f# r>j
I
\
+ƒ
M
4.«'-" if
OYER HET
4 P A T E O N A A ï.
'TTEJ., •n'jf'.u. D.
7!.
VAX
\VI:IIJU;?KI;BJI;KX.
i -s r, i.
X>CC<>CXJ;;<X>O«>X«00<'00000\XXXIO<XC<XOC>
z<x-yx-zcoo
WAARDE LANDGENOOTEN! Velen Uwer kennen voorzeker
het uil-
munlende werkje : nil y a des pauvres Paris
et ailleitrs,"
VROUW
DE GRAVIIf DE GASPARIN.
a
geschreven door M E -
Bij het lezen van dat boekje kwam de gedachte krachtig in mij op «ook in ons Vaderland zijn vele armen en behoeftigen," ))Ja, zullen eenigen zeggen, daar hebben wij allen last genoeg van ; getuige de bedelarij aan onze deuren, de bedelbrieven, koliekten enz., dat Aveten wij nu eenmaal tot vervelens toe ; maar Avat zal men daartegen doen? Het is een ingeslopen kwaad in de Maatschappij , een voortvretende kanker." Anderen, beter gezinden zeggen al zuchtende ))och ja ! de armen ,\ dat is waarlijk een bedroevend iets; het wordt van jaar tot
4 /f
jaar erger ; hoe meer men geeft hoe minder Tcrbelcring men ziet; het is een diepe put waarin alles verzinkt,
eene onafzienbare, ja
grenzeloozc z e e , . , en toch krimpt het hartin een, bij het zien van zooveel ellende, en het is eene treurige gedachte , dat xoij het zoo goed hebben, en anderen*zoo
slecht."
Weder anderen zullen zoggen : ))er wordt echter in dezen lijd veel gedaan: er zijn Armbesturen , Liefdadighcidsgeslichten,
Vereeni-
"intrcn, Bewaar-, Brei-, Naai- en Werkscholen enz. Is dat nog niet genoeg? Wal wil men meer ? Hen kan zich toch niet uitsluitend met de armen ophouden ; ieder heeft zijnen
werk-
krinj^. «nz. enz. In zekeren zin is dat waar; er wordl stellig meer gedaan dan vroeger; de menschenvricnd , de Christen erkent dit met dankbaarheid , met innige vreugde, maar dat het nog niet voldoende is, bewijst de toestand der armcnklasse, zoowel in het algemeen als in het bijzonder. Wie, die hier de hand op zijn hart legt en
5 zich zelven voor een Alwetend God onderzeelvt, zal durven zeggen: )'>ik heb gedaan wal ik kende; mijn
geweien is daaromtrent vrij."
Nederlandsche Plannen, Vrou\\en, ja ook Gij Kinderen, beproeft U naauw ,• het geldt biereen gebod van God, eene koninklijke Wet naar de Schrift
«Gij zult uwen naaste lief-
hebben als u zelven." JAK. II vers VIÏI. Runnen
wij zeggen, dat wij zulks doen,
(ik sluit mij zelve geenszins uil), do hand op het hart, de waarheid op de lippen; hoeveel tijds, hoeveel moeite, hoeveel gelds besteden wij, era het lot onzer arme naluurgenoolen Ie verzachten, of te verbeteren? Ik wil hier niemand oordeelen; ik veroordeel alleen mij zelve; en hij die eenigermate de vreeze Gods in zijnen boezem omdraat^t, zal met mij moeten uitroepen: »ik ben scliuldig, ja schuldig! Ook is gevoel van schuld de eerste slap tot de verbetering,
beve Vrienden! en als het
gevoel van schuld geene verbetering uitwerkt, dan is het berouw niet opregt, het sciiuld* gevoel niet het ware.
6 O, dat ik U daartoe konde opwekken; dat Gods gebod, om elkander met broederlijke liefde te Beminnen, U als vuur op het hart brandde! O! dat menige knie zich boog voor den Heer der Heeren, in hel openbaar, maar vooral in het verborgen, om den Geest der Liefde af te smeeken;
dat gebed zou zeker verhoord
Avorden. Men geeft veel in ons Land. Nederland maakt in dat opzigt, in vergelijking met andere landen, nog eene voordeelige uitzondering, maar geeft men goed? Geeft men op de heste wijze? Zietdaar gewiglige vragen.— Als men eens al het geld bijeen zag,
dat
bijvoorbeeld aan de Bedelaars gegeven wordt, dan zou dat al ecno groole som bedragen; maar, heeft mon nu, met c?a; geven , zijn doel bereikt ? Is dat geld gekomen in de handen van degenen die zulks het meest verdienden? Is er waarlijk één mensch,
één kind
door
geholpen? Ik vrees neen. Hel is zeker de gemakkelijkste wijze van geven; men komt niet eens met den persoon ,
7 aan wien men geeft, in annraking, en men ziet (Ie ellende niet,
want de knecht of de meid
opent en sluit de deur, en wat er met de aalmoes gedaan wordt, weet men niet ; daar \raagl men ook niet naar; maar zon
men
daarvoor toch niet verantwoordelijk zijn? Misschien is dat geld aan drank of aan iels anders verspild; het was dus voorzeker gecno weldaad! O, dat geven aan de deuren (dikwijls om er maar af te zijn ) mogt dat toch eens geheel ophouden ! Haar,
zullen sommigen zeggen: rfwij ge-
ven nooit, of zeer zelden, aan de deur, of op de straat, maar wel aan nuttige inrigtingen, die wij weten dat behoorlijk bestuurd worden." Dat is zeker beter; maar weet gij vooreerst of dat zoo is. Alles is geen goud wat er blinkt, en is
het daareöboven voldoende iets,
al
ware het zelfs veel, te geven op die manier? zou er als mcnschen, als Christenen niet iets meer van ons geëischt worden? De hand op het h a r t , wat dunkt U? Neen', Lieve Vrienden! er moet persoonlijk gearbeid worden,
in den grooten, veelom-
8 rallciulen akker Gcds moet ieder zijn zaadje slrooijeo ! i^tcderlandsche Mannen, deren!
A!s één
Vrouwen en Kin-
man opgestaan, de Jrage
handen en slappe kniën opgerigt, en iedereen deel genomen aan den arbeid. Het spreekwoord zegt:
vele handen maken ligt werk ; in een
Christelijk land moest er niemand zijn, die zijn dagelijksch brood niet had. Ofschoon er altijd armen zullen blijven , kan hel veel beter worden, dan het nu is, Mogt dat tijdstip spoedig aanbreken en er op de morgenschemering een helder daglicht volgen! Dat geve God! De praktijk, lieve Vrienden ! De praktijk daar komt het op aan, en die is niet zoo zeer gemakkelijk; men moet de zaken behoorlijk verrigten, wil men er iets van verwachten: het zaad, dal bij den weg, op de steenrots en in de doornen valt, brengt geene vruchten voort. Over deze zaak is reeds veel geschreven; kundige mannen hebben hunne denkbeelden over dezelve op het papier gebragt, en veel waars en goeds gezegd.
9 Dock op ééne zaak is, naar mija inzien, nog Ie weinig gelet, en dat is op hel PATROSAAT. In het algemeen verbrokiielt men te \eel zijn geld. Ik zeg dit niet om terug te houden Tan het geoen.' o Neen! dat doet onze zelfzuchtige, egoïstische natuur zelve reeds al te weinig,
maar ik bedoel het wél
hesteden
der ga Den. Als een ieder die geven kan en geven wil, één, twee of meer huisgezinnen voor zich nam, waar hij zijnen tijd, invloed , raad en daad gebruikte , en zulk een gezin
krachtdadig
hielp, zou dat niet veel meer nut en voordeel aanbrengen , dan al die verstrooide penningen doen, waarvan niemand iels wezentJijks ziet, of welke niemand helpen? Men moet het vertrouwen en de harten zoeken te winnen van degenen die men bezoekt, huisvader of der huismoeder zoo
den
mogelijk
werk trachten te bezorgen; dat is eene der eerste behoeften;
voorts eene geschikte wo-
ning en kleeding. Voorschotten in geld doen, kan ook zeer doelmatig wezen; als ook het sparen voor den kwaden dag, wanneer er wat
10 ruimere verdienslcn zijn. — Zoo ze ziok zijfi en de winnende hand ontbreekt, ondersleune en verplege men hen ; zijn onze eigene middelen daartoe niet toereikend , wel nu, men wende zich lot welwillende mensohen, die builen slaal zijnde in persoon het Patronaat op zich te nemen,
toch gaarne eene milde gift
over hebben , vooral wanneer men de zekerheid heeft dat die naar behooren
gebruikt
zal worden. Maar weest daarmede niet al te vlug lieve Vrienden ! Men kan zoo veel, als men maar wil! O, als men voor zich en de zijnen niet gedachteloos uitgeeft; niet maar koopt ai wat men slechts begeert, dikwijls zelfs dingen, die nutteloos zijn, of welke men ten minste niet volstrekt noodig heeft; dan zal men zien welk eene som men spoedig bes|)aard
zal
hebben. Wat geeft men gemakkelijk en ruim als er bijv. eene Inteekeninglijst rondgaat voo;r den een' of anderen Virtuoos, Goochelaar of iets dergelijks, hetwelk onze zinnen streelt, maar geeft dat nu eigentlijke voldoening aan ons hart ? Neen, het is veelal, hoe wel zelfs nog
11 niet eens altijd, slechts een
oogenblikkelijk
genot. Het Iaat niets wezentlijks na. Hetgene God van ons eischt integendeel, Liefde
en
Weldadigheid
zullen
ons een
duurzaam genoegen geven, hetwelk men in de
vvereldsohe vermakelijkheden te vergeefs
zoekt; dat zijn bloemen, die niet verwelken, maar wier geur ons geheelc leven vervult en verkwikt. Men onderzoeke verder of de kinderen naar de school en Catechisatie gaan, of zij daar ^vcI leeren, of de meisjes gelegenheid hebben om te leeren breijen en naaijen ; de jongens helpe men tot een Ambacht; de vrouw worde aangespoord lot huishoudelijkheid,
zindelijk-
heid en orde. Als de man of de vrouw l e zen kan, bezorge men hun eenen Bijbel, dat dierbare Woord Gods. Men onderzoeke of daarvan in huis wel gebruik gemaakt
wordt, of al de leden des
gezins wel zoo veel mogelijk Godsdienstoefening
bijwonen, enz.
Een ieder wijzige omstandigheden.
de openbare
dit alles naar tijd ea
12 Het is echter niet genoeg alleen in de ligchamelijke behoeften te voorzien ; men moet öok het zedelijk welzijn der armen bevorderen. Ook de arme natuurgenoot heeft eene onsterfelijke ziel. Wordt daaraan wel veel gedacht? Ach ! ik geloof over het algemeen zeer weinig. Zegt niet: daar zijn Predikanten en Ouderlingen voor, — die zijn er zeker, maar hier zouden wij kunnen vragen: »Doen zijhunnen pligt? Zijn de zielen hun dierbaar? En dan, wat een ander doet, of niet doet gaat ons in zoo verre niel aan; in het Laatste Oordeel zal de Heer ü niet vragen »Wat heeft deze of die gedaan ?" maar whebt gij zelven te eten, te drinken of kleederen enz. in mijnen naam gegeven ? Hebt gij den armen broeder, of de arme zuster op Mu gewezen, als op hunnen ZALIGMAKER en
HE-ER?"
O Bedenkt dit wel! een ieder zal voor zich zelven rekenschap moeten geven, naar dat hij gedaan heeft, het zij goed, het zij kwaad. Redt met het ligchaam ook de ziel, voor zoo ver God u daartoe de kracht zal geven ! Mogl ook gij dan eens, in betere gewesten,
13 de hartverblijdcmle woorden van ons Evangeliscli gezang hooren : ))Daar roepl, (o mogt mij God dit geven, wWelligt een zalige ook tot mij) «Wees welkom, Gij heht mij het leven, »üe ziele mij behouden, gij! ))0 God wat zaligheid, boe gi'oot! »Een' ziel ie redden van den dood! En nu nosj een woord tot U,
Ongehuwde
Vrouwen uit den beschaafden stand der 3Iaatschappij, die gecnc bepaalde bezigheden hebbende , meesttijds eene leegte , ecne verveling gevoelt, die gij maar al te dikwijls door bezoeken of verslrooiiiniren zoekt wcj? te nemen, welke hei, hart koud en onbevredigd laten! U allen wilde ik zoo gaarne bij de hand de woningen des ongelnks binnen leiden , en U opwekken om dien edelen werkkring te kiezen'. O ! droogt de tranen, die er zoo rijkelijk vlocijcn , doet de zuchten ophouden, w;.Iko de geprangde Ijorst slaakt; Iaat die mond, welke vroeger het zwijgen bewaarde, i)lijdc woorden uilen. Gij zult er ü wél b j Le-.inden ;
14 Zegen zal ook op U nederdalen, en de Engelen Gods zullen daarboven juichen ! Moge de Heer dit korle , zwakke, maar hartelijk gemeende woord zegenen en velen opwekken tot werkzame Liefde ! Dat zij zoo !
Bij de Uilgeefsler van dit werkje is vroeger uitgegeven van di'zelfde hand:
EENIGE ZAMENSPRAKEN VOOR
lijllög^Êg üiJÏ cad"? W®1LK VOORAL TEN PLATTEN LANDE. 15 Cents. Bij 25 Tallen f 3,25. Terwijl met succes wordt gedebiteerd. PRIJS
Dr. J U L I ü S M U L L E R ,
E E l GETUIGENIS VAN CHRISTDS EN
DEN W E G , -DIE TOT HEM YOERT, VOOR.
DEI Z O E K E I N D I S N . UIT
« E T IIOOGDL'ITSCH VERTAALÜ DOOR
H. V. R O M B O ü ï S , Predikant ie Ech en Wiel. f 3,15. ÏWMÖU® : I. De waarde des mensclien. TI. Sledits door eciie nieuwe geboorte kan de mensch aan zijne bestemming beantwoorden. III. In de Goddelijke leiding van liet nicnsclKrlijke geslacht tot het eeuwig heil, heeft de openbaring des toorns hare noodzakelijke plaats; maar zij dient sleclit^ om (Ie oui'nbaring der liefde voor te bereiden. IV. Melkt; geziml-
lieden vordert Christus in lion, die in zijne gcmeenscliai-) willen worden opgenomen. V. De liciliglieid van Jezus is Let bewijs Foor de waarlieid van zijne getuigenis aangaande zijne Goddelijke waardiglicid. YI. Het verzoeningswerk van Cliristus bescliouw-d als de verheerlijking van Gods heiligheid. YIl'. Christus de menschen-visscher. 7ITI. De liefde tot Jezus Christus, zoo als zij uit het ontvangen van zondenvcrgeving voortspruit. IX. Drie trappen des christelijken levens. X. Waarop steunt het gezag van cenen geloofsrcgel, hetwelk aan de lieilige schrift des IN'. Ycrbonds voor altijd toekomt in de christelijke kerk? XT. In welken zin vordert Christus van ons, dat wij hem voor de menschen belijden zullen? XIT, Hoc moeten wij aan den tegcnwoordigen strijd, op het gebied dor godsdienst, deelnemen? XIII. Over de verhouding tusschen onze pligtcn jegens God en jegens de instelKngen der burgerlijke maatschappij. Behalve in vele andere Maand- en Weekbladen vindt meu in de Godgeleerde Bijdragen éde stuk van 1849 en in de l^oekzaal voor Maart 1850 uitvoerige, allerbelangrijkste en gunstige beoordeeiingen van deze leerredenen.
!1euc s"]. as r3e Ic; lil
10
;r n
it