Protocol kindermishandeling
COLOFON Deze nota is een product van het Samenwerkingsverband SPIL Eindhoven Eindredactie: H. Versluis Layout: P. van Bon / H. Vanderhoydonks Tweede druk Oplage: 100
Uitgave: SPIL Eindhoven, Juni 2008 Postbus 2077 5600 CB Eindhoven Tel.: 040 – 219 33 00 06 – 526 347 53 E-mail:
[email protected] procesmanager
PROTOCOL KINDERMISHANDELING
Protocol kindermishandeling
Gebruiksaanwijzing
Wanneer je in dit protocol leest over hij, dan wordt hij of zij bedoeld.
Met ouder wordt in dit protocol ook opvoeder of verzorger bedoeld.
In bijlage 1 blz. 51 vind je schematisch weer gegeven welke mensen er betrokken zijn bij de zorgstructuur om siganelen en vermoedens van kindermishandeling mee te bespreken. Tevens kan men daarin terugvinden hoe en op welke momenten deze personen te bereiken zijn.
Tijdens teamvergaderingen dient het thema kindermishandeling en het gebruik van het protocol structureel terug te komen.
De werkgroep pedagogische pijler is verantwoordelijk voor het onderhoud van het protocol.
De voorzitter van het zorgteam ziet er op toe dat elke beroepskracht in het bezit is van een geplastificeerde signalenlijst en stappenplan en dat deze gebruikt worden.
Per Spilcentrum is zowel een schriftelijk als een digitaal protocol aanwezig.
Dit protocol dient opgenomen te worden in het beleid en in de informatiegids van de instelling.
Er zijn in bijlage 2 blz. 51 observatieschema’s opgenomen, die uitgeprint of gekopieerd moeten worden, zodat hiervan meerdere malen gebruik gemaakt kan worden.
Als beroepskracht heb je basiskennis en –vaardigheden nodig om op een juiste manier om te gaan met (een vermoeden van) kindermishandeling.
Wanneer je een vermoeden hebt van kindermishandeling, handel dan nooit alleen!
1
Protocol kindermishandeling
Inhoudsopgave
GEBRUIKSAANWIJZING....................................................................................................................... 1 INHOUDSOPGAVE................................................................................................................................. 2 INLEIDING............................................................................................................................................... 3 HOOFDSTUK 1 KINDERMISHANDELING ............................................................................................ 4 1.1 INLEIDING................................................................................................................................. 4 1.2 VORMEN .................................................................................................................................. 4 1.3 DOELGROEPANALYSE............................................................................................................... 5 1.4 DE SIGNALEN ........................................................................................................................... 7 1.4.1 Kinderen 0-4 jaar.............................................................................................................. 7 1.4.2 Kinderen 4-12 jaar.......................................................................................................... 13 HOOFDSTUK 2 MEISJES BESNIJDENIS ........................................................................................... 19 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
INLEIDING............................................................................................................................... 19 MEISJES BESNIJDENIS IS KINDERMISHANDELING ...................................................................... 19 WAT U KUNT DOEN ................................................................................................................. 19 VORMEN VAN MEISJESBESNIJDENIS......................................................................................... 20 SIGNALEN, KLACHTEN EN MEDISCHE COMPLICATIES................................................................. 20 ACHTERGROND INFORMATIE ................................................................................................... 20
HOOFDSTUK 3 HET STAPPENPLAN................................................................................................. 22 3.1 INLEIDING............................................................................................................................... 22 3.2 VERANTWOORDELIJKHEDEN ................................................................................................... 22 3.3 SIGNALEREN VAN KINDERMISHANDELING ................................................................................. 23 3.3.1 Schematisch stappenplan ............................................................................................ 24 3.3.2 Toelichting stappenplan ............................................................................................... 24 HOOFDSTUK 4 SOCIALE KAART ...................................................................................................... 29 BIJLAGE 1 INVULBLAD ZORGSTRUCTUUR EN CONTACTPERSONEN ....................................... 45 BIJLAGE 2 OBSERVATIESCHEMA´S ................................................................................................ 46 BIJLAGE 3 RICHTLIJNEN VOOR GESPREKKEN MET KINDEREN................................................. 54 BIJLAGE 4 RICHTLIJNEN VOOR GESPREKKEN MET OUDERS .................................................... 55 BIJLAGE 5 MELDCODE ...................................................................................................................... 56 BIJLAGE 6 PRIVACYREGLEMENT .................................................................................................... 58 BIJLAGE 7 INFORMATIE OVER HET AMK, BUREAU JEUGDZORG EN RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING...................................................................................................................... 62 BIJLAGE 8 AANBEVOLEN LITERATUUR.......................................................................................... 69 BIJLAGE 9 LITERATUURLIJST .......................................................................................................... 71
2
Protocol kindermishandeling
Inleiding Dit protocol geeft richtlijnen in signaleren en handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Het protocol richt zich op beroepskrachten en hulpverleners die binnen het Spilcentrum werken met kinderen van 0 tot 12 jaar, zoals kinderopvang, peuterspeelzalen, basisonderwijs, thuiszorg en jeugdgezondheidszorg. Onder beroepskracht wordt in dit protocol verstaan: school-, consultatiebureauartsen, wijkverpleegkundigen en medewerkers van het basisonderwijs, kinderopvang en peuterwerk. Onder hulpverlener wordt in dit protocol verstaan: schoolmaatschappelijk werkers, medewerkers van Bureau Jeugdzorg en het AMK. Een protocol kindermishandeling geeft antwoord op vragen als: wanneer spreek je van kindermishandeling? Hoe kun je het herkennen? Wat moet je doen? Wie is waarvoor verantwoordelijk? Bij wie kun je terecht? Kun je anoniem melden? Hoe ga je in gesprek met ouders? Bij een vermoeden van kindermishandeling is het belangrijk dat je op een zorgvuldige en eenduidige wijze handelt. Een protocol kindermishandeling biedt houvast in het maken van keuzes. Tevens is het belangrijk dat het protocol bekend is bij beroepskrachten, hulpverleners, ouders en kinderen, ook voor de veiligheid van alle partijen binnen het Spilcentrum. In dit protocol wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het belang van het kind altijd voorop staat. Ook indien een situatie van belangentegenstelling tussen ouder en kind ontstaat.
3
Protocol kindermishandeling
Hoofdstuk 1 Kindermishandeling 1.1
Inleiding
Overal wordt kindermishandeling anders gedefinieerd en de definitie wordt ook herhaaldelijk veranderd. De definitie die wij toepassen is: “Kindermishandeling is elke vorm van voor het kind bedreigende en gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de opvoeders van het kind in de afhankelijkheidsrelatie actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade berokkend wordt aan het kind in de vorm van fysiek letstel en / of psychische stoornissen.” Er zijn zes verschillende vormen van kindermishandeling te onderscheiden. Deze worden in paragraaf 1.2 toegelicht. In paragraaf 1.3 worden als eerste de draagkracht en draaglastfactoren van gezinnen beschreven en daarna geven wij nog een toelichting op de risicovolle leefomstandigheden en de risicofactoren van het kind. In paragraaf 1.4 staan de signalen van kindermishandeling, deze zijn toegespitst op kinderen van 0-4 jaar en kinderen van 4-12 jaar. 1.2
Vormen
Binnen kindermishandeling kunnen zes verschillende vormen worden onderscheiden: Lichamelijke mishandeling We spreken van kindermishandeling wanneer herhaaldelijk en met een zekere regelmaat lichamelijk letsel wordt toegebracht, als het mishandelende gedrag van de ouders vast onderdeel van de opvoeding is geworden. Onder lichamelijk letsel wordt verstaan: het toebrengen van verwondingen, zoals kneuzingen, snij-, brand- of schaafwonden, botbreuken of hersenletsel. Deze verwondingen kunnen ontstaan door onder andere slaan, stompen of schoppen. Geestelijke of psychische mishandeling Stelselmatig vernederen, kleineren, pesten, bang maken, het verbieden met anderen (bijvoorbeeld leeftijdgenootjes) om te gaan, onredelijk hoge eisen stellen en dergelijke. Er wordt pas van kindermishandeling gesproken wanneer dit een vast onderdeel van de opvoeding is geworden. Hierdoor krijgt het kind het gevoel dat hij nergens voor deugt. Lichamelijke verwaarlozing We spreken van lichamelijke verwaarlozing wanneer de ouders het kind niet goed verzorgen, terwijl zij dat wel zouden kunnen. Vormen van lichamelijke verwaarlozing zijn: aan het kind onthouden van wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft, zoals goede voeding, voldoende slaap, benodigde medicijnen, voldoende kleding en dergelijke. Vaak zie je dat oudere kinderen de zorg van jongere broertjes of zusjes op zich nemen. Emotionele of psychische verwaarlozing Aan het kind onthouden wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft: aandacht, respect, veiligheid, warmte, liefde, genegenheid en bevestiging. De kinderen worden nooit eens lekker geknuffeld of aangemoedigd om te gaan spelen. Seksueel misbruik Alle seksuele contacten van kinderen met ouderen of volwassenen, die plaatsvinden tegen de zin van het kind, of waaraan het kind zich niet kan onttrekken. Er wordt gesproken van seksueel misbruik als: - een kind is gedwongen tot seksueel contact; - het seksuele contact als chantagemiddel wordt gebruikt; - het kind (geestelijk en lichamelijk) te jong is voor een seksueel contact.
4
Protocol kindermishandeling
Munchausen by proxy Het opzettelijk ziek maken van het kind door de ouder om op die manier de aandacht van het ziekenhuis en de specialisten te trekken. Het is gebleken dat de diagnose munchausen by proxy ongeveer 15 maanden na het eerste doktersbezoek wordt gesteld. De genoemde vormen van kindermishandeling kunnen afzonderlijk voorkomen of in combinatie met elkaar. Het is bij bijna elke vorm zo dat het kind in eerste instantie geestelijk of psychisch letsel ondervindt. Voorbeeld: De vernedering en angst bij lichamelijke mishandeling wordt vaak als pijnlijker ervaren dan geslagen worden. 1.3
Doelgroepanalyse
Alle factoren die een gezin onder druk zetten, vormen samen de zogenoemde draaglast. De veerkracht van de gezinsleden en andere positieve invloeden van buitenaf vormen de draagkracht. Zijn deze in balans dan is er niets aan de hand. Schiet de draagkracht te kort, dan ontstaan er opvoedingsproblemen die kunnen leiden tot kindermishandeling. Als de ouder zijn kind mishandelt of verwaarloost, is het eerder een kwestie van onkunde, onmacht en onvermogen dan onwil (de draaglast is groter dan de draagkracht). De ouder heeft geen inzicht in de eisen die het ouderschap stelt, of dat inzicht is vervaagd door de problemen waar hij mee kampt. Het is bijna nooit zo dat de ouder het kind opzettelijk pijn wil doen. Verschillende problemen die de draagkracht- / draaglastverhouding kunnen verstoren: - Persoonlijke problemen: - Alcohol-, drugs- of gokverslaving - Psychische problemen - Relatieproblemen; - Spanningen in het gezin; - Nare jeugdervaringen; - Gebrek aan pedagogisch besef. Risicovolle leefomstandigheden - Sociaal-economische omstandigheden Financiële problemen, kleine huisvesting en werkloosheid zetten mensen onder druk. Hierdoor kan er een gespannen sfeer in huis ontstaan en kunnen emoties en irritaties escaleren. - Sociaal isolement Ouders die weinig contact hebben met familie, vrienden, kennissen of buurtgenoten kunnen in moeilijke tijden niet terugvallen op anderen, waardoor alle zorg neerkomt op de ouders. Hierdoor kan het zijn dat ze hun frustraties uiten naar het kind. Sociaal isolement gaat vaak samen met slechte sociaal-economische omstandigheden en persoonlijke problemen van de ouders. Sommige ouders zoeken het sociaal isolement zelf op om zo te verbergen dat ze de opvoeding niet onder controle hebben. Risicofactoren van het kind Kindermishandeling is nooit de schuld van het kind. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind ligt bij de volwassene. Onderstaande risicofactoren maken het kind extra kwetsbaar: - Te vroeg geboren baby; - Huilbaby; - Kind met een handicap; - Druk kind; - Ongewenst kind; - Buitenechtelijk kind; - Stiefkind; - Pleegkind.
5
Protocol kindermishandeling
Een kind zal bijna altijd proberen om de problemen thuis te verbergen, dit heeft te maken met: - loyaliteit naar de ouders; - het kind schaamt zich voor de ouder, omdat deze zich in de ogen van het kind, raar gedraagt. Dat gedrag verbergen ze liever voor anderen; - het kind is bang voor de gevolgen als anderen het te weten komen. Het is voor een kind moeilijk voorstelbaar dat een gezin waar problemen zijn, geholpen kan worden. Ten slotte zijn ouders tot van alles in staat om het kind onder druk te zetten, zodat ze tegen anderen hun mond houden over wat zich thuis afspeelt. Al met al is het kind in verwarring. Hij kan niet begrijpen waarom zijn vader of moeder zo naar tegen hem doet. En die verwarring wordt vergroot als het gedrag van de ouders wisselvallig en daardoor onvoorspelbaar is. Het volgende schema brengt het voorgaande globaal in beeld.
Draaglast
Draagkracht
Ontwikkelings-, opvoedings- en levenstaken
Kind-/ ouder-/ gezinsvaardigheden
Risicofactoren (–)
Beschermende factoren (+) I Microsysteem
handicap, laag zelfbeeld laag geboortegewicht ziekte/stoornis verslaving laag zelfbeeld, jeugdtrauma’s autoritaire opvoedingsstijl echtscheiding, conflicten
1 kindfactoren
2 ouderfactoren 3 gezinsfactoren
hoge intelligentie positief zelfbeeld stabiele persoonlijkheid goede gezondheid positieve jeugdervaringen opvoedingscompetentie affectieve gezinsrelaties
II Mesosysteem isolement conflicten gebrekkige sociale bindingen sociale desintegratie verpaupering slechte sociale (buurt)voorzieningen
4 sociale (gezins)factoren
5 sociale (buurt)factoren
sociale steun familie/vrienden goede sociale bindingen sociale cohesie goede en toegankelijke sociale en pedagogische infrastructuur onderwijs, zorg, welzijn
III Macrosysteem armoede, gebrekkige opleiding culturele minderheidsgroep afwijkende subculturele normen en waarden economische crisis werkloosheid
6
6 sociaal-economische gezinsfactoren 7 culturele factoren
8 maatschappelijke factoren
goed inkomen/ opleiding normen en waarden in overeenstemming met dominante cultuur stabiel sociaal en politiek klimaat open tolerante samenleving
Protocol kindermishandeling
1.4
De signalen
Er zijn meerdere signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling, maar het zien van één of enkele van die signalen, hoeft zeker niet altijd kindermishandeling in te houden. Een plotselinge gedragsverandering bij een kind is altijd een goede reden om het kind goed in de gaten te houden. Als je hier geen goed gevoel over hebt en je maakt je zorgen, maak dit dan bespreekbaar en probeer samen uit te zoeken waar je gevoel vandaan komt.
NEEM ALTIJD JE INTUÏTIE SERIEUS
Signalenlijst kinderen 0 – 4 jaar
1.4.1
Kinderen 0-4 jaar
Lichamelijke mishandeling - Onverklaarbare blauwe plekken en striemen (op gezicht, rug, billen of dijen); - Onverklaarbare littekens (van brandwonden, met name op voetzolen, handpalmen en billen); - Onverklaarbare botbreuken en snij-, krab- en bijtwonden; - Onverklaarbare pijn in de onderbuik (gezwollen onderbuik, vaak moeten overgeven). Kinderen die mishandeld worden kunnen bepaald gedrag vertonen, waardoor je kunt opmaken dat er iets aan de hand is. Dit gedrag, wat niet past bij het kind, kan onafhankelijk of in samenhang met lichamelijke uitingsvormen voorkomen, zoals: - Afkering van lichamelijk contact met volwassenen en zal zich niet zo snel uiten; - Angstig, schrikachtig, waakzaam; - Extreem gedrag, wat niet bij het kind en bij de leeftijd van het kind past, bijvoorbeeld erg agressief of juist teruggetrokken. Gedrag van het kind tegenover ouders: - Angstig, schrikachtig, waakzaam; - Het kind lijkt bang te zijn voor de ouders, het kind wil niet mee wanneer hij opgehaald wordt of is juist blij van hen verlost te zijn wanneer ze hem wegbrengen; - Meegaand, volgzaam; - Gedraagt zich in het bijzijn van ouders anders dan zonder ouders. Lichamelijke mishandeling
Geestelijke of psychische mishandeling Geestelijke of psychische mishandeling gaat vaak samen met lichamelijke mishandeling, maar komt ook afzonderlijk voor. Er zijn een aantal signalen die kunnen ontstaan door geestelijke of psychische mishandeling, maar die ook andere oorzaken kunnen hebben, schakel bij deze signalen hulp in van een deskundige: - Spraakstoornis; - Achterstand in lichamelijke en/ of geestelijke ontwikkeling. Andere signalen die kunnen duiden op geestelijke of psychische mishandeling: - Onaangepast gedrag, agressie en vernielzucht, dit valt vooral op tijdens momenten dat de kinderen vrij mogen spelen; - Opvallend gedrag, wat niet bij het kind en bij de leeftijd van het kind past, bijvoorbeeld te meegaand, te passief, te agressief of vraagt erg veel aandacht; - Duidelijke stoornissen in de emotionele ontwikkeling van het kind. Vooral bij een stoornis in de emotionele ontwikkeling, geven de ouders het kind vaak de schuld van de problemen (of ontkennen het probleem), weigeren ze vaak elke vorm van hulp en zijn niet bezorgd om het welzijn van hun kind. Geestelijke of psychische mishandeling
7
Protocol kindermishandeling
Signalen die kunnen duiden op lichamelijke verwaarlozing: - Kind is hongerig; - Het kind stinkt, heeft regelmatig smerige kleren aan; - Slecht onderhouden gebit; - Eetstoornissen; - Voedingsproblemen; - Oververmoeid, valt steeds in slaap; - Regelmatig buikpijn, hoofdpijn of flauwvallen; - Vaak ziek; - Ziektes herstellen slecht. Lichamelijke verwaarlozing
Emotionele of psychische verwaarlozing Soms zijn er, net als bij lichamelijke verwaarlozing, geen duidelijke signalen voor verwaarlozing, maar valt een kind op doordat hij zich verlaten of eenzaam voelt. Ben hier alert op! Signalen die kunnen duiden op emotionele of psychische verwaarlozing: - Rustig, depressief; - Weinig spontaan; - Passief, lusteloos, weinig interesse in spel; - Toont geen gevoelens of pijn; - In zichzelf gekeerd, leeft in fantasiewereld; - Labiel; - Erg nerveus; - Vermijdt oogcontact; - Hyperactief; - Negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst; - Negatief lichaamsbeeld; - Speelt weinig met andere kinderen; - Wantrouwend; - Niet geliefd bij andere kinderen. Emotionele of psychische verwaarlozing
8
Signalenlijst kinderen 0 – 4 jaar
Lichamelijke verwaarlozing Soms zijn er geen duidelijke signalen voor verwaarlozing, maar valt een kind op doordat het kind zich verlaten of eenzaam voelt. Ben hier alert op! Er moeten altijd een aantal zaken worden overwogen. “Komt de verwaarlozing alleen voor na bijvoorbeeld het weekend of vakantie of altijd? Interpreteren wij het als verwaarlozing, terwijl het voor andere mensen, bijvoorbeeld uit een andere cultuur een hele gebruikelijke manier van omgaan met en opvoeden van kinderen is?”
Protocol kindermishandeling
Seksueel misbruik Een kind praat al heel moeilijk over mishandeling of verwaarlozing, over seksueel misbruik of seksuele contacten met volwassen zal hij helemaal niets zeggen. Kindsignalen De inhoudelijke signalen verwijzen naar niet-kinderlijke seksuele ervaringen. Deze moeten aanleiding geven tot een ernstig vermoeden van seksueel misbruik.
Signalenlijst kinderen 0 – 4 jaar
Lichamelijke en psychosomatische signalen dienen te worden beoordeeld door een medische specialist, want er kunnen ook andere oorzaken zijn. -
Het kind heeft moeilijkheden met zitten of lopen; Het kind draagt gescheurd of bebloed ondergoed; Het kind heeft ongebruikelijk veel kennis over seksualiteit voor zijn leeftijd; Het kind wil zich niet uitkleden; Het kind heeft klachten over pijn of jeuk bij de geslachtsdelen; Het kind heeft verwondingen, zwellingen, bloeduitstortingen of verwijdingen aan of rond de genitaliën, borsten, billen, onderbuik of bovenbenen; Het aantreffen van sperma of vreemde voorwerpen in lichaamsopeningen; Abnormale verwijdingen van lichaamsopeningen; Pijn in de onderbuik en bovenbenen.
Inhoudelijke signalen in gedrag: - Zinspelen op seksuele activiteiten; - Herhaaldelijk voorkomende en niet bij de leeftijd passende seksuele spelletjes met leeftijdgenoten, speelgoed of zichzelf; - Seksueel agressief t.o.v. anderen; - Opdringerig gedrag t.o.v. mannen/ volwassenen als belangrijkste vorm van contact maken; - Veel losse seksuele contacten; - Herhaaldelijk slachtoffer zijn van (seksueel) misbruik; - Buitengewone angst voor mannen; - Angst voor aanraking; - Zichzelf vies vinden (ruiken); - Ruiken anders dan leeftijdsgenootjes; - Negatief lichaamsbeeld; - Stijf of niet durven bewegen; - Angst voor een bad/ douche; - Niet op de rug durven liggen. Specifieke kindsignalen verwijzen niet direct naar niet-kinderlijke ervaringen met seksualiteit, maar komen vaak voor bij kinderen die seksueel misbruikt zijn. Deze kunnen aanleiding geven tot een vermoeden van seksueel misbruik. Ook hier wordt verschil gemaakt in (psycho)somatische signalen en signalen in gedrag. (Psycho)somatische signalen: - Aanhoudende buikpijn; - Herhaaldelijk braken; - Lichamelijke verwondingen of littekens, die kunnen wijzen op zelfverwonding. Seksueel misbruik
9
Protocol kindermishandeling
Algemene kindsignalen komen veel voor bij seksueel misbruikte kinderen, maar ook bij kinderen met andere problemen. Ze wijzen op spanning, gevoelens van onveiligheid en angst. (Psycho)somatische signalen: - Slaapproblemen; - Ademhalingsproblemen; - Acute hysterische symptomen (verlammingen, gevoelloosheid, niet kunnen praten, zien of horen); - Hoofdpijn; - Blaas- en urinewegproblemen; - Huidaandoeningen (eczeem, jeuk, haaruitval); - Hernia. Signalen in gedrag: - Extreem meegaand gedrag; - Acting-out, agressief gedrag; - Angsten en fobieën; - Zindelijkheidsproblemen; - Aanhankelijk gedrag; - Terugvallen in een jongere leeftijdsfase; - Sterke en/ of snelle stemmingswisselingen; - Teruggetrokkenheid; - Hyperactiviteit; - Spraak- en taalproblemen; - Weinig of slechte relaties met leeftijdgenoten of onvermogen om vrienden te maken, vanaf 3 jaar; - Gevoelig zijn voor macht. Algemene opmerkingen - Het basisgedrag van seksueel misbruikte kinderen is opvallend, omdat deze niet overeenkomt met de leeftijdsfase waarin ze verkeren; - Jonge kinderen hebben een zeer volwassen en een te serieuze levenshouding, ze zijn erg alert en op hun hoede; - Meisjes nemen de pijn als het ware “in zich op “ (internaliseren: naar binnen en tegen zichzelf gerichte actie), jongens “leven hun pijn uit” (externaliseren: naar buiten gerichte actie, ze neigen meer tot agressieve reacties naar anderen). Seksueel misbruik
10
Signalenlijst kinderen 0 – 4 jaar
Signalen in gedrag: - Kind gedraagt zich erg volwassen voor zijn leeftijd; - Negatief zelfbeeld, gevoelens van minderwaardigheid; - Schuld- en schaamtegevoelens; - Splitsing van gevoel en verstand; - Niet durven genieten; - Gebrek aan vertrouwen, met name bij voor het kind belangrijke mensen; - Niet deelnemen aan sociale activiteiten; - Van huis weglopen; - Depressieve gevoelens; - Zelfverwonding; - Mishandelen of martelen van anderen/ dieren.
Protocol kindermishandeling
Gezinssignalen Hoewel seksueel misbruik in alle gezinnen kan voorkomen, zijn specifieke gezinssituaties en kenmerken aanleiding tot extra alertheid.
Signalenlijst kinderen 0 – 4 jaar
Het stabiele en respectabele gezin: - Aan de buitenkant lijkt het gezin volkomen stabiel; - Problemen worden goed verborgen voor buitenstaanders; - Geen acting-out in de samenleving, niet bekend bij sociale instellingen. Het multiproblemgezin: - Incest is slechts een aspect van algehele desorganisatie van het gezin; - Gezin heeft veel problemen; - Er is contact met tenminste één of meer sociale instellingen in de samenleving met betrekking tot andere zaken dan incest. Mogelijke signalen die aanwijzingen vormen voor seksueel misbruik in gezinssituaties: - Het gezin is erg gesloten (weinig interactie met de buitenwereld); - Het kind draagt erg veel verantwoordelijkheden; - Er heeft eerder incest in het gezin plaatsgevonden bij één van de ouders; - Er is een chaotische of zeer gestructureerde leefstijl; - Alcohol-, drugs- of gokverslaving; - Gewelddadigheid; - Gebrek aan werkelijke betrokkenheid en gevoel; - Slechte (seksuele) relatie tussen de ouders; - Veel seksueel getinte (speelse) opmerkingen; - Afwijkende slaapgelegenheden; - Extreme strijd tussen de kinderen onderling. Seksueel misbruik
Munchausen by proxy Kinderen die het risico lopen slachtoffer te worden van munchausen by proxy zijn ongeveer 15 maanden tot 6 jaar oud. -
De ziekte van het kind is ongewoon en zeldzaam; De symptomen zijn ongepast; Het kind heeft meerdere allergieën; De symptomen verdwijnen wanneer de ouder afwezig is; Eén ouder, meestal de vader, is afwezig tijdens ziekenhuisopname; De ouder is overdreven verbonden met het kind.
Typische symptomen van munchausen by proxy: - Het kind wordt opzettelijk vergiftigd; - Het kind is depressief doordat de ouder het kind medicijnen toedient; - Het kind is regelmatig aan de diarree en moet braken. Munchausen by proxy
11
Protocol kindermishandeling
Signalen typerend voor kinderopvang/ peuterspeelzaal - Het kind wordt regelmatig te laat opgehaald; - Geen of weinig belangstelling van de ouders voor (belevenissen van) het kind; - Afwijkend gedrag van het kind bij het halen en brengen door ouders; - Het kind wil zich niet uitkleden; - Het kind wordt onverwachts uitgeschreven zonder afscheid.
Signalen typerend voor de thuissituatie In de thuissituatie vallen vaak veel signalen op, bij contacten met ouders en/ of tijdens huisbezoeken kan er op de volgende signalen worden gelet: - Onveilige behuizing; - Onhygiënische leefruimte; - Sociaal geïsoleerd; - Het kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn; - Lichamelijke straffen zijn gangbaar; - Ouder schreeuwt naar het kind of scheldt hem uit; - Ouder troost het kind niet bij verdriet; - Ouder reageert niet of nauwelijks op het kind; - Ouder komt afspraken niet na en wil geen huisbezoeken; - Ouder heeft irreële verwachtingen naar het kind; - Ouder wordt agressief als hij geconfronteerd wordt met problemen rondom zijn kind; - Ouder komt te vaak langs, zogenaamd met problemen rond zijn kind, maar eigenlijk vraagt hij aandacht voor zichzelf; - Huwelijksproblemen van ouders; - Het gezin verhuist vaak; - Het gezin wisselt vaak van huisarts of specialist. Signalen typerend voor de thuissituatie
12
Signalenlijst kinderen 0 – 4 jaar
Signalen typerend voor kinderopvang/ peuterspeelzaal
Protocol kindermishandeling
1.4.2
Kinderen 4-12 jaar
Signalenlijst kinderen 4-12 jaar
Lichamelijke mishandeling - Onverklaarbare blauwe plekken en striemen (op gezicht, rug, billen of dijen); - Onverklaarbare littekens (van brandwonden, met name op voetzolen, handpalmen en billen); - Onverklaarbare botbreuken en snij-, krab- en bijtwonden; - Onverklaarbare pijn in de onderbuik (gezwollen onderbuik, vaak moeten overgeven). Kinderen die mishandeld worden kunnen bepaald gedrag vertonen, waardoor je kunt opmaken dat er iets aan de hand is. Dit gedrag, wat niet past bij het kind, kan onafhankelijk of in samenhang met lichamelijke uitingsvormen voorkomen, zoals: - Afkering van lichamelijk contact met volwassenen en zal zich niet zo snel uiten; - Angstig, schrikachtig, waakzaam; - Extreem gedrag, wat niet bij het kind en bij de leeftijd van het kind past, bijvoorbeeld erg agressief of juist teruggetrokken. Gedrag van het kind tegenover ouders: - Angstig, schrikachtig, waakzaam; - Het kind lijkt bang te zijn voor de ouders, het kind wil niet mee wanneer hij opgehaald wordt of is juist blij van hen verlost te zijn wanneer ze hem wegbrengen; - Meegaand, volgzaam; - Gedraagt zich in het bijzijn van ouders anders dan zonder ouders. Lichamelijke mishandeling
Geestelijke of psychische mishandeling Geestelijke of psychische mishandeling gaat vaak samen met lichamelijke mishandeling, maar komt ook afzonderlijk voor. Er zijn een aantal signalen die kunnen ontstaan door geestelijke of psychische mishandeling, maar die ook andere oorzaken kunnen hebben, schakel bij deze signalen hulp in van een deskundige: - Spraakstoornis; - Achterstand in lichamelijke en/ of geestelijke ontwikkeling; - Leermoeilijkheden. Andere signalen die kunnen duiden op geestelijke of psychische mishandeling: - Het kind moet thuis erg veel doen, hierdoor komt hij vaak te laat en is erg moe en afwezig; - Onaangepast gedrag, agressie en vernielzucht, dit valt vooral op tijdens momenten dat de kinderen vrij mogen spelen; - Opvallend gedrag, wat niet bij het kind en bij de leeftijd van het kind past, bijvoorbeeld te meegaand, te passief, te agressief of vraagt erg veel aandacht; - Duidelijke stoornissen in de emotionele ontwikkeling van het kind. Vooral bij een stoornis in de emotionele ontwikkeling, geven de ouders het kind vaak de schuld van de problemen (of ontkennen het probleem), weigeren vaak elke vorm van hulp en zijn niet bezorgd om het welzijn van hun kind. Geestelijke of psychische mishandeling
13
Protocol kindermishandeling
Signalen die kunnen duiden op lichamelijke verwaarlozing: - Kind is hongerig; - Het kind stinkt, heeft regelmatig smerige kleren aan; - Slecht onderhouden gebit; - Eetstoornissen; - Voedingsproblemen; - Oververmoeid; - Regelmatig buikpijn, hoofdpijn of flauwvallen; - Vaak ziek; - Ziektes herstellen slecht. Ook uit het gedrag van kinderen kan worden opgemaakt of er sprake is van verwaarlozing, bijvoorbeeld: - Het kind bedelt om eten of steelt van andere kinderen; - Het kind is zo moe, dat hij vaak in slaap valt; - Het kind is verslaafd aan alcohol of drugs. Lichamelijke verwaarlozing
Emotionele of psychische verwaarlozing Soms zijn er, net als bij lichamelijke verwaarlozing, geen duidelijke signalen voor verwaarlozing, maar valt een kind op doordat hij zich verlaten of eenzaam voelt. Ben hier alert op! Signalen die kunnen duiden op emotionele of psychische verwaarlozing: - Rustig, depressief; - Weinig spontaan; - Passief, lusteloos, weinig interesse in spel; - Toont geen gevoelens of pijn; - In zichzelf gekeerd, leeft in fantasiewereld; - Labiel; - Erg nerveus; - Vermijdt oogcontact; - Hyperactief; - Negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst; - Negatief lichaamsbeeld; - Speelt weinig met andere kinderen; - Wantrouwend; - Niet geliefd bij andere kinderen. Emotionele of psychische verwaarlozing
14
Signalenlijst kinderen 4-12 jaar
Lichamelijke verwaarlozing Soms zijn er geen duidelijke signalen voor verwaarlozing, maar valt een kind op doordat hij zich eenzaam of verlaten voelt. Ben hier alert op! Er moeten altijd een aantal zaken worden overwogen. “Komt de verwaarlozing alleen voor na bijvoorbeeld het weekend of vakantie of altijd? Interpreteren wij het als verwaarlozing, terwijl het voor andere mensen, bijvoorbeeld uit een andere cultuur een hele gebruikelijke manier van omgaan met en opvoeden van kinderen is?”
Protocol kindermishandeling
Seksueel misbruik Seksueel misbruik is erg moeilijk vast te stellen. Een kind praat al heel moeilijk over mishandeling of verwaarlozing, over seksueel misbruik of seksuele contacten met volwassen zal hij helemaal niets zeggen. Kindsignalen De inhoudelijke signalen verwijzen naar niet kinderlijke seksuele ervaringen en moeten aanleiding geven tot een ernstig vermoeden van seksueel misbruik.
Signalenlijst kinderen 4-12 jaar
Lichamelijke (klinische) en psychosomatische signalen dienen te worden beoordeeld door een medische specialist, want er kunnen ook andere oorzaken zijn. -
Het kind heeft moeilijkheden met zitten of lopen; Het kind draagt gescheurd of bebloed ondergoed; Het kind heeft ongebruikelijk veel kennis over seksualiteit voor zijn leeftijd; Het kind wil zich niet uitkleden; Het kind heeft klachten over pijn of jeuk bij de geslachtsdelen; Het kind heeft verwondingen, zwellingen, bloeduitstortingen of verwijdingen aan of rond de genitaliën, borsten, billen, onderbuik of bovenbenen; Zwangerschap bij jonge meisjes; Seksueel overdraagbare aandoeningen; Het aantreffen van sperma of vreemde voorwerpen in lichaamsopeningen; Abnormale verwijdingen van lichaamsopeningen; Pijn in de onderbuik en bovenbenen.
Inhoudelijke signalen in gedrag: - Zinspelen op seksuele activiteiten; - Herhaaldelijk voorkomende en niet bij de leeftijd passende seksuele spelletjes met leeftijdgenoten, speelgoed of zichzelf; - Overmatige masturbatie; - Seksueel agressief t.o.v. anderen; - Opdringerig gedrag t.o.v. mannen/ volwassenen als belangrijkste vorm van contact maken; - Veel losse seksuele contacten; - Herhaaldelijk slachtoffer zijn van (seksueel) misbruik; - Buitengewone angst voor mannen; - Angst voor aanraking; - Zichzelf vies vinden (ruiken); - Anders ruiken dan leeftijdsgenootjes; - Negatief lichaamsbeeld; - Stijf of niet durven bewegen; - Angst voor een bad/ douche; - Niet op de rug durven liggen. Specifieke kindsignalen verwijzen niet direct naar niet-kinderlijke ervaringen met seksualiteit, maar komen zo vaak voor bij kinderen die seksueel misbruikt zijn, dat ze aanleiding kunnen geven tot vermoeden van seksueel misbruik. Ook hier wordt verschil gemaakt in (psycho)somatische signalen en signalen in gedrag. (Psycho)somatische signalen: - Aanhoudende buikpijn; - Eetproblemen (anorexia en boulimie); - Lichamelijke verwondingen of littekens, die kunnen wijzen op zelfverwonding en pogingen tot zelfdoding. Seksueel misbruik
15
Signalen in gedrag: - Kind gedraagt zich erg volwassen voor zijn leeftijd; - Negatief zelfbeeld, gevoelens van minderwaardigheid; - Schuld- en schaamtegevoelens; - Splitsing van gevoel en verstand; - Niet durven genieten; - Gebrek aan vertrouwen, met name bij voor het kind belangrijke mensen; - Niet deelnemen aan school- en sociale activiteiten; - Plotselinge terugval van prestaties op school; - Van huis weglopen; - Depressieve gevoelens; - Zelfverwonding; - Zelfmoordgevoelens en –pogingen; - Mishandelen of martelen van anderen/ dieren. Algemene kindsignalen komen veel voor bij seksueel misbruikte kinderen, maar ook bij kinderen met andere problemen. Ze wijzen op spanning, gevoelens van onveiligheid en angst. (Psycho)somatische signalen: - Slaapproblemen; - Ademhalingsproblemen; - Acute hysterische symptomen (verlammingen, gevoelloosheid, niet kunnen praten, zien of horen); - Hoofdpijn; - Blaas- en urinewegproblemen; - Huidaandoeningen (eczeem, jeuk, haaruitval); - Hernia. Signalen in gedrag: - Extreem meegaand gedrag; - Acting-out, agressief gedrag; - Angsten en fobieën; - Zindelijkheidsproblemen; - Aanhankelijk gedrag; - Terugvallen in een jongere leeftijdsfase; - Plotselinge veranderingen in interpersoonlijke relaties; - Sterke en/ of snelle stemmingswisselingen; - Teruggetrokkenheid; - Hyperactiviteit; - Spraak- en taalproblemen; - Concentratieproblemen op school; - Veel schoolverzuim; - Altijd heel vroeg op school zijn en na schooltijd lang op school blijven; - Weinig of slechte relaties met leeftijdgenoten of onvermogen om vrienden te maken; - Over grote hoeveelheden geld en/ of speelgoed beschikken; - Verslaving (alcohol, drugs, tv kijken); - Seksuele problemen; - Gevoelig zijn voor macht; - Crimineel gedrag. Seksueel misbruik
16
Signalenlijst kinderen 4-12 jaar
Protocol kindermishandeling
Protocol kindermishandeling
Signalenlijst kinderen 4-12 jaar
Algemene opmerkingen - De basishouding van seksueel misbruikte kinderen is opvallend omdat deze niet strookt met de leeftijdsfase waarin ze verkeren; - Jonge kinderen hebben een zeer volwassen en ernstige levenshouding, ze zijn erg alert en op hun hoede; - De basishouding van adolescenten wordt gekarakteriseerd door het gevoel niet te mogen bestaan; - Meisjes nemen de pijn als het ware “in zich op “ (internaliseren: naar binnen en tegen zichzelf gerichte actie), jongens “leven hun pijn uit” (externaliseren: naar buiten gerichte actie, ze neigen meer tot agressieve reacties naar anderen. Gezinssignalen Hoewel seksueel misbruik in alle gezinnen kan voorkomen, zijn specifieke gezinssituaties en -kenmerken aanleiding tot extra alertheid. Het stabiele en respectabele gezin: - Aan de buitenkant lijkt het gezin volkomen stabiel; - Problemen worden goed verborgen voor buitenstaanders; - Geen acting-out in de samenleving, niet bekend bij sociale instellingen. Het multiproblemgezin: - Incest is slechts een aspect van algehele desorganisatie van het gezin; - Gezin heeft veel problemen; - Er is contact met tenminste één of meer sociale instellingen in de samenleving met betrekking tot andere zaken dan incest. Mogelijke signalen die aanwijzingen vormen voor seksueel misbruik in gezinssituaties: - Het gezin is erg gesloten (weinig contact met de buitenwereld); - Het kind draagt erg veel verantwoordelijkheden; - Er heeft eerder incest in het gezin plaatsgevonden bij één van de ouders; - Er is een chaotische of zeer gestructureerde leefstijl; - Alcohol-, drugs- of gokverslaving; - Gewelddadigheid; - Gebrek aan werkelijke betrokkenheid en gevoel; - Slechte (seksuele) relatie tussen de ouders; - Veel seksueel getinte (speelse) opmerkingen; - Afwijkende slaapgelegenheden; - Extreme strijd tussen de kinderen onderling. Seksueel misbruik
Munchausen by proxy Kinderen die het risico lopen slachtoffer te worden van munchausen by proxy zijn ongeveer 15 maanden tot 6 jaar oud. - De ziekte van het kind is ongewoon en zeldzaam; - De symptomen zijn ongepast; - Het kind heeft meerdere allergieën; - De symptomen verdwijnen wanneer de ouder afwezig is; - Eén ouder, meestal de vader, is afwezig tijdens ziekenhuisopname; - De ouder is overdreven verbonden met het kind. Typische symptomen van munchausen by proxy: - Het kind wordt opzettelijk vergiftigd; - Het kind is depressief doordat de ouder het kind medicijnen toedient; - Het kind is regelmatig aan de diarree en moet braken. Munchausen by proxy
17
Signalen typerend voor school - Leerproblemen; - Taal- of spraakproblemen; - Plotselinge drastische terugval of vooruitgang in schoolprestaties; - Faalangst; - Veel schoolverzuim; - Altijd heel vroeg op school zijn en na schooltijd lang op school blijven; - Geheugen- of concentratieproblemen; - Geen of weinig belangstelling van de ouders voor (de schoolprestaties van) het kind; - Afwijkend gedrag van het kind bij het halen en brengen door ouders; - Ouders laten het afweten op ouderavonden, ze komen het kind nooit halen of brengen; - Niet deelnemen aan school- en sociale activiteiten; - Weinig contact met klasgenootjes; - Het kind is angstig bij het uitkleden; - Het kind wordt onverwachts uitgeschreven zonder afscheid. Signalen typerend voor school
Signalen typerend voor de thuissituatie In de thuissituatie vallen vaak veel signalen op, bij contacten met ouders en/ of tijdens huisbezoeken kan er op de volgende signalen worden gelet: - Onveilige behuizing; - Onhygiënische leefruimte; - Sociaal geïsoleerd; - Het kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn; - Lichamelijke straffen zijn gangbaar; - Ouder schreeuwt naar het kind of scheldt hem uit; - Ouder troost het kind niet bij verdriet; - Ouder reageert niet of nauwelijks op het kind; - Ouder komt afspraken niet na en willen geen huisbezoeken; - Ouder heeft irreële verwachtingen naar het kind; - Ouder wordt agressief als hij geconfronteerd wordt met problemen rondom zijn kind; - Ouder komt te vaak langs, zogenaamd met problemen rond zijn kind, maar eigenlijk vraagt hij aandacht voor zichzelf; - Huwelijksproblemen van ouders; - Het gezin verhuist vaak; - Het gezin wisselt vaak van huisarts of specialist. Signalen typerend voor de thuissituatie
18
Signalenlijst kinderen 4-12 jaar
Protocol kindermishandeling
Protocol kindermishandeling
Hoofdstuk 2 Meisjes besnijdenis 2.1
Inleiding
Meisjesbesnijdenis is een vorm van kindermishandeling en is strafbaar. Het is van groot belang om te voorkomen dat een meisje besneden wordt en dat vraagt om alertheid op signalen. In dit hoofdstuk wordt u (achtergrond) informatie aangeboden met betrekking tot meisjesbensijdenis, zodat u het makkelijker en eerder situaties en signalen van meisjesbesnijdenis kunt herkennen. Tevens wordt er in gegaan op hoe u gelegenheid kunt creeren om over dit onderwerp te spreken met betrokkenen. 2.2
Meisjes besnijdenis is kindermishandeling
De Nederlandse overheid heeft alle vormen van meisjesbesnijdenis verboden. In het Nederlandse Wetboek van Strafrecht valt meisjesbesnijdenis onder opzettelijke mishandelingsdelicten of onder onbevoegd uitoefenen van de geneeskunt. Meisjesbesnijdenis is dus ook een vorm van kindermishandeling waar men binnen SPIL allert op moet zijn. Sinds januari 2006 voeren zes gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven en Tilburg) het beleid Bestrijding van Vrouwelijke Genitale Verminking uit. Deze aanpak richt zich niet alleen op preventie van meisjesbesnijdenis, maar ook op signalering, opsporing en registratie. Professionals die werkzaam zijn in de keten van de jeugdgezondheidszorg, maken kennis met het gespreksprotocol preventie meisjesbesnijdenis en worden op basis van dit protocol getraind om meisjesbesnijdenis bespreekbaar te maken. Ook verloskundigen, huis-artsen en gynaecologen alsmede de professionals van de AMK's worden bereikt. De GGD'en van deze steden zijn verantwoordelijk voor het beleid en worden hierin ondersteund door zowel Pharos als FSAN (Federatie Somalische Associaties Nederland). Naast de genoemde professionals worden regionale zelforganisaties betrokken bij de uitvoering van het beleid.
2.3
Wat u kunt doen
Meisjesbesnijdenis is strafbaar. Het is van groot belang om te voorkomen dat een meisje besneden wordt en dat vraagt om alertheid op signalen. Daarom is het belangrijk dat u de gelegenheid creeërt om over dit onderwerp te spreken, bij voorkeur voor er een dreigende situatie ontstaat. Voor een succesvolle interventie is een goede relatie met de betrokkene van cruciaal belang. Daarvoor kunnen de volgende aandachtspunten gelden: • Toon respect voor de persoon, de cultuur en de situatie. • Investeer tijd en moeite in een vertrouwensrelatie met betrokkene en/ of haar ouder(s) • Zorg voor duidelijkheid en uitleg over de consequenties en de mogelijkheden van de situatie en ieders rol daarin. • Begeleid de betrokkene en/ of haar ouder(s), wanneer zij zelf actief een oplossing (eventueel hulpverlening) zoeken. • Maak gebruik van consultatiemogelijkheden en stimuleer de betrokkene om dat ook te doen. In Eindhoven zijn proffesionals die werkzaam zijn in de jeugdgezondheidszorg, de GGD artsen, extra getraind in het signaleren en bespreekbaar maken van meisjesbesnijdenis. U kunt deze mensen op verzoek consulteren en/of casussen inbrengen in het brede Spilzorgteam waar zij ook deel van uitmaken. De GGD-artsen werken met een speciaal protocol en meldcode met betrekking tot meisjesbesnijdenis.
19
Protocol kindermishandeling
2.4
Vormen van meisjesbesnijdenis
Meisjesbesnijdenis is een ingreep aan de uitwendige geslachtsorganen. De World Health Organization difineert vier vormen: 1. Verwijdering van de voorhuid van de clitoris, met of zonder gedeeltelijke of volledige verwijdering van de clitoris. 2. Verwijdering van de clitoris met gedeeltelijke of volledige verwijdering van de kleine schaamlippen. 3. Verwijdering van de clitoris en van de uitwendige genitalia en hechten/vernauwen van de ingang van de vagina. Na aaneenhechting van de resterende schaamlippen blijft een zeer kleine opening over voor menstruatiebloed en urine. 4. Overige (meng)vormen, zoals prikken, piercen en/ of snijden in clitoris en of schaamlippen, aanbrengen van brandwonden, inbrengen van bijtende stoffen of kruiden in de vagina. Vaak wordt de term ‘sunna’ gebruikt. Dit zou staan voor een milde vorm van meisjesbesnijdenis, zoals de hierboven genoemnde eerste vorm. In de praktijk blijkt sunna echter een verzamelbegrip te zijn.
2.5
Signalen, klachten en medische complicaties
Besnijdenis vindt meestal plaats bij jonge meisjes, de exacte leeftijd verschilt per land. Bij Somalische meisjes ligt de leeftijd tussen de 6 en 10 jaar, in ieder geval vóór de eerste menstruatie. De ingreep vindt vaak plaats tijdens schoolvakanties, zodat de meisjes kunnen herstellen. Meisjesbesnijdenis kan psychische klachten en problemen met betrekking tot seksualiteit veroorzaken. De kans op lichamelijke klachten en medische complicaties is groot, tijdens de ingreep maar ook daarna. Directe gevolgen tijdens en na de ingreep zijn: • extreme pijn (wanneer de ingreep zonder verdoving plaatsvindt); • urineklachten (pijn bij plassen, ophoping urine in de blaas); • overmatig bloedverlies; • kans op infectie. Mogelijke gevolgen na de ingreep: • medisch ingrijpen om seksuele gemeenschap en bevalling mogelijk te maken; • menstruatieklachten en moeilijke en/of pijnlijke urinelozing; • urineweginfectie; • chronische pijn in onderbuik; • onvruchtbaarheid door gynaecologische infecties; • littekenvorming; • moeilijk inwendig onderzoek (uitstrijkje). 2.6
Achtergrond informatie
Herkomst van meisjesbesnijdenis De herkomst van meisjesbesnijdenis is niet duidelijk. Als traditie wordt ze vaak gekoppeld aan de islam, maar in de koran komt ze niet aan de orde. Bovendien zijn er ook christelijke volken die meisjesbesnijdenis toepassen. Waarschijnlijk is het een pre-christelijk, pre-islamitisch gebruik dat in sommige gebieden later verweven is geraakt met het geloof. Hoewel de mensen die meisjesbesnijdenis toepassen, overwegend moslim zijn, betekent dit dus niet dat het een gebruik van alle moslims is. Meisjesbesnijdenis treft meer dan 80 miljoen meisjes en vrouwen in de wereld. Het komt voor in 20 Afrikaanse landen en bij bevolkingsgroepen in een aantal landen in het Nabije Oosten en in Azië. In Somalië, Djibouti, Noord-Soedan en Mali worden bijna alle meisjes besneden en wordt veelal de meest ingrijpende vorm - infibulatie - toegepast. Tot in de jaren vijftig werd in delen van West-Europa
20
Protocol kindermishandeling
en in de Verenigde Staten clitoridectomie als medische ingreep toegepast bij meisjes met hysterische klachten. Waarom wordt een meisje besneden? Ouders laten de besnijdenis uitvoeren uit liefde, om het kind te beschermen en om haar toekomst veilig te stellen. Veel meisjes en vrouwen zien de ingreep als iets vanzelfsprekends: het hoort erbij, iedereen is immers besneden. Vaak zijn ze opgelucht en trots als het voorbij is. De pijn hoort bij het leven van een vrouw, zoals ook de pijn bij een bevalling. Er worden onder meer de volgende redenen gegeven: • Het besnijden bepaalt mede de vrouwelijke identiteit van het meisje. Dit heeft te maken met opvattingen, waarden en normen rond zaken als maagdelijkheid, kuisheid en reinheid. • Het beschermt de maagdelijkheid van het meisje. • Het vergroot haar huwelijkskansen. • Het geeft haar status in de gemeenschap (het omgekeerde geldt nog sterker: een onbesneden meisje loopt het risico uitgestoten te worden). • Een geïnfibuleerde vrouw is mooier. • Het is een teken van een goede opvoeding. • Het zou een islamitisch voorschrift voor reinheid zijn. Als een meisje niet besneden wordt In een gemeenschap waar besnijdenis traditie is, zijn de sociale gevolgen voor een onbesneden meisje vaak groot. De familie en de gemeenschap • beschouwen het meisje als onrein; • verdenken haar van seksueel contact voor het huwelijk of rekenen haar seksueel ongeremd gedrag aan; • oefenen sociale controle uit op voortzetting van de traditie. Een onbesneden, ‘open’ vrouw maakt de familie te schande, wordt doorgaans uitgestoten en heeft minder kansen op een huwelijk; de kans is groot dat zij - als enig mogelijke uitweg - in de prostitutie terechtkomt. Ook het meisje zelf voelt zich vaak lelijk en onvolmaakt als ze niet besneden is.
21
Protocol kindermishandeling
Hoofdstuk 3 Het stappenplan 3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op de stappen die je als beroepskracht kunt ondernemen wanneer je een vermoeden hebt van kindermishandeling. In de eerste paragraaf staat beschreven wie welke verantwoordelijkheden heeft. Het is belangrijk dat iedereen dit van elkaar weet, zodat daarover geen misverstanden ontstaan en dat men elkaar hier op kan aanspreken. In paragraaf 2.3 wordt het signaleren van kindermishandeling uitgewerkt. Na het signaleren is het de bedoeling dat je volgens het stappenplan werkt. Deze is schematisch weergegeven en wordt daarna stap voor stap uitgewerkt. Het is niet zo dat je je altijd strikt moet houden aan de volgorde van het stappenplan, het is een handleiding die je kan helpen om te kijken welke stap het beste genomen kan worden. 3.2
Verantwoordelijkheden
Bij het gebruik van dit protocol, is het van belang dat voor iedereen duidelijk is wie binnen de instelling voor wat verantwoordelijk voor is. In bijlage 1 blz. 45 kan schematisch weergegeven worden welke persoonen aanspreekpunt binnen SPIL zijn wanneer er sprake is van (vermoedens) van kindermishandeling en waar en wanneer deze personen bereikbaar zijn. 1
Verantwoordelijkheden directie - Het protocol kindermishandeling opnemen in het kwaliteitsbeleid van de instelling; - Informeren van ouders en beroepskrachten over dit beleid; - Benoemen van een voorzitter van het brede Spilzorgteam; - Steunen van alle beroepskrachten in hun handelen volgens het protocol; - Zorg dragen voor voldoende deskundigheid bij beroepskrachten over signaleren en omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling, door middel van het aanbieden van cursussen en deskundigheidsbevordering; - Eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het protocol. Verantwoordelijkheden voorzitter brede Spilzorgteam - Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; - Een aanspreekpunt zijn binnen de instelling voor algemene informatie over (het protocol) kindermishandeling; - Overleg plegen met de beroepskracht die zorg heeft over een kind; - Wanneer gewenst overleggen met andere beroepskrachten binnen het Spilcentrum; - Team bij elkaar laten komen voor overleg; - Informeren van de leidinggevende; - Kennis hebben van de handelwijze volgens het protocol; - Vaststellen van taken van een ieder (wie doet wat wanneer); - Indien nodig contact op (laten) nemen met het AMK voor advies of melding; - Indien nodig contact op (laten) nemen met externe instellingen; - Waken voor de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen; - Toezien op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin; - Verslaglegging van relevante informatie; - Evalueren van de genomen stappen; - Afsluiten van het proces; - Bijhouden van de sociale kaart;
1
Met directie wordt bedoeld de directie van de peuterspeelzalen, de kinderopvang en van de basisschool.
22
Protocol kindermishandeling
Verantwoordelijkheden beroepskracht - Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling en hierbij gebruik maken van de signalenlijst en observatieschema (zie bijlage 2 blz. 46); - Overleg plegen met de voorzitter van het zorgteam bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling; - Uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg met (de voorzitter van) het zorgteam, de teambespreking en het overleg binnen het Spilcentrum, zoals observeren, een gesprek met de ouders, of het contact opnemen met externe instellingen; - Bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met (de voorzitter van) het brede Spil zorgteam. De directie, de voorzitter, het zorgteam en de beroepskracht zijn niet verantwoordelijk voor: - Vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling; - Verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen (begeleiding, therapie). 3.3
Signaleren van kindermishandeling
Bij signaleren gaat het in eerste instantie om de zorgen die je over een kind hebt, waarvoor je geen geruststellende verklaring kunt vinden. Het kan voorkomen dat sommige beroepskrachten iets eerder signaleren dan anderen. Iemands persoonlijkheid heeft namelijk ook invloed op de gevoeligheid voor signalen. De ene beroepskracht pikt eerder signalen op dan de andere. Signaleren vraagt om kennis, vaardigheden en duidelijkheid over de te volgen stappen. Bij signaleren is het van belang dat je bewust bent van je eigen normen en waarden. Hierdoor is het makkelijker om naast ouders te gaan staan en ze te steunen, en niet te veroordelen. Iedereen kijkt vanuit zijn eigen achtergrond naar het onderwerp kindermishandeling, waardoor signalen anders geïnterpreteerd kunnen worden. Het is goed om het hier eens over te hebben tijdens een teamvergadering. Signalen die kinderen uitstralen, hoeven niet altijd te wijzen op kindermishandeling. Het kan ook een andere oorzaak hebben, zoals een scheiding of een sterfgeval. Het gaat er niet om dat je vaststelt dat het kind mishandeld wordt, maar dat je goed signaleert om de situatie helder te krijgen. Tips voor het omgaan met signalen: - Zet de signalen op een rij en bekijk ze zorgvuldig, gebruik hierbij de observatieschema’s (bijlage 2 blz. 46); - Blijf objectief en volg je eigen gevoel; - Zoek niet naar bewijzen; - Trek geen overhaaste conclusies, maar laat het er ook niet te snel bij zitten; - Neem contact op met je coördinator: HANDEL NOOIT ALLEEN! Er zijn meerdere signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling, maar het zien van één of meerdere signalen, hoeft zeker niet altijd kindermishandeling in te houden. Zet de signalen daarom goed op een rij en bekijk deze zorgvuldig. Hierbij kun je gebruik maken van de observatieschema’s. Een plotselinge gedragsverandering bij een kind, is altijd een goede reden om het kind goed in de gaten te houden. Als je hier geen goed gevoel over hebt en je maakt je zorgen, maak dit dan bespreekbaar met je contactpersoon en in jouw team en probeer samen uit te zoeken waar je gevoel vandaan komt. Neem altijd je intuïtie serieus. In paragraaf 1.4 zijn twee signalenlijsten opgenomen, één voor kinderen van 0-4 jaar en één voor kinderen van 4-12 jaar. Raadpleeg deze en houd dit bij de hand.
23
Protocol kindermishandeling
3.3.1
Schematisch stappenplan
Afhankelijk van de situatie, kun je bepalen welke stap de prioriteit heeft en op welke volgorde je deze stappen kunt uitvoeren.
Signaleren van kindermishandeling
Controleer wat jouw
Observeren
Informatie verzamelen
Melden bij de voorzitter van het brede Spilzorgteam
Overleg met het team
Overleg binnen het brede Spilzorgteam
Overleg met kind
Contact met ouders
Doorverwijzen
verantwoordelijkheden
Stappenplan
zijn
Afsluiten, nazorg en evaluatie
24
Protocol kindermishandeling
3.3.2
Toelichting stappenplan
Bij elke stap uit het stappenplan moet je ouders op de hoogte brengen van jouw acties. Wanneer ouders het met een van deze stappen niet eens zijn of niet mee willen werken, kun je geen volgende stappen meer ondernemen en is het raadzaam de meldcode bijlage 5 en het privacyreglement bijlage 6 erbij te pakken. Voor de uitwerking van de stappen ‘controleren wat jouw verantwoordelijkheden zijn’ en ‘signaleren van kindermishandeling’, zie paragraaf 2.2 en 2.3.
Observeren Om een vermoeden te verduidelijken, is het raadzaam om het kind te observeren. Stel ouders op de hoogte van de observatie, vermeld erbij dat je je zorgen maakt over het veranderend gedrag van hun kind. Bepaal altijd hoe lang je wilt observeren. Enkele voorwaarden voor observeren: - De signalenlijst, die is opgenomen in paragraaf 1.4, wordt samen met de observatieschema’s, die toegevoegd zijn als bijlage 2, gebruikt tijdens het observeren. - Je staat open voor kindermishandeling, waardoor het kind zich ook veilig kan voelen. De observatieperiode is alleen bedoeld om je vermoeden te verduidelijken, niet om vast te stellen of er sprake is van kindermishandeling. Dat is niet jouw taak. Bespreek je observaties ook met je contactpersoon en in je team.
Informatie verzamelen Het verzamelen van informatie kan soms helpen om een completer beeld van de situatie te krijgen. Er zijn veel bronnen die je kunt raadplegen om informatie te verzamelen. Denk wel aan de privacy van het gezin. Je hebt altijd toestemming nodig van de ouders. Krijg je deze niet, dan kun je het gezin anoniem bespreken. Wanneer ouders geen toestemming geven, kun je het privacyreglement in bijlage 6 raadplegen. -
Kijk eens in de aanmeldingsformulieren van het kind of hier bijzonderheden in staan; Vraag feitelijke informatie, over je signalen, aan de ouders zelf; Kijk op internet, in boeken of tijdschriften om meer uit te zoeken over een bepaald signaal; Voor vragen over de ontwikkeling van kinderen, kun je anoniem advies krijgen bij het consultatiebureau, Bureau Jeugdzorg of de GGD. In dit gesprek hoef je alleen het geslacht en de leeftijd van het kind te geven. Voor vragen over kindermishandeling kun je altijd terecht bij het AMK.
Overleg met (de voorzitter van) het Spilzorgteam Wanneer je een vermoeden hebt van kindermishandeling, is het van belang dit eerst met de internbegeleider en de voorzitter van het Spilzorgteam te bespreken. Neem hierbij je ingevulde observatieschema’s mee, zodat er een duidelijk beeld is van de situatie. De voorzitter kan de situatie bespreken in het brede Spilzorgteam. Zolang de zorg blijft, is het van belang om regelmatig met de internbegeleider en/ of de voorzitter te overleggen. Het doel van het gesprek met je internbegeleider en/ of voorzitter is om de volgende vragen te beantwoorden en te bespreken: - Wat zijn de signalen? - Wanneer is de zorg ontstaan? - Waardoor is de zorg ontstaan? - Hoe vaak komen de signalen voor? - Wanneer komen de signalen voor? - Veranderen de signalen in intensiteit? - Is het aantal signalen toegenomen?
25
Protocol kindermishandeling
Na het beantwoorden van deze vragen, ga je samen onderzoeken wat je verder kunt doen. Maak hierbij gebruik van het stappenplan. Wanneer je dringende vragen hebt en de betreffende contactpersonen m.b.t. (vermoedens van) kindermishandeling zijn niet bereikbaar, raadpleeg dan het AMK voor advies. Stel de internbegeleider en de voorzitter op de hoogte van de inhoud van het gesprek met het AMK.
Overleg met het team Indien het, na overleg met de voorzitter nodig blijkt om je zorgen nog te bespreken, is het raadzaam om dit ook met je directe collega’s of in jouw team te bespreken. Tijdens deze bespreking breng je jouw vermoedens in. Het doel van deze bespreking is: - Controleren of de waargenomen vermoedens bij collega’s worden herkend; - Controleren of collega’s ook vermoedens hebben; - Samen vaststellen welke vervolgstappen noodzakelijk zijn; - Vaststellen hoe de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot te nemen vervolgstappen worden verdeeld; - Uitzoeken of het kind ook nog ergens anders binnen het Spilcentrum komt, of dat hij een broertje of zusje op het Spilcentrum heeft. Wanneer dit het geval is, bespreekt de voorzitter het kind/gezin binnen het brede. - Vaststellen wie het gesprek met ouders voert en wat er in dit gesprek besproken wordt.
Overleg binnen het brede Spilzorgteam Wanneer het kind, waarvan je een vermoeden hebt, ook nog ergens anders op het Spilcentrum komt, of als hij een broertje of zusje op het Spilcentrum heeft, vindt er overleg plaats met alle betrokkenen van het kind. Betrokkenen kunnen ook zijn: iemand van de GGD, het consultatiebureau of schoolmaatschappelijk werk. Betrek hen er altijd bij, zij hebben veel kennis en op een andere manier contact met het kind. Ook hebben zij vaak een ingang bij de hulpverlening. Bespreek in dit overleg je zorgen en controleer of de betrokkenen deze zorgen herkennen. Stel gezamenlijk een plan van aanpak op. Bepaal wat er moet gebeuren, maar ook wie wat en wanneer doet. Spreek af wie de coördinatie op zich neemt. Vraag hiervoor altijd toestemming aan ouders, dit in verband met de privacy. Wanneer je geen toestemming krijgt, kun je het kind ook anoniem bespreken. Meer informatie over de Wet bescherming persoonsgegevens kun je terugvinden in bijlage 6. Houd in gedachte dat het belang van het kind altijd voorop staat. Bij vragen of twijfel kan er, voor advies, altijd gebeld worden met het AMK, tel. 0900-1231230 Doe dit ook!
Contact met kind Wanneer je een vermoeden hebt van kindermishandeling, kan een gesprek met het kind extra informatie bieden. Hierbij is het belangrijk dat je extra voorzichtig bent. Vanaf ongeveer 2 jaar is het mogelijk om met het kind te praten over de situatie. Houd bij het gesprek rekening met de leeftijd en de ontwikkelingsfase van het kind en sluit je hierbij aan. Probeer het gesprek zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen, bijvoorbeeld tijdens het spelen of bij het lezen van een boekje. Stel nooit “waaromvragen”. Dit komt beschuldigend over. Je mag het kind nooit woorden in de mond leggen. Ook is het belangrijk wanneer je merkt dat het kind geen zin heeft om te praten, je direct met het gesprek stopt. Het gesprek heeft als doel om aanvullende informatie te krijgen, maar mag niet als vervangend gesprek met de ouders worden gezien. Wanneer je het als beroepskracht moeilijk vindt om het kind aan te spreken, dan zijn er andere manieren en mogelijkheden om het thema kindermishandeling in de groep bespreekbaar te maken, zoals een verhaal voorlezen wat gaat over kindermishandeling (zie bijlage 8 blz. 73 voor aanbevolen literatuur). In bijlage 3 zijn richtlijnen voor gesprekken met het kind toegevoegd.
26
Protocol kindermishandeling
Contact met ouders Nadat vastgesteld is welke vervolgstappen noodzakelijk zijn en hiervoor een taakverdeling is gemaakt, gaat de aangewezen persoon een gesprek aan met de ouders. Dit kun jij, de voorziter, internbegeleider of iemand van de directie zijn of in sommige gevallen samen. Daarover worden er tijdens het overleg binnen het Spilcentrum afspraken gemaakt. Het gesprek kan ook samen met de schoolmaatschappelijk werker voorbereid worden. Bekijk vooraf of het beter is om het gesprek met de ouders thuis te voeren of dat je ze op het Spilcentrum uit zal nodigen. Noteer de signalen, in de observatieschema’s, die je hebt opgemerkt zo nauwkeurig mogelijk, zodat je dit duidelijk aan de ouders kunt overbrengen. Zorg dat je je eigen opvattingen over de situatie helder hebt, zodat je niet wordt overvallen wanneer ouders hier vragen over hebben. Het is erg belangrijk dat ouders jou vertrouwen. Wanneer ze dat niet doen, probeer hun vertrouwen dan te winnen door ze serieus te nemen en aan te geven dat je ze niet veroordeelt, maar ze wilt helpen. Het is natuurlijk erg moeilijk om in gesprek te gaan met ouders wanneer er een vermoeden is van kindermishandeling. Toch is het erg belangrijk om dit te doen, om een duidelijk beeld van de situatie te krijgen. Het kan namelijk blijken dat er iets anders aan de hand is. Maar het kan ook een duwtje in de rug zijn dat ouders nodig hebben om hulp te gaan zoeken. Kindermishandeling komt meestal voort uit onmacht van de ouders. Wanneer ouders agressief of terughoudend reageren, dan heb je een reden meer om je zorgen te maken. Behandel de ouders met respect, accepteer ze, laat zien dat je echt betrokken bent en houd rekening met de waarden en normen van de ouders. Houd er rekening mee dat het kind ook door iemand anders (dan de ouders) mishandeld kan worden. In bijlage 4 zijn richtlijnen voor gesprekken met ouders toegevoegd. Culturele verschillen Overal komt kindermishandeling voor, ook in allochtone gezinnen. De cultuur van een gezin speelt altijd een rol bij kindermishandeling. Er zijn een aantal achtergrondfactoren die specifiek bij allochtone gezinnen van invloed zijn, zoals: - Migratiegeschiedenis; - Positie in de maatschappij; - Discriminatie; - Taal- en cultuurverschillen. Bij vermoedens van kindermishandeling in allochtone gezinnen kunnen grote dilemma’s zijn, er kunnen vragen opspelen als: “Is dit nu kindermishandeling of hoort het bij de cultuur? Mag ik me er wel mee bemoeien? Hoe moet ik deze ouders benaderen?” Bekijk het gezin niet alleen vanuit het culturele aspect, maar blijf het gezin als individu bekijken. Bijvoorbeeld: “de Turkse vrouw is moeder, maar ik ben ook moeder”. Zoek overeenkomsten en ga naast het gezin staan. Let altijd op de volgende uitgangspunten: - Er bestaat in Nederland een taboe op het openlijk bespreken van kindermishandeling in allochtone gezinnen; - Kindermishandeling komt in alle culturen voor en wordt in alle culturen afgewezen; - Binnen verschillende culturen zijn verschillende opvattingen over de betekenis van kindermishandeling; - Het gezin woont nu in Nederland, waardoor het kind de rechten van een Nederlands kind heeft; - Beroepskrachten moeten werken vanuit een basishouding van respect voor de verschillende culturen; - In sommige culturen mogen vrouwen niet alleen in een ruimte zitten met een vreemde man.
27
Protocol kindermishandeling
Het is raadzaam om advies te vragen bij het AMK. Zij hebben ervaringen met gesprekken over kindermishandeling met allochtone ouders. In bijlage 4 zijn ook tips en aandachtspunten voor het gesprek met (allochtone) ouders toegevoegd. Wanneer je twijfelt of er sprake is van mishandeling, dan kun je altijd advies vragen aan deskundigen. Adressen en telefoonnummers zijn opgenomen in de sociale kaart (zie hoofdstuk 4).
Doorverwijzen Wanneer de afgesproken persoon met ouders gesproken heeft en zij accepteren hulp, kan deze ouders wijzen op de mogelijkheden van de verschillende hulpverleningsinstellingen. Deze persoon moet er wel op letten dat hij zich aansluit op het tempo van de ouders. Het is voor ouders vaak een grote stap om hulp te zoeken, houd hier rekening mee. Gun hen de tijd, wanneer de situatie dit toelaat. Bespreek binnen het zorgteam of er een verwijzing/ aanmelding wenselijk en of nodig is bij een instantie die onderdeel is van het brede Spilzorgteam. Bijvoorbeeld bij O&O of het schoolmaatschappelijk werk. Wanneer ouders doorverwezen willen worden naar een externe instantie, kun je gebruik maken van de sociale kaart. Het kan handig zijn dat jullie bespreken welke informatie je aan de hulpverleningsinstelling mag geven, zet dit ook op papier. Spreek ook af hoe vaak je informatie gaat uitwisselen met de hulpverleningsinstelling. Door hier afspraken over te maken, is het voor ouders iets duidelijker wat er gaat gebeuren. Hier hebben ouders behoefte aan. Houd rekening met wachtlijsten bij de hulpverleningsinstellingen. Niet alle instellingen hoeven een wachtlijst te hebben, maar het is wel mogelijk. Vertel dit ook aan de ouders. In de sociale kaart zijn relevante instellingen opgenomen. Bespreek binnen het zorgteam waar je het gezin het beste naar kunt verwijzen. In bijlage 7 is informatie over het AMK, Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming toegevoegd.
Afsluiten, nazorg en evaluatie Wanneer er geen zorgen meer zijn over het kind of als er goede hulp is gevonden voor het gezin, dan sluit de internbegeleider/ voorzitter of het brede Spilzorgteam het proces af. Wanneer een gezin is doorverwezen, wil het niet zeggen dat de problemen meteen zijn opgelost. Het is daarom belangrijk om beschikbaar te blijven voor het kind en nog eens contact op te nemen met ouders om te vragen hoe het gaat. Wanneer je later nog twijfels hebt over de ontwikkeling van het kind, neem dan contact op met ouders, het AMK of de hulpverleningsinstelling waar het gezin eventueel naar verwezen is.
28
Protocol kindermishandeling
Hoofdstuk 4 Sociale kaart Sociale kaart gerelateerd aan kindermishandeling: Advies en Meldpunt Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Eindhoven Bureau Slachtofferhulp Expertisecentrum Kindermishandeling Focal point, meisjes besnijdenis Fiom Eindhoven GGD Brabant Zuidoost GGZe Regio Eindhoven Kindertelefoon, de Korrelatie, stichting NEOS, Blijf van m'n Lijf Raad voor de Kinderbescherming SOS telefonische hulpdienst Noord-Brabant Steunpunt Huiselijk Geweld
Ziekenhuizen en huisartsen: Ziekenhuizen:
Sociale kaart
Sociale kaart overige: Boddaert Centrum Bureau HALT Eindhoven De Combinatie DOBA Onderwijsadviseurs Humanitas Afdeling Eindhoven Kico, Stichting K2 MEE KOREIN kinderopvang Lumens groep, centraal bureau Medisch kleuterdagverblijf (Tomteboe Eindhoven) Salto SKPO Stichting MAJ maatjes in de ambulante jongerenzorg Brabant Tolkencentrum Zuidzorg Eindhoven - Catharina-Ziekenhuis - Máxima Medisch Centrum Locatie Eindhoven - Máxima Medisch Centrum Locatie Veldhoven
Huisartsen
29
Protocol kindermishandeling
Sociale kaart gerelateerd aan Kindermishandeling: Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Landelijk telefoonnummer: 0900 1231230 AMK Midden- West Brabant Adres: Erasmusweg 34 Postcode: 4803 ER Plaats: Breda Telefoon: 076-5146323 Fax: 076-5204945 AMK Noord- Oost Brabant Adres : Sobrietasplein 101 Postcode : 5701 MJ Plaats : Helmond Telefoon : 0492-508410 Fax : 0492-508411
Sociale kaart
Contactpersoon: Telefoondienst Het AMK is het advies en meldpunt voor (vermoedens) van kindermishandeling. Bij het AMK kan iedereen terecht met al zijn vermoedens, signalen, vragen, zorgen of meldingen met betrekking tot kindermishandeling. Het AMK kan adviseren, consulteren en een melding aannemen. Het betrokken gezin is niet altijd op de hoogte van de melding door derden (particulieren, beroepskrachten of professionele hulpverleners). Particulieren en beroepsbeoefenaars kunnen er voor kiezen onbekend te blijven voor het gemelde gezin. Professionele hulpverleners worden in principe als melder bekend gemaakt aan het gezin. Tot de kerntaken van het AMK behoren het in ontvangst nemen, onderzoeken en beoordelen van meldingen, en waar nodig verwijzen en overdragen naar hulpverlening of jeugdbescherming. Binnen het AMK Helmond zit een regionaal preventieteam kindermishandeling.
Bureau Jeugdzorg Eindhoven Adres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail:
Wal 20 5611 GG Eindhoven 040-7999100 040-7999101
[email protected]
Contactpersoon: Aanmeldteam Kinderen en jongeren tot 18 jaar met opvoedings- en opgroeiproblemen en hun ouders kunnen voor hulp terecht bij Bureau Jeugdzorg. Zij kijken wat er nodig is, geven informatie en advies en bieden de route naar passende hulp. De dienstverlening die Bureau Jeugdzorg biedt varieert van informatie, advies en screening tot diagnostiek, crisishulp en casemanagement. Bureau Jeugdzorg regelt de toegang naar de geindiceerde jeugdhulpverlening. De jeugdbeschermingsmaatregelen (voogdij en gezinsvoogdij) en jeugdreclassering, voert Bureau Jeugdzorg zelf uit. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en de Kindertelefoon maken deel uit van Bureau Jeugdzorg.
30
Protocol kindermishandeling
Beroepskrachten kunnen indien ze een vermoeden van kindermishandeling hebben, dit melden bij Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg kan de zaak oppakken en advies geven aan de beroepskracht. Bureau Jeugdzorg kan indien er spoed bij is, het AMK inschakelen of de beroepskracht doorverwijzen.
Bureau Slachtofferhulp Adres: Postcode: Plaats: Telefoon: E-mail: Homepage:
Geldropseweg 86a 5611 SK Eindhoven 040-2116625
[email protected] www.slachtofferhulp.nl
Bureau Slachtofferhulp is er voor mensen die te maken hebben (gehad) met een verkeersongeluk, geweld, inbraak, beroving, seksueel geweld, huiselijk geweld, stalking of anders. Gebeurtenissen die gepaard gaan met veel emoties, hulpverleningsinstanties, politie, juridische procedures, enz. Medewerkers van Bureau Slachtofferhulp praten met de slachtoffers en helpt hen om zaken op een rij te zetten. De vrijwilligers bij Bureau Slachtofferhulp weten door training wat zij voor de cliënten kunnen doen. Als het nodig is verwijzen ze cliënten door naar andere hulpverlenende instellingen (zoals het maatschappelijk werk of GGZ)
Expertisecentrum Kindermishandeling Telefoon: E-mail: Homepage:
030-230 65 61
[email protected] www.kindermishandeling.nl www.kindermishandeling.info
Het Expertisecentrum Kindermishandeling wil beroepskrachten, overheden, beleidsmakers en het algemene publiek stimuleren en toerusten om kindermishandeling in het gezin zoveel mogelijk te voorkomen of anders tijdig te signaleren en effectieve hulp in te schakelen. Het centrum vervult zijn taak onder meer door informatievoorziening, kennisuitwisseling, werkontwikkeling en beleidsadvisering. Via internet geeft het centrum informatie op twee sites. Voor beroepskrachten en andere volwassenen is de site www.kindermishandeling.info Daar vindt u informatie en advies over de herkenning en aanpak van kindermishandeling. Voor beroepskrachten, kinderen en jongeren is er een aparte site: www.kindermishandeling.nl. Daar vinden zij ook adressen en telefoonnummers voor hulp.
Focal point, meisjes besnijdenis Postbus: Postcode: Plaats: Telefoon: E-mail: Homepage:
13318 3507 LH Utrecht 030-2349800
[email protected] www.meisjesbesnijdenis.nl
Focal point meisjesbesnijdenis is opgezet door Pharos- kenniscentrum vluchtelingen en gezondheid. Pharos heeft met o.a. Focal point een centrale rol in de preventie van meisjesbesnijdenis. Bij focal point kunnen mensen die in de gezondheidszorg, het welzijnswerk, het onderwijs of justitiele sector werken, met al hun vragen over meisjesbesnijdenis terecht. Focal point meisjesbesnijdenis is bereikbaar op werkdagen van 12.00 – 17.00 uur.
31
Sociale kaart
Openingstijden: 9.00 – 17.00
Protocol kindermishandeling
FIOM Eindhoven Adres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail:
Ploegstraat 1 5615 HA Eindhoven 040-2453335 040-2449503
[email protected]
Contactpersoon: Miriam de Werdt
Sociale kaart
Het uitgangspunt van de Fiom-hulpverlening is de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de hulpvrager en het recht om zelf te beschikken over lijf en leven. Problemen kunnen samenhangen met situaties uit het verleden, met het gezin, de sociale omstandigheden en de cultuur waarin mensen zijn groot gebracht, de sekse en de kansen en mogelijkheden die onze samenleving aan vrouwen en mannen biedt. Omdat deze factoren een rol spelen bij het ontstaan van het probleem, worden ze ook betrokken bij het bespreken daarvan. Het FIOM biedt hulp, informatie en advies aan iedereeen die vragen of problemen heeft op het gebied van: • (on)bedoelde zwangerschap • Tienerzwangerschap • Ongewenste kinderloosheid • Afstand doen van een kind • Een kind adopteren • Afgestaan/geadopteerd zijn • (inter)nationale zoekacties naar familieleden • Huiselijk geweld en seksueel geweld
Seksueel geweld Fiom heeft veel ervaring en expertise in individuel en groepshulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld: vrouwelijke en mannelijke slachtoffers (en hun partners) van aanranding, verkrachting en incest. Ook met ouders van misbruikte kinderen. Mannen, vrouwen, kinderen en ouders van kinderen die te maken hebben of hebben gehad met seksueel geweld, kunnen doorverwezen worden naar regionaal Algemeen maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg, GGZ. Of wanneer deze er zijn naar gespecialiseerde hulpverleners op hetgebied van seksueel gewweld Huiselijk geweld Wat het aanbod op het gebied van huiselijk geweld en seksueel geweld betreft draagt de Fiom in 2007 haar kennis en expertise over aan hulpverleningsinstanties als onder meer het Algemeen Maatschappelijk werk, Vrouwenopvang, Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Jeugdzorg, GGZ, Politie, Raad voor de Kinderbescherming, Thuiszorg, AZC’s en het NIDOS. Dit betekent dat de Fiom haar hulpverlening op dit gebied gaat afbouwen.
32
Protocol kindermishandeling
GGD Brabant Zuidoost Adres: Postadres: Postcode: Plaatst: Telefoon: E-mail: Homepage:
Stadhuisplein 2 Postbus 2357 5600 CJ Eindhoven 088-0031312
[email protected] www.ggdbzo.nl
De GGD Eindhoven streeft naar een betere gezondheid van de bevolking in Eindhoven in het algemeen en van mensen in achterstandssituaties in het bijzonder. Dit doet zij door signaleren, adviseren, initiëren en uitvoeren van preventieve zorg. Zij doet dit in interactie en samenwerking met derden.
GGZ Regio Eindhoven
Kinderen en Jeugd
Adres:
NoordBrabantlaan 2
5651 LX Eindhoven
0402613550
[email protected] Programma leider: Bert van den Boomen
Zorgprogramma voor Kinderen en Jeugd Het zorgprogramma is bedoeld voor kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek of zeer ernstige psychosociale problematiek en hun ouders. Waarbij er dringende vragen zijn over hoe verder op tegroeien of op te voeden of aarin ernstige nood voelen. Essentieel voor de aanpak is het feit dat het kind of de jeugdige in ontwikkeling is en sterk verbonden met het gezin. Aanmelding kan uitsluitend op schriftelijke verwijzing van de huisarts of via Bureau Jeugdzorg. Er zijn verschillende zorgprogramma’s die aansluiten bij uiteenlopende problematiek en hulpvragen. Bij mishandeling kan er sprake zijn van traumagerelateerde stoornissen. Er kunnen ook klachten of problemen zijn die samenhangen met traumatiserende ervaringen zoals seksueel misbruik, lichamelijk geweld of geestelijke mishandeling. Hiervoor is een specifiek aanbod vanuit het zorgprogramma.
Kindertelefoon, De Telefoon: Homepage:
0800-0432 www.kindertelefoon.nl
De kindertelefoon is dagelijks bereikbaar van 14.00 tot 18.00 uur. Vanaf 16.00 uur is de kindertelefoon ook via de chat bereikbaar. De kindertelefoon is er voor kinderen die hun verhaal kwijt willen. Dit kan iets leuks zijn, maar ook iets wat minder leuk is. De mensen die bij de kindertelefoon werken, zijn vrijwilligers die een intensieve training gevolgd hebben. Het verhaal dat de kinderen vertellen blijft anoniem. Indien nodig wordt er meegedacht voor een eventuele oplossing.
33
Sociale kaart
Postadres: Postcode: Postvak: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail: Homepage:
Wilhelminaplein 3 Kruisstraat 92 a postbus 909 5600 AX 1105 Eindhoven 040-2613550 040-2461766
[email protected] www.ggze.nl
Protocol kindermishandeling
Korrelatie, stichting Telefoon: 0900 - 1450 (30 cpm) Maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 18.00 uur Home-page: www.korrelatie.nl Korrelatie verleent hulp bij psychische en sociale problemen zowel telefonisch als via internet. Korrelatie biedt advies en hulp op maat. Vanwege de lage drempel van Korrelatie kunnen mensen in een vroeg stadium worden geholpen en kan de druk op de (geestelijke) gezondheidszorg verminderen. Korrelatie werkt met professionals zoals: maatschappelijk werkers, psychologen en pedagogen. De hulp is toegespitst op de individuele en unieke situatie van de cliënt. Als cliënten meer hulp nodig hebben en/of wensen, wordt gezamenlijk bekeken waar welke hulp verkrijgbaar is. Ook hierbij biedt Korrelatie begeleiding in het formuleren van de hulpvraag. Korrelatie is met deze hulpverlening een niet meer weg te denken partner in de Geestelijke GezondheidsZorg.
Sociale kaart
Korrelatie is er om advies te geven en steun te bieden aan mensen die mishandeling hebben ondervonden of van dichtbij hebben meegemaakt. Ook geeft Korrelatie steun en advies aan beroepskrachten, informatie over verschillende vormen van hulpverlening en wat men daar kan verwachten. En wijst de weg naar bijvoorbeeld een lotgenotengroep, het Fiom, GGZ of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
NEOS, Blijf van m’n Lijf Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: E-mail: Homepage:
Postbus 922 5600 AX Eindhoven 040-211 64 47
[email protected] [email protected] http://www.st-neos.nl
Neos - Blijf van m'n Lijf biedt opvang aan vrouwen en kinderen die gevlucht zijn voor geweld. Bij Blijf Eindhoven worden vrouwen en kinderen opgevangen die vluchten voor partner en/of familie, voor mensenhandel en/of gedwongen prostitutie, vanwege eerwraak of eergerelateerde problemen. Vrouwen blijven gemiddeld 3 maanden in het opvanghuis.
Raad voor de Kinderbescherming Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail:
Keizersgracht 5 Postbus 2175 5600 CD Eindhoven 040-2329319 040-2329449
[email protected]
Contactpersoon: Bureaudienst Doelstelling De Raad voor de Kinderbescherming heeft als doelstelling om kinderen te beschermen als hun lichamelijke of geestelijke ontwikkeling gevaar loopt. De Raad komt op voor kinderen die zich in een bedreigende situatie bevinden. De Raad is een instantie die onderzoekt of die bedreiging voor een kind aanwezig is en hoe die kan worden weggenomen. De Raad kan de rechter vragen een kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken. Dat gebeurt als vrijwillige hulpverlening niet mogelijk of onvoldoende is. Als vrijwillige hulp wel voldoende is, schakelt de Raad andere instellingen in. Medewerkers van de Raad geven die hulp niet zelf.
34
Protocol kindermishandeling
SOS Telefonische hulpdienst Noord- Brabant Postadres: Postcode: Plaats: Hulplijn: Kantoor: Telefoon: E-mail:
Postbus 4644 5601 EP Eindhoven 040 - 2125566 040 - 2125353 0900 -0767
[email protected]
Iedereen heeft wel eens zo’n moment dat je het allemaal even niet meer ziet zitten. Maar soms gaat dat onbehaaglijke gevoel niet zomaar over. Dan heb je behoefte om met, of tegen iemand te praten die écht naar je luistert. Of je hebt een verhaal te vertellen, maar niemand die naar je luisteren kan. Voor mensen die met dit probleem zitten is er de SOS dienst.
Steunpunt Huiselijk geweld Landelijk telefoonnummer: 0900- 126 26 26 24 uur per dag bereikbaar. Home-page: http://shginfo.nl Steunpunt huiselijk geweld is er voor iedereen die er mee te maken krijgt. Vooral slachtoffers, plegers, kinderen en getuigen en omstanders. Bij het landelijk steunpunt wordt er geluisterd naar de situatie en schakelen zij medewerkers van het steunpunt bij de client in de regio/ stad in. Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Eindhoven/De Kempen – Eindhoven Tel: Home-page:
0900- 100 01 11 www.huiselijkgeweldbrabant.nl
Aan het ASHG is een team van maatschappelijk werkers gekoppeld dat snel en in een zo vroeg mogelijk stadium hulp verleent aan gezinnen waar zich huiselijk geweld voordoet. Het steunpunt maakt huidelijk geweld bespreekbaar en heeft als doel het huisleijk geweld te stoppen en passende vervolghulp te regelen. De maatschappelijk werkers treden op als gezinscoach, motiveren de diverse gezinsleden tot verdere hulp en begeleiden hen nar de achterliggende hulp- en zorginstanties, zoals Lumens Groep, Jeugdzorg, GGZ Eindhoven, Novadic- Kentron en NEOS
35
Sociale kaart
SOS Telefonische Hulpdienst werkt samen met vele andere instellingen. Voor instellingen voor maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening en kinderbescherming is SOS Telefonische Hulpdienst het aanspreekpunt buiten kantooruren. De vrijwilligers werken als zeef voor cliënten die hulp vragen en schakelen zonodig professionele hulp in. In de hele Provincie is SOS telefonische Hulpdienst betrokken bij steunpunten huiselijk geweld en bij de Psychosociale hulpverlening bij ongelukken en rampen. SOS telefonische Hulpdienst is aangesloten bij SOShulp
Protocol kindermishandeling
Sociale kaart overige: Boddaert Centrum Centraal Kantoor De Combinatie Adres: Nuenenseweg 4 Postcode: 5631 KB Plaats: Eindhoven Telefoon: 040-2451945 E-mail:
[email protected] Homepage: www.decombinatie.nu
Sociale kaart
Boddaert Centrum is onderdeel van De Combinatie. (zie Stichting de Combinatie) Er zijn twee Boddaertcentra voor kinderen van 6 - 12 jaar: één in Eindhoven en één in Helmond. Het is een centrum voor na-schoolsedagbehandeling voor kinderen van 6 tot 12 jaar met een (complexe) ontwikkelings- en of gedragsstoornis en hun gezinnen. Het kind is in principe normaal begaafd. Het kind gaat overdag naar school en komt daarna naar het centrum. Het grootste deel van de tijd wordt daarna doorgebracht in de leefgroepen, met kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd. De leiding en kinderen eten gezamenlijk. Structuur, duidelijkheid, veiligheid en positieve benadering zijn belangrijke pijlers in de behandeling. Bureau Jeugdzorg dient de indactie voor zorg van Boddaert ( Stinchting de Combinatie) af te geven. Beroepskrachten kunnen contact opnemen met het Boddaertcentrum wanneer het kind, dat bijvoorbeeld ook bij hen op school zit, na school naar het Boddeartcenrum gaat om zo een goede samenwerking te creëren.
Bureau Halt Eindhoven Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail:
Ruydaelbaan 106 Postbus 2358 5600 CJ Eindhoven 040-2464604 040-2464170
[email protected]
Contactpersoon: Afdeling communicatie Bureau Halt Eindhoven e.o. richt zich op de aanpak en preventie van veelvoorkomende jeugdcriminaliteit. Preventieprojecten in het basis- en voortgezet onderwijs maken de jeugd bewust van waarden en normen, keuzemogelijkheden en verantwoordelijkheid. Bureau Halt werk- en leerstraffen geven jongeren de kans hun overtreding weer goed te maken. Uitgangspunt is de verantwoordelijkheid van de jongeren voor hun gedrag en de kans die zij krijgen om eventuele fouten weer goed te maken.
Stichting De Combinatie Jeugdzorg Zuidoost-Brabant Adres: Postadres: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail: Homepage:
Nuenseweg 4 Postbus 1080 Eindhoven 040-2451945 040-2440086
[email protected] www.decombinatie.nu
Voor hulp van St. De Combinatie is een indicatie van Bureau Jeugdzorg nodig.
36
Protocol kindermishandeling
St. De Combinatie is een zorgaanbieder voor geindiceerde jeugdhulpverlening voor dagbehandeling, pleegzorg, residentiele en ambulante hulp aan jongeren en het gezin. De hulp is als volgt onder te verdelen: • Intensief ambulant jongere en oudere jeugd • Boddaert jongere jeugd • Daghulp oudere jeugd • Medisch kleuterdagverblijf (MKD) • Dag- en nachthulp jongere en oudere jeugd • Woonbegeleiding • Project ervaringsleren • Pleegzorg • Ambulante zorg in het snijvlak onderwijs en zorg • Begeleiding in het kader van Persoon Gebonden Budget (PGB)
Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail: Homepage:
Het Eeuwsel 2 Postbus 347 AH 5612 AS Eindhoven 0877-872200 0877-871299
[email protected] www.doba.nl
DOBA onderwijsadviseurs ondersteunt scholen en instellingen op het gebied van schoolontwikkeling en leerlingenzorg. Veertig adviseurs kunnen bijstaan op verschillende gebieden, zoals kwaliteitszorg, onderwijsachterstandbeleid, leerlingenzorg. De vraag van de school is bij DOBA steeds het uitgangspunt.
Humanitas Afdeling Eindhoven Adres: Postcode: Telefoon: E-mail:
Hertog H vanBrabantplein 16b 5611 PE Eindhoven 040-2130711
[email protected]
In de dienstverlening van Humanitas staat het in de praktijk brengen van humanistische uitgangspunten zelfbeschikking, verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid centraal. uiteindelijk moeten zo veel mogelijk hulpvragers aan de vereniging Humanitas hun eigen leven weer vorm kunnen geven.De hulpaanbieder van Humanitas staat niet boven de hulpvrager, maar ernaast. De dienstverlening is veelal kleinschalig, persoonlijk en wordt lokaak georganiseerd. HomeStart Het programma Homestart richt zich op gezinnen met jonge kinderen die behoefte hebben aan ondersteuning. Vrijwilligers bezoeken de gezinnen aan huis en bieden de ouders ondersteuning, vriendschap en praktische hulp. Homestart is er voor ieder gezin - ongeacht gezinssamenstelling, etniciteit, geloof, leeftijd of seksuele voorkeur dat behoefte heeft aan ondersteuning. Tenminste één kind in dit gezin is zes jaar of jonger. DoorStart Doorstart is een preventief programma gericht op opvoeding- en gezinsondersteuning voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 6 tot 14 jaar. In beide programmas richt de ondersteuning zich op kwetsbare gezinnen met onvoldoende draagkracht en te weinig ondersteuning vanuit het eigen sociale netwerk. Het gaat hierbij om gezinnen waar vrijwillige ondersteuning goed zou kunnen werken. Doorstart heeft tot doel de vaardigheden en zelfvertrouwen van de opvoeders te vergroten, het sociale isolement van gezinnen te verkleinen en het voorkomen van ernstige opvoedingsproblmen in een gezin. Wannneer 37
Sociale kaart
DOBA Onderwijsadviseurs
Protocol kindermishandeling
de problemen toch zwaarder blijken te zijn, kan HomeStart of DoorStart een signaalfunctie naar hukpverleners vervullen. De ondersteuning wordt uitgevoerd door vrijwilligers, ondersteund door professionals. Deze vrijwilligers zijn getraind en bieden waar de ouder of kind behoefte aan heeft zoals een luisterend oor, tijd en aandacht, maar ook praktische tips en ondersteuning. Het gaat niet om gezinnen waar huizenhoge problemen zijn. Soms is al professionele hulp ingecshakeld en wordt HomeStart of DoorStart ernáást ingezet. Uitgangspunt is dat een gezin minimaal 3 tot maximaal1-2 jaar begeleiding krijgt. Contact persoon Homestart: Margreet Steeghs en Ria van Bakkum
[email protected]
Sociale kaart
Contact persoon Doorstart: Lucie Nijskens: 040 206535
[email protected] Vakantieweken Humanitas verzorgt voorjaars- of zomervakanties en uitjes voor kinderen die om medische, (psycho)sociale en/of financiële redenen niet op vakantie kunnen gaan. Er zijn vakantieweken voor kinderen tot twaalf jaar waarin een groep kinderen van dezelfde leeftijd een week samen op kamp gaan en er is zomeropvang voor kinderen met een gedragsstoornis. Tenslotte zijn er gastgezinnen waar kinderen voor een korte of langere periode bij een gezin te gast zijn. Meestal betreft het hier logeetjes uit de stad die op het platteland frisse lucht mogen komen opsnuiven. De kinderen worden aangemeld vanuit diverse instellingen zoals jeugdhulpverlening, scholen, maatschappelijk werk, huisartsen, de sociale dienst en Thuiszorg. De vrijwilligers die meegaan met de vakantieweken of die een kind als gast opnemen, worden goed voorbereid op hun taak. Ze leren naast aandacht voor het opzetten van activiteiten- en spelprogramma's omgaan met kinderen die agressief of negatief gedrag vertonen.
Stichting Kico Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Email: Homepage:
Postbus 52 5500 AB Veldhoven 0900-2355426
[email protected] www.kico.nl
Stichting Kico zet zich in voor kinderen tussen de 6 en 15 jaar die door omstandigheden niet de kans krijgen om onbezorgd op te groeien zoals elk kind dat verdient. De Kico-vakanties en -weekenden zijn er speciaal op ingericht om deze kinderen even lekker gewoon kind te laten zijn. De doelgroep is heel divers: • Kinderen uit armoedegezinnen, zoals bijstandgezinnen en gezinnen met een schuldsanering, die nooit de kans krijgen er eens even uit te zijn. • Kinderen uit de residentiële opvang die wegens een ernstig verstoorde thuissituatie nauwelijks of geen contact hebben met thuis, en aangewezen zijn op hun leefgroep in het internaat. • Kinderen met gedragsstoornissen zoals ADHD of een stoornis in het autistisch spectrum, die niet zonder extra begeleiding met andere kinderen kunnen spelen. • Kinderen met een achterstand die extra begeleiding nodig hebben om mee te kunnen met de anderen. • Kinderen met ernstig zieke ouders, die vaak al verantwoordelijkheden dragen die niet bij een kind horen. En nog een heleboel andere kinderen die om diverse redenen serieuze problemen hebben en er nodig eens even tussenuit moeten.
38
Protocol kindermishandeling
KOREIN Kinderopvang Adres: Postcode: Telefoon: Plaats: Homepage: E-mail:
Kanaaldijk-Zuid 5a 5613 LE 0800-23556734 Eindhoven www.korein.nl
[email protected]
KOREIN Kinderopvang is een regionale kinderopvangorganisatie met meer dan 40 kindercentra in de regio Zuidoost-Brabant. Door in te spelen op behoeften van kinderen, ouders, bedrijven, instellingen en overheid, biedt KOREIN een pakket met diverse vormen van kinderopvang. Kinderopvang maakt de combinatie van arbeid en zorg mogelijk. In totaal zijn er bijna 900 medewerkers werkzaam die er voor zorgen dat er kwalitatief, hoogstaande kinderopvang geboden wordt. Er wordt onderscheid gemaakt in de dagopvang voor kinderen van 0-4 jaar en de buitenschoolse opvang voor kinderen van 4 tot 13 jaar. Naast de reguliere opvang biedt Korein de opvang met een plus. In de plusopvang is er aandacht voor de bijzondere situaties van kinderen en ouders zoals het bieden van opvang aan kinderen waarvan de ouders een cursus volgen bij het ROC of opvang voor kinderen waarbij sprake is van (dreigende) opvoedings- of ontwikkelingsproblemen.
Sociale kaart
KOREIN werkt in Eindhoven en de regio intensief samen met de andere instellingen die zich richten op kinderen van 0-13 jaar.
K2 Adres: Postcode: Plaats: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax E-mail: Homepage:
Koningsweg 2 5211 BL 's-Hertogenbosch Postbus 2347 5202 CH 's-Hertogenbosch 073-614 17 74 073-613 99 21
[email protected] www.k2.nl
K2 is een provinciale organisatie voor advisering en begeleiding op het gebied van jeugd en jeugdbeleid. Met een breed scala aan diensten en producten ondersteunen ze instellingen en overheden bij hun investeringen in jeugd- en jongerenwerk, kinderopvang, jeugdzorg, opvoedingsondersteuning, onderwijs, sport en vrijetijdsbesteding voor jeugdigen.
Lumens, Centraal bureau Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail: Homepage:
Don Boscostraat 4 Postbus 2077 5611 KW Eindhoven 040-2193300 040-2335873
[email protected] www.lumensgroep.nl
Veel activiteiten op het gebied van welzijn in Eindhoven zijn samengebracht welzijnsorganisatie, Lumensgroep. Lumensgroep is verdeeld in verschillende units met elk een specifiek aanbod.
in
één
39
Protocol kindermishandeling
Welzijn Eindhoven: PeuterPlaza Dynamo Speelpark De Splinter Adviespunt Discriminatie Zuidoost Brabant Bij Lumens kun je terecht met vragen en wensen op het gebied van: - buurthuiswerk; - jongerenwerk; - algemeen maatschappelijk werk; - jeugd maatschappelijk werk - schoolmaatschappelijk werk - opvoedings ondersteuning - steunpunt huiselijk geweld - opbouwwerk; - ouderenwerk; - peuterspeelzalen; - vrijwilligerswerk. Lumens werkt nauw samen met diverse andere instellingen in de stad en kan daarom worden gezien als de sociale partner in Eindhoven.
Sociale kaart
Medisch kleuterdagverblijf Tomteboe Eindhoven Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Homepage:
Nuenenseweg 4 Postbus 1078 5602 BB Eindhoven 040-2451945 www.decombinatie.nu
Medisch kleuterdagverblijf in onderdeel van Stichting De Combinatie. Indicatie voor MKD (De Combinatie) kan verkregen worden bij Bureau Jeugdzorg. Doelstelling MKD Het MKD is er voor kinderen van 0 - 7 jaar. Kinderen die in aanleg normale verstandelijke vermogens hebben, maar die in hun ontwikkeling ernstige problemen ondervinden. Deze problemen kunnen lichamelijk, sociaal of psychisch van aard zijn. In een groep van gemiddeld 7 leeftijdsgenootjes wordt een veilige en voorspelbare omgeving aangeboden. Elke groep heeft een op de problematiek aangepast programma. Ook wordt individuele therapie geboden, zoals logopedie, fysiotherapie of speltherapie. De kinderen krijgen schoolvoorbereidend onderwijs. Medische zorg wordt door een kinderarts en een verpleegkundige geboden. Samenwerking met de ouders wordt op verschillende manieren vormgegeven. In Veldhoven en Helmond zijn ook Medisch kleuterdagverblijven, informatie en advies, aanmelding, screening, diagnose-stelling, indicatiestelling en zorgtoewijzing hiervoor verloopt ook via Bureau Jeugdzorg: • Medisch kleuterdagverblijf Boeleka in Veldhoven • Medisch kleuterdagverblijf De Mikkel in Helmond
40
Protocol kindermishandeling
MEE Zuidoost Brabant Locatie Eindehoven/ De Kempen. Adres: Laan van Diepenvoorde 37-43 Postadres Postbus 44015 Postcode: 5604 LA Plaats: Eindhoven Telefoon 040-2140404 Fax: 040-2116739 E-mail:
[email protected] Homepage: www.meezuidoostbrabant.nl
De vragen, wensen en behoeften van de cliënten vormen het vertrekpunt voor de dienstverlening. MEE Zuidoost Brabant kiest positie naast de cliënt; het belang van de cliënt staat dan ook steeds voorop. MEE Zuidoost Brabant biedt onafhankelijke voorlichting, informatie en advies, en ondersteuning aan alle mensen met een beperking, in alle levensfasen en op alle levensterreinen. Zoals onderwijs, opvang, wonen, werken, inkomen, vervoer en vrije tijd en vorming. MEE is geen afkorting, maar staat symbool voor wat we willen: MEEdenken, MEEdoen, MEEgaan. MEE is er voor: Ven
Salto (Stichting ALgemeen Toegankelijk Onderwijs) Adres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: E-mail: Website:
Odysseuslaan 2 5631 JM Eindhoven 040 – 26 06 710 040 – 24 34 939
[email protected] www.salto-eindhoven.nl
De missie van salto : “Saltoscholen in Eindhoven zijn spil in de wijk met goed en eigentijds onderwijs op maat voor elk kind”. Centraal staat de algemene toegankelijkheid en actieve pluriformiteit. Er wordt veel aandacht besteed aan talentontwikkeling van de kinderen, zoals verschillende expressie activiteiten, maar ook sociale vaardigheden, waarbij gelijkwaardigheid en onderlinge acceptatie uitgangspunten zijn. Tevens wordt binnen het traject integrale kwaliteitszorg, aandacht besteed aan Zorg op Maat, waarbij kinderen in hun eigen ontwikkeling effectief worden begeleid. Op de website van salto is een link naar alle basisscholen te vinden.
41
Sociale kaart
MEE Zuidoost Brabant levert een bijdrage aan de kwaliteit van leven van mensen met een handicap. Aan volwaardig burgerschap, participatie en integratie in de samenleving. Door dienstverlening die laagdrempelig, betrouwbaar en volledig onafhankelijk is.
Protocol kindermishandeling
SKPO (Stichting Katholiek en Protestants-Christelijk Onderwijs Eindhoven e.o.) Adres: Postcode: Plaats: Telefoon: Fax: Homepage:
Vonderweg 12 5616 RM Eindhoven 040-2595320 040-2595321 www.skpo.nl
De SKPO wordt gekenmerkt door een brede diversiteit in het onderwijsaanbod met zowel regulier als speciaal basisonderwijs, scholen in onderwijsachterstandsgebieden, scholen die werken vanuit vernieuwende concepten, neveninstromers, asielzoekers, enzovoorts. De werkwijze is gericht op de fundamenten van de lerende organisatie, waarbinnen de schooldirecteur wordt erkend als integraal manager. Er zijn volop mogelijkheden voor de individuele scholen om zich op basis van kwaliteitseisen, voor wat betreft het onderwijsconcept, te profileren.
Sociale kaart
Stichting MAJ maatjes in de ambulante jongerenzorg Adres: Postcode: Plaats: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Email: Projectleider:
Kronehoef 21-29 5612 HK Eindhoven Postbus 646 5600 AP Eindhoven 040-2374634
[email protected] Cynthia Deane 06-26626919
MAJ werkt in verschillende projecten: • MAJ Breed • MAJ Tienermoederhuis • MAJ Direkshon Nos Propio Kas (Papiamentu: richting eigen huis) • MAJ Rumbo Nobo (Papiamentu: Nieuwe Koers) Het gemeenschappelijke doel van deze projecten is het begeleiden en coachen van jongeren (en hun sociaal netwerk) naar zelfredzaamheid en volwaardig burgerschap door ondersteuning te bieden in de ontwikkeling van een nieuw levensperspectief, ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wonen, werken, budgetbeheer en verdere zinvolle dagbesteding, het stimuleren van de persoonlijke mogelijkheden van de betreffende jongere. Brug om jongeren te begeleiden naar bepaalde instellingen. Soms komen ouders voor problemen met hun kinderen. MAJ helpt om naar de juiste instelling te gaan. MAJ heeft kennis van verschillende culturen. De medewerkers spreken verschillende talen waardoor de communicatie vergemakkelijkt wordt.
Tolkencentrum Telefoon: Homepage:
088 - 2555222 www.tolkencentrum.nl
Tolkvoorziening voor instellingen en organisaties op het gebied van de gezondheidszorg, juridische dienstverlening, asielzoekersopvang, volkshuisvesting, onderwijs, sociale en maatschappelijke dienstverlening.
42
Protocol kindermishandeling
Zuidzorg Eindhoven Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: E-mail:
Postbus 2160 5500 BD Veldhoven Eindhoven 040-2308408
[email protected]
Contactpersoon: Dineke Brouwers
Sociale kaart
ZuidZorg is de grootste en meest ervaren aanbieder van kraamzorg, jeugdgezondheidszorg, thuiszorg (Huishoudelijke Zorg, Verzorging en Verpleging), voedingsvoorlichting en dieetadvisering in Eindhoven en omliggende gemeenten. Ook verzorgen zij verschillende diensten en cursussen op het gebied van gezondheid en welzijn. zuidzorg bied proffesionele hulpo in de eigen leefomgeving vanhet gezin. Medewerkers van de Zuidzorg hebben een belangrijk taak in het signaleren van (vermoedens van) kindermishandeling.
43
Protocol kindermishandeling
Ziekenhuizen en huisartsenpraktijken Met vragen omtrent het onderwerp kindermishandeling of huiselijk geweld kun je ook terecht bij de kinderarts of huisarts. Deze hebben kennis over het onderwerp en de signalen ervan.
Catharina-Ziekenhuis Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Kinderpolie: Fax:
Michelangelolaan 2 Postbus 1350 5602 ZA Eindhoven 040-2399111 040-2397250 040-2455035
Sociale kaart
Máxima Medisch Centrum locatie Eindhoven Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Kinderpolie: Kinderafdeling:
Ds. Th. Fliednerstraat 1 Postbus 90052 5600 PD Eindhoven 040- 8888000 040-8885886 040-8885421
Máxima Medisch Centrum Locatie Veldhoven Adres: Postadres: Postcode: Plaats: Telefoon: Kinderafdeling: Kinderartsen:
De Run 4600 Postbus 7777 500 MB Veldhoven 040-8888000 040-8889370 040-8888270
Huisartsenpraktijken Voor een actueeloverzicht van huisartsen en huisarstenpraktijken in Eindhoven kunt u terecht op het internet. Voor een duidelijk overzicht kunt u zoeken in Google maps. http://maps.google.nl met als zoekterm: huisarsten eindhoven.
44
Protocol kindermishandeling
Zorgstructuur Zorgstructuur encontactpersonen contactpersonen
Bijlage 1 Zorgstructuur en contactpersonen Bij (vermoedens van) kindermishandeing is het van belang zorg en verantwoordelijkheid te delen met andere beroepskrachten en/of proffesionele hulpverleners. Zoals al ook beschreven staat in het stappenplan in hoofdstuk 3. Op alle basisscholen is er een zorgteam waarin zorgen besproken kunnen worden met in ieder geval de schoolmaatschappelijk werker. Spilcentra hebben ook een breed Spilzorgteam waarin gezinnen besproken kunnen worden. Signalen en vermoedens van kindermishandeling dienen altijd binnen het zorgteam besproken te worden. Naats deze reguliere overleggen kan er altijd door alle medewerkers van SPIL consultatief contact worden opgenomen met onderstaande contact personen. Deze contactpersonen zijn opgeleidt en hebben specifieke taken m.b.t. preventie en aanpak van kindermishandeling.
Naam schoolarts/- verpleegkundige:
Telefoonnummer: E-mail: Werkdagen:
Naam schoolmaatschappelijk werker:
Telefoonnummer: E-mail: Werkdagen:
Naam medewerker opvoed en opgroeiondersteuning:
Telefoonnummer: E-mail: Werkdagen:
45
Protocol kindermishandeling
Bijlage 2 Observatieschema´s Indien je een vermoeden van kindermishandeling hebt, kan het van groot belang zijn dat je het kind, waar je vermoedens van kindermishandeling over hebt, observeert en de observatieschema’s invult. De observatieschema’s kunnen meerdere malen ingevuld worden waardoor er een duidelijk beeld ontstaat van het geobserveerde kind. Je kunt de observatielijst bespreken met collega’s en/ of in het zorgoverleg. Je hebt dan een duidelijk beeld van het kind en het mogelijke probleem en je kunt dit goed overdragen aan een ander. Door het te bespreken kun je jouw zorgen delen. Indien je nog niet geheel zeker bent van hetgeen je ziet, kun je een collega vragen het kind te observeren en het schema nogmaals in te vullen. Ook kan het observatieschema met ouders besproken worden. Dit kun je zelf doen of overdragen aan de daarvoor aangewezen persoon. Het observatieschema kan als handvat dienen tijdens het gesprek met ouders. Doordat je het schema meerdere malen ingevuld hebt en het kind meerdere malen goed geobserveerd hebt, komt er een objectief en duidelijk beeld van het kind naar voren.
Observatieschema’s
Neem de geplastificeerde signalenlijsten bij de hand wanneer je de observatieschema’s in gaat vullen om zo geen belangrijke dingen over het hoofd te zien.
46
Protocol kindermishandeling
Vragen over opvallend gedrag van het kind
Observatieschema’s
Naam kind Leeftijd School/groep Datum
: : : :
1.
Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag?
2.
Het opvallende gedrag bestaat uit (zie observatielijst):
3.
Hoe is de verhouding tot de leeftijdsgenoten?
4.
Hoe is de verhouding tot vrouwelijke beroepskrachten/ hulpverleners?
5.
Hoe is de verhouding tot mannelijke beroepskrachten/ hulpverleners?
6.
Hoe is het contact tussen de school/ groep en de ouders?
7. Zijn er bijzonderheden over het gezin te melden? Indien mogelijk ook de bron vermelden.
8.
Wat zijn volgens u de problemen?
9.
Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd?
10. Wat is er bij u bekend over eventuele broertjes en zusjes?
47
Protocol kindermishandeling
Observatieschema lichamelijke mishandeling Omschrijving Datum
Datum
Datum
Datum
Datum
Onverklaarbare blauwe plekken en striemen (op gezicht, rug, billen of dijen) Onverklaarbare littekens (van brandwonden, met name op voetzolen, handpalmen en billen)
Onverklaarbare pijn in de onderbuik (gezwollen onderbuik, vaak moeten overgeven) Afkering van lichamelijk contact met volwassenen en zal zich niet zo snel uiten Angstig, schrikachtig, waakzaam Extreem gedrag, wat niet bij het kind en bij de leeftijd van het kind past, bijvoorbeeld erg agressief of juist teruggetrokken Angstig, schrikachtig, waakzaam tegenover ouders Het kind lijkt bang te zijn voor de ouders, het kind wil niet mee wanneer hij/zij opgehaald wordt of is juist blij van hen verlost te zijn wanneer ze hem/ haar wegbrengen Meegaand, volgzaam Gedraagt zich in het bijzijn van ouders anders dan zonder ouders
48
Observatieschema’s
Onverklaarbare botbreuken en snij-, krab- en bijtwonden
Protocol kindermishandeling
Observatieschema geestelijke of psychische mishandeling Omschrijving Datum
Datum
Datum
Datum
Datum
Spraakstoornis Achterstand in lichamelijke en/ of geestelijke ontwikkeling
Observatieschema’s
Onaangepast gedrag, agressie en vernielzucht, dit valt vooral op tijdens momenten dat de kinderen vrij mogen spelen Opvallend gedrag, wat niet bij het kind en bij de leeftijd van het kind past, bijvoorbeeld te meegaand, te passief, te agressief of vraagt erg veel aandacht Duidelijke stoornissen in de emotionele ontwikkeling van het kind
49
Protocol kindermishandeling
Observatieschema lichamelijke verwaarlozing Omschrijving Datum
Datum
Datum
Datum
Datum
Kind is hongerig Het kind stinkt, heeft regelmatig smerige kleren aan Slecht onderhouden gebit Eetstoornissen Voedingsproblemen Oververmoeid, valt steeds in slaap
Vaak ziek Ziektes herstellen slecht
50
Observatieschema’s
Regelmatig buikpijn, hoofdpijn of flauwvallen
Protocol kindermishandeling
Observatieschema emotionele of psychische verwaarlozing Omschrijving Datum
Datum
Datum
Datum
Datum
Teruggetrokken, depressief Weinig spontaan Passief, lusteloos, weinig interesse in spel Apathisch, toont geen gevoelens of pijn In zichzelf gekeerd, leeft in fantasiewereld
Observatieschema’s
Labiel Erg nerveus Vermijdt oogcontact Hyperactief Negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst Negatief lichaamsbeeld Speelt weinig met andere kinderen Wantrouwend Niet geliefd bij andere kinderen
51
Protocol kindermishandeling
Observatieschema seksueel misbruik *
Kindsignalen
Gezinssignalen
Signalen typerend voor de thuissituatie
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
* Neem de signalenlijst uit het protocol bij de hand om het observatieschema zo goed mogelijk in te kunnen vullen.
52
Observatieschema’s
Omschrijving Datum en aantekeningen
Protocol kindermishandeling
Observatieschema munchausen by proxy Omschrijving Datum
Datum
Datum
Datum
Datum
De ziekte van het kind is ongewoon en zeldzaam De symptomen zijn ongepast Het kind heeft meerdere allergieën De symptomen verdwijnen wanneer de ouder afwezig is
Observatieschema’s
Eén ouder, meestal de vader, is afwezig tijdens ziekenhuisopname De ouder is overdreven verbonden met het kind Het kind wordt opzettelijk vergiftigd Het kind is depressief doordat de ouder het kind medicijnen toedient Het kind is regelmatig aan de diarree en moet braken
53
Protocol kindermishandeling
Bijlage 3 Richtlijnen voor gesprekken met kinderen
-
-
54
Kies een rustig moment uit; Stel geen “waarom-vragen” aan het kind; Leg het kind geen woorden in de mond; Steun het kind en stel het op zijn gemak; Sluit je aan op het tempo van het kind, je hoeft niet alles in één gesprek te bespreken; Vraag niet door, wanneer het kind niets wil of kan vertellen; Laat het kind niet merken wanneer je van het verhaal schrikt; Val de ouders, of andere belangrijke personen voor het kind, niet af. Kinderen zijn vaak erg loyaal naar ouders of andere belangrijke personen voor het kind; Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen van het kind; Geef aan dat je niet geheim kan houden wat het kind vertelt. Leg uit dat je met anderen gaat kijken hoe je hem het beste kan helpen. Houd zelf de verantwoordelijkheid en leg deze niet bij het kind; Geef het kind een compliment dat hij het allemaal zo goed kan vertellen; Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.
Richtlijnen voor gesprekken met kinderen
Tijdens het gesprek met het kind is het van belang dat je benoemt wat je ziet. Hieronder zijn enkele richtlijnen die je kunnen helpen bij het gesprek. Neem de richtlijnen niet te nauw, hierdoor kan het geforceerd overkomen. Probeer het zo normaal mogelijk over te laten komen, door bijvoorbeeld aan te sluiten bij het spel van het kind.
Protocol kindermishandeling
Richtlijnen voor gesprekken met (allochtone) ouders
Bijlage 4 Richtlijnen voor gesprekken met ouders Hieronder staan richtlijnen die hulp kunnen bieden bij het voeren van gesprekken met ouders. Probeer naast ouders te staan en ze niet te veroordelen. Probeer samen met ouders te kijken naar het probleem. Misschien ben je zelf ook moeder en kun je als moeder advies geven aan de ouders in plaats van beroepskracht. -
Maak het doel van het gesprek duidelijk; Vertel de ouders wat er feitelijk is opgevallen aan het kind; Vraag of ouders deze zorgen ook hebben en geef ze de gelegenheid hierop te reageren; Bied aan dat je samen met ouders naar een oplossing van de problemen wil zoeken; Praat vanuit jezelf; Wees eerlijk en open, maar pas op voor vrijblijvendheid; Spreek de ouders op een rustige manier aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder; Vraag hoe ouders de geuite zorgen beleven; Maak duidelijke afspraken met de ouders en leg deze vast op papier, geef ze hier een kopie van.
Voorbeelden van inleidende zinnen: - Ik wil met u praten over de verandering in het gedrag van uw kind - Ik maak me zorgen over uw kind, omdat… - Er is een verandering ontstaan in de groep, sindsdien is uw kind… Voorbeelden voor het benoemen van de feiten: - Mij valt op…., het lijkt of… - Uw kind is de laatste tijd wat stiller (drukker, verdrietiger, boos) en daar maak ik me zorgen over - Hoe gaat het bij u thuis? - Uw kind is de laatste tijd zo aanhankelijk en vraagt veel aandacht. Hoe ervaart u dat zelf? Weet u misschien wat de oorzaak hiervan kan zijn? Wanneer ouders je ongerustheid niet delen of individuele gesprekken uit de weg gaan, raadpleeg dan opnieuw je coördinator en plan zonodig een nieuw overleg, waarin je de te ondernemen stappen bespreekt, hierbij maak je gebruik van het stappenplan. Er zijn een aantal valkuilen bij de gesprekken met de ouders. Let hier goed op: - Gebruik het woord ‘kindermishandeling’ nooit! (de ouders voelen zich dan aangeklaagd); - Stel jezelf niet op als een meerdere die komt vertellen hoe het moet; - Zorg ervoor dat je niet de advocaat van het slachtoffer gaat spelen, blijf onpartijdig! Je kunt altijd aan het AMK advies of ondersteuning vragen voor gespreksvoering met ouders. Vraag eventueel of een collega het gesprek met jou wil oefenen.
Tips en aandachtspunten bij het gesprek met de allochtone ouders: Tijdens het gesprek met allochtone ouders is het van belang dat je niet alleen naar de cultuur kijkt maar ook naar de persoon zelf. Ga naast ouders staan en beschuldig ze niet. Probeer samen met ouders te kijken naar het probleem. Misschien ben je zelf ook moeder en kun je als moeder advies geven aan de ouders in plaats van beroepskracht. Bekijk het gezin niet als “dat Turkse gezin, of die Marokkaanse moeder”, maar als het gezin of de moeder. De onderstaande richtlijnen kunnen je helpen bij het voeren van een gesprek met allochtone ouders. -
Zorg ervoor dat je algemene kennis opdoet over de cultuur waar je mee te maken hebt; Vraag eventueel aan de ouders hoe zij tegen hun eigen cultuur aankijken met betrekking tot de opvoeding; - Maak eventueel gebruik van een tolk (zie sociale kaart) of een tussenpersoon (niet het kind zelf); - Aanzien speelt een grote rol bij veel allochtone gezinnen; - Maak complimenten over de kinderen; Houd er rekening mee dat een beroepskracht door veel allochtone ouders als een autoriteit wordt gezien. Vaak heb je veel meer invloed op ouders dan je zelf realiseert.
55
Protocol kindermishandeling
Bijlage 5 Meldcode In deze bijlage kun je lezen wat de meldcode inhoudt en wat het doel er van is. Het biedt helderheid over jouw verantwoordelijkheden als beroepskracht, wat je moet doen bij een vermoeden van kindermishandeling en wanneer je een melding moet doen. Wij gebruiken de volgende definitie: “Gedragsregels en aanwijzingen voor over wat te doen indien je een geval van kindermishandeling vermoedt of constateert.” Doel De meldcode heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de kwaliteit en effectiviteit van de signalering en aanpak van kindermishandeling door beroepskrachten. Basiselementen Algemeen 1. De beroepskracht draagt op basis van zijn eigen kennis, ervaring en mogelijkheden een verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling, gezondheid en veiligheid van het kind met wie hij beroepshalve – direct of indirect – in aanraking komt. 2. Bij een vermoeden van kindermishandeling draagt de beroepskracht zorg voor het zo spoedig mogelijk (doen) stoppen daarvan. 3. De beroepskracht is in staat signalen van kinderen en hun omgeving te benoemen als mogelijke aanwijzingen voor kindermishandeling. Zijn kennis en deskundigheid omtrent het onderwerp houdt hij op peil door zelfstudie, bij- of nascholing. Ontstaan van een vermoeden 4. De beroepskracht die beschikt over aanwijzingen dat een kind (mogelijk) mishandeld wordt, onderneemt de noodzakelijke stappen die leiden tot het (doen) beantwoorden van de vraag of van kindermishandeling sprake is. 5. De beroepskracht legt schriftelijk alle aanwijzingen vast waaruit kan worden afgeleid dat een kind (mogelijk) wordt mishandeld. Overleg 6. De beroepskracht bespreekt aanwijzingen, met toestemming van ouders, waaruit kan worden afgeleid dat een kind (mogelijk) wordt mishandeld met betrokkenen binnen het Spilcentrum of binnen het buurtnetwerk. Doelen van dit overleg zijn dat vastgesteld wordt: a. Of anderen ook veranderend gedrag zien bij het kind; b. Om je zorgen te delen met anderen; c. Of anderen over aanvullende aanwijzingen beschikken; d. Welke vervolgstappen noodzakelijk zijn; e. Hoe de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot te nemen vervolgstappen worden verdeeld. 7. Voor de beroepskracht is het AMK de aangewezen instelling voor het vragen van advies over het omgaan met een vermoeden van kindermishandeling. Na overleg met het AMK besluit de beroepskracht tot het ondernemen van de nodige vervolgstappen.
56
Protocol kindermishandeling
Nader onderzoek 8. Zo mogelijk voert de beroepskracht, naar aanleiding van de aanwijzingen dat er sprake is van kindermishandeling, hierover een gesprek met het betrokken kind. 9. Zo mogelijk voert de beroepskracht, naar aanleiding van de aanwijzingen dat er sprake is van kindermishandeling, hierover een gesprek met de betrokken ouders. 10. Na overleg schakelt de aangewezen persoon het AMK en eventueel andere hulpverleningsinstellingen in, wanneer de eigen mogelijkheden voor het ondernemen van zorgvuldige actie tekortschieten. 11. Indien het belang van het kind dit vereist, schakelt de beroepskracht zonodig het AMK en eventueel andere hulpverleningsinstellingen in, zonder medeweten en/of zonder toestemming van de ouders. 12. De beroepskracht draagt in het geval van een melding alle voor de verdere aanpak relevante gegevens die door uitoefening van zijn beroep of functie ter beschikking staan schriftelijk over aan het AMK. Meldplicht 13. De beroepskracht die werkzaam is binnen het Spilcentrum en die over aanwijzingen beschikt dat een collega binnen het Spilcentrum zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan kindermishandeling, stelt de directie daarvan meteen in kennis.
57
Protocol kindermishandeling
Bijlage 6 Privacyreglement In deze bijlage staat de vraag centraal onder welke voorwaarden je aan andere beroepskrachten vertrouwelijke informatie over kinderen tot 12 jaar mag verstrekken. Het gaat dan niet om leerresultaten of om algemene gegevens over kinderen, maar om zeer persoonlijke informatie, bijvoorbeeld over een zeer zorgelijke gezinssituatie, over kindermishandeling.
Kinderopvang, onderwijs en peuterwerk Geheimhouding Als het om zeer persoonlijke informatie over een kind gaat, ben je in principe verplicht deze informatie geheim te houden. De geheimhoudingsplicht komt uit het grondwettelijk recht op privacy dat aan ieder de plicht op legt vertrouwelijk om te gaan met persoonlijke informatie van het gezin. Deze verplichting 2 staat voor openbare scholen ook nog eens in artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht . Bovendien bevat de rechtspositieregeling van beroepskrachten vaak een geheimhoudingsplicht en geldt op sommige instellingen een privacyreglement waarin een vertrouwelijke omgang met gegevens van kinderen wordt gegarandeerd. Al deze regelingen komen erop neer dat je zonder toestemming van de ouders geen vertrouwelijke gegevens mag verstrekken. Gegevens over de gezondheid Voor gegevens over de gezondheid van het kind geldt een bijzondere regeling. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bepaalt dat kinderopvang, peuterwerk en basisonderwijs dit soort gegevens alleen vast mogen leggen als dit noodzakelijk is voor de speciale begeleiding van het kind of voor het treffen van speciale voorzieningen voor hem en geeft algemene regels voor een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Persoonsgegevens zijn alle gegevens die direct of indirect zijn terug te vinden tot een bepaalde persoon, bijvoorbeeld: naam, adres, aantekeningen over een gesprek, of over de schoolopleiding. Voor deze gegevens legt de Wbp nadrukkelijk een geheimhoudingsplicht op voor beroepskrachten die werkzaam zijn binnen het Spilcentrum. Toestemming Met toestemming van de ouders, kun je wel persoonlijke gegevens van kinderen aan andere beroepskrachten en hulpverleners verstrekken. Deze toestemming moet worden gevraagd en mag niet zomaar worden verondersteld. Het is erg informatief om in een gids te vermelden aan welke vormen van zorgoverleg wordt deelgenomen en welke andere instellingen daarin vertegenwoordigd zijn. Alleen is met deze informatie nog geen toestemming gevraagd. Dat moet dus nog gebeuren als het kind daadwerkelijk besproken wordt met een beroepskracht of hulpverlener van zowel binnen als buiten het Spilcentrum. Structurele bespreking van alle kinderen Soms worden alle kinderen regelmatig met beroepskrachten of hulpverleners van buiten het Spilcentrum besproken. In dat geval is het niet nodig om voor iedere bespreking toestemming te vragen. Bij de aanmelding van het kind moet meteen toestemming aan de ouders worden gevraagd voor deze structurele kindbesprekingen.
2
Artikel 2:5
1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. 2. Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
58
Protocol kindermishandeling
Positie ouders Op grond van de Wbp moeten de ouders die het gezag uitoefenen toestemming geven voor de informatieverstrekking als het kind nog geen 16 jaar oud is. Het is denkbaar dat je in een uitzonderlijke situatie, met name indien de belangen van ouders en kind botsen, besluit de wensen van het kind op het punt van gegevensverstrekking te volgen, ook als je daarmee tegen de wensen van de ouders in gaat. Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind verplicht een ieder om de belangen van kinderen zeer zwaar te laten wegen. Artikel 19 1. “De staten die partij zijn, nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, terwijl het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft.” 2. “Deze maatregelen ter bescherming dienen, indien van toepassing, doeltreffende procedures te omvatten voor de invoering van sociale programma's om te voorzien in de nodige ondersteuning van het kind en van degenen die de zorg voor het kind hebben, alsmede procedures voor andere vormen van voorkoming van, en voor opsporing, melding, verwijzing, onderzoek, behandeling en follow-up van gevallen van kindermishandeling zoals hierboven beschreven, en, indien van toepassing, voor inschakeling van rechterlijke instellingen.”
Beroep op overmacht In ernstige situaties kun je binnen het Spilcentrum besluiten om kindgegevens aan beroepskrachten en/of hulpverleners van buiten het Spilcentrum te geven, ook al wordt er geen toestemming gegeven of is het niet mogelijk om toestemming te vragen. Het Spilcentrum of jij doet dan een beroep op overmacht. Je kunt als beroepskracht met een geheimhoudingsplicht in een situatie terechtkomen waarin geheimhoudingsplicht en zorg voor het kind met elkaar botsen. Het gaat om gevallen waarin je volgens de regels van geheimhoudingsplicht niet met anderen over het kind mag spreken, terwijl zware belangen van het kind alleen gediend kunnen worden door wel te spreken. Je zit dan als beroepskracht in zo’n situatie in de knel: als je spreekt, breek je jouw zwijgplicht, als je zwijgt verleen je niet die zorg die je zou moeten verlenen. Daarom spreekt men van een ‘conflict van plichten’. In dit soort klemmende gevallen kun je een beroep doen op overmacht. Je zegt dan in feite: alleen door te spreken, kan ik gevaar voor het kind voorkomen. Aan een beroep op overmacht worden nogal wat eisen gesteld. Het moet echt gaan om een uitzonderlijke situatie waardoor je in gewetensnood komt: ‘Van overmacht lig je ’s nachts wakker’! Of het echt om een overmachtsituatie gaat, kun je vaststellen aan de hand van de volgende vijf vragen: 1. Welk gerechtvaardigd doel wil ik bereiken met het geven van informatie? 2. Kan dit doel ook worden bereikt zonder dat ik die informatie aan een ander verstrek? 3. Is het mogelijk en verantwoord om toestemming van het kind en/of zijn ouders te vragen voor de gegevensverstrekking en zo ja, heb ik alles gedaan om toestemming te krijgen? 4. Is het gevaar dat ik voor het kind wil voorkomen zo zwaar dat dit opweegt tegen het belang dat het kind heeft bij geheimhouding? 5. Als ik besluit om te spreken, welke informatie heeft de beroepskracht of hulpverlener waaraan ik informatie verstrek echt nodig om gevaren voor het kind te voorkomen? Opmerkingen Een beroep op overmacht is in principe gericht op de belangen van het kind. Gaat het om de belangen van een ander dan het kind, dan is een beroep op overmacht alleen mogelijk als er concreet levensgevaar dreigt voor die ander. Vanwege de afhankelijke positie waarin kinderen zich vaak bevinden, zul je als beroepskracht over het algemeen eerder een beroep op overmacht moeten doen als je de belangen van kinderen behartigt dan wanneer je als beroepskracht zou werken met volwassenen. Wanneer je overweegt een beroep te doen op overmacht, moet je de zaak eerst goed doorspreken met je coördinator. Vooral in geval van twijfel is het zinvol om te overleggen met betrokkenen binnen het Spilcentrum. Als wordt besloten om ondanks het ontbreken van toestemming toch persoonlijke gegevens van een het kind met een beroepskracht of hulpverlener van buiten het Spilcentrum te
59
Protocol kindermishandeling
bespreken, dient er afgesproken te worden wie, indien de situatie dit toelaat, de ouders op de hoogte stelt van de gegevensverstrekking. Melding Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Ieder die een vermoeden heeft van kindermishandeling kan een melding doen bij het AMK. Deze mogelijkheid staat ook open voor beroepskrachten met een geheimhoudingsplicht. De Wet op de jeugdzorg geeft namelijk iedere beroepskracht met een geheimhoudingsplicht of een andere zwijgplicht uitdrukkelijk de mogelijkheid om, in het belang van het kind, een redelijk vermoeden van kindermishandeling te melden bij het AMK. Op basis van dezelfde wettelijke regeling mag je als beroepskracht, eveneens zonodig zonder toestemming, informatie over het kind geven als het AMK daar in het kader van een onderzoek naar kindermishandeling om vraagt. De informatie kan ook worden gegeven als je zelf geen vermoedens van kindermishandeling hebt. Melding en informatie aan de Raad voor de Kinderbescherming De doorbreking van de geheimhoudingsplicht, in verband met een vermoeden van kindermishandeling, geldt niet alleen voor het AMK, maar ook voor de Raad voor de Kinderbescherming. ‘Geheimhouders’ mogen dus ook, zonodig zonder toestemming van ouders, bij de Raad voor de Kinderbescherming een melding van kindermishandeling doen, of desgevraagd informatie geven aan de Raad voor de Kinderbescherming, voor zover deze informatie van belang is voor de taken van de Raad voor de Kinderbescherming. Opmerking Er is geen meldplicht bij het AMK en de Raad voor de Kinderbescherming. Het AMK en de Raad voor de Kinderbescherming kunnen geen informatie afdwingen, je behoudt jouw professionele verantwoordelijkheid en beslist zelf of je bij een vermoeden van kindermishandeling een melding doet en of je desgevraagd informatie verstrekt. Geheimhouding ten opzichte van de ouders Als een kind vertrouwelijk met je spreekt, komt de vraag op hoe je ten opzichte van de ouders om moet gaan met deze informatie. Om te beginnen is er het vertrouwen dat het kind aan jou schenkt door met je te spreken. Dat vertrouwen mag niet geschonden worden door, zonder medeweten van het kind, de ouders te informeren. In principe moet het kind vrijuit kunnen spreken, alleen mag je het kind geen geheimhouding beloven. Daar tegenover staat dat de ouders er op mogen vertrouwen dat ze geïnformeerd worden over belangrijke zaken die te maken hebben met hun kind.
Consultatiebureau en jeugdgezondheidszorg Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst Als medisch hulpverlener ben je op de eerste plaats gebonden aan de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) en daarnaast aan het algemeen kader van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). We gebruiken in deze paragraaf de term ‘medisch hulpverlener’ voor alle hulpverleners die onder de Wgbo vallen: (wijk)verpleegkundige, (jeugd)arts, psycholoog, psychiater, enzovoort. Dossier Als medisch hulpverlener ben je verplicht een dossier aan te leggen over de gezondheidstoestand en de behandeling van het kind. Bovendien moet je de ouders en/of het kind meteen bij het eerste contact informatie geven over de dossiervorming en hen wijzen op hun/zijn rechten: zoals het inzagerecht, het recht om een verklaring toe te voegen aan het dossier en het vernietigingsrecht. De gegevens in het dossier worden in principe tien jaar bewaard, te rekenen vanaf het moment dat de gegevens in het dossier zijn opgenomen. Ze kunnen ook langer bewaard worden als dit nodig is. De bewaartermijn van tien jaar wordt in de praktijk vaak gerekend vanaf het moment waarop de behandeling wordt afgesloten.
60
Protocol kindermishandeling
Persoonlijke werkaantekeningen Persoonlijke werkaantekeningen behoren niet tot het dossier en worden gescheiden daarvan bewaard. Ze kunnen niet worden ingezien door de ouders. In persoonlijke werkaantekeningen beschrijf je bij wijze van geheugensteun jouw persoonlijke (en veelal voorlopige) indrukken en overwegingen. De werkaantekeningen zijn uitsluitend voor eigen gebruik. Verstrek je schriftelijk of mondeling informatie uit jouw werkaantekeningen aan een collega of aan een ander, dan behoren ze daarmee tot het dossier en zijn ze ook ter inzage van de ouders. Krijgen jouw persoonlijke indrukken een definitievere vorm, dan vat je jouw persoonlijke werkaantekeningen samen in het dossier. Overdracht dossier Voor het overdragen van het dossier, bijvoorbeeld aan een andere instelling, heb je de toestemming van de ouders die het gezag over het kind uitoefenen nodig. Bij het eerste contact kun je toestemming (een handtekening) vragen aan de ouders voor een mogelijke overdracht van het dossier in de toekomst, bijvoorbeeld in geval van verhuizing, of als het kind niet meer onder het consultatiebureau valt maar onder de schoolarts. Hoewel actuele toestemming vlak voor de overdracht de voorkeur verdient, kan de door jou eerder gevraagde toestemming als basis dienen voor de overdracht in die gevallen waarin contact met de ouders niet meer mogelijk is en er dus geen ‘verse’ toestemming kan worden gevraagd. Persoonlijke werkaantekeningen worden niet meegestuurd. Zonodig, als dit in het belang is van het kind, vat je, voordat je het dossier overdraagt, jouw persoonlijke werkaantekeningen kort samen in het dossier. Wanneer je jouw persoonlijke werkaantekeningen meestuurt met het dossier, dan behoren ze vanaf dat moment tot het dossier, want je verstrekt jouw aantekeningen nu aan een ander. Beroepsgeheim Het beroepsgeheim van de medisch hulpverlener betekent dat je zonder toestemming van de ouders geen informatie over het kind mag verstrekken aan anderen. In de wet is vastgelegd welke personen mogen delen in het beroepsgeheim. Het gaat om medebehandelaars en om ouders van kinderen tot 16 jaar. Medebehandelaars zijn andere medische hulpverleners die rechtstreeks bij de medische behandeling zijn betrokken en die ook delen in het beroepsgeheim. Er mag aangenomen worden dat ouders toestemming geven voor gegevensverstrekking, tenzij zij duidelijk hebben aangegeven dat ze niet willen dat een andere behandelaar op de hoogte wordt gesteld van de gegevens. Je geeft alleen informatie die noodzakelijk is voor de behandeling. Overmacht In noodgevallen kun je de plicht om te zwijgen doorbreken, omdat je alleen door te spreken (levens)gevaar voor het kind kan tegengaan. Je doet dan een beroep op overmacht. (zie eerdergenoemd kopje ‘beroep op overmacht’) Melding AMK Iedereen kan, bij een vermoeden van kindermishandeling, een melding doen bij het AMK. Een dergelijke melding kan ook worden gedaan door jou als medische hulpverlener met een beroepsgeheim. Zo nodig kan dit gebeuren zonder toestemming of medeweten van de ouders. Als je als medische hulpverlener een vermoeden hebt van kindermishandeling, consulteer je eerst een collega op basis van geanonimiseerde gegevens. Neemt deze collegiale consultatie jouw vermoedens niet weg, dan win je advies in bij het AMK, ook weer op basis van anonieme gegevens. Blijf je ook na dit advies en overleg binnen het Spilcentrum, bij jouw vermoedens dan meld de aangewezen persoon binnen het Spilcentrum de vermoedens bij het AMK. Zo nodig kun je deze melding doen zonder de toestemming van de ouders.
61
Protocol kindermishandeling
Bijlage 7 Informatie over het AMK, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming Als je vermoedt dat er sprake is van problemen in een gezin, kun je dat vermoeden samen met collega's onderzoeken en eventueel actie ondernemen om hulp op gang te brengen. Het kan zijn dat jouw mogelijkheden niet voldoende zijn om te achterhalen of er sprake is van problemen in het gezin en om hulp op gang te brengen. In dat geval kunnen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming de verantwoordelijkheid overnemen. Zij zullen tot uitsluitsel moeten komen of in een gezin waarover vermoedens zijn gerezen, sprake is van kindermishandeling. Adressen en telefoonnummers zijn opgenomen in de sociale kaart. Alle drie de instellingen hebben te maken met wachtlijsten. Ze werken er allemaal hard aan om deze weg te werken. Houd hier rekening mee.
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling is de instelling waar je terecht kunt met al je vragen, zorgen of meldingen met betrekking tot kindermishandeling. Advies Je kunt advies vragen over alles wat met kindermishandeling te maken heeft. Bijvoorbeeld: hoe ga ik om met de zorgen over het kind, hoe schat ik een situatie in, hoe voer ik een gesprek met een ouder of met het kind, hoe terecht zijn mijn zorgen? Je kunt je zorg anoniem voorleggen. De zorgen worden volledig met je doorgesproken. De namen van het kind en/of van de ouders hoeven hierbij niet te worden genoemd. Samen met het AMK bekijk je wat het vervolgtraject kan zijn. Er wordt gekeken of je zelf hulp kan bieden of organiseren. Er wordt een plan opgemaakt en dit wordt doorgesproken. De verantwoordelijkheid voor de zorg over het kind blijft bij jou als adviesvrager. In onderling overleg wordt besloten dat het AMK zelf geen actie onderneemt, wanneer de situatie hier niet om vraagt, en legt geen gegevens vast over het gezin. De verantwoording blijft bij jou. Consultatie Je kunt meerdere malen met het AMK overleggen over hetzelfde kind. De medewerker van het AMK bespreekt met je of je dat wilt. Zo ja, dan wordt er een consultdossier aangemaakt. Daaarin kunnen alle adviesgesprekken achter elkaar opgenomen worden. Dit dossier wordt meestal op de naam van de beller gezet. Schfijf dit ook voor jezelf op. En vraag naar de naam van de medewerker van het AMK, zodat je in een volgend gesprek direct naar deze persoon kan vragen. Ook bij consultatie blijft de verantwoording en acties bij jou als adviesvrager.
Melding Niet in alle gevallen kan met een advies of consult worden volstaan. Je kunt besluiten om een melding te doen van (een vermoeden van) kindermishandeling. Het AMK neemt dan de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de gemelde zorg over en schakelt zonodig hulpverlening in. Ook nieuwe zorgen kunnen opnieuw gemeld worden. Een melding betekent voor het AMK de start van een onderzoek naar de aard en de ernst van de mishandelingsituatie, naar onderliggende problemen en naar mogelijkheden voor hulpverlening. Er wordt contact gezocht met de ouders en zonodig met personen die beroepsmatig betrokken zijn bij het kind zoals huisarts, schoolarts, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, basisschool of het consultatiebureau. Vervolgens wordt er in overleg met de ouders en de informanten (zie verder) gekeken welke stappen noodzakelijk zijn en of er mogelijkheden zijn voor vrijwillige hulpverlening. Het AMK verleent zelf geen hulp, maar probeert samen met de ouders geschikte hulpverlening te vinden. Meldingen die ongegrond blijken te zijn worden afgesloten. Wanneer ouders niet bereid zijn tot vrijwillige hulpverlening en de zorgen blijven bestaan of wanneer direct gevaar dreigt voor het kind, kan het AMK de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.
62
Protocol kindermishandeling
Wanneer je een melding hebt gedaan bij het AMK, word je in principe op de hoogte gesteld van het verdere verloop (met inachtneming van de privacy van betrokken kind en gezin). Gebeurt dit niet, dan kun je zelf contact opnemen met de desbetreffende hulpverlener. Je krijgt te horen of de melding in behandeling is genomen. Wanneer de melding is afgesloten, brengt het AMK je op de hoogte of ouders en kind hulp krijgen. Je krijgt geen inhoudelijke informatie van het onderzoek, tenzij je als instelling wordt ingeschakeld bij de hulpverlening. Er wordt onderscheid gemaakt in drie groepen melders: - Professionele hulpverleners Hulpverleners die werkzaam zijn bij een instelling voor jeugdhulpverlening, jeugdbescherming of geestelijke gezondheidszorg en die een directe hulpverleningsrelatie hebben met het kind en/of het gezin waarover zij melden. Als hulpverlener kun je niet anoniem blijven ten opzichte van het gemelde gezin. Bij een beroepsmatige melding kan het AMK meteen met de ouders van het kind in gesprek gaan - Beroepskrachten Personen die beroepsmatig met het kind en/of het gezin, waarover zij melden, in aanraking komen (zoals leerkrachten, kinderopvang- peuterspeelzaalleidsters, school- en consultatiebureauartsen). Bij een beroepsmatige melding kan het AMK meteen met de ouders van het kind in gesprek gaan. Het ¹ is alleen mogelijk anoniem te blijven als jij gevaar loopt of als het kind in een levensbedreigende situatie verkeert. - Melders uit het informele circuit Dit zijn personen die niet beroepshalve met het kind, de jongere of het gezin waarover zij melden in aanraking komen (zoals familie, buren, kennissen). Ook hier kun je als melder anoniem¹ blijven voor het gezin. Naast melders maakt het AMK ook gebruik van informanten. Dit zijn personen die beroepsmatig het kind en/of gezin goed kennen en benaderd worden door het AMK voor informatie over het gemelde kind en/of gezin. Wat is de plaats en de positie van informanten? Het kan zijn dat het AMK in het kader van ‘onderzoeken en beoordelen’ van een melding, besluit informatie in te winnen over een kind of gezin bij personen die beroepsmatig met het kind of gezin in aanraking komen. De gegevens die deze informanten verstrekken, worden opgenomen in het dossier van het kind en/of gezin. Bestaat bij inzage van het dossier gevaar voor de informant, dan kunnen de tot personen herleidbare gegevens van de informant uit het dossier gehaald worden. Als na uitkomst het vermoeden van kindermishandeling niet wordt bevestigd, worden informanten, die zonder medeweten van het gemelde gezin zijn geraadpleegd, hierover geïnformeerd. Personen uit het informele circuit worden niet als informanten door het AMK geraadpleegd.
¹
Anoniem betekent dat het AMK de naam van de melder niet doorgeeft aan het gezin. Ook in het dossier wordt de informatie zo opgeschreven dat deze niet te herleiden is naar jou als melder. Bij het AMK is jouw naam als melder wel bekend, zodat je tijdens het onderzoek nog benaderd kunt worden voor meer informatie.
63
Protocol kindermishandeling
Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg vormt de toegang tot de jeugdzorg voor iedereen die problemen heeft met het sociaal, psychisch en/of maatschappelijk functioneren van kinderen en/of hun opvoeding. Deze problemen kunnen ook kindermishandeling zijn. Ouders melden zichzelf aan of weten dat ze gemeld worden. In het geval van kindermishandeling vormt Bureau Jeugdzorg de toegang tot de jeugdzorg voor gezinnen of individuele gezinsleden die open staan voor hulpverlening. Voorwaarde is dat jeugdzorg op die vraag een passend antwoord kan bieden. In principe biedt Bureau Jeugdzorg op elke locatie dezelfde dienstverlening. Dat varieert van informatie en advies tot onderzoek, crisishulp en het houden van toezicht op de hulpverlening. Naast vrijwillige hulp zijn ook jeugdbescherming (voogdij en gezinsvoogdij) en jeugdreclassering kerntaken van Bureau Jeugdzorg. Diensten voor de cliënt Bureau Jeugdzorg gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Bureau Jeugdzorg helpt kinderen en ouders bij vragen en problemen rond opgroeien en opvoeden. Bureau Jeugdzorg geeft aandacht waar nodig, ondersteunt waar kan, beschermt en houdt toezicht waar moet. De belangrijkste diensten van Bureau Jeugdzorg behoren tot drie categorieën: 1. informatie, advies en verwijzing; 2. verlenen van hulp door het bureau zelf en/of door anderen; 3. bescherming. 1. Informatie, advies en verwijzing Cliënten hebben vaak een éénmalig contact met een medewerker van Bureau Jeugdzorg. Deze contacten kunnen zowel telefonisch, via e-mail of in een persoonlijk gesprek plaatsvinden. Naar aanleiding van dit contact kan een cliënt eventueel doorverwezen worden naar een andere instelling. De dienst 'informatie, advies en verwijzing' heeft een sterk preventief karakter. Voorbeelden van deze diensten zijn: de kindertelefoon, kinderrechtswinkel, jongereninformatie, opvoedingsondersteuning. 2. Verlenen van hulp Als er or clienten contact wordt opgenomen met Bureau Jeugdzorg, is dit eerste contact altijd met het aanmeldteam. Als telefonische informatie en advies onvoldoende is, kan er een afspraak worden gemaakt voor een persoonlijk gesprek met de casemanager op Bureau Jeugdzorg. Er is dan sprake van een aanmelding. Het traject binnen Bureau Jeugdzrog ziet er als volgt uit: 1. Contact aanmeldteam (aanmelding) 2. Gesprek met casemanager Gesprek om problemen, vragen en zorgen in kaart te brengen. Wat is er aan de hand? en op zoek naar de hulp die past. - Soms is het probleem direct op te lossen. Dit gesprek is dan voldoende en wordt afgesloten. - Er kan meer dan één gesprek ndoig zijn om duidelijk te krijgen wat er precies aan de hand is. - Er kan ook contact met derden worden op genomen om nogduidelijker te krijgenw at er aan de hand is. - Soms is er direct actie nodig (crisis) - Een andere instantie doet onderzoek om nog duidelijker te krijgenw at er aan de hand is. (bijv psychologisch onderzoek) 3. Advies in de vorm van een plan (indicatie besluit) In dit verslag staat de analyse van het probleem beschreven en het advies van Bureau Jeugdzorg. Tevens worden er doelen voor de hulpverlening gesteld. 4. De hulp Soms is het probleem in een aantal gesprekken met Bureau Jeugdzorg op te lossen. En kan de client zelf verder met de aanpak van het probleem. Als dat niet het geval is verwijst Bureau Jeugdzorg door naar een andere instelling. Als dit een verwijzing is naar geindiceerde jeugdzorg dan blijft de casemanager contact persoon voor de client.
64
Protocol kindermishandeling
3. Beschermen van jeugdigen Kinderen hebben, zoals ook het VN Verdrag op het gebied van de Rechten van het Kind bepaalt, recht op bescherming tegen alles dat en iedereen die hen in hun bestaan en ontwikkeling bedreigt. Voor Bureau Jeugdzorg is het beschermen van kinderen dan ook één van de belangrijkste taken. Diensten die Jeugdzorg daarvoor beschikbaar stelt zijn: het AMK, crisisinterventie en de uitvoering van een aantal justitiële maatregelen.
65
Protocol kindermishandeling
Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming komt op voor de rechten van het kind, van wie de ontwikkeling en opvoeding worden bedreigd. De Raad schept voorwaarden om die bedreiging op te heffen of te voorkomen. De Raad doet onderzoek, adviseert in juridische procedures en kan maatregelen of sancties voorstellen. De Raad werkt nauw samen met andere instellingen. Doelstelling De Raad heeft als doelstelling om kinderen te beschermen als hun lichamelijke of geestelijke ontwikkeling gevaar loopt. Kinderen hebben recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling. De Raad voor de Kinderbescherming is onderdeel van het Ministerie van Justitie en komt op voor kinderen die in de knel zitten. Bij kindermishandeling of verwaarlozing, maar ook bij echtscheiding, adoptie of strafzaken tegen kinderen kan een beroep worden gedaan op de Raad. De Raad is een instelling die onderzoekt of er bedreiging voor een kind aanwezig is en hoe die kan worden weggenomen. De Raad kan de rechter vragen een kinderbeschermingsmaatregel uit te spreken. Dat gebeurt als vrijwillige hulpverlening niet mogelijk of onvoldoende is. Als vrijwillige hulp wel voldoende is, schakelt de Raad andere instellingen in. Medewerkers van de Raad geven die hulp niet zelf, omdat de Raad geen hulpverleningsinstelling is. Medewerkers van de Raad gaan niet met het gezin aan de slag om problemen op te lossen. Wel zoeken zij uit welke vorm van hulp het beste is voor ouders en kind, en zorgen ervoor dat die hulp op gang komt. De Raad wil de rechten van het kind waarborgen. Het kind komt hierbij altijd op de eerste plaats. Werkzaamheden De drie belangrijkste taken van de Raad zijn bescherming, scheiding en omgang en strafzaken waarin minderjarigen betrokken zijn. Daarnaast heeft de Raad ook een taak op andere terreinen waarbij de belangen van het kind in het spel zijn, zoals adoptie, naamswijziging of opname pleegkind. Bescherming Wanneer de ontwikkeling van een kind in het gedrang komt, kan de Raad een onderzoek instellen naar de omstandigheden waarin het kind zich bevindt. Uit dit onderzoek komt een advies. Dit kan een advies zijn voor vrijwillige hulpverlening maar ook, wanneer de situatie erg bedreigend is voor het kind, de rechter vragen om hulpverlening verplicht te stellen. Scheiding en omgang Wanneer ouders het niet eens kunnen worden over het ouderlijk gezag of omgang met het kind bij een echtscheiding kan de rechter de Raad om advies vragen. De Raad doet onderzoek en probeert in samenwerking met de ouders een oplossing te vinden. Het belang van het kind staat hierbij voorop. Wanneer de ex-partners er niet uitkomen brengt de Raad een advies over omgang en ouderlijk gezag uit aan de rechter. Strafzaken De Raad wordt ook betrokken bij kinderen die worden verdacht van het plegen van een misdrijf. De Raad probeert te voorkomen dat deze kinderen in herhaling vallen. Dit doet de Raad door aan de officier van justitie of de rechter advies te geven over een straf die gericht is op het verbeteren van het gedrag van het kind. De Raad gaat ook altijd na of het kind misschien hulp nodig heeft. Overige taken In zaken waarbij belangen van kinderen ook in het spel zijn, zoals adoptie, naamswijziging, opname pleegkind is de Raad slechts een schakel in de procedure die doorlopen wordt. In deze zaken bekijkt de Raad of het verzoek dat ingediend is, in het belang van het kind is. Wat kan de Raad voor de Kinderbescherming doen? De situatie kan ontstaan wanneer een kind aantoonbaar in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door toedoen of nalaten van de ouders, maar dat ouders niet willen meewerken aan vrijwillige hulpverlening. In dat geval kan het AMK of Bureau Jeugdzorg, wanneer het niet lukt om ouders te stimuleren voor vrijwillige hulpverlening, een verzoek tot onderzoek doen bij de Raad. Als dat verzoek aan bepaalde vereisten voldoet, start de Raad met een onderzoek.
66
Protocol kindermishandeling
Onderzoek - Wanneer is een onderzoek nodig? Wanneer het AMK of Bureau Jeugdzorg tijdens hun intake opmerken dat hulp op vrijwillige basis niet mogelijk is of niet werkt en een kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, schakelt zij de Raad voor de Kinderbescherming in. Als er acuut ernstig gevaar is voor een kind, kan de Raad direct worden ingeschakeld en de rechter verzoeken om een maatregel van voorlopige ondertoezichtstelling (al dan niet met het verzoek om een machtiging uithuisplaatsing) of voorlopige voogdij uit te spreken. In dit geval is de Raad bevoegd om acuut in te grijpen in een gezinssituatie om de belangen van het kind of de kinderen veilig te stellen. Bijna altijd zal dan sprake zijn van een plaatsing van een kind ergens anders. De verantwoordelijkheid wordt daarmee geheel of gedeeltelijk overgenomen door een professionele hulpverleningsinstelling. Deze zorgt er voor dat een kind tijdelijk op een veilige plaats wordt opgenomen. In die periode onderzoekt de Raad de gezinssituatie. - Wat houdt het onderzoek in? Tijdens het onderzoek probeert een medewerker van de Raad (de raadsonderzoeker) een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de leef- en opvoedingsomstandigheden waarin het kind opgroeit. Hij praat met de ouders en het kind, en eventueel ook met anderen, zoals een leerkracht, een huisarts of een al aanwezige hulpverlener binnen het gezin. Hierbij zijn een aantal dingen belangrijk: • De ontwikkeling van het kind; • De manier van opvoeden; • De hulp die de ouders van anderen krijgen bij de opvoeding. De raadsonderzoeker probeert tijdens het onderzoek samen met het gezin een oplossing te vinden voor de problemen. Hij overlegt met het gezin wat hij gaat doen. Ook overlegt hij met andere deskundigen van de Raad. Een raadsonderzoeker neemt dus nooit een beslissing alleen. Advies Oplossingen Uit het onderzoek volgt de mening van de Raad over de manier waarop een gezonde ontwikkeling van het kind veilig gesteld kan worden. Er zijn verschillende uitkomsten mogelijk. • De bemoeienis van de Raad houdt op wanneer niets is gebleken van problemen met de opvoeding of wanneer problemen al tijdens het onderzoek zijn opgelost; • De Raad adviseert het gezin hulp te zoeken, zoals een psycholoog of maatschappelijk werker verbetert in veel gevallen de situatie. De rechter moet beslissen. Wanneer een kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, kan de Raad ingrijpen in een gezinssituatie. Dit gebeurt als de problemen niet met vrijwillige hulp worden opgelost, of als het gezin deze hulp niet wil aanvaarden. De Raad vraagt de rechter in dat geval een maatregel van kinderbescherming uit te spreken. Deze maatregelen zijn: - Vrije hulpverlening; - Ondertoezichtstelling (OTS); - Ontheffing ouders gezag (OTS aan vooraf); - Ontzetting ouders gezag (geen OTS aan vooraf, alleen in een extreme crisissituatie). Als een kinderrechter een maatregel van kinderbescherming uitspreekt, gaat het meestal om een ondertoezichtstelling (OTS). De ouder is dan verplicht de aanwijzingen op te volgen van een gezinsvoogd die door de kinderrechter is toegewezen. Daarmee is hun een deel van hun zeggenschap over het kind ontzegd. Is de positie van het kind in het gezin te kwetsbaar, dan raken ze de gehele zeggenschap kwijt en wordt het kind uit huis geplaatst. Vaak vangt een pleeggezin het kind dan op.
67
Protocol kindermishandeling
Overdracht tussen AMK, Bureau Jeugdzorg en Raad voor de Kinderbescherming
68
Protocol kindermishandeling
Bijlage 8 Aanbevolen literatuur -
Aarsen, R. e.a., Werkboek kindermishandeling, Amsterdam 2000, Vrije Universiteit Uitgeverij
-
Aarts, P.G.H. en Visser W.D., Trauma. Diagnostiek en behandeling, Bohn Staufleu Van Loghum, Houten 1999
-
Adriaenssens, P. ’e.a.’, In vertrouwen genomen, 1998, Tielt, Lannoo n.v.
-
Banning, H., In gesprek met migranten. Leer- en werkboek interculturele communicatie, Baarn, 1992, Nelissen
-
Bouwmeester, M., Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland, Assen: Van Corgum, 1998
-
Blokland, G., Over opvoeden gesproken. Methodiekboek pedagogisch adviseren, Utrecht, 1996, NIZW
-
Delfos, M., Luister jij wel naar mij? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar, Amsterdam, 2000, SWP
-
Distelbrink, M., Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland, Assen: Van Corgum, 1998
-
Geense, P., Opvoeding in Chinese gezinnen in Nederland, Assen: Van Corgum, 1998
-
Gerrits, R. en van Sambeek, D., Preventie van kindermishandeling en seksueel misbruik. Achtergrondinformatie voor het basisonderwijs, Utrecht, 1998, Trimbos-instituut
-
Haarsma, L., Zandijk van Harten, T., Grenzen voorbij. Kindermishandeling in allochtone gezinnen, Amsterdam, 1996, Vrije Universiteit Uitgeverij
-
Imbens, A. en Jonker, I., Godsdienst en incest, Amersfoort, 1991
-
Jongepier, N., Kwetsbare kinderen in de kinderopvang, Utrecht, 1998, NIZW
-
Killen, K., Het mishandelde kind. Kindermishandeling en een tekort aan zorg, Ad Donker b.v.
-
Nijsten, C., Opvoeding in Turkse gezinnen in Nederland, Assen: Van Corgum, 1998
-
Pels, T., Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland, Assen: Van Corgum, 1999
-
Prakken, J. en van der Swan, J., Een rasp in de zon. Moeder tussen twee culturen, Utrecht, 2000, NIZW
-
Wafelbakker, F. en Raijmakers, L.P.T., Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen. Richtlijnen voor beroepsbeoefenaren, Assen: Van Corgum, 1994
Speciaal voor kinderen: e
- Delfos, M., Blijf van me af! Over seksueel misbruik bij meisjes, Bussum, 1996, 2 druk, Trude van Waarden Produkties. Van 6 tot 12 jaar. e
- Delfos, M., Blijf van me af! Over seksueel misbruik bij jongens, Bussum, 1996, 2 druk, Trude van Waarden Produkties. Van 6 tot 12 jaar. e
- Delfos, M.,Sanne, Bussum, 1997, 2 druk, Trude van Waarden Produkties. Van 6 tot 12 jaar.
69
Protocol kindermishandeling
- Elias, B., De meester is een schat, Amsterdam, 1991, Infodok. Vanaf 8 jaar. - Grootel, L. van, Nina Regenboog, Haarlem, 1998, Holland. Vanaf 12 jaar. - Koster, S., Zwarte lieveling, Amsterdam, 1995, Sjaloom. Vanaf 13 jaar. - Meier, K. en Bley, A., Knuffel heeft zorgen, Houten, 1997, C. de Vries-Brouwers. Vanaf 4 jaar. - Slee, C., Razend, Houten, 2002, Unieboek. Vanaf 13 jaar. - Vries, A. de, Blauwe plekken, Rotterdam, 1992, Lemniscaat. Vanaf 12 jaar.
Videomateriaal - Themafilm ‘Blauwe plekken’: te bestellen bij het Dario Fo College, Voortstraat 88, 2685 EP Poeldijk Vanaf 10 jaar.
70
Protocol kindermishandeling
Bijlage 9 Literatuurlijst Boeken -
Baeten, P. en L. Janssen, Spelregels voor samenwerkingsverbanden voor huiselijk geweld, Utrecht, 2003, NIZW Uitgeverij
-
Adriaenssens, P. ’e.a.’, In vertrouwen genomen, 1998, Tielt, Lannoo n.v.
-
Baeten, P., Willems, J., De maat van kindermishandeling. Richtlijnen voor het handelen van beroepskrachten, Amsterdam, 2003: SWP Uitgeverij
-
Clemens Schröner, B.L.F., Psychische kindermishandeling, Den Haag, 1985, 2 druk, Stichting Studentenpers Nijmegen
-
Gomis, A., Kindermishandeling, een oriëntatie, ‘s-Gravenhage 1981, 4 Studentenpers Nijmegen
-
Gomis, A., Kindermishandeling, en het onderwijs, ’s-Gravenhage, 1982, 2 Studentenpers Nijmegen
-
Haarsma, L., Zandijk van Harten, T., Grenzen voorbij. Kindermishandeling in allochtone gezinnen, Amsterdam, 1996, Vrije Universiteit Uitgeverij
-
Killen, K., Het mishandelde kind. Kindermishandeling en een tekort aan zorg, Ad Donker b.v.
-
Kooijman, K., Preventie van kindermishandeling door vroegtijdige hulp aan risicogezinnen. Verslag van een werkconferentie, Utrecht, 1999, NIZW Uitgeverij
-
Vecht, R., Munchausen by proxy. Gestoord ouderschap – zieke kinderen, Houten / Diegem, 2000, Bohn Stafleu Van Loghum
-
Wolters, Dr. W.H.G., Het mishandelde kind. Herkenning – hulpverlening – preventie, 3 herziene druk, uitgeverij Intro, Nijkerk
-
Wolzak, A., Kindermishandeling – signaleren en handelen. Basisinformatie voor mensen die werken met kinderen, Utrecht, 2001, NIZW
-
Zandijk van Harten, T., Kindermishandeling, Gorinchem, 1992, De Ruiter b.v.
e
e
druk, Stichting e
druk, Stichting
e
Internet -
www.amk-nederland.nl www.jeugdzorg.nl www.jeugdzorg-nb.nl www.kinderbescherming.nl www.kindermishandeling.info www.kindermishandeling.nl
Bronnen -
AMK Noord-Holland & AMK Amsterdam, Protocol kindermishandeling voor beroepskrachten die werken met kinderen van 0-12 jaar, Amsterdam, 2002
-
Baeten, P., Meldcode kindermishandeling. Richtlijnen voor het handelen van beroepskrachten, Utrecht, 2002, NIZW Jeugd / Expertisecentrum kindermishandeling
71
Protocol kindermishandeling
-
Baeten, Drs. P.A.C.M., Niet bij melden alleen. Achtergrond van de meldcode voor kindermishandeling voor beroepsgroepen, Utrecht, 2001, NIZW / Expertisecentrum Kindermishandeling
-
Bureau Jeugdzorg, Intern protocol kindermishandeling, Richtlijnen voor het handelen van medewerkers van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan, Eindhoven, 2003
-
DOBA, Sociale kaart. Voor de begeleiding van kinderen van 4 tot 14 jaar, Eindhoven, Het Samenwerkingsverband, WSNS Eindhoven en omgeving
-
GGD Zuid-Holland Zuid, Stichting Spel en Opvoedingsvoorlichting project preventie kindermishandeling Zuid-Holland Zuid, Bestuurscommissie Sociale Vernieuwing Onderwijs Dordrecht project risicokinderen, Protocol vermoeden kindermishandeling voor leerkrachten in het primair onderwijs, 1999
-
K2, Waarden en normen Opvoedingsvoorlichting
-
K2, Inleiding Oudercontacten II, ‘Gesprekken met ouders’, Noord-Brabant, stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting
-
Korein, Protocol kindermishandeling. Handboek Pedagogisch Beleid, Eindhoven, 2003
-
Loket W, Stappenplan kindermishandeling. Richtlijnen voor leidsters van de peuterspeelzalen van de Stichting peuterspeelzalen Eindhoven, Eindhoven, 1999
over
opvoeden,
Noord-Brabant,
stichting
Spel-
Verhoeven, W., Kinderen die niet vragen worden overgeslagen. Onderzoek naar hulp aan kinderen die mishandeld of misbruikt zijn, Noord-Brabant, 2002, Pit
-
72
en
____________________________________________
Colofon Basisonderwijs: Beppino Sarto - Henk Francken Cornelis Jetsus - Monique Stuut De Bergen - Gerard van den Eertwegh De Driesprong - Dirk de Groot De Driesprong - Gerrit Kauffeld De Driesprong - Ankie Koch De Kameleon - Harrie Jakobs Rapenland - Isabella Melis St. Franciscus - Antoinette Stroeks `t Startblok - Frans Verberne Kinderopvang: Kinderopvang Korein – Tineke Linssen De Draaimolen - Alieke Gardenier De Draaimolen - San de Gier De Regenboog - Thijs Kelders De Walnoot - Alice Ten Have In de Notendop - Ineke Frensch Knorretje - Lidy Maas Knorretje - Ineke van de Wiel-van Bree Korein - Tineke Linssen Petteflet - Harriëte Jacobs Robbedoes - Carien van Haaften Peuterspeelzalen: De Blokkendoos - Marja Hoekstra De Grabbelton - Suzan Bagci De Helikopter - Elly van de Camp De Tovenaar - Sara Villavicencio Llerena Dribbel - Loes Lammers Dribbel - Thea van Riet Hummelhonk - Louise Dions Hummelhonk - Ingrid van den Hurk Hummelhonk - Corry Kater Loket W - Tina Wieke `t Peuterhofke - Mary-lou Weber Twinkeltje - Cleire Jongejan Relevante instellingen: AMK - Wiebe Zijlstra Bureau Jeugdzorg - Ingrid Dijkstra Bureau Jeugdzorg - Ans Hendriks GGD - Oda Bauhuis GGD - Marie-José Theunissen Maatschappelijk Werk - Wilna Schuts Politie - Peter van de Beten Politie - Erik van Pareren Raad voor de Kinderbescherming - Inge van den Bogert Thuiszorg - Dineke Brouwers Thuiszorg - Anita Sanders Spl - Hanny Versluis Fontys Hogeschool Eindhoven - Rianne van Alebeek Fontys Hogeschool Eindhoven - Suzanne Rensen Fontys Hogeschool Eindhoven - Mirjam Torn _______________________________________________