoegd.
Taken die voor overdracht in aanmerking komen Bij de afweging welke taken voor overdracht in aanmerking komen hebben wij aansluiting gezocht bij het ontwerp-Waterwet. De Provinciewet vereist in het voorgenoemde artikel 107 verder dat bij delegatie wordt overwogen of de taken zich naar aard en schaal voor overdracht lenen. Op zich is de uitvoering van de Grondwaterwet naar zijn aard en schaal in belangrijke mate een taak die zich leent voor overdracht aan de waterschappen. Het zoveel mogelijk in een hand brengen van deze grondwatertaken binnen het operationele waterbeheer bevordert een integrate afweging binnen het waterbeheer. Daarnaast is het met betrekking tot de aard en schaal van de over te dragen bevoegdheden gewenst om de operationele taken die vanwege de nauwe samenhang met ander provinciaal beleid (onder meer het ruimtelijk beleid en het milieubeleid) een integrate belangenafweging behoeven, bij de provincie te laten. In het voorontwerp van de Waterwet wordt om die reden de vergunningverlening ten aanzien van het rechtstreeks infiltreren van stoffen in of het onttrekken van grondwater op te dragen aan de waterschappen. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor de drinkwaterwinningen, grote industriele onttrekkingen (> 500.000 m3/jaar) en koude- en warmteopslag. Bevoegd gezag voor deze categorieen van onttrekkingen blijft de provincie. Deze taken vergen namelijk vanwege de nauwe samenhang met ander provinciaal beleid een integrate belangenafweging die verder reikt dan het waterbeheer. Wij stellen u dan ook voor om, overeenkomstig het ontwerp Waterwet als uitgangspunt te nemen om de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen, inclusief de uitvoering van algemene regels en de bijbehorende handhaving over te dragen aan waterschappen. Uitzondering hierop zijn onttrekkingen ten behoeve van koude- en warmteopslag, de drinkwatervoorziening en grote industriele onttrekkingen (> 500.000 m3/jaar). Deze onderdelen komen niet voor overdracht in aanmerking. Met het overdragen van de grondwatertaken komt ook de bevoegdheid tot het heffen van leges en het afhandelen van bezwaar- en beroepschriften bij de waterschappen te liggen. Provinciale Staten van Drenthe zullen een gelijkluidend voorstel in behandeling nemen. Met het overdragen van bovengenoemde bevoegdheden kan uw besluit van 25 juni 1997 met nummer 27-1 tot delegatie van de handhaving van de beregening overigens wbfden ingetrokken. De handhaving van de beregening valt immers binnen het kader van de per 1 januari 2007 over te dragen taken. Het ontwikkelen van het strategisch beleidskader blijft bij de provincies, zoals dit nu ook het geval is bij het oppervlaktewaterbeheer. Daarnaast blijft de regelgevende bevoegdheid bij de provincies, de bevoegdheid op grond van artikel 48 van de Grondwaterwet om belasting te heffen voor het onttrekken van grondwater alsmede het in stand houden van de meetnetten en de verantwoordelijkheid voor het grondwaterregister. Voor wat betreft de heffing moet nog worden opgemerkt dat het overdragen daarvan juridisch niet mogelijk is, ook niet voor wat betreft de categorie vergunningverlening die aan de waterschappen wordt overgedragen. Dit blijft dan ook bij de provincie.
Statenvoorstel nr. PS/2006/445
De bescherming van de grondwaterkwaliteit wordt evenmin overgedragen aan de waterschappen. Grondwaterkwaliteit wordt vanuit het milieubeheer benaderd (zowel wetstechnisch als organisatorisch).
Wijziging Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel Met het oog op de overdracht van de taken op het gebied van het grondwaterbeheer dient tevens het onderdeel water van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving te worden aangepast. De doelstelling was om de provinciale verordeningen van de provincies Drenthe en Overijssel zoveel mogelijk te uniformeren zodat de (interprovinciale) waterschappen er goed mee kunnen werken. In de praktijk is gebleken dat de Overijsselse verordening als uitgangspunt is gebruikt voor het aanpassen van de verordeningen van de provincie Drenthe, zodat er slechts enkele marginale wijzigingen aan de orde zijn. Daarnaast worden ook nog enkele andere redactionele en technisch-juridische wijzigingen op de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving doorgevoerd.
4
Diversen
Personeel/financieel Als gevolg van de overdracht op basis van de bovenstaande uitgangspunten wordt de formatie met 2,5 fte teruggebracht. Bij de Ondernemingsraad bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen overdracht. Het Georganiseerd Overleg is gemformeerd over de overdracht. De genoemde 2,5 fte zal zowel formatief als financieel worden afgeboekt van de bestaande formatie. De waterschappen ontvangen geen vergoeding voor de kosten die met het uitvoeren van de over te dragen taak samenhangt. Hierbij is van belang dat in de huidige opzet van de Waterwet de betreffende taken tot het reguliere takenpakket van de waterschappen worden gezien en dus door de waterschappen zelf moeten worden uitgevoerd en betaald. Het overdragen van een aantal taken op het gebied van de grondwateronttrekkingen past binnen de taakstelling op grond van de Takendiscussie. In het rapport 'Op weg naar de andere provincie' met betrekking tot de resultaten van de Takendiscussie d.d. 23 maart 2004, wordt als een van de principes in het afwegingskader genoemd dat "daar waar de uitvoering van beleid meer op de weg van gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties ligt dan op de weg van de provincie, de verantwoordelijkheid voor de uitvoering aan deze organisaties overgedragen moet worden''. In aanvulling hierop is met betrekking tot het Programma Water opgenomen dat "de rolverdeling tussen provincies en waterschappen wordt aangescherpt door ons minder met de directe uitvoering te bemoeien". Bij de taakstelling binnen het Programma Water is vermeld dat het vooral gaat om personeelsgebonden budget. Vervolgens is in de programmabegrotingen van 2005 en 2006 aangegeven dat ingezet wordt op het voorbereiden van de overdracht van grondwatertaken aan de waterschappen. De betrokken formatieplaatsen zijn derhalve onderdeel van de reeds besproken formatiereductie in het kader van de Takendiscussie. De aframing van de inkomsten (naar schatting € 40.000,—), als gevolg van de overgang van de bevoegdheid tot het heffen van leges naar de waterschappen, zal worden meegenomen bij het aanpassen van de tarieven van de Leges- en Precarioverordening welke jaarlijks gelijktijdig met de begroting behandeld wordt.
5
Voorstel
Wij stellen u voor in te stemmen met ons ontwerp tot overdracht van grondwatertaken aan de waterschappen per 1 januari 2007, alsmede met de voorgestelde wijzigingen van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel, door middel van vaststelling van bijgaand besluit. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, GJ. Jansen secretaris, H.A. Timmerman
Statenvoorstel nr, PS/2006/445
4
Staten voorstel nr. PS/2006/445
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2006/445
Provinciate Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 16 mei 2006, kenmerk WB/2006/1631; beslusten; 1.
in te stemmen met de overdracht van grondwatertaken in de provincies Drenthe en Overijssel per 1 januari 2007 aan de dagelijkse besturen van de Waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel en Rijn en Ussel;
2.
in te stemmen met het ontwerp van het door Gedeputeerde Staten van Overijssel te nemen besluit tot overdracht van de bevoegdheden met betrekking tot genoemde grondwatertaken in Overijssel naar de in Overijssel werkzame waterschappen;
3.
in te trekken het besluit van 29 juni 1997 met nummer 27-1 tot delegatie van de handhaving van de beregening aan de Waterschappen Groot Salland, Regge en Dinkel, Reest en Wieden en Velt en Vecht;
4.
de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Overijssel te wijzigen als volgt: A.
hoofdstuk 3, paragraaf 2, artikel 3.5, lid 2, onder a, komt te luiden: a. ontgrondingen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, onder b en c, voor zover niet vrijgesteld en niet dieper dan 5 meter beneden het oorspronkelijk niveau uitgevoerd.
B.
aan hoofdstuk 4, paragraaf 1, artikel 4.6 (Algemene regels), sub a, b en e, wordt de volgende bepaling toegevoegd: De houder van de inrichting moet voor aanvang van de onttrekking overleg voeren met het bevoegde gezag op grond van de Wet Bodembescherming over de gevolgen van zijn onttrekking voor aanwezige grond- en grondwaterverontreinigingen.
C.
hoofdstuk 4, paragraaf 1, artikel 4.9 (Uitzondering horen commissie), komt te luiden: 4.9. In afwijking van artikel 20, eerste Jid van de Grondwaterwet wordt de commissie uitsluitend gehoord over de aanvraag om vergunning voor: i. de drinkwatervoorziening; ii. de onttrekking van energie, of de opslag van energie; iii. industriele toepassingen, en waarvan de onttrokken en of gemfiltreerde hoeveelheid groter is dan 1.000.000 m3 per jaar.
D.
hoofdstuk 5, paragraaf 1, artikel 5.3, lid 3, wordt toegevoegd en komt te luiden: 3. Voor werken die geschieden door of namens de provincie is geen ontheffing, als genoemd in het eerste lid, vereist.
E.
hoofdstuk 5, paragraaf 1, artikel 5.6, in onderdeel e, wordt "vijf meter' vervangen door "tien meter'.
F.
hoofdstuk 5, paragraaf 2, artikel 5.7, na de kop wordt na "ontheffing' toegevoegd 'en melding'. In hetzelfde artikel wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt: 3. Voor werken die geschieden door of namens de provincie is geen ontheffing, als genoemd in het eerste lid, vereist.
G.
hoofdstuk 8 wordt vernummerd naar hoofdstuk 7 en hoofdstuk 7 wordt vernummerd naar hoofdstuk 8.
Statenvoorstel nr, PS/2006/445
5.
de onder 3 en 4 genoemde besluiten in werking te laten treden op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen datum.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
6
Statenvoorstel nr. PS/2006/445
Toelichting Dit besluit betreft de overdracht van een aantal operationele grondwatertaken aan de waterschappen. De provincie is bevoegd gezag voor het grondwaterbeheer op grond van de Grondwaterwet. Al enige jaren wordt er gesproken over de overdracht van een aantal uitvoerende taken op het gebied van het kwantitatieve grondwaterbeheer aan de waterschappen. Het uitgangspunt van integraal waterbeheer - beheer van oppervlaktewater en grondwater in een hand - pleit hiervoor. Artikel 107 van de Provinciewet voorziet in de mogelijkheid tot overdracht van bevoegdheden van het provinciebestuur aan de besturen van waterschappen. Het ontwerp van een delegatiebesluit behoeft op grond van artikel 107, derde lid van de Provinciewet de instemming van Provinciale Staten en de algemene besturen van de waterschappen. In het delegatiebesluit wordt opgesomd welke taken worden overgedragen aan de waterschappen. Het gaat kort gezegd om de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet en aanverwante bepalingen, inclusief de uitvoering van algemene regels en de bijbehorende handhaving. Uitzondering hierop zijn onttrekkingen ten behoeve van koude- en warmteopslag (in het delegatiebesluit geformuleerd als "de onttrekking van energie, of de opslag van energie"), de drinkwatervoorziening en grote industriele onttrekkingen (> 500.000 nrvVjaar). Deze taken vergen namelijk vanwege de nauwe samenhang met ander provinciaal beleid een integrate belangenafweging die verder reikt dan het waterbeheer. Met het oog op de overdracht van de taken op het gebied van het grondwaterbeheer dient tevens het onderdeel water van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving te worden aangepast. Daarnaast worden ook nog een aantal andere technisch-juridische wijzigingen van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving doorgevoerd.
Toelichting op onderdeeS 4A Dit betreft een redactionele wijziging en spreekt voor zich.
Toelichting op onderdeel 4B De doelstelling was om de provinciale verordeningen van de provincies Drenthe en Overijssel zoveel mogelijk te uniformeren zodat de (interprovinciale) waterschappen er goed mee kunnen werken. In de praktijk is gebleken dat de Overijsselse verordening als uitgangspunt is gebruikt voor het aanpassen van de verordeningen van de provincie Drenthe, zodat er slechts enkele marginale wijzigingen aan de orde zijn. Zo wordt een wijziging aangebracht in de bepaling die een uitzondering maakt op het horen van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving. Door de overdracht van grondwatertaken aan de waterschappen blijven Gedeputeerde Staten bevoegd gezag voor drie soorten onttrekkingen (drinkwatervoorziening, koude- en warmteopslag en industriele toepassing groter dan 500.000 m3/jaar). Voor alle andere onttrekkingen is het waterschap per 1 januari 2007 bevoegd gezag. De commissie hoeft hierover dan ook niet meer te adviseren.
Toelichting op de onderdelen 4D, 4E en 4F De verbodsbepalingen in artikelen 5.3 en 5.7 strekken tot de bescherming van de belangen genoemd in de artikelen 5.2 en 5.6. Formeel zouden alle werkzaamheden die door of in opdracht van de beheerder worden verricht ook onder de ontheffingplicht vallen. Omdat aanleg-, beheer- en onderhoudswerkzaamheden juist worden verricht ter bescherming van genoemde belangen, is ervoor gekozen de werkzaamheden die de provincie zelf verricht of laat verrichten uit te sluiten van de ontheffingplicht. In het kader van het opstellen van de Regeling werken op de oever van vaarwegen is besloten aan te sluiten bij de regeling over vrije ruimte in Richtlijn Vaarwegen 2006. De Richtlijn Vaarwegen houdt een vrije ruimte aan bij klasse I vaarwegen, waartoe de meeste Overijsselse vaarwegen behoren, van tien meter.
Toelichting op onderdeel 4G Het huidige hoofdstuk 8 over de provinciale adviesstructuur heeft geen logische plek gekregen bij de aanpassing van de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. Met het eenvoudig omwisselen van de huidige hoofdstukken 7 en 8 krijgt het hoofdstuk over de provinciale adviesstructuur wel een goede plek.
Statenvoorstel nr. PS/2006/445
Bijlage II Besluit tot delegatie qrondwatertaken. Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe en Overijssel; Gelet op: - de Wet van 22 mei 1981, Stb. 393, houdende regelen inzake het onttrekken van grondwater en het kunstmatig infiltreren van water in de bodem; - de Provinciewet, in het bijzonder artikel 107 van de Provinciewet, Stb. 1993, nr. 667, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 24 november 2005, Stb. 666. overwegende, dat in de Grondwaterwet aan Gedeputeerde Staten verschillende taken ten aanzien van het grondwaterbeheer zijn opgedragen; dat in het belang van een integrate afweging van het waterbeheer gewenst is om zoveel mogelijk grondwatertaken binnen het operationele waterbeheer in een hand te brengen; dat, gelet op de kaderstellende taken van de provincie, de samenhang tussen het operationele oppervlaktewateren grondwaterbeheer en de daarbij horende wens van de waterschappen om (taken in) het grondwaterbeheer over te nemen, het de vraag is of (bepaalde onderdelen van) het operationele grondwaterbeheer kunnen worden overgedragen aan de waterschappen; dat aan de waterschappen de reglementaire taak is opgedragen tot beheer van de kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater en de met het kwantiteitsbeheer samenhangende regeling van de freatische grondwaterstand; dat artikel 107 van de Provinciewet voorziet in de mogelijkheid tot overdracht van bevoegdheden door het provinciebestuur aan de besturen van waterschappen, voor zover die bevoegdheden zich naar aard en schaal daartoe lenen en die besturen daarmee instemmen; dat een aantal taken in het kader van het grondwaterbeheer geen brede belangenafweging vergt en zich derhalve naar zijn aard leent tot delegatie aan de dagelijkse besturen van de waterschappen; dat gelet op de omvang van de huidige waterschappen in Drenthe en Overijssel, de taken zich naar nun schaal lenen voor delegatie; dat provinciale staten van de provincies en de algemene besturen van de waterschappen kunnen instemmen met een overdracht van hieronder genoemde taken; besluiten: Artikel 1 Taken 1. de volgende operationele taken ten aanzien van grondwateronttrekkingen op grond van de grondwaterwet, per 1 januari 2007 over te dragen aan de dagelijkse besturen van de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Regge en Dinkel, Rijn en Ussel en Velt en Vecht, ieder voor wat hun beheersgebied betreft: a. de vergunningverlening als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet, met uitzondering van vergunningverlening ten behoeve van: i. de drinkwatervoorziening; ii. de onttrekking van ene/gje, of de opslag van energie; iii. industriele toepassingen in te onttrekken hoeveelheden groter dan 500.000 m3 per jaar. b het in ontvangst nemen en beoordelen van opgaven ter registratie van onttrekkingen als bedoeld in artikel 11 van de Grondwaterwet, tenzij bij provinciale verordening vrijstelling van deze verplichting is verleend; c. het in ontvangst nemen en beoordelen van opgaven ter registratie van onttrekkingen waarvoor krachtens artikel 15 a van de Grondwaterwet alsmede in de Verordening Fysieke
c. d. e.
leefomgeving Overijssel en de Provinciale Omgevingsverordening van Drenthe algemene regels zijn gesteld; het opleggen van gedoogplichten als bedoeld in artikel 31 en 32 van de Grondwaterwet. de handhaving van de onder a, b en c bedoelde vergunningen, opgaven ter registratie en algemene regels; het aanwijzen van toezichthouders als bedoeld in artikel 49 van de Grondwaterwet.
2.
Tot de vergunningverlening als bedoeld in het eerste lid wordt mede begrepen: a. het in ontvangst nemen van aanvragen als bedoeld in artikel 16 van de Grondwaterwet; b. de besluitvorming omtrent tijdelijke vergunningen als bedoeld in artikel 14b van de Grondwaterwet; c. de besluitvorming omtrent proefvergunningen als bedoeld in artikel 21 van de Grondwaterwet; d. het wijzigen, aanvullen of intrekken van voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden als bedoeld in artikel 22 en artikel 23 van de Grondwaterwet; e. het intrekken van de vergunning als bedoeld in artikel 24 en artikel 25 van de Grondwaterwet; f. het verwerken van inschrijvingen in het register als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 13 van de Grondwaterwet.
3.
Uit de aard van de delegatie vloeit voort dat de waterschappen eveneens het bevoegde gezag worden voor de volgende taken ten aanzien van de gedelegeerde besluiten: a. het vaststellen en heffen van leges; b. het afwikkelen van bezwaar en beroepschriften; c. het afwikkelen van verzoeken om schadevergoeding of nadeelcompensatie, met uitzondering van de schadevergoeding als bedoeld in artikel 35 en volgende van de Grondwaterwet; d. het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van de Grondwaterwet.
Artikel 2 Wijziging en intrekking 1. Gedeputeerde Staten gaan niet over tot intrekking van het besluit tot overdracht van grondwatertaken dan nadat met de dagelijkse besturen van de waterschappen hierover overleg is gevoerd. 2.
Indien onvoorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen de dagelijkse besturen van de waterschappen in overleg treden met Gedeputeerde Staten omtrent een wijziging of intrekking van het delegatiebesluit, onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel. Onder onvoorziene omstandigheden worden in ieder geval verstaan a. wijziging van nationale wetgeving waarbij de bestaande wettelijke attribute van grondwatertaken wordt gewijzigd of waarbij anderszins relevante wijzigingen voor de krachtens dit besluit te delegeren taken worden doorgevoerd; b. de situatie dat de Ontwerp-Waterwet (november 2005) en/of de Ontwerp-wijziging Waterschapswet (november 2005) niet in werking zal zijn getreden op 1 januari 2009. b. de aard en omvang van de krachtens de Europese Kaderrichtlijn Water te treffen maatregelen ter bescherming van onttrekkingen ten behoeve van menselijke consumptie (waaronder worden verstaan onttrekkingen voor drinkwaterproductie en voor de productie van voedingsmiddelen).
Artikel 3 Duur besluit Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007 en zal behoudens tussentijdse intrekking gelden voor een periode van 2 jaren, derhalve tot 1 januari 2009. Indien tussentijdse intrekking niet heeft plaatsgevonden, nemen gedeputeerde staten van de twee provincies een besluit over het al of niet verlengen van de overdracht voor 1 oktober 2008, echter niet zonder overleg en met instemming van provinciale staten en de algemene besturen van de waterschappen.
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
Artikel 4 Overgangsrecht In afwijking van artikel 1 besluiten Gedeputeerde Staten op alle aanvragen die voor 1 januari 2007 zijn ingediend Assen,
Zwolle,
Gedeputeerde staten van Drenthe,
Gedeputeerde staten van Overijssel,
voorzitter,
voorzitter,
secretaris,
secretaris
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
3
Toelichting op het delegatiebesluit Aan het besluit gaan een aantal overwegingen vooraf die de basis vormen voor de overdracht van grondwatertaken aan de waterschappen. In artikel 1 wordt opgesomd welke taken worden overgedragen aan de waterschappen. Het gaat om de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet en aanverwante bepalingen, inclusief de uitvoering van algemene regels en de bijbehorende handhaving. Uitzondering hierop zijn onttrekkingen ten behoeve van koude- en warmteopslag (in het delegatiebesluit geformuleerd als 'de onttrekking van energie, of de opslag van energie'), de drinkwatervoorziening en grote industriele onttrekkingen (> 500.000 m3/jaar). Deze taken vergen namelijk vanwege de nauwe samenhang met ander provinciaal beleid een integrate belangenafweging die verder reikt dan het waterbeheer. Met het overdragen van de grondwatertaken komt ook de bevoegdheid tot het heffen van leges, het afhandelen van bezwaar- en beroepschriften en de afhandeling van schadevergoedingszaken bij de waterschappen te liggen, met uitzondering van het afhandelen van schadeverzoeken als bedoeld in artikel 35 en volgende van de Grondwaterwet. De betrokkenheid bij de afhandeling van schadevergoedingsverzoeken op grond van de artikelen 35 en volgende van de Grondwaterwet blijft bij de provincie. De reden daarvoor is dat de commissie van deskundigen, die op grond van artikel 37 van de en volgende van de Grondwaterwet wordt betrokken bij deze schadevergoedingen, is ingesteld door de provincies en wordt bekostigd uit de grondwaterheffing. Daarnaast hebben de schadevergoedingsverzoeken meestal betrekking op drinkwateronttrekkingen. De Provinciewet schrijft in artikel 107, tweede lid voor dat een delegatiebesluit tevens de gevolgen van intrekking van het besluit regelt. Dit om voldoende waarborgen te scheppen voor het geval de provincies de delegatie weer intrekken. Ook de waterschappen zouden van mening kunnen zijn dat de delegatie beeindigd moet worden. In artikel 2 is dat aangegeven. Een reden voor het wijzigen of intrekken van het delegatiebesluit kan zijn het wijzigen van nationale wetgeving waarbij (een deel van) de bestaande wettelijke attribute van grondwatertaken aan provincies wordt vervangen door de attribute aan waterschappen In artikel 3 is de inwerkingtreding van het besluit, de duur en verlenging geregeld.
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.
Bijlage III Meerpartileri overeenkomst overdracht operationeef grondwaterbeheer
Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe en Overijssel, hierna te noemen de provincies; De dagelijkse besturen van de waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Regge en Dinkel, Rijn en Dssel en Velt en Vecht, hierna te noemen de waterschappen; komen het volgende overeen: 1.
De operationele taken in het kader van het grondwaterbeheer, als bedoeld in artikel 1 van het delegatiebesluit d.d. @ worden gemtegreerd in de organisaties van de waterschappen.
2.
Er gaat geen personeel naar de waterschappen mee over.
3.
De kosten voor het uitvoeren van de over te dragen taken komen ten laste van de waterschappen, met uitzondering van de kosten die voortvloeien uit het opleggen van gedoogplichten als bedoeld in artikel 31 van de Grondwaterwet. Deze kosten worden door de provincies aan de waterschappen vergoed uit de in artikel 48 van de grondwaterwet bedoelde heffing.
4.
a. Bij de uitvoering van de krachtens het delegatiebesluit gedelegeerde taken nemen de waterschappen het ter zake door de provincies reeds vastgestelde en nog vast te stellen beleid met betrekking tot het grondwaterbeheer in acht. Onder dit beleid wordt in ieder geval begrepen de op het grondwaterbeheer betrekking hebbende passages uit het Provinciaal omgevingsplan van Drenthe alsmede het Provinciaal Waterhuishoudingsplan Overijssel 2000+. b. Op basis van analyses en beleidsevaluaties kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de onder a bedoelde beleidskaders aan te passen. Over wijzigingen van het ter zake door de provincies reeds vastgestelde beleid vindt voorafgaand overleg met de waterschappen plaats.
5.
De bij de provincies aanwezige dossiers met betrekking tot de te delegeren taken worden overgedragen volgens een door de provincies op te stellen lijst.
6.
a Partijen zetten zich in om te komen tot een optimale wederzijdse uitwisseling van zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens van het grondwater; b. De grondwaterregisters van de provincies zijn met ingang van 1 januari 2007 kosteloos en digitaal toegankelijk voor het medegebruik door de waterschappen; c. De provincies zijn eindverantwoordelijk voor het beheer van het grondwaterregister; d. De gegevens, die worden verzameld vanuit de provinciale meetnetten, zowel ten aanzien van grondwaterkwantiteit als grondwaterkwaliteit, kunnen door de waterschappen worden geraadpleegd via het TNO/DINO-loket. De provincie zorgt voor kwaliteit en actualiteit van deze gegevens. e. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst wordt door partijen onderzoek gedaan naar de meest doelmatige organisatie van informatievoorziening binnen het grondwaterbeheer.
7.
Indien er naar het oordeel van de waterschappen knelpunten ontstaan in de werkzaamheden ten aanzien van de gedelegeerde taken vindt overleg plaats tussen de verantwoordelijke dijkgraven en gedeputeerden.
8.
a. Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en zal behoudens tussentijdse intrekking van het delegatiebesluit als bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, gelden voor een periode van 2 jaren, derhalve tot 1 januari 2009. b. Wanneer de drie provincies, met instemming van provinciale staten en de algemene besturen van de waterschappen, een nieuw besluit tot overdracht hebben genomen, wordt deze overeenkomst voor een periode van twee jaren verlengd, tenzij het besluit tot verlenging aanleiding geeft tot het aangaan van een nieuwe overeenkomst dan wel wijziging van de bestaande overeenkomst. Aldus opgemaakt en ondertekend op @.
Provincie Drenthe
T. Klip-Martin
Provincie Overifssel
, gedeputeerde
P. Jansen
,gedeputeerde
Waterschap Groot Salland
Waterschap Reest en Wieden
dr. S. Schaap
M. M. Kool
, Voorzitter
, Voorzitter
Waterschap Regge en Dinkel
Waterschap Velt en Vecht
Mr. A.E. Verstand-Bogaert, Voorzitter
ing. W. Wolthuis , Voorzitter
Waterschap Riln en IJssef
Mr. H. van Brink Voorzitter