Agenda betreft
Vergadering Veiligheidsoverleg IJsselland
datum
18 februari 2015
tijd plaats
9.00-09.45 Gemeentehuis Olst-Wijhe, Raadhuisplein 1 Wijhe Algemeen Bestuur Veiligheidsregio (9.00-9.45 uur) 1.
Opening
2.
Verslag vergadering 17 december 2014 (bijlage)
3. Mededelingen/ingekomen stukken (bijlage)
Besluitvormend 4. Convenant Veiligheidsregio’s, Politie en Prorail (bijlage) 5. Opdracht Evaluatie Regionale Samenwerking Gemeentelijke kolom (bijlage) 6. Rampbestrijdingsplan Hardix Kampen (bijlage) 7. Herschikking investeringskredieten huisvesting (bijlage)
Informerend 8. Begrotingsuitgangspunten (bijlage) 9. Brandweerkamer (mondeling) 10. Rondvraag 11. Sluiting
notulen van datum aanwezig
afwezig
Veiligheidsbestuur IJsselland 17 december 2014 Namens de gemeenten: De heren H.J. Meijer (Zwolle, voorzitter), M.J. Ahne (Ommen), J.D. Alssema (Staphorst), E.J. Bilder (Zwartewaterland), A.P. Heidema (Deventer), B. Koelewijn (Kampen), H.C.P. Noten (Dalfsen), P.H. Snijders (Hardenberg), A.G.J. Strien (Olst-Wijhe), M. Dadema (Raalte) en mevrouw M.A.J. van der Tas (Steenwijkerland) Verder de heer A. Mengerink (nationale politie), mevrouw N.A.M. Rigter (directeur Publieke Gezondheid), de heer A.H. Schreuders (secretaris, Veiligheidsregio), mevrouw L.J. Sievers (commandant regionale brandweer), mevrouw G. Van Stralen, de heer V. Smink (Openbaar Ministerie) en de heer H. Zwart (coördinerend functionaris gemeenten) De heren A. Krakau de Jong (namens regionaal militair commando Noord) H. Dijk (namens de Waterschappen) en J. Lucas (Officier van Justitie) en mevrouw L. Poot 1. Opening De voorzitter, de heer Meijer, opent de vergadering. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Dijk en mevrouw Poot. De heer Lucas is eveneens verhinderd, hij wordt vervangen door de heer Smink. De heer Alssema komt later, de voorzitter en de heer Noten verlaten de vergadering om 11.00 uur. Er is een speciaal woord van welkom voor de nieuwe burgemeester van de gemeente Raalte, de heer Dadema en voor de nieuwe districtchef de heer A Mengerink. De voorzitter heet de heer Thieme Groen welkom die een presentatie verzorgt bij agendapunt 4. 2. Verslag vergadering d.d. 12 november 2014 Het bestuur stelt het verslag ongewijzigd vast. 3. Mededelingen / ingekomen stukken Ingekomen stukken - Aankondiging onderzoek kwaliteit vergunningverlening evenementen (Inspectie V&J) - Aanbieding Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (Ministerie V&J) - Uitfasering Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) (Veiligheidsberaad) - Jaarwisseling 2014 – 2015 (Ministerie V&J) Mededelingen / mondeling De Brandweerkamer is van start gegaan. De heer Koelewijn is lid vanuit de Veiligheidsregio IJsselland. De doorlooptijd van de stukken is kort. Om toch terug te kunnen koppelen naar het bestuur is het advies dit te mandateren aan het dagelijks bestuur. In het algemeen bestuur wordt hierover achteraf gerapporteerd.
kenmerk vervolgblad
2 van 6
Het algemeen bestuur mandateert het dagelijks bestuur hiertoe. Het algemeen bestuur neemt verder kennis van de ingekomen stukken en mededelingen. 4. Presentatie door de heer R. Thieme Groen (lid Raad van Bestuur Isala Klinieken) De heer Thieme Groen praat het algemeen bestuur bij over de ontwikkelingen binnen de regionale ziekenhuizen. (De sheets van de power point presentatie zijn als bijlage bij het verslag gevoegd.) Mevrouw Rigter geeft aan dat de heer Thieme Groen tevens voorzitter is van het Regionaal Orgaan Acute Zorg. Dat ziet er op toe dat er geen witte vlekken zijn in de zorgvoorzieningen: Kan er op tijd worden opgeschaald? Kan acuut de zorg verleend worden die er nodig is? Hierin zijn de nodige bewegingen gaande. De presentatie van de heer Thieme Groen leidt tot de volgende vragen en opmerkingen. De heer Koelewijn vraagt wat de voordelen zijn van de fusie tussen de ziekenhuizen van Meppel en Zwolle voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De heer Thieme Groen zegt dat dit hier niet raakt: het ziekenhuis van Meppel speelt geen grote rol bij het opvangen van deze groep slachtoffers. Isala verzorgt de traumazorg in deze regio. De trauma’s type 1 en type 2 gaan naar Meppel voor triage. Dit is de al bestaande situatie en daarin verandert niet veel. Mevrouw Van der Tas noemt goede en snelle bereikbaarheid van de ziekenhuizen belangrijk, toch zeker voor inwoners van het landelijk gebied. Betekent de fusie voor hen meer reistijd? De heer Thieme Groen geeft aan dat de basiszorg in het Meppeler ziekenhuis zoveel mogelijk gehandhaafd blijft: dichtbij als het kan, verder weg als het moet. Hij geeft aan dat het realiseren van ‘optimale waar voor ons geld’ het maken van keuzes vraagt. De heer Snijders geeft aan dat er in het Vechtdal gewerkt wordt aan de versterking van de keten, bijvoorbeeld samen met huisartsen en fysiotherapeuten. Hij vraagt of de Isala Klinieken hiermee bezig is. De heer Thieme Groen geeft aan dat Isala hier niet uitgesproken mee bezig is omdat dit meer past de ste bij een landelijke omgeving. Er is wel sprake van een verschuiving van de 2 naar de 1 lijn. Er is contact met huisartsen om de goede, bestaande samenwerking verder uit te bouwen. De voorzitter zegt dat schaalvergroting overal een thema is: bij de politie, de brandweer en ook in de zorg. Aan de drie K’s van kwaliteit, kosten en kwetsbaarheid voegt de Veiligheidsregio IJsselland bij schaalvergroting drie B’s toe: burger, binding en betrokkenheid. Hij dankt de heer Thieme Groen voor zijn presentatie. Besluitvormend 5. Meerjarenbeleidsplan 2015 – 2018 Te besluiten om 1. Kennis te nemen van de ontvangen zienswijzen op de kadernota voor het meerjarenbeleidsplan 2015-2018 en de verwerking hiervan in het meerjarenbeleidsplan; 2. Het algemeen bestuur voor te stellen het bijgevoegde meerjarenbeleidsplan 2015-2018 vast te stellen. Bespreking Mevrouw Van der Tas noemt het plezierig dat er vanuit de omliggende Veiligheidsregio’s betrokkenheid en afstemming is. In één van de zienswijzen wordt het plan ‘teveel brandweer
kenmerk vervolgblad
3 van 6
gekleurd, met te weinig crisisbeheersing en zelfredzaamheid’ genoemd. Ze stemt in met het plan maar is nieuwsgierig naar een reactie op deze zienswijze. De heer Koelewijn stemt in met het Beleidsplan. Hij noemt het belangrijk de relatie met de gemeenteraden te versterken. Kunnen daar indicatoren voor worden vastgesteld waardoor er effectief op gestuurd kan worden? Mevrouw Sievers dankt voor de inhoudelijke steun. Er komt een gesprek met de Veiligheidsregio Friesland over hun zienswijze juist omdat zelfredzaamheid een basiselement in het plan is. Ten aanzien van de indicatoren voor betrokkenheid van gemeenteraden wil zij graag, met elkaar, verkennen hoe op dat punt de intentie scherper te krijgen is en ze wil daar ook met gemeenteraadsleden zelf over spreken. De voorzitter vraagt om een terugkoppeling van het gesprek met de Veiligheidsregio Friesland. Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 6. Regionaal Dekkingsplan Brandweer Te besluiten om Het ‘Regionaal Repressief Dekkingsplan 2015-2018‘ vast te stellen. 1. De bewoners van de gebieden met een opkomsttijd boven de wettelijke norm actief te benaderen en een handelingsperspectief aan te bieden. 2. In de voorjaars- en najaarsnota te rapporteren over de geleverde operationele prestaties en de voortgang van de genomen risicobeheersende maatregelen.
Bespreking Mevrouw Van der Tas zegt dat de situatie van Steenwijkerland afwijkend is ten opzichte van andere gemeenten in de regio. Ze ziet daar aandacht voor in het plan: dat onderstreept ze. Er is een stevige teruggang in opkomsttijd ten opzichte van het eerdere dekkingsplan. Ze vraagt aandacht voor communicatie: het percentage ‘rood’ ligt voor de dekking voor haar gemeente boven de 60% terwijl er wel gesproken wordt over ‘verantwoord’. Ze wil graag een gesprek met de Brandweer hierover en kan zich verder vinden in het plan. De heer Heidema heeft waardering voor het plan. In het proces zijn er enkele leerpunten, het resultaat is prima. Ook de heer Koelewijn spreekt zijn waardering uit. Hij verzoekt richting de bewoners van gebieden waar de brandweer later is dan de norm, goed te communiceren door de Veiligheidsregio (die de lead heeft) in afstemming met de burgemeester. De heer Snijders kan zich vinden in het plan. De samenwerking met de omliggende regio’s noemt hij belangrijk en wil hij graag waarborgen. De voorzitter ziet de opmerkingen van mevrouw Van der Tas als opmaat naar de volgende ronde van het dekkingsplan. Mevrouw Sievers dankt voor de steun voor het plan. Er is sprake van een denkslag omdat er geen kazerne verplaatst is. Een andere benaderingswijze met mediaantijden levert echter een ander beeld op. In de communicatie wordt dat een belangrijk aspect: in de werkelijkheid is er niets veranderd. Waar de brandweer minder snel kan zijn dan in het theoretische model, wordt de aandacht – samen met burgers - verlegd naar de voorkant met een focus op zelfredzaamheid. Er wordt niet gefocust op de verschillen met de vorige situatie: die zijn er in werkelijkheid niet. Mevrouw Sievers wil dit handelingsperspectief oppakken samen met gemeenten. De heer Strien concludeert dat het aantal posten gelijk is gebleven, dat er geen sprake is van bezuiniging et cetera. Er is dus ook geen sprake van: ‘zelfredzaamheid omdat we bezuinigen’. Er is
kenmerk vervolgblad
4 van 6
zelfredzaamheid omdat burgers ook zelf een bijdrage kunnen leveren aan het veiliger maken van de woon- en leefomgeving. De transparantie over de mate van dekking maakt zichtbaar waar de kwetsbare plekken zijn: dat vraagt inderdaad extra aandacht in de communicatie. Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 7. Bezuinigingsvoorstellen Te besluiten om 1.
2. 3.
In te stemmen met de bezuinigingsvoorstellen voor de invulling van de bezuinigingstaakstelling oplopend tot € 740.000 in 2018. De taakstelling loopt na 2018 jaarlijks op tot de totale taakstelling van € 1,1 miljoen in 2024. In te stemmen met het uitwerken van bezuinigingsvoorstellen voor het resterende deel (€ 1.100.000 - € 740.000 = € 360.000) van de taakstelling in 2015 en 2016. In te stemmen met het voorstel voor het inzetten van het surplus aan bezuinigingsvoorstellen voor het afdekken van het financiële risico ten gevolge van de invoering van de werkkostenregeling.
Bespreking De voorzitter dankt de heer Seine voor zijn werk de afgelopen jaren bij het reorganisatietraject en de financiële verdeelsleutel. Hij is hier vandaag voor het laatst: per 1 januari 2015 is er een opvolger. De heer Seine gaat nog een rol spelen bij de herziening van de financiële verdeelsleutel. Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 8. Kaders accountantscontrole Te besluiten om - De kaders vast te stellen voor de accountantscontrole van de jaarrekeningen 2014 en 2015, zoals opgenomen in de bijlage.
Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. Informerend 9. Dienstverleningsovereenkomst & formatieplan Bedrijfsvoering Kennis te nemen van 1. de door het dagelijks bestuur vastgestelde dienstverleningsovereenkomst tussen de Veiligheidsregio en de GGD over het takenpakket van de dienstverlening op het gebied van bedrijfsvoering en de daarbij behorende prestaties. 2. de herziening van het formatieplan voor de eenheid Bedrijfsvoering en de daaruit voortvloeiende reductie van 2,4 formatieplaatsen. 3. de wijzigingen van het functieboek Veiligheidsregio IJsselland volgens bijlage.
Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel. 10. Huisvesting Kennis te nemen van Het definitief ontwerp van het Project IJssellands Werken en Huisvesting en de stand van zaken van de deelprojecten.
kenmerk vervolgblad
5 van 6
De heren Jacco Selles en Julian Wolse (interieurarchitecten) verzorgen een presentatie over de aanpassingen in de diverse brandweerkazernes. Er is daarbij sprake van de huisvesting van de crisisorganisatie in een 24-uurs locatie, het dichter bij elkaar brengen van operatie en beleid, operatie en bedrijfsvoering meer met elkaar in verbinding brengen, een efficiencyslag en implementatie van het nieuwe werken. De presentatie leidt tot de volgende vragen en opmerkingen. Mevrouw Van der Tas merkt op dat de herinrichting luxe oogt afgezet tegen de financiële uitdagingen waar gemeenten op lokaal niveau mee worstelen. De heer Heidema zegt te willen waken voor uitspraken die een verkeerde beeldvorming geven. Er moet één huisstijl komen waarbij het geen verschil maakt of medewerkers in Zwolle, Kampen, Deventer of Hardenberg werken. Er komt samenhang, eenheid en eenduidige kwaliteit die uitnodigt tot flexibel werken. De entree van de kazerne in Zwolle vindt de heer Heidema voor bezoekers te verscholen. Daarnaast vindt hij het gebouw - het hoofdkantoor van de Veiligheidsregio - te ‘rood’. De heer Strien sluit zich aan bij de woorden van de heer Heidema. Hij vraagt of er een voorziening is getroffen voor het parkeren in Zwolle aan de Marsweg. De heer Snijders ziet dezelfde functionaliteit en eenduidigheid als in het gemeentehuis van Hardenberg terug in de ontwerpen. Hij vraagt of de persconferenties gegeven gaan worden in de ruimte van het RBT / ROT. De heer Bilder vraagt of de aanpassingen binnen het budget passen. De heer Koelewijn zegt dat het concept hem aanspreekt. Is er – gerelateerd aan het budget fasering in het werk of gebeurt alles in één keer? Verder vraagt hij zich af of het gekozen concept werkt. De heer Smink merkt op dat zijn ervaring in Arnhem is, waar volgens dit concept gewerkt wordt, dat de inrichting de processen van samenwerking en ontmoeting op gang brengt. De voorzitter sluit zich aan bij de woorden van de heer Heidema dat te zien moet zijn dat het gebouw het hoofdkantoor van de Veiligheidsregio is. Verder merkt hij op dat er qua ruimte gaat worden ingedikt in de kazernes waarbij repressief en preventief personeel bij elkaar komt te zitten. Mevrouw Sievers geeft aan dat het totaalbudget € 80.000 lager is dan er nu structureel besteed wordt. Er wordt strak op de budgetten gestuurd met veel hergebruik van bestaand meubilair. De huidige middelen in de bestaande begroting zijn maatgevend voor de structurele lasten. Ook de incidentele lasten projectkosten blijven binnen de gestelde kaders. De ‘rode’ entree Marsweg wordt blauw met logo’s Veiligheidsregio / GHOR op het gebouw. Het is niet de bedoeling dat medewerkers het gevoel hebben ‘op bezoek’ te zijn bij de brandweer. Bij TNT kunnen parkeerplaatsen worden gehuurd. Persconferenties van het RBT worden gehouden in het eet- / werkcafé of op het centrale plein. 11. Plan van Aanpak Evaluatie GRIP 3 Kampen Kennis te nemen van: De aanpak van de evaluatie van het GRIP 3 incident van 22 oktober 2014: 1. Een evaluatie volgens het Zelf Evaluatie Instrument van de Inspectie Veiligheid &Justitie (hierna IV&J), bestaande uit een administratieve uitwerking van het toetsingskader, en een leerarena CoPI-ROT voor de aanvullende informatie, met als resultaat een rapportage gebaseerd op het toetsingskader Rampenbestrijding op Orde in het format van de inspectie 2. 5 leerarena’s, met als resultaat 5 leerverslagen die samen het leerdossier voor de interne organisatie vormen (Leiding & Coördinatie en IM; Crisiscommunicatie; Bevolkingszorg; Geneeskundige Zorg; Brandweerzorg)
kenmerk vervolgblad
6 van 6
3. 4. 5.
Direct herstellen van operationele randzaken waar crisisfunctionarissen ten tijde van het incident tegenaan liepen De rapportage onder 1, via het Algemeen Bestuur, aan te bieden aan de Inspectie Veiligheid en Justitie als systeemtoets 2014 Het algemeen bestuur wordt geïnformeerd over de bovenstaande procesgang.
Bespreking De heer Koelewijn dankt voor alle inspanningen rond de evaluatie. Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel. 12. Rondvraag De heer Dadema zegt uit te zien naar de samenwerking met de overige burgemeesters. Hij dankt voor de aardige woorden van de heer Heidema bij zijn installatie. De heer Snijders dankt de hulpverleningsdiensten voor hun hulp en inzet bij een tragisch ongeval in zijn gemeente. Hij heeft complimenten over voor de goede samenwerking tussen de regio’s over de provinciegrenzen heen. 13. Sluiting Om 10.25 uur sluit de voorzitter de vergadering.
Vastgesteld op 18 februari 2015
De heer drs. H.J. Meijer
Mevrouw L.J. Sievers, secretaris Namens deze, De heer drs. A.H. Schreuders
Voorzitter
Secretaris
Agendapunt - informatie
aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 18 februari 2015 03. Ingekomen stukken/Mededelingen L.J. Sievers H.J. Meijer
1. Lijst van ingekomen stukken De stukken zijn op te vragen bij het secretariaat * = aan de stukken toegevoegd. Nummer 20150121.01
Datum 27-11-2014
20150121.02
8-12-2014
20150121.03
11-12-2014
20150121.04
15-12-2014
20150121.05
16-12-2014
20150121.06 20150121.07 20150218.01
17-12-2014 18-12-2014 22-01-2015
2. Mededelingen
Onderwerp BDuR-circulaire december 2014 (NCTV/Ministerie V&J) (brief is bijlage van agendapunt 6) Inwinning advies notitie Reikwijdte en Detailniveau capaciteitsuitbreiding A1 Apeldoorn - Azelo (Ministerie Infrastructuur & Milieu) Opvraagbaar bij secretariaat Advies Nationaal investeren in lokaal veiligheidsbeleid (Raad voor Openbaar Bestuur) (bijlage brief opvraagbaar) Multi intake en landelijke meldkamerorganisatie (Veiligheidsberaad) Inventarisatie stand van zaken convenanten tussen drinkwaterbedrijven en veiligheidsregio's (NCTV/Ministerie V&J) Jaarlijkse systeemtest (Inspectie Veiligheid & Justitie) Voortgang N340/N48 en N377 (Provincie Overijssel) Verzoek tot medewerking aan onderzoek in opdracht van het WODC: “Indicatoren voor het presterend vermogen van veiligheidsregio’s” (WODC)
Afdoening DB DB
VD
Bestuur MON t.k.n.
VD t.k.n. DB
\ openbaar bestuur
> R etouradres Postbus 2 0 0 1 1 2500 EA Den Haag
Aan geadresseerde
Raad voor het o p e n b a a r bestuur
•HU V14.007435
Korte Voorhout 7 2 5 1 1 CW Den Haag Postbus 2 0 0 1 1 2500 ĒA Den Haag www.rob-rfv.nl Contactpersoon drs. M.M.S. Mekel T 06-1179 4392
[email protected]
Datum Betreft
11 december 2014
Kenmerk
Advies Nationaal investeren
2014-0000656984
in lokaal
veiligheidsbeleid
Uw kenmerk
Bijlage(n) 1
Geachte heer / mevrouw, Hierbij ontvangt u het advies Nationaal investeren in lokaal veiligheidsbeleid dat de R aad voor het openbaar bestuur op 10 december 2014 heeft aangeboden aan de Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten. Op verzoek van de minister heeft de Raad een strategische agenda voor lokale veiligheid opgesteld. De Raad verwacht dat de strategische agenda de komende jaren een rol gaat spelen in het maatschappelijke debat over lokale veiligheid. Met name de vraag hoe succesvol het overleg over lokale veiligheid is tussen het Rijk en decentrale overheden, zal bepalend zijn voor het werkelijk succesvol kunnen voeren van lokaal veiligheidsbeleid. Het advies is eveneens te downloaden op de website: www.rob-rfv.nl. Ik wens u een inspirerend lezen.
Met vriendelijke groet,
Prof. drs. Jacques Wallage, voorzitter Raad voor het openbaar bestuur
Dr. Kees Breed, secretaris Raad voor het openbaar bestuur en Raad voor de financiële verhoudingen
Pagina 1 van 1
Veiligheidsberaad
Veiligheids beraad
Postbus 7010
ONTVANGEN
17 DEC 2014
6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.veiligheidsberaad.nl
[email protected] 026 355 24 99
Veiligheidsregio IJsselland De heer H.J. Meijer, Voorzitter Veiligheidsregio
Doorkiesnummer
Postbus 1453
026-3552995
8001 BA ZWOLLE
Inlichtingen bij
Hans Lanser Ons kenmerk
V14.007662
Datum
15 december 2014
Onderwerp
Multi intake en landelijke meldkamerorganisatie
UIT 2014 0054
Geachte heer Meijer, In het Veiligheidsberaad is op 28 november jongstleden gesproken over de stand van zaken van de transitie naar de landelijke meldkamerorganisatie (LMO). Daarbij is een aantal onderwerpen aan de orde geweest, waaronder de multi-intake in de nieuwe meldkamer. De afspraak is gemaakt om hierover een brief aan de minister van Veiligheid en Justitie te zenden. U treft een afschrift van die brief bijgaand aan. Tevens doe ik in lijn met het besprokene een oproep aan u om in gesprek te gaan met de ambulancevoorziening in uw regio over het belang van multi-pilots in de volle breedte. Er bestaan verschillende opvattingen over de meest gewenste variant. Het Veiligheidsberaad vindt dat geen van de varianten bij voorbaat moet worden uitgesloten. De in het transitieakkoord voorgenomen onafhankelijke pilots moeten uitwijzen wat de effecten zijn van de verschillende varianten. Op basis daarvan kan worden bepaald in welke variant de burger op verantwoorde wijze zoveel mogelijk in het eerste contact geholpen kan worden. Ook als uw veiligheidsregio niet bestuurlijk verantwoordelijk is voor een ambulancevoorziening is het de moeite waard om het gesprek daarmee aan te gaan. Het is voor de voortgang van de transitie van de meldkamers naar de LMO van belang dat er een gedragen besluit over de invulling van de multi-intake tot stand komt.
Veiligheids beraad
Pagina 2/52
De keuze voor de reikwijdte van de multi-intake is bepalend voor besluiten over personeel, materieel en financiën. Uiteraard ben ik tot een nadere toelichting bereid. Hooga HoogaOTterapíf
7,
V, ire. H.J.J. H.J.J Lenferink •ortefeuillehouder Informatievoorziening van het Veiligheidsberaad
Veiligheidsberaad
Veiligheids beraad
Postbus 7010 6801 HA Arnhem Kemperbergerweg 783, Arnhem www.veiligheidsberaad.nl
[email protected] 026 355 24 99
Doorkiesnummer
Ministerie van Veiligheid en Justiti e De heer mr l.W. Opstelten
026-3552995
Postbus 20301
Inlichtingen bij
2500 EH DEN HAAG
Hans Lanser Ons kenmerk
UIT 2014 0053
Datum
15 december 2014
Onderwerp
Multi intake en landelijke meldkamerorganisatie
Excellentie,
Op vrijdag 28 november jongstleden heeft het Veiligheidsberaad gesproken over de stand van zaken van de transitie van de huidige meldkamers naar de landelijke meldkamerorganisatie (LMO). Dit is gebeurd in het bijzijn van uw directeur-generaal Politie en de landelijk kwartiermaker LMO. Beiden hebben een toelichting gegeven op de stand van zaken van de transitie. Het Veiligheidsberaad constateert dat er op dit moment veel activiteiten plaatsvinden. Er is grote bereidheid om de transitie tot een succes te maken. Dit geldt zeker voor de veiligheidsregio's. Desondanks zijn er zorgen bij de veiligheidsregio's. In onze brief van 4 oktober jl. aan de voorzitter van de bestuurlijke regiegroep, de directeur-generaal Politie, zijn enkele daarvan benoemd. Hij heeft die ook gehoord tijdens zijn ronde langs de voorzitters van de veiligheidsregio's en heeft deze in de vergadering van het Veiligheidsberaad benoemd. Het Veiligheidsberaad hecht eraan deze ook rechtstreeks onder uw aandacht te brengen gelet op het belang van een goed verloop van de transitie. Multi-intake Eén van de belangrijke uitgangspunten van de transitie naar de LMO is de realisatie van een multidisciplinaire intake. De veiligheidsregio's hechten daar veel waarde aan. Het is een randvoorwaarde voor medewerking aan de transitie. In het transitieakkoord is de afspraak gemaakt dat, om de reikwijdte van de uitvraag door de multidisciplinaire centralist te bepalen op basis van onafhankelijke data en pilots, de effecten van de multidisciplinaire intake worden getest. Uitgangspunt hierbij is de burger op een verantwoorde wijze zoveel mogelijk in het eerste contact te helpen. De opvattingen hierover kunnen verschillen, zoals ook nu blijkt bij de voorbereiding van de pilots. Dit geldt zeker voor wat betreft de intake ten behoeve van de geneeskundige hulpverlening. Verschillen in opvatting mogen er zijn. Het is in het kader van de meest optimale hulpverlening aan de burger wel noodzakelijk die objectief te toetsen. Het Veiligheidsberaad wil daarom dat in de pilots alle varianten van multi-intake moeten kunnen worden beproefd (van een volledige multi-intake tot een beperkte). Het Veiligheidsberaad wil hierbij geen blokkade vooraf. De pilots vinden onafhankelijk plaats en moeten duidelijk maken wat de effecten zijn van de verschillende varianten. Indien nodig dient een tijdelijke ontheffing van regelgeving verleend te worden of dient gebruik gemaakt te worden van een laboratorium-omgeving. Een aantal veiligheidsregio's heeft aangegeven mee te willen werken aan een pilot voor een maximale multi-intake.
y
Veiligheids beraad
Pagina
2/3
Dit betreft in ieder geval de veiligheidsregio's Gelderland-Zuid, Hollands Midden, Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid. Het Veiligheidsberaad verzoekt u om deze pilots door de kwartiermaker te laten organiseren met betrokkenheid van alle partijen. Op basis hiervan kan de juiste beslissing voor de toekomst genomen worden.
Tempo Daarnaast dringt het Veiligheidsberaad aan op tempo in de transitie. Het is van belang de periode van onzekerheid zo kort mogelijk te houden, bij voorbeeld over de financiële aspecten. En ook voor het draagvlak bij medewerkers is het noodzakelijk zo spoedig mogelijk zicht te bieden over de inrichting van de LMO. Een aantal veiligheidsregio's geeft bovendien aan dat uitstel van samenvoeging ongewenst is, onder andere omdat zij er al enige tijd klaar voor zijn of omdat operationele risico's en investeringen erom vragen.
Organisatie en sturing De transitie is een zeer complex proces. Het Veiligheidsberaad beschouwt het dan ook als een groot project, los van de formele status die de Twee Kamer er mogelijk aan zou kunnen toekennen. Op basis van de huidige stand van zaken pleit het Veiligheidsberaad voor een robuustere kwartiermakersorganisatie en voor een steviger sturing. Het is cruciaal om de verschillende onderdelen van het project helder te benoemen, een goede plek te geven en in samenhang te sturen. Het Veiligheidsberaad acht de verhouding tot de organisatie van de Nationale politie vanwege de vele veranderingen die bij haar plaatsvinden op dit moment risicovol. Het is gewenst om risico reducerende maatregelen te treffen.
ICT/NMS Eén van de onderdelen van de transitie dat nog onvoldoende geadresseerd is betreft de ICT. Het is voor het welslagen van de nieuwe LMO cruciaal dat er een forse vernieuwingsslag op het terrein van de ICT gemaakt wordt. Dat is alleen al noodzakelijk om als één landelijk virtuele meldkamer te kunnen worden. Het Nationaal Meldkamersysteem (NMS) maakt daarvan deel uit. Het Veiligheidsberaad heeft de uitkomsten van de voorbereidingsfase NMS aan u overgedragen. Het is gewenst om door te pakken, mede gelet op de doorlooptijd die de invoering van een nieuw systeem heeft.
Regionale
diversiteit
De komst van de LMO betekent landelijke standaardisatie in het meldkamerdomein. Het Veiligheidsberaad waarschuwt ervoor om niet te ver door te schieten. Er zijn verschillen tussen veiligheidsregio's waarmee rekening gehouden moet worden. Het gaat dan om verschillende problematieken waarmee meldkamers te maken hebben en verschillende partners waarmee samengewerkt moet worden. In Rotterdam-Rijnmond zijn dit bijvoorbeeld de specifieke risico's rond de haven en de relatie met het havenbedrijf. De LMO dient ruimte te bieden voor regionaal maatwerk.
Veiligheids beraad
Pagina
3/3
Het Veiligheidsberaad wil met het benoemen van bovenstaande punten bijdragen aan het met succes realiseren van de LMO. Uiteraard zijn wij tot nadere toelichting en ondersteuning bereid. We stellen het op prijs dat de directeur-generaal Politie heeft aangegeven de gesprekken in dit kader voort te willen zetten.
Hoogachtend,
Mr. G.H. (Geke) Faber Voorzitter van het Veiligheidsberaad
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Ministerie van Veiligheid en justitie
> Retouradres Postbus 2 0 3 0 1 2500 EH Den Haag
De voorzitters van de veiligheidsregio's
V14.007668
Directie Weerbaarheidsverhoging Afdeling Veiligheidsregio's T u r f m a r k t 147 2 5 1 1 DP Den Haag Postbus 2 0 3 0 1 2500 EH Den Haag www.nctv.nl Contactpersoon B.C.A. van Horck MSc Beleidsmedewerker T 070 7 5 1 55 37
Datum 16 december 2014 Onderwerp Inventarisatie stand van zaken convenanten tussen drinkwaterbedrijven en veiligheidsregio's
Ons kenmerk 590619 Uw kenmerk 576107 Bijlagen 1
Met brief d.d. 21 november j l . heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking tussen de veiligheidsregio's en de drinkwaterbedrijven. Bijgaand zend ik u die brief in afschrift toe. De inventarisatie is mede tot stand gekomen gebruikmakend van de informatie die u mij heeft verstrekt. Ik wil u hartelijk danken voor die medewerking. Ik heb de Kamer toegezegd het Veiligheidsberaad te attenderen op een aantal bij de inventarisatie naar voren gekomen aandachtspunten. Het betreft aspecten die zich in meerdere veiligheidsregio's aandienen en om afstemming vragen. Het Veiligheidsberaad zal ik hierover spoedig informeren.
Hoogachtend, , De Minister yaó-Veiligheid en Justitie namens Ġę/ćeļi
Bij beantwoording
de
datum
en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2014-2015
2 9 517
Veiligheidsregio's
Nr. 89
BRIEF VAN D E MINISTER VAN VEILIGHEID EN J U S T I T I E Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 november 2014 Tijdens het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid, crisisbeheersing en brandweer van 25 september 2014 heb ik toegezegd uw Kamer vóór de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie bij briefte informeren over de stand van zaken over de convenanten die de veiligheidsregio's hebben gesloten met de drinkwaterbedrijven (Kamerstuk 29 517, nr. 88). Om een actueel beeld te verkrijgen heb ik bij de veiligheidsregio's en bij de Vereniging van Waterbedrijven in Nederland (VEWIN), als vertegenwoordiger van de drinkwaterbedrijven, navraag gedaan naar de stand van zaken omtrent de convenanten met de drinkwaterbedrijven. De mij aangeleverde informatie levert het volgende beeld op: Afgesloten
convenanten
23 veiligheidsregio's hebben een convenant met drinkwaterbedrijven gesloten, één veiligheidsregio doet dit vóór het einde van 2014 en één veiligheidsregio doet dit in 2015. Laatstgenoemde regio heeft daartoe inmiddels met haar drinkwaterbedrijven een actielijst opgesteld ter voorbereiding op dit convenant. Risicoprofiel Alle veiligheidsregio's hebben hun risicoprofiel met betrokkenheid van drinkwaterbedrijven opgesteld. De veiligheidsregio's geven aan dat bij nieuwe risicoprofielen wederom de drinkwaterbedrijven betrokken worden. Oefenen In 21 veiligheidsregio's is gezamenlijk met drinkwaterbedrijven geoefend, in vier veiligheidsregio's nog niet. Overigens ervaren veiligheidsregio's en drinkwaterbedrijven een hoge oefendruk. Dit leidt in sommige gevallen,
kst-29517-89 ISSN 0921 - 7 3 7 1 ' s - G r a v e n h a g e 2014
Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 29 517, nr. 89
1
aan beide zijden, tot het afhouden van oefeningen, terwijl regelmatiger oefenen ieders wens is. Begin dit jaar hebben de veiligheidsregio's Kennemerland, Noord-Holland Noord, en Zaanstreek Waterland een Interregionaal Netwerk Vitale Veiligheid Noord-Holland gevormd. Hierin worden op structurele wijze afspraken gemaakt en vindt afstemming plaats over opleiden, trainen en oefenen. De veiligheidsregio's bepalen samen één gezamenlijk oefenmoment met een vitale partner. Dit bevalt de veiligheidsregio's goed en de drinkwaterbedrijven benoemen dit ook als good practice. Alarmering
en
bereikbaarheid
De drinkwaterbedrijven hebben bij alle gemeenschappelijke meldkamers hun bereikbaarheidsgegevens aangeleverd. De veiligheidsregio's zijn in het algemeen van mening dat er ten aanzien van de alarmering en bereikbaarheid afdoende afspraken zijn gemaakt. VEWIN meldt dat volgens de drinkwaterbedrijven in 15 veiligheidsregio's afdoende afspraken op dit gebied zijn gemaakt, maar dat met tien veiligheidsregio's nog specifieke afspraken moeten worden gemaakt over de aard van meldingen en incidenten waarover partijen elkaar dienen te informeren. De betrokken drinkwaterbedrijven zijn/gaan hierover in gesprek met deze veiligheidsregio's en willen dit eind 2014 met doorloop naar 2015 geregeld hebben. Aanstelling liaison en toegang tot netcentrische
applicatie
Alle veiligheidsregio's hebben met de drinkwaterbedrijven afspraken over contactpersonen ten tijde van een incident. De netcentrische applicatie «Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS)» is eigendom van de veiligheidsregio's. Zij hebben afgesproken dat het de afweging van de individuele veiligheidsregio's zelf is om te bepalen of en hoe externe partners een account krijgen. Veiligheidsregio's gaan hier verschillend mee om. Een aantal drinkwaterbedrijven heeft standaard toegang tot LCMS. Een aantal drinkwaterbedrijven krijgt toegang wanneer er een incident plaatsvindt, waarbij de drinkwatervoorziening een aandachtpunt is, en andere regio's wachten op landelijke afspraken hierover. Communicatie- en
voorlichtingsstrategie
In ruim twintig veiligheidsregio's zijn de drinkwaterbedrijven betrokken bij de communicatie- en voorlichtingsstrategie. Bij de overige veiligheidsregio's zijn hierover in de convenanten afspraken gemaakt en volgt de implementatie van deze afspraken uiterlijk in 2015. Deelname
crisisteam
Bijna alle veiligheidsregio's hebben afspraken gemaakt over de participatie van drinkwaterbedrijven in crisis-overlegstructuren. Eén veiligheidsregio maakt deze afspraken in het kader van het dan te sluiten convenant in 2015. Knelpunten Aan de veiligheidsregio's en drinkwaterbedrijven heb ik de vraag voorgelegd of zij nog knelpunten ervaren bij de samenwerking. Een veelgehoord knelpunt is dat regio's te maken hebben met meerdere drinkwaterbedrijven binnen hun gebied en drinkwaterbedrijven op hun beurt weer te maken hebben met meerdere veiligheidsregio's. Dit is voor zowel de veiligheidsregio's als voor de drinkwaterbedrijven een breed
Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 29 517, nr. 89
2
gesignaleerd knelpunt. Regio's geven tevens aan dat de oefendruk om met de verschillende vitale partners en andere crisispartners te oefenen erg groot is. Reactie op de stand van zaken Ik constateer op basis van de mij aangereikte informatie dat in de meeste veiligheidsregio's de samenwerking met de drinkwaterbedrijven formeel is geborgd en dat in de overige veiligheidsregio's dit binnenkort of in 2015 zijn beslag krijgt. Drinkwaterbedrijven hebben te maken met meerdere veiligheidsregio's en veiligheidsregio's met meerdere crisispartners, waaronder vitale waarvan drinkwaterbedrijven er één van zijn. Een good practice hoe hiermee kan worden omgegaan is de aanpak van het Interregionaal Netwerk Vitale Veiligheid Noord-Holland, zoals hierboven beschreven bij het thema oefenen. Belangrijker nog dan de formele kant van de samenwerking is de feitelijke samenwerking. Het vertrouwen in kraanwater en de drinkwatervoorziening is zeer hoog en daardoor staan de consequenties van uitval niet bij iedereen op het netvlies. Drinkwaterbedrijven hebben maatregelen genomen om de kans op- en het effect van uitval te beperken. Veiligheidsregio's en drinkwaterbedrijven hebben elkaar nodig. Zo is tijdige alarmering van drinkwaterbedrijven bij bijvoorbeeld incidenten met gevaarlijke stoffen van groot belang. Dan worden zij in staat gesteld te bepalen of de drinkwatervoorziening in gevaar is en of maatregelen moeten worden getroffen. En indien er sprake is van verstoring of uitval van de drinkwatervoorziening, dan vereist de inzet van nooddrinkwater een enorme logistieke operatie, waarbij veiligheidsregio's en gemeenten een groot aantal taken hebben. Drinkwater is niet alleen een primaire levensbehoefte, maar ook van belang voor de volksgezondheid en economische activiteiten. Ik heb uw Kamer met mijn brief van 2 juli 2014 geïnformeerd over de afspraken die ik heb gemaakt met het Veiligheidsberaad over de drie gezamenlijke doelstellingen. Eén van deze doelstellingen betreft de continuïteit en veerkracht van de samenleving (voorkomen van maatschappelijke ontwrichting door grootschalige uitval van ICT, telecom, energie en drinkwater). Het doel is de verdere aansluiting te versterken van de risico-inventarisaties en de operationele plannen van het Rijk, de veiligheidsregio's en crisispartners en versterking van de samenwerking bij het opleiden, trainen, bijscholen en oefenen. De drinkwatervoorziening is één van de aspecten van deze gezamenlijke doelstelling. Het is van belang dat de samenwerking tussen de veiligheidsregio's en de drinkwaterbedrijven ook nu al waar nodig in de praktijk wordt versterkt. Daarom zal ik bij het Veiligheidsberaad het belang van deze samenwerking onderstrepen, en aandacht vragen voor tijdige alarmering van drinkwaterbedrijven bij bijvoorbeeld incidenten met gevaarlijke stoffen, voor een eenduidige lijn van de veiligheidsregio's bij het verlenen van toegang aan vitale partners tot LCMS en voor het oefenen. Hierbij zal ik de good practice van het Interregionaal Netwerk Vitale Veiligheid Noord-Holland onder de aandacht brengen. 1
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
1
K a m e r s t u k 29 517, nr. 85
Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 29 517, nr. 89
3
Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en justitie
> Retouradres Postbus 2 0 3 0 1 2500 EH Den Haag Inspectie Veiligheid en Justitie
Aan de voorzitter van de veiligheidsregio IJsselland De heer H J . Meijer Postbus 1453 8001 BL Zwolle n u
T u r f m a r k t 147 2 5 1 1 DP
Den Haag
Postbus 2 0 3 0 1
II I II I I II I II IIMill II III! V14.007900
2 5 0 0 EH Den Haag www.ivenj.nl Contactpersoon drs. A. W. Dorst
T 070 370 30 4 8
Ons kenmerk 568547
Datum 17 december 2014 Onderwerp Jaarlijkse systeemtest
Geachte heer Meijer, Naar aanleiding van uw brief van 10 oktober 2014 betreffende de jaarlijkse systeemtest bericht ik u het volgende. In uw brief stelt u voor de grootschalige hoogwateroefening Conecto van oktober/november 2013 te beschouwen als de systeemtest voor het jaar 2013. Tevens geeft u aan dat de veiligheidsregio IJsselland een oefencyclus kent van anderhalfjaar en dat in verband hiermee niet eerder dan in de tweede helft van 2015 opnieuw een systeemtest kan worden gehouden. De inhoud van uw brief is besproken in een telefonische gesprek tussen de Directeur Toezicht van de Inspectie VenJ de heer E. Riks en de voorzitter van de veiligheidsdirectie mevrouw L J . Sievers. In dit gesprek is de afspraak gemaakt dat de veiligheidsregio IJsselland de brand in Kampen op 22 oktober 2014, waarbij sprake was van opschaling naar GRIP 3, zal aanbieden als systeemtest voor het jaar 2013. De veiligheidsregio zal dit incident conform de systematiek van de Inspectie VenJ evalueren en in de rapportage specifiek aandacht besteden aan de crisiscommunicatie tijdens dit incident. De Inspectie VenJ zal begin 2015 in een gesprek met mevrouw Sievers nader overleggen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de veiligheidsregio de oefening Conecto als systeemtest voor het jaar 2013 kan aanbieden. Ik vertrouw er op u hiermee voor het moment voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoofd Inspectie
Veiligheid en Justitie
Bij beantwoording en ons kenmerk
de datum vermelden.
Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
ONTVANGEN Ì 9 DEC 2014
Luttenbergstraat 2
iiiiiiuiiiiii min mi
1
Postbus 10078
V14.007667
8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
;;
-
[email protected]
-
Veiligheidsregio Dsselland Postbus 1453 8 0 0 1 BL Zwolle
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121 Inlichtingen bij De heer Henry Uiterwijk telefoon 038 499 71 23
[email protected]
Onderwerp: Voortgang N340/N48 en N377
Datum
18.12.2014 Kenmerk
2014/0355580 Pagina
1
U w brief
Uw k e n m e r k
Geachte heer/mevrouw , Met deze brief wordt u geïnformeerd over de voortgang van het provinciale project N340/N48 en N377. U krijgt deze brief omdat u onze nieuwsbrief ook ontvangt. Heroverweging Op 23 april 2014 hebben Provinciale Staten besloten tot de heroverweging van de N340/N48 en N377, met als doel om binnen het bijgestelde budget van e 160 miljoen zoveel mogelijk maatregelen uit te voeren. Nieuwe ontwerpen Met de nieuwe kaders zijn wij aan de slag gegaan. De ontwerpen voor de N377 zijn tegen het licht gehouden. Voor de N340/N48 is het deel van A28 tot Ankummerdijk grotendeels gelijk gebleven, maar vanaf die locatie moest een geheel ander schetsontwerp gemaakt worden, dat past binnen de kaders van het al vastgestelde Provinciale Inpassingsplan. Voortgang voorbereidende werkzaamheden Een heroverweging betekent meer dan alleen ontwerpen aanpassen. Dit heeft ook invloed op de lopende processen, zoals de grondverwerving. Zo was niet meer helder welke gronden (nog) nodig waren vanwege het andere schetsontwerp. Met sommige grondeigenaren was ten tijde van de heroverweging al mondeling of schriftelijk overeenstemming. Die dossiers zijn zorgvuldig afgerond. Als gevolg van de heroverweging moesten ook Gasunie, ProRail, TenneT en het Waterschap Groot Salland hun werkzaamheden opnieuw inplannen. Dat is inmiddels gebeurd. TenneT heeft de contracten voor het aanpassen van de hoogspanningsleidingen nabij het spoor gegund en zal die in de eerste helft van 2015 uitvoeren. Ook de leiding van de Gasunie bij de Hessenpoort wordt in 2015 verlegd. We kunnen nog niet aangeven wanneer we starten met de uitvoering. Er zijn nog veel zaken die daar invloed op hebben. Met name de onzekerheid wat betreft de grondverwerving en de doorlooptijd die daar voor nodig kan zijn.
Bijlagen
Datum verzending
^Qverijssel
provincie
Om er voor te zorgen dat er zoveel mogelijk maatregelen uitgevoerd kunnen worden zijn we van plan de werkzaamheden in één contract te gunnen. Dit zorgt ervoor dat de toekomstige aannemer zijn werkzaamheden beter en slimmer op elkaar kan afstemmen en zo efficiënter kan werken. Zo krijgen we m e e r ' w a a r ' voor ons geld. Hoe g a a n w e v e r d e r ? De schetsontwerpen voor de N340 en N48 worden nu op haalbaarheid onderzocht. Ook bepalen we samen met onze bestuurlijke partners het zogenaamde optimalisatiepakket. Dat bestaat uit de maatregelen die de aannemer, op basis van een rangorde, gaat uitvoeren binnen de plafondprijs. Na de aanbesteding weten we hoeveel en welke maatregelen dat zullen zijn. Naar verwachting nemen Gedeputeerde Staten het eerste kwartaal van 2015 een besluit over de rangorde van de maatregelen in het optimalisatiepakket. Zodra Gedeputeerde Staten een besluit hebben genomen wordt u daarover geïnformeerd. V r a g e n of c o n t a c t Datum
18.12.2014 Kenmerk
2014/0355580 Pagina
2
Heeft u na het lezen van deze brief nog een vraag? Kijk dan voor meer informatie op onze websites www.overi1ssel.nl/n340 of www.overiissel.nl/n377. Daar vindt u ook de laatste informatiebrief die naar Provinciale Staten is gestuurd. Kunt u het antwoord op uw vraag niet vinden? Dan kunt u contact opnemen via telefoonnummer 038 499 71 18, of met een email naar
[email protected] of n377(5)ovemssel,nl. U kunt ook bellen met omgevingsmanager Henry Uiterwijk. Hij is bereikbaar via telefoonnummer 038 499 71 23.
Uw k e n m e r k
Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten var
van Ommen, projectmanager N340/N48 en N377.
Wilt u in uw correspondentie met de provincie Overijssel: * één onderwerp per brief hanteren; * het in deze brief opgenomen kenmerk vermelden.
provinci
^Qverijssel
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Min isterie van Veiligheid en lustitie
>
Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Veiligheidsregio IJsselland De heer H.J. Meijer (voorzitter) P/a: Postbus 10007 8000 GA ZWOLLE H.J.Meijerl©zwolle.nI
CC:
mw. L.J. Sievers (voorzitter Veiligheidsdirectie Veiligheidsregio IJsselland) L.Sievers(veiIiciheidsreg io—ijssella nd ni
Afdeling Extern Wetenschappelijke Betrekkingen (EWB) Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.wodc.nI Contactpersoon Theo van Muliekom Projectbegeleider 06
—
528 77 086
t. 1. v n m ul leko m m in veni n .
Datum Onderwerp
22 januari 2015 Verzoek tot medewerking aan onderzoek in opdracht van het WODC: “Indicatoren voor het presterend vermogen van veiligheids regio’s” (WODC-projectnummer 2427)
Ons kenmerk 2427/609332
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Geachte heer Meijer, In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie doet de Technische Universi teit Delft, in samenwerking met KWINK groep, onderzoek naar het inzichtelijk maken van het presterend vermogen van veiligheidsregio’s. Meer specifiek is de vraag ten eerste in hoeverre en hoe het mogelijk is om een stelsel van indicato ren te ontwikkelen waarmee een beeld kan worden verkregen van het presterend vermogen van veiligheidsregio’s, ten tweede in hoeverre dat wenselijk is vanuit het perspectief van betrokken actoren. De achterliggende gedachte is dat het presterend vermogen van veiligheidsregio’s nu te zeer wordt uitgedrukt in randvoorwaardelijke termen (zoals naleving wettelijke normen, organisatie-eisen) in plaats van in wat de veiligheidsregio’s feitelijk leveren aan output en outcome. Het onderzoek is een uitvloeisel van het rapport van de Commissie Hoekstra, die in 2013 een advies heeft uitgebracht aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de Wet veiligheidsregio’s en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbe heersing. Daarbij bleek de behoefte aan inzicht in het presterend vermogen van veiligheidsregio’s breder te leven. Dit onderzoek geeft daar een invulling aan. Een onderdeel van het traject is een praktijkonderzoek in drie veiligheidsregio’s. Graag zouden wij uw veiligheidsregio in het praktijkonderzoek betrekken. Het voornemen is om in deze drie veiligheidsregio’s te spreken met bestuurders, ma nagers en functionarissen op uitvoerend niveau. Het praktijkonderzoek loopt in februari en maart van dit jaar. Ik zou het zeer op prijs stellen als u bereid bent om uw medewerking te verlenen aan het onderzoek. De inbreng van u en uw veiligheidsregio is van belang voor het verkrijgen van een zo rijk mogelijk beeld van de (on-)mogelijkheden om het presterend vermogen van veiligheidsregio’s meer te baseren op de output en outcome die ze leveren. U zult op korte termijn worden benaderd door de onderzoe kers.
Pagina 1 van 2
Ik hecht eraan om te benadrukken dat uitspraken in het eindrapport niet herleid baar zullen zijn naar individuele personen. Evenmin zal in het eindrapport een oordeel worden gegeven over het feitelijke presteren van regio’s. Wel kunnen er vanuit de regio’s voorbeelden worden aangehaald als dat functioneel is voor het betoog.
Afdeling Extern Wetenschappelijke Betrekkingen (EWB) Ons kenmerk 2427/609332
Voor vragen over dit verzoek of over het onderzoek kunt u terecht bij: • de heer prof.dr. Hans de Bruijn van de Technische Universiteit Delft: 015 2787 169, i.a.debruiintudelft.nl; of de heer ir. Maarten Noordink van KWINK groep: 06 3449 1622,
[email protected]; • de heer drs. Theo van Mullekom van het WODC: 06 528 77 086,
[email protected]. —
—
—
De bevindingen van het praktijkonderzoek in de drie regio’s worden in een latere fase gespiegeld met inzichten uit de andere regio’s. Uiteindelijk resulteert dit in het voorjaar van 2015 in een eindrapport. Ik dank u bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking.
Hoogachtend,
Prof. dr. F.L. Leeuw, directeur
Pagina 2 van 2
Agendapunt - besluitvormend
aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 18 februari 2015 04. Convenant Veiligheidsregio’s, Politie en Prorail L.J. Sievers H.J. Meijer
Te besluiten 1. In te stemmen met het convenant tussen Veiligheidsregio IJsselland, Veiligheidsregio Twente, Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, Politie en ProRail en hiermee afspraken te maken over onder meer risicobeheersing, deelname overlegvormen risico- en crisiscommunicatie, melding en alarmering, leiding en coördinatie, op- en afschalen en informatiemanagement; 2. De voorzitter Veiligheidsregio IJsselland het convenant op een nader te bepalen tijdstip namens Veiligheidsregio IJsselland te laten ondertekenen; 3. Het Veiligheidsbureau de opdracht te geven de samenwerkingsafspraken te monitoren en eventueel aan te passen in de bijbehorende regionale afsprakenlijst.
Inleiding Door het Veiligheidsberaad is een aantal modelconvenanten met vitale partners ontwikkeld. De inhoud van de convenanten staat vast. De bijbehorende afsprakenlijst is regionaal opgesteld door vertegenwoordigers van betrokken partijen. Het voorliggende convenant met afsprakenlijst is het resultaat van nauwe samenwerking tussen de vijf veiligheidsregio’s (Twente, IJsselland, Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid), Politie en ProRail. Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten Het maken van samenwerkingsafspraken met crisispartners over (de voorbereiding op) rampen en crisisbeheersing. Argumenten a. Het convenant sluit aan bij de wensen en behoeften van Veiligheidsregio IJsselland Veiligheidsregio IJsselland wil samenwerkingsafspraken maken met haar partners over de (voorbereiding op) rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het convenant sluit hierbij aan door
kenmerk vervolgblad
2 van 3
afspraken te maken over: risicobeheersing, risico- en crisiscommunicatie, melding en alarmering, leiding en coördinatie, deelname overlegvormen, deelname crisisteams, veiligheid en informatiemanagement. b. Het convenant en bijbehorende afsprakenlijst sluiten aan bij het landelijk modelconvenant tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail dat is vastgesteld door het Veiligheidsberaad. Het bestuur van Veiligheidsregio IJsselland heeft aangegeven, voor samenwerkingsafspraken met partners, aan te willen sluiten bij de modelconvenanten van het Veiligheidsberaad. Het voorliggende convenant is een resultante daarvan. c. In de veiligheidsregio’s in Oost-Nederland wordt hetzelfde convenant en bijbehorende afsprakenlijst aan het bestuur ter besluitvorming voorgelegd. Het ondertekenen van hetzelfde convenant bevordert de uniformiteit in afspraken en werkwijze. Risico’s n.v.t. Middelen In principe heeft het convenant geen financiële consequenties voor Veiligheidsregio IJsselland. Partijen achten het alleen wenselijk om gezamenlijke afspraken te maken met betrekking tot rampenbestrijding en crisisbeheersing, zonder elkaars taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, dan wel de wettelijke basis daarvoor, te willen beïnvloeden. Communicatie De afsprakenlijst is tot stand gekomen door een interregionale projectgroep met vertegenwoordigers van alle betrokken organisaties. Binnen Veiligheidsregio IJsselland is een concept afsprakenlijst ter consultatie voorgelegd aan de kolommen en de betrokken functionarissen op de gebieden risicocommunicatie, opleiding, trainen en oefenen, informatiemanagement en kwaliteitszorg. Net als bij de ondertekening van de voorgaande convenanten besteden we op internet en intranet en in de nieuwsbrief van Veiligheidsregio IJsselland aandacht aan de ondertekening van het convenant.
kenmerk vervolgblad
3 van 3
Vervolg 1. Behandeling dagelijks bestuur 2. Besluitvorming algemeen bestuur 3. Nader te bepalen datum: ondertekening door voorzitter Veiligheidsregio
Bijlagen 1. Convenant voor regionale samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio Twente, Veiligheidsregio IJsselland, Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, Politie en ProRail 2. Afsprakenlijst behorend bij het ‘ Convenant voor regionale samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio Twente, Veiligheidsregio IJsselland, Veiligheidsregio Noord- en OostGelderland, Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, Politie en ProRail’
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail Partijen A. De Veiligheidsregio Twente, de Veiligheidsregio IJsselland, de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland, de Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden en de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, vertegenwoordigd door haar voorzitter, hierna te noemen "Veiligheidsregio"; B. De regionale eenheid Oost Nederland van de nationale politie, vertegenwoordigd door de politiechef van de eenheid Oost-Nederland, hierna te noemen "Politie"; C. De wettelijke beheerder van de spoorweginfrastructuur in Nederland zoals omschreven in de spoorwegwet, hierna te noemen ProRail; Overwegende, dat
1
-
de Spoorsector door het Kabinet, als onderdeel van de vitale sector transport, aangemerkt is als vitaal voor de Nederlandse samenleving;
-
afspraken tussen ProRail en de vervoerders geen deel uit maken van dit convenant. Dit is binnen de spoorsector geregeld;
-
iedere partij zijn eigen verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden heeft op het gebied van risicobeheersing, rampenbestrijding en crisisbeheersing die in de diverse wet- en regelgeving zijn vastgelegd1 en deze blijven door dit convenant ongewijzigd;
-
afstemming en samenwerking nodig is tussen de Veiligheidsregio, Politie en ProRail om te komen tot verantwoorde risicobeheersing en een adequate crisisbeheersing in relatie tot (dreigende) verstoring of uitval van het treinverkeer;
-
het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (Atb) buiten de reikwijdte van het convenant valt en afspraken in dit kader met de ondertekening van het convenant dan ook niet wijzigen en bij het inventariseren van de onderhavige risico’s een allhazards-approach zal worden gevolgd;
-
partijen het wenselijk achten om gezamenlijk afspraken te maken met betrekking tot rampen en crises gerelateerd aan (dreigende) verstoring of uitval van treinverkeer, zonder elkaars taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, dan wel de wettelijke basis daarvoor, te willen beïnvloeden of over te nemen;
-
partijen afspraken met betrekking tot de voornoemde samenwerking willen vastleggen in een convenant;
-
bij een landelijke ramp of crisis de landelijke crisisorganisatie op nationaal niveau in werking treedt, waarover in dit convenant geen afspraken zijn opgenomen, waarbij regionale afspraken wel blijven gelden voor de bestrijding;
Zie hiervoor ook Bestuurlijk Netwerkkaarten Crisisbeheersing. Zie bijlage 1. Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
1
-
een regiospecifieke actielijst deel uitmaakt van het convenant, en ten behoeve van de borging van de afgeronde actiepunten deze geoperationaliseerd worden in de dagelijkse bedrijfsprocessen en in de crisisplannen van partijen.
Spreken partijen met elkaar af: Algemeen Artikel 1
Doel De effectieve voorbereiding en afhandeling van incidenten op en rondom het spoor en dit te realiseren door partijen te laten samenwerken. Dit uit zich onder andere in: - Het vergroten van de kennis van elkaars organisatie en processen; - Het gebruik maken van elkaars expertise op elk moment in de veiligheidsketen; - Het gezamenlijk oefenen.
Artikel 2
Citeertitel Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio's, Politie en ProRail.
Artikel 3
Maatschappelijk belang Partijen spannen zich in om de hinder voor reizigers in treinen en op stations zoveel mogelijk te beperken. Partijen spannen zich ook in de risico’s van goederenvervoer inzichtelijk te maken en zoveel mogelijk te beperken. Afhandeling van treinincidenten betreft altijd eerst redding, bestrijding en eventueel onderzoek. Tegelijkertijd streven partijen er samen naar om: - reizigers in de treinen te ontzetten en reizigers op de stations door te laten reizen; - economische schade voor reizigers- en goederenvervoer te minimaliseren. Risicobeheersing
Artikel 4
Risicobeheersing Ten behoeve van het optimaliseren van de risicobeheersing: - levert ProRail een inhoudelijke bijdrage aan de risicoanalyse van de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio verwerkt deze analyse zonodig in het regionale risicoprofiel; - streven partijen ernaar om risico’s van goederenvervoer en risico’s bij incidenten met gevaarlijke stoffen voor onder andere omwonenden van spoorwegen en emplacementen inzichtelijk te maken en zoveel mogelijk te beperken; - ProRail en de Politie kunnen afspraken maken omtrent de bewaking en beveiliging van in de regio gelegen kwetsbare spoorgerelateerde infrastructuur en objecten.
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
2
Communicatie Artikel 5
Risicocommunicatie ("koude fase") - Partijen stemmen onderling de voorlichtings- en communicatiestrategie af; - ProRail levert aan de Veiligheidsregio inhoudelijke informatie over goederenvervoer, in het bijzonder vervoer van gevaarlijke stoffen, ten behoeve van de risicocommunicatie; - De risicocommunicatie wat betreft passagiersvervoer naar het personeel en de reizigers is een verantwoordelijkheid van de vervoerder; - De risicocommunicatie opgelegd in milieuvergunningen bij emplacementen voor de spoorwegbeheerder, is een verantwoordelijkheid van de vergunninghouder.
Artikel 6
Crisiscommunicatie ("warme fase") - Het openbaar bestuur is verantwoordelijk voor de crisiscommunicatie, zodra zij betrokken is, ProRail levert de hiervoor gewenste bijdrage; - Bij een incident met een bovenlokaal karakter vindt met betrekking tot (het voorbereiden van) crisiscommunicatie afstemming plaats tussen de Veiligheidsregio en ProRail; - In geval van (terreur)dreiging wordt voorlichting en communicatie afgestemd met de verantwoordelijke (landelijke) autoriteiten.
Artikel 7
Melding en alarmering - Partijen wisselen relevante bereikbaarheidsgegevens ten behoeve van melding en alarmering uit; - Alarmering en melding van en naar partijen vindt wederzijds plaats via de (gemeenschappelijke) meldkamer in de Veiligheidsregio en het centrale meldpunt van ProRail (back office); - De (gemeenschappelijke) meldkamer in de Veiligheidsregio ontvangt van ProRail een melding. - Voor de afstemming van de opvang van reizigers bij ernstige verstoring van de treindienst, verzorgt ProRail de melding hierover aan de Veiligheidsregio met als doel de juiste functionarissen met elkaar in contact te laten treden om de opvang af te stemmen.
Artikel 8
Noodcommunicatie Partijen maken afspraken over inzet, gebruik en de procedures ten aanzien van noodcommunicatie. Leiding en coördinatie
Artikel 9
Afstemming planvorming - Bij nieuw te ontwikkelen plannen of wijzigingen van reeds bestaande plannen voor de risico- en crisisbeheersing, op of gerelateerd aan het terrein van spoor, betrekken en informeren partijen elkaar. Partijen zijn verantwoordelijk voor de wijziging, implementatie en borging van de plannen in de eigen organisatie; - ProRail wordt door de Veiligheidsregio benaderd om een bijdrage te leveren aan het Beleidsplan en het Crisisplan van de Veiligheidsregio waarin regiospecifieke aandachtspunten aan de orde komen; - De Veiligheidsregio stelt een treinincident managementplan (TIM plan) op, conform een afgesproken landelijk format. ProRail draagt bij aan de totstandkoming van het TIM plan door hiervoor informatie te verstrekken; - ProRail zal jaarlijkse landelijke informatiebijeenkomsten houden voor de convenantpartijen om inzicht te geven in haar activiteiten wat
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
3
betreft risicobeheersing en incidentenregie organisatie, zoals afspraken met vervoerders, vervoer gevaarlijke stoffen en bijvoorbeeld treinincident scenario’s. Artikel 10
Vertegenwoordiging regulier overleg ("koude fase") - Partijen maken afspraken over de vertegenwoordiging in elkaars overlegstructuren teneinde de samenwerking te bevorderen.
Artikel 11
Participatie crisisteams ("warme fase") - Liaisons van ProRail maken desgevraagd deel uit van de operationele en bestuurlijke overlegstructuren van de Veiligheidsregio’s; - In overleg met betrokken partijen kan in voorkomende gevallen de werkwijze en het uitbrengen van liaisons anders worden georganiseerd, waaronder het desgevraagd afvaardigen van een liaison van de Veiligheidsregio en/of de Politie naar het crisisteam van ProRail.
Artikel 12
Opleiden, trainen en oefenen - Partijen maken capaciteit vrij voor het gezamenlijk ontwikkelen van scenario’s ten behoeve van opleiden, trainen en oefenen, het voorbereiden en evalueren van oefeningen en het implementeren van de verbeterpunten; - Partijen organiseren oefeningen met elkaar en stemmen hun meerjarig oefenbeleid en de planning hiervan op elkaar af; - De oefenplannen zullen door beide partijen worden geëvalueerd. Aan deze evaluaties zullen alle partijen hun medewerking verlenen.
Artikel 13
Regiogrensoverschrijdend incident In geval van een regiogrensoverschrijdend incident, waarbij meerdere Veiligheidsregio’s betrokken zijn, organiseert de bronregio, indien gewenst, voor ProRail één aanspreek- en coördinatiepunt vanuit de verschillende Veiligheidsregio’s. Veiligheid
Artikel 14
Veiligheidsmaatregelen - Partijen houden zich aan de van toepassing zijnde (wettelijke) veiligheidsmaatregelen en richtlijnen; - ProRail levert de hulpverleningsdiensten een veilige werkplek ten behoeve van het uitvoeren van hun functie in de warme fase Informatiemanagement
Artikel 15
Werkwijze en informatievoorziening Partijen wisselen via op elkaar afgestemde (digitale) standaarden informatie (brongegevens) uit.
. Uitwerking Artikel 16
Uitwerkingsvoorstellen (actielijst) - Partijen maken een actielijst (zie bijlage 2) ten behoeve van een concrete uitwerking van dit convenant in de Veiligheidsregio; - Partijen evalueren jaarlijks gezamenlijk de actielijst en actualiseren deze indien nodig; - De Veiligheidsregio neemt het initiatief tot het uitwerken, bijhouden en de evaluatie van de actielijst.
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
4
Artikel 17
Kosten Partijen dragen elk hun eigen kosten met betrekking tot de uitvoering van de afspraken uit dit convenant, tenzij anders wordt overeengekomen.
Artikel 18
Inwerkingtreding en looptijd Dit convenant treedt in werking na ondertekening door alle in dit document genoemde partijen en geldt voor onbepaalde tijd.
Artikel 19
Beheer - Het Veiligheidsberaad draagt zorg voor het beheer van het landelijk model convenant; - De Veiligheidsregio draagt zorg voor het beheer van het regionale convenant; - De Veiligheidsregio, de Politie en ProRail zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het regionale convenant binnen de eigen organisatie; - Het Veiligheidsberaad en Prorail monitoren de voortgang van de implementatie van het regionale convenant.
Artikel 20
Wijziging of beëindiging - Indien één (of meerdere) van de partijen wijzigingen wil aanbrengen in het convenant, wordt het voorstel ter goedkeuring voorgelegd aan het Veiligheidsberaad, het ministerie van VenJ, ProRail en het ministerie van I&M; - Indien één (of meerdere) van de partijen wijzigingen wil aanbrengen in de afspraken binnen de actielijst, treden de partijen hiertoe met elkaar in overleg; - Iedere partij kan de in dit convenant gemaakte afspraken beëindigen. Zij doet dit middels een schriftelijke, gemotiveerde mededeling aan de andere partijen, waarna de partijen met elkaar in overleg treden.
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
5
Ondertekening Aldus overeengekomen en getekend Veiligheidsregio Twente
Veiligheidsregio IJsselland
Datum: Plaats:
Datum: Plaats:
drs. S.W.J.G. Schelberg Voorzitter
drs. H.J. Meijer Voorzitter
Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Datum: Plaats:
Datum: Plaats:
drs. J.C.G.M. Berends Voorzitter
H.J. Kaiser Voorzitter
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Politie Eenheid Oost De Korpschef van politie, Namens deze de politiechef van de eenheid Oost Nederland Namens deze,
Datum: Plaats:
Datum: Plaats:
drs. H.F.M. Bruls Voorzitter
P.A. Slort Hoofd Operatiën
ProRail
Datum: Plaats: ing. J.A.H. Mulder Regiodirecteur Relatiebeheer Noordoost
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
6
BIJLAGE 1
Bestuurlijke netwerkkaarten
Deze informatie is overgenomen uit de bestuurlijke netwerkkaart voor spoorvervoer.
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
7
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
8
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
9
In onderstaande figuur staan in één oogopslag de verbanden binnen en tussen de algemeen-bestuurlijke kolom en de functionele kolom. Figuur 1. Verbanden tussen kolommen
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
10
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
11
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio’s, Politie en ProRail def 01.12.2014
12
Agendapunt - Besluitvormend aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 18 februari 2015 05. Opdracht Evaluatie regionale samenwerking gemeentelijke kolom H. Zwart M.A.J. van der Tas
Te Besluiten: 1. De opdracht voor evaluatie van de regionale samenwerking gemeentelijke kolom vast te stellen en de resultaten hiervan rond de zomer 2015 tegemoet te zien 2. In het Algemeen Bestuur te bespreken of er nog aanvullende onderwerpen zijn, die aanvullend in deze evaluatie meegenomen moeten worden.
Inleiding Het team bevolkingszorg heeft de afgelopen tijd een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Ondanks deze inspanningen zijn er signalen dat het functioneren van dit team onder druk staat. De portefeuillehouder bevolkingszorg heeft daarom samen met de coördinerend functionaris gemeenten een eerste verkenning gemaakt van deze signalen met als doel te bepalen of er sprake is van daadwerkelijke knelpunten. Van daaruit kunnen aansluitend waar nodig verbeterstappen worden gezet. Deze eerste verkenning is in het DB van 21 januari 2015 besproken. Uit deze bespreking is gebleken dat meerdere gemeenten de signalen herkennen. Mede op basis hiervan stelt de portefeuillehouder voor om te komen tot een evaluatie van het team bevolkingszorg zoals we dat nu in onze Veiligheidsregio georganiseerd hebben. Inmiddels zijn we twee jaar op weg is en dit is een goed moment om te bepalen waar we staan en tegen welke knelpunten we aanlopen. Deze knelpunten kunnen we aangrijpen om gerichte verbeterstappen te gaan zetten om bevolkingszorg verder te ontwikkelen. In dit voorstel zijn de processtappen van bovengenoemde evaluatie uitgewerkt. Een opdrachtformulering voor die evaluatie ligt voor. Achtergronden In grote lijnen blijkt uit de eerste verkenning van de signalen uit de gemeentelijke kolom dat de volgende punten onderwerp moeten zijn van evaluatie. De achtergronden bij deze onderwerpen is in de bijlage weergegeven: 1. 2. 3. 4.
Invulling van vacatures bevolkingszorg urenbelasting opleidingen en oefeningen verdeling en uitvoering regionale taken onevenwichtigheid tijdens inzetten
Evaluatie, opdrachtformulering. Met gebruikmaking van de eerste verkenning, gaan we een bredere analyse uitvoeren naar het functioneren van de kolom gemeenten/bevolkingszorg. Het is de bedoeling om een beknopte evaluatie te houden en de aandacht vooral te besteden aan het uitwerken van werkbare oplossingsrichtingen die binnen een redelijke termijn uitgerold kunnen worden. Opdracht en Onderzoeksvragen: De opdracht luidt als volgt: Formuleer voor de zomer 2015 op basis van een concrete analyse oplossingen voor de geconstateerde knelpunten in de samenwerking binnen de gemeentelijke kolom. De insteek hierbij is de oplossingen in 2015 ook daadwerkelijk te effectueren. De volgende vragen staan centraal in de opdracht: I. Hoe is de huidige organisatie van Bevolkingszorg tot stand gekomen en welke uitgangspunten liggen daaraan ten grondslag ? II. Wat gaat daarin goed, wat zijn successen ? III. Wat zijn de knelpunten, wat zijn de oorzaken daarvan en welke verbetering is nodig op basis van deze constateringen? IV. Welke verbetervoorstellen zijn denkbaar en haalbaar om bovengenoemde knelpunten aan te pakken? Welke organisatorische en financiële consequenties vloeien daar uit voort?
Opdrachtnemer en procesbegeleider. Bestuurlijke opdrachtnemer is portefeuillehouder Bevolkingszorg: burgemeester M. van der Tas. Voor de uitvoering van deze analyse is het voorstel een procesbegeleider in te zetten voor de uitvoering van onderstaande processtappan 1 t/m 7. Het heeft de voorkeur een procesbegeleider in te zetten die wat meer op afstand staat van de gemeentelijke kolom en daardoor in staat is relatief objectief deze opdracht uit te voeren. Ons voorstel is daarom om het Hoofd Veiligheidsbureau, Richard Kamphuis, hiervoor in te zetten, in samenwerking met een externe collega Hoofd Veiligheidsbureau uit een andere regio. Processtappen
1) 1e verkenning (reeds afgerond) en inventarisatie aanvullende onderwerpen in het AB 2) 3) 4) 5) 6) 7)
(gereed 18 februari 2015) Inzichtelijk maken van de huidige organisatie inclusief de keuzes die daarin gemaakt zijn in het verleden (hoe zijn we gekomen tot de situatie waar we nu staan?) (gereed 1 maart 2015) (groeps)interviews met betrokkenen uit het veld (piketfunctionarissen), ACB’ers, gemeentesecretarissen, directie, bestuurders (gereed 1 april 2015) Analyse bevindingen en formulering oplossingsrichtingen (gereed 1 mei 2015) Expertsessie met externe deskundigen op het terrein van bevolkingszorg (bijv. met mensen uit andere regio’s, of LOCGS) waarmee de uitkomsten van stap 1 t/m 4 besproken worden (gereed 1 mei 2015) Verbetervoorstel opstellen (bespreken in diverse gremia voordat het in de besluitvorming gaat (gereed 1 juni 2015) Doorvoeren verbeterplannen (vanuit de procesverantwoordelijkheid bevolkingszorg) (gereed 31 december 2015).
Vervolg Na een positief besluit in het Algemeen Bestuur van 18 februari 2015 worden de processtappen conform planning doorlopen. Kring Gemeentesecretarissen 7 mei 2015 (bespreking eerste concepten) 11 juni 2015 (definitief voorstel) Brainstorm Bestuurdersdag 13 mei 2015 Dagelijks Bestuur 10 juni 2015 Algemeen Bestuur 24 juni 2015. NB. In de Kring komt deze evaluatie de komende maanden als vast agendapunt terug.
Bijlage: eerste verkenning regionale samenwerking gemeentelijke kolom Het team bevolkingszorg heeft de afgelopen tijd een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Ondanks deze inspanningen zijn er signalen dat het functioneren van dit team onder druk staat als gevolg van een aantal knelpunten. Deze memo vormt een eerste verkenning van deze signalen. De memo betreft daarmee nog geen uitputtende analyse van de knelpunten. Uit de signalen zijn de volgende knelpunten af te leiden: 1. Moeizaam invullen vacatures: Er zijn op dit moment een aantal vacatures binnen team bevolkingszorg. Het kost veel moeite om de vacatures binnen een redelijke termijn ingevuld te krijgen. Met name de invulling van de functie van Algemeen Commandant en Teamleider vormen hierbij een knelpunt, aangezien dit sleutelfuncties zijn. In onderstaande tabel is het actuele overzicht van openstaande vacatures weergegeven:
Cluster Zwolle/Kampen
Vacature Informatie coördinator bevolkingszorg Teamleider Nazorg (per 1-1-2015) Procesondersteuner nazorg (per 1-1-2015 Noordwest geen Ommen/Hardenberg Algemeen Commandant OvD-bevolkingszorg Teamleider Opvang en Verzorging Coördinator Opvang Mens en Dier Teamleider Registratie Slachtoffers/Informeren Verwanten Procesondersteuner nazorg Zuid Procesondersteuner Registratie schade De vraag is of de openstaande functies betekent dat er te weinig belangstelling is vanuit de gemeenten. Er speelt namelijk ook mee dat het inzetten van medewerkers in het team bevolkingszorg ook capaciteitsproblemen oplevert. De intensivering van activiteiten binnen bevolkingszorg heeft tot gevolg dat mensen hier extra uren aan kwijt zijn. Bij de een levert dat een agenda-technisch probleem op en bij de ander een financieel probleem omdat er geen compensatie van uren in de formatie plaatsvindt. Alle inzet (cursus, training, oefening en inzet) in het komende jaar (en verder) moet uit de reguliere budgetten en formatie van de teams komen die de betreffende functionarissen leveren. Dit maakt de inzet van mensen voor dergelijke functies doorgaans niet aantrekkelijk. Opleidingen en oefeningen: vanuit de gemeenten wordt aangegeven dat het opleidingsen oefenprogramma een fors tijdsbeslag met zich meebrengt. Dit speelt met name bij het onderdeel crisiscommunicatie. Hierbij wordt aangegeven dat de taken binnen crisiscommunicatie naar verhouding veel capaciteit vragen binnen het reguliere takenpakket die de functionarissen binnen de gemeente uitoefenen. Het gaat hier om opleidingen, trainingen, oefeningen en diverse themabijeenkomst. Het traject GROOTER omvat een omvangrijk programma aan opleidingen. Doordat er relatief veel functionarissen een rol hebben in de crisiscommunicatie levert dit voor gemeenten problemen op bij de uitvoering van het reguliere werk. Daar komt bij dat de gemeenten van mening zijn dat het totale werkprogramma vanuit de Veiligheidsregio laat wordt bekend gemaakt, waardoor in de planning van het werk problemen ontstaan. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat recentelijk een aanbesteding heeft plaatsgevonden voor begeleiding bij de opleidings-, trainings- en oefenactiviteiten (OTO) waardoor het programma nog niet eerder bekend kon worden gemaakt. Enkele gemeenten hebben aangegeven dat hun medewerkers in 2015 niet meedoen met de opleidingen en
oefeningen die door de Veiligheidsregio georganiseerd worden voor crisiscommunicatie. Dit met als reden dat medewerkers in 2014 nog gecertificeerd zijn en de indruk bestaat dat het OTO-programma in 2015 een herhaling is in plaats van een verdieping. Uitgangspunt is dat het OTO-programma een verplicht karakter heeft. Voor bepaalde gevallen zou gekeken moeten worden of vrijstelling mogelijk is. Dit zou met name bij crisiscommunicatie meer ruimte kunnen geven. Hierover is de veiligheidsregio met de gemeenten in gesprek. In het programma ligt overigens de nadruk op praktijk en casuïstiek en beperkt op theorie. 2. Vergaderingen & uitvoering regionale taken: Gedurende het afgelopen jaar is de aanwezigheid van de Adviseurs Crisisbeheersing (ACB) en de Veiligheidskring bij de periodieke overleggen afgenomen. Gemiddeld is er sprake van een aanwezigheid van 60-70%. Afwezigheid wordt niet altijd gemeld en ook wordt niet altijd voorzien in een vervanger. Voor wat betreft de ACB’ers lag de oorzaak deels in verschuivingen in het vaste vergadermoment. Dit is inmiddels opgelost. Deels wordt ook aangegeven dat lokale actuele veiligheidsvraagstukken meer prioriteit vragen dan de taken op het gebied van bevolkingszorg. Door dit spagaat blijft er onvoldoende tijd over om regionale dossiers op te pakken, temeer de ACB’ers geen ‘hard’ deel van hun functie beschikbaar hebben voor de regionale taken. Daarbij speelt ook dat in de jaarplannen een onevenwichtigheid zit in de verdeling van uren die door per ACB’er op dossiers geleverd moet worden. 3. Onevenwichtigheid tijdens inzetten: Dit speelt vooral op het gebied van crisiscommunicatie. Ondanks dat de regionale crisiscommunicatiepool op sterkte is (circa 100 mensen) en deze mensen opgeleid en geoefend zijn, blijkt de opkomst bij incidenten met name in de dagsituatie tegen te vallen. Om een team crisiscommunicatie tijdens een incident compleet te hebben, heb je minimaal achttien mensen nodig. Het kost in de praktijk moeite om deze teams bezet te krijgen en er wordt in de praktijk veelal een beroep gedaan op dezelfde mensen en gemeenten. Als voorbeeld de brand in Kampen: om 10.10 uur werd opgeschaald naar GRIP-3, maar pas om 13.30 uur was het team crisiscommunicatie op sterkte. Hetzelfde deed zich voor bij een incident in Staphorst en een zedenzaak in Kampen. Er is voor de GRIP-3 in Kampen een evaluatie gestart, waarbij het proces Crisiscommunicatie specifieke aandacht krijgt om bovenstaande knelpunten te kunnen duiden. In bredere zin speelt ook de teamontwikkeling een rol bij de betrokkenheid bij inzetten. Veel mensen zijn nog nooit in alle deelnemende gemeenten geweest, kennen daar niemand en hebben vaak op werkdagen (en soms ook daarbuiten) geen beschikking over eigen vervoer. Daarnaast zijn er ook mensen die parttime werken en daardoor beperkter inzetbaar zijn tijdens incidenten.
Agendapunt - besluitvormend
aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 18 februari 2015 06. Rampbestrijdingsplan Hardix Vuurwerk Kampen L.J. Sievers H.J. Meijer
Te besluiten - het Rampbestrijdingsplan Hardix Vuurwerk Kampen vast te stellen Inleiding Voor het object Hardix Kampen is een rampbestrijdingsplan verplicht. Op basis van de veiligheidsrapportage (VR) is een rampbestrijdingsplan opgesteld. Een operationele samenvatting van dit plan in de vorm van een multidisciplinaire informatiekaart is ter informatie toegevoegd. Beoogd effect Met dit plan is voldaan aan de wettelijke verplichting om voor Hardix een specifiek rampbestrijdingsplan op te stellen. Het plan vermeldt specifiek multidisciplinaire aandachtspunten voor de rampenbestrijding. Argumenten Het plan is opgezet voor en door de verschillende hulpverleningsdiensten, de gemeente Kampen. Het plan bevat zo weinig mogelijk generieke informatie en een operationele vertaalslag zoals in de visie op planstructuur is vastgesteld. Communicatie Conform de wettelijke eisen heeft Veiligheidsregio IJsselland heeft de beoogde vaststelling van het plan gepubliceerd in huis aan huis bladen en de Stentor voor Kampen en omgeving. Daarnaast heeft het plan ter inzage gelegen op het regiokantoor te Zwolle en in het gemeentehuis van Kampen. Dit heeft niet geleid tot zienswijzen of aanpassingen in het plan. Het definitieve plan wordt gecommuniceerd naar alle belanghebbenden. Vervolg Voorgenomen besluit vaststelling rampbestrijdingsplan Hardix (28 augustus 2014) Ter inzage leggen voor publiek (6 weken) (1 september 2014) Vaststellen rampbestrijdingsplan Hardix door AB (12 november 2014) Implementatie rampbestrijdingsplan (gereed maart 2015)
kenmerk vervolgblad
2 van 2
bijlagen
1
Het rampbestrijdingsplan wordt binnen 3 jaar ten minste 1 maal getoetst op volledigheid bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Het rampbestrijdingsplan wordt uiterlijk 3 jaar na vaststelling herzien.
CoPI - ROT
Brand Vuurwerk
HARDIX Kampen
SCENARIO Gevaarsetting
Impact
Hardix Vuurwerk B.V. Kraanvogelweg 8, Kampen 038-4448523 Brand 1 tot 20 bewaarplaatsen (hier uitgewerkt 9 bewaarplaatsen=max. 450 ton) Duur brand: enkele uren Geen massa-explosie Neutraal weer (windsnelheid 5 m/s) Slachtoffers T1 T2 T3 AGW SO2 max. 410m (stabiel weer) 3 Aantal personen in effectgebied max. 682 Dag > 4 uur Koningin Emmaschool; 5 bedrijven/kantoren Nacht
> 4 uur
-
-
1
T4 -
MAATREGELEN
Ontruimen 30m rondom terrein (Dörr, Bodyshape) Bepalen windrichting en meteo Activeren WAS: 621 Activeren NL-Alert: advies binnen blijven (schuilen) Afzetten effectgebied Noodverordening effectgebied
Ingang
Dörr
Hardix Bodyshape
COORDINATIE Coördinatieniveau Veiligheid
GRIP 3 Aanrijroute alle (hulp)diensten: Bovenwinds conform procedure OGS; Haatlanderdijk (noord of zuid) Brongebied 30m rondom terrein Hardix Effectgebied AGW SO2: straal max. 410m (Let op windrichting)
Aandachtspunten
Actuele Meteo Meetplan Afvoer bluswater
Locatie CoPI Informatiekaart VR IJsselland-02A
1. NW-ZO: Kraanvogelweg 2, Kampen. Parkeerterrein Bomefa B.V; 2. Z-W: Reigerweg 13, Kampen
CoPI - ROT
Brand Vuurwerk
HARDIX Kampen
BRANDWEER Bron- en emissiebestrijding
2 x Basispeloton; 1 x Peloton GWV Beperken effectgebied (verdunnen en oplossen) MPO: In kaart brengen effectgebied
POLITIE Handhaving mobiliteit
Informatiemanagement
Hoofdroutes hulpverleners: (zie ook §5.2.1. RBP Hardix) Haatlanderdijk / Beneluxweg Metaalstraat De verkeersregeling o.b.v. advies en metingen brandweer Dieselstraat, Gildestraat, Ambachtsstraat en Nijverheidsstraat Industrieweg thv de Greenteweg Omleiding: richting Flevoweg en Haatlandhaven
GHOR Spoedeisende med. hulpverlening Publieke gezondheidszorg
1 x ambulance GHOR informeert over mogelijke gevaren voor de volksgezondheid en regelt psychosociale hulpverlening
BEVOLKINGSZORG Communicatie Publieke zorg Omgevingszorg
Opvolging van WAS/ NL-Alert inzet door berichtgeving via diverse media Afstemmen communicatie met Hardix Advies om te schuilen Noodverordening betreden effectgebied Beperken/Afhandelen milieuschade; opp. water en bodem
DEFENSIE
PARTNERS & BEHEERDERS Lozen afvalwater
Waterschap Groot Salland
INFORMATIE
Uitgangsstellingen
Informatiekaart VR IJsselland-02A
Procedure OGS Brandweer Rampbestrijdingsplan Hardix; Hardix, Aanvalsplan Brandweer Hardix, DBK Brandweer UGS: Brandweerkazerne Kampen; Jan Ligthartstraat 9
Rampbestrijdingsplan Hardix
Vuurwerk B.V.
Kampen
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
Inleiding
4
1.1.
Object & Activiteiten
4
Melding en alarmering
5
2.1.
Crisisorganisatie Hardix
5
2.2.
In werking treden
5
Scenario
6
3.1.
Brand vuurwerkopslag
6
Kenmerken Effect Dominopotentie
6 6 8
3.1.1. 3.1.2. 3.1.3.
4.
Leiding en coördinatie
9
4.1.
9
4.1.1. 4.1.2. 4.1.3. 4.1.4.
5.
6.
7.
Brand vuurwerkopslag GRIP 3 GBT ROT CoPI
9 9 9 9
Bestrijding
10
5.1.
Aanwezige preventieve en preparatieve voorzieningen
10
5.2.
Inzet brand vuurwerkopslag
11
Waarschuwen en informeren
14
6.1.
Inzet WAS en NL-Alert
14
6.2.
Verwachte activiteiten burger
14
6.3.
Externe partners
15
Relatie met andere documenten en plannen
Bijlagen
16 17
Overzichtskaart effectafstanden
17
Plattegrond Hardix
19
Begrippenlijst
20
Lijst met figuren Figuur 1. Object Hardix Vuurwerk B.V........................................................................................................4 Figuur 2. Effectafstand (worst case) 410m op basis van Alarmeringsgrenswaarde voor SO2 bij brand in de vuurwerkopslag. ........................................................................................................................8 Figuur 3. Coördinatie crisisorganisatie Hardix en IJsselland, brand vuurwerkopslag....................9 Figuur 4. Overzichtskaart brand vuurwerkopslag Hardix, Kampen. ................................................ 11
Versiebeheer Versienr
Datum
Verspreid aan
0.2
Maart 2013
Projectgroep RBP
0.3
14 aqugustus 2013
Projectgroep RBP, GHOR, BRW, POL, GEM
1.0
20 november 2013
BRW, POL, GHOR, GEM, VD, Hardix
1.1
5 april 2014
Tekstuele aanpassingen VD
1.2
30 juli 2014
VD
Documenteigenaar
Robert Verhoeven
Vastgesteld door Datum vaststelling Geplande evaluatiedatum Digitale vindplaats
m:\veiligheidsbureau\3. operationele voorbereiding\rbp hardix\definitief rbp\20140730 rbp hardix_v1.2.doc
3
1.
INLEIDING
Dit document is het wettelijk verplichte rampbestrijdingsplan voor Hardix Vuurwerk B.V. in Kampen (verder te noemen: Hardix) op basis van het Besluit Veiligheidsregio’s. De objectgegevens in dit rampbestrijdingsplan komen uit de Veiligheidsrapportage (kenmerk R001-4756336PWL-rlk-V02-NL).
1.1. Object & Activiteiten Hardix Vuurwerk B.V. is gevestigd op industrieterrein Haatlandhaven aan de Kraanvogelweg 1 2 8 te Kampen. Het bedrijf Bodyshape is gevestigd ten oosten van de vuurwerkopslag. Dörr is op circa 15 meter van de gebouwen van Hardix gelegen. De meest nabijgelegen woning is een bedrijfswoning ten noordoosten van de inrichting op circa 60 meter (Reigerweg 14 en 16). De overige woonbebouwing is gelegen op circa 170 meter (Kievitstraat). De woonkern van Kampen is op circa 2 km gelegen. Binnen de inrichting wordt in hoofdzaak consumentenvuurwerk op- en overgeslagen(klasse 1.4G / 1.4S). Het transport vindt plaats door busjes/vrachtwagens. De opslag gebeurt in bewaarplaatsen. Op dit moment zijn er 20 bewaarplaatsen. Afgelopen jaren waren maximaal 9 bewaarplaatsen van 50 ton = 450 ton vuurwerk in gebruik. De activiteiten in de vuurwerkopslag concentreren zich in de maanden november, december en januari. Object: Adres: Telefoon:
Hardix Vuurwerk B.V. Kraanvogelweg 8 8263 AA Kampen 038-4448523
Ingang
Dörr
Hardix
Bodyshape
Figuur 1. Object Hardix Vuurwerk B.V.
1 2
Fitnesscentrum Producent voor de verpakkingssector, zorgsector en de voedselindustrie.
4
2.
MELDING EN ALARMERING
2.1. Crisisorganisatie Hardix De Veiligheidsfunctionaris is tijdens openingstijden aanwezig op de inrichting en het eerste aanspreekpunt voor de hulpverleningsdiensten. Buiten openingstijden is de directie het eerste aanspreekpunt en deze kan binnen 1 uur aanwezig zijn op de inrichting. De organisatie van Hardix bestaat uit 2 eigenaren en 1 bedrijfsleider.
Alarmering hulpdiensten: automatisch via (hand)brandmeldsysteem direct aan de MON.
Operationele leiding: Veiligheidsfunctionaris Commandoruimte Hardix: Vergaderruimte
Aanwezige informatie bij toegangspoort: Bedrijfsnoodplan Actueel overzicht aanwezige hoeveelheid vuurwerk
De hulpdiensten worden bij aankomst opgevangen door de Veiligheidsfunctionaris.
2.2. In werking treden Dit rampbestrijdingsplan treedt in werking bij een (dreigende): Brand in een vuurwerkopslagunit Het operationeel in werking zetten van het rampbestrijdingsplan HARDIX kan gebeuren door: OvD brandweer CaCo MON (na verificatie melding) Operationeel Leider Burgemeester Kampen Voorzitter Veiligheidsregio IJsselland 3
Het in werking treden van het rampbestrijdingsplan vindt plaats namens de burgemeester van Kampen.
Met inwerking treden is sprake van een ramp zoals in de wet bedoeld. De burgemeester kan hiermee een formeel beroep doen op zijn/haar noodbevoegdheden. 3
5
3.
SCENARIO
Brand kan plaatsvinden in één of meerdere bewaarplaatsen, maximaal 20. Voor dit plan wordt uitgegaan van één rampscenario dat is gebaseerd op de Veiligheidsrapportage: 1. Brand in 9 bewaarplaatsen voor consumentenvuurwerk
3.1. Brand vuurwerkopslag Door brand in een bewaarplaats van vuurwerk vindt overslag plaats naar 8 andere bewaarplaatsen waardoor gelijktijdig brand is in 9 bewaarplaatsen. Als gevolg van een doorslag kan brand in andere bewaarplaatsen ontstaan (voorzienbaar domino-effect). Hierdoor kan maximaal 450.000 kg consumentenvuurwerk (netto 90.000kg kruit) branden.
3.1.1. Kenmerken
Overslag/doorslag van brand naar 9 bewaarplaatsen Totaal maximaal 450.000kg consumentenvuurwerk Ontwikkelingstijd totale brand: enkele uren Er vindt geen massa-explosie plaats
3.1.2. Effect Naast hittestraling als gevolg van de brand komt bij de verbranding van vuurwerk Zwaveldioxide (SO2) vrij. Zwaveldioxide is zeer giftig en kan bij inademing kanker veroorzaken, het is irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen. De meest ongunstige effecten van brand in de vuurwerkopslag worden verwacht tot 410m (alarmeringsgrenswaarde SO2,
6
Figuur 2) vanaf de bron bij stabiel weer, windsnelheid 1,5m/s (Weerklasse F1,5). Bij neutraal weer, windsnelheid 5m/s (Weerklasse D5) is de effectafstand 130m.
7
Figuur 2. Effectafstand (worst case) 410m op basis van Alarmeringsgrenswaarde voor SO2 bij brand in de vuurwerkopslag. Het aantal mensen dat in het effectgebied aanwezig is hangt af van dag- of nachtsituatie. Dit plan stelt het aantal aanwezigen gelijk voor zowel dag als nachtsituatie. Overdag compenseert de aanwezigheid van werknemers en scholieren de afwezigheid van bewoners. Voor de bepaling van het slachtofferbeeld is uitgegaan van een gemiddelde aanwezigheid van 682 personen in het gebied. Verder hangt het aantal mensen dat getroffen wordt af van de windrichting tijdens de brand. Bij westen wind zal het effectgebied over het bedrijventerrein liggen, bij oosten wind over een woonwijk. Effectafstand 10m 16m 30m
Hittestraling/ Grenswaarde 2 35kW/m 2 10kW/m 2 3kW/m
410m
AGW SO2
Kwetsbare objecten (in effectgebied) geen geen BodyShape Dörr Kampen BV 4 Harry’s vuurwerkhal Koningin Emmaschool (basisschool)
Slachtoffers
T1
T2 -
T3 3
T4 -
Dag
> 4 uur
-
Nacht
> 4 uur
-
-
1
-
3.1.3. Dominopotentie Geen dominopotentie aanwezig buiten de inrichting.
4
Harry’s vuurwerkhal is een ander bedrijf met een maximale opslag van 2 ton vuurwerk (periode novdec). Het bedrijf wordt afgeschermd door een brandwerende scheiding.
8
4.
LEIDING EN COÖRDINATIE
4.1. Brand vuurwerkopslag Een brand in meerdere bewaarplaatsen van de vuurwerkopslag betekent een grote brand met effecten en uitstraling binnen de gemeente Kampen. Dit kan leiden tot gevaar voor de volksgezondheid en bijbehorende maatschappelijke onrust. 4.1.1. GRIP 3 Leiding en coördinatie liggen bij de burgemeester van Kampen. Coördinatie vindt plaats conform GRIP 3 (Crisisplan IJsselland)(Figuur 3). Coördinatieniveau
GRIP 3
Crisisorganisatie Hardix
Crisisorganisatie IJsselland GBT Kampen
Directielid
ROT
CoPI
Veiligheidsfunctionaris
Figuur 3. Coördinatie crisisorganisatie Hardix en IJsselland, brand vuurwerkopslag. 4.1.2. GBT Afstemmen communicatie met locatievertegenwoordiger Hardix. Inbreng Hardix in GBT: Niet nodig 4.1.3. ROT
Effectgebied: Inbreng bedrijfsdeskundige ROT:
gebied buiten het terrein Hardix Niet nodig
4.1.4. CoPI
Brongebied: Locatie CoPI:
Inbreng bedrijfsdeskundige CoPI: Uitnodigen:
Terrein Hardix Wind NW tot ZO: Kraanvogelweg 2 (Parkeerterrein Bomefa B.V.), Wind Z tot W: Reigerweg 13 Veiligheidsfunctionaris Waterschap Groot Salland
9
5.
BESTRIJDING
Hardix heeft een groot aantal voorzieningen getroffen om te voorkomen dat zich incidenten voordoen. Deze voorzieningen betreffen o.a. procescontrole, onderhoudsschema’s en veiligheidsvoorschriften. Hieronder worden enkele belangrijke voorzieningen benoemd die op het terrein van Hardix aanwezig zijn met het oog op de respons van de hulpdiensten IJsselland. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk de hoofdlijn van de respons door de hulpdiensten beschreven.
5.1. Aanwezige preventieve en preparatieve voorzieningen De bewaarplaatsen en de bufferbewaarplaatsen zijn allen uitgevoerd als een afzonderlijk brandcompartiment. Brandwerende, zelfsluitende deuren 2 Een maximale opening bij de deuren, 2 x 2 meter (4 m ) Alle bewaarplaatsen zijn voorzien van rookmelders en een automatische sprinklerinstallatie. Handblusmiddelen aanwezig. Algeheel rook- en vuurverbod binnen de inrichting Nieuw en tijdelijk personeel krijgen bij binnenkomst voorlichting over alle heersende veiligheidsregels. Deze zijn opgenomen in het instructieboekje.
10
5.2. Inzet brand vuurwerkopslag De inzet van hulpdiensten is aanvullend op de aanwezige preventieve en preparatieve voorzieningen. De beschreven inzet gaat uit van een brand in 9 bewaarplaatsen en een effectgebied van 410m (Figuur 4). Het daadwerkelijke aantal bewaarplaatsen dat is getroffen door de brand en de heersende meteorologische gegevens bepalen de grootte van de brand en de reikwijdte en vorm (bv. sigaar) van het effectgebied.
Figuur 4. Overzichtskaart brand vuurwerkopslag Hardix, Kampen. 11
CoPI Brongebied heeft een straal van 30m rond het terrein van Hardix 1. Ontruim bedrijven binnen een straal van 30m: a. BodyShape b. Dörr Kampen BV 5 c. Harry’s vuurwerkhal 2. Organiseer opvang ontruimde bedrijven 3. Inzet gericht op beperken effectgebied 4. Opvang en afvoer bluswater Uitgangsstelling: Brandweerkazerne Kampen, Jan Ligthartstraat 9. ROT effectgebied zwaveldioxide maximaal 410m (stabiel weer) 1. Communiceer via WAS en NL-Alert: Ramen, deuren, ventilatie sluiten; 2. Afzetten effectgebied (maximaal 410m) op basis van windrichting 3. Activeer RTV Oost als rampenzender 4. Communiceer: Schuilen in het effectgebied GBT 1. 2.
Besluit activeren RTV Oost als rampenzender na inzet WAS en NL-Alert Besluit noodverordening effectgebied
5
Harry’s vuurwerkhal is een ander bedrijf met een maximale opslag van 2 ton vuurwerk (periode novdec). Het bedrijf wordt afgeschermd door een brandwerende scheiding.
12
Bevolkingszorg Publieke zorg: Advies om te schuilen Noodverordening betreden effectgebied Omgevingszorg: Er is sprake van schadelijke effecten voor het milieu. Dit betreft mogelijke lozing van vervuild bluswater op oppervlaktewater en bodemverontreiniging buiten het terrein van de inrichting als gevolg van brandbestrijding. Communicatie: Opvolging van WAS en NL-Alert door berichtgeving via RTV Oost Afstemmen communicatie met Hardix Brandweer Bron- en emissiebestrijding: 2x basispeloton + 1 x peloton GWV Beperken effectgebied (verdunnen en oplossen)
In kaart brengen effectgebied: Inzet WVD + MPO
GHOR Spoedeisende medische hulpverlening: 1 ambulance GHOR informeert over mogelijke gevaren voor de volksgezondheid en regelt psychosociale hulpverlening Politie Handhaving mobiliteit: 5 eenheden Hoofdroutes hulpverleners: o Haatlanderdijk van de Rotonde Beneluxweg/Doctor Kolfflaan tot Metaalstraat. o Het begidsen van buiten komende hulpverleners gebeurt vanaf de UGS door de politie. De windrichting bepaalt vanuit welke richting de begidsing plaatsvindt. De verkeersregeling gebeurt op basis van: o Afzetten en afsluiten van het mogelijke effectgebied op basis van advies en metingen brandweer o Afzetten zijstraten gelegen tussen Haatlanderdijk en Energiestraat (Dieselstraat, Gildestraat, Ambachtsstraat en Nijverheidsstraat) o Afzetting voor het verkeer over de Industrieweg thv de Greenteweg. Omleidingsroute o richting Flevoweg en Haatlandhaven Defensie Geen bijzonderheden
13
6.
WAARSCHUWEN EN INFORMEREN
6.1. Inzet WAS en NL-Alert Bij dit rampscenario’s worden mensen gewaarschuwd door middel van het WAS netwerk en NL Alert. Scenario Brand vuurwerkopslag
Effectcirkel 410m
windrichting alle
WAS nummers 621
Standaardbericht NL-Alert: dd-dd-dddd tt:tt u. Gifwolk/brand/kernongeval **bron-locatie**. ** in gebied**. Ga naar binnen! Sluit ramen en deuren, schakel ventilatie uit. Blijf uit de rook. Meer info volgt op mobiel. Vervolgbericht NL Alert op basis van de volgende elementen: Datum en tijd Omschrijving gebeurtenis Locatie gebeurtenis Handelingsperspectief Bron nadere informatie
6.2. Verwachte activiteiten burger Hulpverleners kunnen gebruik maken van activiteiten die burgers ondernemen in de rampenbestrijding. In onderstaande tabel staan op basis van bevindingen tijdens de vuurwerkramp van Enschede verwacht gedrag van burgers, de mogelijke reactie vanuit de crisisorganisatie en het voordeel dat dit oplevert. Verwacht gedrag
Reactie hulpdiensten
Voordeel
Burgers gaan richting rampterrein om in samenwerking met andere burgers en politieagenten te helpen bij het afzetten van het rampterrein.
Coördineer inbreng burgers door koppels van burgers en politieagenten te maken
Burgers bieden hulp aan bij de ingang van de opvanglocaties en helpen om de locatie in te richten.
Burgers in gemeente Kampen informeren over hulpvraag bij opvanglocatie
Effectgebied sneller afgezet. Meer menskracht bij het weghouden van mensen uit het effectgebied Middelen politie beschikbaar voor andere activiteiten Bemensing opvang buiten effectgebied gerealiseerd
Gebruik vrijwilligers voor het verlenen van psychosociale hulp
Psychosociale zorg wordt sneller opgezet.
14
6.3. Externe partners Betrokken partners buiten de Veiligheidsregio IJsselland die mogelijk geïnformeerd moeten worden: Wie Waterschap Groot Salland
Waarom Vervuild bluswater in rioolsysteem
15
7.
RELATIE MET ANDERE DOCUMENTEN EN PLANNEN
-
Aanvalsplan HARDIX, Brandweer Kampen
-
Digitale Bereikbaarheidskaart Brandweer HARDIX Kampen
-
Procedure OGS Regionale Brandweer IJsselland
-
Crisisplan Veiligheidsregio IJsselland
-
Bedrijfsnoodplan HARDIX
16
BIJLAGEN Overzichtskaart effectafstanden
17
18
Plattegrond Hardix
19
Begrippenlijst AGW
Alarmeringsgrenswaarde: de luchtconcentratie van een stof waarboven onherstelbare of andere ernstige gezondheidseffecten kunnen optreden bij een blootstelling van één uur of waarbij door blootstelling aan de stof personen minder goed in staat zijn zichzelf in veiligheid te brengen. Andere Interventiewaarden: de voorlichtingsrichtwaarde (VRW) is de concentratie van een stof die met grote waarschijnlijkheid door het merendeel van de blootgestelde bevolking hinderlijk wordt waargenomen of waarboven lichte, snel omkeerbare gezondheidseffecten mogelijk zijn bij een blootstelling van één uur. de levensbedreigende waarde (LBW) is de concentratie van een stof waarboven mogelijk sterfte of een levensbedreigende aandoening door toxische effecten kan optreden binnen enkele dagen na een blootstelling van één uur.
BHV
Bedrijfshulpverleningsorganisatie
CaCo
Calamiteitencoördinator: Coördineert meldkamerprocessen van hulpdiensten
CoPI
Commando Plaats Incident
GBT
Gemeentelijk Beleidsteam
GRIP
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure
MON
Meldkamer Oost Nederland
MPO
Meetplanorganisatie
OvD
Officier van Dienst
ROT
Regionaal Operationeel Team
GBT
Gemeentelijk Beleidsteam
VNOG Veiligheidsregio Noordoost Gelderland WAS
Waarschuwings- en Alarmeringssysteem
Weerklassen
Indeling van weertypen om verspreiding effectgebied te bepalen. D5: Neutraal weer, windsnelheid 5 m/s. F1,5: Stabiel weer, windsnelheid 1,5 m/s. Er zijn dus grote verschillen in stabiliteit (en turbulentie) tussen situaties overdag versus 's nacht en 's zomers versus 's winters. Veel turbulentie: snelle verdunning van de pluim; eerst hoge concentraties, later lage concentraties. Weinig turbulentie: bij een grondlozing kunnen hoge concentraties optreden tot op behoorlijke afstanden. Bij een hoge bron (schoorsteen van 100 m bijv.) wordt de pluim nauwelijks breder en komt niet aan de grond: er treedt helemaal geen grondcontact op en zo’n rookpluim veroorzaakt geen grondimmissies.
WVD
Waarschuwings- en Verkenningsdienst
20
Agendapunt - besluitvormend
Aan datum overleg agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 18 februari 2015 07. Herziening investeringskredieten huisvesting L.J. Sievers A.G.J. Strien
Te besluiten 1. De herziening van de investeringskredieten huisvesting vast te stellen ad. € 2.930.958 binnen de kaders van de al geautoriseerde structurele jaarlast van € 285.500. Het totale investeringskrediet bestaat nu uit de volgende percelen: Verbouwing: € 2.220.108; Inventaris: € 465.850; ICT: € 245.000. Inleiding In onze financiële verordening hebben wij geregeld dat het algemeen bestuur toestemming geeft bij niet in de programmabegroting opgenomen investeringen groter dan € 100.000. Op 12 november 2014 heeft het algemeen bestuur, met vaststelling van de Najaarsrapportage 2014, de investeringskredieten voor de herhuisvesting en het daarbij horende structurele jaarlast van € 285.500 gevoteerd. Na de votering van de investeringskredieten, die waren gebaseerd op concept plannen, zijn de plannen steeds concreter geworden. Eén van de risico’s die wij hebben genoemd in de Najaarsrapportage, grote aanpassingen aan de installaties, heeft zich voorgedaan bij de totstandkoming van de definitieve plannen en de doorberekening in de bestekken. Dit heeft geleid tot een herziening van de investeringskredieten. De herziening van investeringskredieten kunnen wij, na terugdringing van de ontstane meerkosten, uitvoeren binnen het door u vastgestelde financieel kader van € 285.500. In de definitieve plannen zijn de organisatie-uitgangspunten, conform eerdere presentaties van het organisatieplan en de beleidsuitgangspunten van het meerjarenbeleidsplan verwerkt. Deze zijn:
Een IJssellandse werkcultuur. Deze gaat uit van vakmanschap en van de professional die intrinsiek gemotiveerd is en ruimte en vertrouwen krijgt. Het organisatieplan en het cultuurrapport van de BOR beschrijven de beoogde cultuur in drie V’s: Vakmanschap, Vertrouwen en Verbinding.
Het Nieuwe Werken (HNW). Wij willen onze medewerkers – binnen bepaalde kaders – ruimte geven om zelf te bepalen hoe, waar, wanneer, waarmee en met wie zij hun werk doen. Het spreekt voor zich dat deze afwegingen primair gerelateerd zijn aan een efficiënte manier van werken voor opgedragen taken. Het nieuwe werken zorgt voor flexibiliteit in huisvesting en organisatie. Met de introductie van HNW kan de organisatie gemakkelijker groei en krimp opvangen, en ruimte bieden aan samenwerking met partners.
Verbinding met de lokale samenleving: Veiligheid ontstaat en bestaat dicht bij de mensen. Dat geldt zowel voor ‘kleine’ risico’s als de grootschalige risico’s waar wij ons als Veiligheidsregio over buigen. Daarom willen wij verbinding zoeken, door open en gastvrije gebouwen, door samenwerking ten aanzien van het lokale integrale veiligheidsbeleid en de veiligheidsstrategie van de politie. Ons meerjarenbeleidsplan (fysieke veiligheid) vormt samen met de veiligheidsstrategie (sociale veiligheid) een belangrijke bouwsteen voor het door de gemeenteraden vast te stellen integrale veiligheidsbeleid; het meervoudig benutten van kazernes is daar een belangrijk onderdeel van.
Kenmerk vervolgblad
2 van 3
In het AB van 16 april 2014 is besproken dat op basis van de uitgangspunten spreiding over de kazernes Zwolle, Kampen, Hardenberg en Deventer noodzakelijk is aangezien de totale capaciteit aan ruimte aan de Marsweg te Zwolle lager is dan de totale ruimtebehoefte. Overigens is het ook wenselijk is om deze beweging te maken om de synergie en spreiding te versterken. Deze twee aspecten vormen namelijk de rode draad in bovenstaande uitgangspunten. Een en ander betekent dat de multidisciplinaire crisisorganisatie een plek krijgt in de brandweerkazerne (permanente, 24-uurs beschikbaarheid); dat er verbinding tussen beleid, bedrijfsvoering en de operatie gaat ontstaan door alle medewerkers op brandweerkazernes te huisvesten; en door het werken volgens de filosofie van het Nieuwe IJssellandse Werken. De satellietkazernes worden ook in deze beweging meegenomen. Daarnaast ontstaat er door uitstraling van het huisvestingsconcept voor de vier clusterkazernes, naast spreiding, ook eenduidigheid in de huisvesting te hanteren waaruit de identiteit regiobreed zichtbaar is. Financieel proces Het algemeen bestuur besloot op 16 april 2014 het dagelijks bestuur mandaat te verlenen om, wanneer de besluitvorming over de huisvesting in een stroomversnelling komt, te acteren binnen het financiële kader. Dit financiële kader betreft de vrijval van de structurele huurlast Zeven Alleetjes ad. € 360.000 (inclusief huurlast bedrijfsvoering). Op 3 september 2014 zijn de eerste investerings- en exploitatieramingen gemaakt op basis van een eerste verkenning. Deze ramingen zijn gebaseerd op eenheidsprijzen en referentiegetallen en bedraagt in totaal € 2.500.440 inclusief BTW. Deze investeringsramingen geven een structurele last van € 285.500, dat past binnen ons financieel kader van € 360.000. Het verschil ad. € 74.500 wordt met ingang van 2016 structureel in mindering gebracht op de bijdragen van de gemeenten. Op 12 november 2014 heeft het Algemeen Bestuur de investeringsramingen geaccordeerd door vaststelling van de Najaarsrapportage 2014. Op basis van de toenmalige kennis hebben wij bewust de kosten voor asbestsanering en grote aanpassingen aan de installaties als risico benoemd, omdat wij deze niet konden kwantificeren. Bij het definitief ontwerp is gebleken dat grote aanpassingen aan de installaties noodzakelijk zijn om 160 arbo-conforme werkplekken te creëren en te voldoen aan: Bouwbesluit; Installatietechnische eisen; IJssellandse werkcultuur; Het nieuwe Werken; Verbinding met de lokale samenleving. Het is ons gelukt binnen de bovengenoemde kaders te blijven door een verschuiving in het krediet van inventaris naar verbouwing; dit was mogelijk met behoud van kwaliteit voornamelijk door hergebruik van bestaand materiaal. De verschuiving in de kredieten komt daarnaast niet alleen door het uitbreiden van investeringen, maar ook door het juist rubriceren van de investeringen door de concretisering van de benodigde aanpassingen in de huisvesting. Wij hebben alles in het werk gesteld om de reële meerkosten van de grote aanpassingen aan de installaties te beheersen en binnen het door het Algemeen Bestuur vastgestelde financieel kader van structureel € 285.500 op te vangen. Hoewel wij hierin zijn geslaagd, heeft dit wel geleid tot herziening van de investeringskredieten.
Kenmerk vervolgblad
3 van 3
Zie onderstaande tabel met de oude investeringskredieten en de nieuwe investeringskredieten: Onderdeel Verbouwing Inventaris ICT Totaal Structurele last in de begroting
Vastgesteld krediet Najaarsrapportage € 1.285.625 € 969.815 € 245.000 € 2.500.440
Voorstel nieuwe kredieten € 2.220.108 € 465.850 € 245.000 € 2.930.958
€ 285.500
€ 285.500
Hoewel de optelsom van de incidentele bedragen hoger uitvalt € 430.518, wijzigt door bovenstaande herziening de structurele kapitaallast (het financieel kader) niet, omdat de afschrijvingstermijnen van de verbouwingen (gemiddeld 20 jaar) hoger zijn dan de afschrijvingstermijn van de inventaris (10 jaar). Beoogd resultaat Het voldoen aan zowel de vastgestelde organisatie-uitgangspunten, als het financieel kader. Argumenten Het beschikbaar stellen / herzien van een investeringskrediet is een bevoegdheid van het Algemeen Bestuur, volgens de bestuurlijk vastgestelde financiële verordening. Risico’s Met sommige gemeenten is ambtelijk nog overleg over achterstallig groot onderhoud van de installaties. Het is onderhoud wat in het Meerjarenonderhoudsplan (MJOP) van de gemeente staat. Het achterstallig onderhoud kunnen wij nu meenemen met de verbouwingen, in combinatie met het vervroegen met een deel van het geplande onderhoud, waardoor de kosten laag kunnen blijven (werk met werk maken). De kosten zullen voor rekening zijn van de betreffende gemeente, omdat de Veiligheidsregio jaarlijks een gemiddeld bedrag betaalt aan de gemeente voor het groot onderhoud. Middelen/ bedrijfsvoerings-aspecten Ons structureel financieel kader voor de kapitaallasten en extra beheerlasten is € 285.500, conform Najaarsrapportage 2014. Deze structurele last blijft naar aanleiding van de herziening gelijk. De structurele vermindering van € 74.500 op de bijdragen van de gemeenten (met ingang van de programmabegroting 2016-2019) blijft na de herziening van de investeringskredieten onveranderd. Communicatie De financieel adviseurs van de gemeenten krijgen het stuk voorafgaand aan het AB toegestuurd, tegelijk met de kring gemeentesecretarissen, zodat de kring en de adviseurs ruimschoots voor het AB de mogelijkheid hebben advies te geven. In de kringvergadering van gemeentesecretarissen wordt het voorstel op 5 februari 2015 toegelicht. Vervolg Via de tussentijdse rapportages 2015 zullen wij financiële en inhoudelijke verantwoording afleggen over de realisaties binnen de vastgestelde kaders.
Agendapunt - Informerend
aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder
Algemeen Bestuur 18 februari 2015 08. Technische uitgangspunten begroting 2016 L.J. Sievers H.J. Meijer
Kennis te nemen van 1. De technische uitgangspunten begroting 2016 vast te stellen. Inleiding Volgens de in het Algemeen Bestuur vastgestelde financiële verordening (18 december 2013) stelt het Dagelijks Bestuur jaarlijks de technische uitgangspunten vast tot voorbereiding van de begroting. Het gaat om de volgende uitganspunten: het indexeren van diensten van derden en materiële kosten en personeelslasten en het te hanteren rentepercentage. Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten Vastgestelde kaders ter voorbereiding van de begroting 2016. Argumenten De Veiligheidsregio hanteert de technische uitgangspunten die ook door de gemeente Zwolle worden gehanteerd, dit volgens de door het Algemeen Bestuur (19 juni 2013) vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio (punt 45). Voor 2016 gaat de gemeente Zwolle uit van een stijging van 2% van de personeelslasten (salaris + sociale lasten) en 1,25% stijging van de prijzen voor diensten van derden en materiële kosten t.o.v. de begroting 2015. Risico’s De vastgestelde cao loopt tot eind 2015. Voor begroting 2016 wordt rekening gehouden met een loonstijging van 1,5%. Middelen De indexeringen van de personeelslasten en van de diensten van derden en materiële kosten (bestaand beleid) leiden tot een kostenstijging (ongeveer € 600.000 structureel), die in de gemeentelijke bijdrage tot uitdrukking komt. Mochten de werkelijke stijgingen van de personeelslasten lager/hoger zijn dan begroot, wordt dit via een nacalculatie verrekend met de gemeenten.
kenmerk vervolgblad
2 van 3
Nieuw beleid Effecten van beleidsintensiveringen en/of nieuw beleid worden opgevangen binnen het bestaande financiële kader. De gemeentelijke bijdrage aan de Veiligheidsregio neemt hiervoor niet toe. Bezuinigingsopdracht In de AB vergadering van december 2014 zijn de bezuinigingsvoorstellen voorgesteld. De taakstelling voor 2016 bedraagt € 610.000. In de primitieve begroting 2016 verwerken wij de vastgestelde bezuinigingsvoorstellen van 2016. Communicatie Niet van toepassing. Vervolg Na bestuurlijke vaststelling van de uitgangspunten wordt de begroting 2016 – 2019 opgesteld en voor 1 april wordt de conceptbegroting toegezonden aan de gemeenteraden van de deelnemende gemeente. Bijlagen 1. Technische uitgangspunten begroting 2016
kenmerk vervolgblad
3 van 3
Technische uitgangspunten begroting 2016 Bij het opstellen van de begroting 2016 worden financieel technische uitgangspunten gehanteerd met betrekking tot het indexeren van prijzen en lonen en het te hanteren rentepercentage. Voor de Veiligheidsregio IJsselland worden de technische uitgangspunten voor de begroting afgeleid van de begrotingsuitgangspunten die door de gemeente Zwolle worden gehanteerd. Dit volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland (punt 45). Nieuw beleid Effecten van beleidsintensiveringen en/of nieuw beleid worden opgevangen binnen het bestaande financiële kader. De gemeentelijke bijdrage aan de Veiligheidsregio neemt hiervoor niet toe. Diensten van derden en materiële kosten (bestaand beleid) Voorgesteld wordt de prijsstijging voor diensten en leveringen door derden vast te stellen op een maximum van 1,25%, indien indexering noodzakelijk is. Hetzelfde percentage wordt ook gehanteerd voor de inkomsten. Dit percentage is in de septembercirculaire 2014 gehanteerd voor het jaar 2015. Voor de begroting 2016 wordt deze trend voortgezet. Zoals in onderstaande tabel is te zien hanteren wij voor 2015 een percentage van 0,75%, dit wijkt af van de gemeente Zwolle. Dit komt omdat het percentage in latere instantie door de gemeente Zwolle is aangepast in 1,25% en toen waren bij ons de technische uitgangspunten voor 2015 al vastgesteld. Begroting 2013 2014 2015
Begroot 1,5% 1,5% 0,75%
Werkelijk 1,75% * 0,75% * nnb
Ruimte -0,25% 0,75% nnb
* Op basis van de decemberraming van het centraal planbureau (prijsindex BBP) Personeelslasten (bestaand beleid) Voor 2016 gaat de gemeente Zwolle uit van een loonsomontwikkeling van 2%, voorgesteld wordt dit ook te hanteren voor de Veiligheidsregio. De verwachting is dat er sprake zal zijn van een gematigde salarisontwikkeling gebaseerd op een verwachte inflatie van 1,5% en een voorzichtig optimisme over de economische ontwikkeling. Voor de ontwikkeling van de sociale lasten wordt een percentage van 0,5% voorgesteld. De percentages zijn gebaseerd op informatie van het Centraal Planbureau. Mochten de werkelijke stijgingen van de personele lasten lager/hoger zijn dan begroot, wordt dit via een nacalculatie verrekend met de gemeenten. De vastgestelde cao loopt tot eind 2015. Voor 2015 is bepaald dat de salarissen met ingang van 1 april 2015 met € 50.- bruto per maand worden verhoogd. In de begroting 2015 is rekening gehouden met een salarisontwikkeling van 1,5%. Met betrekking tot de ontwikkeling van de sociale lasten is in de begroting rekening gehouden met een stijging van 0,5%. Naar het zich nu laat aanzien is er voor 2015 sprake van een daling van de sociale lasten, voornamelijk veroorzaakt door aanpassing van de pensioenpremies. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de ontwikkeling van de personeelslasten in 2015 passen binnen de financiële kaders van de begroting 2015. In de tussentijdse rapportage 2015 worden de financiële effecten in beeld gebracht. Hieronder de gehanteerde percentages in de eerdere begrotingen en de werkelijke stijgingen. Begroting 2013 2014 2015
Begroot (loon + sociale lasten stijging) 1% 1,75% 2%
Werkelijk (loon + sociale lasten stijging) 0,8% 0,9% nnb
Meerjarig wordt in de begroting geen indexering toegepast.
Ruimte 0,2% 0,85% nnb