400 Jaar in andermans land Dr. A. Dirkzwager
Inleiding Onder de chronologische gegevens van het Oude Testament vormt de lengte van het verblijf van de Joden in Egypte een bekend probleem. Men spreekt zelfs over „het korte verblijf“ en „het lange verblijf“. Met andere woorden: zijn de Joden ruim twee eeuwen of ruim vier eeuwen in Egypte geweest? Een tweede probleem rijst, wanneer we enerzijds lezen, dat het verblijf in andermans land 400 jaar duurde en anderzijds constateren, dat ook 430 jaar voor dezelfde periode genoemd schijnt te worden. De redactie vroeg om de profetie over de 400 jaar aan Abraham toe te lichten, maar de andere gegevens kunnen daarbij duidelijk niet genegeerd worden. Nieuwtestamentische teksten heb ik zelf vertaald. Voor het Oude Testament is de NBG-vertaling aan het huidig taalgebruik aangepast.
Principiële bedenking De behandelde geschiedenis behoort tot het Oude Testament. Meer bepaald zijn het de boeken Genesis en Exodus die de gegevens leveren. Toch staan ook in het Nieuwe Testament enkele opmerkingen ter zake. Vaak worden die als minderwaardig behandeld: Paulus en Stefanus zullen toch niet zo goed op de hoogte zijn geweest van de chronologie, dat met hun opgaven rekening gehouden zou moeten worden? We gaan echter uit van de inspiratie van de hele Bijbel en zo zijn ook de chronologische aanduidingen van Paulus en Stefanus serieus te nemen. De Heilige Geest inspireerde niet alleen Mozes, maar ook hen.
Het begin van Stefanus’ verdediging Mannen broeders en vaders, luister. De God van de heerlijkheid is door onze vader Abraham gezien, toen deze in Mesopotamië was, voordat hij naar Haran verhuisde. Hij zei tegen hem: „Vertrek uit je land en uit je familie en ga naar het land dat ik je zal wijzen." Toen vertrok hij uit het land van de Chaldeeën en vestigde zich in Haran. Daarvandaan verhuisde hij na het overlijden van zijn vader naar dit land, waarin u nu (nog) woont. Hij gaf hem daarin geen erfdeel en geen plaats voor zijn voet, maar beloofde hem het aan hem en aan zijn zaad na hem te geven om het te bezitten. Maar hij had nog geen kind. En God sprak zo: „Je zaad zal bijwoner zijn in andermans land en ze zullen het tot slaaf maken en slecht behandelen 400 jaar. Maar het volk dat ze zullen dienen, zal Ik oordelen“ Handelingen 7: 2-7 Deze passage geeft aanleiding tot de volgende overwegingen: 1 Abraham is al in Mesopotamië geroepen. Hiermee wordt duidelijk Ur bedoeld, omdat toegevoegd is "voordat hij naar Haran verhuisde". Vergelijk Genesis 11: 31 - 12: 4. 2 Abraham was ook al in het land Israël eigenlijk bijwoner: hij had geen eigen erfdeel. 3 Ook Abrahams zaad zou bijwoner zijn in andermans land. 4 Er is een periode van 400 jaar. Deze betreft de nakomelingen („zaad“) van Abraham. De 400 jaar worden aan het eind van een langere zin genoemd. De vraag is, of de 400 jaar slaat op de hele zin (dus bijwoner zijn, de slavernij en de slechte behandeling), of alleen op het laatste gedeelte (slavernij en slechte behandeling). In het laatste geval betreffen de 400 jaar alleen Egypte. In het eerste geval kan ook de voorgaande periode in Israël bedoeld zijn.
Abrahams roeping en verhuizing in Genesis In het boek Genesis vinden we meer over de roeping en de verhuizing van Abraham. En Terach nam zijn zoon Abram en Lot, de zoon van Haran, zijn kleinzoon, en Sarai, zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram. Hij liet hen wegtrekken uit Ur van de Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän. Zij kwamen te Haran en bleven daar. De dagen van Terach waren 205 jaar, en Terach stierf te Haran. De HEER nu zei tegen Abram: „Ga uit je land en uit je familie en uit het huis van je vader naar het land dat Ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken en je zegenen en je naam groot maken, en je zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, en wie je vervloekt, zal Ik vervloeken. En met jou zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden“. Toen ging Abram, zoals de HEER tot hem gesproken had. Lot ging met hem mee. Abram was 75 jaar oud, toen hij uit Haran trok. Genesis 11: 31 - 12: 4 Hier valt het volgende op: 1 De roeping van Abraham in Mesopotamië, in Ur dus, wordt niet genoemd. 2 De tekst van de roeping in Ur uit Handelingen en die van de roeping in Haran uit Genesis verschillen op enkele punten: a. Nu moet Abraham ook het huis van zijn vader verlaten. Bedoeld zal zijn wat van Terachs huis over was: Terach zelf leefde niet meer. b. Nu volgen er beloftes over Abrahams nakomelingen en over Abraham zelf. c. Er staat een eerste chronologisch gegeven: Abram was 75 jaar bij zijn vertrek uit Haran.
Abraham en Terach In Genesis 11: 26 lezen we: Toen Terach 70 jaar geleefd had, verwekte hij Abram, Nachor en Haran. Verder stierf Terach, zoals we lazen in Genesis 11: 32, toen hij 205 jaar was in Haran. Terach had dus 205 - 70 = 135 jaar geleefd sinds de geboorte van Abraham en was Abraham dus ook 135 jaar oud bij de dood van Terach. We hebben een probleem: Abraham was, zoals we al zagen, 75 jaar bij het vertrek uit Haran. In Genesis is de volgorde van de gebeurtenissen: verhuis naar Haran - overlijden van Terach (Abraham 135 jaar) - vertrek van Abraham uit Haran (Abraham 75 jaar). Deze volgorde kan niet gewijzigd worden, want Stefanus zei Toen vertrok hij uit het land van de Chaldeeën en vestigde zich in Haran. Daarvandaan verhuisde hij na het overlijden van zijn vader naar dit land, waarin u nu (nog) woont. Genesis 11: 26 lijkt te zeggen, dat Terach een drieling kreeg. Niets in de Bijbel bevestigt die visie. Het zou toch voor de hand liggen, dat een voor die tijd zo opvallend feit als de geslaagde geboorte van een drieling geen aandacht kreeg. Daarbij komt, dat Abraham toch al een uitzonderlijk figuur is die veel aandacht krijgt. Zijn uitzonderlijke geboorte als één kind van een drieling zou niet onvermeld zijn gebleven. Het vers bedoelt dus te zeggen, dat Terach op 70-jarige leeftijd zijn eerste zoon verwekte, waarna er nog twee volgden. Vergelijkbaar is Genesis 5: 32. Daar lezen we Toen Noach 500 jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. Elders (9: 24) blijkt, dat Cham de jongste zoon was. Hieraan sluit zich de meest gepresenteerde oplossing (1) van ons probleem aan: Wie de oudste zoon was, is ook bij Terachs kinderen niet duidelijk. Abraham wordt wel als eerste genoemd, maar dat gebeurt alleen, omdat hij om theologische redenen de voornaamste was - hij was niet de eerste om chronologische redenen. Zo kan Abraham 60 jaar na zijn oudste broer geboren zijn en is de chronologie in orde. Het is altijd mogelijk, dat getallen ons verkeerd overgeleverd zijn door een afschrijffout. In het geval van de 75 jaar ligt dat niet voor de hand. Abraham verwekte Ismaël, toen hij 10 jaar in Kanaän woonde (Genesis 16: 3-4), en Ismaël werd geboren, toen Abraham 86 jaar oud was (Genesis 16: 16). Wanneer we veronderstellen, dat het getal 75 verkeerd overgeleverd was, moeten we ook op de twee andere genoemde plaatsen hetzelfde aannemen. Dat een overschrijffout op drie plaatsen zou voorkomen, ligt niet voor de hand, zeker niet, als de gegevens op die drie plaatsen chronologisch onderling kloppen.
Verdere beloftes in Genesis Genesis bevat nog enkele grote beloftes aan Abraham. De eerste vinden we wanneer Lot zich van Abraham gescheiden heeft: En de HEER zei tegen Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: „Sla toch je ogen op en kijk van de plaats waar je bent naar het noorden, zuiden, oosten en westen. Want het hele land dat je ziet, zal Ik jou en je zaad voor altijd geven. En Ik zal je zaad maken als het stof van de aarde, zodat, als iemand het stof van de aarde zou kunnen tellen, ook je zaad te tellen zou zijn“ Genesis 13: 14-16 Chronologisch kunnen we met deze tekst niets beginnen. We weten niet hoeveel tijd verlopen is sinds het vertrek uit Haran. Een verdere tekst is: En Hij zei tegen hem: „Ik ben de HEER die je uit Ur van de Chaldeeën heb geleid om je dit land in bezit te geven. …… En Hij zei tegen Abram: „Weet voorzeker, dat je zaad vreemdeling zal zijn in een land dat het zijne niet is, en dat het hen dienen zal, en dat die het zullen verdrukken, 400 jaar. Maar ook het volk dat het zal dienen, zal Ik richten. Daarna zal het met veel bezit uittrekken. Maar jij zult in vrede naar je voorvaders gaan. Je zult in hoge ouderdom begraven worden. Maar het vierde geslacht zal hierheen terugkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten niet vol. Genesis 15: 7, 13-16 Hier blijken weer enkele zaken: 1. Ook het boek Genesis weet, dat God Abraham al in Ur geroepen heeft om het land in bezit te nemen. 2. Ook hier wordt gesproken over een periode van 400 jaar voor de nakomelingen. Ook hier is het onduidelijk, of deze 400 jaar slaan op het vreemdeling zijn in andermans land of alleen op de periode van slavernij. 3. Uit de woorden „met veel bezit uittrekken“, blijkt, dat de slavernij in Egypte als eindfase bedoeld wordt. Vgl. Exodus 12: 35-36. 4. De vraag is, van welk punt af het vierde geslacht geteld moet worden. Eerst moeten we vaststellen, dat in zowel het Oude als het Nieuwe Testament het punt vanwaar men begint te rekenen, meetelt. Wij tellen niet zo. Zondag is bij ons de tweede dag na de vrijdag. Jezus verrees echter in de bijbelse telling op de derde dag: vrijdag - zaterdag - zondag. Vrijdag, het uitgangspunt, telt mee. Is het uitgangspunt Abraham, die in de vorige zin genoemd was, dan is er een probleem. Het vierde geslacht wordt dan, op bijbelse manier geteld, gevormd door Jakobs kinderen en dat is niet het naar Kanaän terugkerende geslacht. Leggen we de nadruk op het terugkeren, dan is het uitgangspunt het vertrek (zonder verband met Abraham dus) en wordt bedoeld, dat het vierde geslacht van hen die naar Egypte waren gegaan, is teruggekeerd. Dit gegeven komt overeen met de familie van Mozes. In 1 Kronieken 6: 1-3 lezen we, dat Mozes een zoon was van Amram, de zoon van Kehat, de zoon van Levi. Levi ging met Jakob naar Egypte. Mozes, het vierde geslacht keerde terug. Tegen de visie, dat het vierde geslacht terugkeerde, worden bezwaren ingebracht (2): 1 De stamboom van Jozua in 1 Kronieken 7: 20-27 lijkt 10 geslachten te tellen van Efraïm tot Jozua van het begin van het verblijf in Egypte tot de uittocht dus. Nu is allesbehalve duidelijk, wie in alle gevallen zoon van wie was. Noordtzij (3) schrijft: Zo dringt zich in vs 21de vraag op: in welke verhouding staan Ezer en Elead tot Efraïm? ……. Voorts komt bij vs 25 de vraag op, wiens zoon Rèfach, de stamvader van Jozua, toch wel was. …….. En dan is er ook nog deze vraag: hoe kan de vrouw, die Laag- en Hoog-Bethoron bouwde d.w.z. tot vesting maakte …. De lijfelijke dochter van Efraïm zijn? …….. De vragen kunnen gemakkelijker gesteld dan beantwoord worden. Methodisch is het aanbevelenswaardig uit te gaan van wat duidelijk is en niet van wat niet duidelijk is. We prefereren dus de 4 geslachten van Genesis boven de 10 onzekere geslachten van 1 Kronieken. 2 De groei van het Joodse volk in Egypte. In Numeri 1: 46 wordt gemeld, dat bij de Sinai 603.550 Joden (mannen, niet-Levieten) geteld werden. Jakob was gekomen met 70 personen volgens de
Hebreeuwse tekst (of 75 volgens de Griekse vertaling) van Genesis 46: 26-27 en Exodus 1: 5. Hoe kan die uitbreiding op 210 jaar plaatsgehad hebben? Nu moet men bij hoge getallen in het Hebreeuws altijd rekening houden met het feit, dat het Hebreeuwse woord voor 1000 (‘lp) ook "eenheid" of "afdeling" kan betekenen. Soms wordt beweerd, dat dit met dezelfde klinkers kan, soms, dat de klinkers veranderd moeten worden - maar klinkers schreef men niet in bijbelse tijd. Beide vertalingen zijn dus acceptabel. Een uitwerking van de gegevens van Numeri, waarbij niet 1000, maar afdeling vertaald wordt, is te vinden bij Lalleman (4). In de studie waarover hij bericht, zou het gaan om 1400 weerbare mannen. Zover geraken 70 of 75 mensen wel na 210 jaar.
De andere tekst met beloftes in Genesis is: Toen Abram 99 jaar oud was, verscheen de HEER aan Abram en zei tegen hem: „Ik ben God, de Almachtige. Wandel voor mijn aangezicht en wees onberispelijk. Ik zal mijn verbond tussen Mij en jou stellen en je uitermate talrijk maken.“ Toen wierp Abram zich op zijn aangezicht en God zei tegen hem: „Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met je, en je zult de vader van een menigte volken worden. En je zult niet meer Abram genoemd worden, maar je naam zal Abraham zijn, omdat Ik je tot een vader van een menigte volken gesteld heb. Ik zal je uitermate vruchtbaar maken en je tot volken maken. Koningen zullen uit je voortkomen. Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en jou en je zaad in zijn geslachten tot een eeuwig verbond om jou en je zaad tot een God te zijn. Ik zal aan jou en aan je zaad het land waarin je als vreemdeling verblijft, het hele land Kanaän, tot een altijddurende bezitting geven en Ik zal hun tot een God zijn.“ Genesis 17: 1-8 We onthouden hier: Er is opnieuw sprake van beloftes, gedaan aan Abraham als deze 99 jaar oud is. Deze komen ook nu deels overeen met vroegere beloftes.
De 430 jaar in Galaten Er is niet alleen sprake van een periode van 400 jaar. Ook over 430 jaar wordt geschreven: Voor Abraham waren de beloften bestemd en voor zijn zaad. Hij zegt niet: „voor zijn zaden“ als betrof het velen, maar betreffende één: „en voor je zaad“ - dat is Christus. Dit bedoel ik: de wet die na 430 jaar kwam, maakt het verbond dat eerder door God geldig was verklaard, niet ongeldig, zodat hij de belofte buiten werking zou stellen. Galaten 3: 16-17 Er wordt hier een periode van 430 jaar gezien tussen enerzijds het verbond of de beloften betreffende het zaad en anderzijds de wetgeving na de uittocht uit Egypte. We hebben een probleem. Hier wordt de uittocht uit Egypte 430 jaar na de belofte betreffende het zaad aan Abraham gesteld. We hadden al een periode van 400 jaar van verblijf van het zaad van Abraham in andermans land. Betreft deze 400 jaar het verblijf in Egypte van het volk, dan blijft er maar 30 jaar over voor het verdere van de geschiedenis van Abraham en voor de geschiedenissen van Isaäk en Jakob tot aan het vertrek naar Egypte. Ook zonder het optellen van chronologische gegevens kan vastgesteld worden, dat die 30 jaar veel te kort zijn om de genoemde gebeurtenissen erin te persen. Betreft deze 400 jaar het verblijf vanaf Isaäks geboorte in Kanaän tot en met de uittocht uit Egypte, dan zijn er wel mogelijkheden. „Andermans land“ is dan eerst Kanaän en vervolgens Egypte. De wel eens geopperde mogelijkheid, dat het vertrekpunt niet de belofte aan Abraham zou zijn, maar een vernieuwing ervan aan Isaäk of Jakob, lijkt mij uitgesloten: Abraham wordt veel te duidelijk genoemd, zeker als we de volledige context lezen. Blijft nog de vraag, op welke belofte de woorden over het zaad in het enkelvoud kan slaan. 1 Een tekst over zaad i.v.m. beloftes in Ur bezitten we niet. 2 In Haran gaf God vlak voor Abrahams vertrek op dit gebied alleen de belofte Aan uw zaad zal Ik dit land geven. (Genesis 12: 7) 3 Na het vertrek van Lot zegt God, dat het zaad het land voor altijd zal krijgen en dat het als het stof van de aarde zal zijn.
4 Bij het verbond tussen de stukken uit Genesis 12 wordt het zaad vergeleken met het aantal van de sterren. 5 In Genesis 17 wordt Abraham de vader van veel volken genoemd. Koningen zullen uit hem voortkomen. Het gesloten verbond geldt ook de geslachten na hem. Verder wordt nog het land aan zijn nageslacht beloofd. De conclusie volgt aan het eind van het volgende gedeelte van deze studie.
Van Abraham tot Jakobs reis naar Egypte We hebben al enkele chronologische gegevens over Abraham ontdekt: - hij was 75 jaar bij het vertrek uit Haran - hij was 99 jaar bij de hernieuwing van beloftes uit Genesis 17 Verder lezen we: Abraham nu was 100 jaar oud, toen hem zijn zoon Isaäk geboren werd. Genesis 21: 5 Een volgend chronologisch gegeven vinden we bij de geboorte van Esau en Jakob: En Isaäk was 60 jaar oud bij hun geboorte. Genesis 25: 26 Tenslotte verwijzen we naar de woorden van Jakob, toen hij juist Egypte was binnengetrokken: En Jakob zei tegen Farao: „Het aantal van de jaren van mijn vreemdelingschap is 130.“ Genesis 47: 9 Dit betekent, dat de vreemdelingschap van Abrahams zaad in Kanaän 60 + 130 = 190 jaar duurde. Voor het verblijf in Egypte blijft er dan nog 400 - 190 = 210 jaar over. Het vertrek van Abraham uit Haran ligt 100 - 75 = 25 jaar voor de geboorte van Isaäk. Dit is 25 + 400 = 425 jaar voor de uittocht en dus voor de verbondssluiting bij de Sinaï. De belofte die 430 jaar voor de verbondssluiting lag, situeert zich dus 5 jaar voor het vertrek uit Haran. We weten niet, hoe lang het gezin van Terach in Haran verbleef. Vijf jaar voor het vertrek uit Haran kan men nog in Ur gewoond hebben of zich al in Haran gevestigd hebben. De belofte 5 jaar voor het vertrek uit Haran kan dus op 3 plaatsen vallen: 1 voor de roeping uit Ur die we uit de rede van Stefanus kennen 2 bij de roeping uit Ur die we uit de rede van Stefanus kennen 3 tijdens het verblijf in Haran Overzicht in overeenstemming met deze drie mogelijkheden: 1 Belofte te Ur (Abraham 70 jaar) - roeping uit Ur - vertrek uit Haran (Abraham 75 jaar) - 25 jaar geboorte Isaäk (Abraham 100 jaar) - 60 jaar - geboorte Jakob - 130 jaar - naar Egypte - 210 jaar vertrek uit Egypte en verbondssluiting bij de Sinaï. 2 Belofte te Ur en roeping uit Ur (Abraham 70 jaar) - 5 j - vertrek uit Haran (Abraham 75 jaar) - 25 jaar - geboorte Isaäk (Abraham 100 jaar) - 60 jaar - geboorte Jakob - 130 jaar - naar Egypte - 210 jaar - vertrek uit Egypte en verbondssluiting bij de Sinaï. 3 Roeping uit Ur - belofte te Haran (Abraham 70 jaar) - vertrek uit Haran (Abraham 75 jaar) - 25 jaar geboorte Isaäk (Abraham 100 jaar) - 60 jaar - geboorte Jakob - 130 jaar - naar Egypte - 210 jaar vertrek uit Egypte en verbondssluiting bij de Sinaï.
De belofte uit Galaten over het zaad alleen aan Paulus bekend We hebben nog een probleem. In de beloftes bij het vertrek uit Haran (Genesis 11 en 12) wordt niet over zaad gesproken. Bij latere beloftes, die dus te laat vallen om te voldoen aan de bijbelse chronologie, wel. Stefanus in Handelingen 7 weet, zoals we zagen, meer te vertellen over de dingen die bij de roeping uit Ur besproken werden dan wat we in Genesis lezen, maar hij vertelt niets over een belofte met betrekking tot Abrahams zaad. Methodisch is dat geen probleem. De Heilige Geest verkiest, dat Stefanus die mededelingen doet. Vanwaar Stefanus de gegevens heeft, maakt daarbij niet uit. Hij kan buiten het Oude Testament om ervan gelezen hebben. De Heilige Geest kan het hem ook rechtstreeks geopenbaard hebben. Dat Stefanus meer weet dan in het Oude Testament staat, maakt het meteen gemakkelijk om ons te realiseren, dat ook Paulus in Galaten meer kan geweten hebben over beloftes die God 5 jaar voor het vertrek uit Haran gedaan heeft over het zaad. Bovendien zien we ook in Genesis, dat enkele malen elementen uit vroegere beloftes door God in latere beloftes opnieuw genoemd worden. Al met al zal de belofte waarop Paulus doelt, 5 jaar voor het vertrek uit Haran zijn gedaan en herhaald bij latere gelegenheden.
Een andere periode van 430 jaar ? Er bestaat nog een bijbels gegeven over een periode van 430 jaar in verband met de gebeurtenissen die wij behandeld hebben: De tijd dat de Israëlieten in Egypte gewoond hadden, was 430 jaar. En na 430 jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen van de HEER uit het land Egypte. Exodus 12: 40-41 We hadden uitgerekend, dat het verblijf van de Joden in Egypte 210 jaar geduurd moet hebben. De gegevens over de familie van Mozes maken het ook noodzakelijk. De profetie, dat het vierde geslacht zou terugkeren naar het Beloofde Land bevestigt deze visie. 430 jaar voor de uittocht uit Egypte viel de belofte aan Abraham betreffende het zaad die volgens onze combinatie van gegevens in Ur of in Haran werd gegeven. We hebben opnieuw een probleem: Abraham woonde in Haran en in Kanaän, maar niet in Egypte. Voor dit probleem kan aan twee oplossingen gedacht worden. a. Egypte beheerste in Abrahams tijd niet alleen Egypte, maar ook het Nabije Oosten tot in het huidige Turkije. In de loop van de geschiedenis zijn verscheidene perioden geweest, waarin de vorsten van het aangeduide deel van het Nabije Oosten feitelijk afhankelijk waren van de farao. Of dit in de tijd van Abraham het geval was, wil ik in dit artikel niet nagaan. We zouden dan ook de vraag moeten beantwoorden, of de conventionele chronologie van Egypte juist is of die van David Rohl (5). Dit vergt een lange studie. Ik beperk me dus tot het noemen van deze eventuele oplossing.
b. Zie eerst het kadertje „De grondtekst van het Oude Testament“. In de versie van de vijf boeken van Mozes van de Samaritanen lezen we de tekst die we nu behandelen, als volgt: De tijd, dat de Israëlieten en hun voorvaders in het land Kanaän en in het land Egypte gewoond hadden, was 430 jaar. De Samaritanen hebben hun tekst zeer vroeg, waarschijnlijk voor de ballingschap van 586 v.C., ontvangen. Het is dus goed mogelijk, dat oorspronkelijk ook bij de Joden deze tekst te lezen was. In de Septuaginta heeft een aantal handschriften op onze plaats ook „in het land Egypte en in het land Kanaän“. In andere handschriften komt ook de toevoeging „en hun voorvaders“ voor. Dit laat zien, dat ook onder de Joden de tekst van de Samaritanen gebruikt werd, zij het, dat Kanaän en Egypte in omgekeerde volgorde staan.
De tekst met de vermelding van Kanaän erbij blijkt in overeenstemming te zijn met de bijbelse gegevens die we hiervoor besproken hebben. Zij verdient dus de voorkeur boven de Hebreeuwse tekst.
De grondtekst van het Oude Testament Onze bijbelvertaling van het Oude Testament berust op de Hebreeuwse tekst - dat is algemeen bekend. Ik verwaarloos hier maar het feit, dat enkele hoofdstukken (Daniël 2:4 - 7: 28, Ezra 4: 8 - 6: 18 en 7: 12-26) in het Aramees zijn overgeleverd. Toch is hiermee niet alles gezegd. De grondtekst van de Bijbel kennen we uit handschriften die kopieën zijn van kopieën van kopieën etc. van wat de bijbelschrijvers neerschreven. De oudste handschriften van de Hebreeuwse tekst die traditioneel in de synagoge gebruikt wordt (de Masoretische tekst), dateren namelijk van rond 1000 na Christus. Daarnaast zijn er de Dode-Zeerollen die van voor 70 na Christus dateren. De overeenkomst tussen de Masoretische tekst en de Dode-Zeerollen is groot. Er wordt vaak beweerd, dat de tekst van de DodeZeerollen tot in de details overeenkomt met de Masoretische tekst van 1000 jaar (of langer) later. Dit is een fabeltje. Er zijn verschillen, maar die zijn niet van dien aard, dat bijbelse waarheden of profetieën totaal anders zouden worden. Verder hebben we oude vertalingen van het Oude Testament. De Italiaan zegt over vertalingen traduttore traditore (een vertaler is een verrader), omdat bij een vertaling altijd nuances verloren gaan van het origineel. Toch vormt een vertaling beslist niet één groot verraderlijk complot tegen de grondtekst. Een vertaling uit de 2e eeuw voor Christus geeft toch een beeld van de Hebreeuwse grondtekst die vertaald werd. In het geval van het Oude Testament hebben we de beroemde Griekse vertaling die bekend staat als de Septuaginta. De oorsprong ervan gaat terug tot een verok tot vertaling van farao Ptolemaeus II Philadelphus (285-247 v. Chr.). De deskundigen zijn het er echter niet over eens, of op vraag van die vorst alleen de vijf boeken van Mozes werden vertaald of heel het Oude Testament. Hoe het ook zij de Septuaginta geeft een beeld van de Hebreeuwse tekst die in de 3e (en mogelijk 2e eeuw) voor Christus in Egypte door Joden gebruikt werd. Hetzelfde doet de zogenaamde Samaritaanse Pentateuch: de vijf boeken van Mozes zoals die door de Samaritanen werd gebruikt. Volgens 2 Koningen 17: 24 vv. bracht de koning van Assyrië mensen uit het Oosten van zijn rijk naar het noordelijk deel van het Joodse land. Kort tevoren had hij de 10 stammen uit dit gebied in ballingschap weggevoerd. De nieuwe bevolking, later Samaritanen genoemd, werd ertoe gebracht om ook God te gaan vereren. Zij hadden echter op een aantal punten opvattingen en gewoontes die niet met de Bijbel in overeenstemming waren. Bij de Samaritanen (die overigens nog bestaan) vindt men de vijf boeken van Mozes, maar met afwijkingen. Toch geeft ook dit geschrift een beeld van wat de tekst was die de Samaritanen oorspronkelijk van de Joden kregen. Afwijkingen kunnen er zijn. De vraag blijft, wanneer de Joodse Hebreeuwse tekst geen invloed meer had op de Samaritaanse Pentateuch. Würthwein (6) ziet het als waarschijnlijk, dat de scheiding tussen Joden en Samaritanen in de 4e eeuw voor Christus plaatsvond. Toch weigerden de Joden al onmiddellijk na de terugkeer uit ballingschap (539 of 537) samen met de Samaritanen de tempel te herbouwen (Ezra 4: 2). Was de scheiding vanaf de ballingschap al een feit? Merkwaardig is, dat in ongeveer 1900 gevallen de Samaritaanse Pentateuch met de Septuaginta overeenkomt, maar afwijkt van de Masoretische tekst. Men is dan in het algemeen geneigd om toch de Masoretische tekst te volgen, al schrijft men wel eens aarzelend, dat de andere getuigen mogelijk beter zijn. Tenslotte, maar zeker niet de laatste in belang, is er het Nieuwe Testament. Hierin vinden we redelijk wat citaten uit het Oude Testament. Het ligt voor de hand, dat in heel wat gevallen de Septuaginta gevolgd is. Andere Griekse vertalingen kunnen gevolgd zijn, maar daarop hebben wij geen zicht, omdat die (kleine uitzonderingen daargelaten) niet over zijn. De nieuwtestamentische schrijver kan natuurlijk ook zelf het Hebreeuws vertaald hebben. Het Nieuwe Testament is onder inspiratie van de Heilige Geest geschreven. De gebruikte Griekse tekst komt dus overeen met de bedoelingen van God
met het Oude Testament. Dit betekent, dat, wanneer het Nieuwe Testament bijvoorbeeld de Septuaginta volgt tegen de Masoretische tekst in, de Septuaginta de juiste oudtestamentische tekst vertolkt.
Een andere oplossing in het voetspoor van de rabbijnen In de Talmud vinden we ook uitleg over het chronologisch probleem dat we hier bezien. Men meent, dat de 400 jaar inderdaad geteld moeten worden vanaf het moment waarop het zaad, nl. Isaäk, aanwezig is, dus vanaf diens geboorte. De 430 jaar zijn te tellen vanaf het moment waarop God het verbond „tussen de stukken“ sloot met Abraham in Genesis 15. Abraham was toen 70 jaar oud, terwijl hij 100 jaar was bij de geboorte van Isaäk. Tot hier de rabbijnen (7). Een probleem is, dat we in de Bijbel niet lezen, dat Abraham 70 jaar oud was bij de gebeurtenissen uit Genesis 15. Bij zijn vertrek uit Haran was hij al 75 jaar. Gevolg is, dat men moet aannemen, dat Abraham tussen de roeping in Ur en de roeping uit Haran al in het Beloofde Land zou geweest zijn. Hierover weet de Bijbel ook niets. Deze "oplossing" laten we dan ook vallen.
Een tijdperk van 450 jaar De zaak wordt nog gecompliceerder. Paulus geeft in zijn toespraak in Perge nog een ander chronologisch gegeven: De God van dit volk Israël heeft onze vaders uitgekozen en het volk verhoogd tijdens het verblijf als bijwoners in het land Egypte en met hoge arm heeft Hij hen eruit geleid. Ongeveer 40 jaar verdroeg Hij hun eigenaardigheden in de woestijn. Hij roeide zeven volken uit in het land Kanaän en gaf hun land
als erfdeel in ongeveer 450 jaar. En daarna gaf Hij richteren tot op Samuel de profeet. Daarna vroegen zij een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, 40 jaar lang. Handelingen 13: 17-21 Een aantal handschriften heeft: ….. Hij roeide zeven volken uit in het land Kanaän en gaf hun land als erfdeel. Daarna gaf Hij gedurende 450 jaar richteren tot op Samuel de profeet …. Dit gegeven moeten we beoordelen in overeenstemming met het tijdperk van 480 jaar tussen de uittocht en het begin van de tempelbouw dat 1 Koningen 6: 1 vermeldt. In de tweede versie van de hiervoor aangehaalde tekst duurt de periode van de uittocht tot aan Saul 450 jaar. Dit kan niet in overeenstemming gebracht worden met de 480 jaar uit Koningen. Immers, na de richteren regeerden Saul en David elk 40 jaar. De tempelbouw begon in het vierde jaar van Salomo. De periode van intocht tot tempelbouw duurde dan 450 + 40+ 40+4 = 534 jaar en geen 480 jaar. In de eerste versie van de aangehaalde tekst hoort "in ongeveer 450 jaar" bij het geven. De bekende grammatica op het nieuwtestamentisch Grieks van Blass-Debrunner (8) laat de keuze om "450 Jahre hindurch" bij "gaf het land als erfdeel" uit vers 19 of bij "hij gaf richteren" uit vers 10 te trekken, al naar gelang van de keus voor de eerste of de tweede van de lezingen van de handschriften. Dit betekent, dat het vers zegt, dat Gods geven ongeveer 450 jaar duurde. Het is duidelijk, dat het eind van het geven te zoeken is in de tijd van Jozua. Of de intocht bij Jericho al het geven afrondde of de effectieve verovering van het land, is niet duidelijk. Als de intocht het geven afsloot, komen we met de ongeveer 450 jaar ongeveer 10 jaar voor de geboorte van Isaäk, want we hadden al vastgesteld, dat van de geboorte van Isaäk tot de intocht 440 jaar verlopen waren. Of het moet zijn, dat 440 jaar als "ongeveer 450 jaar" op te vatten is.
De mogelijkheid bestaat ook, dat de afsluiting van de verovering van het land het eind van het geven uit Handelingen vormt. Die verovering duurde volgens Jozua 11: 18 lange tijd. Hieraan kunnen we geen chronologische conclusies verbinden.
Jaartallen Tot hier hebben we gewerkt met gegevens uit het Oude en Nieuwe Testament. Het is echter ook interessant na te gaan, of we op de genoemde gebeurtenissen jaartallen kunnen plakken. We zullen in deze studie de algemeen aanvaarde chronologie van de koningentijd van Thiele (9) accepteren. Het is niet de plaats om in het kader van dit artikel Thieles werk te beoordelen. De splitsing van het rijk na de dood van Salomo stelt Thiele in 931. Aangezien Salomo 40 jaar regeerde, besteeg deze de troon in 971. De tempelbouw begon in Salomo's 4e jaar, in 967 dus. De uittocht viel 480 jaar eerder, in 1447 (10). De intocht 40 jaar daarna, in 1407. De geboorte van Isaäk vond 400 jaar voor de uittocht plaats, in 1847. Abraham was toen 100 jaar. Hij werd geboren in 1947. Op 75-jarige leeftijd vertrok hij uit Haran in 1872. De belofte waarvandaan de 430 jaar uit Galaten werden geteld, viel 5 jaar daarvoor in 1877, 430 jaar voor de uittocht. Jakob en Esau werden geboren, toen Isaäk 60 jaar was, in 1787. Jakob ging naar Egypte op 130jarige leeftijd, in 1657. Dit valt inderdaad 210 jaar voor de uittocht. Samenvatting: 1947 Abraham geboren 1877 Abraham 70 jaar. Belofte uit Galaten, 430 jaar tot uittocht. 1872 Abraham 75 jaar. Vertrek uit Haran. Vermoedelijk sterfjaar van Terach. 1861 Abraham 86 jaar. Geboorte van Ismael 1847 Abraham 100 jaar. Geboorte van Isaäk. 400 jaar tot de uittocht en 440 jaar tot de intocht. 1787 Isaäk 60 jaar. Geboorte van Esau en Jakob. 1772 Abraham sterft op 175 jarige leeftijd. 1667 Isaäk sterft op 180-jarige leeftijd. 1657 Jakob 130 jaar. Reis naar Egypte. 1447 Uittocht uit Egypte onder Mozes. Verbondsluiting op de Sinai. 480 jaar tot tempelbouw. 1407 Intocht in het Beloofde Land onder Jozua. 1051 Saul koning 1011 David koning 971 Salomo koning 967 Begin tempelbouw
Conclusie Onze studie heeft een chronologisch beeld opgebouwd, dat rekening hield met alle bijbelse gegevens. Wie een verblijf in Egypte van 430 jaar voorstaat, is gedwongen de 480 jaar van 1 Koningen 6 niet ernstig te nemen. De correctie van de bijbeltekst betreffende de 430 jaar in het voetspoor van de Septuaginta en de Samaritaanse Pentateuch is toelaatbaar, omdat deze geschriften mogelijke oude getuigen zijn van de Hebreeuwse tekst van honderden jaren voordat onze Hebreeuwse handschriften werden geschreven. Het Nieuwe Testament volgt op veel plaatsen de Septuaginta. In Handelingen 7: 4 en 32 volgt het volgens Würthwein zelfs de Samaritaanse Pentateuch. Dat we aannamen, dat Stefanus en Paulus meer wisten over de geschiedenis van de aartsvaders dan Genesis, is eveneens methodisch toelaatbaar. Paulus geeft ook elders meer gegevens: de namen van Jannes en Jambres (2 Timotheus 3: 8). Ook de bijbelschrijver Judas wist meer over die periode blijkens de vermelding van de strijd om het lichaam van Mozes (vers 9).
_______________________ 1 Zie bijv. E.H. Merill, Fixed Dates in Patriarchal Chronology, Bibliotheca Sacra, vol. 137, 1980, nr. 547, p. 242 v. 2 Zie G.L. Archer, Introduction à l'Ancien Testament, Saint-Légier 1991, p. 251 v. 3 A. Noordtzij, De Boeken der Kronieken I (serie Korte Verklaring), Kampen 19572, p. 78 4 P.J. Lalleman, De grote getallen in Numeri verkleind, www2.studiebijbel.nl/ Klikken op Artikelen 5 D. M. Rohl, A Test of Time I, The Bible - From Myth to History, London 1995. Een Nederlandse vertaling van het grootste deel van deze studie is Farao's en de Bijbel, Heerenveen 1998.De theorieën van Rohl zijn het onderwerp geweest van een reeks televisieuitzendingen van de EO in 1998. 6 E. Würthwein, Der Text des Alten Testaments, Stuttgart 1963, p. 46 7 Vgl. H.L. Strack - P. Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch, II, München 1924 (=19899), bij Handelingen 7: 6 8 F. Blass, A. Debrunner, F. Rehkopf, Grammatik des neutestamentlichen Griechisch, Göttingen 199017, p.164 9 E.R. Thiele, The Mysterious Numbers of the Hebrew Kings, Grand Rapids 1965 10 In het algemeen leest men, zelfs in chronologische overzichten in bijbels, dat de uittocht in de dagen van Ramses II viel, in de tweede helft van de 13e eeuw. Men steunt dan op het feit, dat de Joodse dwangarbeiders volgens Exodus 1: 11 de stad Raämses bouwden. Als de gelijkenis tussen deze naam en die van Ramses II voldoende is om de uittocht onder deze farao te laten plaatsvinden, is ook Jakob tijdens Ramses II naar Egypte gekomen. Hij mocht zich immers vestigen in het land Rameses, Genesis 47: 11.