Meldcode / protocol Kindermishandeling
Sophianum
Inhoudsopgave: Inleiding Blz.
3
Blz.
4 t/m 6
Blz.
7 t/m 16
Procedure bij vermoeden kindermishandeling Signaleren
Definitie van kindermishandeling De verschillende vormen van kindermishandeling Signaleringslijsten
Formulier internoverleg bij vermoeden van kindermishandeling
In gesprek met ouders en/of leerling
Blz.
17 t/m 20
Blz.
21 t/m 25
Blz.
26
Blz.
27
Tips in het voeren van gesprekken met ouders Tips in het voeren van gesprekken met leerlingen
Meldplicht en de verschillende instanties Belangrijke adressen Procedure bij vermoeden van kindermishandeling, formulier opgesteld door algemeen meldpunt kindermishandeling en huiselijk geweld Blz.
28
2
Inleiding: Beroepskrachten hebben een bijzondere verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de kinderen en ouders met wie zij in hun werk te maken hebben. Zij zijn degene die in actie moeten komen als er mogelijk sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld. Dit protocol vertelt wat wij als Sophianum moeten doen wanneer er een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld is. Kindermishandeling is een complex probleem
het laat zich moeilijk definiëren het laat zich moeilijk beheersen het laat zich moeilijk lokaliseren het verschuift in betekenis het is doordrenkt van waarden het emotioneert het vergt een combinatie van perspectieven ( opvoedingsprobleem, ontwikkelingsprobleem, gezinsprobleem, gezondheidsprobleem, delict) het vergt gecombineerde bemoeienis
Een korte definitie van kindermishandeling is: Kindermishandeling is het doen en laten van ouders of anderen in soortgelijke positie ten opzichte van een kind, dat een ernstige aantasting of bedreiging vormt voor de veiligheid en het welzijn van het kind. Dit protocol geeft handreikingen wat te doen bij een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld. De signaleringslijst die wij hiervoor gebruiken wordt daarna door de case manager opgeborgen in het dossier wanneer het resulteert in een zorgmelding of wordt vernietigd wanneer er geen zorgmelding wordt gedaan. NB. Kinderen vanaf 12 jaar en ouders van kinderen tot 16 jaar hebben het recht op inzage en correctie van de gegevens. De aanleiding voor dit nieuwe protocol is:
nieuwe wetgeving omtrent protocol kindermishandeling onzekerheid over wat te doen met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling een meldcode schept duidelijkheid over te zetten stappen en kan daarmee beroepskrachten ondersteunen
3
Procedure bij vermoedens van kindermishandeling Hoe gaat het Sophianum hier concreet mee om. 1. vermoeden Een docent (mentor, vakdocent) vangt signalen op. Deze signalen kunnen zijn:
Opmerkingen van collega’s. (dus ook leden van OOP) Opmerkingen van medeleerlingen of hun ouders Eigen waarnemingen Signalen van slachtoffer ( onder andere sociale media o.a. snapchat, brief)
De docent noteert concreet wat hij ziet of hoort met vermelding van datum, tijdstip en melder. (geen eigen interpretaties). Gedrag beschrijven. Letterlijk opschrijven wat het slachtoffer zegt. 2. Vermoedens delen met mentor Docent deelt zorgen met mentor en indien nodig met zorgcoördinator. De mentor, of iemand die een vertrouwensrelatie met de leerling heeft, neemt vanaf dit punt de leiding in dit proces en draagt verantwoordelijkheid voor het verloop van het proces. Wekelijks koppelt hij terug met de zorgcoördinator. 3. Zorg delen met team en zorgcoördinator Mentor ( zie schuin gedrukt bij 2) deelt zorgen met collega’s die ook lesgeven aan deze leerling en vraagt hen goed te kijken en te luisteren naar signalen die zorg bevestigen. De teamleider en zorgcoördinator worden eveneens geïnformeerd via een gesprek. Voorafgaand aan het gesprek met de zorgcoördinator vult de mentor het formulier “intern overleg bij signalen van kindermishandeling” in. In het gesprek met de zorgcoördinator wordt gekeken naar de ernst van de situatie. In geval van een acuut onveilige situatie wordt er verder gegaan met stap 5 of er wordt melding gedaan bij de crisisdienst. 4. Observeren, noteren en bespreken Mentor blijft de leerling observeren en blijft signalen van medeleerlingen en docenten noteren. Deze observatie duurt ongeveer 6 weken, daarna worden er afspraken gemaakt en worden de verbeterpunten geconcretiseerd. Blijven de zorgen bestaan, dan overlegt de mentor met de zorgcoördinator en teamleider. De zorgcoördinator besluit of de leerling wordt ingebracht in het ZAT of dat er eerst overleg is met iemand van team jeugd.
4
5. Gesprek met ouders/verzorgers Ouders worden uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek wordt gevoerd door de mentor samen met de zorgcoördinator al dan niet aangevuld met de teamleider. Dit gesprek vindt niet plaats wanneer:
Er acuut gevaar bestaat voor leerling of de veiligheid van de medewerkers. Er een sterk vermoeden bestaat dat ouders alle contacten met school zullen verbreken. In dat geval contact opnemen met een van de volgende organisaties: - Veilig Thuis 0800-2000 (24/7 gratis) - Politie 112 of 0900 8844
Het gesprek:
Zorgen van school worden gedeeld met ouders: wat je ziet is wat je zegt. Ouders herkennen de zorgen en gaan akkoord met advies voor hulp. Zorgcoördinator wijst de weg naar instellingen.
Het gesprek verloopt naar wens: er wordt een vervolggesprek gepland binnen 14 dagen. Zorgen worden vergroot: stap 8 6. Evaluatie/vervolg gesprek Het vervolggesprek vindt plaats binnen 14 dagen, daarna start nazorg.
Ondernomen stappen door ouders worden besproken Verbetering in situatie van de leerling wordt besproken
7. Wegen van verschillende informatie Mentor, zorgcoördinator en eventueel teamleider bespreken vorderingen in het proces. Leerling kan worden voorgedragen bij het ZAT team. 8. Beslissen Mocht er uit het vervolg traject blijken dat de zorgen en signalen onverminderd blijven bestaan dan doet het Sophianum (het ZAT team) een melding bij Team Jeugd. Ouders krijgen een afschrift van deze melding. Leerling wordt, door degene met wie hij hierover gesproken heeft, vooraf op de hoogte gesteld van stappen die school onderneemt.
5
9. Nazorg
Evalueer Blijf het kind volgen: degene die nauw betrokken is bij de leerling stelt concrete vragen ( in overleg met zorgcoördinator vastgesteld) gericht op problematiek. Dit is wekelijks. Gedurende 6 weken. Terugkoppeling met ouders continueren. Eventueel overleg bij elkaar roepen. Zoek zonodig opnieuw contact met Veilig thuis of Team Jeugd.
6
Signaleren Definitie kindermishandeling Kindermishandeling is elke vorm van, voor de minderjarige, bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. ( wet op de jeugdzorg, 2005) De verschillende vormen van kindermishandeling:
7
Lichamelijke mishandeling Ouders/verzorgers verwonden het kind of staan toe dat het kind verwond wordt. ( geen ongeluk) Voorbeelden: slaan, schoppen, stompen,opzettelijk laten vallen,verbranden, vergiftigen, verstikken meisjesbesnijdenis Syndroom van Münchhausen bij Proxy: een volwassene die bij een kind ziekteverschijnselen nabootst , verergert, veroorzaakt of verzint. Dit altijd melden bij Veilig Thuis. Lichamelijke verwaarlozing Het kind, al dan niet bewust, onthouden wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft. Ouders / verzorgers zijn niet in staat of bereid tot het verschaffen van minimale zorg ten aanzien van lichamelijke behoeften. Voorbeelden: niet zorgen voor voldoende of geschikt eten niet zorgen voor schone, aan de weersomstandigheden aangepaste, passende kleding niet zorgen voor geschikt onderdak niet zorgen voor geschikte medische, tandheelkundige en geestelijke gezondheidszorg niet zorgen voor voldoende hygiëne niet zorgen voor voldoende toezicht Psychische mishandeling Het, al dan niet bewust, toebrengen van schade aan de emotionele- en / of persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Voorbeelden: het bedreigen of uitschelden van een kind als een systematisch patroon van kleineren en denigreren het kind tot zondebok maken het belasten van een kind met een te grote verantwoordelijkheid eisen stellen waaraan een kind niet kan voldoen het blootstellen van een kind aan extreem, onberekenbaar of onaangepast gedrag het opsluiten of vastbinden van het kind als middel van straf of controle het kind is getuige van het geweld in het gezin
8
Psychische verwaarlozing Het kind onthouden wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft. Voorbeelden: niet zorgen voor voldoende aandacht, respect, genegenheid, liefde en contact niet zorgen voor voldoende ruimte voor toenemende autonomie niet zorgen voor regelmatige schoolgang Seksueel misbruik Seksueel contact met een kind hebben of pogen te hebben, ter bevrediging van de seksuele gevoelens van de ouder/ verzorger, en / of uit geldelijk gewin. Voorbeelden: pornografisch materiaal laten zien penetratie door vingers, voorwerpen of penis aanranding en uitbuiting of het toestaan hiervan waarbij genitaal contact plaats vindt aanranding en of uitbuiting of het toestaan hiervan waarbij geen genitaal contact plaats vindt ( ongepast kussen, strelen van borsten) Het kind niet beschermen tegen de mishandeling van de andere ouder, is ook mishandeling. Vaak komen de verschillende vormen tegelijkertijd voor. Bij iedere vorm van mishandeling is er ook sprake van psychische mishandeling. Kindermishandeling komt voor in alle lagen van de bevolking en in alle leeftijdscategorieën.
9
Signalenlijst kindermishandeling ( 12 – 18 jaar) Als jongeren mishandeld, verwaarloosd en / of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling ( echtscheiding, overlijden van een familielid, enzovoort.) Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe grote de kans is dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling.
het is niet de bedoeling om aan de hand van deze signalenlijst het “bewijs” te leveren van de mishandeling de signalen die in deze lijst worden vermeld hebben betrekking op alle vormen van mishandeling overleg met Veilig Thuis over signalen die zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen, is altijd mogelijk
Signaleren is een proces Signaal hoeft nog geen kindermishandeling te zijn. periode weergeven observaties concreet omschrijven toets je indrukken
10
Psycho - sociale signalen Ontwikkelingsstoornissen achterblijven in taal- spraak- motorische, emotionele en/ of cognitieve ontwikkeling schijnbare achterstand in verstandelijke ontwikkeling regressief gedrag Relationele problemen totale onderwerping aan de wensen van de verzorgers sterk afhankelijk gedrag ten opzichte van de verzorgers onverschilligheid ten opzichte van de verzorgers jongere is bang voor de verzorger jongere vertoont heel ander gedrag als verzorgers in de buurt zijn bevriezing bij lichamelijk contact allemansvriend lege blik in de ogen en vermijden van oogcontact waakzaam, wantrouwend is niet geliefd bij andere jongeren terugtrekken in eigen fantasiewereld Gedragsproblemen in zichzelf gekeerd, depressief extreem verantwoordelijkheidsgevoel passief, meegaand, apathisch, lusteloos labiel, nerveus, gespannen angstig zelfverwondend gedrag suïcidaal gedrag plotselinge gedragsverandering ( stiller,extra druk, stoer, agressief) niet tonen van gevoelens, zelfs niet bij lichamelijke pijn slaapstoornissen vermoeidheid, lusteloosheid schuld- schaamtegevoelens negatief zelfbeeld anorexia of boulimia ouwelijk gedrag weglopen van huis crimineel gedrag agressief gedrag alcohol - en/of drugsgebruik plotselinge achteruitgang in schoolprestaties vaak absent spijbelen geheugen – en/of concentratieproblemen faalangst niet willen uitkleden voor de gymles
11
Medische signalen blauwe plekken krab- bijt- of brandwonden botbreuken littekens wit gezicht ( slaaptekort) slechte hygiëne onvoldoende kleding onvoldoende geneeskundige en tandheelkundige zorg veel ongevallen door onvoldoende toezicht herhaalde ziekenhuisopnamen recidiverende ziekten door onvoldoende zorg traag herstel door onvoldoende zorg achterblijven in lengtegroei vertraagd intreden van de puberteit matige algehele gezondheidstoestand ondervoeding psychosomatische klachten ( buikpijn, misselijkheid, hoofdpijn, etc.) Kenmerken ouders / gezin verzorgende klaagt overmatig over de jongere verzorger heeft irreële verwachtingen ten aanzien van de jongere verzorger toont weinig belangstelling voor de jongere Signalen verzorger geweld in eigen verleden apathisch en ( schijnbaar) onverschilligheid onzeker, nerveus, gespannen onderkoeld brengen van eigen emoties negatief zelfbeeld steeds naar andere artsen / ziekenhuizen gaan “shopping” afspraken niet nakomen aangeven het bijna niet meer aan te kunnen verzorger met psychiatrische problemen verslaafde verzorger beperkte capaciteiten van ouders / verzorger Gezinskenmerken “multi-problem” gezin verzorger die er alleen voor staat regelmatig wisselende gezinssamenstelling van het gezin isolement vaak verhuizen sociaal- economische problemen: werkloosheid, slechte behuizing, migratie veel ziekte in het gezin draaglast in het gezin gaat draagkracht te boven geweld wordt gezien als middel om problemen op te lossen
12
Specifieke signalen bij seksueel misbruik hoofdpijn, (onder) buikpijn vermageren of dikker worden verwonding aan genitaliën terugkerende urine-infecties pijn in de bovenbenen, samengeknepen bovenbenen pijn bij lopen of zitten houterige motoriek ( onderlichaam op slot) seksueel overdraagbare ziekten zwangerschap, abortus Relationele problemen angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of in het bijzonder sterk verzorgend gedrag ( parentificatie) seksualiseren van alle relaties Gedragsproblemen excessief en / of dwangmatig masturberen seksueel agressief en dwingend gedrag ten opzichte van anderen promiscuïteit/ prostitutie extreem teruggetrokken en geremd seksueel gedrag angst voor mogelijke homoseksualiteit angst voor zwangerschap negatief zelfbeeld: ontevreden over, boos op of schaamte voor het eigen lichaam schrikken bij aangeraakt worden
13
Signalen specifiek voor jongeren die getuigen zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen agressie, kopiëren van gewelddadig gedrag van vader ( sommige jongeren m.n. jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jonge broertjes / zusjes of verkering te slaan), agressie naar medeleerlingen, leeftijdsgenoten, agressie en wreedheid naar dieren alcohol of drugsgebruik opstandigheid, angst, depressie negatief zelfbeeld passiviteit en teruggetrokkenheid zichzelf beschuldigen suïcidaliteit Problemen in sociaal gedrag en competentie sociaal isolement: proberen thuissituatie geheim te houden en ondertussen aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten( zonder ze mee naar huis te nemen) wantrouwen ten aanzien van de omgeving gebrek aan sociale vaardigheid “dating violence: sommige jongeren, zowel jongens als meisjes , lopen een verhoogde kans om slachtoffer te worden van geweld tijdens de verkering. Jongens lopen over het algemeen meer kans om pleger te worden. Schoolproblemen gebrek aan energie voor schoolactiviteiten, schooluitval moeite met concentreren overcompenseren ( opvallend extra inzet op school)
14
Signalen specifiek voor slachtoffers van Loverboys / Lovergirls
plotselinge afwijkend normen en een plotselinge obsessie met seks plotselinge belangstelling voor bepaalde jongens, veel nieuwe contacten, gaat om met “ouderen” extra sociaal wenselijk opstellen ( om toch maar niet op te vallen) weinig of steeds minder binding met thuis wisselt snel van emoties, is weinig flexibel, ziet niet hoe situaties kunnen veranderen vermoeid en vermagerd ( vaak s`avonds en s`nachts hard werken) verandering qua kleding en make – up, vaak heel verzorgd en uitdagend uiterlijk psychosomatische klachten ( schreeuw om aandacht) zelfverwonding ( verbergen of er mee te koop lopen) lage zelfwaardering, weinig realistisch zelfbeeld makkelijk beïnvloedbaar, durft kan / geen grenzen aangeven depressief drinkt, blowt, eet slecht veel geld of dure spullen ( via loverboys / lovergirls) extreem uitgaansgedrag ( in werkelijkheid hun werkplek) veel op straat rondhangen: daar zijn vrienden die de leemte van thuis opvangen overdreven vrolijk ( maskeren wat er werkelijk speelt) veel terugtrekken, plotselinge huilbuien, woede- uitbarstingen overdreven verhalen vertellen: stoer doen, zoeken naar aandacht op verschillende plekken totaal ander gedrag vertonen: stoer doen, zoeken naar aandacht op verschillende plekken totaal ander gedrag vertonen ( verschillende werelden) onregelmatig schoolbezoek: andere bezigheden, is te moe na werkzaamheden thuis veel problemen vertoont wegloopgedrag vermijdt het onderwerp prostitutie of projecteert op anderen verbreken van contacten met familie en vrienden voortdurend waakzaam omdat ze sterk gecontroleerd worden
15
Signalen specifiek voor het syndroom van Münchhausen by Proxy ( MBPS)
onderzoeksgegevens kloppen niet met het ziektebeeld medische gegevens over eerder behandelingen moeilijk te verkrijgen symptomen verdwijnen wanneer verzorger en kind worden gescheiden een broertje of zusje is overleden of eveneens vaak ziek de ouder ( meestal de moeder) niet terugschrikt voor ingrijpend onderzoeken of het onder narcose brengen van het kind en daar zelfs op aandringt voorvallen vinden plaats in de avonden en weekenden, waarbij een beroep wordt gedaan op andere artsen de volgend klachten worden gepresenteerd: bewusteloosheid, insulten, apneu, diarree, overgeven, koorts, lethargie het kind heeft een aanzienlijke ziektegeschiedenis met steeds andere klachten de ouder is werkzaam in de gezondheidszorg of beschikt over een zeer grote medische kennis het verhaal van de ouder bevat kleine tegenstrijdigheden vaak van arts gewisseld.
Hierbij altijd hulp inroepen van Veilig Thuis.
16
Formulier intern overleg bij signalen van kindermishandeling Beschrijf de gegevens zo zorgvuldig en objectief mogelijk. Kinderen vanaf 12 jaar en ouders van kinderen tot 16 jaar hebben recht op inzage en correctie van de gegevens. Naam kind: ___________________________________________________________ Geboortedatum: _____________________________________________________________________ ❏ Jongen / ❏ Meisje Burgerservicenummer: _____________________________________________________________________ Deelnemers _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ overleg: _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ A. Analyse van de situatie Wat zijn de concrete signalen (van kind, ouder(s), omgeving) en wie signaleert dit? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Sinds wanneer worden de signalen opgemerkt? Door wie? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Waardoor is de zorg over deze situatie of het vermoeden van kindermishandeling ontstaan? Bij wie? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ 17
Delen anderen deze zorg of dit vermoeden? Zo ja, wie en welke concrete signalen? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Zijn er ook concrete signalen van broers of zussen? Bij wie? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Hoe vaak en wanneer komen de signalen voor? Nemen de signalen toe in intensiteit of aantal? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Formulier intern overleg bij signalen kindermishandeling
18
B. Eerdere acties Welke acties zijn al ondernomen? Door wie? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Wat is er al met de ouder(s)/het kind besproken? Door wie? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ C. Actieplan Welke acties zijn er nodig? Beschrijf ook hoe, wanneer, door wie en met welk doel de acties worden ingezet. _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ D. Terugkoppeling Hoe, door wie, aan wie en wanneer worden bevindingen teruggekoppeld en vastgelegd? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
19
E. Resultaten acties Beschrijf per actie of deze uitgevoerd is, hoe het gegaan is en wat de uitkomsten zijn. Volg het stappenplan. _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ F. Verdere beschrijving gevolgde stappen. _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ Dit formulier is ingevuld door (naam en functie): _____________________________________________________________________ Datum: ______________________________________________________________
20
In gesprek met ouders/verzorgers Een gesprek met de ouder(s) en/of het kind is noodzakelijk, maar soms ook erg lastig. In dit hoofdstuk staan adviezen voor een goede voorbereiding en tips voor het gesprek zelf Zorgen delen Wanneer er zorgen zijn over een kind of de ouder(s), bespreek deze dan zo snel mogelijk met een of beide ouders. Zij zijn de belangrijkste gesprekspartner en informatiebron. Als de ‘niet-besproken zorgen’ zich opstapelen, vragen ouders zich af waarom ze niet eerder op de hoogte zijn gesteld en dat kan het vertrouwen schaden. Natuurlijk kan het lastig zijn zo’n gesprek met de ouder(s) te voeren. Toch is het nodig om een goed beeld te krijgen van de situatie. Misschien blijkt wel dat er iets anders aan de hand is dan kindermishandeling of huiselijk geweld. Of geeft het gesprek de ouder(s) net dat duwtje in de rug dat ze nodig hebben om hulp te zoeken. Bovendien: in situaties waarin ouders terughoudend, defensief of agressief reageren, is er reden temeer voor ernstige zorgen. Maar ook: welke ouder vindt het vervelend dat iemand oog heeft voor zijn of haar kind? Verder moet er rekening worden gehouden met het feit dat het kind door iemand anders dan de ouder(s) mishandeld kan worden. Kortom: probeer in dit eerste, belangrijke gesprek de zorgen te delen met de ouder(s). Bespreek de signalen van de leerling. Wanneer er behoefte is aan ondersteuning bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de cliënt, raadpleeg dan een deskundige collega en/of Team Jeugd/ en/of Veilig Thuis. 1. Leg de ouders het doel uit van het gesprek. Concrete zorgen bespreken. 2. Beschrijf de feiten die er zijn vastgesteld en de waarnemingen die er zijn gedaan. 3. Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven. 4. Kom pas na deze reactie zo nodig tot een interpretatie ( teruggeven wat je concreet ziet en hoort) van hetgeen er is waargenomen. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de ouders, is alleen mogelijk als: de veiligheid van de leerling, of die van een ander in het geding is er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de leerling of de ouder door dit gesprek het contact zal verbreken
21
Een doel bepalen Het contact of gesprek met de ouder(s) is altijd gekoppeld aan een doel. Bijvoorbeeld het verzamelen van meer informatie, het delen van de zorgen over het kind of ouder(s) motiveren hulp in te roepen. Bepaal altijd van tevoren het doel van het gesprek, bij voorkeur samen met de zorgcoördinator. Een duidelijk doel zorgt voor houvast en verkleint het risico op een gesprek waar niets uitkomt. Verdere voorbereiding Behalve het gespreksdoel moet er ook bepaald worden wie het gesprek met de ouder(s) gaat voeren en wat de reden ( waarom worden ouders uitgenodigd) voor het gesprek is. Het is noodzakelijk om het gesprek samen met een collega te voeren. Deze collega kan natuurlijk ook een externe of interne begeleider zijn. Maak van te voren afspraken met de collega wie wat doet. Zorg ervoor dat je iets te bieden hebt, verwijzing naar: gemeente, jeugdarts, maatschappelijk werk, enz. Belangstellende vragen Het is belangrijk – figuurlijk gesproken - niet tegenover, maar naast de ouder(s) te blijft staan. Vervolg van het gesprek In de volgende gespreksfase wordt het doel en de zorgen van het gesprek uitgelegd en waarover er zorgen zijn t.a.v. het kind. De feitelijk zorgen worden benoemd en er wordt aan de ouders gevraagd of zij deze zorgen herkennen. Vertel ook wat er goed gaat met het kind. Houd bij het delen van deze zorgen rekening met mogelijke reacties van schrik, boosheid of verdriet en bedenk hierbij dat dit normale reacties zijn op een vervelende boodschap. Het is niet makkelijk voor ouders om te horen dat het niet goed gaat met hun kind. Toon begrip voor deze reactie en zorg dat je iets te bieden hebt met betrekking tot het oplossen van het probleem. Afronding van het gesprek Rond het gesprek af met een korte samenvatting van wat er is besproken. Check of de boodschap is overgekomen bij de ouder(s). Het is ook de bedoeling dat de afspraken en besluiten uit het gesprek kort en zakelijk worden vastlegt. Maak een gespreksverslag. Ouder(s) krijgen een kopie. Maak altijd een concrete vervolgafspraak. Veiligheid Ook de eigen veiligheid tijdens het gesprek met de ouder(s) is belangrijk. Bij voorkeur eerst overleggen met Veilig Thuis voor het gesprek met de ouder(s). Als de veiligheid van jezelf, cliënt, ouder(s), kind of wie dan ook in het geding is, wordt het gesprek niet gevoerd. Documenteer dit en schakel wanneer nodig de politie in.
22
Samenvatting: tips voor het gesprek met de ouder(s)
Kies een invalshoek die past bij de cultuur en gewoonten van dit gezin. Maak daarna het doel van het gesprek duidelijk. Deel uw zorgen: omschrijf concreet wat uw zorgen zijn. Vertel de ouder(s) wat u feitelijk is opgevallen aan het kind. Geef ook aan wat wel goed gaat met het kind. Vraag of de ouder(s) uw waarnemingen herkennen en hoe ze deze verklaren. Vraag hoe het thuis gaat met ouder(s) en kind. Respecteer de deskundigheid van de ouder(s) als het om hun kind gaat. Spreek de ouder(s) aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder. Nodig de ouder(s) uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer) Praat vanuit uzelf (ik zie dat ..., ik merk dat…) Wees eerlijk en open, maar pas op voor vrijblijvendheid. Vraag wat de ouder(s) ervan vinden dat u deze zorgen uit. Leg afspraken en besluiten na afloop van het gesprek kort en zakelijk vast en geef de ouder(s) een kopie van dit verslag. Laat een kind niet tolken voor zijn ouder(s). Doe geen toezeggingen die u niet waar kunt maken. Ga na of er al hulp in het gezin is. Als de ouder(s) zich dreigend uitlaten, benoem dit dan en stop het gesprek. Als de ouder(s) helemaal opgaan in hun eigen emoties, haal hen dan terug naar het hier en nu. Maak altijd een concrete vervolgafspraak, benoem hierbij de “items” van het vervolggesprek. Indien nodig: Zorg tijdig voor een tolk. Vraag altijd als afsluiting wat de beleving van de ouders van dit gesprek is geweest.
23
Tips voor een gesprek met jongeren
Zorg voor een rustige plaats en voldoende tijd. Bepaal van tevoren het doel van het gesprek. Voer het gesprek met een open houding, oordeel niet, maar stel vragen. Benoem concreet wat er bij de jongere wordt waargenomen of gezien en vraag hem of haar daar iets meer over te vertellen. Bijvoorbeeld: ‘Ik merk de laatste tijd dat je niet met je gedachten bij de les bent, bijvoorbeeld ...... Vertel eens, hoe komt dat? Stel geen - waarom – vragen. Geef aan dat er geen geheimhouding kan worden beloofd over wat de jongere vertelt, omdat dit niet veilig is voor hem- of haarzelf of voor anderen. Leg wel uit dat hij zoveel mogelijk betrokken wordt bij de te nemen vervolgstappen. Luister naar de reactie van de jongere. Vraag de jongere wat hij of zij zelf wil. Zorg dat de jongere in grote lijnen weet wat er gaat gebeuren en hoe hij of zij, en anderen zoals de ouders, hierin betrokken worden. Spreek een waardering uit: ‘Wat goed dat je me dit vertelt, dat is niet makkelijk.’ Val de ouder(s) (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, houd rekening met loyaliteit - gevoelens. Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen. Gebruik de woorden van het kind of de jongere in de vragen of samenvatting. Benoem de emoties die je ziet van de jongere. Kijk eventueel: www.mijnpuber.nl. Vraag als afsluiting naar de beleving van de jongere van dit gesprek. Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld plannen voor het weekend.
24
De melding van het vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld bij Veilig Thuis. Melden en bespreken met de leerling. Altijd na overleg met de zorgcoördinator. Kan de leerling niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd worden of bij twijfel dan de volgende mogelijkheden:
meld het vermoeden Veilig Thuis sluit bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan of de informatie die er is (ook) van anderen afkomstig is; overleg, bij de melding Veilig Thuis, wat er na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, nog gedaan kan worden om de leerling en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen.
Bespreek de melding, indien mogelijk, vooraf met de leerling (vanaf 12 jaar) en/of met de ouder (als de leerling nog geen 16 jaar oud is): 1. leg uit waarom er een melding wordt gedaan en wat het doel daarvan is 2. vraag de leerling uitdrukkelijk om te reageren 3. in geval van bezwaren van de leerling, overleg met hem op welke wijze er tegemoet gekomen kan worden aan deze bezwaren; 4. is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om de leerling of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in deze afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen; 5. doe een melding als op grond van de voorhanden zijnde gegevens de bescherming van de leerling of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de leerling over de melding kan afgezien worden:
als de veiligheid van de leerling, of die van een ander, in het geding is; als er goede redenen te veronderstellen zijn dat de leerling daardoor het contact zal verbreken.
25
Is de school verplicht te melden wanneer er vermoedens van kindermishandeling zijn? Meldrecht, meldplicht, grenzen, privacy Meldrecht wettelijk heeft men het recht een melding te doen bij Veilig Thuis en de relevante gegevens over te dragen. Melden is dus niet verplicht . de meldcode is verplicht! Verantwoord handelen: onderbouwen waarom tot een besluit is gekomen. Meldplicht wanneer een medewerker van de school het vermoeden heeft dat een collega zich schuldig maakt aan kindermishandeling, moet hij / zij dit melden bij de leidinggevende. Deze doet daarna melding bij het bestuur. . Grenzen zelf hoeft er geen kindermishandeling vastgesteld te worden de zorgaanbieder verleent professionele hulp aan ouders en aan kind ouder/ verzorger is verantwoordelijk voor verandering van de situatie. Privacy privacy mag niet in het nadeel van het kind werken een vertrouwensrelatie met ouders en kind is een middel, géén doel binnen de wetgeving is handelen altijd mogelijk. Zorgmelding bij Team Jeugd Wanneer er zorgen zijn over een kind en ouders en men wil geen hulp, dan kan school toch een zorgmelding doen bij Team Jeugd mits: de ouders zijn geïnformeerd over de zorgen en dat er zal worden overgegaan tot een melding de zorgmelding kort op papier wordt aangeleverd en er een afschrift aan ouders is gestuurd. Veilig Thuis Wanneer er vermoedens zijn van kindermishandeling en er wordt onderzoek nodig geacht naar de opvoedsituatie van een kind, dan kan dat gemeld worden bij Veilig Thuis. ( seksueel misbruik / medische zaken) Tel: 0800-2000 of 046-8506640 voor professionals of
[email protected] Advies en consult vragen kan anoniem Veilig Thuis denkt mee over mogelijk te zetten stappen er wordt geen dossiervorming op naam van het gezin gemaakt
26
Belangrijke adressen Team Jeugd Gemeente Gulpen / Wittem en Vaals / SMW Veronique Mesters 06 52866749
[email protected] Angeline Sonnemans 06 54372567
[email protected] Stephan de Bie 06 5437246
[email protected] Jeugdagent Ger Dautzenberg
[email protected] Tel: 06 50274267 Veilig Thuis 0800-2000 046-8506640 voor professionals
[email protected] Politie 112 ( wanneer zwaailicht nodig is) Algemeen nummer: 0900 8844
27
28