3.2. Kindermishandeling Dit protocol is gebaseerd op de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van de Brancheorganisatie Kinderopvang van december 2011 en maakt deel uit van de RIE Veiligheid. De wettelijke verankering van deze Verplichte Meldcode staat gepland voor augustus 2013. Het doel van de Verplichte Meldcode is dat sneller en adequater wordt ingegrepen wanneer er signalen zijn die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling. Door het consequent toepassen van de meldcode zal de vroegsignalering van huiselijk geweld en kindermishandeling verbeteren en worden minder kinderen geconfronteerd met geweld en mishandeling. -
-
Route te volgen bij seksueel misbruik en ander grensoverschrijdend gedrag door medewerkers staat beschreven in Handboek Kwaliteit 3: 3.2.2 (zie bijlage 1). Schema route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling, staat in bijlage 2 van dit protocol. Deze route staat niet apart beschreven in een stappenplan. Let op! Volg tijdspad van Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Wet Bescherming Persoonsgegevens: staat beschreven in het handboek kwaliteit in document 2.7 Privacy.
Korte definitie kindermishandeling en huiselijk geweld Kindermishandeling is elke vorm van, voor een minderjarige, bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. (Uit: de Wet op de Jeugdzorg 2005). Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekrijg van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, gepaard met, beschadiging van goederen in en om het huis). De combinatie van kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling. De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan. Waar ouders staat worden ook stief-, adoptie- en pleegouders bedoeld. Kinderen kunnen ook in een relatie van afhankelijkheid ten opzichte van beroepskrachten verkeren. Een gangbare onderverdeling in vijf vormen van kindermishandeling is: - lichamelijke mishandeling - lichamelijke verwaarlozing - psychische (of emotionele) mishandeling - psychische (of emotionele) verwaarlozing - seksueel misbruik In de praktijk komen in een gezin waarin een of meerdere kinderen mishandeld worden, vaak meerdere vormen tegelijk voor. Preventie kindermishandeling Pedagogisch medewerkers observeren de kinderen en hebben regelmatig contact met de ouders en kunnen opvallend of afwijkend gedrag signaleren. Nadat zij signalen hebben opgemerkt is het ook hun taak actie te ondernemen door het protocol op te volgen. De meldcode geeft de stappen aan die gezet kunnen worden in het proces van signaleren en heeft daarmee tot doel om de beroepskrachten te ondersteunen in de omgang met signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierin ondervinden zij advies en steun van het locatiehoofd, en de aandachtsfunctionaris. Als een kind ingeschreven wordt met een sociale indicatie, wordt per geval beslist of hij /zij voorrang krijgt.
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 1 / 24
*Rol pedagogisch specialist en aandachtsfunctionaris De pedagogisch specialist binnen de organisatie en de aandachtsfunctionaris kindermishandeling zijn er om te kunnen adviseren als er een vermoeden is van kindermishandeling of als er signalen ontvangen worden waar men niet goed raad mee weet. De aandachtsfunctionaris Jesca Dalmeijer is te bereiken op de afdeling Support op het service bureau (directe nummer is 06-11794824). De peuterarrangementen raadplegen de pedagogisch specialist van het ambulante team van Versa Welzijn, Tineke Mulder (035-3034659) of Manja Dekker (035-3033416) Samen met de pedagogisch specialist, de aandachtsfunctionaris, locatiehoofd en pedagogisch medewerkers proberen we zoveel mogelijk inzicht te krijgen in de probleemsituatie en te kijken welke mogelijkheden er zijn om het kind te helpen. Tijdens alle fases Het beroepsgeheim mag doorbroken worden in het belang van het kind. Beloof aan het kind op voorhand nooit geheimhouding. Tijdens het hele proces bieden we het kind warmte, vertrouwen, veiligheid en troost. We staan open voor zijn/haar emoties en ervaringen en nemen hem/haar altijd serieus. We zetten niet de loyaliteit van het kind onder spanning door de ouder(s) te veroordelen. We vertellen dat er meer kinderen met dat probleem te maken hebben en dat je hem /haar wilt helpen. Tijdens alle fases moet er zorgvuldig, maar zo snel mogelijk gewerkt worden. De organisatie verplicht zich te handelen volgens de Wet Bescherming Persoonsgegevens, zie Handboek Kwaliteit 2.7 Privacy. Het wil in ieder geval zeggen dat er vertrouwelijk wordt omgegaan met persoonlijke gegevens. In tegenstelling tot wat in 2.7 staat betreffende het niet verstrekken van gegevens aan derden zonder toestemming, verstrekken wij gegevens bij verdenking van misbruik wél aan politie en eventueel andere betrokkenen bij een onderzoek. Zodra de zaak is afgehandeld worden alle gegevens, waaruit eventueel te herleiden valt wie mogelijke slachtoffers zijn, vernietigd. Let in alle fases op geregistreerde informatie/incidenten, bijvoorbeeld in klachten, verbeterpunten, RIE, ongevallen en observaties. Stappenplan: Het stappenplan is overgenomen uit de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van de Brancheorgansiatie Kinderopvang van december 2011. Er is een tijdspad aangegeven om effectief en verantwoord te handelen. Let op! Elke situatie is anders en vraagt om een eigen inschatting van de ernst, het risico en de mate van spoed. (zie bijlage 7 artikel ‘Inspectie meldcode kindermishandeling in relatie tot tijdslijn’), Stap 1: Breng signalen in kaart (zie bijlage 3 routeschema) Tijdspad:maximaal 2 weken Pedagogisch medewerker Observeer kinderen en ouders (zie bijlage 4 observatielijst); Raadpleeg signalenlijst (zie bijlage 5); Bespreek signalen met collega’s en locatiehoofd; Deel de zorg met ouders (zie bijlage 6 tips voor gesprekken); Registreer de observaties (beschrijf objectief, dus: ‘Stefan ziet wit, heeft wallen onder zijn ogen en gespannen trekken in zijn gezicht’ i.p.v.: ‘Stefan ziet er slecht uit’). Opmerking: Wees voorzichtig: het zien van signalen hoeft nog niet te betekenen dat er ook werkelijk sprake is van kindermishandeling! In noodsituaties kan ook contact worden gezocht met de crisisdienst van Bureau Jeugdzorg en/of politie gevraagd worden om hulp te bieden. Ga altijd uit van jouw eigen deskundigheid. Stap 2: Vraag advies aan collega’s/raadpleegVeilig Thuis Tijdspad: maximaal 1 week Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris Raadpleeg de Pedagogisch specialist of Aandachtsfunctionaris, Jesca Dalmeijer 06-11794824; De peuterarrangementen raadplegen de pedagogisch specialist van het ambulante team van Versa Welzijn, Tineke Mulder (035-3034659) of Manja Dekker (035-3033416) Vraag daarnaast, als het nodig is, advies bij Veilig Thuis of een andere instantie (zie bijlage 7: SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 2 / 24
-
sociale kaart); Bespreek de uitkomsten van de consultaties met ouders (zie bijlage 6 tips voor gesprekken); Registreer het besprokene.
Stap 3: Praat met ouder(s)/verzorger(s) en/of kind Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris Deel de zorg met ouders; Praat indien mogelijk met het kind; Registreer met besprokene.
Tijdspad: maximaal 1 week
Opmerking: Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, geef daarbij geen waardeoordeel of eigen interpretatie. Stap 4: Weeg aard, ernst en risico Tijdspad: maximaal 1 week Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris Weeg het risico, de aard en ernst; Een weging is altijd persoonlijk, er zijn geen vaste richtlijnen voor. Omdat elke situatie uniek is, is hier geen standaard voor. Wel kan Veilig Thuis helpen een risicotaxatie uit te voeren; Registreer het besprokene. Stap 5a. Hulp organiseren en effecten volgen Tijdspad: direct na weging Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris Bespreek de zorgen met ouders; Organiseer noodzakelijke hulp; Volg de effecten van deze hulp; Doe alsnog melding als de signalen niet stoppen of opnieuw beginnen, volg dan stap 5b. Opmerking: Ouders kunnen worden doorverwezen naar een hulpverlenende instanties, het is mogelijk dat hiervoor een indicatie nodig is van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Belangrijk is om te informeren bij de verwijzende instantie of ouders ook daadwerkelijk zijn gegaan. Leg gesprekken met ouders vast en laat indien mogelijk ouders het gespreksverslag ondertekenen. Bij Veilig Thuis kan gevraagd worden om ondersteuning bij de stappen onder 5a. Stap 5b. Melden en bespreken met ouders Tijdspad: direct na weging Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris Meld het vermoeden bij Veilig Thuis; Sluit bij de melding aan bij feiten/gebeurtenissen; Overleg metVeilig Thuis over acties na de melding * ; Monitor of ouder/kind hulp krijgen; Volg het kind en registreer. Van de betrokkenen wordt verwacht dat zij het kind nazorg blijven bieden: ondersteunen en beschermen. Dit gebeurt in overleg met Veilig Thuis om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. * Veilig Thuis houdt degene die de melding heeft gedaan op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet. Evaluatie Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris en pedagogisch medewerker *Evalueer het proces en de procedures die zijn gevolgd; Indien nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht; Registreer en bewaar bij de kindgegevens. Controleer zodra de zaak is afgehandeld dat alle gegevens, waaruit eventueel te herleiden valt wie mogelijke slachtoffers zijn, vernietigd worden. SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 3 / 24
Nazorg Locatiehoofd, pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris en pedagogisch medewerker Betrokkenen blijven alert op het welzijn van het kind; Blijf signalen en zorgen melden bij Veilig Thuis; Zorgen om een kind kan ook impact hebben op de (andere) pedagogisch medewerkers. We besteden aandacht aan nazorg voor alle betrokkenen door hen op de hoogte te houden van het traject wat wordt gevolgd. Mocht er behoefte zijn aan deskundige hulp van buitenaf, dan wordt deze extra hulp ingezet. Per situatie wordt gekeken waar behoefte aan is. De pedagogisch specialist / aandachtsfunctionaris zijn hier verantwoordelijk voor. Uitwerking van enkele stappen ter verduidelijking: Een complete beschrijving van alle uitwerkingen is terug te vinden in de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Deze informatie is op te vragen bij de pedagogisch specialist / aandachtsfunctionaris. In gesprek met de ouder / verzorger of het kind (zie bijlage 6 tips voor gesprekken) Openheid is een belangrijke houding in het contact met de ouders, daarom wordt in het stappenplan z.s.m. contact gezocht met de ouders om de signalen te bespreken. Belangrijk! Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, geef daarbij geen waardeoordeel of eigen interpretatie. Nodig ouders uit om een reactie hierop te geven, kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen er is gezien, gehoord en/of waargenomen. Soms zal er, als er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling, door het gesprek met de ouders het vermoeden worden weggenomen. Gesprek met kinderen (zie bijlage 6 tips voor gesprekken) Ook als een kind nog jong is, is het van belang dat de pedagogisch medewerker het gesprek met het kind aangaat, tenzij dat niet mogelijk is omdat het kind te jong is of het te belastend is. De pedagogigsch medewerker beoordeelt in overleg met de locatiehoofd of een gesprek zinvol en mogelijk is. Al dan niet in overleg met de pedagogisch specialist/aandachtsfunctionaris. Ook hierin kan Veilig Thuis om advies worden gevraagd. In bepaalde situaties kan het van belang zijn om een kind even alleen te spreken over de signalen, zonder dat de ouders daarbij aanwezig zijn. Als uitgangspunt geldt dat de ouders hierover vooraf worden geïnformeerd. In verband met de veiligheid van het kind, van de beroepskracht, of die van anderen, kan worden besloten om toch een eerste gesprek met het kind te voeren zonder dat de ouders hierover van te voren worden geïnformeerd. De locatiehoofd dient op de hoogte te zijn dat een dergelijk gesprek plaatsvindt. Leg schriftelijk vast in het kinddossier. Kindermishandeling aanpakken is een zaak van volwassenen Het doel van een gesprek met een kind is het ondersteunen en het laten uiten van gevoelens en gedachten van het kind. Het doel van een gesprek is niet om via het kind de situatie te onderzoeken. Het kind is het slachtoffer en kan hierdoor in een onveilige situatie terecht komen of gaan worstelen met loyaliteit ten opzichte van de ouder. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker zich bewust is van de sterke loyaliteitsgevoelens van een kind ten opzichte van zijn ouders. De pedagogisch medewerker moet in het gesprek met het kind nooit de ouders afvallen, al hebben ze nog zulke afschuwelijke dingen gedaan. Het kind zal over het algemeen geen vertrouwen meer hebben in iemand die zijn ouders veroordeelt. Wel kan het gevoel van het kind worden verwoord of bevestigd. Beloof nooit geheimhouding Het is belangrijk nooit op voorhand geheimhouding aan een kind te beloven. Veel kinderen willen in eerste instantie alleen iets vertellen als beloofd wordt om het tegen niemand anders te zeggen. Als deze belofte gegeven wordt, komt de pedagogisch medewerker voor een groot dilemma te staan als het kind vertelt dat het mishandeld wordt: een pedagogisch medewerker moet dan of het SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 4 / 24
vertrouwen van het kind schenden of wordt medeplichtig aan het in stand houden van een schadelijke situatie. De pedagogisch medewerker die een kind geheimhouding belooft uit angst dat het kind anders blijft zwijgen, moet zich wel bewust zijn van de consequenties van deze belofte. Als een pedagogisch medewerker geen geheimhouding wil toezeggen kan hij/zij het kind wel beloven dat hij/zij geen stappen zal ondernemen zonder dit van tevoren aan het kind te vertellen. Van contacten met de ouders over de melding kan worden afgezien Als de veiligheid van het kind, één van de ouders, die van de pedagogisch medewerker(s) en/of die van ander(en) in het geding is; of Als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de ouder(s) daardoor het contact met de organisatie zal verbreken. Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezindslid onmiddellijk moet worden beschermd, kan meteen contact worden opgenomen met Veilig Thuis. Voor noodsituaties is Veilig Thuis 24 uur per dag bereikbaar. (Zie bijlage 7 sociale kaart) Ook kan contact worden gezocht met de crisisdienst van Bureau Jeugdzorg en/of politie gevraagd worden om hulp te bieden. Informatieverstrekking Tijdens een plaatsingsgeprek, via de website en via het welkomstboekje worden ouders/verzorgers geinformeerd over de meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Kindermishandeling en seksueel misbruik (de meldcode) staat standaard op de agenda van de locatieoverleggen. Bij dit protocol horen 7 bijlagen: Bijlage 1: Document 3.2.2. Kindermishandeling, seksueel misbruik en ander grensoverschrijdend gedrag door medewerkers Bijlage 2: Schema route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Bijlage 3: Schema route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, zie hieronder beschreven in een stappenplan met tijdspad Bijlage 4: Observatielijst om signalen in kaart te brengen Bijlage 5: Signalenlijsten kindermishandeling 0- 12-jarigen Bijlage 6: Tips voor gesprekken met ouders/kinderen Bijlage 7: De sociale kaart waarop organisaties/instanties staan van de regio waar SKH gevestigd is (BJz,Veilig Thuis, CJG en GGD)
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 5 / 24
Bijlage 1
Document 3.2.2.
3.2.2. Kindermishandeling, seksueel misbruik en ander grensoverschrijdend gedrag door medewerkers. Richtlijnen hoe te handelen ter voorkoming van en in geval van (een vermoeden van) kindermishandeling en seksueel misbruik van door SKH opgevangen kinderen en ander grensoverschrijdend gedrag door een van de medewerkers van Stichting Kinderopvang Huizen. Het is van belang in een dergelijk emotioneel moeilijke situatie zorgvuldig naar alle betrokkenen te handelen. Algemene definitie kindermishandeling Kindermishandeling is 'elke vorm van voor een bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel'. Seksueel misbruik Onder seksueel misbruik wordt verstaan: “Al dat fysieke of verbale gedrag van de werknemer, dat vanuit de eigen behoefte een erotiserende of seksuele boodschap beoogt of dat vanuit de geldende sociale codes een erotiserende of seksuele betekenis kan hebben voor een kind”. Seksueel misbruik kan een kind ernstige schade berokkenen, het is van belang om hier altijd serieus aandacht aan te besteden. De kinderen zijn veelal niet in staat melding te doen van seksueel misbruik. Verbodsbepaling Iedere medewerker zal zich ervan onthouden het kind te bejegenen op een wijze, die het kind in zijn waardigheid aantast. Seksuele handelingen en intieme relaties in de contacten met het kind zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. Dit omvat onder meer een verbod om het kind op zodanige wijze aan te raken dat het kind en/of de medewerker deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren. Ook is de werknemer gehouden, zelfs als het kind dat verlangt of daartoe uitnodigt, niet in te gaan op seksuele en/of toenaderingspogingen Meldingsplicht Iedere medewerker is verplicht klachten over of signalen van seksueel misbruik te melden. Melding kan plaatsvinden door het kind, de ouder, de collega of door derden. In alle gevallen geldt meldingsplicht en tegelijkertijd het zorg dragen voor het gevoel van veiligheid van betrokkenen. Beloof nooit dat je het aan niemand zult vertellen. De persoon bij wie de klacht wordt gemeld is verplicht dit te melden bij locatiehoofd of directeur. Privacy De stichting verplicht zich te handelen volgens de wet Bescherming Persoonsgegevens, dat wil in ieder geval zeggen dat er vertrouwelijk wordt omgegaan met persoonlijke gegevens.
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 6 / 24
Het stappenplan Fase 1 en 2: Vermoeden en overleg Tijdspad: maximaal 2 weken - Kind, medewerker observeren, signalen opschrijven. - Nadenken over de achtergronden van de signalen. - Bespreken vermoeden met locatiehoofd - Raadplegen de vertrouwenspersoon van de organisatie. - Leg de waarnemingen zo mogelijk voor aan het kind - Het is verplicht de vermoedens te melden aan de vertrouwensinspecteur van de onderwijsinspectie (gegevens in bijlage 7. Sociale kaart). Deze persoon zal ons gedurende het verdere stappenplan begeleiden. Verantwoordelijkheid bij de medewerker met een vermoeden en leidinggevende Fase 3: Plan van aanpak Tijdspad: maximaal 1 week - Leidinggevende bespreekt eventuele vragen met Veilig Thuis. - Plan van aanpak wordt opgesteld, inclusief tijdsplanning - Praten met medewerker - (Eventueel) praten met kind - Bespreken van de resultaten Verantwoordelijkheid bij leidinggevende Fase 4: Beslissing Tijdspad: Direct na plan van aanpak Er zijn verschillende mogelijke beslissingen: - De vermoedens zijn na overleg met de betrokkenen niet bevestigd - Na overleg met medewerker blijft er ernstige twijfel bestaan - Het vermoeden van kindermishandeling blijkt na het gesprek met de medewerker gegrond - Er ontstaat een crisissituatie, bijvoorbeeld melding door ouder/politie Verantwoordelijkheid bij leidinggevende Fase 5: Handelen Tijdspad: Direct na beslissing Als de vermoedens na overleg met de betrokkenen niet zijn bevestigd: - vernietig de werkaantekeningen en sluit de zaak af Als na overleg met medewerker er ernstige twijfel blijft bestaan: - spreek een extra observatieperiode af - blijven observeren en hiervan verslag schrijven; - extra aandacht besteden aan het contact met de medewerker. Als het vermoeden van kindermishandeling na het gesprek met de medewerker gegrond blijkt: - zie fase 6 Als er een crisissituatie ontstaat: - zie fase 6 Verantwoordelijkheid bij leidinggevende Fase 6: Het doen van de officiële melding van kindermishandeling en seksueel misbruik van door SKH opgevangen kinderen en ander grensoverschrijdend gedrag door een van de medewerkers, bij de vertrouwensinspecteur van de onderwijsinspectie 0900 – 11 13 111 Acties na melding Verantwoordelijkheid tijdens heel fase 6 is afhankelijk van de melding en ligt bij de directeur of de locatiehoofd Actie 1 Eerste stap Tijdspad: Dag van de melding In alle gevallen wordt de locatiehoofd van de betreffende locatie en de directeur zo spoedig mogelijk geïnformeerd. Samen bepalen zij welke stappen ondernomen moeten worden, zij denken daarbij aan: het regelen van opvang van kind en ouders het afschermen van het kind van de betrokken medewerker het regelen van opvang voor de betrokken medewerker SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 7 / 24
-
het afschermen van andere ouders en andere medewerkers het regelen van vervanging op de werkplek van de betrokken medewerker bepalen of de betrokken medewerker nog ingezet kan worden op een groep, zo niet: op non actief stelling of vervangende taken geven.
Actie 2 Informeren Tijdspad: binnen 3 werkdagen na melding Het informeren van alle mt-leden, voorzitter van de Raad van Toezicht en andere medewerkers van de locatie (eventueel via een telefoonketting). Actie 3 starten van onderzoek Tijdspad: binnen drie werkdagen na melding De directeur stelt uiterlijk binnen drie werkdagen na de melding een commissie van onderzoek in (crisisteam) en is knooppunt waar alle actie naar teruggekoppeld wordt. Bij het instellen van de commissie kiest de directeur op grond van deskundigheid en objectiviteit tav de ernst van de aanklacht. De commissie bestaat uit drie tot vijf personen. De leden hebben een geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun verantwoordelijkheid als lid van de commissie van onderzoek. Commissie van onderzoek Doel Het intern onderzoek is gericht op de te nemen maatregelen door de stichting. De commissie voert het intern onderzoek uit en adviseert de directie op grond van de resultaten over de te nemen maatregelen. Werkwijze Bij het nemen van iedere stap die de commissie van onderzoek neemt houdt zij in het achterhoofd Zolang mogelijk geen partij kiezen = neutraal blijven Zorgdragen voor alle partijen Openheid betrachten (gepraat wordt er toch, dus wees het voor en dek niet toe) Bedenken dat dit negatieve invloed heeft op het imago van de stichting Bedenken dat het zorgt voor stress en onzekerheid bij alle partijen De commissie gaat zorgvuldig om met de belangen van de betrokkenen. De personen en organen, die over een lopend (intern) onderzoek in ieder geval moeten worden geïnformeerd zijn (behalve de direct betrokkenen) directeur, locatiehoofd, Raad van Toezicht, mt de ondernemingsraad en de ouderraden en afhankelijk van de situatie: de medewerkers van de betreffende locatie de ouders van de betreffende locatie andere medewerkers van de stichting andere ouders van de stichting Concrete stappen Tijdspad: Binnen 5 werkdagen na instellen commissie van onderzoek - Vaststellen wie precies de betrokkenen zijn - Verzamelen en vastleggen van informatie (van alle betrokkenen) Als er geen politie bij betrokken is hoort de commissie binnen twee weken de ouder(s), eventueel het kind (afhankelijk van de leeftijd), de betrokken medewerker en eventueel andere betrokkenen en getuigen. Van alle gesprekken wordt een verslag gemaakt dat door de geïnterviewden wordt goedgekeurd. Op basis van deze eerste gesprekken adviseert de commissie aan de directie over de te nemen voorlopige maatregelen voor het kind en de medewerker. Als er politie bij betrokken is, hoort de politie (Jeugd en Zeden) genoemde personen, de commissie zorgt voor regelmatig contact met Jeugd en Zeden. - Afvragen wat de gevolgen op korte termijn zijn - In kaart brengen van mogelijke scenario’s, daarvoor de tijd nemen - Aanleggen dossier - Opstellen actieplan met tijdsplanning - Opstellen communicatieplan SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 8 / 24
-
-
Er wordt daarbij bepaald aan wie en met welke frequentie de informatie wordt verstrekt. Informeren naar buiten is bij voorkeur schriftelijk, waarbij de direct betrokkenen en de ouders en de medewerkers van de groep waaruit het heeft plaatsgevonden de eerste informatie krijgen. Opstellen persverklaring Uit de persverklaring moet blijken dat de stichting aan alle betrokkenen zorgvuldig denkt; de directeur staat de pers te woord en verwijst in alle gevallen naar de persverklaring. Advies vragen aan deskundigen bijvoorbeeld MOgroep, GGD
Fase 7: Nazorg Tijdspad: na 1 maand - Er wordt gezorgd voor hulp (slachtofferhulp) voor de betrokkenen. - Zie ook dossier crisis op sb, waarin voorbeeldbrieven, persverklaringen, actieplannen en telefoonnummers instanties zijn opgenomen. Verantwoordelijkheid ligt afhankelijk van de melding bij de directeur of het locatiehoofd. Fase 8: Evaluatie Tijdspad: na 6 maanden - De crisis / het voorval wordt geëvalueerd door commissie, MT en Raad van Toezicht. - Controleer zodra de zaak is afgehandeld dat alle gegevens, waaruit eventueel te herleiden valt wie mogelijke slachtoffers zijn, vernietigd worden. Verantwoordelijk ligt afhankelijk van de melding bij de directeur of de locatiehoofd.
Overige informatie - MO groep http://www.mogroep.nl/ - Tips voor gesprekken: bijlage document 3.2 Kindermishandeling - Signalen kindermishandeling en seksuele mishandeling: in bijlage document 3.2 Kindermishandeling - Bureau Jeugdzorg: http://www.bureaujeugdzorg.info en http://www.bjznh.nl/ Bureau Jeugdzorg beoordeelt elk verzoek om hulp. Ze stellen vast welke zorg nodig is. Ze begeleiden kinderen, jongeren en ouders of verwijzen hen door naar andere hulpverleners. Veilig Thuis. Steunpunt Huiselijk geweld en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) heet nu Veilig Thuis. 0800-2000, gratis en 24/7 bereikbaar.
[email protected] of
[email protected] en www.vooreenveiligthuis.nl
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 9 / 24
Bijlage 2
Route bij signalen seksueel grensoverschrijdend gedrag kinderen onderling Volg tijdspad van route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen De pedagogisch medewerker:
Stap 1 In kaart brengen van signalen
Þ
observeert;
Þ
raadpleegt signalenlijst (bijlage 5);
Þ Þ
bespreekt signalen met collega’s en locatiehoofd; registreert.
Stap 2: Melden van het gedrag bij leidinggevende De pedagogisch medewerker:
Stap 2 Melden van het gedrag
Þ
meldt het gedrag bij leidinggevende;
Þ
brengt de ouders van de betrokken kinderen op de hoogte.
Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De locatiehoofd, pedagogisch specialist, aandachtsfunctionaris:
Stap 3 Beoordelen ernst van het gedrag
Þ
raadpleegt Veilig Thuis en/of GGD;
Þ
gaat in gesprek met ouders van zowel het kind dat gedrag vertoont als met de ouders van de kinderen die met het gedrag geconfronteerd worden over het gedrag;
Þ
taxeert de ernst van het gedrag: Þ
licht seksueel grensoverschrijdend gedrag: bespreken in het team, inschakelen externe hulp niet nodig;
Þ
matig seksueel grensoverschrijdend gedrag: waarschuwing, inschakelen hulp;
Þ
ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag: direct ingrijpen vereist, maatregelen conform stap 4;
Þ
registreert in het kinddossier.
Stap 4: Maatregelen nemen De directie:
Stap 4 Maatregelen nemen
Þ
stelt een intern onderzoek in;
Þ
schakelt experts in zoals GGD enVeilig Thuis;
Þ
organiseert zorg voor kinderen en ouders;
Þ
gaat in gesprek met ouders van kind dat gedrag vertoont en met de ouders van kinderen die geconfronteerd werden met het gedrag over de te nemen maatregelen.
Stap 5: Handelen
Stap 5 Handelen
De directie: Þ
beslist naar aanleiding van het onderzoek over de opvang van het kind dat het gedrag heeft vertoond.
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren De directie:
Stap 6 Nazorg bieden en evalueren
Þ
biedt nazorg voor ouders, kinderen en beroepskrachten;
Þ
organiseert ouderavonden;
Þ
verwijst door naar externe hulp;
Þ
evalueert de procedures en registreert.
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 10 / 24
Bijlage 3
Route bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling (beknopte versie) Tijdspad terug te vinden in stappenplan Stap 1: In kaart brengen van signalen
Stap 1 In kaart brengen van signalen
De pedagogisch medewerker: Þ
observeert kinderen en ouders;
Þ
raadpleegt signalenlijst (bijlage 5);
Þ
bespreekt signalen met collega’s en locatiehoofd;
Þ
deelt de zorg met ouders;
Þ
registreert.
Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegenVeilig Thuis Stap 2 Collegiale consultatie en raadplegenVeilig Thuis
De locatiehoofd, pedagogisch specialist en aandachtsfunctionaris: Þ
consulteert: Þ
interne en evt. externe collega’s;
Þ
Veilig Thuis;
Þ
eventueel andere organisaties.
Þ
bespreekt uitkomsten consultaties met ouders;
Þ
registreert.
Stap 3: Gesprek voeren met de ouder De locatiehoofd, pedagogisch specialist en Stap 3 Gesprek voeren met de ouder
aandachtsfunctionaris: Þ
deelt de zorg met ouders;
Þ
registreert.
Stap 4: Wegen aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling Stap 4 Wegen van aard en ernst
De locatiehoofd, pedagogisch specialist en aandachtsfunctionaris: Þ
weegt het risico, de aard en ernst;
Þ
vraagt Veilig Thuis hierover een advies te geven;
Þ
registreert.
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen De locatiehoofd, pedagogisch specialist en aandachtsfunctionaris: Stap 5a Hulp organiseren effecten volgen
Stap 5b Melden en bespreken
Þ
bespreekt de zorgen met ouders;
Þ
organiseert hulp: ouders en kind doorverwijzen;
Þ
monitort of ouder en kind hulp krijgen;
Þ
volgt het kind; registreert.
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders De locatiehoofd, pedagogisch specialist en
organiseren en effecten volgen
aandachtsfunctionaris: Þ
meldt het vermoeden bij Veilig Thuis;
Þ
sluit bij de melding aan bij feiten/gebeurtenissen;
Þ
overlegt metVeilig Thuis over acties na de melding;
Þ
monitort of ouder en kind hulp krijgen;
Þ
volgt het kind en registreert.
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 11 / 24
Bijlage 4
Observatielijst
Deze observatielijst kan een instrument zijn om de signalen beter in kaart te brengen. De lijst is niet uitputtend en dient als hulpmiddel te worden gebruikt. Vragen over ‘opvallend gedrag van een kind’ Naam kind (gebruik initialen): _______________________________________________________ Leeftijd:
_______________________________________________________
1.Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? laatste weken laatste maanden sinds ______________________________________________________________________
2.Het opvallende gedrag bestaat uit (meer dan één antwoord mogelijk): (zeer) meegaand gedrag gebrek aan vertrouwen in anderen ouwelijk, zorgend gedrag verzet, passief verzet, actief agressief angstig druk negatief zelfbeeld angst voor lichamelijk contact seksueel uitdagend gedrag gespannen faalangstig signalen uit de signalenlijsten (Zie bijlage 5) ________________________________
3.Hoe is de verhouding tot broertjes en zusjes? (meer dan één antwoord mogelijk): prettig geen aansluiting bang plagerig agressief naar jongere kinderen bazig wordt gepest pest broertje/zusje anders, namelijk ____________________________________________________________
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 12 / 24
jongen/meisje
4.Hoe is de verhouding tot andere kinderen? (meer dan één antwoord mogelijk): prettig geen aansluiting bang plagerig agressief naar jongere kinderen bazig wordt gepest pest andere kinderen anders, namelijk ______________________________________________________________
5.Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind, zoals kleding en dergelijke? over het algemeen verzorgd over het algemeen onverzorgd sterk wisselend anders, namelijk ______________________________________________________________
6.Hoe is de verhouding tot moeder? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
7.Hoe is de verhouding tot vader? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
8.Hoe is de verhouding tot de pedagogisch medewerkers? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
9.Hoe is het contact tussen de ouders en de pedagogisch medewerkers? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 13 / 24
10.Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Indien mogelijk ook de bron vermelden. ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
11.Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
12.Wat is er bij pedagogisch medewerker/VM bekend over eventuele broertjes en zusjes? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
13. Wat zijn volgens de pedagogisch medewerker/VM de problemen? ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 14 / 24
Bijlage 5
Signalenlijst kindermishandeling 0- tot 12-jarigen
Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort). Hoe meer signalen van deze lijst bij een kind te herkennen zijn, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen. Deze lijst is niet uitputtend, er kunnen zich andere signalen voordoen die hier niet vermeld staan. Ook kunnen signalen in deze lijst overlappen met signalen in de lijst van kinderen van 4 tot en met 12 jaar. De signalen die in deze lijst worden vermeld, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van de gezinssituatie erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. Er kan altijd overlegd worden met Veilig Thuis over zorgelijke signalen, in overleg met de Pedagogisch specialist/Aandachtsfunctionaris. De signalenlijst 0-4 jr en 4-12 jr is samengevoegd. Het staat aangegeven als signalen alleen geldig zijn voor een bepaalde leeftijdsgroep. 1. Psychosociale signalen Ontwikkelingsstoornissen achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling regressief gedrag niet zindelijk (op leeftijd waarvan men het verwacht) Relationele problemen Ten opzichte van de ouders: totale onderwerping aan de wensen van de ouders sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de ouders onverschilligheid ten opzichte van de ouders kind is bang voor ouders kind vertoont heel ander gedrag als ouders in de buurt zijn Ten opzichte van andere volwassenen: bij oppakken houdt het kind zich opvallend stijf (alleen 0-4 jr) bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 15 / 24
Ten opzichte van andere kinderen: speelt niet met andere kinderen is niet geliefd bij andere kinderen wantrouwend terugtrekken in eigen fantasiewereld Gedragsproblemen plotselinge gedragsverandering geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel labiel, nerveus (gespannen) depressief angstig passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos agressief hyperactief niet lachen, niet huilen; niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn; eetproblemen; slaapstoornissen; vermoeidheid, lusteloosheid. destructief (4-12 jaar) geen of nauweljks spontaan spel, geen interesse in spel (4-12 jaar) schuld- en schaamtegevoelend (4-12 jaar) zelfverwondend gedrag (4-12 jaar) anorexia / boulimia (4-12 jaar) bedplassen / broekpoepen (4-12 jaar) 2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) blauwe plekken krab-, bijt- of brandwonden botbreuken littekens Voedingsproblemen (0-4 jaar) ondervoeding voedingsproblemen bij baby's steeds wisselen van voeding veel spugen matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding weigeren van voeding achterblijven in lengtegroei Verzorgingsproblemen slechte hygiëne ernstige luieruitslag (0-4 jaar) onvoldoende kleding onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg veel ongevallen door onvoldoende toezicht herhaalde ziekenhuisopnamen SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 16 / 24
-
recidiverende ziekten door onvoldoende zorg traag herstel door onvoldoende zorg
Overige medische signalen (4-12 jaar) ondervoeding achterblijven in lengtegroei psychosomatische klachten (buikpijn, misselijkheid, hoofdpijn, etc) 3. Kenmerken ouders/gezin Ouder/kind relatiestoornis ouder draagt kind als een 'postpakketje' ouder troost kind niet bij huilen ouder klaagt overmatig over het kind ouder heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind ouder toont weinig belangstelling voor het kind Signalen ouder geweld in eigen verleden apathisch en (schijnbaar) onverschillig onzeker, nerveus en gespannen onderkoeld brengen van eigen emoties negatief zelfbeeld steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') afspraken niet nakomen kind opeens van kinderopvangorganisatie afhalen aangeven het bijna niet meer aan te kunnen psychiatrische problemen verslaafd Gezinskenmerken ‘multi-probleem’ gezin ouder die er alleen voorstaat regelmatig wisselende samenstelling van gezin isolement vaak verhuizen sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, etcetera veel ziekte in het gezin draaglast gezin gaat draagkracht te boven geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen 4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken verwondingen aan genitaliën vaginale infecties en afscheiding jeuk bij vagina en/of anus problemen bij het plassen recidiverende urineweginfecties pijn in de bovenbenen, pijn bij lopen en/of zitten seksueel overdraagbare ziekten SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 17 / 24
Relationele problemen angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder Gedragsproblemen Afwijkend seksueel gedrag: excessief en/of dwangmatig masturberen angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact niet leeftijdsadequaat seksueel spel niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit angst om zich uit te kleden angst om op de rug te liggen negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam; schrikken bij aangeraakt worden houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') geen plezier in bewegingsspel 5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader of moeder (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) opstandigheid angst negatief zelfbeeld passiviteit en teruggetrokkenheid zichzelf beschuldigen verlegenheid Problemen in sociaal gedrag en competentie: wantrouwen ten aanzien van de omgeving gebrek aan sociale vaardigheden 6. Signalen die specifiek zijn voor het syndroom van Münchhausen by Proxy (MBPS) Het syndroom Münchhausen by Proxy (MBPS) is een ernstige vorm van kindermishandeling. Degene met dit syndroom (vaak moeder), komt liefdevol en bezorgd over, zoekt zeer regelmatig intensieve medische hulp voor een kind, maar is zelf degene die het kind bewust ziek maakt. Dit door toediening van middelen, het toebrengen van verwondingen of infecties. MBPS kan zeer ingrijpende vormen aannemen: ca. 10% van de kinderen overlijdt aan de gevolgen van MBPS. Signalen die kunnen duiden op het betreffende syndroom zijn o.a.: onderzoeksgegevens kloppen niet met het ziektebeeld medische gegevens over eerdere behandelingen zijn moeilijk te verkrijgen symptomen verdwijnen wanneer ouder en kind worden gescheiden een broertje of zusje is overleden of eveneens vaak ziek de moeder schrikt niet terug voor ingrijpende onderzoeken of het onder narcose brengen van het kind en daar zelfs op aandringt voorvallen vinden in de avonden en weekenden plaats waarbij een beroep wordt gedaan op andere artsen de volgende klachten worden gepresenteerd: bewusteloosheid, insulten, apneu, diarree, overgeven, koorts, lethargie het kind heeft een aanzienlijke ziektegeschiedenis met steeds andere klachten SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 18 / 24
de moeder is werkzaam in de gezondheidszorg of beschikt over een zeer grote medische kennis het verhaal van moeder bevat kleine tegenstrijdigheden vaak van arts wisselen Het onderscheid met postnatale depressie bij de moeder, wiegendood of kinderen die niet goed groeien veroorzaakt door iets anders dan MBPS, is dat in deze gevallen de moeders vaak dankbaar zijn als ze ontlast worden van de zorg voor hun kind, terwijl MBPS-moeders die zorg niet willen uitbesteden. 7. Signalen van kinderen die geconfronteerd zijn met seksueel grensoverschrijdend gedrag van een ander kind Naast onderstaande signalen kunnen de specifieke signalen bij seksueel misbruik (zie 4) duiden op seksueel overschrijdend gedrag van kinderen onderling. het kind heeft angst voor een bepaald kind het kind is consequent boos op een ander kind het kind komt geschrokken, bang of verward terug nadat het met een ander kind of kinderen alleen is geweest het kind wil consequent niet spelen met een bepaald kind 8. Signalen van kinderen die seksueel grensoverschrijdend gedrag vertonen naar andere kinderen Naast onderstaande signalen kunnen de specifieke signalen bij seksueel misbruik (zie 4) duiden op seksueel overschrijdend gedrag van kinderen onderling. het kind creëert een soort isolement rond het kind (apart nemen, zich afzonderen van de groep) het kind domineert of vertoont macht over een ander kind veelvuldige seksistische uitingen. 9. Kinderpornografie Onder de term productie van kinderpornografie wordt verstaan: het vervaardigen van een afbeelding en/of het vastleggen op film, foto of iedere andere soort van informatiedrager van kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar, die seksuele gedragingen moeten ondergaan, plegen en/of dulden. Kinderen die gebruikt zijn voor het maken van kinderpornografie kunnen signalen afgeven die duiden op seksueel misbruik. Daarnaast kan het kind de volgende signalen laten zien: extreme angst voor het maken van foto's angst voor opnamen met videoapparatuur 10. Grooming Grooming is het benaderen van het contact leggen met kinderen door een pedofiel met als uiteindelijk doel het mogelijk maken van seksueel contact door de seksuele drempels en remmingen van het kind te verlagen. De Nederlands uitdrukking ‘kinderlokker’ komt hier dicht bij in de buurt, hoewel het niet precies hetzelfde is. Ook bij seksueel misbruik binnen een gezin kan sprake zijn van een groomingproces, waarbij de dader de normale familierelatie stap voor stap ‘ombruigt’ tot een seksuele relatie. 11. Loverboys Internet wordt steeds meer als medium gebruikt voor de benadering van kinderen. Denk hierbij ook aan een loverboy, ook wel een pooierjongen. Dit is een de regel een jongen die een meisje misleidt, wat vaak begint met het versieren van afhankelijk maken van het meisje. SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 19 / 24
12. Overig Vrouwelijke genitale verminking (VGV) Vrouwelijke genitale verminking, ook wel meisjesbesnijdenis genoemd, is een ingreep aan de uitwendige geslachtsorganen. De lichtste vorm is een sneetje in de voorhuid van de clitoris. De meest verminkende vorm is de infibulatie of faraonische besnijdenis, waarbij de hele clitoris, de kleine schaamlippen en een deel van de grote schaamlippen verwijderd worden. Na hechting van wat over is van de grote schaamlippen, blijft alleen een kleine opening over voor menstruatiebloed en urine. Vrouwelijke genitale verminking is een traditioneel gebruik dat vooral voorkomt in een aantal Afrikaanse landen. De traditie is daar soms verweven geraakt met het geloof, zowel islamitisch als christelijk. De ingreep vindt meestal plaats bij jonge meisjes, de exacte leeftijd verschilt per land. Alle vormen van vrouwelijke genitale verminking zijn in Nederland strafbaar. Ook inwoners van Nederland die hun dochter in het buitenland laten besnijden plegen een strafbaar feit en kunnen in Nederland worden vervolgd. Belangrijk: bij een vermoeden van VGV dient door de aandachtsfunctionaris direct contact te worden opgenomen met Veilig Thuis. Eergerelateerd geweld Eergerelateerd geweld is geestelijk of lichamelijk geweld dat wordt gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een schending van de eer van een man, vrouw of familie. Onder eergerelateerd geweld vallen bijvoorbeeld bedreiging met eermoord, aanzetten tot zelfmoord, mishandeling of verminking, verstoting of bedreiging daarmee en uithuwelijking. Eerwraak is de meest extreme vorm omdat het slachtoffer hierbij wordt vermoord. Belangrijk: bij een vermoeden van eergelateerd geweld dient door de aandachtsfunctionaris direct contact te worden opgenomen met Veilig Thuis of met een persoon of organisatie met specifieke expertise over dit onderwerp zoals het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd geweld (LECEGG).
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 20 / 24
Bijlage 6
Tips voor verschillende gesprekken
Tips voor het gesprek met ouder(s) - Maak het doel van het gesprek duidelijk - Omschrijf bij het delen van zorgen concreet wat je zorg is zonder het woord kindermishandeling te gebruiken. - Vertel de ouders wat er feitelijk is opgevallen aan het kind - Geef ook aan wat wel goed gaat met het kind - Vraag of ouders de genoemde concrete waarnemingen herkennen en hoe ze deze verklaren - Vraag hoe ouders het kind thuis beleven - Respecteer de (ervarings-)deskundigheid van ouder(s) m.b.t. hun kind - Spreek de ouder(s) aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder - Nodig de ouder(s) uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer..) - Praat vanuit jezelf (ik zie dat...) - Wees eerlijk en open, pas op voor vrijblijvendheid - Vraag hoe ouder(s) de geuite zorgen beleven - Leg afspraken en besluiten na afloop van het gesprek kort en zakelijk vast en geef de Ouder(s) een kopie - Kies in het gesprek die invalshoek die aansluit bij de specifieke cultuur en gewoonten van een gezin - Laat een kind niet tolken voor zijn ouder(s) - Doe geen toezeggingen die je niet waar kunt maken - Ga na of er al hulp in het gezin is - Als ouder(s) zich dreigend uitlaten (wat uitzonderlijk is), benoem dat de ouder dreigt en stop het gesprek - Wanneer de ouder(s) helemaal opgaan in hun eigen emoties, haal de ouder(s) dan terug naar het hier en nu, bijvoorbeeld door te vragen of er nog geld in de parkeermeter moet, of suiker of melk in de koffie. Het gesprek met de ouder(s) over de melding bij Veilig Thuis - Neem de tijd voor het gesprek, wees serieus en laat merken dat je bezorgd bent over hun kind - Vat jouw zorg waarbij je denkt aan (vermoedelijke) kindermishandeling zo concreet mogelijk samen voor de ouder(s) - Noem ook, indien van toepassing, kort de gesprekken en stappen die je reeds met ouder(s) doorlopen hebt - Stel ouder(s) op de hoogte dat je jouw zorg over hun kind waarbij je het vermoeden hebt van kindermishandeling gaat melden bij Veilig Thuis, vraag geen toestemming - Leg duidelijk uit dat je merkt dat ouder(s) niet dezelfde zorg of oplossing delen als jij (je organisatie) of dat je het nodig vindt dat gespecialiseerde mensen de zorgwekkende situatie onderzoeken - Vertel ouder(s) dat je je zodanig (ernstig) zorgen maakt, dat het jouw verantwoordelijk- heid is om daarbij de hulp van Veilig Thuis in te schakelen - Beschrijf Veilig Thuis als een instelling waar iedereen die zich zorgen maakt over kinderen en denkt aan (vermoedelijke) kindermishandeling terecht kan - Vertel dat je het aan Veilig Thuis overlaat om verder in gesprek te gaan over de zorgen - Voer het gesprek samen met een andere collega van jouw organisatie Algemene tips voor het gesprek met kinderen en jongeren - Bepaal van tevoren het doel van het gesprek - Voer het gesprek met een open houding - Sluit aan bij waar het kind/de jongere op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, een tekening, interessegebied, tentamenweek - Steun het kind/de jongere en stel hem of haar op zijn gemak - Raak het kind niet onnodig aan - Langdurig oogcontact kan bedreigend zijn - Dring niet aan om het alleen over jouw zorgen te hebben SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 21 / 24
-
Houd het tempo van het kind/de jongere aan, niet alles hoeft in één gesprek Laat het kind/de jongere niet merken dat je van het verhaal schrikt Val de ouder(s) (of andere belangrijke personen voor het kind/de jongere) niet af, in verband met loyaliteitsgevoelens Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind/de jongere Gebruik de woorden van het kind of de jongere in jouw vragen of samenvatting Vertel het kind/ de jongere dat hij of zij niet de enige is die zoiets meemaakt Stel geen waarom-vragen.
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 22 / 24
Bijlage 7
Sociale kaart van Stichting Kinderopvang Huizen
Op de sociale kaart staan de organisaties en instanties van de regio waar Stichting Kinderopvang Huizen gevestigd is. Overige contactpersonen staan op de service kaart. Handboek kwaliteit 2.12.7 Organisatie: Bureau Jeugdzorg (BJz) Bureau Jeugdzorg komt op voor de rechten en plichten van kinderen en jongeren (0-18 jaar). Dat betekent dat ze helpen en - waar nodig - ingrijpen als jongeren problemen ondervinden tijdens het opgroeien. BJz regelt hulp als er problemen zijn met ouders en kinderen. Bijvoorbeeld als er thuis problemen zijn, als sprake is van geweld of seksueel misbruik. Ze helpen als een kind zich misdraagt en bijvoorbeeld steelt of vecht. Maar ook als er problemen zijn op school en het kind veel spijbelt. BJz onderzoekt elk verzoek om hulp. Vervolgens bekijken zij welke zorg er nodig is. Als de problemen in kaart zijn gebracht, verwijst BJz door naar de best passende zorgverlener. BJz probeert altijd om samen met de kinderen, jongeren en hun ouders moeilijkheden en problemen te overwinnen. BJz blijft het gezin volgen tot alles weer goed gaat. adres: Bureau Jeugdzorg Hilversum Oude Torenstraat 1, 1211 BV Hilversum tel. nr.: 088 - 777 80 00 (landelijk tel. nr. vanwaar doorverwijzing naar de regio) e-mail:
[email protected] Organisatie:
tel. nr.: e-mail: Website: Organisatie:
adres: tel. nr.: e-mail: Organisatie:
Veilig Thuis Steunpunt Huiselijk geweld en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) heet nu Veilig Thuis 0800-2000, gratis en 24/7 bereikbaar.
[email protected] of
[email protected] www.vooreenveiligthuis.nl Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Het CJG is de vraagbaak voor (aanstaande) ouders, opvoeders en jongeren. In het CJG zijn de krachten gebundeld van alle lokale en regionale deskundigen op het gebied van opvoeden en opgroeien. In het CJG werken het consultatiebureau, de schoolgezondheidszorg (beide van de GGD), Versa Welzijn en veel andere organisaties nauw samen. De hulp is gratis en men heeft geen verwijzing nodig! Het CJG houdt opvoedspreekuren en organiseert o.a. cursussen en trainingen. Centrum voor Jeugd en Gezin Huizen Wijkcentrum Holleblok, Holleblok 2a, 1273 EG Huizen 035 - 5233890
[email protected]
tel. nr.: e-mail:
De Gewestelijke Gezondheidsdienst (GGD) De GGD heeft als doel het bevorderen van de gezondheid onder inwoners van de regio Gooi en Vechtstreek. Van ouders tot kinderen en van reizigers tot asielzoekers. de GGD is belangrijk voor elke doelgroep. GGD Gooi en Vechtstreek Burg. de Bordesstraat 80, 1404 GZ Bussum 035 - 692 62 22
[email protected]
Organisatie: tel. nr.
Politie 112 (spoed) / 0900 – 8844 (geen spoed)
Organisatie:
Vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs Een vertrouwensinspecteur is werkzaam bij de Inspectie van het Onderwijs. Hij of zij is inspecteur van een onderwijssector (Primair Onderwijs – Voortgezet Onderwijs –
adres:
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 23 / 24
Tel. nr.:
Beroepsonderwijs en Volwassen Educatie) of inspecteur tweedelijns toezicht Kinderopvang en heeft voor een deel van het werk de taak van vertrouwensinspecteur. De vertrouwensinspecteur heeft geheimhoudingsplicht en is bij wet uitgezonderd van het doen van aangifte. Voor de kinderopvang is de vertrouwensinspecteur als deskundige aangewezen door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een houder van een kinderopvangorganisatie is verplicht om bij een vermoeden van een zeden- of geweldsdelict door een werknemer (met taken belast persoon) de vertrouwensinspecteur te raadplegen. 0900 – 11 13 111
SKH - Handboek Kwaliteit 3.2 Kindermishandeling versie 06/15 24 / 24