MINIMABELEID 2012
Afdeling Welzijn, Sociale Zaken en Onderwijs Gemeente Oegstgeest Aug 2012
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3 3.1 3.1.a 3.1.b 3.1.c 3.2 3.2.a 3.2.b 3.2.c 3.3 3.3.a 3.3.b 3.3.c 3.4 3.4.1 3.4.1a 3.4.1b 3.4.1c 3.4.2 3.4.2a 3.4.2b 3.4.2c 3.5 3.6 3.6.a 3.6.b 3.6.c. 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.1.7 4.1.8 4.1.9
INHOUDSOPGAVE INLEIDING Uitgangspunten Wet Werk en Bijstand (WWB) Inkomensbeleid en categoriale voorzieningen Doelstelling (en) Doelgroepen Voorbeeldbeleid Schulinck Geldigheidsduur nota DE INSTRUMENTEN Bijzondere bijstand Langdurigheidtoeslag Lokaal Minimabeleid Draagkracht Categoriale bijzondere bijstand Schuldhulpverlening DE PRAKTIJK (uitvoering en regels) De aanvraag Bijzondere Bijstand Doelgroep Kostensoort Periodiciteit De aanvraag Langdurigheidtoeslag Doelgroep Periodiciteit Hoogte De Bijdrageregeling voor Culturele, Sportieve en Educatieve activiteiten, de zogenaamde “Educatieve Regeling” Doelgroep Kostensoort Periodiciteit De aanvraag voor Categoriale Bijstand De Chronisch Zieke, Gehandicapte en 65plusser Doelgroep Kostensoort Periodiciteit De Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering Doelgroep Kostensoort Periodiciteit Participatie schoolgaande kinderen Schuldhulpverlening Doelgroep Kostensoort Periodiciteit VERSTREKKING VAN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND De aanvraag Bijzondere Bijstand Individuele bijstand voor medische kosten Begrafeniskosten Onder bewindstelling Curatele Rechtsbijstand Bijzondere Bijstand 18 t/m 20 jarigen niet in een inrichting Bijzondere Bijstand 18 t/m 20 jarigen in een inrichting Indirecte schoolkosten voor schoolgaande kinderen Babyuitzet __________ Minimabeleid 2012__________ -1-
1 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 5 5 6 6 7 7 7 7 7 7 7 7 8 8 8 8 9 9 9 9 10 10 10 10 10 11 11 11 11 11 11 12 12 12 14 15 16 16 18 19 20 20
4.1.10 4.1.11 4.1.12 4.1.13 4.1.14 4.1.15 4.1.16 4.1.17 4.1.18 4.1.19 4.1.20 4.1.21 4.1.22 4.1.23 4.1.24 4.1.25 4.1.26 4.1.27 4.1.28 5 5.1 5.2 6
Maaltijdvoorziening Verzorging en hulp Stookkosten Reiskosten bezoek familieleden in een inrichting Toeslag bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouder Inrichtingskosten Verhuiskosten Opknap, eerste huur en administratiekosten Woonkostentoeslag huurders Woonkostentoeslag Eigenaren Overbruggingskosten Krediethypotheek Vaste lasten bij verblijf in inrichting (niet zijnde detentie) Leges voor verblijfsvergunningen en naturalisatie Vaste lasten woning gedetineerde Reiskosten bezoek aan gedetineerde Kinderopvang op basis van Sociaal medische indicatie Verstrekken van Leenbijstand PC project COMMUNICATIE EN VOORLICHTING Communicatie Voorlichting FINANCIEN (indexering) BIJLAGE: Bedragenlijst 2012
__________ Minimabeleid 2012__________ -2-
21 21 21 22 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 31 31 32 32 33 35 35 35 35 36
1
INLEIDING 1.1
Uitgangspunten Wet werk en bijstand (WWB)
Het motto van de Wet werk en bijstand (WWB) is: “Werk boven inkomen”. Het uitgangspunt van deze wet is dat iedere Nederlander geacht wordt zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien door middel van arbeid (de eigen verantwoordelijkheid van de burger staat centraal). Als dit niet mogelijk is en er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, heeft de overheid, i.c. gemeente, de taak haar/hem te helpen met het zoeken naar werk, in de vorm van re-integratie) en, zolang met werk nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, met inkomensondersteuning, in de vorm van een bijstandsuitkering en het Minimabeleid inclusief bijzondere bijstand. 1.2
Inkomensbeleid en categoriale voorzieningen
Met de invoering van de WWB is een groot deel van de categoriale regelingen voor personen jonger dan 65 jaar afgeschaft. Categoriale bijstand is nog slechts toegestaan voor een beperkt aantal doelgroepen: chronisch zieken en gehandicapten, 65plussers en schoolgaande kinderen. Ook is het toegestaan om een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering categoriaal te vergoeden. Het niet langer toestaan van een groot aantal categoriale gemeentelijke regelingen sluit aan bij het uitgangspunt dat het inkomensbeleid, ofwel -politiek, voorbehouden dient te zijn aan het Rijk en de beleidsruimte voor gemeenten om een eigen inkomensbeleid te voeren moet worden beperkt. Hiermee krijgt de bijzondere bijstand weer de oorspronkelijke maatwerkfunctie terug. Daarnaast draagt de afschaffing bij aan het verminderen van de armoedeval en aan meer rechtsgelijkheid. Onder 2.5 en 3.4 wordt het categoriale beleid nader uitgewerkt. 1.3
Doelstelling(en)
Het centrale doel van het Oegstgeester minimabeleid is dat iedereen, ongeacht het inkomen, in staat moet zijn om maatschappelijk te participeren. Het beleid moet zowel voor de cliënt als de uitvoering herkenbaar zijn vastgelegd en eenvoudig toepasbaar zijn. In deze uitvoeringsnotitie worden alle mogelijk- en onmogelijkheden op een rijtje gezet. Daarbij zal worden gelet op de individuele situatie van de klant en de financiële mogelijkheden van de gemeente. Doelgroepen zullen worden benoemd en de verschillende instrumenten nader worden omschreven. Bijstelling van deze uitvoeringsnotitie zal worden beoordeeld aan de hand van de actuele situatie, met de aandachtspunten: financieel / indexeringen, economisch/ budgetten, wetswijzigingen etc. 1.4
Doelgroepen
De doelgroepen voor aanvullende inkomensondersteuning zijn groter dan alleen de doelgroep met een WWB-uitkering (zie onderstaand overzicht). Doelgroep WWB IOAW en IOAZ WIA WAZ WAJONG ANW AOW
1
Bijz. Bijst.
Langdurigheidstoeslag
Lokaal Minimabeleid
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Neen
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
1
NB. De hoogte van het inkomen en de draagkracht zijn maatgevend of de klant in aanmerking komt voor de inkomensondersteunende instrumenten.
__________ Minimabeleid 2012__________ -3-
WW Werkenden met een laag inkomen
1.5
Ja Ja
Ja Ja
Ja Ja
Voorbeeldbeleid Schulinck
Voor zover zaken niet in deze nota geregeld zijn, volgen we waar mogelijk de beleidsrichtlijnen zoals omschreven in het digitale “Schulinck Handboek Wet Werk en Bijstand”. Schulinck is leverancier van juridische kennisproducten, vooral op het gebied van het sociale zekerheidsrecht. Tachtig procent van de Nederlandse gemeenten is lid van Schulinck en maakt gebruik van het handboek Wet Werk en Bijstand (WWB). Het handboek wordt continu door deskundigen bijgewerkt aan actuele jurisprudentie en wetswijzigingen. Het handboek biedt op tal van WWB vraagstukken een adequaat en juridisch helder onderbouwd antwoord. De reden waarom het handboek al jaren door de consulenten van Sociale Zaken wordt geraadpleegd. 1.6
Geldigheidsduur nota
Deze nota wordt niet voor een bepaalde tijd vastgesteld. Het nagaan of de regelgeving nog correspondeert met politieke voorkeuren, beschikbare budgetten, gewijzigde wetten, nieuwe jurisprudentie en interne procesvereisten is een continu proces. Gemiddeld wordt de nota tweejaarlijks aangepast. 2
DE INSTRUMENTEN 2.1
Bijzondere Bijstand
Bijzondere bijstand is bedoeld voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen of het inkomen (op bijstandsniveau). Het gaat daarbij om de individuele situatie van de belanghebbende. Er zijn in feite twee vormen van bijzondere bijstand: individuele en categoriale. De noodzakelijke kosten vallen onder de individuele bijzondere bijstand als: 1. Een toets plaatsvindt van de individuele bijzondere omstandigheden (die omstandigheden zelf kunnen in beleidsregels worden vastgelegd); én 2. daarbij is vastgesteld tot welke kosten die bijzondere omstandigheden leiden (zie kostensoorten onder hoofdstuk 4); én 3. daarbij is vastgesteld tot welk bedrag de kosten niet kunnen worden voldaan uit de norm en de aanwezige draagkracht (zie onder 2.4); én 4. daarbij is vastgesteld of, en zo ja tot welk bedrag, de betrokkene kosten maakt. Op grond van de regelgeving van de Wet werk en bijstand (WWB artikel 35) heeft het College van burgemeester en wethouders bij het verlenen van individuele bijzondere bijstand volledige vrijheid en bepaalt het dus zelf de uitvoeringsregels. Bij het vastleggen van deze uitvoeringsregels blijft de kans aanwezig dat deze er toe leiden dat categorievorming ontstaat rond bepaalde groepen aanvragers en rond bepaalde kostensoorten. Bij de vormgeving van het bijzondere bijstandbeleid worden de kaders voor een belangrijk gedeelte bepaald door de wet en dus ook het mogelijke maatwerk. Voorgesteld wordt om met de verstrekking van bijzondere bijstand volgens het “maatwerk” principe door te gaan. 2.2
Langdurigheidstoeslag
Per 1 januari 2009 is een wijziging ingegaan in artikel 36 van de WWB waarin langdurigheidstoeslag is geregeld. Met ingang van die datum zijn de voorwaarden __________ Minimabeleid 2012__________ -4-
waaronder de langdurigheidstoeslag kan worden verstrekt verruimd en heeft de gemeente de ruimte gekregen de precieze voorwaarden per verordening vast te stellen. De langdurigheidstoeslag is een vreemde eend in de bijt, het is noch individuele, noch categoriale bijzondere bijstand. Het is bedoeld voor de categorie die langdurig een laag inkomen heeft waarbij het aan de Raad is om te bepalen wat “langdurig”en wat “laag”is. In de verordening langdurigheidstoeslag heeft de Raad vastgelegd dat de langdurigheidstoeslag van toepassing is op personen vanaf 21 jaar tot 65 jaar die minstens 36 maanden ononderbroken aangewezen zijn geweest op een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm en niet beschikken over in aanmerking te nemen vermogen. De toeslag wordt op aanvraag beschikbaar gesteld. Het gaat hier met name om de doelgroepen zonder perspectief op inkomensverbetering. Daarom komen bijvoorbeeld niet in aanmerking: studenten en mensen die een laag inkomen hebben vanwege een schuldhulpverleningstraject. De langdurigheidtoeslag geldt dus niet voor 65-plussers met een sociaal minimum, omdat voor de betreffende doelgroep destijds een inkomensverbetering in de AOW is doorgevoerd. Om de ongelijkheid met de AOW’ers te verkleinen en om de effecten van de armoedeval te beperken, krijgen personen met een inkomen tussen 100 en 110% van het sociaal minimum, 50% van het bedrag van de langdurigheidstoeslag uitbetaald. De voorwaarden en bedragen van de langdurigheidstoeslag zijn vastgelegd in de betreffende verordening. 2.3
Lokaal Minimabeleid
De WWB staat eigen gemeentelijk categoriaal beleid inzake bijzondere inkomensaanvullingen niet toe. Dit algemeen, generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk. Het college is wel bevoegd beleid te voeren (binnen bepaalde grenzen) met betrekking tot schuldhulpverlening, categoriale bijzondere bijstand, de Langdurigheidstoeslag en de individuele bijzondere bijstand. Er bestaat met name vrijheid bij de bepaling wat een “langdurig” laag inkomen is, wat wordt gezien als een “laag” inkomen, en welke onderdelen van het inkomen en vermogen worden meegerekend als “draagkracht”. 2.4
Draagkracht
Alvorens bijzondere bijstand wordt toegekend (categoriaal of individueel) vindt een draagkrachtberekening plaats. Deze berekening kan achterwege worden gelaten wanneer belanghebbende een bijstandsuitkering of uitsluitend een AOW uitkering ontvangt en er geen signalen zijn ontvangen dat het inkomen of vermogen hoger is dan de van toepassing zijnde norm. Een draagkrachtberekening is van belang om te beoordelen of men aan de inkomens- en vermogensvoorwaarden voldoet en of er bij een inkomen van meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm toch nog sprake is van een gedeeltelijke vergoeding. Voor de draagkrachtbepaling wordt uitgegaan van de in aanmerking te nemen middelen, inkomens- en vermogensbestanddelen zoals neergelegd in de artikelen 31 tot en met 34 WWB. Dit betekent dat de in deze artikelen opgenomen vrijstellingen in beginsel niet worden aangemerkt als middelen. In deze niota wordt uitgegaan van onderstaande draagkrachtberekening, tenzij bij het betreffende onderdeel expliciet een andere wijze van draagkrachtberekening is opgenomen. Bijvoorbeeld bij het doorbetalen van de vaste lasten in verband met het aanhouden van een woning bij een kort gestrafte gedetineerde, worden wel alle inkomens- en vermogensbestanddelen als draagkracht aangemerkt (zie 4.1.25). Bijstand voor budgetbeheer kent andere vorm van draagkrachtberekening Een uitzondering vormt de bijzondere bijstand voor Budget Beheer. Bij een problematische schuld kan er bijzondere bijstand worden verstrekt voor Budget Beheer wanneer de afloscapaciteit niet hoger is dan 250,- per maand. Bij een hogere afloscapaciteit wordt Budget Beheer geacht te zijn meegenomen in de schuldregeling. __________ Minimabeleid 2012__________ -5-
a. het draagkrachtpercentage; Het draagkrachtpercentage is het percentage dat toegepast wordt op de draagkracht (verschil tussen netto inkomen en de bijstandsnorm). Dit percentage van de draagkracht op jaarbasis dient de klant zelf te betalen. Voor de meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij een inkomen tot 110% van het sociaal minimum (lees bijstandsnorm) wordt de draagkracht op nihil gesteld. Bij een inkomen boven de 110% wordt over de eerste netto € 400,00 20% draagkracht berekend en over het meerdere 100%. Uitzondering: Ingeval van een woonkostentoeslag (voor huurders of eigenaren) wordt de draagkracht bij een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm op nihil gesteld. Over het meerdere wordt 100% draagkracht berekend. b. de draagkrachtperiode en; De draagkrachtperiode is vastgesteld op de periode vanaf de maand van aanvraag plus 11 (totaal 12) maanden. De gemeente is vrij om deze periode, als blijkt dat deze niet werkbaar is, bij te stellen. Wanneer een periodieke voorziening korter duurt dan 12 maanden dient de draagkrachtperiode over deze duur te worden vastgesteld. Voor WWIK-kers en zelfstandigen geldt een inkomenstoets over het laatst door de belastingdienst vastgesteld fiscaal jaar. c. het drempelbedrag. In onze gemeente geldt een drempelbedrag van € 50,00. De aanvragen in het kader van de bijzondere bijstand voor éénmalige kleine kosten worden als regel pas in behandeling genomen indien binnen een periode van 12 maanden de (verzamelde-) kosten minimaal € 50,00 bedragen. Blijven de (verzamelde-) kosten binnen deze periode onder deze grens dan worden de aanvragen alsnog in behandeling genomen. 2.5
Categoriale bijzondere bijstand
Het college kan naast individuele bijzondere bijstand ook categoriale bijzondere bijstand (artikel 35 WWB) verlenen voor bijzondere kosten. Deze bevoegdheid heeft het college ten aanzien van chronisch zieken, gehandicapten, personen van 65 jaar of ouder, schoolgaande kinderen, en voor minima in het algemeen ten behoeve van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering. Daartoe kan het doelgroepen aanwijzen waarvan aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevinden die leiden tot bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet. Voor de verlening van categoriale bijzondere bijstand is het voldoende om vast te stellen dat men tot de doelgroep behoort. Een verdergaande individuele toetsing kan dan, met uitzondering van de draagkracht, achterwege blijven. De verlening van categoriale bijzondere bijstand sluit de verlening van individuele bijzondere bijstand geenszins uit. Dit blijft te allen tijde mogelijk, met name voor diegenen die niet tot de door de gemeente aangewezen doelgroepen behoren. In afwijking tot de algemene bijstand en de individuele bijzondere bijstand geldt voor de categoriaal verstrekte bijzondere bijstand geen bestedingsverplichting. 2.6
Schuldhulpverlening
Schuldhulpverlening staat los van de overige regelingen voor minima. In principe geldt hiervoor geen inkomensgrens. Sinds 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht geworden. Gemeenten krijgen hiermee expliciet de verantwoordelijkheid om schuldhulpverlening uit te voeren. De wijze waarop we dit doen wordt nader beschreven in het nog op te stellen beleidsplan schuldhulpverlening. Het schuldhulpverleningsaanbod bestaat uit activiteiten zoals: Schuldsanering, Schuldbemiddeling en toeleiding naar de WSNP. In het beleidsplan wordt verder ingegaan op de voorwaarden voor deelname, de wacht- en doorlooptijden en de overige schuldhulpverleningsactiviteiten. __________ Minimabeleid 2012__________ -6-
3
DE PRAKTIJK (uitvoering en regels) 3.1
De Aanvraag Bijzondere Bijstand 3.1.a Doelgroep
Bijzondere bijstand kan door alle inwoners van de gemeente Oegstgeest worden aangevraagd (zie doelgroepen onder 1.4). De eerste toets vindt dan ook plaats in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Naast het woonplaatscriterium is ook vaststelling van het inkomen en vermogen noodzakelijk. 3.1.b Kostensoort Bijzondere bijstand kan veelomvattend zijn. In principe kan voor alle (noodzakelijke) kosten bijstand worden aangevraagd. In hoofdstuk 4 zal op de diverse kostensoorten nader worden ingegaan. Bij de aanvraag zal rekening worden gehouden met voorliggende voorzieningen (Zorgverzekeringswet, AWBZ). 3.1.c Periodiciteit Een aanvraag bijzondere bijstand wordt in de meeste gevallen voorafgaande aan de te maken kosten aangevraagd. Zodoende kan toestemming of afwijzing plaatsvinden. Indien het gaat om medische kosten (tandarts, specialist, etc.) kan medisch advies worden gevraagd om de aanvraag te beoordelen op noodzakelijkheid (en de goedkoopste en adequate oplossing). Van belang voor de aanvraag is ook de vaststelling van de duur van de bijstand (bijv. kinderopvang etc.), immers de situatie van de aanvrager kan zodanig wijzigen dat bijstand niet meer nodig is. 3.2
De Aanvraag Langdurigheidtoeslag 3.2.a Doelgroep
Met ingang van 1 januari 2009 zijn de voorwaarden aangaande de Langdurigheidstoeslag zoals vastgelegd in artikel 36 WWB gewijzigd. Daarnaast heeft de Raad de taak gekregen een aantal voorwaarden per verordening vast te stellen. De doelgroep voor de Langdurigheidstoeslag is met ingang van 1 januari 2009 als volgt: - leeftijd tussen 21 en 65 jaar - langer dan 3 jaar een inkomen tot 110% van het sociaal minimum - geen of weinig eigen vermogen - geen uitzicht op inkomensverbetering In verband met het uitzicht op inkomensverbetering komen niet in aanmerking: studenten en personen aan wie in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum een maatregel van de tweede of derde categorie (zoals omschreven in de maatregelverordening)is opgelegd. 3.2.b Periodiciteit Het betreft inkomensondersteuning die 1 maal per jaar kan worden aangevraagd. De exacte criteria zijn vastgelegd in WWB artikel 36 en de Verordening Langdurigheidstoeslag van de gemeente Oegstgeest.
__________ Minimabeleid 2012__________ -7-
3.2.c Hoogte De hoogte van de langdurigheidstoeslag is in de verordening vastgesteld en is een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Aanvragers met een inkomen tussen 100 en 110% van de toepasselijke bijstandsnorm krijgen 50% van het vastgestelde bedrag uitgekeerd. Dit om het effect van de armoedeval en de inkomensongelijkheid met de doelgroep 65+ te verkleinen. 3.3
De Bijdrageregeling voor Culturele, Sportieve en Educatieve activiteiten, de zogenaamde “Educatieve Regeling” 3.3.a Doelgroep
In het kader van het Lokaal Minimabeleid kan een bijdrage worden gevraagd op grond van de Bijdrageregeling voor culturele, educatieve en sportieve activiteiten. Deze regeling is bedoeld voor minima van 18 jaar en ouder met een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan het binnen de bijstand vrij te laten vermogen. Studenten zijn uitgesloten van deze regeling (zij hebben slechts tijdelijk een lager inkomen). Het moet gaan om kosten die door belanghebbende of zijn eventuele partner zelf zijn gemaakt, voor eventuele kinderen bestaat namelijk een andere regeling. De vergoeding bedraagt maximaal €200,- per persoon per kalenderjaar. Indien aan deze voorwaarden is voldaan kan men een aanvraag doen voor een bijdrage in de kosten die verbonden zijn aan deelname aan deze culturele, sportieve of educatieve activiteiten. Onder 3.3.b wordt aangegeven aan welke kosten men zoal kan denken. Men moet de kosten aantoonbaar hebben gemaakt. Er hoeven geen bewijsstukken bij de aanvraag te worden meegeleverd echter de bewijsstukken dienen wel bewaard te worden in verband met eventuele steekproefcontroles achteraf. Wanneer bij controle geen bewijsstukken kunnen worden getoond zal de toekenning worden teruggevorderd. 3.3.b Kostensoort Vanuit de grondgedachte van de WWB moeten de kosten een relatie hebben met “maatschappelijke participatie”. Een bijdrage in de kosten voor de volgende activiteiten kan worden aangevraagd (het merendeel van de genoemde kosten valt al een aantal jaren onder de vergoedingensfeer van het minimabeleid): - Lidmaatschap Bibliotheek - Abonnement op krant, week- of maandblad - Lidmaatschap sportvereniging - Lidmaatschap muziekvereniging/toneelclub/hobbyclub - Lessen en cursussen - Toegang tot Museum, Schouwburg, Zwembad, Recreatiepark, Dierentuin of Bioscoop - NS-kortingskaart; - Sportartikelen (geen kleding en schoeisel) - Abonnement voor Internetverbinding. De bijdrage moet gezien worden als stimulans om meer activiteiten te ondernemen, de bijdrage is er niet op gericht om de volledige kosten te dekken. Kosten van kleding en schoeisel, kosten voor eten en drinken komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. In beginsel gaat het vooral om activiteiten buiten de huishoudelijke sfeer. Het abonnement op de krant, week- of maandblad en Internet zijn daarop een uitzondering. __________ Minimabeleid 2012__________ -8-
De reden hiervoor is dat deze zaken in meer of mindere mate bijdragen aan maatschappelijke participatie. Je kunt daarbij denken aan het lezen van advertenties/vacatures in de krant. Telefoonkosten (gesprekkosten, abonnementskosten, aanschaf- en aansluitkosten) behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Tevens wordt belanghebbende geacht de kosten van alarmering uit een inkomen ter hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus de eventueel van toepassing zijnde extra eenmalige uitkering te kunnen voldoen. Betreffende kosten komen in beginsel niet voor bijstandverlening in aanmerking. 3.3.c
Periodiciteit
Een bijdrage in het kader van de bijdrageregeling kan éénmaal per jaar worden aangevraagd, waarbij de kosten eerst kunnen worden voorgeschoten. De bijdrage kan niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd. 3.4
De Aanvraag voor categoriale bijstand
Er bestaat recht op categoriale bijstand wanneer cliënt een inkomen heeft van maximaal 110% van de van toepassing zijnde norm en over een vermogen beschikt dat lager is dan de voor bijstand toegestane drempel. Dit is conform artikel 35 lid 9 WWB waarin is toegevoegd dat het niet langer is toegestaan categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan belanghebbenden met een hoger inkomen. Er bestaat bij categoriale bijstand dus geen gedeeltelijke vergoeding wanneer men net boven de norm zit. 3.4.1
De Chronisch zieke, Gehandicapte en 65-plusser
Omdat chronisch zieken, gehandicapten en ouderen vaak te maken hebben met min of meer verborgen extra kosten, zoals hogere waskosten, stookkosten, belkosten bestaat de mogelijkheid om deze groep categoriale bijzondere bijstand te verstreken. Cliënt hoeft de kosten niet aan te tonen, het gaat om een vergoeding van €200,- per kalenderjaar. Op 1 januari 2009 is de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) in werking getreden. Chronisch zieken en gehandicapten ontvangen zonder dat daarvoor een aanvraag hoeft te worden gedaan van de rijksoverheid een forfaitaire vergoeding van minimaal €150,- en maximaal €500,- euro per jaar, voor kosten die samenhangen met ziekte of handicap. De vergoeding wordt afgestemd op de mate van zorggebruik. 65+ers krijgen lagere vergoedingen dan jongere chronisch zieken, maar worden daarvoor op andere wijze (lagere belastingen) gecompenseerd. Chronisch zieken en gehandicapten kunnen voor bepaalde kosten ook gebruik maken van de teruggave specifieke zorgkosten. Kosten die onder bepaalde voorwaarden voor deze belastingteruggave in aanmerking komen zijn: Genees- en heelkundige hulp, medicijnen, bepaalde hulpmiddelen, vervoer, dieet, extra kleding en beddengoed, reiskosten ziekenbezoek. Deze teruggave kan ook vooraf aangevraagd worden! De hierboven genoemde vergoedingen behoort niet tot de middelen onder de WWB (zie ook artikel 11, lid 4 van de Wtcg). De vergoedingen worden dus niet in mindering gebracht op de WWB uitkering. 3.4.1a De Doelgroep De doelgroep bestaat uit: 1. Chronisch zieken en gehandicapten 2. Personen vanaf 65 jaar Criteria voor “Chronisch ziek” of “gehandicapt”: __________ Minimabeleid 2012__________ -9-
U bent in 2012 tussen de 18 en 65 jaar; en U heeft een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm;en U heeft geen in aanmerking te nemen vermogen zoals neergelegd in art. 34 WWB; en U, of het minderjarige kind dat u verzorgt, maakt gebruik van een voorziening in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), of U heeft een WIA/WAO/WAJONG/WAZ uitkering voor 80-100%, of U heeft in het voorgaande jaar een Wtcg-vergoeding ontvangen, of U heeft een buitengewone uitgavenaftrek voor ziektekosten, of aftrek “specifieke zorgkosten” van de Belastingdienst gekregen over het jaar voorafgaand aan de aanvraag.
Criteria voor “ouder”: U bent 65 jaar of ouder, of een van de partners is 65 jaar of ouder; U heeft een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm; U heeft geen in aanmerking te nemen vermogen zoals neergelegd in art. 34 WWB; U heeft in het jaar waarin u 65 bent geworden nog geen gebruik gemaakt van de regeling voor chronisch zieken en gehandicapten; 3.4.1b Kostensoort Omdat het bij de kosten die chronisch zieken maken vaak gaat om een diversiteit aan producten en voorzieningen die nauwelijks zijn te omschrijven, worden deze niet nader in soorten gespecificeerd. Een bijdrage van € 200,00 per jaar wordt forfaitair verstrekt. 3.4.1c Periodiciteit De aanvraag kan per huishouden eenmaal per kalenderjaar worden ingediend. De aanvraag kan niet met terugwerkende kracht worden ingediend. 3.4.2
De Collectieve Aanvullende Ziektekostenverzekering
Artikel 35, zesde lid WWB, staat gemeenten toe een collectieve zorgverzekering voor minima af te sluiten en minima een vergoeding te verstrekken voor de kosten van een aanvullende verzekering, boven op de basisverzekering. Het is gemeenten niet toegestaan om een vergoeding te verstrekken voor het verplichte eigen risico. Daarnaast is de Zorgverzekeringswet van toepassing. Ook deze wet staat gemeenten toe een collectieve aanvullende verzekering (AV) af te sluiten. Tevens is geregeld dat verzekeraars collectiviteitskortingen mogen geven, deze korting mag echter niet hoger zijn dan 10%. Jaarlijks stellen verzekeraars de hoogte van de premies opnieuw vast. Het aanbieden van een collectieve ziektekostenverzekering voor minima (CZM) heeft als voordeel dat burgers met een minimuminkomen goed verzekerd zijn en dat het aantal aanvragen voor bijzondere bijstand wordt gereduceerd. Om die reden heeft de gemeente Oegstgeest al vanaf 2006 een CZM afgesloten. 3.4.2a De Doelgroep Alle inwoners van Oegstgeest met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief het vrij te laten vermogen (art. 34 WWB) kunnen in aanmerking komen voor deze aanvullende ziektekostenverzekering. 3.4.2b Kostensoort Oegstgeest verleent een bijdrage in de aanvullende verzekering ter hoogte van de kosten voor de eenvoudigste aanvullende verzekering van de CZM. Vanaf 1 januari 2006 heeft de gemeente Oegstgeest een CZM bij Zorg en Zekerheid afgesloten. Dit betekent dat op dit moment (2012) voor alle deelnemers aan de CZM de AV-Gemeente-Standaard premie van Zorg en Zekerheid volledig wordt vergoed. Minima die kiezen voor een andere __________ Minimabeleid 2012__________ - 10 -
aanvullende verzekering (bij de verzekeraar van de CZM of een andere verzekeraar) kunnen eveneens een bijdrage voor deze aanvullende verzekering ontvangen. Deze bijdrage is echter nooit hoger dan de premie voor de AV-Gemeente-standaard van de CZM. 3.4.2c
Periodiciteit
Toetreding tot de AV-Gemeente kan op ieder willekeurig moment worden aangevraagd. Op basis van de nieuwe wetgeving kan voor de aanvullende verzekering weer een heel andere verzekeraar worden gekozen. Gezien het belang van deze keuzevrijheid wordt de premie van iedere aanvullende zorgverzekering vergoed tot maximaal de gemeentelijke bijdrage in de aanvullende verzekering van de CZM. Om te besparen op de verzekeringspremie kunnen klanten kiezen voor een verhoogd eigen risico (waardoor de premie daalt). Oegstgeest hanteert als uitgangspunt dat als men de AV-gemeente wil afsluiten er geen verhoogd eigen risico wordt geaccepteerd. 3.5
Participatie Schoolgaande Kinderen
Aangezien het van belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van hun ouder(s), kunnen kinderen in de leeftijd vanaf 4 tot 18 jaar van wie de ouders een inkomen hebben tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm in aanmerking komen voor een bijdrage van 200,- per schoolgaand kind, per kalenderjaar. De bijdrage wordt op aanvraag verstekt. Deze regeling is door de Raad vastgesteld in de verordening “participatie schoolgaande kinderen”. 3.6
Schuldhulpverlening 3.6.a De Doelgroep
Iedere inwoner van Oegstgeest, ongeacht het inkomen of vermogen, kan voor schuldhulpverlening in aanmerking komen. Het gaat daarbij om de ondersteuning van de consulent schuldhulpverlening en niet om bijstand te ontvangen voor aflossing van de schulden. Artikel 49 van de WWB vormt hierop de uitzondering en zegt dat, in tegenstelling tot wat er staat in artikel 13 eerste lid onder g (WWB), weldegelijk bijzondere bijstand voor schulden mogelijk is. 3.6.b Kostensoort Onder schuldhulpverlening vallen drie activiteiten t.w.: 1. schuldsanering 2. schuldbemiddeling 3. aanvraag schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) via gerechtelijke tussenkomst Schuldhulpverlening is een activiteit die wordt aangeboden door de gemeente. In principe wordt geen bijdrage in de schulden toegekend. 3.6.c Periodiciteit Schuldhulpverlening kan op ieder moment in het jaar worden aangevraagd. Bij recidiverende klanten zullen nieuwe gevallen voorrang krijgen. Mocht het komen tot een schuldsanering op grond van de WSNP dan zal gedurende maximaal 3 jaar ondersteuning van de consulent plaatsvinden. Bij de overige activiteiten is begeleiding gedurende een jaar het maximum.
__________ Minimabeleid 2012__________ - 11 -
4
VERSTREKKING VAN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND 4.1
De Aanvraag Bijzondere Bijstand
Algemeen. Bij alle aanvragen voor bijzondere bijstand worden de algemeen toepasbare regels en wetgeving uit de WWB gehanteerd. De Gemeente Oegstgeest maakt daarbij gebruik van de wetgeving en jurisprudentie evenals het eigen gemeentelijk beleid. Uiteraard blijft het begrip “maatwerk” onverminderd van toepassing. De individuele bijzondere bijstand, zoals in dit hoofdstuk omschreven, is dan ook niet limitatief, er kan voor veel meer zaken bijzondere bijstand worden verstrekt. Het doel van dit hoofdstuk is om op hoofdlijnen uniformiteit in de uitvoering te bereiken. Met name op die punten waarbij het lastig is objectief vast te stellen wat een redelijke vergoeding is. Want “welke bezoekfrequentie is redelijk wanneer het gaat om een familielid dat langdurig in een inrichting verblijft?” Om rechtsongelijkheid te voorkomen regelt deze nota dergelijke zaken. Daarnaast blijven nog allerlei individuele vergoedingen mogelijk. Bijvoorbeeld, wanneer een ernstig ziek kind tijdelijk in een ziekenhuis buiten de regio verblijft, zal een veel hogere bezoekfrequentie vergoed worden. Medisch onderzoek. Wanneer een aanvraag voor bijzondere bijstand medische kosten betreft dient bij twijfel over de noodzaak van de voorziening en de vraag of de voorziening goedkoop en adequaat is, een medisch advies te worden aangevraagd bij een onafhankelijk medische deskundige, zoals een arts via Argonaut of de GGD. Bij gerede twijfel over de noodzaak van een voorziening kan besloten worden om (een gedeelte van) de kosten voor het onderzoek naar de medische noodzaak van een voorziening op de cliënt te verhalen wanneer op basis van dit onderzoek achteraf blijkt dat er geen enkele sprake is van een medische noodzaak. Dit kan alleen wanneer de cliënt hierover van te voren op de hoogte is gesteld. De eigen bijdrage in de kosten van het medisch onderzoek bedraagt maximaal €350,-. Een dergelijke handelswijze wordt ook toegepast wanneer iemand bijzondere bijstand aanvraagt voor de kosten van een medisch onderzoek om vrijgesteld te worden van de inburgeringsplicht. 4.1.1 Individuele bijstand voor medische kosten Vanaf 1 januari 2006 is iedere Nederlander verzekerd van basiszorg. In de basiszorgverzekering zijn o.a. het standaardbezoek aan de huisarts en het ziekenhuis opgenomen. Uitgangspunt van de wetgever is dat de premie voor deze verzekering voor iedereen betaalbaar moet zijn, daarom kan men bij een lager inkomen in aanmerking komen voor een zorgtoeslag via de Belastingdienst. Het is aan de klant zelf om zich voor aanvullende zorg te verzekeren. Deze aanvullende verzekering kan de gemeente niet verplichten, wel is het gemeenten toegestaan om buitenwettelijk begunstigend beleid toe te passen, door bijvoorbeeld bijzondere bijstand te verstrekken voor de aanvullende verzekering. Bijstandverlening voor de nominale premie of het eigen risico is wettelijk niet toegestaan. Uitgangpunten verstrekking bijzondere bijstand voor medische kosten De wetgever ziet de basiszorgverzekering als een adequate toereikende voorziening. Dit betekent dat de gemeente niet verplicht is om bijzondere bijstand te verstrekken voor medische kosten. Wanneer de gemeente er toch voor kiest om medische kosten te vergoeden is dit “buitenwettelijk begunstigend beleid”. Dit is toegestaan. De gemeente Oegstgeest hanteert bij dit begunstigende beleid onderstaande uitgangspunten 1) Alleen voor de eigen bijdrage van zorg die onder de basisverzekering valt, kan bijzondere bijstand ‘om niet’ worden verstrekt. Echter een groot deel van deze kosten valt onder de aanvullende CZM. Als gemeente vergoeden we deze __________ Minimabeleid 2012__________ - 12 -
aanvullende verzekering. Wanneer mensen ervoor kiezen om geen gebruik van deze aanvullende verzekering te maken zien we dit als een zelf gekozen risico. Dit betekent concreet dat we geen vergoeding verstrekken voor eigen bijdragen die vergoed zouden zijn wanneer men gekozen had voor de aanvullende verzekering van de CZM. 2) Op dit beleid kan voor een cliënt eenmalig (het betreffende kalenderjaar) een uitzondering worden gemaakt: de cliënt kan in dat geval een vergoeding krijgen, maar wordt er tegelijkertijd op gewezen dat hij daarvoor in de toekomst niet meer in aanmerking komt. Er wordt dan geadviseerd om over te stappen op de AV van de CZM. Uiteraard bestaat er altijd nog de mogelijkheid om in bijzondere gevallen te individualiseren wanneer iemand gegronde redenen heeft om vast te houden aan de aanvullende verzekering elders 3) De vergoeding bedraagt maximaal de kosten voor de meest goedkope en adequate voorziening onder aftrek van de eventuele vergoeding zoals die zou zijn volgens de aanvullende verzekering van Zorg en Zekerheid. Tenzij de eigen aanvullende verzekering een hogere vergoeding kent, dan wordt deze hogere vergoeding verrekend. 4) Niet voor vergoeding komen in aanmerking de eigen bijdragen van de basiszorgverzekering per maand of per dag bij verblijf in een GGZ instelling of een ziekenhuis ed. De reden is dat deze eigen bijdrage gebaseerd is op de besparing van kosten die men normaliter thuis zou hebben zoals eten, drinken ed. Dergelijke eigen bijdragen komen niet voor vergoeding in aanmerking. 5) Voor zorg die niet onder de basisverzekering valt, wordt men geacht zelf te reserveren, deze zorg wordt niet vanuit de bijzondere bijstand vergoed. Een uitzondering vormt de meer basale2 tandheelkundige zorg, voor deze zorg is bijzondere bijstand in de vorm van een renteloze lening mogelijk. Voorbeeld 1: Cliënt neemt deel aan de CZM en heeft een aanvullende verzekering. Cliënt heeft een eigen bijdrage voor GGZ van €250,-. GGZ zorg valt onder de basisverzekering maar kent een eigen bijdrage. De aanvullende verzekering van CZM vergoedt 200,-. Cliënt kan voor de resterende €50,- bijzondere bijstand aanvragen. Voorbeeld 2: Cliënt is elders verzekerd met aanvullende verzekering. Cliënt heeft een eigen bijdrage voor GGZ van €250,-. GGZ zorg valt onder de basisverzekering maar kent een eigen bijdrage. De aanvullende verzekering van cliënt vergoedt €150,-. Cliënt kan eenmalig voor €100,- bijzondere bijstand aanvragen. Cliënt wordt geadviseerd het jaar daarop gebruik te maken van de CZM met aanvullend pakket en komt verdere jaren maximaal in aanmerking voor een vergoeding zoals die zou zijn geweest wanneer hij zich aanvullend had verzekerd voor de CZM. Voorbeeld 3: Cliënt is elders verzekerd met aanvullende verzekering. Cliënt heeft een eigen bijdrage voor GGZ van €250,-. De aanvullende verzekering van cliënt vergoedt deze €250,- volledig. Cliënt wordt niet geconfronteerd met extra kosten en kaan geen aanvraag indienen voor bijzondere bijstand. Voorbeeld 4: Cliënt heeft geen aanvullende verzekering afgesloten maar heeft een eigen bijdrage voor GGZ van €250,-. GGZ. Cliënt kan eenmalig voor deze €250,- bijzondere bijstand aanvragen, zie verder voorbeeld 2. Voorbeeld 5: Cliënt heeft tandartskosten gemaakt: bijvoorbeeld wortelkanaalbehandeling. Deze behandeling valt niet onder de basiszorg. Cliënt wordt geacht hier zelf voor te reserveren. Wanneer cliënt over onvoldoende middelen beschikt
2
Dat is tandheelkundige zorg zoals extracties, inlays, wortelkanaalbehandeling, plaatjes en tweejaarlijkse periodieke controle. Bruggen en kronen komen niet voor een lening in aanmerking. __________ Minimabeleid 2012__________ - 13 -
kan cliënt in aanmerking komen voor een renteloze lening, dit moet gezien worden als een vorm van begunstigend beleid. N.B. Goed om te weten: 1) Tandartskosten worden vrijwel niet vergoed vanuit de basiszorgverzekering, dit is geregeld in artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering. Op grond van dit artikel wordt tandheelkundige hulp voor verzekerden van 22 jaar en ouder slechts vergoed voor zover die zorg noodzakelijk is en de patiënt zonder deze hulp geen tandheelkundige functie kan behouden of verwerven. Dit doet zich voor bij patiënten met een ernstige ontwikkelingsstoornis, groeistoornis of verworven afwijking van het tand-kaakmondstelsel, patiënten met een lichamelijke of geestelijke aandoening en patiënten die deze zorg in verband met een andere medische behandeling nodig hebben. 2) Tandheelkundige prothesen worden voor 75% vergoed vanuit de basiszorgverzekering, de aanvullende verzekering van de CZM vergoedt de aanvullende 25%. Wanneer men hiervoor niet verzekerd is geldt het eerste uitgangspunt onder 4.1.1. Dus eenmaal een vergoeding omdat men zich het jaar daarna kan verzekeren via de CZM. 3) Tot op heden was over de onderstaande kosten discussie mogelijk: • batterijen voor een medisch noodzakelijk hoortoestel; • kleding vanwege extra slijtage in verband met prothese; • extra waskosten vanwege medisch noodzakelijk gebruik van zalf • hogere waskosten vanwege verblijf in een instelling. Deze kosten worden geacht uit de algemene kosten van het bestaan te kunnen worden voldaan. Hogere waskosten bij verblijf in een instelling zijn algemeen gebruikelijk voor deze groep en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Bovendien komen personen die kosten maken zoals genoemd bij de laatste drie categorieën in aanmerking voor de bijdrage voor chronisch zieken en gehandicapten. 4) Een eigen bijdrage voortvloeiend uit verstrekkingen AWBZ/Zorgverzekering/WMO kan niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Deze eigen bijdrage is gekoppeld aan het inkomen waarbij een minimale eigen bijdrage voor de bijstandsklant kan overblijven. Cumulatie van eigen bijdragen is uitgesloten door de centrale regeling van de inning (Centraal Administratiekantoor CAK). 4.1.2 Begrafeniskosten Omschrijving van de kosten Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn. Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval bijvoorbeeld aan: • uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering; • nalatenschap. Recht op bijzondere bijstand Bijzondere bijstand ten behoeve van uitvaartkosten kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. De volgende kosten kunnen daarbij als noodzakelijk worden aangemerkt: • legeskosten overlijdensakte • rouwkaarten __________ Minimabeleid 2012__________ - 14 -
• • • • • • •
werkzaamheden uitvaartverzorger eenvoudige kist grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom) rouwauto met maximaal 1 volgauto opbaren in rouwcentrum dragers eenvoudige grafzerk
Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd: • rouwadvertentie • kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond • koffietafel etc. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand kan worden afgeleid uit de richtprijzen van het NIBUD, zoals opgenomen in de Prijzengids. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend. Aan de bijstand verbonden verplichtingen De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene. 4.1.3 Onder bewindstelling Omschrijving van de kosten De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling. Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 17 Awb). Hiervan is sprake als: • de bewindvoering geschied in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld. Voor de kosten van bewindvoering in het kader WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Hoogte bijzondere bijstand Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend. __________ Minimabeleid 2012__________ - 15 -
4.1.4 Curatele Omschrijving van de kosten De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele. Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen voorliggende voorziening voor de kosten van curatele. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen. Hoogte bijzondere bijstand Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend. 4.1.5 Rechtsbijstand Als een cliënt een juridische procedure wil starten en niet in staat is deze procedure zelf te financieren, kan hij gebruik maklen van gesubsidieerde rechtshulp. Voor deze rechtshulp geldt een eigen bijdrage van €125,- tot €775,-. De hoogte is afhankelijk van het inkomen, en wordt bepaald door het Juridisch Loket. Voor een bijstandgerechtigde geldt de laagste eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage kan verder verlaagd worden wanneer cliënt eerst een advies aanvraagt bij het Juridisch Loket. Wanneer het juridisch loket verdere rechtshulp nodig vindt, krijgt cliënt een diagnosedocument mee. Met dit diagnosedocument krijgt cliënt een korting van € 51,-3 op de eigen bijdrage. Bij een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie, geldt de korting altijd en is het diagnosedocument niet nodig. Ditzelfde geldt als een cliënt naar een hogere instantie gaat in een civiele of bestuursrechtelijke zaak (bijvoorbeeld hoger beroep). Slechts in heel bijzondere omstandigheden hoeft iemand niet eerst naar het juridisch loket, bijvoorbeeld als hij op zeer korte termijn gedagvaard is of om medische redenen aan het bed is gekluisterd. De gemeente vergoedt uitsluitend de eigen bijdrage voor rechtshulp minus de korting die men kan krijgen op grond van het diagnosedocument, ongeacht of deze korting daadwerkelijk is verkregen of toegekend. Daarnaast is een vergoeding van de griffierechtkosten en eventuele overige noodzakelijke kosten mogelijk. Deze dient de klant echter aan de gemeente terug te betalen wanneer de tegenpartij veroordeeld wordt tot betaling van de gerechtelijke kosten. Omschrijving kosten Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van gerechtelijke procedures en procedures in bezwaar en beroep. Het betreft (een deel van) de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtshulp, de eventuele griffierechtkosten en de eventuele overige noodzakelijke kosten (voor deze laatste kosten dient vooraf te worden gevraagd of deze vergoed worden zodat de noodzaak beoordeeld kan worden, bijvoorbeeld wanneer men een deskundige of getuige wil inschakelen).
3
Prijspeil juni 2012 __________ Minimabeleid 2012__________ - 16 -
Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit verband aan een rechtsbijstandsverzekering. Indien belanghebbende over zo'n verzekering beschikt is het een voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen. De ‘Wet op de rechtsbijstand (Wrb)’ is een voorliggende voorziening. Ook ‘de in-debet-stelling griffierechten’ is een voorliggende voorziening, voor zover belanghebbende een beroep op deze regeling kan doen. De wet griffierechten in burgerlijke zaken (Wgbz) kent de mogelijkheid van in-debet-stelling. Op grond van deze regeling kan volstaan worden met een lager griffierecht. Recht op bijzondere bijstand Er bestaat uitsluitend recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage van rechtsbijstand en de eventuele griffierechtkosten indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend. Daarbij moet erop gelet worden dat de eigen bijdrage, bij meerdere toevoegingen binnen zes maanden, gehalveerd wordt (anticumulatiebepaling). Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. Of een toevoeging wordt toegewezen hangt van een aantal criteria af. De belangrijkste zijn: • Het moet gaan om een juridisch probleem dat bezwaarmaker redelijkerwijs niet zelf kan oplossen en dat hemzelf betreft of zijn minderjarig kind • Het moet gaan om een financieel belang van ten minste €250,• Het mag niet gaan om een zaak die bij voorbaat kansloos is Voor de volledigheid benadrukken we dat de volgende kosten niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand: • Vertaalkosten Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum. • Reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn. • De kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb. • Uittreksels uit openbare registers, de kosten hiervor kunnen uit de norm worden voldaan. • Verdergaande rechtsbijstand in vervolg op een spreekuuur. Betreffende eigen bijdrage kan uit de norm worden voldaan. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage minus de korting die men zou kunnen krijgen met een diagnosedocument of de korting die aan de orde is bij een strafzaak, asielzaak, bestuurlijke sanctie of hoger beroepszaak (ongeacht of deze korting daadwerkelijk verkregen is). Plus de eventuele griffierechtkosten. Vorm bijzondere bijstand Verleen de bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in beginsel om niet (artikel 48 lid 1 WWB). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verleen de bijzondere bijstand dan in de vorm van borgtocht of een geldlening (artikel 48 lid 2 onder b WWB). Verbind aan de bijstand de volgende verplichtingen • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. __________ Minimabeleid 2012__________ - 17 -
• • • • •
De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. De verplichting om het eventuele vonnis te overleggen. De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten. De verplichting om wanneer de tegenpartij veroordeeld wordt tot een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de proceskosten cliënt zo spoedig mogelijk de in dit kader verstrekte bijstand aan de gemeente dient terug te betalen. Indien nodig: specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht. 4.1.6 Bijzondere bijstand 18 t/m 20 jarigen niet in inrichting
Op 1 januari 2012 is de Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB) en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Jongeren van 18 tot 27 jaar vallen daarmee weer onder de WWB. Net als binnen de WIJ kent de aangescherpte WWB voor jongeren van 18 tot 21 jaar wederom lage uitkeringsnormen, omdat deze jongeren geacht worden een beroep te kunnen doen op hun ouders. De normen zijn afgestemd op de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet. Deze normen kunnen niet worden verhoogd met een toeslag, maar in beginsel wel worden verlaagd met een verlaging op grond van de toeslagenverordening. Dat geldt ook voor de jongere die inwoont bij (één van) de ouders. Het argument van de wetgever hiervoor is dat ouders in principe moeten bijdragen in het levensonderhoud van het kind totdat dit 21 jaar is. Wanneer de noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere echter uitgaan boven de lage bijstandsnorm en de jongere voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of het onderhoudsrecht jegens die ouders redelijkerwijs niet te gelde kan worden gemaakt, heeft de jongere op grond van artikel 12 WWB recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud, bovenop de lage bijstandsnorm. Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de noodzakelijke bestaanskosten voor een jongere, moet worden onderzocht of zelfstandige huisvesting wel of niet noodzakelijk is. Externe motivatie/indicatie Wanneer de jongere aangeeft dat hij niet (langer) thuis kan wonen en de jongere niet officieel uit huis is geplaatst moet een hulpverlenende instantie (bijvoorbeeld RIAGG) een indicatie afgeven dat het niet verantwoord om hem/haar bij de ouders te laten wonen. Bijzondere bijstand voor levensonderhoud De verstrekking van aanvullende bijzondere bijstand aan jongeren van 18 t/m 20 jaar leidt ertoe dat de jongere twee uitkeringen krijgt: de algemene bijstand (lage kinderbijslagnorm inclusief vt) en een aanvullend deel bijzondere bijstand (exclusief vt). De hierna opgenomen richtlijn omtrent de hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand geldt enkel als algemeen uitgangspunt. Om te voorkomen dat de 18- tot en met 20-jarige in een betere positie is dan een 21jarige wordt bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand rekening gehouden met de eventuele verlagingen van de toeslag zoals die ook zouden gelden voor 21 jarigen op grond van de toeslagenverordening (zoals, schoolverlaterskorting op basis van toeslagenverordening artikel 3 lid 5). Thuiswonenden hebben geen recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende kan daarmee dus wel een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijzondere bijstand. Hoogte bijzondere bijstand voor uitwonenden Wordt aanvullend op een lage norm van artikel 20 WWB, bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud dan wordt de hoogte hiervan in beginsel zodanig vastgesteld, dat __________ Minimabeleid 2012__________ - 18 -
de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand op grond van artikel 20 WWB + bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB) overeenkomt met hoogte van de bijstandsuitkering (norm + toeslag - verlaging) die in een vergelijkbare situatie zou gelden voor personen van 21 jaar. LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand. Verhaal Het is meestal niet mogelijk om direct een ouderbijdrage te regelen. Wel zal achteraf tot verhaal van de bijstand worden overgegaan wanneer de ouders nog in beeld zijn. Het is namelijk niet de bedoeling dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht. Vorm bijstand Je verstrekt de bijstand 'om niet'. Indien redelijkerwijs mogelijk wordt de bijstand op grond van artikel 61 WWB op de ouders verhaald. Belastingen en premies Als de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor levensonderhoud, zijn over dit bedrag belastingen en premies verschuldigd. 4.1.7
Bijzondere bijstand 18 t/m 20 jarigen in inrichting
Personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a WWB). De inrichting waar ze verblijven voorziet grotendeels in hun algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting. Voorliggende voorziening Voor zover de inrichting niet voorziet in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, denk aan: ouderbijdrage, zak- en kleedgeld en overige bijzondere kosten die de inrichting niet vergoedt - zal eerst een beroep op de ouders moeten worden gedaan. Deze hebben ingevolge Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een onderhoudsplicht totdat het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Alleen wanneer om redenen genoemd in artikel 12 WWB geen beroep op de ouders kan worden gedaan, is verlening van bijzondere bijstand voor levensonderhoud mogelijk. Dit is het geval wanneer de middelen van de ouders ontoereikend zijn of het onderhoudsrecht jegens die ouders redelijkerwijs niet te gelde kan worden gemaakt. Deze situaties komen zeer incidenteel voor. Hoogte van de bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren in een inrichting De bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, stellen we gelijk aan de norm voor algemene bijstand die geldt voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven. Voor zover de ouders wel gedeeltelijk kunnen bijdragen wordt de bijstand verlaagd met het bedrag van die bijdrage. Verhaal Wanneer met toepassing van artikel 12 WWB bijzondere bijstand wordt verleend aan een persoon van 18 t/m 20 jaar dan wordt deze bijstand indien redelijkerwijs mogelijk, tot de grens van de onderhoudsplicht van artikel 395 onderdeel a van Boek 1 BW, verhaald op de onderhoudsplichtige ouders (artikel 62 onderdeel c WWB). Het is meestal niet mogelijk om deze ouderbijdrage direct te regelen. Wel zal achteraf tot verhaal van de bijstand worden overgegaan wanneer de ouders nog in beeld zijn. Let op: de kinderbijslag eindigt op de eerste dag van het kwartaal volgend op de maand waarop het kind 18 jaar is geworden. Tot die tijd ontvangen kinderbijslag wordt in aanmerking genomen. __________ Minimabeleid 2012__________ - 19 -
Vorm bijstand Je verstrekt de bijstand 'om niet'. Indien redelijkerwijs mogelijk wordt de bijstand op grond van artikel 61 WWB op de ouders verhaald. Belastingen en premies Als de bijzondere bijstand wordt verstrekt voor levensonderhoud, zijn over dit bedrag belastingen en premies verschuldigd. 4.1.8
Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen
Indirecte studiekosten (reiskosten, kosten excursies, werkweken etc. ) van ten laste komende schoolgaande kinderen komen in beginsel niet voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Deze kosten worden geacht voldaan te kunnen worden uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm voor het gezin (= de alleenstaande ouder of de gehuwden). Ten aanzien van reiskosten voor kinderen in het voortgezet onderwijs geldt de tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 3 van de Wtos als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval aan: • tegemoetkoming krachtens hoofdstuk 3 van de Wtos • een door de school gehanteerde regelingen inzake vrijstelling van betaling kosten excursies, werkweken etc. Recht op bijzondere bijstand (uitzondering op de regel, om uitsluiting te voorkomen) Bijzondere bijstand ten behoeve van de kosten van excursies, werkweken etc. kan worden verleend indien de kosten hiervan tenminste € 50,00 bedragen. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van excursies, werkweken etc. wordt gebaseerd op de werkelijke kosten tot maximaal € 200,00 in het voortgezet onderwijs, voor zover regulier onderwijs wordt gevolgd, een keer per 1 jaar een aanvraag p.p. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, in mindering gebracht. Vorm bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor indirecte studiekosten van ten laste komende kinderen in het voortgezet onderwijs wordt in beginsel om niet verleend. Aan de bijstand verbonden verplichtingen De beschikking moet vermelden, dat de belanghebbende verplicht is om (zo mogelijk) vervoersbewijzen c.q. kwitanties te overleggen ten behoeve van excursies etc. 4.1.9
Babyuitzet
Omschrijving van de kosten De kosten van een babyuitzet in verband met de geboorte van een kind. Geen recht op bijzondere bijstand De kosten van een babyuitzet, als bedoeld in tabel 21 van de NIBUD-Prijzengids, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Vorm van bijstandsverlening Alleen indien er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden kan er van deze regel worden afgeweken. Bijvoorbeeld in de situatie dat er geen gelegenheid is geweest om te reserveren, denk aan de situatie dat een asielgerechtigde kort voor de bevallingsdatum __________ Minimabeleid 2012__________ - 20 -
vanuit het COA gehuisvest is in Oegstgeest. De bijstand voor de babyuitzet wordt als ‘lening’ verstrekt. Hoogte van de bijstand Er wordt maximaal een bedrag verstrekt dat gelijk is aan 70% van tabel 21 van de NIBUD-Prijzengids (basispakket baby-uitzet) vermeerderd met 30% van de NIBUD-norm voor een commode, kinderstoel en combiwagen (we gaan ervan uit dat een groot deel tweedehands kan worden aangeschaft). 4.1.10 Maaltijdvoorziening Voorliggende voorziening Er is geen voorliggende voorziening. Recht op bijzondere bijstand Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Een medische indicatie of een sociale indicatie is in deze vereist. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten onder aftrek van het bedrag per warme maaltijd zoals opgenomen in de NIBUD-Prijzengids. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, in mindering gebracht. Vorm van de bijstand De bijstand wordt om niet toegekend. 4.1.11 Verzorging en hulp Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), en daarmee de Hulp bij de huishouding bij de gemeente, is regionaal afgesproken (en vastgelegd in de Verordening WMO) dat de eigen bijdrage gebaseerd is op de inkomensgegevens en dat ook een minimale eigen bijdrage door belanghebbende zelf gedragen moet kunnen worden. In het geval belanghebbende geen aflossingscapaciteit heeft (door aflossing schulden of andere regelingen) kan in individuele gevallen een renteloze lening worden verstrekt. Er bestaat eveneens geen vergoeding voor de eigen bijdrage voor AWBZ zorgvoorzieningen. De voorliggende voorziening in de vorm van AWBZ wordt passend en toereikend geacht. 4.1.12 Stookkosten Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de stookkosten. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien: • er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt d.m.v. een brief van de medisch specialist of medisch advies vastgesteld. Er dient te worden aangegeven dat het extra stookof verwarmingskosten betreft en de naam van de behandelend specialist. Is er een medische noodzaak dan wordt vastgesteld of de noodzakelijke verwarming betrekking heeft op: • het woonvertrek in de koude maanden __________ Minimabeleid 2012__________ - 21 -
• • •
het woon- en slaapvertrek in de koude maanden het woonvertrek gedurende het hele jaar het woon- en slaapvertrek gedurende het hele jaar. Daarnaast zal de geldigheidsduur van het advies worden aangegeven Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan: • € 135,00 per jaar bij alleen het woonvertrek gedurende de koude maanden; • € 300,00 per jaar bij het woon- en slaapvertrek gedurende de koude maanden; • € 235,00 per jaar bij alleen het woonvertrek gedurende het hele jaar; • € 510,00 per jaar bij het woon- en slaapvertrek gedurende het hele jaar. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht. De koude maanden zijn in principe december tot en met maart (4 maanden). Bij extreem koude en lange winters kan een aanvullende maand verstrekt worden. Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt om niet verleend. Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de volgende verplichting verbonden: bestedingsverplichting: de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. 4.1.13 Reiskosten bezoek familieleden in een inrichting Omschrijving van de kosten De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar het verpleegadres waar de zieke of gehandicapte verblijft. Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB). Denk in dit verband aan: • een aanvullende ziektekostenverzekering die belanghebbende heeft afgesloten. Let op: op grond van de Zorgverzekeringwet bestaat er geen recht op een vergoeding voor ziekenbezoek. Vergoeding van reiskosten in het kader van de Zorgverzekeringwet heeft alleen betrekking op medisch noodzakelijke reiskosten van belanghebbende zelf. Recht op bijzondere bijstand De noodzaak voor het bezoeken van een zieke wordt aanwezig geacht indien: • de zieke of gehandicapte behoort tot het gezin van belanghebbende, en; • de zieke of gehandicapte verblijft in een inrichting en; • de inrichting buiten de Leidse regio (Leiden, Leiderdorp, Alkemade, Zoeterwoude, Voorschoten en Oegstgeest) is gelegen (maar binnen Nederland). Als uitgangspunt voor een noodzakelijke, toereikende en adequate bezoekfrequentie geldt: 1 keer per maand per gezinslid. Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject. Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt verleend om niet. Aan de bijstand verbonden verplichtingen Naast de algemene verplichtingen wordt op grond van artikel 55 WWB een bestedingsverplichting opgelegd. Tevens moeten vervoer- of bezoekbewijzen worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting. 4.1.14 Toeslag bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouder Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van de inkomensachteruitgang van het gezin van de voormalig alleenstaande ouder. De bijstandsnorm wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. In de bijstandsnorm (norm + toeslag - verlaging, zie __________ Minimabeleid 2012__________ - 22 -
artikel 5 onder c WWB) is al rekening gehouden met het feit dat het kind met een laag inkomen niet (optimaal) kan bijdragen aan de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. 4.1.15 Inrichtingskosten Omschrijving kosten De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Voorbeelden hiervan zijn: wasmachine, koelkast en huisraad. Stoffering maakt bij een verhuizing binnen de gemeente Oegstgeest geen deel uit van de inrichtingskosten (zie verhuiskosten). Stoffering wordt geacht, net als binnen de WMO, te worden bekostigd uit de eventuele verhuiskostenvergoeding.Bijzondere bijstand voor stoffering is wel mogelijk wanneer bijvoorbeeld de vloerbedekking in de huidige woning moet worden vervangen. of wanneer er geen sprake is van een verhuiskostenvergoeding. Inrichtingskosten worden verstrekt door de gemeente waar de persoon zich vestigt, i.t.t. verhuiskosten. Voorliggende voorzieningen Een lening van een commerciële bank. In sommige gevallen kan de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) een voorliggende voorziening zijn. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de vloerbedekking moet worden vervangen omdat de belanghebbende last heeft gekregen van Cara (astma). Recht op bijzondere bijstand De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt: - Er bestaat een medische noodzaak voor het maken van de kosten; - Belanghebbenden, die minimaal vijf jaar inkomsten op het voor hen geldende minimumniveau hebben; - Belanghebbenden die in het kader van de huisvestingstaakstelling voor het eerst worden gehuisvest (zelfstandig) in de gemeente (statushouders) en die geen eigen inkomsten hebben. - Andere individuele bijzondere omstandigheden, mits voldoende gemotiveerd. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de prijzengids van het NIBUD. De maximum NIBUDnorm voor een inventaris wordt met €1.000 verlaagd, aangezien niet alle artikelen noodzakelijk zijn. Vervolgens wordt een verlaging van 30% toegepast in verband met de mogelijkheid goederen tweedehands aan te schaffen en/of gebruik te maken van aanbiedingen. Voor afzonderlijke artikelen en/ of aanvragen voor 1 artikel wordt de richtlijn van 70% van de NIBUD-norm aangehouden, tenzij het gaat duurzame gebruiksgoederen waarvan we adviseren om deze nieuw aan te schaffen zoals een koelkast of wasmachine. Voor deze artikelen wordt de NIBUD-norm (100%) aangehouden. De afschrijvingstermijn van dergelijke goederen ligt op 8 jaar. Binnen deze periode zal een hernieuwde aanvraag in principe niet worden gehonoreerd.
__________ Minimabeleid 2012__________ - 23 -
Vorm en betaling bijzondere bijstand De bijstand wordt verleend in de vorm van een renteloze geldlening. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken (bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een lopend schuldhulpverleningstraject kán gekozen worden voor bijstandsverlening voor inrichtingskosten “om niet”). Indien nodig wordt de bijzondere bijstand geheel of gedeeltelijk direct betaald aan de leverancier van de goederen. Dit wanneer er redenen bestaan om aan te nemen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteed of dat een negatief banksaldo wordt aangevuld in plaats van dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten aanwendt. Aan de bijstand verbonden verplichtingen Aan de bijstand wordt een bestedingsverplichting verbonden en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. Voor specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht. 4.1.16 Verhuiskosten Omschrijving kosten Kosten in verband met verhuizing bijvoorbeeld de kosten in verband met het • transport van de inboedel • kosten voor vervanging van niet meer passende en niet passend te maken stoffering zoals vloerbedekking en gordijnen. • opknapkosten • eerste administratiekosten • dubbele huur gedurende maximaal een maand Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Denk in dit geval aan: • een geldlening bij een kredietverlenende instantie • de WMO. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap van de betrokkene. • de werkgever. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten betaald wordt door de werkgever. Recht op bijzondere bijstand De kosten in verband met verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien: • de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten; • het een vrijwillige verhuizing betreft van een woning met hogere woonkosten dan de toepasselijke huurtoeslaggrens naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de toepaselijke huurtoeslaggrens. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten: • transportkosten zoals kosten van huur van een aanhanger of busje (incl. brandstofkosten) __________ Minimabeleid 2012__________ - 24 -
• • • •
de kosten van stoffering, behang en verf met als maximum de bedragen zoals hiervoor opgenomen in de NIBUD-Prijzengids; eerste administratiekosten de woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand, indien sprake is van dubbele lasten De verhuiskosten bedragen in totaal maximaal het bedrag dat in de WMO als maximale verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt (in 2012: €1975, -)
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht in mindering gebracht. Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt De bijstand wordt om niet verstrekt. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen opgelegd: • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. • In geval van schulden of het dreigen van schulden kan aan belanghebbende de verplichting worden opgelegd om betalingsbewijzen te overleggen of mee te werken aan het verrichten van betalingen in zijn naam uit de verleende bijstand aan de leverancier van de goederen of diensten. 4.1.17 Opknapkosten, eerste huur en administratiekosten De kosten voor de eerste maand huur voor een nieuwe woning, verschuldigde administratiekosten en zogenaamde opknapkosten (bv. behang, verf en klusmateriaal) komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Dergelijke kosten maken deel uit van de kosten in verband met een verhuizing, welke behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die, behoudens bijzondere omstandigheden, uit het eigen inkomen op bijstandsniveau behoren te worden voldaan (door reservering vooraf of gespreide betaling achteraf). Dit betekent overigens niet dat voor deze kosten per definitie geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Het recht op bijzondere bijstand zal volgens de hoofdregel individueel vastgesteld moeten worden, er zijn geen specifieke richtlijnen. In Oegstgeest is in ieder geval voor de zich vestigende asielzoeker een uitzondering gemaakt voor wat betreft de opknapkosten en administratiekosten/contractkosten, omdat deze niet heeft kunnen reserveren en niet in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding. Een vergoeding van de huur is is alleen aan de orde wanneer men geconfronteerd wordt men dubbele huurlasten. Hoogte bijzondere bijstand Naast de inrichtingskosten (aanschaf duurzame gebruiksgoederen, gordijnen, vloerbedekking etc.) is er een bedrag beschikbaar voor onderstaande kosten: • de woonkosten van de nieuwe woning gedurende maximaal 1 maand, indien sprake is van dubbele lasten met als maximum de toepasselijke huurtoeslaggrens; • eventuele eerste administratie/contractkosten tot een maximum van €30; • opknapkosten ter hoogte van 100% van de toepasselijke NIBUD-norm4 naar huishoudgrootte, voor verf en behang (dit betekent dat in 2012 een gezin bestaande uit 5 personen in aanmerking komt voor een bedrag van €505,-) Geen overlap met verhuiskostenvergoeding
4
Op basis van NIBUD prijzengidsvan het betreffende jaar __________ Minimabeleid 2012__________ - 25 -
Wanneer er een verhuiskostenvergoeding is verstrekt bestaat er geen recht meer op een vergoeding van de opknap- eerste huur en administratiekosten. Deze kosten zijn al met de verhuiskostenvergoeding gedekt. Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt De bijstand wordt om niet verstrekt. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen opgelegd: • De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. • In geval van schulden of het dreigen van schulden kan aan belanghebbende de verplichting worden opgelegd om betalingsbewijzen te overleggen of mee te werken aan het verrichten van betalingen in zijn naam uit de verleende bijstand aan de leverancier van de goederen of diensten. 4.1.18 Woonkostentoeslag huurders Vanaf 1 januari 2006 kent de Belastingdienst de zogenaamde ‘Huurtoeslag’ . Vergelijkbaar met de huursubsidie die het Ministerie van VROM voorheen verstrekte. Iedereen die een woning bewoont met een te hoge huur in verhouding tot het inkomen en vermogen, kan in aanmerking komen voor een toeslag, mits de huur niet hoger is dan de huurgrenzen zoals genoemd in artikel 13 van de wet op de huurtoeslag. De beoordeling van de inkomenssituatie vindt plaats over het lopende inkomen van belanghebbende. In het verleden werd het jaarinkomen over het jaar voorafgaande aan de aanvraag gehanteerd. Iemand die een huurwoning bewoond met een huur die hoger is dan de huurgrenzen zoals genoemd in artikel 13 van de wet op de huurtoeslag, komt niet in aanmerking voor een huurtoeslag via de belastingsdienst. Wanneer zo iemand geconfronteerd wordt met een plotselinge inkomensachteruitgang kan er bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, wordt de hoogte vastgesteld op basis van de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De berekeningswijze is dan als volgt5:
5
•
Stap 1: rekenhuur Bepaal of bereken de rekenhuur overeenkomstig de WHT
•
Stap 2: maximale Woonkostentoeslag (WKT) (op grond van de WHT-systematiek) Bereken overeenkomstig de WHT-systematiek (zie het "berekeningsformulier huurders" van Schulinck) de maximale WKT.
•
Stap 3: ontvangen huurtoeslag in mindering brengen Wanneer de woonkostentoeslag een aanvulling is op de (te lage) huurtoeslag, moet het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen in mindering worden gebracht op de berekende maximale woonkostentoeslag (zie stap 2).
•
Stap 4: aanvullende WKT bij huur boven maximum huurgrens Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. Besteedt in dit verband in ieder geval aandacht aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol.
Uit: Handboek Schulinck 2012 __________ Minimabeleid 2012__________ - 26 -
Verhuisplicht De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt. 4.1.19 Woonkostentoeslag eigenaren Eigenaren van woningen hebben geen recht op huursubsidie. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij de regels voor de huurtoeslag van de Belastingdienst. Verhuisplicht Belangrijk is dat, net als bij huurwoningen, er bij woonkosten boven de maximale huurgrens een verhuisplicht wordt opgelegd. Het opleggen van de verhuisplicht dient expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend. In principe wordt uitgegaan van maximaal één jaar (12 maanden). Fiscale aspecten Hypotheekrente die drukt op het inkomen kan daarvan worden afgetrokken bij de belastingaangifte. Dit leidt tot een hoger netto inkomen. Er zijn twee mogelijkheden: a. De betrokkene heeft een voorlopige teruggaaf aangevraagd vanwege de hypotheekrenteaftrek en ontvangt deze maandelijks van de belastingdienst. Het betreft inkomen in de zin van artikel 32 lid 1 WWB zodat hiermee rekening moet worden gehouden bij de (maandelijkse) draagkrachtberekening voor de woonkostentoeslag. b. De betrokkene wacht met het aftrekken van de hypotheekrente tot de belastingaangifte zodat hij achteraf een belastingteruggave ontvangt. Een teruggaaf van belasting moet worden toegerekend aan het jaar waarop deze betrekking heeft, niet het jaar waarin deze wordt ontvangen (artikel 32 lid 1 onderdeel b WWB). Voor zover de teruggaaf betrekking heeft op een periode waarover bijstand is verstrekt, zal er teruggevorderd moeten worden. Het inkomen is achteraf immers hoger. Voor het deel van de teruggaaf dat verband houdt met bijzondere kosten waarvoor geen bijstand is verstrekt, blijft terugvordering achterwege (artikel 31 lid 2 onderdeel f WWB). Het is niet toegestaan om bij de vaststelling van de woonkostentoeslag al bij voorbaat rekening te houden met een mogelijke belastingteruggave. Het deel van de hypotheekrente waarvoor woonkostentoeslag wordt verleend, kan door de belanghebbende bij zijn belastingaangifte niet worden afgetrokken van zijn inkomen. De berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren komt grotendeels overeen met die voor huurders. Alleen stap 1 is anders. Hieronder6 volgt een opsomming van de woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn: •
6
De rente die verband houdt met de woning. o
Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.
o
Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.
Uit: Handboek Schulinck 2012 __________ Minimabeleid 2012__________ - 27 -
o •
•
De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals: o
rioolrechten;
o
eigenaarsdeel waterschapslasten;
o
erfpachtcanon;
o
premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen);
o
eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).
Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud o
Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk).
o
Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.
Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen van Schulinck. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn nietnoodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening. Stap 2 t/m 4 Voor het overige zij verwezen naar de stappen 2 t/m 4 van de berekening van de woonkostentoeslag voor huurders (zie 4.1.18). 4.1.20 Overbruggingskosten De algemene bijstand wordt doorgaans maandelijks achteraf betaald (rond de 25e van de maand). Het kan voorkomen dat een belanghebbende die zich hier vestigt daardoor een liquiditeitsprobleem heeft. Indien een belanghebbende gesteld wordt voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, waardoor liquideitsproblemen kunnen ontstaan omdat hij deze niet uit de eigen middelen kan voldoen kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een vluchteling die zich vanuit een opvangcentrum zelfstandig vestigt binnen de gemeente of iemand die zich na een verbroken relatie zelfstandig vestigt. In die gevallen waarin de klant door de betaling van de uitkering achteraf in de problemen dreigt te raken, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. De klant moet dan wel inzage geven in de dagafschriften van alle bankrekeningen. Een overbruggingsuitkering kan alleen worden toegekend bij aanvang van de uitkering en mag niet in de plaats komen van het verstrekken van een voorschot voor levensonderhoud. Bij een lopende uitkering kan geen overbruggingsuitkering worden toegekend. Als de klant tot de ingangsdatum van het recht op WWB een andere uitkering of inkomsten ontving, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering. Denk hierbij aan de beëindiging van een werkloosheidsuitkering. __________ Minimabeleid 2012__________ - 28 -
Een aanvraag om een overbruggingsuitkering kan pas worden afgehandeld als duidelijk is dat er recht bestaat op een uitkering voor de kosten van levensonderhoud en per welke datum dit recht bestaat. Statushouders die zich in de gemeente vestigen en uit een asielzoekerscentrum (AZC) komen hebben altijd een overbruggingsuitkering nodig. De reden hiervoor is dat zij in het AZC per week betaald krijgen (COA) en de vergoeding alleen bedoeld is als zak- en kleedgeld. Statushouders hebben niet kunnen reserveren gedurende hun verblijf in het AZC. Van de overbruggingsuitkering moeten alle algemene noodzakelijke kosten voldaan worden, zoals de eerste maand huur. Voorwaarden A. Voor een overbruggingsuitkering moet de cliënt een afzonderlijke aanvraag indienen. Een overbruggingsuitkering mag nooit automatisch worden toegekend. B. Op de ingangsdatum van de uitkering heeft de cliënt geen of onvoldoende liquide middelen/of spaartegoed. Dus ook het vermogen dat binnen de grens van het 'bescheiden vermogen' blijft moet de cliënt aanwenden om zelf het overbruggingsprobleem op te lossen. C. De cliënt heeft zelfstandige woonruimte en/of draagt gezinsverantwoordelijkheid. Dus geen overbruggingsuitkering aan thuiswonenden beneden de 21 jaar. D. Uit het onderzoek moet komen vast te staan dat cliënt de noodzaak van een overbruggingsuitkering niet heeft kunnen voorzien en/of voorkomen. E. Men moet niet met een voorschot alleen rond kunnen komen. Onderzoek en rapportage Door de cliënt moet aangetoond zijn, dat er op de ingangsdatum van de uitkering en in de zes maanden daaraan voorafgaand, onvoldoende financiële middelen zijn (kas -bank of giroreserves, ook indien deze onder de grens van het zogenaamde bescheiden vermogen liggen) om de wachttijd tot de eerstvolgende betaaldatum te kunnen overbruggen. Aanwezige kas -bank -of girosaldi moeten op de berekende overbrugging in mindering worden gebracht. Uit de desbetreffende rapportage moet blijken, dat er sprake is van een financiële noodsituatie. Als de cliënt vóór de ingangsdatum van de uitkering betalingen heeft verricht ten behoeve van primaire bestaanskosten, die nog niet zijn afgeschreven op zijn rekening, dan mogen die betalingen van zijn tegoed worden afgetrokken. Dat mag alléén als de cliënt die betalingen tijdens de aanvraagprocedure alsnog aantoont aan de hand van bankafschriften en nota's. Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt In het geval dat op grond van bijzondere omstandigheden aan belanghebbende een overbruggingsuitkering voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt verstrekt, wordt de bijstand in beginsel verstrekt als bijstand ‘om niet’. Echter wanneer er sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt (bijv. detentie). Bij verstrekking ‘om niet’ maken we geen gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering ervan na beëindiging van de bijstand. Hoogte van de overbruggingsuitkering De overbruggingsuitkering wordt berekend aan de hand van de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief toeslag en exclusief vakantietoeslag. 4.1.21 Krediethypotheek Een krediethypotheek zal gevestigd worden wanneer bijstandsverlening noodzakelijk is en belanghebbende vermogen heeft dat hoger is dan het vrij te laten vermogen en waarbij dit vermogen niet gelijk is aan te spreken omdat het in een pand of woning is __________ Minimabeleid 2012__________ - 29 -
vastgelegd. Het verstrekken van bijstand in vorm van een krediethypotheek geschiedt volgens de “Verordening Krediethypotheek en Pandovereenkomst WWB”. 4.1.22 Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting (niet zijnde detentie) Wanneer het verblijf in een inrichting een vooropgezet tijdelijk karakter heeft, gaat de bijstandsverlening niet over van de vertrekgemeente naar de gemeente waar de inrichting is gevestigd. Dit wordt nagegaan aan de hand van de feitelijke omstandigheden.Gaat iemand naar een verzorgingshuis en wordt de zelfstandige woning verkocht, dan is de situatie duidelijk. Gaat iemand tijdelijk naar een inrichting en blijft de zelfstandige huisvesting gehandhaafd, dan blijft een band met de vertrekgemeente aanwezig, totdat redelijk aannemelijk is dat de belanghebbende daar niet meer naar terugkeert. In het geval belanghebbende niet meer terugkeert dient de bijstandsverlening te worden overgenomen door de gemeente van vestiging van de inrichting evenals het verlenen van eventuele bijzondere bijstand voor de vaste lasten. In de praktijk wordt regelmatig contact gehouden met de belanghebbende alsmede met de verzorgende instelling teneinde na te gaan of zich in de omstandigheden wijzigingen voordoen. Artikel 23 WWB bepaalt dat bij een verblijf in een inrichting afwijkende normen gelden voor de te verlenen bijstand. Tijdelijke opname in een inrichting Vanwege het praktische gegeven dat opname in een inrichting van zeer korte duur kan zijn en er met name in het geval van opname in een psychiatrische inrichting sprake kan zijn van herhaalde korte opnames kort na elkaar, is het niet wenselijk de norm meteen om te zetten. Dit mede gezien het feit dat in voorkomende gevallen ook steeds bijzondere bijstandsverlening aan de orde zou kunnen zijn i.v.m. doorlopende vaste lasten. Daarom houden we bij een tijdelijke opname in een inrichting een periode van drie maanden aan voordat tot omzetting van de bijstandsnorm naar de norm voor verblijf in een inrichting wordt overgegaan en er eventueel bijzondere bijstand i.v.m. de vaste lasten kan worden verstrekt. Tijdstip van aanpassing uitkering bij tijdelijke opname De uitkering wordt aangepast met ingang van de eerste dag van de vierde hele kalendermaand waarin belanghebbende en/of de partner en/of het kind dat belanghebbende verzorgt, verblijft in de inrichting. Maximale duur vergoeding bijzondere bijstand in verband met doorlopende vaste lasten Wanneer het wenselijk is dat een alleenstaande of alleenstaande ouder de eigen woning aanhoudt kunnen we, wanneer de bijstandsnorm verlaagd is naar de inrichtingsnorm, bijzondere bijstand verstrekken voor een periode van maximaal 1 jaar voor de vaste lasten (= huur en energie) van de eigen (huur)woning. Dit geldt ook voor gehuwden waarvan beide partners in een inrichting verblijven. Eventueel bestaat er langer recht op bijzondere bijstand, bijvoorbeeld wanneer men in de weekenden thuis komt. Wanneer de huurwoning wordt opgezegd kan eventueel bijzondere bijstand worden verkregen voor de kosten van opslag van de inboedel en de periode van huuropzegging. U krijgt alleen bijzondere bijstand als u de kosten niet zelf kunt betalen wel gelden de vermogensvrijlatingen binnen de WWB). Indien vooraf vaststaat dat de opname langer dan een jaar zal duren dan kan er eventueel bijstand worden verleend voor de periode van huuropzegging. Hoogte bijstand Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende woonkosten: • kosten woninghuur; • kosten maandelijks termijnbedrag voor levering energie (zijnde vastrecht plus 20% van de voorschotnota's. • kosten van een inboedelverzekering. __________ Minimabeleid 2012__________ - 30 -
De overige woonlasten worden voor de berekening van de bijzondere bijstand niet meegenomen. Voor de rente en aflossing van een hypotheek bij een eigen woning kan evenmin bijzondere bijstand worden verleend. In dit geval zou bijstandsverlening leiden tot vermogensvermeerdering, hetgeen niet de strekking is van de WWB. De eigenaar zal met de hypotheekverstrekker een regeling moeten treffen. Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt De bijstand wordt om niet verstrekt. 4.1.23 Leges voor verblijfsvergunningen en naturalisatie De kosten van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Indien belanghebbende door een tekortschietend besef van verantwoordelijk (lees: niet (tijdig) gereserveerd dan wel dat een lening niet (zondermeer) mogelijk is) toch een beroep moet doen op bijstand, kan bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht worden verleend (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB). De kosten van naturalisatie worden niet als noodzakelijke kosten aangemerkt zodat reeds om die reden verlening van bijzondere bijstand voor die kosten onmogelijk is. 4.1.24 Vaste lasten woning gedetineerde Bij detentie eindigt de uitkering met ingang van de eerste dag van detentie, de uitkering van de overige gezinsleden wordt met ingang van diezelfde dag aangepast aan de nieuwe norm (naar alleenstaande of alleenstaande ouder). Wanneer het een alleenstaande gedetineerde betreft kan de vraag spelen of de eigen woning moet worden aangehouden. Het feit dat tijdens detentie in huisvesting wordt voorzien kan niet zonder meer tot de conclusie leiden dat het aanhouden van de eigen huisvesting niet (meer) noodzakelijk is. Van geval tot geval moet dat worden beoordeeld. Indien de gedetineerde niet voor de kosten en vaste lasten van het aanhouden van de eigen huisvesting heeft kunnen reserveren of geen tijdelijke verhuurregeling heeft kunnen treffen met familie/vrienden kan bijstand worden verleend. Meestal is de detentie echter voorzienbaar. Bij de noodzakelijkheidsvraag van bijstandsverlening voor de kosten in verband met het aanhouden van de woning zijn de volgende zaken van belang: • Als richtlijn geldt een maximale detentieperiode van 6 maanden; • Tijdens voorarrest staat de noodzaak vast • De mogelijkheid tot reserveren moet hebben ontbroken. De NVVK-norm (6% van de norm) wordt toegepast voor de berekening van de reserveringscapaciteit vanaf het moment van de veroordeling tot het moment van de daadwerkelijke detentie. • Bezien moet worden of de gedetineerde zijn woning tijdelijk kan verhuren. • Ten aanzien van de verbruikslasten gas, licht en water, dient de leverancier verzocht te worden het voorschot aan te passen op basis van niet-verbruik gedurende de periode van detentie. Er wordt immers niets verbruikt. Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt Deze doorbetaling heeft altijd de vorm van een lening en vindt uitsluitend plaats wanneer de kosten niet uit eigen middelen kunnen worden voldaan. Alle middelen worden daarbij meegenomen, de vrijlatingen zoals die gelden binnen de WWB en de draagkrachtberekening zijn niet van toepassing. 4.1.25 Reiskosten bezoek aan gedetineerde Omschrijving van de kosten De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar inrichting waar de gedetineerde verblijft. __________ Minimabeleid 2012__________ - 31 -
Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB). Voorzover bekend is er geen voorliggende voorziening. Recht op bijzondere bijstand De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien: • de gedetineerde behoort tot het gezin van belanghebbende, en; • de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en; • de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland), en; • de afstand tot de inrichting meer dan 15 km bedraagt; Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject, voor maximaal 1 keer per maand per gezinslid. Om die reden worden kinderen jonger dan 12 jaar, in voorkomende gevallen, geacht mee te reizen met de ouder. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen (artikel 35 lid 1 WWB) en het (eventueel van toepassing zijnde) drempelbedrag (artikel 35 lid 2 WWB) in mindering gebracht. Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt verleend om niet. Aan de bijstand verbonden verplichtingen Naast de algemene verplichtingen wordt op grond van artikel 55 WWB een bestedingsverplichting opgelegd. Tevens moeten vervoers- of bezoekbewijzen moeten worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting. 4.1.26 Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie De kosten van kinderopvang zijn de verantwoordelijkheid van de klant. Op grond van de Wet Kinderopvang (WK) kunnen ouders een bijdrage vragen aan de Rijksoverheid (via de Belastingdienst). In het geval van de WWB is de gemeente de werkgever en zal zij een deel van de kosten voor haar rekening nemen. Deze bijdrage zal slechts worden vergoed vanuit de re-integratiemiddelen indien de noodzaak tot kinderopvang is vastgesteld (bijv. bij reïntegratietrajecten). Er is dan geen sprake van bijzondere bijstand. Er is één uitzondering, kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) die vooralsnog uit de WK is gehaald. Een aanvraag bijzondere bijstand voor dergelijke kosten is in principe mogelijk. Hiervoor is een Rijksbijdrage aan het gemeentefonds toegevoegd. Voorwaarden daarbij zijn: - De aanvrager heeft een bijstandsuitkering; - De kinderopvang moet noodzakelijk zijn (opvragen medisch advies); - De duur van de opvang moet zijn vastgesteld; - De opvang moet plaatsvinden bij een geregistreerd opvangcentrum. Indien beide ouders of de alleenstaande ouder een bijstandsuitkering heeft en door Sociaal Medische omstandigheden kinderopvang nodig heeft kunnen de kosten uit de bijzondere bijstand worden betaald. Het gaat in dit geval om de totale kosten aangezien er geen werkgever noch een bijdrage van het Rijk is te verwachten. Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt verleend om niet. 4.1.27 Verstrekken van Leenbijstand Onder de WWB is niets vastgelegd rondom de aflossingsduur van de verstrekte leenbijstand. Onder het oude beleid was dit 36 maanden en werd het restant om niet __________ Minimabeleid 2012__________ - 32 -
verstrekt. Het College is nu vrij een eigen termijn te stellen. In principe wordt er vanuit gegaan dat het totale bedrag van de leenbijstand moet worden terugbetaald. Looptijd leenbijstand De looptijd van de aflossing op leenbijstand wordt zodanig vastgesteld dat gelet op de hoogte van de aflossing de gehele geldlening is terugbetaald. In incidentele gevallen kan om redenen van efficiency of individuele omstandigheden op enig moment het restbedrag worden kwijtgescholden. Hoogte aflossing leenbijstand Bij een inkomen op bijstandsniveau: • 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (norm + toeslag - verlagingen) inclusief vt. Bij een inkomen boven bijstandsniveau: • 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (norm + toeslag - verlagingen) inclusief vt, PLUS • 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm (norm + toeslag - verlagingen) na aftrek van buitengewone uitgaven. 100% van het tijdens de bijstand opgebouwde spaargeld minus de vermogensgrens zoals genoemd in artikel 34 lid 3 WWB. • In tegenstelling tot de algemene draagkrachtberekening voor bijzondere bijstand worden spaargelden die zijn opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen meegenomen in de aflossing wanneer de spaargelden uitstijgen boven het vrij te laten vermogen zoals genoemd onder artikel 34 lid 3 WWB. Aanpassing aflossing leenbijstand In beginsel wordt een vastgesteld aflossingsbedrag en de duur daarvan niet meer gewijzigd. Bij normwijziging i.v.m. wijziging van gezinssamenstelling (b.v. echtpaar naar alleenstaande ouder) of bij wijziging van het inkomen (bijvoorbeeld door werkaanvaarding) of vermogen (bijvoorbeeld erfenis of gift) wordt de aflossing aangepast. Indien belanghebbende inkomsten gaat ontvangen die hoger zijn dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag, wordt het aflossingsbedrag gesteld op het bedrag dat hij naar draagkracht kan betalen. Indien het vermogen van belanghebbende hoger wordt dan het vrij te laten vermogen zoals genoemd in artikel 34 lid 3 WWB, dient het meerdere te worden benut als versnelde aflossing. Rente over leenbijstand Indien bijstand als geldlening wordt verstrekt wordt geen rente in rekening gebracht. Indien belanghebbende zijn aflossingafspraken niet nakomt, wordt het restant van de terug te betalen geldlening onmiddellijk teruggevorderd en wordt daarover de wettelijke rente in rekening gebracht. 4.1.28 PC project Voor kinderen van (alleenstaande)ouders, met een inkomen tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm, wordt het mogelijk gemaakt om een Personal Computer (PC) met toebehoren aan te schaffen. De gemeente wil het gebruik van de computer stimuleren aangezien gebleken is dat m.n. in het primair en voortgezet onderwijs het een niet meer weg te denken instrument is voor het maken van projecten e.d. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat juist deze kinderen een achterstand oplopen t.o.v. hun leeftijdgenoten. Op dit moment is en het vooral voor de genoemde doelgroep vaak een te grote uitgave. De voorwaarden worden hierna omschreven. Omschrijving van de kosten De kosten voor de aanschaf van een PC, inclusief toebehoren. Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB). Voor zover bekend is er geen voorliggende voorziening.
__________ Minimabeleid 2012__________ - 33 -
Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op een vergoeding voor een PC wanneer belanghebbende de zorg draagt voor schoolgaande kinderen, in de leeftijdsgroep vanaf 8 tot 18 jaar, waarvan de ouder(s) een inkomen hebben tot 110% van de bijstandsnorm en waarbij is geconstateerd dat het vermogen de toegestane grens, zoals vastgelegd in artikel 34 WWB, niet te boven gaat. Geen recht op bijzondere bijstand bestaat indien in het gezin al een PC aanwezig is die aan de gestelde voorwaarden voldoet en niet ouder is dan zes jaar. Er wordt er vanuit gegaan dat alle gezinsleden gebruik kunnen maken van de eventueel toegekende voorziening. De ouder kan een maal in de zes jaar een beroep doen op deze regeling. Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand voor een PC met toebehoren is maximaal € 500,00 Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt verleend om niet. Slechts éénmaal per zes jaar wordt aan de genoemde doelgroep in de genoemde periode een PC verstrekt. Voorwaarden De klant toont vooraf de offerte en de gemeente beoordeelt of deze aan de voorwaarden voldoet. Naast de algemene verplichtingen wordt op grond van artikel 55 WWB een bestedingsverplichting opgelegd. De gemeente betaalt na ontvangst van de offerte het bedrag aan de klant uit. De klant overlegt binnen 4 weken na aanschaf van de PC de factuur aan de Gemeente.
__________ Minimabeleid 2012__________ - 34 -
5
COMMUNICATIE EN VOORLICHTING 5.1
Communicatie
In artikel 7 lid 1 van de Wet werk en bijstand (WWB) wordt verwezen naar de informatieen voorlichtingsplicht van de gemeente. In Oegstgeest zijn de volgende vormen van media daartoe aanwezig: de Gemeentelijke website, de Gemeentegids en speciaal voor de bijstandsklant is er de nieuwsbrief van Sociale Zaken deze wordt 2 à 3 maal per jaar rechtstreeks aan de klant gestuurd. 5.2
Voorlichting
Voorlichting geschiedt rechtstreeks aan klant via de eerder genoemde kanalen maar ook tijdens de gesprekken in de spreekkamer (bij heronderzoek), bij het UWV-Werkbedrijf en het WMO Loket. 6
FINANCIEN (indexering)
De in deze uitvoeringsnotitie genoemde bedragen, of verwijzingen naar bedragen (NIBUD etc.), kunnen jaarlijks geïndexeerd worden.
__________ Minimabeleid 2012__________ - 35 -
Bedragenlijst 20127: Drempel aanvraagbedrag:
€ 50,- tenzij de verzamelde kosten in de periode van een kalenderjaar niet boven de 50,- uitkomen, dan alsnog behandelen.
Draagkrachtberekening:
Alleen bij individuele bijzondere bijstand vindt nog draagkrachtberekening plaats! Tot 110% van de norm is draagkracht nihil Boven 110% bedraagt over de eerste € 400 de draagkracht 20%, daarboven 100% draagkracht.
Categoriale bijstand:
€ 200,- per persoon, inkomen mag niet hoger zijn dan 110% van de norm, alle inkomsten die van invloed zijn op de bijstandsnorm tellen mee! Voor schoolgaande kinderen is er categoriale bijstand van € 200,- per kind in plaats van de educatieve regeling.
Educatieve regeling:
€ 200,- per gezinslid ouder dan 18 jaar bonnetjes bewaren, steekproefcontrole,
Stookkosten, indexatie is gebaseerd op gemiddelde stijging van de stookkosten voor bewoners van een flat/tussenwoning in 2011 t.o.v. 2010 (NIBUD): • € 135,00 bij alleen het woonvertrek gedurende de koude maanden; • € 300,00 bij het woon- en slaapvertrek gedurende de koude maanden; • € 235,00 bij alleen het woonvertrek gedurende het hele jaar; • € 510,00 bij het woon- en slaapvertrek gedurende het hele jaar. Verhuiskosten(gelijktrekking WMO): Eerste huur plus eventuele administratiekosten Opknapkosten:
*Asielgerechtigden of bij zeer bijzondere omstandigheden:
Maximum Maximum Maximum
€1975,00 € 670,00* € 450,00*
Lening voor inrichtingskosten (norm NIBUD* inventarispakketten volwassenen - €1000) x 70%: a. alleenstaande kamerbewoner € 3.032** b. alleenstaande 5720 x70% € 4.004 c. (echt)paar 6650 x70% € 4.655 d. alleenst. 1 kind 6525 x70% € 4.568 e. alleenst. 2 kind. 7278 x70% € 5.095 f. alleenst. 3 kind. 8323 x70% € 5.826 g. alleenst. 4 kind. 9076 x70% € 6.353 h. (echt)paar 1 kind 7403 x70% € 5.182 i. (echt)paar 2 kind 8448 x70% € 5.914 j. (echt)paar 3 kind 9201 x70% € 6.441 k. (echt)paar 4 kind 10.182x70% € 7.127 l. extra per persoon ((k-c)/4 x 70%) € 618 *nibudnorm 2011-2012 ** ivm ontbreken norm alleenstaande kamerbewoner, procentuele stijging alleenstaande inrichtingskosten (=0,96 %)gebruikt op in bedragenlijst 2011 genoemde bedrag van €3.003,-
7
Deze normenlijst wordt jaarlijks geactualiseerd __________ Minimabeleid 2012__________ - 36 -