Notitie Duurzaamheid Wageningen UR
Inhoudsopgave
Pag
1. Inleiding
3
2. Vier ambitieniveaus
5
3. Huidige situatie voor zes deelgebieden 3.1 Bouw 3.2 Energie 3.3 Mobiliteit 3.4 Inkoop 3.5 Afval 3.6 Catering 3.7 Samenvatting huidige ambitieniveaus
7 7 7 8 9 9 10 11
4. Ambitieniveaus vertaald naar zes deelgebieden 4.1 Bouw 4.2 Energie 4.3 Mobiliteit 4.4 Inkoop 4.5 Afval 4.6 Catering
12 12 13 15 16 17 17
5. Randvoorwaarden
19
6. Ten slotte, advies aan de Raad van Bestuur/Concernraad
21
Leden projectgroep Joris Fortuin (vz) Wim Koops (secr) Petra Berkhout Anna Harnmeijer Ad van der Have Okko Kuiper Bert Schutte Barbara Veltrop
Leden Stuurgroep FB-Forum FB-V&M SSG, LEI Student, afvaardiging via SR FB-V&B PSG, Facility Services Van Hall Larenstein, Milieukunde Corporate Communicatie
Conceptnotitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
Peter Booman, vz Rob Buré, secr Wallie Hoogendoorn Rien Komen
FB FB-V&M ESG SSG
1. Inleiding Duurzaamheid is een begrip dat iedereen kent. Gevraagd naar de betekenis van duurzaamheid is er een waaier aan mogelijkheden, velen hebben hun eigen invulling van het begrip. Voor Wageningen UR en de diverse onderdelen van de organisatie is het eigenlijk niet anders. Iedere werknemer, ieder onderdeel geeft op zijn of haar manier betekenis aan het begrip. Het is dan ook niet verwonderlijk dat uit de scan van PriceWaterhouseCoopers (juli 2008) naar het niveau van duurzaamheid bij Wageningen UR, naar voren kwam dat duurzaamheid bij Wageningen UR zeker aanwezig is, maar op verschillende niveaus. Volgens de scan is “… duurzaamheid binnen het primaire proces verder ontwikkeld dan binnen de bedrijfsvoering. Tegelijk zijn er duidelijke verschillen tussen Science Groups en zijn er binnen de bedrijfsvoering een aantal zeer vooruitstrevende initiatieven” (op cit.:16). Het is zowel intern als extern van belang duidelijk te krijgen wat Wageningen UR onder duurzaamheid verstaat. En hoe Wageningen UR daarmee wil omgaan binnen de bedrijfsvoering. Immers het ontbreken van een samenhangend beleid maakt het intern lastiger om initiatieven van de grond te krijgen, omdat er geen duidelijke kapstok is waaraan deze initiatieven opgehangen kunnen worden. Dit is jammer, juist omdat veel studenten en medewerkers van Wageningen UR duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan. Extern staat het ontbreken van een centrale ambitie op gespannen voet met het imago en de identiteit van Wageningen UR. Zo meldt het Jaarverslag van Wageningen UR 2007 dat Wageningen UR duurzame ontwikkeling heeft als dragende filosofie. ‘Naast het operationeel maken van duurzame ontwikkeling in het onderwijs en onderzoek ziet Wageningen UR duurzaamheid ook als belangrijk uitgangspunt voor haar bedrijfsvoering’ (op cit.: 31). Het in lijn brengen van de verschillende niveaus van duurzaamheid bij de diverse onderdelen van Wageningen UR vereist allereerst een keuze van Wageningen UR voor het gewenste niveau van duurzaamheid. Daarbij is het van belang te beseffen dat duurzaamheid op concernniveau in eerste instantie een richting aangeeft, een proces waaraan – afhankelijk van het ambitieniveau – meer of minder hoge eisen worden gesteld. Wat duurzaamheid vervolgens in de praktijk – op de werkvloer – betekent, vraagt een vertaling naar verschillende deelgebieden en concrete doelen. Het doel van deze notitie/rapportage is om een advies te formuleren voor de Raad van Bestuur/Concernraad over een te kiezen ambitieniveau voor duurzaamheid, waarbij de notitie zich beperkt tot de bedrijfsvoering, conform de opdracht van de Raad van Bestuur. Daartoe schetst de notitie een aantal mogelijke ambitieniveaus, die vervolgens nader zijn uitgewerkt voor zes verschillende, substantiële deelgebieden binnen de bedrijfsvoering. Het gaat om de deelgebieden bouw, energie, inkoop, mobiliteit, catering en afval. Niet alle aspecten van de bedrijfsvoering zijn derhalve meegenomen, maar deze kunnen uiteindelijk wel binnen de geformuleerde ambitie geplaatst worden. Het bereiken van de gewenste ambitieniveaus vereist zoals aangegeven het maken van keuzes. Die keuzes hebben niet alleen betrekking op bijvoorbeeld de periode waarin een bepaalde ambitie moet worden gerealiseerd. Het gaat ook om de vraag wat wel en wat niet ter discussie gesteld kan en mag worden. Hoe hoger het ambitieniveau wat betreft duurzaamheid, hoe meer lopende zaken – die nu wellicht als normaal en goed worden beschouwd – ter discussie kunnen komen.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
2
Opzet document De opzet van het document is als volgt. Allereerst worden vier mogelijke ambitieniveaus 1 geschetst. Dit zijn langere termijn visies, die in een plan van aanpak vertaald moeten worden naar doelen voor de kortere termijn, die in een periode van vier à vijf jaar bereikt kunnen worden. Het is aan te bevelen deze periode parallel te laten lopen met de termijnen van het IP/OP. Daarna wordt per deelgebied de huidige situatie beschreven; vervolgens wordt ingegaan op de verschillende geformuleerde ambitieniveaus 2 en wat deze zouden impliceren voor het betreffende deelterrein. Ook gaat de notitie in op de noodzakelijke randvoorwaarden voor het bereiken van de ambitieniveaus. Ten slotte is in deze versie van de notitie een kort advies opgenomen aan de Raad van Bestuur/Concernraad.
1
We wijken daarmee – bewust – af van de zes niveaus zoals deze zijn omschreven door PWC, daar het onderscheid tussen deze zes niveaus niet over de hele linie duidelijk is. 2 Het gaat daarbij om ambitieniveaus zoals deze nu te voorzien zijn. Het is aan te bevelen om, bijvoorbeeld na de eerste implementatieperiode, te bezien of deze niveaus bijstelling behoeven. Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
3
2. Vier ambitieniveaus Duurzaamheid kent vele definities. De projectgroep is - heel pragmatisch - uitgegaan van de (oer)definitie van Brundtland: “Duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”. Dit betekent bijvoorbeeld dat de milieubelasting en het grondstof- en energiegebruik door de levenscyclus en in de keten gereduceerd worden tot een niveau dat ten minste in balans is met de draagkracht van de aarde. Ook het sociale aspect (de people-component), wat onder meer staat voor eerlijke bedrijfspraktijken voor mensen binnen en buiten de onderneming, wordt niet uit het oog verloren. Uit deze definitie blijkt dat duurzaamheid een voortdurend proces is en tevens meer een leidraad voor het handelen is, dan een eenduidig afrekenbaar doel. Immers, wat 10 jaar geleden als duurzaam werd beschouwd, hoeft dat anno nu niet meer te zijn. Duurzaamheid voor de langere termijn enkel formuleren in afrekenbare doelen, zou snel het risico in zich dragen dat geen rekening wordt gehouden met voortschrijdende inzichten. De projectgroep heeft dan ook voor de volgende formulering gekozen van ambitieniveaus 3 : 1. Basis; 2. Actief; 3. Voorlopen; 4. Innovatief. Het ambitieniveau Basis is het eenvoudigst en kost – vermoedelijk – de minste inspanning. Vertaald naar concrete doelen betekent deze ambitie niet meer en niet minder dan voldoen aan de huidige wet- en regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld milieu, arbo-wetgeving en verslaglegging over de bedrijfsvoering. Aan de andere kant van de schaal staat het niveau Innovatief de ambitie die – vermoedelijk - de meeste inspanning vergt. Een Innovatieve organisatie pakt duurzaamheid integraal op en draagt dit ook uit naar de omgeving. Duurzaamheid is bij een Innovatieve organisatie onderdeel van alle beleidsfacetten en de onderscheiden onderdelen van de organisatie (onderzoek, onderwijs, bedrijfsvoering) werken nauw samen. Ook extern draagt een Innovatieve organisatie duurzaamheid uit, niet alleen door eisen te stellen aan klanten en/of leveranciers, maar ook door in het netwerk van externen initiatieven te ondernemen om duurzaamheid te bevorderen. Belangrijk is bij Innovatief ook het durven nemen van risico’s. Nieuwe technologie op kleine schaal incorporeren in de bedrijfsvoering bijvoorbeeld, ook als nog geen sprake is van volledige proven technology, waarbij sprake kan zijn van interactie tussen het primaire proces (onderzoek/onderwijs) en bedrijfsvoering. Innovatief zijn, innovatieve oplossingen doorvoeren, ook als daar risico’s aan zijn verbonden. Het belangrijkste verschil met het niveau Voorlopen is daarmee ook aangeduid, dan is er namelijk sprake van het toepassen van proven technology en is het risico minder groot. Ook op het niveau Voorlopen is echter sprake van een organisatie die duurzaamheid integraal oppakt en uitdraagt naar buiten. Duurzaamheid is bij Voorlopen een vanzelfsprekend onderdeel bij de besluitvorming. Dat betekent dat van alle besluiten bekend moet zijn wat de duurzaamheidseffecten zijn en dat vóór de besluitvorming actief gezocht wordt naar alternatieven die meewerken bij het bereiken van het beoogde ambitieniveau. Het betekent ook dat de besluitvormers zich kunnen en willen verantwoorden als ze een besluit nemen waarvan ze weten dat het niet aan de duurzaamheidsdoelstelling bijdraagt.
3
Bedacht moet worden dat deze ambitieniveaus zijn toegespitst op een kennisorganisatie zoals universiteit/hogeschool/onderzoeksinstituut en de ambities van Wageningen UR afgezet moeten worden tegen de ambities van andere universiteiten/hogescholen/onderzoeksinstituten.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
4
Het betekent niet dat duurzaamheidsafwegingen doorslaggevend zijn bij de besluitvorming; dat zou bij Innovatief passen Het niveau Actief vereist wel dat aantoonbaar naar duurzamer alternatieven wordt gekeken en dat deze alternatieven in de besluitvorming worden meegenomen. Beide ambitieniveaus kunnen in principe tot dezelfde effecten leiden. Maar in economisch minder goede tijden zal het streven naar duurzaamheid voor de bedrijfsvoering bij het ambitieniveau Actief sneller in het gedrang komen dan bij het ambitieniveau Voorlopen. Op het niveau Actief is er ook geen ambitie om een voorbeeldfunctie te vervullen voor de omgeving. Dit laatste geldt ook voor het ambitieniveau Basis. Afhankelijk van de bevindingen per deelgebied kan het zo zijn dat de ambities voor het ene gebied eenvoudiger zijn te realiseren dan voor het andere gebied. Dat hoeft beslist niet enkel af te hangen van de kosten, maar kan ook bepaald worden door de mogelijkheid om bestaande contracten open te breken, de beschikbaarheid van duurzamer alternatieven of het gedrag van medewerkers/studenten. Ook moet de bedrijfsvoering ten dienste blijven staan van het primaire proces en mag het niet zo zijn dat duurzamer alternatieven het primaire proces in gevaar (kunnen) brengen. Ten slotte is het van belang te beseffen dat hoe hoger het ambitieniveau is, hoe meer de deelterreinen afhankelijk van elkaar zijn, of anders gezegd, in elkaar grijpen. Het streven naar een ambitieniveau kan betekenen dat gezocht moet worden naar (creatieve) oplossingen om binnen - soms zeer harde - randvoorwaarden te blijven. Het is ook niet ondenkbaar dat bepaalde ambities in eerste instantie voor onmogelijk worden gehouden. Bij voorbaat echter deze ambities afschrijven zou tekort doen aan de vindingrijkheid die ontstaat als binnen beperkende randvoorwaarden een oplossing gezocht moet worden voor een probleem 4 .
4
Bekend is bv. de vering van Citroën die is ontstaan dankzij de opdracht aan de ontwerpers een comfortabel rijdende auto te ontwerpen met vierkante wielen.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
5
3. Huidige situatie voor zes deelgebieden In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van 6 deelgebieden beschreven en naast de in voorgaande paragraaf beschreven ambitieniveaus gelegd. Voor de weging van de huidige situatie zijn, naast datgene wat nu daadwerkelijk gebeurt, tevens door de Raad van Bestuur/Concernraad genomen besluiten voor het deelgebied meegenomen. Voornemens die op stapel liggen zijn niet betrokken in de weging.
3.1 Bouw Onder Duurzaam bouwen verstaat de werkgroep activiteiten op het gebied van gebouwen en infrastructuur met betrekking tot nieuwbouw, renovatie, onderhoud, beheer en sloop. Het betreft hier ten eerste de activiteit zelf, ten tweede wordt met gebouwen en infrastructuur de voorziening geschapen voor een duurzame bedrijfsvoering. Voor deze activiteiten werkt Wageningen UR nu volgens de GreenCalc 5 systematiek (zie voor meer informatie: http://www.greencalc.com/nl-introductie.html). Dit model beoordeelt gebouwen en campussen op vier duurzaamheidaspecten, namelijk materiaalgebruik, energiegebruik, watergebruik en mobiliteit. Voor ieder aspect wordt met behulp van de levenscyclusmethode (LCA) de milieuschade beoordeeld die de bouwactiviteit gedurende zijn levensduur veroorzaakt. Een integrale berekening van materiaalwinning, vervoer, bouwen, gebruiken, exploiteren, onderhouden, renoveren tot en met sloop leidt tot een (GreenCalc)-index die met een referentie kan worden vergeleken. Het ambitieniveau voor Wageningen UR is in 2001 voor nieuwbouw gesteld op een CreenCalcindex van ten minste 150, met een inspanningsverplichting naar 175. In die tijd liep Wageningen UR hiermee voorop, passend bij de strategische visie over de bijdrage van Wageningen UR aan een leefbare wereld. Uit een inventarisatie van de VSNU-werkgroep Duurzaamheid naar de huidige duurzaamheidactiviteiten bij Nederlandse universiteiten” (inclusief UMC en AMC) blijkt dat slechts twee andere universiteiten de GreenCalc-index hanteren. De VU streeft naar een index hoger dan 150, de UU naar een index hoger dan 190. Het Strategisch Plan Nieuwbouw heeft/had daarnaast als streven voor de periode 2000 – 2006 een reductie van 30% van het aantal m2 te realiseren, dit resulteert na realisatie in een vergelijkbare besparing op het energieverbruik. Met de implementatie van het Strategisch Huisvestingsplan wordt dit doel gehaald. Voor de planvoorbereiding van het tweede onderwijsgebouw is nu een streefwaarde van 180 gesteld. Hiermee gaat Wageningen UR verder dan andere Nederlandse universiteiten. Op basis van de GreenCalc systematiek is het huidige ambitieniveau, met een streefwaarde van 180 voor het deelterrein Bouw, als Actief te kenschetsen.
3.2 Energie Het deelterrein Energie wordt door de werkgroep onderverdeeld in inkoop en soort (bron), gebruik en installaties, en gedrag ten opzichte van energie. Binnen Wageningen UR bestaat het Platform Energie dat zich tot taak heeft gesteld voor Wageningen UR breed een kennisplatform te zijn voor alle aspecten die betrekking hebben op energie. Volgens het door dit platform opgestelde Kader Energiebeleid uit november 2004 heeft Wageningen UR zich tot doel gesteld “het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen en een bijdrage te leveren aan het verminderen van de CO2 5
Er is een nieuwe normering in ontwikkeling. De Dutch Green Building Council (DGBC), een onafhankelijke organisatie, is een duurzaamheidlabel aan het ontwikkelen voor Nederlandse gebouwen en gebieden. Mogelijk zal ook Wageningen UR op termijn dit model toepassen.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
6
productie, het toepassen van duurzaamheid ten aanzien van energie en het toepassen van duurzame materialen”. Deze doelen zijn niet nader gespecificeerd. Duurzaamheid is voor het platform één van de onderdelen, maar zeker niet het enige. Zoals aangegeven is een daadwerkelijke ambitie nooit expliciet gemaakt, wel vermeldt het Kader Energiebeleid dat Wageningen UR het als haar taak ziet om de gemiddelde CO2 uitstoot per student en medewerker terug te dringen, dit kan bijvoorbeeld door een deel van de energie in te kopen als groene energie. Op 3 december 2008 heeft Wageningen UR de MeerJarenAfspraak 3 (MJA3) ondertekend, evenals alle andere universiteiten in Nederland. Op basis hiervan verplicht Wageningen UR zich tot een verbetering van de energie-efficiency van 30% over de periode 2005–2020. Daarnaast geldt een aanvullende doelstelling voor een efficiencyverbetering van nog eens 20% tot 2030. Hiervoor worden samen met de HBO instellingen zogenaamde routekaarten opgesteld. Het energieplatform wisselt informatie uit en maakt afspraken, maar de niveaus zijn bepaald en beperkt tot het beslissingsniveau van de “eigenaar” van deelgebieden (zoals bouw en energieinkoop). Wel is nog op te merken dat het algemene niveau van ambitie en handelen de afgelopen jaren is gestegen. Tevens is de afstemming van de verschillende deelgebieden vergroot. Zo is inmiddels wel besloten in de komende aanbesteding voor elektriciteit volledig duurzaam gecertificeerde stroom in te kopen. In het oog springende initiatieven op dit gebied zijn de windmolenparken in Lelystad, het gebruik van warmte- en koudeopslag (wko) op Wageningen Campus, en een biogasproductie bij Nij Bosma Zathe die ingezet wordt voor o.a. stadsverwarming in de gemeente Leeuwarden . Het huidige ambitieniveau van Wageningen UR voor energie is te karakteriseren als Actief.
3.3 Mobiliteit Onder het deelterrein Mobiliteit verstaat de werkgroep zowel het woon-werkverkeer als de dienstreizen. Dit deelterrein is erg versnipperd. Er zijn tal van initiatieven, maar samenhang daartussen lijkt te ontbreken. Voorbeelden van initiatieven zijn de NS-business card en de Optare-fietsenregeling. In het verleden was er ook een contract met het Vervoers Coördinatie Centrum - Oost (VCC Oost), dat was gericht op het ondersteunen van Wageningen UR bij het opzetten en uitwerken van de mobiliteitsvraagstukken. Uiteindelijk is hier nauwelijks gebruik van gemaakt. Er is niet alleen sprake van een versnipperd aanbod van initiatieven, er zijn ook grote verschillen te constateren in initiatieven tussen de diverse instituten van Wageningen UR op dit vlak. Zo wordt er (beperkt) gebruik gemaakt van video conferencing, treinen door Europa (i.p.v. vliegen), en wordt af en toe de CO2 compensatieregeling toegepast (zoals Trees for travel). De verschillen tussen de diverse onderdelen van Wageningen UR zijn wat dit betreft groot. Een positieve ontwikkeling op dit deelterrein zijn de plannen voor de zogenaamde Hoogwaardige OpenbaarVervoer -lijn (HOV-lijn) over Wageningen Campus. Bij dit soort initiatieven speelt wel een rol dat Wageningen UR sterk afhankelijk is van derden, in dit geval de provincie Gelderland en in veel mindere mate zelf volledig de ambitie kan invullen, dit in tegenstelling tot de andere deelterreinen.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
7
Een aandachtspunt is het feit dat bij de nieuwe Wet milieubeheervergunning voor Wageningen Campus voorschriften zijn opgenomen wat betreft mobiliteit. Aan de uitwerking hiervan wordt momenteel gewerkt. Wageningen UR heeft nergens vastgelegd wat ze zou willen bereiken op het gebied van mobiliteit, in de zin van bijvoorbeeld een daling van het aantal km’s woon-werkverkeer. Ook anderszins lijkt nauwelijks sprake te zijn van activiteiten die verder gaan dan datgene wat is vereist op grond van wet- en regelgeving. Dit leidt tot de conclusie dat de huidige ambitie het niveau Basis niet overstijgt. In vergelijking met andere universiteiten, waar in meer of mindere mate een vervoersbeleid is geformuleerd, loopt Wageningen UR achter.
3.4 Inkoop Onder het deelterrein Inkoop vallen volgens de projectgroep alle activiteiten die betrekking hebben op het leveren van goederen en diensten door derden. Bij Inkoop geldt de afspraak dat 50% van de inkopen van Wageningen UR in 2012 duurzaam dient te zijn. Deze afspraak vloeit voort uit de afspraak die de universiteiten en hogescholen, verenigd in de VSNU, onderling hebben gemaakt. Het beleid voor duurzaam inkopen is, zowel bij Wageningen UR als bij de meeste andere universiteiten, in ontwikkeling. De ambitie van Wageningen UR loopt achter bij die van bijvoorbeeld de Universiteit van Maastricht, die zich tot doel heeft gesteld 100% duurzaam in te kopen in 2012. Gemeenten en provincies hebben zich voorgenomen in 2010 75 respectievelijk 50% duurzaam in te kopen, en de rijksoverheid 100% per 2010. De door Senter Novem vastgestelde criteria gelden hiervoor als norm. Middels een zelfscan monitort het SSC Inkoop jaarlijks de mate waarin de duurzaamheidcriteria zijn toegepast. Sinds januari 2008 benoemt het SSC Inkoop de duurzaamheidcriteria, zoals opgesteld door Senter Novem, als agendapunt bij alle nieuwe aanbestedingstrajecten. Dit uitgangspunt maakt onderdeel uit van het inkoopbeleid, dat eind 2007 door de Raad van Bestuur is bekrachtigd. Als de door Senter Novem aangedragen criteria geen meerkosten of andere beperkingen met zich meebrengen, zullen deze worden meegenomen in nieuw af te sluiten contracten. Is dit wel het geval, dan zal de opdrachtgever nader bepalen of men de criteria wil en kan toepassen. Sinds 1 januari 2008 neemt het SSC Inkoop de duurzaamheidaspecten op in de projectplannen en worden de resultaten vermeld in de eindrapportages. Op basis van de afspraken die in het kader van de VSNU gemaakt zijn, steekt Wageningen UR op het terrein van Inkoop mager af ten aanzien van de bekende ambities bij (rijks-)overheden. Echter de wijze waarop hier momenteel vorm aan wordt gegeven gaat mogelijk veel verder omdat duurzaamheid een vaststaand onderdeel is in de afweging van het inkoopproces. De daadwerkelijke toepassing hangt echter af van de vraag of er wel of niet meerkosten of andere beperkingen aan zijn verbonden. Daarom is het huidige niveau te karakteriseren als Actief.
3.5 Afval Onder het deelterrein Afval vallen volgens de projectgroep alle activiteiten die gericht zijn op de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en op het voorkomen van verspilling van grondstoffen en energie. Wageningen UR
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
8
kent geen vastgesteld afvalbeleid, wel hanteert Wageningen UR de volgende uitgangspunten wat betreft afval: voldoen aan de vigerende wet- en regelgeving; hiërarchie in het afvalbeheer (voorkomen/beperken van afval, hergebruiken, recyclen, verbranden, storten); gescheiden afvalverzameling door een erkende afvalinzamelaar; producenten aanspreken op hun medeverantwoordelijkheid en aansprakelijkheid wat betreft de verwerking van hun producten in de afvalfase. De uitwerking hiervan wordt enerzijds opgepakt door Inkoopcontracten, anderzijds wordt het overgelaten aan de organisatieonderdelen zelf. In de inkoopcontracten lopen de gemaakte afspraken uiteen van het door de leverancier zelf laten verwijderen van de verpakkingsmaterialen tot afspraken over logistieke afstemming (minder vervoersbewegingen). Bij de aanbesteding van de inzameling van gevaarlijk afval zijn eisen gesteld met betrekking tot arbeidsomstandigheden en milieu en zijn afspraken gemaakt over afvalscheiding. De mate van afvalscheiding verschilt. Samen met de inzamelaar worden momenteel afvalsorteerproeven uitgevoerd (bedrijfsafval, alleen in Wageningen). Op basis van de uitkomsten worden concrete actiepunten geformuleerd die gepland worden voor het jaar 2009. Met het voldoen aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, de afspraken die gemaakt zijn in het contract voor de inzameling van afval, en de aanvullende activiteiten die op dit gebied worden ontplooid, voldoet de organisatie aan de criteria die gesteld worden aan het ambitieniveau Actief.
3.6 Catering Bij catering zijn volgens de projectgroep de volgende gebieden te onderscheiden: productie en inkoop van dranken en voedsel, toelevering van assortiment, groot keukenapparatuur, drankautomaten, verpakkingen en afval, reiniging, energiegebruik en waterverbruik. De catering bij Wageningen UR is uitbesteed aan Albron. Het contract loopt van 2006–2011. In het aanbestedingsbestek (2005) was er weinig aandacht voor duurzaamheid, het bestek eiste niet meer dan wat op grond van bestaande wet- en regelgeving verplicht is op het gebied van bijvoorbeeld voedselveiligheid of arbeidsomstandigheden. De voornaamste reden hiervoor lijkt te zijn dat het thema duurzaamheid simpelweg geen rol speelde, of zich beperkte tot het aanbieden van biologische producten. Mogelijk speelde ook mee dat er geen richtlijnen voor duurzame catering beschikbaar waren 6 . De drankautomaten zijn onder contract bij Douwe Egberts, die op verzoek van Wageningen UR in 2007 is overgestapt op Utz Kapeh koffie (zogenaamde fair trade koffie). Het feit dat op basis van het bestek het ambitieniveau waarschijnlijk als Basis moet worden gekenschetst, betekent niet dat in de praktijk wellicht niet meer gebeurt, op eigen initiatief van Albron 7 . Het gaat dan met name om inkoop van producten, eisen die worden gesteld aan leveranciers, transport. Apparatuur en energie worden verstrekt door Wageningen UR. Wageningen UR kan hierin dus een sturende rol spelen, zoals ook geldt voor het afvalbeleid van Albron.
6
Dergelijke criteria zijn er nu wel. Senter Novem heeft recent Criteria voor duurzaam inkopen voor catering ontwikkeld (2008). 7 Dit moet nader uitgezocht worden. Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
9
3.7 Samenvatting huidige ambitieniveaus Onderstaande tabel vat de huidige ambitieniveaus voor de onderscheiden deelterreinen van de bedrijfsvoering samen.
Deelterrein
Huidig ambitieniveau
Bouw Energie Mobiliteit Inkoop Afval Catering
Actief Actief Basis Actief Actief Basis
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
10
4. Ambitieniveaus vertaald naar zes deelgebieden Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die naar de inschatting van de projectgroep per deelterrein nodig zijn om een bepaald ambitieniveau te realiseren. In de bijlage is een matrix opgenomen die de mogelijkheid biedt om snel naast elkaar de uitwerking van de maatregelen per deelgebied en ambitieniveau door te nemen.
4.1 Bouw Basis Op dit ambitieniveau gaan de activiteiten op het deelterrein Bouw niet verder dan voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving. Dit betekent bijvoorbeeld dat voldaan moet worden aan EPC normen (Energie Prestatie Coëfficiënt). Bij dit niveau wordt wel gestreefd naar het verhogen van de benuttinggraad van gebouwen, overigens enkel gemotiveerd door de wens de kosten te verlagen van de bedrijfsvoering.
Actief Bij het ambitieniveau Actief speelt een groot aantal maatregelen een rol, zoals extra isolatie, warmteterugwinning en betonkernactivering. Het is echter van belang om te beseffen dat de genoemde maatregelen enkel en alleen uitgevoerd zullen worden als hiermee bedrijfseconomisch winst is te halen. De gebruikelijke terugverdientermijnen voor investeringen zijn daarbij van toepassing. Er is geen wens een voorbeeldfunctie te vervullen voor de omgeving.
Hogere ambitieniveaus Voorlopen en Innovatief Activiteiten behorende bij deze ambitieniveaus zijn overlappend en vergelijkbaar. Uitgangspunten voor hogere ambitieniveaus op het gebied van duurzaamheid zijn: klimaatneutraal – CO2 neutraal; duurzaam materiaalgebruik; voorwaarden scheppen voor klimaatneutraal cq. duurzaam ondernemen. Bij ruimtelijke ingrepen dient de volgende prioriteitstelling te worden gehanteerd: probeer bestaande gebouwen en infrastructuur, mits dit duurzaam kan, zo lang mogelijk te gebruiken of hergebruiken; realiseer een zo gering mogelijk bouwprogramma, minimale verhardingen e.d.; het noodzakelijke programma moet onder strikte condities van duurzaam materiaalgebruik, energieneutraal, ecologische inpassing worden gerealiseerd. Dit zal o.a. betekenen: realiseren hoge benuttinggraad van ruimten door: 1. vergaande toepassing van innovatieve kantoor-, lab- en onderwijsconcepten; 2. geïntegreerd, meervoudig en flexibel ruimtegebruik; geen geïsoleerde campus maar een intellectuele agora, waarbij voorzieningen gedeeld worden met overheid, instellingen en bedrijven; inkopen groene stroom; toepassen windenergie, zonne-energie, warmte- koudeopslag en/of geothermische energie; toepassing passieve zonne-energie; toepassing waterbesparende installaties; water vasthouden op de campus (integraal waterbeheer); toepassing biomassa installaties; energiezuinige openbare verlichting gestuurd via bewegingsmelders; Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
11
strikt verkeers- en vervoersbeleid, betaald parkeren, bevorderen OV- en fietsgebruik (fietslock and go).
Voorlopen Het ambitieniveau Voorlopen zal binnen de GreenCalc systematiek uitkomen op een milieu-index van 215 voor nieuwbouw. Daarbij is van belang dat vanaf het begin van de planvoorbereiding het thema duurzaamheid integraal wordt meegenomen. In de diverse fasen van het project (programma, voorlopig ontwerp, definitief ontwerp en bestekfase) dient een toets via GreenCalc plaats te vinden. Bij het duurzaam ontwerpen dient gedacht te worden in samenhangende concepten wat betreft ruimtelijk ontwerp, materiaalgebruik en installatietechnisch ontwerp. Op deze wijze is het mogelijk om binnen de normbouwkosten van Wageningen UR een duurzaam gebouw te realiseren met een milieu-index van ca. 215.
Innovatief Een integraal concept dat op een milieu-index van ca. 300 uitkomt, kan er als volgt uitzien: een gebouwcasco van gerecycled beton of staal met beton; modulaire inbouwpakketten van houtskeletbouw; duurzaam materiaalgebruik uit de omgeving (actieradius max. 800 km); zware buitengevelinstallatie van natuurlijke materialen; laagwaardig verwarmings- en koelsysteem met betonkernactivering; warmte- koudeopslag; kleinschalige bio WKK; inrichting van omgeving in aansluiting op het landschap; integraal waterbeheer; stimuleren OV en langzaam verkeer; strikt parkeerbeleid. Voor Wageningen UR is het interessant om bij toepassing van duurzame materialen aan te sluiten bij technieken die binnen de instelling worden ontwikkeld.
4.2 Energie Basis Het voldoen aan wettelijke eisen wat betreft inkoop en gebruik van energie. Verder zijn er geen inspanningen om duurzaam te zijn. Wanneer vanuit bedrijfskundige motieven aanpassingen worden gedaan, is het eventuele duurzame karakter hiervan puur toeval.
Actief Duurzaamheid is een van de uitgangspunten bij de inkoop, de productie en het gebruik van energie. De afwegingen worden altijd gekoppeld aan bedrijfskundige en personele aspecten. Een substantiële kostenstijging of verhoging van de afschrijftermijn ten behoeve van duurzaamheid is echter uitgesloten.
Voorlopen Voor Ambitieniveaus Voorlopen en Innovatief komen de te nemen acties veelal overeen. Het onderscheid tussen deze twee ambitieniveaus komt tot uiting in de mate waarin de acties plaatsvinden. Duurzaamheid is een leidend motief bij de inkoop, de productie en het gebruik van energie. Er worden oplossingen en toepassingen gezocht die aan duurzaamheid kunnen bijdragen. Er wordt proactief samengewerkt met onderzoek en onderwijs. Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
12
1) Groen inkopen Van het gebruik van vervuilende fossiele brandstoffen, zoals olie en kolen, wordt afgezien. Zon, wind, waterkracht en aardwarmte leveren de (schone) energie die nooit opraakt en niet vervuilt. Het gebruik van deze energiebronnen is echter van tijdelijke aard. Uiteindelijk past bij het hoogste ambitie niveau dat wordt gestreefd naar energieneutraliteit voor al de gebouwen.
2) Regelingen en installaties optimaliseren/vervangen Op basis van GreenCalc worden alle bestaande gebouwen herberekend en worden de gebouwbeheerssystemen en -installaties aangepast aan norm/streef getallen. De onderlinge afstemming van verschillende installaties speelt hierin een belangrijke rol. Indien de afstemming niet goed regelbaar is en dus niet voldoende optimaliseert, wordt deze vervangen.
3) Gebouwen/ installaties optimaliseren Op basis van GreenCalc worden alle bestaande gebouwen herberekend en worden bouwkundige maatregelen genomen om het verbruik te beperken conform de norm. Gebouwen die structureel niet voldoen zouden zelfs afgestoten kunnen worden.
Groene ICT In het kader van verantwoord ondernemen, energie- en milieubewustwording wordt de vraag naar groene ICT steeds groter. De opzet van groen ICT beleid kent voornamelijk de volgende aandachtpunten: 1. Het zuinig omgaan met energie door het efficiënt inrichten van apparatuur, koeling en huisvesting; 2. Het inzetten van ICT voor het verminderen van reistijden; 3. Het milieuvriendelijk construeren en recyclen van de ICT apparatuur. Door het toenemend gebruik van ICT worden deze aandachtspunten steeds belangrijker.
4) Gebruik beperken De benuttinggraad van gebouwen zo verhogen dat lege ruimten niet voorkomen en tevens de benutting per dag verlengen. Dit vereist samenwerking met het deelterrein bouwen. Door minder te bouwen en de bedrijfstijd te verlengen, kunnen gebouwen veel intensiever gebruikt worden. Per gebouw zal dan meer (afhankelijk van soort installatie en bouwwijze) energie gebruikt worden, maar het totale gebruik zal zeer fors afnemen.
Innovatief De volgende genoemde elementen passen bij een Innovatief ambitieniveau. Voor al deze elementen geldt dat bij investeringen langere terugverdientijden toegestaan zijn dan wat normaal bedrijfskundig geldt, omdat duurzaamheid en klimaatneutraliteit belangrijk(er) zijn.
1) Zelf duurzaam opwekken Er wordt geïnvesteerd in groene productie; via (eigen) onderzoek worden proefprojecten gestimuleerd met alternatieve groene energie en wordt deze energie gebruikt in de eigen beheersorganisatie. Als voorbeeld is het realiseren van een eigen biogasinstallatie te noemen (eventueel zelf ontwerpen). Ook kan gedacht worden aan oplossingen waarbij het gebouw meer dan energieneutraal is en zelfs energie teruglevert.
Zo groen als gas
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
13
Groene elektriciteit heeft ondertussen zijn weg naar de markt gevonden. De Innovatieve organisatie die echter groen gas wil, heeft vooralsnog een probleem. Want wanneer definiëren we gas als groen? Is er eigenlijk wel groen gas? Als dat niet het geval is, wat betekent dit dan voor je ambitie als organisatie wat betreft duurzame energie? Het zijn slechts enkele van de vragen waar een bedrijf tegenaan kan lopen bij de wens tot volledig duurzame energievoorziening.
2) Gedragsbeïnvloeding gebruikers Energieverbruik is een vast thema binnen de organisatie. Bijvoorbeeld: Bij introductie van nieuwe medewerkers wordt een niet vrijblijvende training energieconsument gegeven. Deze training wordt voor alle medewerkers eens per 2 jaar herhaald. Tevens straalt de organisatie de cultuur uit om een attitude ten aanzien van energie te bewerkstelligen die ook “thuis” zijn uitwerking kan hebben.
3) Gebruik beperken Het gebruik van energie in gebouwen kan beperkt worden. Bij het hoogste ambitieniveau kan dit vrij ver gaan, bijvoorbeeld temperaturen instellen op 18 graden Celsius en mensen meedelen een trui en lange broek aan te trekken. Op dit niveau is dan ook sprake van beïnvloeding van het gedrag. Bij klimaatregelingen kunnen ramen zo ingezet worden dat ze volledig geïntegreerd zijn in de klimaatregeling.
4) Gedragsbeïnvloeding leveranciers Zie 4.4 Inkoop
5) Onderzoek vertalen naar de praktijk De organisatie stimuleert het eigen onderzoek naar oplossingen en toepassingen door koppeling van beheergelden aan het onderzoek. Hiermee worden nieuwe ontwikkelingen gecreëerd, die de organisatie daadwerkelijk innovatief in de wereld maken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het stimuleren van het onderzoek naar een gevel die met behulp van wind, regen en zonlicht energie opwekt. Tevens zal de organisatie (eventueel samen met andere onderwijsinstellingen) komen tot een heldere wereldwijde norm voor duurzaamheidambities.
6) CO2- en klimaatneutraliteit CO2-neutraal – mogelijk binnen een bredere ambitie van de organisatie om klimaatneutraal te zijn is een “must” op dit ambitieniveau. De tijd waarin dit bereikt zal worden wordt in jaren gedefinieerd (5-10?). De ambitie ligt hier significant hoger dan het huidige MJA 3 niveau.
4.3 Mobiliteit Basis Op dit niveau gaat de ambitie niet verder dan voldoen aan de voorschriften die gesteld zijn bij de Wet milieubeheer vergunning.
Actief De algemene insteek op dit niveau is dat duurzaam gebruik wordt gestimuleerd en ongewenst gedrag /gebruik wordt ontmoedigd. Hiertoe bestaat echter geen samenhangend beleid, wel zijn er diverse losstaande voorzieningen en initiatieven die veelal lokaal worden ingezet.
Voorlopen Op dit niveau is sprake van een samenhangend geheel aan voorzieningen die eenduidig het gebruik van duurzame vervoersmogelijkheden stimuleren voor zowel woon- werkverkeer als Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
14
dienstreizen. Het geheel wordt gekarakteriseerd door flexibele toepassingscombinaties. Om hierin stappen te kunnen zetten is samenwerking met andere partijen noodzakelijk zodat een gebiedsgerichte aanpak mogelijk wordt, bijvoorbeeld provincie en gemeente. De ontwikkeling van de HOV-lijn over Wageningen Campus is hiervan een voorbeeld. Bij dit ambitieniveau hoort ook het verbreden van bestaande projecten die bijdragen aan het creëren van draagvlak, zoals dienstauto’s op ‘schone’ brandstoffen, het beschikbaar stellen van dienstfietsen of alternatief vervoer, en breed gebruik van videoconferencing. Het kan ook verder ingrijpen in de huidige manier van werken, zoals het (meer) stimuleren van thuiswerken, reizen buiten de geëigende reistijden voor het woon- werkverkeer, etc.
Innovatief Op dit ambitieniveau wordt bewust gekozen voor de wijze van vervoer; het gaat dan om de gehele keten van verplaatsingen en belangrijker nog het vermijden ervan. Bij mobiliteit speelt sterk het element van het (be)geleiden van medewerkers en studenten naar een (eventueel) gewenst gedrag.
4.4 Inkoop Basis Op dit niveau wordt gewerkt conform de wettelijke vereisten.
Actief Op dit niveau vinden de aanbestedingen plaats volgens de criteria van Senter Novem.
Voorlopen Onderscheidend met het hoogste ambitieniveau zijn met name de minder stringente eisen die worden gesteld aan de leverancier wat betreft duurzaamheid. Een ander onderscheidend element is het gezamenlijk sturen op minder volume en/of alternatieve producten en diensten. Daarnaast kunnen er aanvullende criteria gehanteerd worden bij het selecteren van nieuwe leveranciers. Hierbij kun je denken aan: - toekomstige leveranciers hebben een aantoonbaar ambitieniveau dat aansluit bij dat van de organisatie; - de leverancier werkt en levert klimaatneutraal; de leverancier gebruikt duurzaam verpakkingsmateriaal; de leverancier neemt maatregelen om het aantal logistieke handelingen te beperken.
Innovatief Bij het hoogste ambitieniveau wat betreft Inkoop zouden bij de start van ieder aanbestedings- of offertetraject de volgende acties door Inkoop uitgevoerd moeten worden: - een intern onderzoek, samen met de opdrachtgever, betrokkenen en deskundigen naar de behoefte van de gevraagde producten en diensten en de specificatie ervan. Uitgangspunt hierbij is dat het niet verwerven van producten of diensten de meest duurzame oplossing is. Een juiste specificatie van de behoefte is hierbij essentieel. In dit traject wordt de gehele keten meegenomen, van productie tot en met afvoer/afval. Voor deze specificatie kan de Commodity Strategy Development Method gebruikt worden, die door Inkoop al meerdere malen is toegepast; - een marktonderzoek naar de “state of art” in de markt betreffende de meest duurzame oplossing voor het verwerven van de gevraagde goederen en diensten; - in de selectiefase wordt gesteld dat toekomstige partners (leveranciers) van Wageningen UR aantoonbaar duurzame bedrijven zijn (nader te definiëren), die aansluiten bij de Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
15
o leverancier bedrijf kan aantoonbaar ambitie en maatregelen overleggen; o de leverancier werkt zelf ook klimaatneutraal. - met betrekking tot de optimale logistiek kan de aandacht uitgaan naar: o klimaatneutrale leveringen; o optimale hoeveelheden van leveringen; o optimaal verpakkingsmateriaal; o just in time; o …. - een aanbesteding of offertetraject waarbij de meest duurzame oplossing die de markt kan bieden wordt gevraagd en substantieel wordt meegewogen bij de gunning. Inkoop draagt zorg voor de balans tussen beschikbaarheid en het aantal marktpartijen, zodat er voldoende concurrentie is; - gedurende de contractperiode monitoren of, door marktontwikkelingen, aanpassing van de levering of diensten t.a.v. duurzaamheid noodzakelijk zijn.
4.5 Afval Basisniveau Conform de wettelijke kaders wordt het afval verwerkt/afgevoerd.
Actief Op dit niveau worden ook maatregelen genomen om afvalstromen te beperken en te scheiden.
Voorlopen Het afvalstoffenbeleid wordt als integraal onderdeel van de totale bedrijfsvoering gezien. Bij iedere aanschaf, bij ieder nieuw project en bij ieder nieuw onderzoek wordt nagedacht over de benodigde producten en grondstoffen. Het gaat dan niet alleen om de gebruiksfase van deze materialen, maar ook om de productie- en afvalfase (de zogenaamde life cycle benadering). In het onderzoek en het onderwijs wordt actief gezocht naar alternatieven voor de zogenaamde zwarte-lijst stoffen en meer in het algemeen worden gevaarlijke stoffen waar mogelijk vervangen door minder gevaarlijke. Dit wordt gerealiseerd door het toepassen en/of ontwikkelen van alternatieve onderzoeksmethoden. De producenten worden aangesproken op hun medeverantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ten aanzien van de verwerking van hun producten en verpakkingsmaterialen in de afvalfase. Met name op dit gebied is dit ook verankerd in het inkoopbeleid van de organisatie. Voor wat betreft het bedrijfsafval streeft de organisatie naar de meest duurzame oplossing conform de trits voorkomen of beperken, terugwinnen of hergebruiken, verbranden of storten.
Innovatief. Gebruik maken van producten zoals biologisch afbreekbare plastic, toepassen van cradle to cradle en daar waar mogelijk hergebruik voor eigen gebruik.
4.6 Catering Basisniveau Het voldoen aan wettelijke eisen wat betreft gezondheid, inkoop van dranken en voedsel, transport, verpakkingen en afval, keukenapparatuur, drankautomaten, energie en water gebruik. Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
16
Als het zogenaamde zichtbaarheidcriterium van Senter Novem wordt aangehouden resulteert dat in een aandeel biologische 8 voeding/drank minder is dan 5% per 2010.
Actief Volgend uit gebruik van proven technology mits betaalbaar,worden er acties ondernomen om energievriendelijke bereidingsmethoden te bevorderen en het gebruik van verpakkingsmateriaal te verminderen, mits dit kosten bespaart. Er wordt aandacht gegeven aan duurzaamheidscriteria bij aanbesteding van keukenapparatuur en drankapparaten. Deze criteria variëren van materiaal, levensduur, energiegebruik tijdens productie- en gebruiksfase tot recycling van apparatuur 9 . Het aandeel biologische producten word alleen opgevoerd als dit meer rendement oplevert, zonder noodzakelijkerwijs initiatieven te ondernemen om consumptie van biologische producten te stimuleren. Overige milieuaspecten zoals beschreven in actief niveau van de deelgebieden energie, transport en afval in deze notitie worden geïntegreerd bij restauratieve voorzieningen Ook zou er Max Havelaar/Utz Kapeh koffie beschikbaar zijn.
Voorlopen Dit ambitieniveau is gebaseerd op de door Senter Novem opgestelde criteria voor ‘100% duurzaam inkopen’, versie september 2008. De overheid wil deze criteria per 2010 ingevoerd hebben. Deze criteria worden nu uitgewerkt door bepaalde cateringbedrijven (onder andere Avenance). Vooralsnog is dit het hoogste niveau van duurzaamheid dat kan worden aangeboden door gespecialiseerde cateringorganisaties. Minimaal 50% van het assortiment bestaat uit gezonde voeding conform de richtlijnen van het Voedingscentrum. Om dit te realiseren vindt promotie plaats van gezonde voeding onder studenten en medewerkers. Er wordt gebruik gemaakt van monoverpakking, verpakking voor meermalig gebruik en/of verpakking met een laag milieu belasting in de levenscyclus. Via energie/milieuanalyses worden producten vergeleken en worden de meest energieverbruikende processen geïdentificeerd en aangepast. Overige milieuaspecten zoals beschreven in niveau Voorlopen van de deelgebieden energie, transport en afval worden verder geïntegreerd bij restauratieve voorzieningen.
Innovatief De door Senter Novem opgestelde criteria voor duurzame catering passen bij het ambitieniveau Actief tot Voorlopen, het hoogste ambitieniveau wat betreft catering vereist daarom op dit moment dat de catering intern wordt verzorgd. Momenteel denkt men dan aan 100% producten met diverse duurzaamheidkenmerken. Het assortiment zou op dit niveau grotendeels moeten bestaan uit lokale, seizoensgebonden producten. Wat betreft risico nemen vergt dit ambitieniveau samenwerking met lokale leveranciers, die mogelijk meer moeite zouden kunnen hebben om te voldoen aan de strikte eisen voor hygiëne/voedselveiligheid dan de grote gevestigde leveranciers. Via energie/milieuanalyses worden producten vergeleken en worden de meest energieverbruikende processen geïdentificeerd en aangepast. Leveranciers/partners zijn actief betrokken door middel van afspraken over apparatuur, transport, GFT inzameling, recycling, reinigingsmiddelen, tegengaan energie- en waterverbruik. Ook zijn er afspraken tussen opeenvolgende schakels in de keten. Verder zijn er inspraakmogelijkheden voor lokale producenten en wordt gebruik gemaakt van het onderzoekspotentieel binnen de organisatie om catering te verduurzamen.
8
Er is beslist discussie mogelijk over de vraag of biologisch voedsel per definitie duurzaam is, zeker als sprake is van niet seizoensgebonden en niet lokaal geproduceerde biologische producten. 9 Senter Novem (2008), Criteria voor duurzaam inkopen van groot keukenapparatuur. Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
17
5. Randvoorwaarden Het verwezenlijken van de ambitie van Wageningen UR inzake duurzaamheid impliceert – ongeacht het gekozen niveau – dat aan een aantal randvoorwaarden voldaan zal moeten worden. In het algemeen kan gesteld worden dat een hoger ambitieniveau voor duurzaamheid hogere eisen stelt aan het bedrijf, zeker in de ‘aanloopfase’; niet alleen in termen van financiën, maar ook bijvoorbeeld wat betreft de cultuur, de organisatiestructuur en de rapportagesystemen. Overigens is beslist discussie mogelijk over de vraag hoe ‘hard’ de randvoorwaarden zijn. Anders gezegd, zijn ze allemaal even nodig voor het realiseren van de gewenste ambitie? Of maken ze het verwezenlijken van de ambitie vooral wat eenvoudiger en daarmee sneller mogelijk? Het is een discussie waar de projectgroep geen eensluidend antwoord op kan geven. Wel is er de overtuiging – zonder harde bewijzen – dat hoe meer aan de randvoorwaarden is voldaan, hoe makkelijker en sneller de gewenste ambitie gestalte kan krijgen. Voor alles is commitment van de leiding nodig. Hoe hoger het ambitieniveau, hoe groter dit commitment zal moeten zijn. De Raad van Bestuur zal – op verschillende manieren – moeten uitdragen hoe zij aankijkt tegen duurzaamheid en Wageningen UR en ze zal – afhankelijk van het gekozen ambitieniveau – zelf ook een voorbeeldfunctie moeten vervullen. Met het voorgaande in het achterhoofd beschrijft deze paragraaf wat – naar de mening van de projectgroep – de noodzakelijke randvoorwaarden zijn per ambitieniveau om de gewenste ambitie te kunnen realiseren. Daarbij is het belangrijk te benadrukken dat het bij deze beschrijving gaat om een grove inschatting van de projectgroep, die lang niet altijd objectief is onderbouwd maar voortvloeit uit het gezond verstand/logisch redeneren. Het verder uitwerken van de randvoorwaarden is naar de mening van de projectgroep een van de logische en noodzakelijke vervolgstappen, die in een plan van aanpak nader benoemd moet worden De projectgroep heeft de volgende algemene randvoorwaarden geformuleerd: 1. financiën; 2. organisatie van het proces; 3. gedrag/cultuur; 4. verantwoording afleggen; 5. betrokkenheid onderwijs en onderzoek. Hierna staat per randvoorwaarde hoe deze per ambitieniveau is ingevuld. Ad 1. Financiën Op het niveau Basis en Actief zijn de financiële randvoorwaarden niet wezenlijk anders dan in de huidige situatie. De algemene veronderstelling is dat een hoger ambitieniveau meer geld kost, in ieder geval op de korte termijn (in de aanloopfase). De terugverdientijden zullen dan – zeker in het geval van het toepassen van innovaties – langer zijn. Niet alle maatregelen zullen zichzelf volledig terugverdienen. Op het niveau Voorlopen/Innovatief is de geaccepteerde verwachting ‘dat er geld bij moet’. De projectgroep benadrukt dat dit niet per definitie zo hoeft te zijn, het hangt onder meer af van het type maatregel/innovatie dat wordt doorgevoerd en de schaal en de wijze waarop. Zo is op het deelterrein Bouw de ervaring dat het mogelijk is om binnen de normbouwkosten van Wageningen UR een duurzaam gebouw te realiseren, mits duurzaamheid vanaf de eerste stappen in het ontwerpproces wordt meegenomen. De projectgroep vindt het de moeite waard om te onderzoeken of ook op andere terreinen van de bedrijfsvoering het vanaf het eerste moment meenemen van duurzaamheid er toe kan leiden dat meerkosten beperkt zijn of zich in het geheel niet voordoen. Bedacht moet ook worden dat bepaalde maatregelen zich ‘terugbetalen’ in de vorm van reclame voor de organisatie , een goed imago, etcetera. Ook kan het kennis genereren die uitgedragen
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
18
kan worden aan andere instanties. Dit is weliswaar geen taak van bedrijfsvoering, maar voor een wetenschappelijke organisatie een aantrekkelijk vooruitzicht. Ad 2. Organisatie van het proces Centraal bij deze randvoorwaarde staat de vraag hoe Wageningen UR ervoor kan zorgen dat het denken over duurzaamheid naar boven en/of beneden kan doorwerken. Hoe hoger het ambitieniveau, hoe belangrijker dat is. Op het niveau Voorlopen en Innovatief kan overwogen worden een ‘aanjaaggroep’ in te stellen, die – al dan niet tijdelijk - met een scala aan instrumenten duurzaamheid op de agenda zet. De instrumenten kunnen uiteenlopen van het instellen van een duurzaamheidplatform (analoog aan het Energieplatform) tot het geven van prikkels om duurzaamheid te bevorderen. Uiteindelijk moet het streven naar duurzaamheid echter een verantwoordelijkheid van de lijn worden. Een lager ambitieniveau vraag geen extra inspanningen (bv een ‘aanjaaggroep’), dan is denkbaar dat de bestaande organisatiestructuur voldoende is om de doelstellingen te realiseren. Het Basisniveau uitgezonderd is het van belang dat de sturing op duurzaamheid belegd is en geborgd is. Ad 3. Gedrag/cultuur Deze randvoorwaarde behelst feitelijk wat ‘we’ als normaal beschouwen bij Wageningen UR en wat ‘we’ als afwijkend beschouwen. Wat zijn de ongeschreven regels binnen de organisatie? Hoe zijn deze ontstaan? Een hoger ambitieniveau impliceert volgens de projectgroep dat zoveel mogelijk ongeschreven, impliciete regels expliciet gemaakt moeten worden. Bij het hoogste ambitieniveau hoort dat vanuit duurzaamheid ongewenst gedrag bijgestuurd wordt. De mens staat centraal bij deze randvoorwaarde. Het is waarschijnlijk dat nieuwe competenties nodig zijn bij de medewerkers om bepaalde veranderingsprocessen in gang te zetten. Ook vragen als ‘wie wil bij Wageningen UR werken’ en andersom ‘wie willen we als Wageningen UR aannemen’ horen bij deze randvoorwaarde. Ad 4. Verantwoording afleggen Hoe meer openheid/inzicht een bedrijf geeft in haar bedrijfsvoering, hoe beter verantwoording afgelegd kan worden. Op het ambitieniveau Basis beperkt de verantwoording zich tot datgene wat wettelijk is voorgeschreven, maar op het niveau Innovatief legt Wageningen UR verantwoording af aan de directe omgeving, zoals de gemeente Wageningen of de provincie Gelderland. Onlosmakelijk verbonden met verantwoording afleggen is een rapportagesysteem. Monitoring en evaluatiesystemen kunnen inzichtelijk maken hoe het ‘met de duurzaamheid is gesteld’. en wat gebeurt op welk deelterrein, dit uiteraard onder de voorwaarde dat de rapportage goed is opgesteld en indicatoren zijn gekozen die ook daadwerkelijk inzicht kunnen verstrekken. Hoe hoger het ambitieniveau, hoe ‘transparanter’ Wageningen UR op dit punt zal moeten zijn. Ad 5. Betrokkenheid onderwijs en onderzoek Binnen het onderzoek vinden ontwikkelingen plaats die kunnen bijdragen aan het realiseren van het gewenste ambitieniveau. Een voorbeeld is de afbreekbare beker die is ontwikkeld bij AFSG en die nu niet wordt gebruikt door Wageningen UR, terwijl deze beker wel heel duurzaam is. Op het niveau Innovatief is het ondenkbaar dat een bepaalde innovatie niet wordt ingevoerd. Omgekeerd kunnen vanuit de bedrijfsvoering ook vragen neergelegd worden bij het onderzoek. Via het onderwijs kunnen relevante bevindingen worden uitgedragen aan studenten. Het grote verschil tussen Wageningen UR en andere (niet-onderwijs) organisaties, zijn de studenten. Studenten willen veelal innoveren, ook in de bedrijfsvoering. Het betrekken van studenten biedt unieke kansen voor het realiseren van de gekozen ambitie. Ook bij deze randvoorwaarde geldt dat dergelijke interacties intensiever zijn als het gekozen ambitieniveau hoger ligt.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
19
6. Ten slotte, advies aan de Raad van Bestuur/Concernraad To explore the potential of nature to improve the quality of life, zo luidt de missie van Wageningen UR. Het is de ambitie van Wageningen UR zich nationaal en internationaal te onderscheiden door een uitstekende kwaliteit van onderwijs en onderzoek binnen het Wageningse domein. Het gaat dan om het domein Gezonde voeding en leefomgeving. Tegen deze achtergrond zou een ambitieniveau dat het Voorlopen voorbij gaat niet misstaan. Toch meent de projectgroep de Raad van Bestuur juist het ambitieniveau Voorlopen als richtinggevend niveau te moeten adviseren, met daarbij de suggestie om elementen die betrekking hebben op initiatieven mbt interactie met onderwijs en onderzoek (innovatief) mee te nemen indien dit binnen bereik ligt of aansluit bij ontwikkelingen in onderzoek en onderwijs. Tevens adviseert de projectgroep dat in het te maken plan van aanpak differentiatie in de tijd en in beslag aan financiële middelen kan plaatsvinden. De overwegingen die aan dit advies ten grondslag liggen zijn dat ambitieniveau Innovatief risicovoller is dan het niveau Voorlopen. De projectgroep vindt het niet wenselijk dergelijke risico’s onderdeel te laten vormen van de bedrijfsvoering, omdat ze het primaire proces kunnen hinderen. De tweede overweging is van meer pragmatische aard. Gezien de uitgangssituatie van Wageningen UR, variërend van Basis tot Actief, zal het al een forse inspanning vragen van de organisatie om het niveau Voorlopen te bereiken. Het bereiken van dit ambitieniveau zal voor de verschillende deelterreinen een andere inspanning vragen. Het toewerken naar realisatie van dit niveau betekent – in termen van de niveaus van PWC – dat Wageningen UR op een niveau zou uitkomen tussen B (Integratie) en C (Innovatie). De huidige situatie voor bedrijfsvoering wordt door PWC ingeschaald op D (Operatie) en voor de Primaire processen op C (Innovatie) met elementen van B (Integratie). Streven naar het ambitieniveau Voorlopen zou dus ook betekenen dat de bedrijfsvoering van Wageningen UR beter aansluit bij het primaire proces.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
20
Bijlage 1 Matrix ambitieniveaus en bijbehorende maatregelen Ambitie niveau duurzaamheid
Beschrijving ambitie niveau
Uitwerking ambitie niveau voor Bouw
Uitwerking ambitie niveau voor Energie
1. Basis
Niet meer en niet minder dan voldoen aan de huidige weten regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld milieu, arbo-wetgeving en verslaglegging over de bedrijfsvoering.
Streven naar verhogen benuttinggraad gebouwen, ingegeven door de wens de kosten van de bedrijfsvoering te verlagen.
Energie inkoop zo goedkoop mogelijk. Gebruikers niet beïnvloeden vanuit groene aspecten, maar alleen vanuit kostenaspecten en wettelijke eisen.
2. Actief
Scoort gemiddeld op standaard duurzaamheidindicatoren. Behoort tot de middenmoot van onderwijs instellingen.
Uiteenlopende maatregelen worden opgepakt, zoals waterbesparing en gebruik van groene stroom mits hiermee bedrijfseconomisch winst valt te behalen.
Groen inkopen als het niet veel duurder is dan grijs.
Gebruik proven technology als dit betaalbaar is.
Met bedrijfskundige blik naar energieverbruik en inkoop kijken. Het verminderen van kosten is ok en groen doen ook, maar de focus ligt op de financiën.
Focus op cost-saving practices.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
Uitwerking ambitie niveau voor Mobiliteit Voldoen aan de voorschriften die gesteld zijn bij de vergunning afgegeven op grond van de Wet milieubeheer.
Uitwerking ambitie niveau voor Inkoop
Uitwerking ambitie niveau voor Afval
Uitwerking ambitie niveau voor Catering
Er wordt enkel voldaan aan de voor inkoop relevante wettelijke voorschriften.
Verwerken en afvoeren van het afval conform de wettelijke kaders.
Samenraapsel van voorzieningen en initiatieven die veelal lokaal worden ingezet.
In contracten met leveranciers worden duurzaamheideisen opgenomen (o.a. ten aanzien van verpakking, transport) op basis van de criteria van Senter Novem. Indien dit meerkosten met zich meebrengt beslist de opdrachtgever over het al of niet leveren van duurzame producten
Afvalstromen worden beperkt en gescheiden.
Het voldoen aan wettelijke eisen wat betreft gezondheid, inkoop van dranken en voedsel, transport, verpakkingen en afval, keukenapparatuur, drankautomaten, energie en water gebruik. Met zichtbaarheidcriterium van Senter Novem wordt aangehouden resulteert dat in een aandeel biologische voeding/drank is minder is dan 5% per 2010. Volgend uit gebruik van proven technology mits betaalbaar, worden er acties ondernomen om energievriendelijke bereidingsmethoden te bevorderen en het gebruik van verpakkingsmateriaal te verminderen.
Algemene insteek is dat duurzaam gebruik wordt gestimuleerd en ongewenst gedrag/gebruik wordt ontmoedigd.
Er wordt aandacht gegeven aan duurzaamheidscriteria bij aanbesteding van keukenapparatuur en drankapparaten. Het aandeel biologische producten word alleen opgevoerd als dit meer rendement oplevert, zonder noodzakelijkerwijs initiatieven te
21
ondernemen om consumptie van biologische producten te stimuleren. Ook zou er Max Havelaar/Utz Kapeh koffie beschikbaar zijn. 3. Voorlopen
Scoort bovengemiddeld op standaard duurzaamheids indicatoren (behoort tot de top-10 van onderwijs instellingen). Gebruikt alleen
proven technology van betrouwbare producenten. Doorlopende verbetering in duurzaam beleidsvoering.
Nieuwe gebouwen hebben een GreenCalc milieuindex van circa 215. Voorzieningen worden zo mogelijk gedeeld met andere instellingen. Bestaande gebouwen worden, mits dit duurzaam kan, zo lang mogelijk gebruikt. Minimaal bouwprogramma. Nieuw- en verbouw wordt gerealiseerd onder strikte condities (duurzaam materiaalgebruik, energieneutraal en ecologische inpassing).
Inkopen groene stroom. Toepassen van windenergie, zonneenergie, wko en/of geothermische energie. Toepassen van waterbesparende installaties. Toepassen biomassa installaties, warmtepompen. Energieverbruik doorlopend monitoren en verminderen. Verbinding zoeken met onderwijs en onderzoek.
Er is een samenhangend geheel aan voorzieningen die eenduidig het gebruik van duurzame vervoersmogelijkhe den stimuleren voor zowel werk- als woonverkeer. Het geheel wordt gekarakteriseerd door flexibele toepassingscombin aties. Samenwerking met andere partijen is noodzakelijk, zodat een gebiedsgerichte aanpak mogelijk wordt. Het fietsen wordt actief gestimuleerd (dienstfietsen, Optare). Invoeren van betaald parkeren
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
Voorkomen van Inkoop is het streven. Daarnaast kunnen er aanvullende criteria gehanteerd worden bij het selecteren van nieuwe leveranciers. Hierbij kun je denken aan: - toekomstige leveranciers hebben een aantoonbaar ambitieniveau dat aansluit bij dat van de organisatie; - de leverancier werkt en levert klimaatneutraal (oid); - de leverancier gebruikt duurzaam verpakkingsmateriaal; - de leverancier neemt maatregelen om het aantal logistieke
Afvalbeleid is integraal onderdeel van de totale bedrijfsvoering. Voorkomen van afval is een belangrijk speerpunt. Afvalstoffenbeheers ing dmv afvalzorgsysteem Hierdoor aantoonbare resultaten. Ten aanzien van bedrijfsafval: aanpak conform de Ladder van Lansink (preventie – hergebruik – recycling – verbranden – storten). In R&D wordt actief gezocht naar alternatieven voor onderzoeksmethod
Catering wordt extern verzorgd. ). Minimaal 50% assortiment bestaat uit gezonde voeding conform de criteria van het voedingscentrum. Gebruik van monoverpakking, verpakking voor meermalig gebruik, verpakking laag milieubelasting in de levenscyclus. Energie/ milieu analyses van ketens worden gebruikt om producten te vergelijken op basis van energiegebruik, en om meest energie- verbruikende processen te identificeren en aan te passen. Milieuaspecten worden ‘verder geïntegreerd bij restauratieve voorzieningen’ en ‘consumptie biologische producten wordt gestimuleerd’.
22
om autogebruik te ontmoedigen.
handelingen te beperken.
en waarbij milieugevaarlijke stoffen worden gebruikt.
Uitgangspunt is dat
Voorkomen van afval wordt nog belangrijker, bijvoorbeeld door het gebruik van biologisch afbreekbaar plastic.
Beschikbaar stellen van NS-Business kaart voor medewerkers.
4. Innovatief
Focus op cost-saving practices. Implementatie nonproven technologies, risk taking. Gebruik eigen R&D. Nauwe samenwerking onderwijs en interne beleidsvoering. Partners betrokken in besluitvorming omtrent duurzaamheid. Aanmoedigen van ‘sustainable culture’. Community involvement.
Nieuwe gebouwen hebben een GreenCalc milieuindex van circa 300. Gebouwcasco van gerecycled beton of staal met beton. Modulaire inbouwpakketten van houtskeletbouw (flexibele bouw). Duurzaam materiaalgebruik uit de omgeving (actieradius maximaal 800 km). Zware buitengevelinstallati e van natuurlijke materialen.
Klimaatneutraal, de situatie waarbij het fossiele energieverbruik (en de daaraan gerelateerde CO2emissie) nul is: er wordt niet meer energie gebruikt dan er vanuit duurzame bronnen aan het systeem kan worden toegeleverd Toepassing van warmtekoude opslag Stimuleren onderzoeksprojecten waarbij energie wordt opgewekt (o.a. windenergie, biogasenergie). Optimaliseren met betrekking tot energieverbruik van bestaande regelingen
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
Bevorderen openbaar vervoer en fietsgebruik (fietslock and go). De gehele keten van verplaatsingen (of juist het vermijden ervan) wordt meegenomen. Bewustwordingspro ces wordt gestart met als doel dat medewerker en student eerder gaan kiezen voor geen of milieuvriendelijk vervoer. Bevorderen optimale logistiek leveranciers. Strikt verkeers- en voersbeleid.
niet inkopen de meest duurzame oplossing is. Keuze voor de meest duurzame oplossing voor het verwerven van goederen en diensten. Leveranciers zijn aantoonbaar duurzaam.
Toepassen van cradle to cradle technieken. Hergebruik van afval voor eigen gebruik.
Catering wordt intern verzorgd om een duurzaamheids- niveau te waarborgen boven dat van Senter Novem (dat nog niet door externe cateraars aangeboden kan worden). Assortiment bestaat grotendeels uit lokale seizoensproducten. Assortiment aangevuld tot 100% met producten met andere duurzaamheids kenmerken (bv. Fair trade, ILO, Utz Kapeh, Max Havelaar Potentieel gebruik van kleinere, minder gevestigde bedrijven Energie/ milieu analyses van ketens worden gebruikt om producten te vergelijken op basis van energiegebruik, en om meest energie verbruikende processen te identificeren en aan te passen.
23
Bij toepassing van duurzame materialen zoveel mogelijk gebruik maken van binnen WUR ontwikkelde technieken (pilots).
en installaties. Afstoten van gebouwen die niet voldoen. Kleinschalige toepassing bio WKK. Laagwaardig verwarmings- en koelsysteem met betonkernactivering. Mogelijkheden om samen te werken met onderzoek en onderwijs om innovatief onderzoek te ondersteunen worden benut. Leveranciers worden aangesproken op hun eigen attitude. Gedragsbeïnvloeding medewerkers met betrekking tot binnenklimaat (temperatuur 18°C).
Werkgroep van experts/ studenten Food Nutrition / Organic Agriculture/ Consumer Behaviour en cateraar voor onderzoek naar en aanpassing van duurzaamheids- gebieden binnen catering . Afspraken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over apparatuur, transport, verpakking, GFT inzameling, recycling, reinigingsmiddelen, tegengaan gebruik energie/water zijn opgenomen in de contractfase. Er bestaan onderlinge afspraken tussen opeenvolgende schakels in de keten. Promotie biologische voeding onder medewerkers en studenten. Er zijn inspraak mogelijkheden voor lokale producenten.
Groene stroom uit eigen productie aanbieden.
1). N.B. Ieder hoger ambitieniveau behelst het opnemen van de op het voorgaande ambitieniveau genoemde maatregelen.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
24
Bijlage 2: Dilemma’s en voorstel brede discussie Dilemma’s Duurzaamheid De projectgroep is bij voorbespreking van de notitie door RvB, gevraagd om de notitie Duurzaamheid aan te vullen met een lijst van 8-10 items die binnen Wageningen UR bediscussieerd kunnen worden. De RvB stelt voor dat, net zoals bij Towards Flexibility, een ronde door de gehele organisatie nodig is om draagvlak en betrokkenheid te creëren van zowel medewerkers als studenten. De volgende dilemma’s kunnen voor deze ronde aan de orde komen:
Duurzame inkoop: De klant betaalt en bepaalt? In het streven naar duurzame inkoop behorende bij het ambitieniveau “Voorlopen” kan men tegen het dilemma aanlopen dat de klant/opdrachtgever (om wat voor redenen dan ook) niet voor de duurzame variant gaat. Aangezien de klanten betalen, zullen zij ook bepalen wat er uiteindelijk ingekocht gaat worden. Hoe gaan we hiermee om? Welke mechanismen kunnen ingezet worden vanuit de inkoop-expertise een stap in de gewenste richting van duurzame inkoop te zetten.
Altijd groene energie? Bij de levering van energie is het aspect groene energie en tot hoever moet je gaan een zeer actuele vraag. Groene elektrische energie lijkt redelijk te ondervangen zijn nu het als gemeengoed wordt aangeboden en onderdeel is van de nieuwe aanbesteding. Met groen gas is het een ander verhaal. Hoever gaat de huidige techniek, is deze nu als een realistische optie om ook voor Wageningen UR toe te passen, of is het nog te vroeg? Wat is acceptabel en wat nog niet?
Duurzaamheid en gedrag Het zorgvuldig omgaan met beschikbare middelen is een van de belangrijkste aandachtspunten van duurzaamheid. Dit betekent dat vanuit de gebruikers zgn ‘gedragsaanpassingen” aan de orde kunnen zijn. Wat kan je wel of niet verwachten van een Wageningen UR medewerker? Wat voor de één als storend ervaren wordt, is voor de ander geen probleem. Specifieke aandachtpunten zijn: het gebruik van energie (licht uit bij vertrek kamer, temperatuur lager, …), en mobiliteit (hoe wordt het woon-werkverkeer en de dienstreizen gedaan (openbaar vervoer, fiets in Wageningen, in Europa treinen ipv vliegen, etc). Wat kan je hierbij verwachten van de medewerkers of studenten en wat vindt men dat Wageningen UR hierin zou moeten doen.
Duurzaamheid investeren in medewerkers Gezien het streven om bij de bestgewaardeerde werkgevers te behoren, welke zaken zouden daarin ook voor onze Duurzaamheidambitie een rol spelen (flexibele werktijden, thuiswerken etc). Tevens kan gedacht worden de uitdagingen die er zijn om zowel kwalitatief als kwantitatief de goede persoon op de goede plek te krijgen (opleidingen, talent development). Tevens speelt de aandacht voor gezondheid (ziekteverzuim) en arbeidsomstandigheden. Moeten hiervoor zaken apart geregeld worden of voldoen huidige afspraken?
Onderwijs en Onderzoek en duurzame bedrijfsvoering Lering trekken uit eigen organisatie is een van de voor de hand liggende verbindingen die tussen ‘primair’ en ‘secundair’ proces van Wageningen UR gemaakt kunnen worden. Maar hoe doe je dat? En moet je dit wel willen? Denk aan de periode die bestaat tussen ‘de uitvinding’ en het in productie krijgen. Wageningen UR wil aan de slag met ‘proven technology’ voor haar bedrijfsprocessen. Aan de andere kant wordt gedacht aan het laten doen van (afstudeer)opdrachten door studenten aan onderwerpen die de bedrijfsvoering aangaan. Tenslotte lijkt het hebben van Wageningen Campus een ideaal speelveld om zaken van de bedrijfsvoering te combineren met Onderwijs en Onderzoek. Wat is er nu wel en niet mogelijk en hoe kan je dit organiseren?
Duurzame Catering De discussie mbt catering is bijna onvermijdelijk. Bij zeer veel gebruikers (medewerkers en studenten) is catering de meest zichtbare link die een organisatie maakt naar duurzaamheid. Binnen elke organisatie is er bijna nooit over iets anders meer discussie dan over de koffie en de kantine. Hoe kan je laten zien wat je aan duurzame Catering doet. Senter Novem hanteert voor de zichtbaarheid het aandeel in biologische Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
25
producten. Is dit reëel? Los van de discussie of biologische producten wel duurzaam zijn. Wat verwacht men uiteindelijk van duurzame catering en hebben de werkelijke duurzaamheidstappen niet meer te maken met de achterliggende processen (afval, verpakkingen, logistiek, etc)?
Duurzaamheid en nieuwbouw In het kader van het 2e onderwijsgebouw gaat de architect met verschillende gebruikers groepen op zoek naar de concrete invulling van de duurzaamheid van het 2e onderwijsgebouw. Hoe wordt duurzaamheid zichtbaar? Deze opzet van de architect past in het idee om breder binnen de organisatie verschillende thema’s te bediscussiëren. Voorstel voor brede discussie in de organisatie rond Duurzaamheid Op verzoek van de RvB hier een voorstel voor een brede discussie in de organisatie door medewerkers en studenten rond het thema duurzaamheid. De voorstellen zijn mede gebaseerd op de ervaringen van de bijeenkomsten rond Towards Flexibility. Binnen Wageningen UR wordt in de loop van april/begin mei een brede discussie rond duurzaamheid georganiseerd met medewerkers en studenten. Doelen van deze discussie zijn: aanwezige kennis en talent uit de organisatie (afkomstig uit onderzoek en onderwijs) tijdens de discussie gebruiken als input om richting en scherpte te geven aan de dilemma’s en mogelijke oplossingen rond duurzaamheid van Wageningen UR. Anders gezegd: in de workshops wordt input verzameld in de vorm van ideeën en aandachtspunten die binnen de deelprojecten meegenomen kunnen worden. ‘Practice what you preach’ enthousiasmeren van medewerkers en studenten, het uitwisselen van ideeën studenten en medewerkers realiseren zich dat Wageningen UR structureel, stap voor stap en doelgericht werkt aan duurzame verbeteringen in de interne bedrijfsvoering. Serie workshops met meerdere dilemma’s De brede discussie wordt georganiseerd in de vorm van een serie thematische workshops (zie bovenstaande discussiepunten). Binnen iedere workshop kunnen meerdere issues/dilemma’s behandeld worden. Deelnemers discussiëren met elkaar en zoeken naar oplossingen. Bewust wordt aanbevolen bij de workshops te focussen op een deelgebied en het niet ‘te breed’ te maken. Focussen bevordert de bereidheid tot deelname aan een workshop (‘het gaat ergens over’) en er is sprake van meer diepgang. Als werkvorm wordt gekozen voor de ‘World Café methode’, waarbij een groep mensen issues/dilemma’s rond een thema uitwerkt. Voordeel van deze methode is onder meer dat meerdere dilemma’s en issues m.b.t. een bepaald thema uitgewerkt kunnen worden. World Café blijkt een effectieve methode om op een plezierige en effectieve manier complexe vraagstukken uit te werken. Winst is ook dat mensen het gevoel hebben dat ze hun tijd goed besteden en werkelijk invloed hebben op het verdere proces.
De workshops worden aangekondigd via het Intranet en Resource. Medewerkers –werkzaam op een bepaald terrein- worden gericht uitgenodigd. De directies van de
kenniseenheden wordt onder meer gevraagd welke medewerkers gericht benaderd kunnen worden bij hun onderdeel. Ook studentengroeperingen die actief zijn op dit terrein worden gericht
uitgenodigd. Daarnaast zijn de bijeenkomsten openbaar en toegankelijk voor andere geïnteresseerden (zowel medewerkers als studenten). Iedere workshop start met een kort overzicht wat betreft stand van zaken duurzaamheid Wageningen UR algemeen. Hierna volgt een korte inleiding van een deskundige (in of extern) die inzoomt op de stand van zaken in Wageningen UR met betrekking tot het thema van de workshop. Na afloop plenaire terugkoppeling waarbij ideeën en suggesties rond het deelgebied worden genoteerd om meegenomen te worden bij de verdere uitwerking van deelgebieden (plannen van aanpak per thema). Tijdens deze workshop worden geen afspraken gemaakt of toezeggingen gedaan over wel/niet uitvoeren van activiteiten. Terugkoppeling van iedere workshop via nieuwsitem op intranet en site duurzaamheid (discussie/opinie).
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
26
Als vervolg na de discussieronde opstellen van een communicatieplan waarin communicatiestructuur en informatievoorziening rond ontwikkelingen duurzaamheid voor de komende jaren worden uitgewerkt.
Ondersteuning De project/stuurgroep Duurzaamheid geeft opdracht aan Communication Services tot de voorbereiding en uitvoering van de brede discussie in de vorm van workshops. De organisatie is vooralsnog begroot op €10.000,-. Catering is hierin nog niet meegenomen. Een definitieve begroting volgt.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
27
Bijlage 3 Aandachtspunten bij plan van aanpak Stel een – eventueel – externe kwartiermaker aan die het proces een goede start kan geven. Maak daarbij gebruik van de kennis die in de huidige projectgroep is gegenereerd, aangevuld met experts van andere terreinen van de bedrijfsvoering. Onderzoek of het mogelijke is een duurzaamheidfonds in te stellen dat kan dienen als aanjaagfonds. Deel ervaringen met het meenemen van duurzaamheidoverwegingen in de bedrijfsvoering tussen Science Groups. Maak gebruik van werkplaatsen waar bedrijfsvoering, onderzoek en onderwijs bij elkaar komen. Geeft de afvalstoffenbeheersing vorm middels de zorgsystematiek (Plan – Do – Check – Act cyclus). Zoveel mogelijk zicht krijgen op bestaande initiatieven binnen de organisatieonderdelen teneinde deze breder te verspreiden. Aandacht voor maatregelen die nodig zijn om de uitvoering te borgen. Aandacht voor het gebruik van kwaliteitszorgsystemen. Aandacht voor specifieke contacteisen voor catering.
Notitie Duurzaamheid Wageningen UR versie 03 maart 2009
28