Dossier 4.1. beleggers 4.1.1. Wat zijn (privé)beleggers? Onder beleggers moet in dit verband worden verstaan de privépersonen en de rechtspersonen (vennootschappen) die hun spaargeld of hun reserves hebben belegd in effecten (obligaties, kasbons, fondsen of aandelen) die onder de Wet op de afschaffing aan toonder vallen en die vrij verhandelbaar zijn op de beurs of verkrijgbaar zijn bij Belgische financiële instellingen.
- 1 januari 2008: afschaffing van de effecten aan toonder
De afschaffing van de aandelen aan toonder zal vooral praktische wijzigingen meebrengen voor de voornamelijk Belgische burgerbevolking. Hierbij moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de gevolgen die de nieuwe wet zal hebben voor de gewone beleggers en die voor de aandeelhouders van familiebedrijven.
©
4. Praktische gevolgen van de afschaffing
4.1.2. Gedragsverandering Overschrijving i.p.v. fysieke aflevering De Wet op de afschaffing van de effecten aan toonder zal uiteraard ook een ingrijpende verandering teweegbrengen in het toekomstige beleggingsgedrag van de burgers die (privé of via hun vennootschap) beleggen in effecten, in aandelen dan wel obligaties, kasbons of fondsen en die ze in het verleden nog steeds fysiek lieten afleveren. Zij zullen zich van alle categorieën van (rechts)personen die getroffen worden door deze gewijzigde wetgeving het meest moeten aanpassen aan de nieuwe omgeving waarin in de toekomst het beleggingsgebeuren in België zal plaatsgrijpen. De Belgische financiële wereld zal ongetwijfeld moderner zijn en in lijn zijn met de steeds verregaandere verovering van onze maatschappij door de technologie. Het zal niet meer mogelijk zijn om effecten fysiek te verhandelen, maar dit zal in de toch zeer nabije toekomst enkel nog giraal kunnen gebeuren, dus via overschrijving van rekening tot rekening.
Via internet Daarnaast is er ook een steeds grotere tendens om zoveel mogelijk financiële verrichtingen via het elektronische verkeer (lees: via de computer en internet) uit te voeren. In deze context komt de Wet op de afschaffing van de effecten aan toonder niet geheel onverwacht, noch onvoorbereid. Er is vandaag immers blijkbaar voldoende draagvlak bij de bevolking om de knoop op dit vlak door te kunnen hakken.
24
Dossier De wet maakt daarentegen wel een onderscheid tussen enerzijds de beursgenoteerde vennootschapseffecten, de overheidseffecten en de effecten van de restcategorie en anderzijds de niet-beursgenoteerde vennootschapseffecten (zie Hoofdstuk 2). De huidige emittenten van niet-beursgenoteerde vennootschapseffecten aan toonder zullen zich uiteraard ook moeten aanpassen aan de nieuwe situatie, maar voor hen zal het verschil tussen toondereffecten en gedematerialiseerde effecten niet zoveel uitmaken. Zij zullen vooral in de overgangsfases een aantal handelingen moeten doorvoeren om zich te conformeren aan de nieuwe reglementering, zoals bijvoorbeeld het aanpassen van hun statuten en het aanleggen van een aandeelhoudersregister of het treffen van een regeling met een vereffeningsinstelling voor het bijhouden van hun gedematerialiseerde effecten (zie verderop).
4.3. Gevolgen van de afschaffing
- 1 januari 2008: afschaffing van de effecten aan toonder
De gevolgen voor de aandeelhouders van niet-beursgenoteerde vennootschappen (zoals de KMO’s en de familiebedrijven) zullen in feite grotendeels dezelfde zijn als die voor de belegger. De Wet op de afschaffing van de effecten aan toonder maakt immers geen onderscheid tussen beleggers (in effecten die verhandelbaar zijn) op de beurs en andere houders van effecten.
©
4.2. aandeelhouders van familiale kmo’s vS. beleggers
Hieronder vindt u opgedeeld per deelperiode de praktische gevolgen van de Wet op de afschaffing van de toondereffecten voor de beleggers met daarnaast specifieke aandachtspunten die de aandeelhouders van familiebedrijven voor ogen moeten houden. Per deelfase worden ook de door de emittenten te vervullen formaliteiten weergegeven die in de betrokken tijdspanne vervuld zullen moeten worden.
4.3.1. Vóór 01.01.2008: fysieke aflevering nog steeds mogelijk, maar (niet) verstandig? A. Gevolgen en aandachtspunten voor de privébeleggers Fysieke aflevering nog mogelijk Tot en met 31.12.2007 kan de Belgische belegger er nog steeds voor opteren om de effecten die hij kocht in België (al dan niet vallend onder het Belgische recht) fysiek te laten afleveren door zijn bankier of door de emittent van de effecten. Hiervoor zal hij echter een meerprijs moeten betalen die enerzijds neerkomt op een taks op de levering van toondereffecten (in fiscale middens afgekort als de ‘TLT’) van 0,60% op de waarde van het effect (niet bij de inschrijving op nieuwe effecten) en anderzijds doorgaans een forfaitair bedrag uitgaand van de bankier (bijvoorbeeld € 12,50 per afgeleverd pakket van dezelfde effecten). Verder is er hier voorlopig niks mis mee en kan de belegger deze effecten in zijn kluis of gewoon thuis bewaren. Hij kan van deze effecten ook nog steeds de couponnetjes innen in het buitenland vermits ook dit niet verboden is zolang deze inkomsten maar in België worden aangegeven.
25
Dossier Hoger werd er reeds uiteengezet dat indien fiscale motieven de enige reden zijn voor de belegger om de effecten nog materieel te laten leveren, dit sinds de invoering van de Europese Spaarrichtlijn niet meer zo lonend is. In de toekomst zal dat er ook niet op verbeteren… De nadelen van fysieke effecten aan toonder in het buitenland zouden dan weleens groter kunnen zijn dan de nadelen van een belegging op een effectenrekening in België.
B. Gevolgen en aandachtspunten voor de aandeelhouders van familiebedrijven Uiteraard is het ook voor de aandeelhouders van familiebedrijven nog steeds mogelijk tot 31 december 2007 om de aandelen aan toonder nog te laten drukken en in de kluis te leggen. De vraag is echter ook hier wat daarvan het nut nog kan zijn. De (vroegere) redenen voor het aanhouden van effecten aan toonder bij de aandeelhouders van familiebedrijven: een afgelopen verhaal In tegenstelling tot wat er hierover gezegd werd bij de bespreking van de gevolgen bij de privébelegger, zal de reden om effecten aan toonder te houden bij de aandeelhouders van familiebedrijven die de vorm hebben van een naamloze vennootschap (NV) of van een commanditaire vennootschap op aandelen (Comm. VA) nooit ingegeven zijn omwille van het ontduiken van roerende voorheffing.
- 1 januari 2008: afschaffing van de effecten aan toonder
De vraag is dan wel of de belegger die dit vandaag nog verkiest dit niet doet omwille van louter fiscale redenen, bijvoorbeeld om de inkomstenbelasting of mogelijke successierechten te vermijden.
©
Een goed idee?
Het gaat hier immers om Belgische aandelen waarvoor, bij de uitkering van een dividend, de vennootschap verantwoordelijk is voor de inhouding aan de bron van de roerende voorheffing (doorgaans ten belope van 25%, in sommige gevallen gereduceerd tot 15%). Men kan dus voor dergelijke aandelen niet ontsnappen aan de roerende voorheffing door naar het buitenland te vertrekken. Dit principe geldt overigens ook voor alle aandelen die worden aangehouden in Belgische bedrijven, beursgenoteerd of niet. De redenen tot het aanhouden van de toondervorm voor de aandelen in dergelijke bedrijven ligt echter vaak op het vlak van de daarmee beoogde ontwijking van eventuele successierechten in combinatie met een meestal geveinsde schenking, met als hoofddoel het behoud van de absolute macht tot de dood door de oorspronkelijke aandeelhouder(s). Eerste techniek uit de oude doos van ‘successieplanning’: de geveinsde handgift Deze techniek komt erop neer dat er wordt gesimuleerd dat er een handgift van de bedoelde effecten aan toonder heeft plaatsgevonden meer dan drie jaar voor het overlijden van de schenker. De reden waarom men dit doet, is het feit dat in ons rechtssysteem voor roerende goederen het beginsel geldt dat schenkingen gedaan meer dan drie jaar voor het overlijden van de schenker, ook al werden er hier geen schenkingsrechten voor betaald, vrij zijn van successierechten. Schenkingen van roerende goederen gedaan minder dan drie jaar voor het overlijden moeten echter wel bij de
26
Dossier Om dit bewijs te kunnen leveren, werd er in het verleden door de ‘schenker’ vaak op een bepaald moment een aangetekende brief verstuurd en door de ‘begiftigden’ werd er een bedankbrief aangetekend teruggestuurd om de indruk te wekken (naar de later eventueel in het verhaal tussenkomende fiscus toe) dat er een handgift had plaatsgevonden tussen de schenker en zijn erfgenamen, meestal de kinderen. Maar in plaats van de aandelen ook werkelijk in het bezit van de kinderen over te dragen (en zo tot een geldige schenking te komen), bewaarde de zogenaamde schenker die gewoon verder in zijn kluis, soms in eenzelfde envelop als de bewijzen van de aangetekende brieven, waarvoor de enveloppe met de poststempel als bewijs van de datum van de ‘schenking’ fungeerde. Hiermee beoogde men het effect dat de ‘schenker’ nog levenslang de macht in handen hield in het familiebedrijf vermits hij ook alle aandelen aan toonder in bezit had. De kinderen konden op die manier verder perfect in bedwang gehouden worden doordat zij geen enkele werkelijke inspraak konden laten gelden. Tegelijk rekende men erop dat, bij overlijden, de kinderen nog genoeg tijd hadden om de aandelen uit de kluis te recupereren en de ‘bewijzen’ van de schenking, meer dan drie jaar voor het overlijden, te kunnen voorleggen aan de fiscus. Op die manier waren er noch schenkingsrechten, noch successierechten verschuldigd op de overdracht van deze effecten.
- 1 januari 2008: afschaffing van de effecten aan toonder
Het komt er dus, wat betreft de schenkingen van roerende goederen, op aan om hetzij nog tijdig de schenkingsrechten te betalen (in Vlaanderen tegen een tarief van 3% in rechte lijn tussen echtgenoten, wettelijk samenwonenden of sinds één jaar feitelijk samenwonenden en tegen 7% tussen alle anderen), hetzij te kunnen bewijzen dat de schenking reeds meer dan drie jaar voor het overlijden plaatsgevonden heeft.
©
belastbare basis met het oog op de heffing van de successierechten worden geteld, tenzij ze aan schenkingsrechten werden onderworpen voor het overlijden van de schenker.
Tweede techniek uit de trukendoos: aandelen in de mist Een tweede gekende techniek die in het verleden vaak werd gebruikt bij het overlijden van de oprichteraandeelhouder van een familiebedrijf, was de techniek van de ‘aandelen in de mist’, ook weleens de techniek van de ‘spookaandelen’ genoemd. Deze praktijk kwam erop neer dat op een bepaald moment de aandeelhouder/oprichter nog slechts met een zeer beperkt aantal aandelen verscheen op de jaarlijkse algemene vergadering van de vennootschap. De reden hiervoor was dat men bij het overlijden van deze aandeelhouder, wilde trachten te laten voorkomen dat deze aandelen al sedert meer dan drie jaar voorafgaandelijk aan het overlijden waren ‘vervreemd’ door deze aandeelhouder. De erfgenamen wisten dan bij het overlijden zogezegd niet wie er dan wel eigenaar was van deze aandelen. Hun naam was dus ‘haas’ en ze wisten ‘van niks’. Na het overlijden verschenen de erfgenamen ook samen verder alleen op de algemene vergadering met de aandelen waarmee ook hun voorganger verscheen. De reden waarom dit gedurende een hele tijd succesvol was in de praktijk, was dat er in de fiscale wetgeving is bepaald dat de fiscus het bewijs moet leveren dat de overleden aandeelhouder deze aandelen nog steeds in zijn bezit had minstens drie jaar voor zijn overlijden. En vermits men er alles aan deed om dit bezit te verstoppen en het om aandelen aan toonder ging, was dit vaak een onmogelijke opdracht.
27
Dossier 1. Als wapen tegen de geveinsde schenkingen beschikt de fiscus over een weerlegbaar vermoeden. Indien hij immers akten of documenten uitgaande van de overledene of zelfs van derden, kan bekomen die zijn opgesteld in de drie jaar voor het overlijden en waaruit het bezit op dat moment door de overledene blijkt, dan kan ook hierdoor de bewijslast naar de erfgenamen toe worden omgedraaid. We denken hierbij bijvoorbeeld aan een aankoopovereenkomst waarop de overledene verscheen als koper van de effecten of aan een akte van inpandgeving bij een bank voor deze effecten door de overledene of nog aan een omwisseling van een couponblad of van een bewijs van inning van dividenden door de overledene. Bovendien ontstaat in dergelijke situaties ook het reeds voormelde risico dat één van de erfgenamen na het overlijden bezit neemt van meer aandelen dan degene die hem rechtmatig toekomen en dat zo uiteindelijk de hele constructie aan het (dag)licht komt doordat de anderen natuurlijk geneigd zullen zijn om hiertegen openlijk en publiekelijk verzet aan te tekenen. De naijver, jaloezie en regelrechte familievetes die bij dergelijke onduidelijke situaties vaak ontstaan, zijn enkel koren op de molen van de fiscus, die als het ware als spreekwoordelijke derde hond heel gemakkelijk met het been kan gaan lopen...
- 1 januari 2008: afschaffing van de effecten aan toonder
Onder invloed van de evoluerende rechtspraak in de jaren negentig, beschikt de fiscus sinds een aantal jaren echter over een nieuw wapen in de strijd tegen dergelijke kunstmatige praktijken.
©
Remedie tegen oude truken: de ‘nieuwe’ wapens van de fiscus
2. Ook tegen de ‘aandelen in de mist’ kan de fiscus vermoedens aanwenden als wapen. Aan de hand van de geëvolueerde rechtspraak, kan de fiscus nu het bewijs van de belastingfraude leveren aan de hand van bepaalde vermoedens die hij kan putten uit de feitelijke gegevens van elk dossier. Dit komt erop neer dat eens er een aantal vermoedens weerhouden kunnen worden, de bewijslast gewoon wordt omgedraaid. Dit wil dus zeggen dat, als de fiscus erin slaagt om een dossier samen te stellen waaruit logischerwijze het vermoeden geput kan worden dat de aandelen aan toonder zich nog in het bezit van de aandeelhouder bevonden bij zijn overlijden, het dan aan de erfgenamen is om daarvan het tegenbewijs te leveren, zo niet wordt de waarde van deze aandelen zonder pardon toegevoegd aan de belastbare basis voor de successierechten (ook al hebben de erfgenamen deze aandelen misschien werkelijk niet in hun bezit). Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van feitelijke elementen die samen een vermoeden van bezit door de overledene op het moment van zijn overlijden en de omkering van de bewijslast kunnen laten ontstaan: • het feit dat het familiebedrijf nog steeds de familienaam van de overleden aandeelhouder/stichter bevat; • het feit dat de overleden aandeelhouder/stichter in de oprichtingsakte en in de daaropvolgende statutenwijzigingen als aandeelhouder werd aangeduid en dit nergens werd tegengesproken in latere akten; • het feit dat de maatschappelijke zetel zich (nog steeds) op het adres van de gezinswoning van de aandeelhouder/stichter bevindt; • het feit dat er nooit een dividend werd uitgekeerd (aan andere aandeelhouders dan de familieleden) of het feit dat het gros van het bedrag aan dividenden bij de aandeelhouder/stichter terechtkwam in de drie jaar voor het overlijden;
28
Dossier • het feit dat de overleden aandeelhouder ook na de ‘verdwijning’ van de aandelen in de mist nog steeds kon aanblijven als (afgevaardigd) bestuurder. Concreet Beleggers en aandeelhouders van familiebedrijven met effecten aan toonder kunnen tot en met 31 december nog steeds (of nog snel) fysiek laten leveren, maar de vraag die hierbij gesteld kan worden, is of dit nog nuttig, nodig en verstandig is, gelet op de steeds verder evoluerende ontwikkelingen in de strijd tegen de fiscale fraude en de ruime mogelijkheden die er in België en Vlaanderen bestaan om op een meer legale, onbesproken manier aan vermogens- en successieplanning te doen, waarbij er weinig of geen successierechten betaald hoeven te worden. Daarop wordt er hier echter niet verder ingegaan.
C. Te vervullen formaliteiten door de emittenten in deze fase
- 1 januari 2008: afschaffing van de effecten aan toonder
• het feit dat er op de algemene vergaderingen nooit opmerkingen werden gemaakt door andere aandeelhouders dan de familieleden;
De beursgenoteerde bedrijven en zgn. ICB’s naar Belgisch recht (de Instellingen voor Collectieve Beleggingen zoals bv. beveks) moeten hun statuten aanpassen voor 31 december 2007 om te voorzien in de omzetting van effecten aan toonder naar gedematerialiseerde effecten (of eventueel in effecten op naam). Bovendien moeten zij, tegen dezelfde datum, een vereffeningsinstelling aanduiden die de gedematerialiseerde effecten op zijn naam zal inschrijven bij de emittent.
©
Effecten van beursgenoteerde vennootschappen
Het is aan de bestuurders om de nodige stappen te ondernemen, inclusief de bijeenroeping van de algemene vergadering. Doen zij dit niet, dan riskeert de vennootschap een boete van € 200 tot € 100.000. De bestuurders kunnen mogelijk persoonlijk aansprakelijk gesteld worden voor deze grove nalatigheid. Als belegger in beursgenoteerde effecten hoeft u zich daarvan dus niets aan te trekken. De formaliteiten worden door de vennootschap zelf verricht. Zelf hoeft u als belegger dus nog niets te doen in deze fase. Effecten van andere vennootschappen De andere emittenten zijn daarentegen niet verplicht om reeds voor 31 december 2007 hun statuten aan te passen. Zij zullen wel de nodige acties moeten ondernemen voor het einde van de overgangsfase op 31 december 2013 (zie verderop). De statuten van uw eigen NV of Comm. VA hoeven m.a.w. nog niet direct aangepast te worden. U heeft dus nog even de tijd.
4.3.2. Van 01.01.2008 tot en met 31.12.2013: periode van vrijwillige dematerialisatie zonder kosten A. Gevolgen en aandachtspunten voor de beleggers In principe is er, zoals gezegd, een overgangsfase voorzien die zal lopen vanaf 1 januari 2008 tot en met 31
29