BIJLAGE 1 1/4
BIJLAGE 1 2/4
BIJLAGE 1 3/4
(c)2001 Roemers, Martin
BIJLAGE 1 4/4
BIJLAGE 2 4 KOFFIEMERKEN/10 LOGO’S 5 STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
De vier grootste koffiebedrijven in de wereld zijn Sara Lee, Kraft, Nestlé en Procter & Gamble. Deze vier verkopen echter veel meer dan koffie. Welk bekend (koffie)merk behoort tot welk ‘koffiebedrijf’?
BIJLAGE 3 6
STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
BIJLAGE 4 6 FICHES VOOR EEN ROLLENSPEL 7 STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
1. Nestor Osorio, de voorzitter van de Internationale Koffieorganisatie (ICO) (meer info: www.ico.org.org)
De 54-jarige Colombiaan Nestor Osorio werd op 1 maart 2002 directeur van de Internationale Koffieorganisatie (ICO). Van 1978 tot 1994 was Osorio al het hoofd van de delegatie van zijn land in de ICO. Daarnaast was hij een tijdlang directeur van het Europese bureau van de Colombiaanse Koffiefederatie (toen de tweede koffieproducent in de wereld) en ambassadeur van Colombia bij de Wereldhandelsorgan isatie. De Franse krant ʻLibération’ had een interview met deze koffiekenner met heel wat diplomatieke ervaring. Of is het omgekeerd? Hoe verklaar je de koffieoverschotten in de wereld? Tot het einde van de jaren tachtig golden afspraken tussen de koffieproducerende en consumerende landen. Maar toen begon het vrijhandelsdenken het debat te domineren en is het systeem van markt- en prijsregulering gecrasht. De jongens van de vrije markt hielden er rekening mee dat een productieverhoging de prijzen zou drukken. Maar ze geloofden dat de markt na een tijdje de lage prijzen zou corrigeren en zo de ondergang van miljoenen boeren zou voorkomen. Maar in de praktijk is het omgekeerde gebeurd. Leidde de liberalisering tot anarchie? Zeker. Globaal gezien groeide de productie van koffie in de jaren negentig met 20 %, terwijl de consumptie met slechts 10 % vooruit ging. Het inkomen van de koffieproducerende landen viel in het laatste decennium terug van 12,5 miljard dollar tot 5,5 miljard dollar. In 50 landen zagen boerenfamilies hun inkomen uit de koffieoogst dramatisch verlagen.
Maar de koffie-industrie heeft nooit grotere winsten gemaakt … De enigen die er echt voordeel uit gehaald hebben, zijn de multinationals. Vijf multinationale ondernemingen controleren de helft van alle koffieverwerking en –handel in de wereld. Ze hebben een echte oligopoliepositie. Hun winst bedraagt meer dan 60 miljard dollar, dubbel zoveel als tien jaar geleden. Ze zijn zo machtig dat ze de meeste toegevoegde waarde van hun koffieactiviteiten binnen de eigen onderneming kunnen houden. Wat zijn de gevolgen voor de koffieproducerende landen? Ethiopië, Uganda, Ruanda en de Centraal-Amerikaanse landen halen bijna al hun inkomsten uit de export van koffie. Dat ze daar momenteel zo weinig geld aan verdienen, betekent dat ze een pak minder kunnen besteden aan de invoer van noodzakelijke afgewerkte producten. In Colombia en sommige landen van CentraalAmerika wagen de slachtoffers van de ingezakte koffieprijzen, en dan vooral de armsten, zich op de drugsmarkt. Ze gaan coca kweken.
Wat kunnen de koffieproducenten daar aan doen? Ze zijn ervan overtuigd dat een betere koffiekwaliteit een uitweg uit de crisis kan zijn. Ze roepen de industrie dan ook op globale kwaliteitsnormen voor koffie te aanvaarden. Maar de oligopolisten zijn niet geïnteresseerd in kwaliteit. Ze kopen liever bonen van slechte kwaliteit, zo goedkoop mogelijk. En die mengen ze dan met andere bonen.
Waarom organiseren de koffieproducerende landen zich niet zoals de olieproducenten (in de OPEC)? Ze hebben het geprobeerd, maar het is niet gelukt. Koffie vereist goede afspraken tussen producenten en consumenten. De spelregels voor een regulering van de markt moeten internationaal vastgelegd worden. Er moet aandacht zijn voor verbetering van de kwaliteit, geld voor wie wil diversifiëren of omschakelen, een fonds om het milieu meer te beschermen. Alleen zo kan je de koffieoverschotten wegwerken zonder nog meer armoede te creëren. Koffie moet op de internationale politieke agenda geplaatst worden. Dit zou de hoogdravende speeches over duurzame ontwikkeling een stuk geloofwaardiger maken. (Bron: Libération)
BIJLAGE 4 6 FICHES VOOR EEN ROLLENSPEL 8 STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
2. De directie van een groot koffiebedrijf (voorbeeld: www.douwe-egberts.com)
• Je bent als directie natuurlijk verantwoordelijk voor de financiële resultaten die het bedrijf haalt en moet verantwoording afleggen bij de aandeelhouders. • Je bent je bewust van de problemen in de koffiesector, maar vindt niet dat het jouw verantwoordelijkheid is, aangezien jij niet verantwoordelijk bent voor het overaanbod aan koffie. • Het welzijn van de koffieboeren is nochtans belangrijk, omdat de kwaliteit van de bonen achteruit gaat als het voor de boeren niet meer de moeite loont om hun struiken te onderhouden. • Je bent geen voorstander van prijsondersteunende maatregelen. De markt moet zelf een evenwicht vinden tussen vraag en aanbod. Er zullen dus onvermijdelijk een deel producenten moeten verdwijnen. • Je doet al zeer veel moeite om de consumptie in het Noorden op te krikken. Wat niet evident is gezien de toenemende concurrentie van allerlei drankjes. • Je investeert in een aantal projecten in koffieproducerende landen, met als doel boeren en hun families te helpen hun productiemethodes te verbeteren en zo de kwaliteit van de koffie te verbeteren. Daar pak je graag mee uit. • De huidige situatie vraagt een structurele aanpak. Met initiatieven om zowel de koffieproductie als de stagnerende koffieconsumptie aan te pakken, zodat er opnieuw een evenwichtige marktsituatie komt. • Je doet niet mee met het eerlijke handelskeurmerk (Max Havelaar). Je beschouwt dat als het subsidiëren van een beperkte groep koffieboeren, wat geen goede structurele oplossing is.
BIJLAGE 4 6 FICHES VOOR EEN ROLLENSPEL 9 STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
3. Oxfam-Wereldwinkels (meer info: www.oww.be en www.maketraidefair.org)
• Betaal een leefbaar loon aan alle koffieboeren. Wat een leefbaar loon is, verschilt van land tot land. De lage koffieprijzen zijn een complex geheel met verschillende oorzaken. Grote bedrijven hebben zeker een verantwoordelijkheid. Hun enorme winsten vallen niet te ontkennen. Als zij een hogere prijs voor de koffie zouden betalen, zouden zij de boeren middelen kunnen geven om hun productie te diversifiëren naar andere teelten en meer kwaliteitsvolle en duurzame productietechnieken. Door voortdurend te stellen dat ze er niets aan kunnen veranderen, ontloopt de industrie haar ethische verantwoordelijkheid. Trouwens: de bedrijven zouden het maar minimaal voelen als ze de boeren méér zouden betalen, aangezien het stukje voor de producent zo klein is in de ganse keten. • Meer koffiebranders zouden moeten participeren in eerlijke handel en het keurmerk. Eerlijke handel wil consumenten in staat stellen om de koffieboer een rechtvaardige prijs voor zijn koffie te betalen. De meerprijs die de koffieboer krijgt wordt betaald door de consument en is onderdeel van een ethische transactie. • Doe mee aan het koffiefonds. Het is hoog tijd dat de koffiemultinationals minstens een deel van hun winsten delen met de koffieproducenten. Alle koffiebedrijven moeten samen een koffiefonds oprichten en sponsoren. Het fonds dient om de kwaliteit van de koffie te verbeteren en helpt boeren die willen overstappen naar biologische koffieteelt of andere teelten. Zo kan gewerkt worden aan het stoppen van de overproductie.
BIJLAGE 4 6 FICHES VOOR EEN ROLLENSPEL 10
4. KCU, de koffiecoöperatie van John uit Tanzania
STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
Uit een interview met John Kanjagaile (van de video): “Het systeem van ʻeerlijke’ koffie is er. De bedrijven moeten gewoon de stap doen om de juiste prijs te betalen voor hun koffie. Zij kunnen die voor mijn part doorrekenen naar de consumenten. De prijs van een pakje koffie is in Europa de voorbije jaren amper gedaald terwijl de grondstoffenprijs voor koffie een forse duik heeft gemaakt. Als het waar is wat ze zeggen, en de grondstoffen zo weinig doorwegen, kan een verhoging van de aankoopprijs van koffie voor de multinationals toch niet zoveel uitmaken.” “Het heeft veel met onwetendheid te maken. Weten ze bij koffiebranders wel wat het betekent koffieboer te zijn: keihard te moeten werken en onderbetaald te worden? Misschien moeten ze maar eens komen kijken, en zullen dan hun ogen open gaan. Dan zullen ze inzien dat we met een eerlijke prijs onze kinderen naar school zouden kunnen sturen, medicijnen en kleren zouden kunnen kopen.” “Er is natuurlijk ook het winstbejag. Sommige bedrijven kan het geen fluit schelen of hun koffietelers eerlijk betaald worden. Zolang de winstcijfers maar oké zijn. Ik wil die bedrijven een handje helpen: ze kunnen hun eerlijke handel toch ook als reclameargument gebruiken!? Ik ben ervan overtuigd dat de consument wel meer wil betalen voor een eerlijk kopje koffie. Eens hij weet waar eerlijke koffie voor staat, zal hij ook geneigd zijn ervoor te kiezen.”
11
5. Een Belgische consumentenorganisatie
STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
• Je volgt de koffiecrisis op de voet om te zien of dit geen nefaste invloed heeft op de kwaliteit van de koffie. Als koffieboeren te weinig geld voor hun koffie krijgen, dreigt de kwaliteit achteruit te gaan omdat het voor de boeren niet meer de moeite loont hun struiken te onderhouden. • Met de huidige wereldmarktprijs lijkt het jou onlogisch dat de consumentenprijzen in België nauwelijks gedaald zijn. Dit zou moeten kunnen, gezien de winstcijfers van de grote koffiebranders.
BIJLAGE 4 6 FICHES VOOR EEN ROLLENSPEL 12
6. Een groep kritische consumenten
STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
• Jullie volgen de koffiecrisis op de voet om te zien of dit geen nefaste invloed heeft op de kwaliteit van koffie. Als koffieboeren te weinig krijgen voor hun koffie, dreigt de kwaliteit achteruit te gaan omdat het voor de boeren niet meer de moeite loont hun struiken te onderhouden. • De winstmarges van de koffiebranders staan in schril contrast met de desastreuze situatie voor de koffieboeren. Dit is niet ethisch. De boeren moeten een prijs krijgen die hen in staat stelt te overleven. Bedrijven moeten hieraan meewerken.
BIJLAGE 5 BRIEF VAN JOHN KANJAGAILE
Moshi, juni 2003
13 STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
Dear all, Mijn naam is John Kanjagaile. Ik woon in Kagera, een streek in het
noordwesten van Tanzania, geklemd tussen Rwanda, Uganda en het Victoriameer. Het is een echte koffiestreek, al kweken de boeren ook bananen, maniok, bonen en maïs voor eigen gebruik of voor de lokale markt. Maar koffie is het enige gewas waar ze wat geld mee kunnen verdienen.
Koffie telen is hard labeur voor een boerenfamilie: de koffiestruiken onderhouden, de bessen plukken, het vruchtvlees verwijderen, de bonen wassen en drogen en ze uiteindelijk getransporteerd krijgen.
De koffieplant werd in de negentiende eeuw in Kagera geïntroduceerd door
de Duitse koloniale overheid. Met de komst van de Engelsen na de Eerste
Wereldoorlog veranderde er niet veel. De boeren die op hun velden wroetten,
verkochten hun oogst aan Aziatische handelaars in Kagera. Wat er daarna met
hun koffiebonen gebeurde, wisten ze niet. Bovendien werden ze vaak bedrogen door handelaars die te weinig betaalden of sjoemelden met weegschalen.
In de jaren ’50 kwam daar verandering in. Overal in de streek startten boeren met het verzamelen van de koffie in de dorpen. De Kagera Co-operative Union werd
opgericht en overkoepelt vandaag 124 coöperaties met meer dan 50.000 boerenleden. KCU slaagde erin een stuk van de handel zelf in handen te nemen.
Dankzij de goede prijzen, die door de overheid werden gesubsidieerd, stroomde er veel geld naar de streek. Dat werd vooral geïnvesteerd in scholen. Ook ik heb kunnen studeren dankzij een beurs van de coöperatie. Maar toen kwam de vrije markt.
Eerst vielen de overheidssubsidies weg, later werd het Internationaal Koffieakkoord opgeblazen en begonnen de prijzen te zakken. Toen kwamen we in de problemen.
De voorbije jaren waren door de koffiecrisis niet makkelijk. Soms lieten boeren de
bonen gewoon aan de struiken hangen. Het plukken was duurder dan de prijs die we ervoor kregen. Ik hoor je al denken: stop met koffie en begin iets anders. Maar dat is niet zo simpel. Er zijn nauwelijks alternatieven. Ofwel zijn de bodem
en het klimaat niet geschikt, ofwel is er geen markt voor andere producten. Wij blijven afhankelijk van koffie.
Gelukkig leerden we in 1990 de eerlijke handel kennen. We werden bezocht door mensen die met ons in zee wilden gaan omdat onze coöperatie opkomt voor de kleine
boeren. Ik herinner me nog levendig de eerste container die we eerst per boot over het
Victoriameer en dan per trein naar de haven van Tanga probeerden te krijgen. Alles liep mis. Maar de fairtradeorganisaties in Europa hadden geduld met ons en we leerden snel. Nu exporteren we jaarlijks 500 containers.
Zelf ben ik de exportverantwoordelijke van KCU. Mijn opdracht is kopers
vinden, zowel in de eerlijke handel als daarbuiten. Want rechtstreeks uitvoeren, ook al is het aan de huidige rampzalige voorwaarden van de wereldmarkt, is
beter dan via tussenhandelaars verkopen. Daarom werk ik in Moshi, waar de
koffieveiling van mijn land gelegen is. Iedereen die Tanzaniaanse koffie wil kopen,
BIJLAGE 5 BRIEF VAN JOHN KANJAGAILE 14
moet naar die stad komen. In vogelvlucht ligt Moshi zo’n 600 km van Kagera,
STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap
maar over de weg heb ik twee dagen nodig om er te geraken. Ik mis mijn familie wel, maar de leden van KCU rekenen op mij.
Momenteel is onze verkoop aan eerlijke handelsorganisaties in Europa goed voor 5
procent van onze omzet. De overige 95 % verkopen we aan tal van handelaars, in opdracht van grote multinationale koffiebedrijven.
De fairtrademarkt is dus niet erg groot. Maar de voordelen helpen ons te
overleven. In eerste instantie is er natuurlijk de vaste minimumprijs. Het verschil zie je het scherpst als je vergelijkt wat de koffieboer in Kagera zelf in handen krijgt voor een zak koffie. Wij verbouwen vooral robustakoffie. In 2002
kreeg een boer gemiddeld 28 dollar per zak, maar van de eerlijke handel kreeg hij gemiddeld 115 dollar. Dat zegt genoeg, niet?
Maar eerlijke handel doet meer. Dankzij onze ervaring met eerlijke handel kunnen we nu ongeveer 20% van onze koffie in Moshi rechtstreeks aan
klanten verkopen. Dat levert altijd een betere prijs op in vergelijking met de
tussenhandelaars. Soms pusht de betere prijs van de eerlijke handel zelfs de gewone opkopers in Moshi om een hogere prijs te betalen.
Tot slot wil ik het nog hebben over de projecten die KCU heeft kunnen realiseren met de fairtradepremie van 5$/zak. Die premie gaat naar de
organisatie. Hij wordt betaald bovenop de eerlijke prijs, die naar de producent gaat. De omschakeling naar biokoffie is zo’n project. Dankzij het opzetten
van vormingsprogramma’s om organische mest te gebruiken en de biobonen apart te bewaren, slaagde KCU erin de eerste Tanzaniaanse exporteur van biokoffie te
worden. Met de premie betalen we onder andere de kosten voor de certificering van de biokoffie.
Ook het onderwijsfonds van KCU werd de laatste jaren enkel met de
fairtradepremie gespijsd. Dit fonds was lange tijd nodig om de secundaire scholen van KCU te kunnen openhouden. Gelukkig springt de overheid nu bij.
En dan is er nog Tanica, één van de twee bedrijven in Afrika die oploskoffie
maken. Tanica ligt in Kagera en was in handen van de Tanzaniaanse overheid. Maar die is volop aan het privatiseren. Dankzij de fairtradepremie konden we aandelen kopen. We bezitten momenteel 35 % van de aandelen. We hopen
minstens 51% te verwerven. Dat is belangrijk omdat we vermoeden dat Nestlé
maar al te graag deze fabriek zou kopen. Hoe meer aandelen we verwerven, hoe moeilijker voor Nestlé om er de handen op te leggen.
Eerlijke handel is voor ons een handelsrelatie die kleine boeren een eerlijke prijs geeft.
In ruil krijgen de consumenten koffie van topkwaliteit. Want onze beste koffie reserveren wij voor de eerlijke handel.
Maar eerlijke handel is meer. Het is ook een partnerrelatie tussen Noord en
Zuid. Dankzij eerlijke handel is er een band tussen producenten en consumenten, een brug tussen Kagera en België. Regards John
BIJLAGE 6 KAART VAN TANZANIA 15
STRAFFFE KOFFIE • methodiekenmap