Meldcode Kindermishandeling
Voor Gastouders van GastouderBuro Yvonne Kingma Versie juni 2013
Inhoudsopgave
Pagina
Achtergrondinformatie .................................................................................................................1 Inleiding Meldcode ......................................................................................................................2 Verdeling verantwoordelijkheden ................................................................................................4 Beschrijving van de stappen .......................................................................................................5 Beroepsgeheim, meldcode en meldrecht ....................................................................................9
Bijlagen 1. Informatie over CJG, Bureau Regie Centrum Bescherming en Veiligheid, Veilig Thuis13 2. Vragenlijst vermoeden kindermishandeling ..........................................................................15 3. Vragenlijst Teamvergadering ...............................................................................................16 4. Dossiervorming ....................................................................................................................17 5. Signalenlijst kinderen 0 tot 4 jaar..........................................................................................18 6. Signalenlijst kinderen 4 tot 12 jaar........................................................................................22 7. Aandachtspunten gesprek met verzorgers ...........................................................................26 8. Aandachtspunten gesprek allochtone gezinnen ...................................................................28 9. Aandachtspunten voor een gesprek met een kind ................................................................30 10. Omgaan met privacy ...........................................................................................................31 11. Sociale kaart .......................................................................................................................32 12. Invulblad sociale kaart.........................................................................................................36 13. Verdere informatie ..............................................................................................................37 14. Literatuurlijst .......................................................................................................................38 15. Bronnen ..............................................................................................................................41
Achtergrondinformatie Kindermishandeling komt overal voor. In Nederland zijn naar schatting minstens 80.000 kinderen per jaar slachtoffer van kindermishandeling. Tussen de 50 en 80 kinderen per jaar overlijden aan de gevolgen van kindermishandeling. Kindermishandeling is een ernstig probleem. Kinderen die mishandeld worden hebben recht op hulp. En liefst zo vroeg mogelijk. De schade kan dan beperkt blijven. Kinderopvang is bij uitstek een plaats waar (een vermoeden van) kindermishandeling gesignaleerd kan worden. Kindercentra, peuterspeelzalen en gastouders dragen een eigen verantwoordelijkheid voor het signaleren van kindermishandeling en voor het ondernemen van actie na het signaleren. De signalen moeten worden doorgegeven aan de instanties die hulp kunnen bieden aan het gezin. De medewerkers hebben hierin een duidelijke taak. Zij zien de kinderen regelmatig en kunnen opvallend of afwijkend gedrag signaleren. Nadat zij signalen hebben opgemerkt is het ook hun taak actie te ondernemen, waarna deze meldcode wordt gevolgd. De leidinggevende/bemiddelingsmedewerker steunen de medewerkers bij deze taak en geven sturing aan de uitvoering van de meldcode Zij zijn er verantwoordelijk voor dat de signalen bij de juiste instantie terechtkomen. Dit betekent dat er deskundigheid moet zijn in het signaleren en in het omgaan met de signalen van kindermishandeling. Deze meldcode geeft de stappen aan die gezet kunnen worden in het proces van signaleren. Vaak begint de dossiervorming met het vermoeden dat niet goed gaat met een kind. Soms zijn de signalen zo duidelijk dat een medewerker meteen de meldcode zal openslaan. Na een groot incident in Amsterdam eind 2010 is er meer vraag binnen de kinderopvang over hoe te handelen als een medewerker zich schuldig maakt aan bijvoorbeeld seksueel misbruik. Daarom is een apart protocol specifiek voor het omgaan met ongewenste omgangsvormen en seksuele intimidatie door een medewerker binnen de kinderopvang geschreven.
1
Inleiding meldcode Kindermishandeling is geen eenduidig begrip. Wat iemand kindermishandeling noemt, heeft te maken met eigen normen en waarden, de manier waarop men zelf is opgevoed en de cultuur waarin men leeft. Het is van belang onderscheid te maken tussen kindermishandeling en minder gewenste opvoedingssituaties. Iedere ouder maakt immers wel eens fouten, is onredelijk of driftig. Bij kindermishandeling is er echter sprake van structureel, stelselmatig, steeds terugkerend geweld of het ontbreken van zorg van de ouder(s) naar zijn/haar kinderen.
Definitie van kindermishandeling Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel (Wet op de jeugdzorg, 2005). Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld.
Vormen van kindermishandeling Lichamelijk mishandeling Er is sprake van lichamelijke mishandeling wanneer de verzorgers het kind verwonden. Voorbeelden: de verzorger slaat en schopt het kind. Lichamelijke verwaarlozing De verzorger is niet in staat of bereid tot het verschaffen van minimale zorg t.a.v. de lichamelijke behoeften van een kind op een of meerdere gebieden: voeding, kleding, onderdak, bezoek aan arts en/tandarts, hygiëne. Voorbeelden: de verzorger zorgt regelmatig niet voor eten voor de kinderen, het kind is vuil en heeft (langdurig en regelmatig) luizen, de verzorger zorgt niet voor een geschikte slaapplaats voor het kind. Het kind komt altijd met vieze luiers en heeft ernstige luieruitslag, het kind heeft medicijnen nodig, maar de verzorgers zorgen er niet voor dat het kind ze regelmatig krijgt, een kind wordt 's nachts vele uren alleen gelaten. Emotionele mishandeling Vrijwel alle vormen van kindermishandeling brengen negatieve emotionele/psychologische boodschappen over naar het kind. Voorbeelden: de verzorger kleineert het kind vaak, er is sprake van partnergeweld, de verzorger geeft het kind de schuld van relatieproblemen, de verzorger staat geen vriendschap met leeftijdsgenootjes toe, het kind wordt achtergesteld bij andere kinderen uit het gezin, het kind wordt gepest, getreiterd, de verzorger houdt het kind vaak thuis om op jongere kinderen te passen; de verzorger is ervan op de hoogte dat het kind zich inlaat met illegale praktijken maar grijpt niet in; de verzorger verkoopt drugs in het bijzijn van het kind; het kind wordt ingeschakeld bij de verkoop van drugs. Getuige zijn van huiselijk geweld: kinderen die opgroeien in een gewelddadig gezin, voelen de spanning, horen de kreten, zien de verwondingen, willen tussenbeide springen en kunnen daardoor ernstige psychische schade oplopen. Die kinderen leven in constante angst. Emotionele verwaarlozing Het ontzeggen van warmte, aandacht, respect, contact, nooit eens knuffelen.
2
Seksueel misbruik De verzorger heeft seksueel contact met het kind, probeert dit te hebben of laat het kind kijken naar, ter bevrediging van de seksuele gevoelens van de betrokken verzorger en/of uit geldelijk gewin. Voorbeelden: de verzorger laat het kind pornografisch materiaal zien, de verzorger betrekt het kind in wederzijdse masturbatie, de verzorger verkracht het kind.
Terminologie In dit protocol is gekozen voor het gebruik voor de term verzorger. Onder verzorger wordt verstaan de ouder en/of wettelijk vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een voogd) van het kind. In dit protocol wordt gesproken over de medewerker. Hieronder wordt verstaan de bemiddelingsmedewerker en de gastouders.
3
Verdeling verantwoordelijkheden Bij gebruik van deze meldcode moet duidelijk zijn wie binnen de organisatie waarvoor verantwoordelijk is. Verantwoordelijkheden directie/houder : • Zorgdragen voor voldoende deskundigheid bij medewerkers over signaleren en omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling. • Eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de meldcode Verantwoordelijkheden leidinggevende/bemiddelingsmedewerker: • Informeren van ouders en medewerkers over dit beleid • Steunen van alle medewerkers in het handelen volgens deze meldcode • Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. • Overleg plegen met de medewerker die zorg heeft over een kind. • Indien nodig overleggen met andere beroepskrachten. • Kennis hebben van de handelwijze volgens de meldcode. • Vaststellen van taken van een ieder (wie doet wat wanneer). • Zonodig contact op nemen met het CJG (centrum jeugd en gezin), Veilig Thuis voor advies of melding. • Waken voor de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen. • Toezien op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin. • Verslaglegging. • Afsluiten van de meldcode • Evalueren van de genomen stappen. • Bijhouden van de sociale kaart. Verantwoordelijkheid kwaliteitsmedewerker/bemiddelingsmedewerker: • functioneren als vraagbaak binnen de organisatie voor algemene informatie over de meldcode. • periodiek bijstellen van de meldcode. Verantwoordelijkheden gastouders: • Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. • Overleg plegen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. • Uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker, zoals observeren of een gesprek met de verzorger. • Bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. De directie, de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker en de gastouders zijn niet verantwoordelijk voor: • Vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling. • Verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen (begeleiding, therapie).
4
EEN BESCHRIJVING VAN DE STAPPEN Inleiding Dit deel beschrijft de stappen die van de medewerkers gevraagd wordt wanneer zij kindermishandeling of huiselijk geweld signaleren. Volgorde van de stappen De stappen die hieronder worden beschreven, zijn in een bepaalde volgorde gerangschikt. Maar deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat, is dat de medewerker op enig moment in het proces alle stappen heeft doorlopen, voordat zij besluit om een melding te doen. Zo zal het soms voor de hand liggen om meteen met de verzorgers in gesprek te gaan over bepaalde signalen. In andere gevallen zal de medewerker eerst overleg willen plegen met Veilig Thuis voordat hij het gesprek met de verzorgers aangaat. Ook zullen stappen soms twee of drie keer worden gezet. Belangrijk is dat de gastouder de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker betrekt in het stappenplan. Er is een stroomschema ontwikkeld om snel en duidelijk in beeld te krijgen wat de precieze stappen zijn.
Stap 1: In kaart brengen van signalen Als een medewerker signalen opvangt van huiselijk geweld of kindermishandeling, wordt van haar gevraagd om deze signalen in kaart te brengen. Ze legt deze signalen vast, evenals (de uitkomsten van) de gesprekken die ze over de signalen voert, de stappen die ze zet en de besluiten die genomen worden. Ook de gegevens die de signalen weerspreken, worden vastgelegd. Er wordt een dossier aangelegd in samenwerking met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Het dossier blijft bij de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker en de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker is verantwoordelijk voor het bijhouden van het dossier. Het dossier wordt digitaal opgeslagen en is inzichtelijk voor direct betrokken medewerkers. In de bijlage 4 staat een voorbeeld van een concept wat medewerkers en leidinggevende/bemiddelingsmedewerker kunnen gebruiken om gegevens zo volledig mogelijk te documenteren. Het is belangrijk om feiten en signalen uit elkaar te houden. De bron moet vermeld worden als er informatie van anderen wordt vastgelegd. Het dossier moet zo volledig mogelijk zijn en steeds bijgehouden worden als er nieuwe ontwikkelingen ontstaan.
Stap 2: Collegiale consultatie en zonodig raadplegen van het CJG, VEILIG THUIS of andere instanties De tweede stap is het overleg over de signalen. Om de signalen die in kaart zijn gebracht goed te kunnen duiden, is overleg met een deskundige collega noodzakelijk. Te denken valt aan eerst overleggen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Op basis van anonieme cliëntgegevens kan daarnaast ook bijvoorbeeld Veilig Thuis worden geraadpleegd. Deze stap loopt in de meeste gevallen parallel aan stap 1. DE SIGNALEN IN KAART
Stap 3: Ga het gesprek aan met de verzorgers Na het overleg met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker en eventueel het adviesgesprek met andere instanties, volgt een gesprek met de verzorgers van het kind. Dit gesprek is samen met de medewerker en leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Omdat openheid een belangrijke grondhouding is in de verschillende vormen van dienstverlening, wordt in het 5
stappenplan zo snel mogelijk contact gezocht met de verzorgers om de signalen te bespreken. Soms zal het vermoeden door het gesprek worden weggenomen, dan zijn de volgende stappen van het stappenplan niet nodig. Worden de zorgen over de signalen door het gesprek niet weggenomen, dan worden ook de volgende stappen gezet. Heeft een medewerker behoefte aan ondersteuning bij deze stap, dan kan hij ook daarover advies vragen aan een collega/leidinggevende/bemiddelingsmedewerker en/of aan bijvoorbeeld het CJG, of aan Veilig Thuis . In het gesprek met de verzorgers gaat het er om dat de medewerker en leiddinggevende/bemiddelingsmedewerker: 1. het doel van het gesprek uitleggen; 2. de signalen, dit wil zeggen de feiten die zij hebben vastgesteld en de waarnemingen die zij hebben gedaan, bespreken; en 3. de verzorgers uitnodigen om daarop te reageren; en 4. pas na deze reactie zonodig komen tot een interpretatie van wat zij hebben gezien en gehoord en wat in reactie daarop verteld is. Geen gesprek met de verzorgers In sommige gevallen kan worden afgezien van een gesprek met de verzorgers. Het gaat om situaties waarin, door het voeren van het gesprek, de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen. Zo is het denkbaar dat een medewerker samen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker besluiten om het vermoeden van seksueel misbruik nog niet met de vermoedelijk pleger te bespreken omdat dan het risico aanwezig is de vermoedelijke pleger zich na dit gesprek op het slachtoffer zal afreageren. Het risico op verliezen van het contact met de verzorgers mag nooit een reden zijn om niet te komen tot het bespreken van zorgen/signalen met team en leidinggevende/bemiddelingsmedewerker en/of bijvoorbeeld het CJG of Veilig Thuis Mocht er besloten woren het gesprek niet aan te gaan met de verzorgers, dan dient dit zorgvuldig te worden vastgelegd in het dossier. Alle overwegingen en de uiteindelijke besluitvorming moet hierin beschreven worden. Het moment van bespreken en het gesprek zelf vraagt dus een goede voorbereiding. Hierin kan altijd advies worden gevraag aan bijvoorbeeld het CJG, of aan Veilig Thuis. In bijlage 6 van deze meldcode staat meer informatie. Let wel;openheid is een belangrijke basis voor vertrouwen en dus voor de samenwerking met ouders om tot goede hulpverlening te komen in belang van het hele gezin. Gesprek met kinderen Ook als een kind nog jong is, is het van belang dat de medewerker het gesprek met kinderen aangaat, tenzij dat vanwege zijn jeugdige leeftijd echt niet mogelijk is of te belastend voor hem is. De beroepskracht beoordeelt samen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker of een gesprek zinvol en mogelijk is, zo nodig in overleg met Veilig Thuis. In de bijlages 8 en 9 van deze meldcode is hier meer informatie over te vinden. NB: Het kan van belang zijn om een kind even alleen te spreken, zonder dat zijn ouders daarbij aanwezig zijn, zodat het kind zich vrij kan uiten. De medewerker hanteert hiervoor de regels die binnen de opvang van toepassing zijn. Zo zal een docent zonder veel omhaal gewoon een gesprek met een van zijn leerlingen aan kunnen knopen. Maar bij een uitnodiging aan een kind van 10 jaar voor een gesprek met de jeugdarts ligt dit anders. Als uitgangspunt geldt dat de ouders hierover vooraf behoren te worden geïnformeerd. Maar in verband met de veiligheid van het kind, van de medewerker, of die van anderen, kan ook in de kinderopvang worden besloten om toch een eerste gesprek met het kind te voeren zonder dat de ouders hierover van tevoren zijn geïnformeerd. Ook hier is het weer van belang dat de stappen, overwegingen en uiteindelijke beslissing uitgebreid en zorgvuldig worden vastgelegd in het dossier.
6
Stap 4: Inschatting risico, aard en ernst van geweld/mishandeling Na de eerste drie stappen beschikt de medewerker al over redelijk veel informatie: de beschrijving van de signalen die zij heeft vastgelegd, de uitkomsten van het gesprek met de verzorgers en het advies van deskundigen. In stap 4 komt het erop aan dat de medewerker, het team en de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker deze informatie weegt. Deze stap vraagt van de medewerker dat zij het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling inschat, evenals de aard en de ernst van dit geweld. Vanzelfsprekend kan ook bij deze stap advies worden ingewonnen bij deskundigen zoals bijvoorbeeld aan Veilig Thuis
Stap 5 : Beslis: organiseer zelf hulp of doe een melding Na de weging van stap 4 komt de medewerker, samen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker, zonodig ondersteund door deskundigen, tot een besluit: zelf hulp organiseren of een melding doen. Waar het bij deze afweging om gaat, is dat de medewerker beoordeelt of zij zelf en haar collega’s, gelet op de competenties, de verantwoordelijkheden en de professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren. In alle gevallen waarin zij meent dat dit niet of maar gedeeltelijk het geval is, vraagt de medewerker advies aan Veilig Thuis of doet zij hier een melding. Hulp organiseren en effecten volgen Meent de medewerker dat zij, samen met de Stichting, het kind voldoende kan beschermen tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling, dan biedt of organiseert zij de hulp die daarvoor nodig is. Ze volgt de effecten van deze hulp en doet alsnog een melding als het geweld niet blijkt te stoppen of opnieuw oplaait. Melden Meent de medewerker dat zij op de groep niet in staat is om het kind voldoende te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling, dan doet zij een melding zodat de signalen nader kunnen worden onderzocht en acties in gang kunnen worden gezet die het kind en zijn verzorgers voldoende beschermen. Veilig Thuis doet na een melding onderzoek naar de signalen. Dit wil zeggen dat de medewerkers van Veilig Thuis in gesprek gaan met de ouders, het kind en met medewerkers op de groep die met het kind te maken hebben. Op basis van de resultaten van dit onderzoek besluit men wat er moet gebeuren. Vaak zal vrijwillige hulp in gang worden gezet, maar Veilig Thuis kan ook besluiten om een melding te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming en/of om aangifte van mishandeling te doen bij de politie. Veilig Thuis zal na een melding contact zoeken met ouders/verzorgers om te beoordelen welke hulp noodzakelijk is, om vervolgens deze hulp voor het slachtoffer en de pleger te organiseren en hen daarvoor zonodig te motiveren. Sluit in de melding aan bij de feiten Bij een melding dient de melder zoveel mogelijk signalen te melden, dit wil zeggen de feiten en gebeurtenissen die zijn waargenomen. Meldt de melder ook feiten en gebeurtenissen die anderen hebben gezien of gehoord, dan moet hij deze ‘andere bron’ duidelijk in de melding noemen. Contact met de verzorgers over de melding en de inspanning om toestemming voor de melding te krijgen Contact met de verzorgers in deze situatie gebeurt nooit zonder overleg met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Als hoofdregel geldt dat de medewerker en leidinggevende/bemiddelingsmedewerker, voordat zij een melding doet, contact zoekt met de verzorgers over de melding. Zij legt uit dat zij een melding wil doen, wat een melding voor de 7
verzorgers betekent en wat het doel van de melding is. Vervolgens vraagt de medewerker de verzorgers om een reactie hierop. Laten de verzorgers merken dat zij bezwaar hebben tegen de melding, dan gaat de medewerker en leidinggevende/bemiddelingsmedewerker over deze bezwaren met de verzorgers in gesprek en bekijkt zij hoe zij aan deze bezwaren tegemoet kan komen. Blijven de bezwaren van de verzorgers desondanks overeind, dan maakt de medewerker een afweging. Zij weegt de aangevoerde bezwaren af tegen de noodzaak om het kind tegen het geweld of de mishandeling te beschermen door een melding te doen. Daarbij betrekt zij in ieder geval de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om het kind of een ander daartegen te beschermen. Dit gaat altijd in overleg met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Op deze manier spant de medewerker zich in om toestemming van de verzorgers te krijgen. Alleen in die gevallen waarin dit haar niet lukt, ook niet nadat zij in gesprek is gegaan over de bezwaren van de verzorgers, komt het doen van een melding zonder toestemming van de verzorgers in beeld. Melding zonder gesprek met de cliënt of zijn ouders In de instructie bij de vijfde stap wordt aangegeven in welke gevallen er kan worden afgezien van contacten met de verzorgers over de melding. Het gaat om situaties waarin de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen. Ook kan van een gesprek worden afgezien als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de verzorgers de contacten met de kinderopvang zal verbreken waardoor het kind uit het zicht raakt. Bekendmaken van de identiteit van de melder bij vermoedens van kindermishandeling Artikel 55 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg geeft als hoofdregel dat de identiteit van de melder door Veilig Thuis aan het gezin bekend wordt gemaakt. Een melder kan echter ten opzichte van het gezin anoniem blijven als de melding: (1) een bedreiging vormt of kan vormen voor het kind, andere kinderen of voor de medewerkers; of (2) de vertrouwensrelatie zou kunnen verstoren tussen de medewerker en het kind of zijn verzorgers. Let wel: een melding kan anoniem gedaan worden als de informatie in de melding niet herleidbaar is naar de melder. Dus, de informatie in de melding moet door meerdere personen gesignaleerd zijn. Mocht er alleen herleidbare informatie zijn, dan dient de medewerker in overleg met VeiligThuis te komen tot een plan van aanpak waarbij de veiligheid van alle betrokkenen meegenomen wordt. NB: Veilig Thuis kent (nog) geen specifieke regeling op dit punt. In het algemeen kan worden gezegd dat ook hier openheid over meldingen de hoofdregel is en dat, bij wijze van uitzondering, met name op grond van overwegingen in verband met de veiligheid, de identiteit van de melder voor de betrokkenen kan worden afgeschermd. Inspanningen na de melding Een melding is geen eindpunt. Als een medewerker een melding doet, geeft het stappenplan daarom aan dat de medewerker in zijn contact met Veilig Thuis ook bespreekt wat zij zelf na de melding, binnen de grenzen van de functie van medewerker, kan doen om het kind en zijn verzorgers te beschermen en te ondersteunen. Dit is uitdrukkelijk in stap 5 bij de melding opgenomen om duidelijk te maken dat de betrokkenheid van de medewerker bij het kind na de melding niet ophoudt. Van haar wordt verwacht dat zij, naar de mate van haar mogelijkheden, het kind en de verzorgers blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met Veilig Thuis om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Veilig Thuis houdt melders op de hoogte op de uitkomst van het onderzoek en de acties die in gang worden gezet.
8
BEROEPSGEHEIM, MELDCODE EN MELDRECHT Inleiding In dit deel van de meldcode wordt enige algemene achtergrondinformatie gegeven, met name over het beroepsgeheim, het wettelijk meldrecht en de verhouding tussen het beroepsgeheim en het meldrecht. Inhoud en doel van het beroepsgeheim Algemene zwijgplicht Iedere beroepskracht die kinderen hulp, zorg, steun, of een andere vorm van begeleiding biedt, heeft een beroepsgeheim. Deze zwijgplicht, zoals het beroepsgeheim ook wel wordt genoemd, verplicht de medewerker om, kort gezegd, geen informatie over het kind aan derden te verstrekken, tenzij degene waar het over gaat of zijn verzorgers hem daarvoor toestemming heft gegeven. Doel van het beroepsgeheim is de drempel voor de toegang tot de hulpverlening zo laag mogelijk te maken het kind of zijn verzorgers het vertrouwen te geven dat hij vrijuit kan spreken. De zwijgplicht geldt bijvoorbeeld voor maatschappelijk werkers, intern begeleiders, ouderenwerkers, jeugdhulpverleners, medisch hulpverleners, medewerkers in de kinderopvang en in peuterspeelzalen. De hierboven beschreven algemene zwijgplicht voor hulpverleners en begeleiders is niet specifiek opgenomen in een bepaalde wet, maar wordt afgeleid uit de privacybepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en uit de Grondwet. Deze bepalingen worden nog eens ondersteund door het Wetboek van Strafrecht dat een verbod bevat op het verbreken van geheimen die aan de beroepskracht zijn toevertrouwd. Paradox van de geheimhoudingsplicht Er doet zich bij de omgang met de zwijgplicht een zekere paradox voor. De zwijgplicht is hét instrument bij uitstek om er voor te zorgen dat mensen naar de medewerker toe kunnen komen en ook bereid zijn om open over hun zorgen te spreken. Ze mogen er immers op vertrouwen dat hun verhaal niet zomaar elders terecht komt. Maar een te rigide omgang met het beroepsgeheim kan tot gevolg hebben dat een volwassene of kind die dringend hulp nodig heeft juist niet geholpen wordt, omdat de medewerker meent dat zij vanwege het beroepsgeheim niet in mag grijpen. Al met al is de omgang met het beroepsgeheim een vorm van evenwichtskunst: geheimhouding waar mogelijk, zorgvuldige doorbreking van het geheim waar nodig. De meldcode geeft daarin een handreiking bieden voor zover het gaat om signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling. Vragen van toestemming Bij het verstrekken van gegevens van een kind of zijn verzorgers aan een ander, dus ook bij het doen van een melding aan Veilig Thuis, geldt als hoofdregel dat de medewerker zich inspant om toestemming voor de melding te krijgen. Geven de verzorgers hun toestemming, dan kan een melding worden gedaan. Weigeren de verzorgers ondanks de inspanning van de medewerker de toestemming, dan houdt het niet op maar maakt de medewerker een nieuwe afweging. Van het vragen van toestemming kan worden afgezien in verband met de veiligheid van het kind, van de medewerker of die van anderen. Conflict van plichten Zo oud als de zwijgplicht is ook het gegeven dat een medewerker door het beroepsgeheim in de knel kan komen. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de medewerker alleen door te spreken het kind kan helpen, terwijl zij voor dit spreken geen toestemming krijgt. Er kan in dat geval sprake zijn van een conflict van plichten. De plicht om te zwijgen vanwege het beroepsgeheim botst met de plicht om het kind te helpen juist door met een ander over hem te spreken. Het gaat dan altijd om een kind dat zich in een ernstige situatie bevindt en dat alleen kan worden geholpen door een ander bij de aanpak te betrekken.
9
In de (tucht)rechtspraak wordt in geval van een conflict van plichten erkend dat een medewerker, ook zonder toestemming van het kind of zijn verzorgers, over hem mag spreken. Uiteraard moet een dergelijk besluit om de zwijgplicht te doorbreken zorgvuldig worden genomen en vastgelegd in het dossier. Beantwoording van de volgende vijf vragen leidt doorgaans tot een zorgvuldige besluitvorming. 1. Kan ik door te spreken zwaarwegende belangen van het kind of de verzorgers behartigen? 2. Is er een andere mogelijkheid om ditzelfde doel te bereiken zonder dat ik mijn beroepsgeheim hoef te verbreken? 3. Waarom is het niet mogelijk om toestemming van de verzorgers te vragen of te krijgen voor het bespreken van de situatie met iemand die het kind of de verzorgers kan helpen? 4. Zijn de belangen van het kind of zijn verzorgers die ik wil dienen met mijn spreken zo zwaar dat deze naar mijn oordeel opwegen tegen de belangen die het kind of de verzorgers heeft bij mijn zwijgen? 5. Als ik besluit om te spreken, aan wie moet ik dan welke informative verstrekken zodat het geweld of de mishandeling effectief kan worden aangepakt? Positie van het kind en/of zijn verzorgers Bij het besluit om de geheimhouding te doorbreken, speelt de positie van het kind een belangrijke rol. Bij kinderen die zich in een afhankelijke positie bevinden waardoor ze minder goed in staat zijn zelf op te treden tegen mishandeling of geweld, zal een medewerker eerder dan ‘gemiddeld’ kunnen besluiten dat zij het zwijgplicht verbreekt. De medewerker zal zich eerst tot het uiterste in moeten spannen om de toestemming van de verzorgers te krijgen. Maar krijgt zij deze niet, dan kan zij zich daar niet zondermeer bij neerleggen. Zij dient de ernst van de situatie waarin het kind zich bevindt af te wegen tegen het gegeven dat de verzorgers geen toestemming geeft voor het doen van een melding. Komt zij, amen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker tot de slotsom dat het kind vanwege de ernst van het huiselijk geweld tegen dit geweld moet worden beschermd, dan wordt een melding gedaan, ook al is er geen toestemming. De medewerker komt dan in feite tot de conclusie dat het zware belang van het geheimhoudingsplicht in deze specifieke situatie moet wijken voor het nog zwaardere belang van het beschermen van het kind tegen zwaar en/of structureel geweld. NB: Voor een zorgvuldige besluitvorming is het noodzakelijk dat de medewerker en de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker de situatie, voordat het besluit genomen wordt, bespreekt met een deskundige collega en/of zonodig ook (op basis van anonieme cliëntgegevens) advies vraagt aan Veilig Thuis. Beoordeling van een besluit over het doorbreken van het beroepsgeheim Zou achteraf een toetsende organisatie gevraagd worden om een oordeel te geven over het optreden van de beroepskracht, dan wordt vooral de zorgvuldigheid beoordeeld waarmee het besluit om de geheimhouding te verbreken tot stand is gekomen. Daarbij wordt onder andere gelet op: - collegiale consultatie; - raadpleging van het CJG, of Veilig Thuis: - aanwezigheid van voldoende relevante feiten of signalen en zorgvuldige verzameling van deze feiten en signalen; - zorgvuldige en concrete afweging van belangen; - de contacten die er met de verzorgers zijn geweest over de melding. Concreet gaat het er dan om of de medewerker en leidinggevende/bemiddelingsmedewerker zich, gelet op de mogelijkheden en op de omstandigheden waarin het kind verkeert, zich hebben ingespannen om de verzorgers toestemming te vragen, of om hem te informeren, indien het verkrijgen van toestemming niet mogelijk bleek. 10
Als hulpmiddel bij de besluitvorming over het verbreken van de geheimhoudingsplicht en het doen van een melding, wordt verwezen naar de website van de privacy helpdesk van het Ministerie van Justitie, www.huiselijkgeweld.nl/cgi-bin/beroepsgeheim.cgi. NB: Het is ook in verband met de toetsbaarheid van het besluit achteraf belangrijk om een besluit over het melden van een kind zonder toestemming van de verzorgerd zorgvuldig vast te leggen. Niet alleen de melding dient te worden vastgelegd, ook de belangen die zijn afgewogen en de personen die van tevoren over het besluit zijn geraadpleegd. Wettelijk meldrecht Iedere medewerker met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht heeft op basis van wettelijk meldrecht het recht om vermoedens van kindermishandeling, zonodig zonder toestemming van het kind en/of de ouder, bij Veilig Thuis te melden. Daarnaast omvat het meldrecht het recht voor de beroepskracht om op verzoek van Veilig Thuis informatie over het kind en/of zijn ouders te verstrekken, eveneens zonodig zonder toestemming van het kind en/of de ouder.
11
Bijlage 1 Informatie over CENTRUM JEUGD EN GEZIN, REGIE CENTRUM BESCHERMING EN VEILIGHEID en VEILIG THUIS Werkwijze Centrum Jeugd en Gezin Een belangrijke taak van het Centrum voor Jeugd en Gezin is het vroegtijdig signaleren van problemen bij kinderen, jongeren en gezinnen. Als een medewerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin problemen signaleert, biedt hij zelf ondersteuning of verwijst hij het gezin naar bijvoorbeeld de jeugdzorg Het CJG geeft informatie, advies en algemene voorlichting (ook via themabijeenkomsten en cursussen) aan jeugdigen, (aanstaande) ouders, professionals en vrijwilligers die met jeugdigen werken. Ook biedt het CJG opgroei- en opvoedondersteuning, in de vorm van gesprekken. Daarnaast heeft het CJG een sterk signalerende functie. Door het contact met de doelgroep (ook via professionals en vrijwilligers op vindplaatsen) én het laagdrempelige karakter van de organisatie kan het CJG tijdig ondersteuning bieden. Zodat vragen of risico's niet uitgroeien tot problemen. .
Een gezin, een plan Het CJG werkt volgens het principe ‘één gezin, één plan'. Dat betekent dat er één totaalplan per gezin komt voor alle opvoedkundige vragen. Het gezin én de betrokken hulpverleners hebben zo één aanspreekpunt. De ervaring leert dat daar waar er vragen zijn over één kind of gezinslid, er vaak meer vragen in het gezin zijn. Die moeten in samenhang met elkaar worden beantwoord, waarbij één van de hulpverleners de coördinatie heeft en het overzicht bewaart. Zelfredzaamheid / empowerment De hulpverlening sluit bovendien aan bij wat al wél goed gaat in het gezin, dus bij de eigen deskundigheid van de ouders. Hulpvragen worden niet geproblematiseerd en het zelfoplossend en regulerend vermogen van het gezin wordt zoveel mogelijk geactiveerd en versterkt. Gratis en anoniem De hulp aan gezinnen is in principe gratis en anoniem. Wanneer jeugdigen of hun ouders via een inlooppunt, telefonisch of via de website een vraag stellen, wordt de vraag genoteerd, niet de persoonsgegevens. Pas als er een vervolgtraject komt, worden contactgegevens gevraagd en genoteerd. Deze gegevens mogen slechts overgedragen worden aan derden als daar toestemming voor is gegeven. Dit principe vervalt pas wanneer er sprake is van dermate ernstige problematiek, dat het in het belang van het kind is om direct in te grijpen. Warm doorverwijzen Als een casus de deskundigheid van de CJG-medewerker overstijgt (vanwege de complexiteit of andere inhoudelijke expertise), bespreekt hij deze in het multidisciplinaire overleg en verwijst hij de casus door naar een organisatie uit de backoffice, of een andere hulpverleningsorganisatie. De CJG medewerker maakt zoveel mogelijk een afspraak voor de hulpvrager, of laat de backoffice contact opnemen met de ouder, het kind of de jeugdige. Er vindt een warme overdracht plaats, dus een mondelinge uitwisseling van gegevens. De CJG-medewerker sluit het traject pas af na een follow-upcontact. Hij informeert na verloop van tijd bij het gezin hoe het nu gaat.
12
Werkwijze Regie Centrum Bescherming en Veiligheid Regie Centrum Bescherming en Veiligheid biedt informatie, advies, begeleiding en hulp aan jongeren tot 18 jaar en hun ouders en/of verzorgers, beroepskrachten of andere betrokkenen op psychosociaal of opvoedkundig gebied. Daarnaast is Regie Centrum Bescherming en Veiligheid de toegang tot de geïndiceerde jeugdhulpverlening en zorgt het indien nodig voor een adequate doorverwijzing naar andere vormen van zorg. Wanneer men zich als beroepskracht/overleggroep zorgen maakt over een kind of jongere kan men hem/haar en/of de verzorgers doorverwijzen naar Regie centrum Bescherming en Veiligheid als de verzorgers zelf hulp willen. Indien uit de aanmelding blijkt dat er een hulpvraag is, volgt een screening. In dit gesprek wordt samen met de cliënt bekeken wat de problemen zijn en wat de hulpvraag is. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Het screeningsverslag wordt intern besproken in een muldisciplinair team. Hier wordt beoordeeld welke hulp nodig is. Er wordt een advies gegeven over het vervolgtraject. Wanneer er geen vrijwillige hulpverlening op gang komt, dan wordt besproken met de beroepskracht/overleggroep hoe de jongere het beste geholpen kan worden en of een onderzoek door Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming nodig is. Werkwijze Veilig Thuis Veilig Thuis streeft ernaar zo laagdrempelig mogelijk te werken en kan telefonisch benaderd worden door allerlei mensen die zich zorgen maken over de situatie van bepaalde kinderen. Dit kunnen mensen zijn die beroepshalve met kinderen te maken hebben, maar ook buren of familieleden. Voor beroepsbeoefenaren, zoals medewerkers in de kinderopvang/peuterspeelzalen, leidsters, leerkrachten, huisartsen en jgz-medewerkers, is het mogelijk om anoniem te melden. Via Veilig Thuis wordt de naam van de melder dan niet bekend gemaakt bij het kind, diens gezin of derden. Na een telefonisch contact zijn er drie mogelijkheden: 1. Advies Hierbij worden geen gegevens geregistreerd over het betreffende kind of gezin. Veilig Thuis komt niet in actie in de richting van het kind waarover melding is gedaan. 2. Consult Ook dit richt zich op degene die belt. Het consult richt zich op het uitvoeren van een advies. De consultvrager wordt begeleid in de, op advies van Veilig Thuis, te nemen stappen. Er wordt geen actie ondernomen door Veilig Thuis richting kind/gezin waarover melding is gedaan en er worden geen gegevens geregistreerd. Er kan wel een dossier op naam van de consultvrager worden aangelegd. 3. Melding Wanneer een vermoeden van kindermishandeling wordt gemeld, besluit Veilig Thuis na een interne toets (binnen 5 werkdagen) tot het al dan niet accepteren van de melding. Bij acceptatie van de melding komt de verantwoordelijkheid mede bij Veilig Thuis te liggen. Beroepskrachten en professionals blijven verantwoordelijk voor de ondersteuning en hulpverlening van het gezin en/of kind. Veilig Thuis onderzoekt de melding en beoordeelt deze. Dit houdt in: ▪ aanleggen van een dossier op naam van het kind; ▪ overleggen met de melder over diens rol; ▪ contact opnemen met de ouders/verzorgers en/of het kind; ▪ contact opnemen met informanten (nooit uit het sociale circuit van het gezin) over de opvoedingsituatie en sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind; ▪ overleggen met ouders/verzorgers en/of kind welke hulpverlening nodig is;
13
▪ bemiddelen bij het op gang brengen van hulp en ondersteunen van het gezin en/of kind; ▪ de melder informeren over de uitkomst van het onderzoek; ▪ een follow-up contact, variërend tussen 3 en 12 maanden, na afsluiting van het onderzoek. Uitgangspunt bij een melding is om zo min mogelijk buiten de ouders/verzorgers om te opereren en zo snel mogelijk contact te leggen met hen zelf (binnen vier tot zes weken). Alleen indien het belang van het kind zich hiertegen verzet wordt dit contact uitgesteld en in eerste instantie huisarts, school en dergelijke benaderd. Adviezen en hulp door Regie Centrum Bescherming en Veiligheid en Veilig Thuis zijn gratis.
14
Bijlage 2 Vragenlijst vermoeden kindermishandeling Bij een vermoeden van kindermishandeling ga je eerst deze vragenlijst na om er achter te komen of je ongerustheid gegrond is. Jongen/meisje Geboortedatum Opvangsoort Naam medewerker(s)
Sinds wanneer is het kind bij de gastouder? Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? Beschrijf het opvallende gedrag
Hoe is het contact met andere kinderen? Hoe is het contact met volwassenen? Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind? Hoe is de algehele ontwikkeling van het kind (verstandelijk, sociaal, emotioneel, motorisch) Hoe is het contact tussen kind en verzorgers? Hoe is het contact tussen verzorgers en medewerkers? Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Vermeld indien mogelijk ook de bron. Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? Wat is bekend over eventuele broertjes of zusjes?
15
Bijlage 3 Vragenlijst teamvergadering Wanneer de vragenlijst reden geeft tot ongerustheid, kunnen de onderstaande punten in de teamvergadering tussen gastouder en bemiddelingsmedewerker besproken worden. Leg dit schriftelijk vast voor het dossier. Algemene gegevens: Jongen/meisje Leeftijd in jaar en maanden Aantal dagen/dagdelen op het kindercentrum Bij het gastouderbureau sinds Aantal en leeftijd broertjes en zusjes Informatie bij aanmelding Gegevens over de ontwikkeling Hoe is de motorische ontwikkeling? Hoe is de verstandelijke ontwikkeling? Hoe is de sociaal-emotionele ontwikkeling? Algemene gegevens over de gastouder: Grootte van de groep Verdeling naar leeftijd Algemene informatie over het gedrag van het kind Hoe verloopt het contact met de gastouder? Hoe verloopt het contact met andere kinderen? Welke positie neemt het kind in de groep in? Hoe verloopt het halen/brengen? Denk je/ weet je of het kind het naar zijn zin heeft? Wat doet het kind graag, waar speelt het kind mee? Zijn er observatieverslagen uit het verleden? Specifieke informatie over het opvallende gedrag van het kind bij de gastouder Welk gedrag neemt je waar? Beschrijf dit gedrag. Hoe lang doet dit gedrag zich al voor? Weet je een concrete aanleiding die eraan vooraf ging? Waar gebeurde dit? Hoe vaak komt dit gedrag voor? Elke keer wanneer het kind aanwezig is? Meerdere keren op een dagdeel? Af en toe? Hoe vaak precies? Op welke momenten en/of in welke situaties komt het gedrag voor? Hoe hebben jullie tot nu toe gereageerd op het opvallende gedrag? Wat was het effect? Gegevens over de woon/thuissituatie Herkennen de ouders/verzorgers het hierboven beschreven gedrag? Vertoont het kind dit gedrag ook thuis? Zo ja, hoe vaak? Vertoont het kind het gedrag ook in andere situaties? Zo ja, welke? Hoe gaan de verzorgers om met dit gedrag? Wat is het effect van de manier waarop verzorgers met het gedrag omgaan? Hoe is de relatie van het kind met de andere gezinsleden? Factoren kind, verzorgers, kinderdagverblijf, BSO Zet de factoren op een rijtje die van invloed kunnen zijn op het gedrag vanuit het kind, het gezin en het kindercentrum.
16
Bijlage 4 Dossiervorming Datum Naam kind Geboortedatum Locatie/gastouder Ingevuld door
: ……………………………………………………………………………………. : …………………………………………………………………………………….. : …………………………………………………………………………………….. : …………………………………………………………………………………….. : ……………………………………………………………………………………..
Omschrijving probleem: ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
Genomen stappen ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… Eventuele concequenties ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
Vervolgstappen ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
Besproken met leidinggevende/bemiddelingsmedewerker dd………………………………………. Besproken met ouders
17
ja/nee
ja/nee dd……………………………………….
Bijlage 5 A. Signalenlijst kindermishandeling 0-4 jarigen Voorwoord Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! Om na signalering een volgende stap te kunnen zetten, is het aan te bevelen dat een organisatie beschikt over een handleiding ten aanzien van kindermishandeling. De signalenlijst kan dan als bijlage aan de handleiding worden toegevoegd. De signalen die in deze lijst worden vermeld, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. Je kan ook altijd overleggen met Veilig Thuis over signalen die je zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen.
1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen • achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling • schijnbare achterstand in verstandelijk ontwikkeling • regressief gedrag • niet zindelijk op leeftijd waarvan men het verwacht Relationele problemen ten opzichte van de verzorgers: • totale onderwerping aan de wensen van de verzorgers • sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de verzorgers • onverschilligheid ten opzichte van de verzorgers • kind is bang voor verzorger • kind vertoont heel ander gedrag als verzorgers in de buurt zijn ten opzichte van andere volwassenen: • bij oppakken houdt het kind zich opvallend stijf • bevriezing bij lichamelijk contact • allemansvriend • lege blik in ogen en vermijden van oogcontact • waakzaam, wantrouwend
18
ten opzichte van andere kinderen: • speelt niet met andere kinderen • is niet geliefd bij andere kinderen • wantrouwend • terugtrekken in eigen fantasiewereld. Gedragsproblemen • plotselinge gedragsverandering • geen of nauwelijks spontaan spel, geen interesse in spel • labiel, nerveus • depressief • angstig • passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos • agressief • hyperactief • niet lachen, niet huilen • niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn • eetproblemen • slaapstoornissen • vermoeidheid, lusteloosheid
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) • blauwe plekken • krab-, bijt- of brandwonden • botbreuken • littekens Voedingsproblemen • ondervoeding • voedingsproblemen bij baby's • steeds wisselen van voeding • veel spugen • matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding • weigeren van voeding • achterblijven in lengtegroei Verzorgingsproblemen • slechte hygiëne • ernstige luieruitslag • onvoldoende kleding • onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg • veel ongevallen door onvoldoende toezicht • herhaalde ziekenhuisopnamen • recidiverende ziekten door onvoldoende zorg • traag herstel door onvoldoende zorg
19
3. Kenmerken verzorgers/gezin Verzorger/kind relatiestoornis • verzorger draagt kind als een 'postpakketje' • verzorger troost kind niet bij huilen • verzorger klaagt overmatig over het kind • verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind • verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger • geweld in eigen verleden • apathisch en (schijnbaar) onverschillig • onzeker, nerveus en gespannen • onderkoeld brengen van eigen emoties • negatief zelfbeeld • steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') • afspraken niet nakomen • kind opeens van peuterspeelzaal/kinderdagverblijf afhalen • aangeven het bijna niet meer aan te kunnen • verzorger met psychiatrische problemen • verslaafde verzorger Gezinskenmerken • ‘multi-problem’ gezin • ouder die er alleen voorstaat • regelmatig wisselende samenstelling van gezin • isolement • vaak verhuizen • sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, et cetera • veel ziekte in het gezin • draaglast gezin gaat draagkracht te boven • geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
4. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken • verwondingen aan genitaliën • vaginale infecties en afscheiding • jeuk bij vagina en/of anus • problemen bij het plassen • recidiverende urineweginfecties • pijn in de bovenbenen • pijn bij lopen en/of zitten • seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen • angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder
20
Gedragsproblemen afwijkend seksueel gedrag: • excessief en/of dwangmatig masturberen • angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact • niet leeftijdsadequaat seksueel spel • niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit • angst om zich uit te kleden • angst om op de rug te liggen • negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam • schrikken bij aangeraakt worden • houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') • geen plezier in bewegingsspel
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen • agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) • opstandigheid • angst • negatief zelfbeeld • passiviteit en teruggetrokkenheid • zichzelf beschuldigen • verlegenheid Problemen in sociaal gedrag en competentie • wantrouwen ten aanzien van de omgeving • gebrek aan sociale vaardigheden
21
Bijlage 6 B. Signalenlijst kindermishandeling 4-12 jaar Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stress-indicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van verzorgers en gezin genoemd.
1. Psycho-sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen • achterblijven in taal-, spraak-, motorische, emotionele en/of cognitieve ontwikkeling • schijnbare achterstand in verstandelijke ontwikkeling • regressief gedrag • niet zindelijk Relationele problemen ten opzichte van de verzorgers: • totale onderwerping aan de wensen van de verzorgers • sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de verzorgers • onverschilligheid ten opzichte van de verzorgers • kind is bang voor verzorger • kind vertoont heel ander gedrag als verzorgers in de buurt zijn Relationele problemen ten opzichte van andere volwassenen: • bevriezing bij lichamelijk contact • allemansvriend • lege blik in de ogen en vermijden van oogcontact • waakzaam, wantrouwend Relationele problemen ten opzichte van andere kinderen: • speelt niet met andere kinderen • is niet geliefd bij andere kinderen • wantrouwend • terugtrekken in eigen fantasiewereld.
22
Gedragsproblemen • plotselinge gedragsverandering • labiel, nerveus gespannen • depressief • angstig • passief, in zichzelf gekeerd, meegaand, apathisch, lusteloos • agressief • hyperactief • destructief • geen of nauwelijks spontaal spel, geen interesse in spel • vermoeidheid, lusteloosheid • niet huilen, niet lachen • niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn • schuld- en schaamtegevoelens • zelfverwondend gedrag • eetproblemen • anorexia / boulimia • slaapstoornissen • bedplassen / broekpoepen
2. Medische signalen Lichamelijke kenmerken (specifiek voor lichamelijke mishandeling) • blauwe plekken • krab-, bijt- of brandwonden • botbreuken • littekens Verzorgingsproblemen (specifiek voor verwaarlozing) • slechte hygiëne • onvoldoende kleding • onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg • veel ongevallen door onvoldoende toezicht • herhaalde ziekenhuisopnamen • recidiverende ziekten door onvoldoende zorg • traag herstel door onvoldoende zorg Overige medische signalen • ondervoeding • achterblijven in lengtegroei • psychosomatische klachten (buikpijn, misselijkheid, hoofdpijn, etc.)
23
3. Kenmerken verzorgers / gezin Verzorger-kind relatiestoornis • verzorger troost kind niet bij huilen • verzorger klaagt overmatig over het kind • verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van het kind • verzorger toont weinig belangstelling voor het kind Signalen verzorger • geweld in eigen verleden • apathisch en (schijnbaar) onverschillig • onzeker, nerveus en gespannen • onderkoeld brengen van eigen emoties • negatief zelfbeeld • steeds naar andere artsen/ziekenhuizen gaan ('shopping') • afspraken niet nakomen • kind opeens van buitenschoolse opvang afhalen • aangeven het bijna niet meer aan te kunnen • verzorger met psychiatrische problemen • verslaafde verzorger Gezinskenmerken • ‘multi-problem' gezin • verzorger die er alleen voorstaat • regelmatig wisselende samenstelling van gezin • isolement • vaak verhuizen • sociaal-economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie, et cetera • veel ziekte in het gezin • draaglast gezin gaat draagkracht te boven • geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
4. Specifieke signalen bij seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken • verwondingen aan genitaliën • vaginale infecties en afscheiding • jeuk bij vagina en/of anus • problemen bij het plassen • recidiverende urineweginfecties • pijn in de bovenbenen • pijn bij lopen en/of zitten • seksueel overdraagbare ziekten Relationele problemen • angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder • sterk verzorgend gedrag, niet passend bij de leeftijd van het kind (parentificatie)
24
Gedragsproblemen Afwijkend seksueel gedrag • excessief en/of dwangmatig masturberen • angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact • seksueel agressief en dwingend gedrag ten opzichte van andere kinderen • niet leeftijdsadequaat seksueel spel • niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit • angst voor zwangerschap • angst om zich uit te kleden • angst om op de rug te liggen • negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam • schrikken bij aangeraakt worden • houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') • geen plezier in bewegingsspel
5. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen • agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, met name jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan) • alcohol- of drugsgebruik • opstandigheid • angst • depressie • negatief zelfbeeld • passiviteit en teruggetrokkenheid • zichzelf beschuldigen • verlegenheid • suïcidaliteit Problemen in sociaal gedrag en competentie • sociaal isolement: proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten (zonder ze mee naar huis te nemen) • wantrouwen ten aanzien van de omgeving • gebrek aan sociale vaardigheden Schoolproblemen • schooluitval • moeite met concentreren • overcompenseren (opvallend extra inzet op school)
25
Bijlage 7 Aandachtspunten voor een gesprek met verzorger(s) Het doel van een gesprek is om de zorgen over datgene is waargenomen bij het kind, aan gedrag of concrete lichamelijke verschijnselen, met de verzorger(s) te delen. Dit gesprek vindt altijd plaats in het bijzijn van de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Houd de volgende uitgangspunten in de gaten: • Bespreek wat je waarneemt bij het kind, bespreek niet je vermoedens. • Ga er van uit dat verzorger(s) het beste voor hun kinderen willen en dat is ook wat jij wilt: daar zit jullie gemeenschappelijke noemer. Je hoeft geen schuldvraag aan de orde te stellen; je doet een beroep op de zorg van verzorger(s) voor hun kind. Omdat de verzorger(s) hun kind een aantal dagen per week aan jou toevertrouwen, ben jij een belangrijk persoon voor het kind en de verzorger(s). Het is dus logisch om de zorgen over het kind te delen. Dit delen van zorgen is een proces en vraagt om een procesmatige aanpak. Fases in een procesmatige aanpak 1. Afwegingen vóór het gesprek: • Wie neemt de leiding in het gesprek. De medewerker of de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Bespreek dit van te voren. • Nodig je beide verzorgers expliciet samen uit, leg je deze keuze voor aan één verzorger, of laat je dit aan de verzorgers over? • Bepaal van te voren wat het doel is van het gesprek. 2. Spreek de zorg om het kind uit: Ik heb je kind nu (aantal) keer/maanden gezien. Ik maak me zorgen over een aantal dingen die ik graag met jou/jullie zou willen bespreken. Is dit goed? 3. Bespreek een voor een de signalen aan de hand van onderstaande punten: • Beschrijf het signaal in concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag: ‘Het is mij opgevallen dat jullie kind 's morgens vaak komt met hele volle vieze luiers en ook luieruitslag heeft die maar niet over lijkt te gaan; Jullie kind speelt in de poppenhoek vaak seksuele handelingen na met de poppen en hij/zij doet dit als volgt…’En dan vul je concrete waarnemingen in. • Vraag of dit signaal herkend wordt: Is jullie dit wel eens opgevallen? Gebeurt dit thuis ook wel eens? Hoe lang is dit al zo? In welke situaties gebeurt dit?’ • Vraag of ouders een idee hebben waar dit vandaan komt: Hebben jullie enig idee waar dit vandaan komt? Wat vinden jullie ervan? • Spreek (indien nodig) je zorg uit over dit signaal: ‘Ik maak me er toch zorgen over dat jullie kind dit doet/heeft.’ 4. De verzorger(s) delen de zorg 5. De verzorger(s) nemen de zorg over Aandachtspunten: • Gebruik niet het woord signaal, maar beschrijf concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag. • Leg de nadruk op het delen van zorg, niet op het beschuldigen/verdenken van de verzorger(s).
26
Zorgen delen Je kunt zorgen niet delen met de verzorger(s), wanneer het niet de zorgen van beide partijen zijn. Het kan geruime tijd in beslag nemen om zover te komen. Wanneer de verzorger(s) datgene wat je hebt waargenomen absoluut (nog) niet kunnen waarnemen, is het van het grootste belang om bij dit onderdeel stil te blijven staan en niet de volgende fase van het gesprek in te gaan. Je kunt verzorger(s) in zo’n geval bijvoorbeeld vragen om het kind eens een tijdje te observeren en op te letten of ze dan toch het gedrag waarnemen dat jij als gastouder genoemd hebt. In een volgende afspraak kunnen jullie het er dan weer over hebben. Een andere mogelijkheid is te vragen of de verzorger(s) een ochtendje bij de gastouder wil(len) komen kijken. Je kunt dan meteen aanwijzen welk gedrag je bedoelt. Neem hier de tijd voor. Want zolang verzorger(s) de signalen die jij met ze besproken hebt niet waarnemen, is delen van de zorg niet aan de orde. Emoties In deze fase kunnen emoties een grote rol spelen. De verzorger(s) kunnen bijvoorbeeld boos worden, zich tekort voelen schieten en zich hier schuldig over voelen of zich schamen over het door jou beschreven gedrag van hun kind. Bijvoorbeeld wanneer je masturbatiegedrag of seksueel gedrag in de poppenhoek hebt beschreven. Verzorger(s) kunnen door hun emoties op heel verschillende manieren reageren. Daarom is het altijd verstandig om expliciet naar de reactie van de verzorger(s) te vragen. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat ik jullie ermee overrompel. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk voor jullie is dat ik hier nu mee gekomen ben. Hoe ligt dit voor jullie?’ De verzorger(s) kunnen ook boos worden. Een manier om met boosheid of agressie om te gaan, is onder woorden te brengen wat je waarneemt en je eigen angst hiervoor (jezelf klein maken). ‘Ik zie dat jullie boos zijn en ik vind dat moeilijk, het maakt mij onzeker.’ Wanneer je als medewerker persoonlijk geraakt bent door wat je gezien of gehoord hebt van het kind is het goed dit onder woorden te brengen. Zolang de emoties de overhand hebben, is er geen gelegenheid om de verzorger(s) concrete, zakelijke informatie te geven. Laat staan naar een volgende stap te gaan. Pas wanneer de emoties een plaats hebben gekregen, is er gelegenheid om de verzorger(s) concrete, zakelijke informatie te geven. Verduidelijking vragen Bij iedere fase is het van belang te vragen wat de verzorger(s) ervan vinden en of zij het genoemde herkennen. Vraag ook door als iets niet helemaal duidelijk is. ‘Wat bedoel je daar precies mee? Begrijp ik goed dat je zegt dat…’ Er kunnen dus meerdere gesprekken nodig zijn voordat je als medewerker op één lijn zit met de verzorger(s) wat betreft het waarnemen van de door jou gesignaleerde verschijnselen en gedragingen van hun kind. Het delen van de zorg en het overnemen van de zorg zijn dan de volgende stappen die de verzorger(s) moeten maken. Het is van groot belang om het waargenomene ook dan nog over langere tijd te volgen en bij te houden in een logboek. Hierin kun je ook de afspraken met de verzorger(s) bijhouden. De praktijk leert dat wanneer je deze fase eenmaal bereikt hebt, de verzorger(s) een belangrijke steun zijn in het verder zoeken naar een mogelijke oorzaak van het zorgwekkende gedrag van hun kind. Verzorger(s) kunnen dan meestal heel goed meedenken over de verdere hulp die zij denken nodig te hebben. Bron: Mw. J. vd. Berg, jeugdarts bij de afdeling jeugdgezondheidszorg, dienst OCW, gemeente Den Haag
27
Bijlage 8 Enkele aandachtspunten in het contact met allochtone gezinnen Zorg dat je vooraf aan het gesprek goed op de hoogte bent van de gewoonten van het gezin. De echtgenoot en bij zijn afwezigheid de oudste zoon, is vaak degene die de contacten naar de buitenwereld onderhoudt. Het is belangrijk om hem bij alles te betrekken. Het verwoorden van de feiten in beelden en voorbeelden werkt vaak beter dan concreet zeggen waar het op staat. Houd rekening met de familie-eer. Er wordt veel waarde gehecht aan hiërarchische structuren binnen het gezin, de verdere familie en de samenleving. Probeer afspraken met iemand te maken die hoog op de ladder staat. Het is eervoller een probleem met behulp van de familie op te lossen dan met die van buitenstaanders. Het betrekken van bijvoorbeeld een oom bij een probleem is in veel gevallen acceptabeler dan het inschakelen van een Nederlandse instantie. Als je dreigt vast te lopen vraag naar dergelijke familiecontacten. In veel allochtone gezinnen is het onbeleefd om tegen een autoriteit (leerkracht, arts, et cetera) nee te zeggen. Dat wil zeggen, dat niet altijd uitgevoerd wordt wat afgesproken is. Kijk niet vreemd op als bij een gesprek een hele familie aanwezig is. Wil je bijvoorbeeld met een ouder apart praten, zonder kinderen of familie, nodig hem/haar echt apart uit. Je moet het specifiek maken. Veel vrouwen mogen niet alleen met een vreemde man zijn. Zorg in dat geval voor de aanwezigheid van een vrouwelijke collega. Emotionele problemen worden vaak benoemd in termen van lichamelijke klachten, angst kan bijvoorbeeld hoofdpijn genoemd worden. Het consult bij de huisarts lost het probleem niet op. Mensen zijn letterlijk ziek van angst. Naast de reguliere gezondheidszorg worden vaak genezers uit het land van herkomst geconsulteerd, omdat men bijvoorbeeld denkt dat de betreffende persoon bezeten is. Dergelijke rituelen zijn voor betrokkenen vaak van grote emotionele betekenis. Als vrouw is het best mogelijk om met een Turkse of Marokkaanse vrouw alleen te praten, zeker wanneer je aangeeft dat het gaat om ‘vrouwenzaken’. ‘Vrouwenzaken ‘ kunnen gaan over onderwerpen als menstruatie, kinderen krijgen en dergelijke. Het is dan vrij legitiem de man te vragen niet bij het gesprek aanwezig te zijn. Dit biedt gelegenheid om vertrouwelijk met een moeder te praten. (Bron (bewerkt): Mevrouw A. Koning, maatschappelijk werker Veilig Thuis Utrecht)
28
Bijlage 9 Aandachtspunten tijdens een gesprek met kinderen Een gesprek met het kind kan mogelijk extra informatie bieden over de situatie waarin het kind zich bevindt. Vanaf ongeveer 2 jaar is het mogelijk een gesprek(je) te voeren met het kind. Houd tijdens dit gesprek rekening met de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Het is niet de bedoeling dat het kind ondervraagd wordt. Een gesprek met het kind heeft aanvullende informatie dan wel steunend contact tot doel, en mag niet in de plaats van het contact met de ouders komen. Ter voorbereiding van zo’n gesprek kun je overleggen met de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker en eventueel een pedagoog. Er mag onder geen enkele voorwaarde zo’n gesprek plaatsvinden zonder overleg met leidinggevende/bemiddelingsmedewerker. Naast het contact met het kind is het zeer belangrijk om met een open houding het contact met ouders aan te gaan. Tips voor het gesprek: • • • • • • •
• • • • •
• • •
Voer het gesprek met een open houding. Sluit aan bij waar het kind op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, een tekening of knutselen. Ga op dezelfde ooghoogte zitten als het kind en kies een rustig moment uit. Steun het kind en stel het op zijn gemak. Gebruik korte zinnen. Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet in voor het kind. Begin met open vragen (Wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie heeft dat gedaan?) en wissel deze af met gesloten vragen (Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?). Vraag niet verder, wanneer het kind niets wil of kan vertellen. Houd het tempo van het kind aan, niet alles hoeft in één gesprek. Laat het kind niet merken dat je van het verhaal schrikt. Val de ouders (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, in verband met loyaliteitsgevoelens. Geef aan dat je niet geheim kan houden wat het kind vertelt. Leg uit dat je met anderen gaat kijken hoe u het kind het beste kan helpen. Leg het kind uit dat je hem/haar op de hoogte houdt van elke stap die u neemt. Het kind moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van de te nemen stappen. Vertel het kind dat het heel knap is dat hij/zij het allemaal zo goed kan vertellen. Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind. Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
Schrijf na het gesprek een verslag waarin je duidelijk onderscheid maakt tussen feitelijke zaken en meningen van de medewerker zelf. Dit verslag moet opgenomen worden in het dossier.
29
Bijlage 10 Omgaan met privacy Tijdens het uitvoeren van de stappen in het protocol, is het belangrijk dat er zorgvuldig gehandeld wordt. Er is immers sprake van persoonlijk informatie over kinderen en gezinnen (zie ook de privacyrichtlijnen van de eigen instelling). De wet op de Jeugdzorg (2005) geeft de gedragslijnen aan over het inzagerecht. Een ouder en/of wettelijk vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een voogd) heeft het recht om het dossier van zijn/haar kind in te zien. Kinderen tussen de 12 en 16 jaar hebben gedeeltelijk recht op inzage en vanaf 16 jaar heeft een jongere recht op inzage. Inzage kan worden geweigerd wanneer het belang van het kind, de melder en/of informant wordt geschaad. Belangrijke tips bij het omgaan met privacy • •
•
• •
• •
• • • •
•
30
Betrek bij een overleg niet teveel mensen. Zorg dat informatie over kinderen en gezinnen altijd binnenshuis blijft. Emoties kunnen de privacy in gevaar brengen. Soms willen medewerkershun collega’s als uitlaadklep gebruiken. Dit is begrijpelijk, maar qua privacy niet de juiste manier om met de situatie om te gaan. Betrek daarom alleen personen die in het stappenplan genoemd worden. Contact met andere instellingen kan alleen na toestemming van de ouder of wettelijk vertegenwoordiger. Contact met andere instellingen zonder toestemming kan alleen anoniem. Het gezin of kind mag dan niet bekend worden gemaakt. Een uitzondering hierop is het contact met Veilig Thuis. Dit kan zonder toestemming van ouders of wettelijke vertegenwoordiger. Wees zorgvuldig met schriftelijke informatie. Verzorger(s) hebben recht op inzage in verslagen, formulieren en observatieverslagen. Alleen als het anonieme werkaantekeningen zijn, hebben ouders/verzorgers geen inzagerecht. Schrijf daarom alsof de verzorger(s) over je schouder meekijken. Beschrijf waarneembaar gedrag en wees voorzichtig met interpretaties. Als de verzorger(s) een verslag willen inzien, kun je voorstellen om het samen met hen te lezen. Erover te praten en waar nodig toe te lichten. Daarna kan een kopie worden meegegeven. Een andere mogelijkheid is om de belangrijkste punten uit het verslag en afspraken tijdens het gesprek op papier te zetten en aan de verzorger(s) te geven. Dit vormt tegelijk een leidraad voor eventuele volgende gesprekken met de verzorger(s). Schriftelijke informatie moet goed worden opgeborgen in een afsluitbare kast. Informatie die niet (meer) relevant is moet worden vernietigd of aan verzorgers worden meegegeven. Schriftelijke informatie mag niet zonder toestemming van ouders of wettelijke vertegenwoordiger aan derden worden verstuurd. Eén uitzondering hierop vormt Veilig Thuis. Schriftelijke informatie die de instelling van derden ontvangt, moet ook met toestemming van de ouders of wettelijke vertegenwoordiger zijn verstuurd. Als dit niet zo is, is het verstandig de informatie terug te sturen. De verantwoordelijkheid voor de vorming van het dossier ligt bij de leidinggevende/bemiddelingsmedewerker.
Bijlage 11 Sociale kaart Landelijke telefoonnummers:
Politie, brandweer en ambulance SPOED bel: 112 (geen spoed 0900-8844) Veilig Thuis Friesland (0800-2000 24/7 bereikbaar, gratis) Kindertelefoon (0800-0432) /noodgevallen contact “sensoor” 0900-0767 (www.kindertelefoon.nl) Landelijk Bureau Slachtofferhulp (030-2340116) Provinciale en landelijke gegevens: AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) en SHG (Stichting Huiselijk Geweld) samengegaan per 1 januari 2015 onder naam VEILIG THUIS Tesselschadestraat 2 8913 BC, Leeuwarden Postbus 312, 8901 BC Leeuwarden Bel Gratis: 0800-2000 (dag en nacht, ook in het weekend)
[email protected] Advies-en Steunpunt Huiselijk Geweld is per 1-1-2015 samengaan in Veilig Thuis Bureau Jeugdzorg, per 1 januari 2015 onder naam REGIE CENTRUM BESCHERMING EN VEILIGHEID Tesselschadestraat 2 8913 BC, Leeuwarden Postbus 312, 8901 BC Leeuwarden Tel. 058- 2 333 777 Locatie Sneek: Hegedyk 6, 8601 ZR Sneek, tel. 0515-43 77 00
[email protected] •
GGD Fryslan Tel: 088-2299222
[email protected] GGD Fryslân Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar Postadres: Postbus 612 8901 BK Leeuwarden Informatie/advieslijn: 088-22 99 444 E-mail:
[email protected] www.ggdfryslan.nl Centrum voor Jeugd en Gezin Provincie Friesland, Ga naar de website: CJG Friesland en “klik” op de gemeente voor nadere informatie CJG medewerkers desbetreffende gemeente
•
Mee Friesland Vanaf 1 januari 2015 kunt u zich met uw vragen melden bij het gebiedsteam in uw gemeente. Meer informatie vindt u op de website van uw gemeente. MEE friesland 058-2844944
[email protected] Preventieteam kindermishandeling Postbus 612 8901BK Leeuwarden Tel. (058) 233 43 34 Fax. (058) 233 39 03 E-mail:
[email protected]
31
Politie Friesland Postbus 269 8901 BB Leeuwarden Tel. 0900-8844 Politie Sneek, afdeling Zedenzaken: contactpersonen Gerrit Bosma en Koert Winkel, via 0900-8844 of 058- 880 78 55 www.politie.nl/Friesland Raad voor de kinderbescherming Locatie Leeuwarden Lange Marktstraat 5 8911 AD Leeuwarden Postbus 2203 8901 JE Leeuwarden Tel. 058- 234 3333 www.kinderbescherming.nl Maatschappelijk Werk Fryslân Moleind ZZ 95 9203 ZX Drachten Tel. 0512-586878 E-mail:
[email protected] www.smwf.nl Bureau Slachtofferhulp Nederland Pallas Athenedreef 27 3561 PE Utrecht, Postbus 14208, 3508 SH Utrecht E-mail:
[email protected], www.slachtofferhulp.nl Blijf van m'n Lijf-huizen Blijf van m'n Lijf Friesland Postbus 1087 8900 CB Leeuwarden Tel. 058.2130.384 [alarmnummer] Fier Fryslan Mr. P.J. Troelstraweg 149 8919 AA Leeuwarden Tel. 058-2157084 E-mail:
[email protected] www.fierfryslan.nl
32
•
Verslavingszorg Noord-Nederland Oostergoweg 8 8932 PG Leeuwarden Tel. 058-2847647 E-mail:
[email protected] www.vnn.nl
•
Welzijn Centraal Zuidvliet 620, Leeuwarden Tel: 058-2348434
33
•
Schoolbegeleidingsdienst Cedin Lavendelheide 21 9202 PD Drachten 088- 0200 300 E-mail:
[email protected] www.cedin.nl
•
Inspectie van het onderwijs Vertrouwensinspecteurs voor Nederland De Vertrouwensinspecteurs zijn alle werkdagen tijdens kantooruren (0800-17.00) bereikbaar op het nummer: 0900-1113111 (lokaal tarief)
Hier onder kunnen instellingen, huisartsen etc. worden genoteerd. De gegevens verschillen namelijk per locatie/regio. Huisarts
Naam: …………………………………………………………………………………………………….. Adres: …………………………………………………………………………………………………….. Tel. : ……………………………………………………………………………………………………….. Instelling: ………………………………………………………………………………………………….. Contactpersoon: ………………………………………………………………………………………….. Adres: …………………………………………………………………………………………………….. Tel. : ………………………………………………………………………………………………………..
Instelling: ………………………………………………………………………………………………… Contactpersoon: ……………………………………………………………………………………….. Adres: …………………………………………………………………………………………………….. Tel. : ……………………………………………………………………………………………………….. Instelling: ………………………………………………………………………………………………… Contactpersoon:………………………………………………………………………………………….. Adres: …………………………………………………………………………………………………….. Tel. : ………………………………………………………………………………………………………..
34
Bijlage 12 Invulblad sociale kaart Controleer regelmatig of de gegevens van de sociale kaart kloppen. Vul veranderde gegevens in op deze extra invulbladen. Hierop is ook ruimte voor het invullen van gegevens van relevante instellingen die nog niet zijn genoemd. Het is handig om een leeg invulblad achter de hand te houden voor extra kopieën. Instelling:
…………………………………………………………………………...
Adres:
…………………………………………………………………………...
Telefoonnummer/fax: …………………………………………………………………………... E-mail:
…………………………………………………………………………...
Contactpersoon:
…………………………………….
De instelling biedt:
advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting
Tel.: ……………………………
Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling:
…………………………………………………………………………...
Adres:
…………………………………………………………………………...
Telefoonnummer/fax: …………………………………………………………………………... E-mail:
…………………………………………………………………………...
Contactpersoon:
…………………………………….
De instelling biedt:
advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting
Tel.: …………………………..
Beschrijving werkwijze instelling: …………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………….. Instelling:
…………………………………………………………………………...
Adres:
…………………………………………………………………………...
Telefoonnummer/fax: …………………………………………………………………………... E-mail:
…………………………………………………………………………...
Contactpersoon:
…………………………………….
De instelling biedt:
advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting
Tel.: …………………………..
Beschrijving werkwijze instelling: ……………………………………………………………………………………………………..
35
Bijlage 13 Verdere informatie Voor informatie over kindermishandeling kan je terecht bij: NIZW Jeugd / Expertisecentrum Kindermishandeling Informatie en beleidsadvisering Postbus 19152 3501 DD Utrecht Infolijn: 030-2306564 Fax: 030-2319641 E-mail:
[email protected] Internet: www.kindermishandeling.nl (voor kinderen en jongeren) www.kindermishandeling.info (voor volwassenen) Kijk voor informatie over het internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind: www.kinderrechten.nl Relevante web sites www.nizwjeugd.nl www.kindertelefoon.nl www.seksueelkindermisbruik.nl www.seksueelgeweld.nl www.huiselijkgeweld.nl
36
Bijlage 14 Boeken over kindermishandeling Achtergrondinformatie Spanjaard, H Seksualiteit en (vermoedens van) seksueel misbruik in gesprekken met ouders Adriaenssens, P. Mijn kind is bang (en ik ook). Opvoeden tot weerbaarheid - Tielt, Lannoo nv, , 1998, ISBN 90-2093120-2 Baartman, H. Opvoeden kan zeer doen. Over oorzaken van kindermishandeling, hulpverlening en preventie Utrecht, SWP, 1996, 256 blz., ISBN 90-6665-218-7 Boek over de oorzaken van lichamelijke mishandeling en verwaarlozing. Met aandacht voor de hulpverleningspraktijk en primaire preventie. In dit verband worden de risicofactoren besproken. Baeten, P., Geurts, E. In de schaduw van het geweld. Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. NIZW 2002, Utrecht. ISBN 90-5050-936-3 Dit boek brengt de kinderen in beeld die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Het belicht de achtergrond en de aard van de problematiek en beschrijft, wat het voor kinderen betekent getuige te zijn van geweld. Er worden handreikingen gedaan voor het signaleren van deze kinderen en adviezen gegeven voor de hulpverlening. Doef, S. van der Kleine mensen grote gevoelens. Kinderen en hun seksualiteit - Amsterdam, De Brink, Ploegsma bv, 1994, ISBN 90-216-7161-1 Hondsmerk, R., E. Kok Een geheim teveel….. - ISBN 90-6067-636-X Imbens, Al., I. Jonker Godsdienst en incest - Amersfoort, An Dekker, 1991, 269 blz., ISBN 90-5017-094-8 Aan de hand van interviews wordt ingegaan op incest binnen godsdienstige milieus en de samenhang met de geloofsbeleving. Tevens aandacht voor de begeleiding van vrouwen en kinderen als slachtoffer. Killen, K. Het mishandelde kind. Kindermishandeling en een tekort aan zorg - Rotterdam, Ad Donker, 1999, 403 blz., ISBN 90-6100-461-6 Rensen, B. Kindermishandeling: voor het leven beschadigd - Utrecht, Bruna, 1990, 192 blz., ISBN 90-2297928-8 Aandacht voor de vormen, achtergronden, gevolgen, signalering, diagnostiek, behandeling en preventie van kindermishandeling. Voorbeelden uit de praktijk van de auteur (jeugdarts) verduidelijken het geheel. Strik, W., M. Borghorst Boos, bang, blij - ISBN 90-609-2902-0
37
Wolzak, A. Kindermishandeling - signaleren en handelen - Utrecht, NIZW Uitgeverij, ISBN 90-5050-797-2 Ervaringsverhalen en romans Lichtenburcht, C. van, K. de Klein Sporen op de ziel. Mannen en vrouwen over de verwerking van hun incestverleden - Amsterdam, Anthos, 1997, 279 blz., ISBN 90-414-0219-5 Achttien incestslachtoffers vertellen over hun ervaringen, de invloed die het misbruik op hun leven heeft gehad en de, mede dankzij therapeutische hulp, geslaagde verwerking van deze ervaringen. Liebeek-Hoving, I. Céleste's kleine oorlog - Utrecht, Kwadraat, 1996, 96 blz., ISBN 90-6481-262-4 Roman over Céleste die als kind geestelijk mishandeld is door haar stiefvader en zijn zoon. Als ze achttien is, vlucht ze het huis uit. Met hulp van haar zusje, een hospita en haar vriendinnen overwint ze de gebeurtenissen uit haar jeugd. Mitgutsch, A. Het land van de geslagen kinderen - Amsterdam, Van Gennep, 1988, 222 blz. ISBN 90-6012-6254 Roman waarin een moeder terugblikt op haar jeugd en de kindertijd van háár moeder, die net als zijzelf werd mishandeld. Zij nam zich voor haar dochter beter op te voeden. De erfenis van haar moeder bleek echter sterker dan zijzelf. Rubin, L. Het onverwoestbare kind - Amsterdam, Ambo, 1997, 239 blz., ISBN 90-263-1484-1 De auteur laat aan de hand van acht levensverhalen van in hun jeugd mishandelde volwassenen zien dat het ondanks een verwoestende kindertijd mogelijk is als een gelukkig mens in het leven te staan. Slee, C. Moederkruid - Amsterdam, Prometheus, 2001, 202 blz., ISBN 90-446-0008-7 Boeken voor kinderen Botte, M.F., P. Lemaitre Kaatje Cactusbloem en haar egel: wij mij aanraakt, krijgt een prik - Houten, Van Reemst Uitgeverij, 1996, ISBN 90-410-9028-2 Aan de hand van grappige tekeningen bespreekt Kaatje situaties waarin kinderen (seksueel) bedreigd worden. Kaatje vindt elke keer een oplossing voor de problemen. Het boekje is geschreven om kinderen weerbaar te maken, maar suggereert daardoor wellicht ook een schijnveiligheid. Delfos, M. Sanne - Westbroek, Harlekijn Uitgeverij, 1993, 35 blz., ISBN 90-6386-106-0 Therapeutisch voorleesverhaal. Sanne wordt mishandeld door haar moeder. Ze verzint allerlei vriendjes en vriendinnetjes die haar helpen en troosten. Ze denkt dat ze het altijd fout doet. Vanaf 4 jaar. Delfos, M. Blijf van me af! - Westbroek, Harlekijn, 1995, 31 blz., ISBN 90-638-6115-X Therapeutisch voorleesverhaal. Er is een versie voor meisjes en een voor jongens. De hoofdpersoon wordt seksueel misbruikt door een stiefvader. De schoolarts bemerkt bij onderzoek iets. Van 8 tot 12 jaar.
38
Doef, S. van der Ben jij ook op mij? - ISBN 90-216-1498-7 Ik vind jou lief - ISBN 90-216-1150-3 Vanaf 6 jaar
Dorrestijn, H. Brandnetels en andere verhalen over kindermishandeling - Amsterdam, Bert Bakker, 1995, 98 blz., ISBN 90-351-1449-3 Zijn jeugdervaringen motiveerden de auteur een boek te schrijven met verhalen en gedichten over kindermishandeling. Vanaf 10 jaar. Glansbeek, J. Tante Pech en de pechvogeltjes - Amsterdam/Antwerpen, Piramide, 1994, 55 blz., ISBN 90-2540741-2 Tante Pech, een oude uil, beschermt met haar vleugels en troostende woorden dieren die door hun ouders lelijk behandeld worden. Een symbolisch verhaal over wat je na mishandeling kunt doen. Vanaf 8 jaar. Grootel, L. van Nina Regenboog - Haarlem, Holland, 1998, 126 blz., ISBN 90-2510-792-4 Hester komt erachter dat haar vriendin Nina een geheim verbergt waarover ze niet wil praten. Hester maakt zich zorgen. Uiteindelijk vindt ze uit waarom Nina zich anders gedraagt dan de andere kinderen: ze wordt thuis mishandeld. Vanaf 12 jaar. Hindman, J., T. Novak (ill.) Een pakkend boek voor kleine en voor grote mensen - Groningen, Uitgeverij Reco Multi Media, 1998, ISBN 90-764-5701-8 Een zeer komisch geïllustreerd boek dat allerlei aspecten van seksualiteit beschrijft, waaronder seksueel misbruik. Het doel is vooral om de weerbaarheid van kinderen te vergroten. Het boek heeft een mooi evenwicht gevonden tussen prettige en vervelende seksuele ervaringen en tussen humor en respect. Boeken voor ouders Adriaenssens, P.Mijn kind is bang (en ik ook). Opvoeden tot weerbaarheid - Tielt, Lannoo nv, , 1998, ISBN 90-209-3120-2 Doef, S. van der Kleine mensen grote gevoelens. Kinderen en hun seksualiteit - Amsterdam, De Brink, Ploegsma bv, 1994, ISBN 90-216-7161-1 Lamers-Winkelman, F. Een werkboek voor ouders van seksueel misbruikte kinderen - Amsterdam, SWP, 20 blz., ISBN 90-6665-347-7 Marsten, S. Geef uw kind zelfvertrouwen - ISBN 90-215-2563-1
39
Bijlage 15 Bronnen •
• •
• • •
40
Protocol voor het omgaan met vermoedens van kindermishandeling voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in Den Haag, 2002, Gemeente Den Haag/dienst OCW en GGD Den Haag, afdeling GVO in samenwerking met Stichting voor opvoedingsondersteuning, het IBBK en de Stichting Welzijnsorganisatie Escamp. Meldcode kindermishandeling, 2002, Paul Baeten, NIZW Jeugd / Expertisecentrum Kindermishandeling. Protocol “Vermoeden kindermishandeling” voor het primair onderwijs in Zuid Holland Noord, 2001, GGD ZHN. S&O, AMK; Gezamenlijke uitgave van de preventieteams Zuid Holland Noord. Protocol vermoeden kindermishandeling voor 0-4 jaar, de Petteflet, januari 2001. Handleiding kwaliteitsstelsel kinderopvang&peuterspeelzaalwerk, uitgave MO-groep/Elsevier, versie december 2002. Friese Meldcode huiselijk geweld en kindermishandelding, januari 2011