4
Internationaal mvo en ketenbeheer: een korte stand van zaken
4.1
Inleiding Waar staat het bedrijfsleven momenteel als het gaat om rapportage over internationaal mvo en ketenbeheer in het bijzonder? Dit hoofdstuk schetst een kort overzicht waartegen voortgang in volgende edities kan worden afgezet. De focus ligt in deze editie vooralsnog op grote ondernemingen. In volgende rapportages zal daarnaast ook aandacht worden besteed aan rapportage door sectoren en brancheorganisaties zoals uiteengezet in paragraaf 3.5. Aan bod komen achtereenvolgens: het aantal bedrijven dat momenteel rapporteert over (internationaal) mvo, de thema’s die hierbij aan bod komen, en rapportage over internationaal ketenbeheer in het bijzonder. Daarbij moet goed worden benadrukt dat de huidige weergave nog zijn beperkingen heeft. Zoals in paragraaf 3.4 werd geschetst, heeft de SER-Verklaring IMVO betrekking op de maatschappelijke aspecten van internationale operaties van het Nederlandse georganiseerde bedrijfsleven. De Transparantiebenchmark maakt in de huidige editie voor deze thema’s veelal geen onderscheid tussen nationaal en internationaal mvo-beleid. Er moet ook nadrukkelijk worden opgemerkt dat de rangorde in de totale benchmark niet noodzakelijk overeen hoeft te komen met de mate van naleving van de SER-Verklaring inzake IMVO.
4.2
Aantal rapporterende ondernemingen De Transparantiebenchmark 2008, die jaarverslagen over 2007 analyseert, laat net als het voorafgaande jaar een stijging zien van het aantal ondernemingen dat rapporteert over duurzaamheid. Dit beeld wordt bevestigd door andere bronnen. De KPMG International Survey on Corporate Responsibility Accounting 2008 bijvoorbeeld, licht de 100 grootste bedrijven in Nederland door op duurzaamheidsrapportage. Volgens deze survey rapporteerde in 2008 63 procent over duurzaamheid in het jaarverslag dan wel in een afzonderlijk verslag; in 2005 was dit nog maar 29 procent. Daarbij zijn er wel grote verschillen tussen de koplopers en achterblijvers. In de ‘bezemwagen’ van de benchmark zijn de ondernemingen ondergebracht die helemaal geen verslag doen van duurzaamheidsthema’s. In 2008 zijn dat 24 van de 170 opgenomen ondernemingen.
27
INTERNATIONAAL MVO EN KETENBEHEER: EEN KORTE STAND VAN ZAKEN
Overigens laat een internationale vergelijking zien dat Nederland – na een dip in 2005 – in 2008 tot de top behoort wat het aantal ondernemingen betreft dat rapporteert over duurzaamheid1.
4.3
Waarover wordt gerapporteerd? De Transparantiebenchmark onderscheidt tien categorieën die aan bod komen in duurzaamheidrapportages van de 170 Nederlandse ondernemingen. De onderstaande tabel geeft de gemiddelde scores weer van de ondernemingen op deze deelgebieden. Op de criteria ‘profiel’, ‘visie en strategie’, ‘ondernemingsbestuur en managementsystemen’ scoren de ondernemingen het beste met gemiddeld bijna 4 punten of hoger. Op de onderdelen ‘ketenverantwoordelijkheid’, ‘stakeholders’ en ‘verificatie’ scoren de ondernemingen het minst goed. De scores op het gebied van ketenverantwoordelijkheid worden in de figuur verder beneden uitgebreider bekeken. Categorie
Score (op 10)
Profiel
4,5
Visie en strategie
4,7
Ondernemingsbestuur/managementsystemen
3,7
Ketenverantwoordelijkheid
1,7
Stakeholders
1,9
Economische aspecten
3,9
Milieuaspecten
3,1
Sociale aspecten
3,5
Verificatie
1,0
Uitwerking
2,6
Bron: Min. EZ (2009) Transparantiebenchmark 2008.
4.4
Focus op ketenbeheer Zoals volgt uit bovenstaande tabel zijn rapportage over prestaties van de Nederlandse ondernemingen op het gebied van ketenbeheer nog beperkt. Ondernemingen kunnen in de categorie ketenbeheer maximaal tien punten scoren, afhankelijk van drie deelonderwerpen. Zo zijn er punten te behalen wanneer de onderneming inzicht geeft in het beleid dat zij voert ten aanzien van ketenbeheer, de activiteiten die zij ontplooit om te komen tot verantwoord ketenbeheer, en het proces van sturing en beheersing van de keten. De totale gemiddelde score was in 2008 1,7 van de 10 punten – een stijging van slechts
1
KPMG (2008) International Survey on Corporate Responsibility Accounting 2008, p. 103-4. Nederlandse ondernemingen scoren internationaal gezien ook bijzonder goed op duurzaamheidsprestaties zoals gemeten in de Dow Jones Sustainability Index. TNT, Unilever en DSM eindigden dit jaar bovenaan de ranglijst in resp. de categorie ‘Industriële Goederen en Diensten’, de categorie ‘Eten en Drinken’ en de chemiesector. Zie: TNT, DSM en Unilever in top duurzaamheid, Het Financieele Dagblad, 4 september 2009.
28
INTERNATIONAAL MVO EN KETENBEHEER: EEN KORTE STAND VAN ZAKEN
één tiende ten opzichte van de Transparantiebenchmark 2007. De onderstaande figuur geeft een overzicht van de scores van de verschillende groepen. figuur 4.1
Score in de Transparantiebenchmark op ketenverantwoordelijkheid
Ketenverantwoordelijkheid Maximale score
10,0 9,2
Kopgroep Achtervolgers
4,6 1,3
Peloton 0,0
Achterblijvers
1,7
Gemiddelde score Transparantiebenchmark 0
2
4
6
8
10
12
Gemiddelde score per groep
De figuur bevestigt dat er op het gebied van ketenbeheer sprake is van een grote verschillen in de prestaties op dit vlak. Naast de ondernemingen in de bezemwagen – die helemaal niet rapporteren over duurzaamheid – hebben ook de ‘achterblijvers’ (7 ondernemingen) helemaal geen punten weten te behalen in deze categorie. Het peloton, waar 114 ondernemingen toe worden gerekend, heeft een gemiddelde score van slechts 1,3. De kopgroep scoort juist erg goed op het gebied van ketenbeheer, en het is een vijftal ondernemingen gelukt om maximaal te scoren in deze categorie2. Ook de gemiddelde score in deze kopgroep was veel hoger dan vorig jaar: van 6 punten vorig jaar naar 9,2 punten dit jaar. Deze stijging is volgens de makers van de benchmark een bevestiging van de toegenomen aandacht voor ketenverantwoordelijkheid in het maatschappelijk debat. De VBDO-benchmark Verantwoord Ketenbeheer bevestigt het beeld dat een aantal ondernemingen – in dit geval beursgenoteerde – veel vooruitgang boekt op het gebied van ketenbeheer. Volgens de resultaten van de VBDO-benchmark 2008, die zoals gezegd een beperktere groep ondernemingen beslaat dan de Transparantiebenchmark, laten de betreffende ondernemingen enkel vooruitgang zien. De resultaten van de Transparantiebenchmark en de VBDO-benchmark laten duidelijk zien dat er een grote tweedeling is in de prestaties van koplopers en achterblijvers op het gebied van rapportage over ketenbeheer. De ondernemingen die gestegen zijn in de lijsten zijn ofwel strikter beleid gaan voeren, of zijn opener geworden en hebben bestaand
2
Het betreft ING Groep, Unilever, Reed Elsevier, Essent en Philips Electronics.
29
INTERNATIONAAL MVO EN KETENBEHEER: EEN KORTE STAND VAN ZAKEN
beleid concreet uitgewerkt in hun rapport. Beide zijn natuurlijk goed nieuws. De uitgebreide informatie die koplopers opgenomen hebben over hun toeleverancierbeleid, kan worden gebruikt om verantwoording aan de omgeving af te leggen en in gesprek te gaan over mogelijke verdere verbeteringen. Een internationale vergelijking laat zien dat het Nederlandse bedrijfsleven in 2008 niet alleen qua duurzaamheidsrapportage in het algemeen, maar ook wat rapportage over ketenbeheer betreft tot de koplopers behoort3. De Transparantiebenchmark laat echter ook zien dat veel ondernemingen slechts zijdelings of geen verslaggeving plegen. Er is een grote groep achterblijvers. Er lijkt al met al een erg grote slag te slaan als deze ondernemingen via rapportages hun beleid inzichtelijk maken. Mogelijk hanteren deze ondernemingen toch al veel van de criteria waarop de benchmark hen beoordelen, mogelijk ook niet. In beide gevallen is openheid van zaken een eerste voorwaarde om hierover een gesprek aan te (kunnen) gaan. Daarbij zij aangetekend dat ondernemingen ook via andere wegen dan rapportages kunnen communiceren met hun omgeving over hun mvo-beleid, al dan niet via hun website, zoals ook in de SER-verklaring is gememoreerd: mission statements, bedrijfscodes, openbare bijeenkomsten etc.4.
Het mkb-bedrijf en kinderarbeid in de toeleveranciersketen Een studie van EIM en BECO laat zien dat ook mkb-bedrijven voor zichzelf een rol weg-gelegd zien waar het gaat om kinderarbeid in de toeleveranciersketen. In een meting onder 2000 ondervraagde mkb’ers reageert 94 procent van de mkb-bedrijven instemmend op de stelling ‘als ik zelf iets kan doen tegen kinderarbeid, dan zal ik dat zeker niet laten’. Verder zegt 91 procent van de ondervraagde bedrijven met zekerheid geen producten te verkopen waarvoor kinderarbeid is ingezet. Van de 2000 mkb’ers zijn er 14 bedrijven die aangeven dat men producten verkoopt waarvoor kinderarbeid is ingezet. Gemiddeld 79 procent van de bedrijven geeft aan best bereid te zijn meer te betalen voor grondstoffen en handelsproducten, als de producenten daardoor eerlijk loon krijgen. • Bron: EIM/BECO (2008) Duurzaam ondernemen in het MKB: Kansen grijpen!, Zoetermeer, 20 november 2008.
Het bovenstaande kader laat overigens zien dat ook mkb-bedrijven een verantwoordelijkheid voelen ten aanzien van hun rol in meer duurzame productieketens.
3
4
KPMG (2008) International Survey on Corporate Responsibility Accounting 2008, figuur 5.5. Nederlandse ondernemingen komen met 61% rapportage over ketenbeheer van de 100 grootste ondernemingen op de vierde plaats, na Japan, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk. Zie ook VNO-NCW (2005) Openheid van zaken: 7 ondernemingen over communicatie met het publiek over MVO. Van de 100 grootste bedrijven in Nederland had in 2003 54% een code, 10% was toen bezig met de ontwikkeling daarvan.
30
INTERNATIONAAL MVO EN KETENBEHEER: EEN KORTE STAND VAN ZAKEN
4.5
Internationaal mvo in de praktijk: enkele dilemma’s en good practices Rapportage is één element van maatschappelijk verantwoord ondernemen, het andere element betreft het daadwerkelijke beleid van waardecreatie in drie dimensies: profit, people en planet. Zoals eerder is opgemerkt zijn beide elementen uiteraard communicerende vaten. De criteria zoals gehanteerd in genoemde benchmarks, verwijzen bijvoorbeeld naar rapportage over bepaald beleid, waarbij natuurlijk enkel punten te scoren zijn als van een daadwerkelijk beleid sprake is. De koplopers in de benchmark zijn al met al dan ook vergevorderd als het gaat om het identificeren en beheersen van de sociale en milieurisico’s in de keten, hebben uitgebreid beleid geformuleerd ten aanzien van hun toeleveranciers, en omgang met niet-naleving van de leverancierscodes. Ook zien veel van deze koplopers duurzaamheid in de eigen bedrijfsvoering en in de keten steeds meer als een uitdaging en een kans. Verschillende instrumenten kunnen ondernemingen helpen om hun beleid vorm te geven. Het ICC-stappenplan, dat een integraal onderdeel vormt van de SER-verklaring, is daar een voorbeeld van. Dit wil overigens niet zeggen dat er maar één weg naar Rome is. In de praktijk gaat internationaal mvo gepaard met dilemma’s en heeft zij een eigen (sectorspecifieke) context. De onderneming zal op eigen wijze invulling geven aan haar internationale ketenverantwoordelijkheid. Bijlage 3 schetst enkele dilemma’s en good practices die volgens de commissie de strekking van de in december ondertekende verklaring goed concretiseren. Deze voorbeelden zijn onderverdeeld in drie elementen: • De bijlage gaat allereerst in op de omgang van ondernemingen met hun toeleveranciers, en raakt daarmee direct de kern van de Verklaring IMVO en de definitie van verantwoord ketenbeheer. • De SER-verklaring richt zich niet expliciet op beleid richting de afnemers en gebruikers in de productieketen (ook wel downstream ketenbeheer genoemd). Wel vindt de commissie het een zeer positieve ontwikkeling dat steeds meer ondernemingen actief downstream ketenbeleid formuleren en zo hun bijdrage aan meer duurzame ketens versterken. De bijlage met good practices besteedt hier dan ook kort aandacht aan. • Omdat internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen meer is dan enkel ketenbeheer, zal de bijlage tot slot kort ingaan op internationaal mvo in bredere zin van het woord.
31