23 mei 2014
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
1
Inhoud 1 Menselijk Kapitaal: context en inleiding ................................................................................... 4 1.1 Menselijk Kapitaal en Wurkje foar Fryslân........................................................................... 4 1.2 Menselijk Kapitaal en Economie .......................................................................................... 4 1.3 Verdienvermogen en innovatie ............................................................................................ 5 1.4 Verdienvermogen en kennis ................................................................................................ 6 1.5 Samenhang en organiserend vermogen ............................................................................. 7 1.6 De rol van de overheid ......................................................................................................... 8
2 Innovatief bedrijfsleven ............................................................................................................ 11 2.1 Analyse van de situatie: feiten en ontwikkelingen ............................................................. 11 2.1.1
Innovativiteit Friese bedrijfsleven .......................................................................... 11
2.1.2
Het Friese MKB...................................................................................................... 12
2.1.3
Volwassenenonderwijs .......................................................................................... 13
2.2 Prioritaire opgaven in het aanvalsplan Menselijk Kapitaal ................................................ 14 2.2.1
Koplopers, ontwikkelaars en toepassers ............................................................... 15
3 Arbeidsmarkt ............................................................................................................................. 17 3.1 Analyse bestaande situatie: feiten en ontwikkelingen ....................................................... 17 3.1.1
Werkloosheid neemt toe ........................................................................................ 17
3.1.2
Jeugdwerkloosheid ................................................................................................ 17
3.1.3
Werkloosheid onder andere groepen .................................................................... 17
3.1.4
Ontwikkelingen in de zorg...................................................................................... 17
3.1.5
Inspelen op de mismatch op de arbeidsmarkt....................................................... 17
3.1.6
Toekomstig tekort aan technici .............................................................................. 18
3.1.7
Tekort aan stageplaatsen en leerbanen ................................................................ 18
3.1.8
Onvoldoende effectieve samenwerking ................................................................ 18
3.1.9
Inzicht in arbeidsmarktontwikkelingen ................................................................... 18
3.1.10 Toekomstige beroepsbevolking ............................................................................. 18 3.2 Provinciale economische beleidsvisie ............................................................................... 19 3.3 Prioritaire opgaven ............................................................................................................. 19
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
2
4 Hoogwaardige kennisinfrastructuur ....................................................................................... 20 4.1 Analyse van de situatie: feiten en ontwikkelingen ............................................................. 20 4.1.1
Demografie ............................................................................................................ 20
4.1.2
Opleidingsniveau van de Friese (beroeps)bevolking ............................................ 20
4.1.3
Doorstroming ......................................................................................................... 21
4.1.4
Profileringsbeleid ................................................................................................... 21
4.2 Hoogwaardige kennisinfrastructuur: definitie ..................................................................... 21 4.2.1
Intersectorale samenhang ..................................................................................... 22
4.3 Prioritaire opgaven ............................................................................................................. 23
5 Aanvalsplan ............................................................................................................................... 25 5.1 Programmalijnen en prioritaire opgaven ............................................................................ 25 5.1.1
Programmalijnen .................................................................................................... 25
5.2 Prioritaire opgaven binnen de programmalijnen ................................................................ 26 5.2.1
Innovatief bedrijfsleven .......................................................................................... 26
5.2.2
Arbeidsmarkt: gekwalificeerd personeel ................................................................ 26
5.2.3
Onderwijs: hoogwaardige kennisinfrastructuur ..................................................... 26
5.3 Intersectorale integratie en vraagsturing ........................................................................... 27 5.4 Basisvoorwaarde: Intersectorale cluster- en netwerkvorming ........................................... 27 5.5 Prioritaire opgaven ............................................................................................................. 27 5.5.1
Innovatief bedrijfsleven .......................................................................................... 27
5.5.2
Gekwalificeerd personeel ...................................................................................... 27
5.5.3
Hoogwaardige kennisinfrastructuur ....................................................................... 27
5.6 Maatregelen binnen de prioritaire opgaven ....................................................................... 28 5.6.1
Innovatief bedrijfsleven .......................................................................................... 28
5.6.1.2 Opleiding binnen bedrijven (€ 5 mln.) .................................................................... 29 5.6.2
Arbeidsmarkt: gekwalificeerd personeel ................................................................ 30
5.6.3
Onderwijs: hoogwaardige kennisinfrastructuur ..................................................... 32
5.7 Financiële middelen ........................................................................................................... 35
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
3
1 Menselijk Kapitaal: context en inleiding 1.1
Menselijk Kapitaal en Wurkje foar Fryslân
De investeringsagenda Wurkje foar Fryslân (WFF) stelt economische structuurversterking centraal. De versterking van de factor “menselijk kapitaal” of Menselijk Kapitaal vormt daarbij een belangrijke inzet. Menselijk kapitaal is het geheel van competenties, kennis, sociale en persoonlijke vaardigheden, waaronder ook creativiteit, die wordt belichaamd in de mogelijkheid voor de mens om in een economie arbeid te verrichten, opdat er economische waarde kan worden geproduceerd. Het aanvalsplan Menselijk Kapitaal gaat dus vooral over investeren in het verdienvermogen van mensen. De factor arbeid is – naast kapitaal en natuurlijke hulpbronnen – één van de traditionele productiefactoren. Van recentere datum zijn discussies over de vraag of ondernemerschap en kennis ook productiefactoren zijn. In onze definitie van Menselijk Kapitaal zijn ze opgenomen in de factor arbeid.
1.2
Menselijk Kapitaal en Economie
De investeringsagenda WFF signaleert dat de Friese economie achterloopt bij die van Nederland als geheel en in de afgelopen jaren verder is verslechterd. De investeringsagenda richt zich dan ook op het verhogen van de kwaliteit van de economische structuur door duurzame vergroting van het verdienvermogen, de concurrentiekracht en de samenhang van het regionale bedrijfsleven. Menselijk kapitaal vormt een belangrijke drager voor versterking van de economische structuur. Dat is een belangrijke constatering van WFF. En nu een vergroting nodig is in de kwaliteit van de economische structuur is er vooral ook een vergroting nodig in de kwaliteit van het menselijk kapitaal. Schematisch kan dat als volgt in beeld worden gebracht.
Versterken kwaliteit regionale economische structuur
concurrentiekracht
verdienvermogen
kennis
innovatie
organiseren
versterken menselijk kapitaal / versterken kennisinfrastructuur Figuur 1: De kern van WFF: economische structuurversterking
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
4
1.3
Verdienvermogen en innovatie
Er is brede consensus over de noodzaak de innovatiekracht van onze Westerse economie te versterken. We kunnen niet op de oude voet verder gaan, zo is de Europese Commissie van mening. “De crisis is géén bedrijfsongelukje. Uit de crisis raken is nu eerste de belangrijkste opgave, maar de allergrootste opgave is niet toe te geven aan de reflex om te proberen terug te keren naar de situatie van voor de crisis. Daarom moet het einde van de crisis het begin zijn van een nieuwe economie, een slimme en duurzame economie. Een economie gebaseerd op kennis en innovatie, de drijvende kracht achter onze toekomstige groei.” (Europa 2020-strategie). Op nationale schaal wordt deze noodzaak onderkend. Het (economische) innovatiebeleid wordt momenteel langs twee lijnen neergezet in de vorm van:
Generiek bedrijvenbeleid gericht op terugdringen regeldruk, meer instroom van goed opgeleide mensen, goede aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, e.d.; Specifiek bedrijvenbeleid: topsectorenbeleid gericht op meer publiek-private Research & Development (R&D), gerichte Menselijk Kapitaal agenda’s en internationalisering.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) kwam eind vorig jaar met haar studie “De lerende economie” waarin ook zij haar zorg uitspreekt over het toekomstige verdienvermogen van onze economie. Eén ding staat vast, zo meent de Raad: “de vraag hoe Nederland de komende 20 jaar zijn brood kan verdienen, zal weer meer centraal komen te staan”. Zij wijst daarbij op het sleutelbegrip “responsiviteit” bij het organiseren van het verdienvermogen: de vaardigheid om snel in te spelen op nieuwe omstandigheden. De Raad bepleit daarom het versterken van de veerkracht, adaptiviteit en pro-activiteit van de economie. Dit wordt bereikt door het menselijk kapitaal zodanig toe te rusten dat het adequaat kan inspelen op wisselende omstandigheden. De Raad bevestigt daarmee de waarde van de kenniseconomie (kennis en innovatie) maar vraagt tevens aandacht voor kenniscirculatie: het beter gebruiken van bestaande kennis en het ontwikkelen van het absorptievermogen daarvoor. In dit verband spreekt de Raad van de lerende economie. Ook op Noord Nederlandse schaal wordt de maatschappelijke uitdagingen herkent. Een uitdaging die vraagt om innovatieve oplossingen. Het samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) heeft daarom de zogenaamde Research and Innovation Strategy voor Slimme Specialisatie (RIS3) opgesteld. Deze RIS3 strategie stelt de output van innovatie en ondernemerschap centraal en is door de EC als voorwaarde gesteld om in aanmerking te komen voor steun vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) voor regionaal innovatiebeleid in de periode 2014 - 2020. Fryslân kiest in haar economische beleidsvisie dezelfde weg. De strategie gaat uit van “een duurzame economische ontwikkeling van Fryslân, op een Frysk eigen wijze, waarbij we nadrukkelijk inzetten op een transitie naar kennis en innovatie gebaseerde economie waarin ondernemers, onderwijs – en onderzoekinstellingen en overheden talenten volop benutten en nieuwe waarde creëren in sterke grensverleggende netwerken”.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
5
In de investeringsagenda WFF worden in dit verband voor het menselijk kapitaal de volgende uitdagingen gezien:
1.4
Terugdringing van de (jeugd)werkeloosheid; Verbetering en borging van afstemming van vraag en aanbod tussen arbeidsmarkt en onderwijs; De onderwijs- en onderzoekinfrastructuur in de provincie verder versterken.
Verdienvermogen en kennis
Het inkomen per hoofd van de bevolking in Fryslân ligt circa 20% beneden dat van het Nederlandse gemiddelde. Het verdienvermogen van de beroepsbevolking hangt direct samen met het opleidingsniveau. In 2012 verscheen een studie van het Centraal Planbureau naar loonongelijkheid in Nederland (“Vraag naar hoogopgeleiden stijgt verder”, juni 2012). Met de gemiddelde vmbo’er als uitgangspunt blijkt een gemiddelde mbo’er 20% meer te verdienen, de gemiddelde hbo’er 45 % meer en iemand met een mastertitel gemiddeld 70% meer. Grofweg gesteld betekent elke stap omhoog in onderwijsniveau gemiddeld circa 20 à 25% extra verdienvermogen. Wat het rapport van het CPB ook duidelijk maakt is: hoe hoger het einddiploma, des te groter de kans dat gedurende het werkzame leven wordt geïnvesteerd in nog meer leren. Bij-, op- en nascholen komt bij hoger opgeleiden veel vaker voor dan bij lager opgeleiden. Het opleidingsniveau van de Friese beroepsbevolking is de afgelopen jaren toegenomen, maar vergeleken met het landelijk gemiddelde beschikt Fryslân over meer middelbaar en minder hoger opgeleiden. Dat hangt mede samen met de onderwijskeuze: van de Friese leerlingen tussen 18 en 23 jaar volgt 30% hoger onderwijs tegenover 36% op landelijk niveau. Binnen deze keuze voor hoger onderwijs kiezen Friese leerlingen vaker voor het HBO (27% t.o.v. 23% landelijk) maar minder voor het WO (3% t.o.v. 13% landelijk). In het adviesrapport “Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen” van de commissie Rinnooy Kan (maart 2014) wordt een groei van 30% voorspeld van de arbeidsmarktbehoefte aan hoger opgeleiden. De behoefte aan middelbaar en lager opgeleiden neemt respectievelijk met 6 en 26% af. De vraag naar hoger opgeleide werknemers is ook in de afgelopen 15 jaar sneller gestegen dan het aanbod zo bevestigt ook het Centraal Plan Bureau (CPB). Het belang van kennis zal toenemen, zo schrijft de commissie, zeker nu Nederland de ambitie heeft om tot de top 5 van meest vooraanstaande kenniseconomieën in de wereld te horen.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
6
1.5
Samenhang en organiserend vermogen
Om een proces op gang te brengen dat leidt tot de gewenste economische structuurversterking geeft de investeringsagenda WFF aan dat de samenhang moet worden vergroot. De samenhang tussen onderwijs, ondernemers en overheden enerzijds maar ook de samenhang binnen deze domeinen anderzijds. De provincie ziet daarbij voor zichzelf een faciliterende en stimulerende rol. Een internationaal erkend model voor deze samenwerking is de zogenaamde “triple helix”. Hieronder weergegeven in figuur 2.
stimuleren
overheid
Arbeidsmarkt opleiden / leren
onderwijs & kennisinstellingen
ondernemers
innoveren
Figuur 2: Het 3-O model van samenwerking: “triple helix”.
Van recentere datum is een fundamentele uitbreiding op dit model. Daarbij wordt in het model van samenwerking ook de maatschappij betrokken. Het gaat hier om de bredere maatschappelijke HC agenda. In dit verband wordt wel gesproken over sociale innovatie (“brede definitie”), waarbij burgers en maatschappelijke (belangen)organisaties/instellingen initiatieven nemen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Het gaat hier in essentie om het versterken van het innoverend en creatief vermogen van maatschappelijk initiatief buiten bedrijven en de economische arena om.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
7
stimuleren
Maatschappelijk veld: - burgers - niet-maatschappelijke organisaties
overheid
Arbeidsmarkt
opleiden / leren
onderwijs kennisinstellingen
ondernemers
innoveren
Figuur 3: “Quadruple helix”
Gesproken wordt dan wel over de “quadruple helix” (figuur 3), waarbij sociale innovatie wordt onderscheiden van economische innovatie, omdat sociale innovatie waarde kan creëren waar de markt faalt: schone energie, duurzame producten, zorg en/of onderwijs. Nu WFF vooral inzet op de versterking van de economische structuur en het verdienvermogen van de Friese economie, wordt gekozen voor beperking van het doeldomein. In dit Aanvalsplan Menselijk Kapitaal wordt de focus gelegd op economische innovatie binnen het model van de “triple helix”.
1.6
De rol van de overheid
In de economische beleidsvisie van de provincie wordt expliciet ingegaan op de rol van de overheid in het samenwerkingsmodel met onderwijs en bedrijfsleven. De provincie ziet voor zichzelf niet haar traditionele rol van regisseur boven de partijen, maar wil een gelijkwaardige partner zijn in een grote netwerkeconomie. “Vanuit die positie initiëren, stimuleren en faciliteren we de vorming van, en deelname in, grensverleggende netwerken om zo innovaties tot stand te brengen. Waar mogelijk nemen we als provinciale overheid actief deel aan deze netwerken en brengen we daar onze kennis en inzet in. Maar we rekenen ook op de inbreng van het MKB en de onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Met hun ondernemerschap, marktinzicht, doorzettingsvermogen en vermogen om kennis te valoriseren, bepalen zij in hoge mate de vitaliteit en het groeivermogen van de regionale economie.” (provinciale economische beleidsvisie)
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
8
WFF wil deze provinciale positie ten aanzien van de factor Menselijk Kapitaal in de “triple helix” tot uitdrukking brengen. Als partner in het netwerk zoekt zij haar rol ten opzichte van het bedrijfsleven, onderwijs en arbeidsmarkt. Voor WFF staat economische structuurversterking centraal. Om verdienvermogen en concurrentiekracht te vergroten moet het innovatief en organiserend vermogen van het Friese bedrijfsleven worden versterkt. Aangezien innovatief en organiserend vermogen in de kern is opgesloten in mensen, speelt de factor Menselijk Kapitaal een belangrijke rol. Om het innovatief en organiserend vermogen van de Friese beroepsbevolking te verbeteren, wordt ingezet op drie centrale doelen: 1. Ondernemers 2. Arbeidsmarkt 3. Onderwijs
versterken van het innovatief en organiserend vermogen goed functionerende arbeidsmarkt met gekwalificeerd personeel komen tot een hoogwaardige kennisinfrastructuur
Economische structuurversterking
ondernemers
Figuur 4: Doelen in de “triple helix” bezien vanuit de overheid
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
9
De samenhang in de doelen is helder. Het eerste orde doel is de economische structuurversterking. Dat moet – tweede orde doelen - primair worden bereikt door het innovatief organiserend vermogen van het bedrijfsleven te vergroten. Daarbij speelt de factor Menselijk Kapitaal een belangrijke rol. Er moet dus worden geïnvesteerd in gekwalificeerd personeel en een goed functionerende arbeidsmarkt. In de investeringsagenda WFF worden juist deze doelstellingen expliciet genoemd:
Zoveel mogelijk werkzoekenden aan het werk hebben door het stimuleren van tijdelijke en structurele werkgelegenheid; De kwaliteit van de arbeidsmarkt sluit zo nauw mogelijk aan op de huidige en toekomstige wensen van het bedrijfsleven; Het beschikken over een hoogwaardige kennisinfrastructuur leidend tot verbetering van de innovatie en kennisvalorisatie tussen bedrijfsleven en onderwijs.
Goed gekwalificeerd personeel in een goed functionerende arbeidsmarkt valt daarbij uiteen in drie categorieën: toekomstig, beschikbaar en huidig personeel. Al deze categorieën verdienen aandacht in het kader van de gewenste verbetering in de economische structuur. Om zover te komen is een hoogwaardige kennisinfrastructuur een absolute vereiste. In de volgende hoofdstukken wordt nader ingegaan op de tweede orde doelen in elk van de drie domeinen. Deze doelen vertalen zich naar prioritaire opgaven vanuit het perspectief van WFF en van daaruit naar concrete maatregelen waarmee deze doelen moeten worden bereikt.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
10
2 Innovatief bedrijfsleven 2.1
Analyse van de situatie: feiten en ontwikkelingen
2.1.1 Innovativiteit Friese bedrijfsleven Van het totale bedrag aan Nederlandse Research & Development (R&D) investeringen vindt slechts 1,3% in Fryslân plaats. Fryslân loopt dus niet voorop voor wat betreft innovatievermogen. De provincie is een zogenaamde “innovation follower”. Eén en ander wordt nog eens onderstreept door onderstaande figuur uit de innovatiebarometer.
Figuur 5: De innovatiebarometer
Grote delen van Fryslân presteren ondergemiddeld qua aanwezigheid van innovatieve bedrijven. Het investeringsprogramma WFF ziet hier een opgave om te komen tot versterking van de regionale economische structuur.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
11
2.1.2 Het Friese MKB Noord Nederland maar ook Fryslân kent een oververtegenwoordiging van het MKB in het bedrijfsleven. In Noord Nederland hoort 95% van de bedrijven tot het MKB. De gemiddelde bedrijfsgrootte in Fryslân ligt met 6,6 banen per vestiging onder die van Nederland als geheel (8,2). Om meer inzicht te krijgen in het innovatief vermogen van de individuele bedrijven, wordt in het Operationeel Programma voor het EFRO Noord Nederland de innovatiepiramide MKB Noord Nederland opgevoerd. Individuele bedrijven worden daarin opgedeeld in vijftal categorieën op basis van de mate van innovatief vermogen.
koplopers NL 5% - NNL 2% ontwikkelaars NL 17% - NNL 12% toepassers NL 19% - NNL 13% volgers NL 34% - NNL 43% niet-innovatieven NL 25% - NNL 31%
Figuur 6: De innovatiepiramide
Definitie MKB’ers in innovatiepiramide Koplopers:
ontwikkelen zelf product-proces innovaties, hebben eigen R&D capaciteit, zijn nieuw voor hun markt
Ontwikkelaars:
ontwikkelen zelf product-proces innovaties, hebben geen systematische R&D capaciteit
Toepassers:
innovaties door het toepassen van elders beproefde kennis en methoden, hebben geen systematische R&D capaciteit
Volgers:
weinig innovaties, ad hoc processen
Niet-innovatieven:
geen innovaties doorgevoerd in laatste drie jaar
De figuur maakt duidelijk dat het innovatief vermogen van het Noord Nederlandse MKB achterblijft bij dat van Nederland als geheel en dat het percentage koplopers, ontwikkelaars en toepassers in Noord Nederland iets meer dan een kwart (27 %) bedraagt ten opzichte van een landelijk gemiddelde van ruim 40%.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
12
Het OP EFRO stelt dan ook dat het innovatief vermogen van het noordelijk MKB twee voorname knelpunten kent die aandacht verdienen:
het Noord-Nederlandse MKB blijkt onvoldoende in staat om kennis aan te boren en/of zelf te genereren. De reeds opgebouwde netwerken vertonen nog gaten en er liggen kansen voor verdieping en uitbreiding van kennis door samenwerking tussen bedrijven en tussen bedrijven en kennisinstellingen; het Noord-Nederlandse MKB is nog onvoldoende in staat om kennis te valoriseren en om te zetten in nieuwe producten en diensten (beperkt aandeel nieuwe of vernieuwende diensten in de omzet).
2.1.3 Volwassenenonderwijs In het al eerder genoemde adviesrapport spreekt de commissie Rinnooy Kan haar zorg uit over de langjarige trend van dalende instroom en deelname van volwassenen aan het bekostigde deeltijd hoger onderwijs. Mede daardoor blijft het percentage hoger opgeleiden in de beroepsbevolking van Nederland achter bij dat van andere kenniseconomieën. Nu echter de kennisintensivering van het werk leidt tot een toenemende vraag naar hoger opgeleiden, is een stevige inzet nodig op versterking van het innovatievermogen en de concurrentiekracht van de Nederlandse economie. Dat vraagt om meer kenniswerkers met de juiste vaardigheden en om intensivering van de aandacht voor flexibele en duurzame inzetbaarheid. In haar adviesrapport stelt de commissie een aantal experimenten en maatregelen voor. Belangrijke elementen daarin zijn vraaggestuurd en flexibel onderwijs voor huidige personeel enerzijds en stimuleren van doorstroming in het onderwijs anderzijds. Een extra investeringsimpuls in de (volwassen) beroepsbevolking van nu is een absolute vereiste om het innovatief vermogen van de Nederlandse maar zeker ook de Friese economie te versterken. In dit verband is het nuttig onderscheid te maken tussen twee kennisgebieden binnen bedrijven gericht op innovatie: het kennisgebied van de technologische innovatie en het kennisgebied van de sociale innovatie (“enge definitie”). Gaat het bij technologische innovatie vooral om materiedeskundigheid; sociale innovatie richt zich meer op de “mindset” en het algemene innovatieklimaat van een onderneming. Laatstgenoemde bepaalt 75% van het innovatiesucces en verdient dus extra aandacht in de investeringsagenda.
Bepaalt 25% van het innovatiesucces
Bepaalt 75% van het innovatiesucces
Figuur 7: Succesvolle innovatie
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
13
2.2
Prioritaire opgaven in het aanvalsplan Menselijk Kapitaal
Het innovatief vermogen van het Friese bedrijfsleven moet verder worden versterkt. Het aanvalsplan Menselijk Kapitaal speelt daarbij een belangrijke rol. Uit het beleidsonderzoek en gesprekken met partijen in de “triple helix” ontstaat zicht op een 3-tal prioritaire opgaven: 1. bedrijfsopleidingen: investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het zittende personeel; 2. investeren in de aansluiting van competenties, kennis en vaardigheden op de vraag vanuit het bedrijfsleven; 3. investeren in netwerk- en clustervorming in de “triple helix” opdat nieuwe kennis wordt geproduceerd en bestaande kennis beter kan circuleren. Om voldoende focus te vinden voor de inzet van financiële middelen, kiest WFF in de bedrijfskolom voor een accent op de innovatieve bedrijven: de koplopers, de ontwikkelaars en in mindere mate de toepassers. Het centrale idee daarachter is: “sterker maken wat al sterk is”. De kopgroep die zo ontstaat kan dan als motor fungeren voor de gewenste ontwikkeling en trekt uiteindelijk indirect ook het minder of niet-innovatieve deel van het Friese bedrijfsleven mee (zie figuur 8). N.B.: In navolging van het OP EFRO zijn dit géén absolute categorieën voor selectie. Bedrijven komen in aanmerking voor medefinanciering op basis van hun activiteiten. Deze bepalen waar een bedrijf past in de innovatiepiramide. Een bedrijf dat zelf een HC-agenda ontwikkelt gericht op het versterken van haar innovatief vermogen onderscheidt zich daarmee van de volgers en de niet-innovatieven.
De bedrijfskolom
speerpunt sectoren
koploper s
niet - speerpunt sectoren
ontwikkelaars reactief toepassers proactief
volgers
niet-innovatieve
Figuur 8: (Innovatief) gedrag van speerpunt en niet speerpuntsectoren in de bedrijfskolom
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
14
2.2.1 Koplopers, ontwikkelaars en toepassers Indien de percentages voor Noord Nederland ook voor Fryslân gelden, zijn er in de provincie circa 1.000 koplopers, 6.000 ontwikkelaars en 6.500 toepassers. Om enig zicht te krijgen op de aard van deze bedrijven, is gekeken naar het concept-rapport “Fryslân innovatief” (december 2013, NHL/SNN/NOM). Hierin is een inventarisatie gemaakt van het innovatieve midden- en kleinbedrijf in de provincie Fryslân. Ruim 250 bedrijven zijn verzameld uit verschillende databestanden en bij meervoudige score geselecteerd als innovatief en/of met een stevige marktpositie. De bedrijven zijn ingedeeld in een 10-tal sectoren: Sectoren
Aantal innovatieve bedrijven
Watertechnologie
49
19%
Jachtbouw
23
9%
Dairy
20
Overig agro en food
19
Automotive
6
2%
ICT
11
4%
Cure and care
21
8%
Duurzame energie
29
11%
Machines/productiesystemen (de maak Industrie)
34
13%
Overig
53
20%
15% (agrofood)
________________________________________________________________________ Totaal
265
WFF zet in haar investeringsagenda bij het strategische thema “economische structuurversterking” primair in op een drietal speerpuntsectoren, namelijk watertechnologie, agrofood en recreatie & toerisme. Op de sector “recreatie en toerisme” na zijn deze sectoren als sterk innovatief herkenbaar in de hiervoor vermelde opsomming. Opmerkelijk is daarnaast de positie van de sectoren “jachtbouw” en “machines en productiesystemen” (de maakindustrie). Ook al behoren ze niet tot de speerpuntsectoren, ook deze twee sectoren kennen een relatief groot aantal innovatieve bedrijven. In het kader van de HC-agenda kiest WFF dan ook voor de volgende speerpuntsectoren waar proactief op wordt ingezet: 1. 2. 3. 4. 5.
Watertechnologie (1) Agrofood (3 en 4) Recreatie en toerisme (-) Zorgeconomie/healthy aging (7) Maakindustrie, m.n. machines en productiesystemen (9) en jachtbouw (2) en innovatief MKB dat innovatie in andere sectoren stimuleert
NB: Binnen de 5 speerpuntsectoren in de provinciale economische beleidsvisie kiest WFF in haar investeringsagenda 3 prioritaire sectoren: “watertechnologie”, “agrofood” en “recreatie en toerisme”. In deze sectoren wordt ingezet op structuurversterkende maatregelen en een clusteraanpak. In het kader van de HC agenda komen daar nu de zorgeconomie en de maakindustrie bij (jachtbouw en machines en productiesystemen). In de speerpuntsectoren denkt WFF met een beperkte investeringsomvang het verschil te kunnen maken. “Sterker maken wat al sterk is”, zo luidt het adagium van WFF.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
15
De primaire doelgroep van het aanvalsplan Menselijk Kapitaal is het “huidig personeel” van de innovatieve bedrijven in deze sectoren. Het expliciete doel is zowel het technologische als het sociale innovatievermogen van deze bedrijven en hun personeel te versterken. De uitgevoerde inventarisatie is een mooi startpunt voor het op gang brengen van het gewenste proces.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
16
3 Arbeidsmarkt 3.1
Analyse bestaande situatie: feiten en ontwikkelingen
3.1.1 Werkloosheid neemt toe In het huidige economische klimaat staat de werkgelegenheid zwaar onder druk. Onder invloed van de recessie neemt de vraag naar arbeid op dit moment af. De vacatures die er zijn betreffen hoofdzakelijk de vervangingsvraag. Van uitbreidingsvraag is momenteel amper of geen sprake. Volgens informatie van het UWV heeft van de geregistreerde 35.000 werkloze werkzoekenden in de provincie Fryslân de helft geen startkwalificatie, zijnde opleidingsniveau 2. Dit impliceert dat het voor deze categorie steeds moeilijker wordt aansluiting te vinden bij de arbeidsmarkt. Daartegenover staat dat er in de provincie Fryslân 4.000 werkloze werkzoekenden staan geregistreerd met een opleidingsniveau van hbo en hoger. De verwachting is dat op middellange termijn de vraag naar personeel weer zal toenemen waardoor er weer een tekort aan vakmensen en hoger opgeleiden zal ontstaan. Dit wordt mede versterkt door een stagnerende groei van de beroepsbevolking. In bepaalde regio’s is zelfs sprake van krimp. Bij een aantrekkende economie ontstaat er dus een frictie op de arbeidsmarkt. Om dit knelpunt op middellange termijn het hoofd te kunnen bieden, zal nu geanticipeerd moeten worden op de toekomstige ontwikkelingen. 3.1.2 Jeugdwerkloosheid Er is een relatief sterke toename van de werkloosheid onder jongeren tot 27 jaar. Deze stijging komt niet zozeer doordat jongeren hun baan verliezen, maar meer omdat een deel van de categorie schoolverlaters niet aan het werk komt. 3.1.3 Werkloosheid onder andere groepen Allochtonen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten (onder andere Wajongers) hebben het extra moeilijk, omdat ze moeten concurreren met goed opgeleide jongeren die worden gezien als goedkoper en productiever. Ook de ouderen (55+) worden in hun toetreding tot de arbeidsmarkt belemmerd doordat ze worden bestempeld als duur en onvoldoende productief. Bij deze groep mensen wordt voorbijgegaan aan het feit dat ze vaak veel expertise bezitten welke ze kunnen overdragen aan jongeren. 3.1.4 Ontwikkelingen in de zorg In de zorgsector vindt op dit moment een flinke uitstroom plaats i.v.m. aangekondigde wijzingen in de financieringssystematiek en het decentralisatiebeleid, met name functies in welzijn, jeugdzorg en kinderopvang. De toekomstige vraag zal meer gericht zijn op professionele zorgfuncties i.v.m. de toenemende extramurale zorg. 3.1.5 Inspelen op de mismatch op de arbeidsmarkt De uitdaging is nu groter dan ooit tevoren om jongeren een opleidingskeuze te laten maken voor beroepen waar straks behoefte aan is. Dan gaat het om vakbekwaam personeel in sectoren waar nu nog grote werkloosheid heerst, maar ook om specifiek opgeleid personeel dat inspeelt op de toekomstige vraag van een innoverend bedrijfsleven.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
17
3.1.6 Toekomstig tekort aan technici Voor de nabije toekomst wordt een ernstig tekort aan gekwalificeerd technisch personeel voorzien. Reeds vanaf het jaar 2006 is er sprake van een drastische terugloop van het aantal vmbo leerlingen in de sector techniek. In de provincie Fryslân gaat het daarbij om een terugloop van 43% (landelijk is de terugloop zelfs nog hoger met ruim 60%). Daardoor stagneert ook de doorstroom naar het mbo en mag worden verwacht dat vacatures in de nabije toekomst niet meer kunnen worden ingevuld. 3.1.7 Tekort aan stageplaatsen en leerbanen Ten gevolge van de slechte economische situatie op de arbeidsmarkt is momenteel sprake van een tekort aan stageplaatsen voor leerlingen in het BOL1 onderwijs en een tekort aan leerbanen voor leerlingen in het BBL2 onderwijs. Hierdoor dreigen veel leerlingen de praktijkcomponent, als onderdeel van het opleidingstraject, te moeten missen, waardoor er geen volwaardig diploma kan worden behaald. In het ergste geval moet zelfs worden gestopt met de opleiding. Dit speelt ook in de sectoren waar normaliter een tekort aan geschoolde vakmensen is (bouw en installatietechniek). Hoe groot de problematiek precies is, dient nader te worden onderzocht. 3.1.8 Onvoldoende effectieve samenwerking Samenwerking tussen de diverse actieve partijen op de arbeidsmarkt is niet altijd effectief. Zo zijn gemeenten/UWV, brancheorganisaties en onderwijsinstellingen niet of onvoldoende in staat om in gezamenlijkheid te werken aan actuele arbeidsmarktvraagstukken. Men opereert nog te veel binnen de eigen kaders en verzuimt hierbij andere partijen optimaal te betrekken. In een tijd dat middelen schaarser worden, zou binnen de triple helix meer toenadering moeten worden gezocht om de effectiviteit van de inspanningen te vergroten. 3.1.9 Inzicht in arbeidsmarktontwikkelingen Er zal meer inzicht moeten komen in de toekomstige arbeidsmarktontwikkelingen binnen sectoren. Relevante vragen zijn: Hoe ontwikkelt de behoefte naar personeel, rekening houdend met de vervangings- en uitbreidingsvraag? Waar liggen de toekomstige behoeften aan personeel gezien de vergroening en de vergrijzing? De arbeidsmarktonderzoeken van de sectoren zullen als leidraad dienen bij het komen tot een goed overzicht. Tevens is het nodig meer inzicht te krijgen in de leerlingenstromen binnen het Friese onderwijs alsmede in de ontwikkeling van de bestanden bij UWV en gemeenten. Deze stroomcijfers geven een beeld hoe de instroom op de arbeidsmarkt zich gaat ontwikkelen. Met deze informatie kunnen knelpunten zichtbaar worden gemaakt en initiatieven worden ontplooid om tijdig op de mismatch op de arbeidsmarkt in te spelen. Er is inmiddels een onderzoek uitgevoerd en de bevindingen zijn gepresenteerd in het rapport “Samenvatting arbeidsmarktonderzoeken en aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt”, (juni 2013). 3.1.10 Toekomstige beroepsbevolking Eén van de zorgpunten voor de Friese economie op langere termijn is de geprognosticeerde daling van de beroepsbevolking. De provinciale demografische prognose voorziet een daling van ruim 10% in het leeftijdcohort tussen de 25 en de 65 jaar. Het aantal personen in dit leeftijdcohort dat nagenoeg de gehele Friese beroepsbevolking omvat daalt van 345.000 in 2010 naar 308.000 in 2030.
1 2
BOL = Beroeps Opleidende Leerweg BBL = Beroeps Begeleidende Leerweg
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
18
3.2
Provinciale economische beleidsvisie
In de provinciale economische beleidsvisie zijn ten aanzien van het thema arbeidsmarkt een 4-tal doelen geformuleerd. Voor 3 van deze 4 doelen zijn reeds allerlei initiatieven gestart om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren:
1. Versterken van de samenwerking tussen overheid, onderwijs en bedrijfsleven: Bestuurlijk platform versterking regionale (arbeidsmarkt-)economie Platform Macro Doelmatigheid 2. Verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt: Ecosysteem Drachten Centrum Duurzaam E- College Kenniscentrum Jachtbouw Centrum voor Innovatief Vakmanschap Water (CIV-Water) Centrum voor Innovatief Vakmanschap Food (CIV Food) Dairy Chain Sectorplannen foodsector Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) Bedrijfsschool De Vries Makkum 3. Inspelen op de (toekomstige) frictie op de arbeidsmarkt: Techniekpact Noord Nederland Technisch Beroepsonderwijs in Fryslân Technetkringen Techniek in het VO onderwijs Fries Technisch Opleidingsplatform (F-TOP) Actieplan bestrijding jeugdwerkloosheid Fryslân 4. Stimuleren van verhoging van het opleidingsniveau: Nog géén concrete initiatieven
3.3
Prioritaire opgaven
WFF is erop uit een plus te genereren op reeds bestaand beleid. Duidelijk is dat er in Fryslân op het terrein van de arbeidsmarkt al veel gebeurt. Het OP EFRO ziet ook op een expliciete doelstelling om de Menselijk Kapitaal agenda te versterken. De focus wordt daarbij gelegd op de beschikbaarheid van voldoende en goed gekwalificeerd personeel. Als concrete aandachtspunten noemt het OP:
Stimuleren van technische opleidingen en technisch personeel; Vraag gestuurde samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen (praktijkgerichte onderwijsstructuur).
Voor de werkzoekenden op de arbeidsmarkt komen al met al voor WFF de volgende prioritaire opgaven in beeld: 1. Werkloosheidsbestrijding 2. Vraag gestuurd opleiden (praktijkgericht opleiden) 3. Samenwerking in de “triple helix” verbeteren
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
19
4 Hoogwaardige kennisinfrastructuur 4.1
Analyse van de situatie: feiten en ontwikkelingen
4.1.1 Demografie In de figuur hieronder is de meest recente provinciale demografische prognose voor Fryslân weergegeven. Duidelijk is dat de leeftijdcohorten 0-19 en 19-25 in de komende jaren zullen dalen respectievelijk met circa 10 en 7,5%.
Demografische prognose provincie Fryslân 400.000 350.000
Bevolkingsaantal
300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0
2000
2010
2015
2020
2025
2030
0 tot 19 jarigen [personen]
151.368
150.038
144.134
138.517
134.445
134.543
19 tot 25 jarigen [personen]
45.124
44.876
45.716
45.829
45.672
41.446
25 tot 65 jarigen [personen]
338.522
344.599
333.437
326.620
317.508
307.491
65 tot 75 jarigen [personen]
42.995
51.555
72.567
79.051
79.586
83.714
75 + plussers [personen]
36.812
43.034
53.771
62.542
76.821
86.041
Figuur 9: Provinciale demografische prognose
Bij gelijkblijvende parameters zou deze demografische prognose resulteren in lagere leerlingaantallen voor de onderwijsinstellingen. Echter, nu de participatiegraad voor het hoger onderwijs verder toeneemt (en ook verder toe moet nemen) terwijl tevens een extra impuls op het volwassenenonderwijs nodig is, ligt een daling van leerlingaantallen voor de HBO en WOinstellingen in de komende 10 jaar niet voor de hand. Voor de MBO-instellingen ligt dat anders. Hier kan in de komende jaren een daling van de instroom worden voorzien. In dit verband ligt het voor de hand dat de ROC’s hun programmering zodanig op elkaar afstemmen dat er minder sprake is van overlap en concurrentie. 4.1.2 Opleidingsniveau van de Friese (beroeps)bevolking Het opleidingsnivo van de Friese beroepsbevolking is de afgelopen jaren toegenomen, maar vergeleken met het landelijk gemiddelde beschikt Fryslân over meer middelbaar en minder hoger opgeleiden. Het relatief lage opleidingsniveau gaat een probleem vormen de komende jaren. Leerlingen met de niveaus 1 en 2 komen nu als bijna niet meer aan het werk, terwijl er tegelijkertijd verdringen plaats vindt van MBO 3 en 4 leerlingen door HBO opgeleiden. In hoofdstuk 1 kwam het al aan de orde: de deelname aan het hoger (met name het academisch) Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
20
onderwijs ligt structureel lager dan het Nederlandse gemiddelde. Nu er een directe samenhang is tussen verdienvermogen en opleidingsnivo en het verdienvermogen per hoofd van de Friese bevolking achterblijft is een nadrukkelijke inzet nodig op het verhogen van het opleidingsniveau van de Friese (beroeps)bevolking. 4.1.3 Doorstroming In het rapport “doorstroom en talentontwikkeling” van de Onderwijsraad (2007) wordt geconstateerd dat het Nederlandse onderwijs behoorlijk succesvol is in het opleiden van grote groepen leerlingen, maar dat er ook zorgen zijn. De groei van het aantal jongeren dat een startkwalificatie haalt, lijkt te stagneren en het kennisniveau van leerlingen met een diploma is soms onvoldoende voor een goede aansluiting op een vervolgopleiding. Ook bieden voortgezet en middelbaar onderwijs nog te weinig feitelijke doorstromingsmogelijkheden voor jongeren die niet de gangbare route bewandelen. Al met al blijkt ruim 10% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs een lager niveau te halen dan er volgens de basisschool inzat. 4.1.4 Profileringsbeleid Binnen het wetenschapsbeleid is gekozen voor het zogenaamde profileringsbeleid. Daarbij gaat het om het verbeteren van de kwaliteit en doelmatigheid van onderzoek door het creëren van focus en massa. Dit moet de internationale positie van het onderzoek verstevigen en de wetenschappelijke, maar ook de maatschappelijke impact versterken. “Nederlandse kennisinstellingen bepalen echter hun eigen onderzoeksagenda en kiezen zelf de gebieden waarop zij zich willen profileren. Het is evenwel aan de overheid om te waarborgen dat onderzoek en ontwikkeling ten behoeve van maatschappelijke uitdagingen voldoende tot hun recht komen.” (“Waarde creëren uit maatschappelijke uitdagingen”, Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), oktober 2013). Focus en massa creëren op die gebieden waar Fryslân excelleert, is exact wat WFF beoogt. Sterker maken wat al sterk is: het kwam hiervoor al aan de orde bij het inzetten op de speerpuntsectoren.
4.2
Hoogwaardige kennisinfrastructuur: definitie
Onder kennisinfrastructuur wordt hier verstaan het geheel aan structurele voorzieningen dat is gericht op het genereren, doceren en valoriseren van kennis. In dit geheel aan structurele voorzieningen staat de onderwijskolom centraal: de primaire drager. Het geheel aan voorzieningen binnen deze kolom in Fryslân is in hoofdlijnen geschetst in figuur 10 (zie volgende pagina). Van belang is het hoogwaardig functioneren van deze kennisinfrastructuur als geheel. Daarbij spelen drie basale aspecten: volledigheid, kwaliteit en samenhang. Fryslân ontbeert een zelfstandige voorziening voor universitair onderwijs. Het University Campus Fryslân (UCF) als academische netwerkorganisatie probeert in deze omissie te voorzien. De organisatie verkeert momenteel in haar opbouwfase.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
21
De onderwijskolom
WO / UCF post doc
Schakelprogramma’s
WO / UCF Schakelprogramma’s
HBO Schakelprogramma’s
MBO
Figuur 10: De onderwijskolom
De kwaliteit van de individuele onderdelen is hiervoor reeds besproken. De conclusie is dat een algemene kwaliteitsverbetering moet worden nagestreefd. Bij de samenhang van de samenstellende onderdelen spelen zowel de verticale als de horizontale samenhang. Bij de verticale samenhang wordt gedoeld op de samenhang tussen de verschillende niveaus. Hoe makkelijk kan worden doorgestroomd naar een hoger liggende onderwijsniveau cq. zijn er voldoende en goed functionerende schakelprogramma’s om doorlopende leerlijnen te bevorderen. Horizontale samenhang doelt op de samenwerking en samenhang tussen de voorzieningen op elk van de horizontale niveaus. Hoe kunnen de individuele onderdelen op elk van de niveaus binnen de onderwijskolom elkaar versterken. Wordt voldoende invulling gegeven aan het profileringsbeleid? 4.2.1 Intersectorale samenhang Een hoogwaardige kennisinfrastructuur gaat echter verder dan de onderwijskolom zelf. Ook al is de onderwijskolom de primaire drager van een hoogwaardige kennisinfrastructuur, de samenwerking met uiteenlopende (regionale) kenniscentra en het bedrijfsleven wordt steeds belangrijker. In dit verband kan worden gesproken over intersectorale integratie. In Fryslân is de afgelopen jaren volop geïnvesteerd in de opbouw van intersectorale samenwerkingsverbanden: Wetsus, Dairy Chain, Fryske Academie, de Waddenacademie, Centra voor Expertise (HBO) en Innovatief Vakmanschap (MBO), kenniswerkplaatsen, e.d. Allen voorbeelden van kennisinstellingen met een netwerk- of clusteridentiteit. Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
22
4.3
Prioritaire opgaven
Om bedrijfsleven en arbeidsmarkt te voorzien van en voldoende en goed gekwalificeerd personeel, is een hoogwaardige kennisinfrastructuur een absolute vereiste. Sterker nog: het belang daarvan neemt toe nu de kennis en innovatie steeds meer de dragers zullen zijn van ons toekomstig verdienvermogen. WFF onderkent deze uitdaging en kiest daarom een hoogwaardige kennisinfrastructuur als één van de programmalijnen. In gesprekken met onderwijs en bedrijfsleven wordt het belang van een hoogwaardige kennisinfrastructuur voor de Friese economie (h)erkent. Alle hiervoor genoemde aspecten van hoogwaardig functioneren passeren daarbij de revue. WFF wil echter voorkomen dat de beschikbare financiële middelen worden versnipperd over een teveel aan focuspunten. WFF wil daarbij zorgen voor een plus op het reguliere beleid. Zo wordt het vraagstuk van de kwaliteit van het onderwijs gezien als een zaak van regulier beleid. Overheden en onderwijsinstellingen staan voor de uitdaging om met de beschikbare middelen zorg te dragen voor voldoende kwaliteit. Hetzelfde geldt voor het invullen van het profileringsbeleid: de horizontale samenwerking op elk van de onderwijsniveaus. De verticale samenhang in de onderwijskolom is een zaak van groot belang voor het opleidingsniveau van de toekomstige beroepsbevolking. Nu het verdienvermogen van de Friese beroepsbevolking omhoog moet om haar toekomstig verdienvermogen veilig te stellen, zullen optimale mogelijkheden moeten worden gecreëerd voor doorlopende leerlijnen en doorstroming van studenten. Vanuit bedrijfsleven en de onderwijs- en kennisinstellingen wordt daarbij de intersectorale integratie tussen onderwijs, kennisinstellingen en bedrijfsleven als zeer urgente opgave gezien. Daarbij spelen twee doelen: 1. Verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de ontwikkeling en de innovatiebehoefte van het bedrijfsleven. Strikt genomen spreken we hier over vraaggestuurd opleiden en een praktijkgerichte onderwijsstructuur. Deze prioritaire opgave kwam al aan de orde bij de programmalijn gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt. In termen van volledigheid van de onderwijskolom is gewezen op het UCF als netwerkorganisatie in opbouw. Haar centrale doelstellingen zijn: het inrichten van masteropleidingen (onderwijs) , het invullen van promotietrajecten (onderzoek) en het valoriseren van nieuwe en beschikbare kennis. Daarbij richt het UCF zich nadrukkelijk op de bestaande behoeften bij het Friese bedrijfsleven en koerst qua organisatie en invulling op organisatie en financiering in PPS-verband (publiek-private samenwerking). Een goed voorbeeld van vraaggestuurd opereren. 2. Verbetering van de innovatie en kennisvalorisatie in onderlinge uitwisseling tussen bedrijfsleven en onderwijs (praktijkgerichte onderwijsstructuur) Om het hoogwaardig functioneren van de kennisinfrastructuur en het innovatief vermogen van het bedrijfsleven te versterken, moet er meer kennis worden gegenereerd en moet de beschikbare kennis beter circuleren zodat er – meer dan nu - sprake kan zijn van valorisatie van deze kennis door het Friese bedrijfsleven in nieuwe producten en processen. Daarbij spelen zaken als duaal onderwijs en een leven lang leren.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
23
Het WFF adopteert deze doelstellingen. Op deze manier wordt de hoogwaardige kennisinfrastructuur dienstig gemaakt aan voldoende gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt en een innovatief en ondernemend Fries bedrijfsleven. Dat alles om te komen tot de gewenste economische structuurversterking.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
24
5 Aanvalsplan 5.1
Programmalijnen en prioritaire opgaven
5.1.1 Programmalijnen Binnen het aanvalsplan Menselijk Kapitaal wordt gekozen voor drie programmalijnen om te komen tot economische structuurversterking:
Economische structuurversterking
ondernemers
Figuur 11: Prioritaire opgaven in de Menselijk Kapitaal agenda van WFF
Deze drie programmalijnen zijn: 1. Innovatief bedrijfsleven 2. Gekwalificeerd personeel 3. Hoogwaardige kennisinfrastructuur De analyse van de factor Menselijk Kapitaal binnen deze programmalijnen is in de voorgaande hoofdstukken uitgewerkt naar prioritaire opgaven. Hieronder zijn de prioritaire opgaven per programmalijn samengebracht.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
25
5.2
Prioritaire opgaven binnen de programmalijnen
De Menselijk Kapitaal agenda gaat over investeren in mensen. Het zijn mensen die uiteindelijk het innovatief vermogen van de bedrijven dragen en een krachtige economische structuur creëren. WFF kiest daarbij het focuspunt van de beroepsbevolking: het huidige, het beschikbare en het toekomstige personeel. Per categorie zijn de volgende prioritaire opgaven onderscheiden: 5.2.1 Innovatief bedrijfsleven (m.n. gericht op het huidige personeel) Prioritaire opgaven om het innovatievermogen van het Friese bedrijfsleven via het huidige personeel te versterken: 1. Bedrijfsopleidingen (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het huidige personeel) 2. Investeren in de aansluiting van competenties, kennis en vaardigheden op de vraag vanuit het bedrijfsleven 3. Investeren in netwerk- en clustervorming in de “triple helix” opdat nieuwe kennis wordt geproduceerd en bestaande kennis beter kan circuleren N.B.: Om voldoende focus te vinden voor de inzet van financiële middelen, kiest WFF in de bedrijfskolom primair voor een accent op de speerpuntsectoren en de innovatieve bedrijven binnen die speerpuntsectoren: de koplopers, de ontwikkelaars en in mindere mate de toepassers. Het centrale idee daarachter is: “sterker maken wat al sterk is”. De kopgroep die zo ontstaat kan dan als motor fungeren voor de gewenste ontwikkeling en trekt uiteindelijk het minder en niet-innovatieve deel van het Friese bedrijfsleven mee.
5.2.2 Arbeidsmarkt: gekwalificeerd personeel (m.n. gericht op het beschikbare personeel) Prioritaire opgaven om vanuit het beschikbare aanbod van werkzoekenden te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel op de arbeidsmarkt: 1. Werkeloosheidsbestrijding (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het beschikbare personeel) 2. Vraaggestuurd opleiden (praktijkgerichte onderwijsstructuur) a. Stimuleren technische opleidingen 3. Samenwerking in de “triple helix” verbeteren 5.2.3 Onderwijs: hoogwaardige kennisinfrastructuur (m.n. gericht op het toekomstige personeel) Prioritaire opgaven om op basis van jonge studenten te komen tot een hoogwaardige kennisinfrastructuur: 1. Doorstroming bevorderen tussen de verschillende onderwijsniveaus in de onderwijskolom (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het toekomstige personeel) 2. Verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de ontwikkeling en innovatiebehoefte van het bedrijfsleven. 3. Verbetering van de innovatie en kennisvalorisatie in onderlinge uitwisseling tussen bedrijfsleven en onderwijs In elk van de drie programmalijnen zijn 3 prioritaire opgaven onderscheiden. Wanneer ze op bovenstaande wijze bijeen worden gebracht wordt een bepaalde overlap duidelijk.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
26
5.3
Intersectorale integratie en vraagsturing
Globaalweg gaat elke derde prioritaire opgave in de programmalijnen over samenwerking en samenhang tussen partijen in de “triple helix”: de intersectorale integratie. Deze prioritaire opgave heeft betrekking op alle onderscheiden doelgroepen van de beroepsbevolking. WFF ziet haar dan ook als voorwaarde voor het invullen van de overige prioritaire opgaven. Voorstellen van initiatiefnemers dienen in alle gevallen gebaseerd te zijn op samenwerking tussen partijen in de “triple helix”. Een tweede overlap wordt duidelijk in elk van de tweede prioritaire opgaven binnen de 3 programmalijnen: “vraagsturing”, resulterend in een goede aansluiting van de vraag vanuit het bedrijfsleven en het aanbod van personeel: het toekomstige, het beschikbare en het huidige. Het blijft zinvol deze opgave van vraagsturing per programmalijn te onderscheiden, immers: ze leidt tot andere maatregelen. Echter, om een goede start te kunnen maken met dit agendapunt en partijen ook daadwerkelijk te activeren met goede projectvoorstellen te komen, kan in de “triple helix” worden gestart met een voorstudie “vraagsturing”. Dit project stijgt in eerste instantie boven de programmalijnen uit, maar in de afronding wordt uiteindelijk weer een verbijzondering gemaakt naar elk van de drie programmalijnen. Het bedrijfsleven neemt in de “triple helix” het initiatief voor deze voorstudie. Het is immers haar vraag naar competenties, kennis en vaardigheden die leidend is in deze studie. Op deze wijze opnieuw gegroepeerd ontstaan vanuit de basisvoorwaarde “samenwerking in de triple helix” een 3-tal prioritaire opgaven met afzonderlijke maatregelen binnen het aanvalsplan Menselijk Kapitaal. Deze maatregelen worden in de volgende paragrafen verder uitgewerkt en ingevuld.
5.4
Basisvoorwaarde: Intersectorale cluster- en netwerkvorming
Voorstellen die beogen invulling te geven aan de prioritaire opgaven dienen gebaseerd te zijn op netwerk- en clustervorming tussen partijen in de “triple helix” opdat nieuwe kennis wordt geproduceerd en bestaande kennis beter kan circuleren.
5.5
Prioritaire opgaven
5.5.1
Innovatief bedrijfsleven (het huidige personeel)
1. Voorstudie “vraagsturing” a. Investeren in de aansluiting van competenties, kennis en vaardigheden op de vraag vanuit het bedrijfsleven 2. Opleiden binnen bedrijven (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het huidige personeel) 5.5.2
Gekwalificeerd personeel (het beschikbare personeel)
1. Werkeloosheidsbestrijding (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het beschikbare personeel) 2. Vraaggestuurd opleiden (praktijkgericht opleiden) a. Stimuleren technische opleidingen 5.5.3
Hoogwaardige kennisinfrastructuur (het toekomstige personeel)
1. Doorstroming bevorderen tussen de verschillende onderwijsniveaus in de onderwijskolom (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het toekomstige personeel)
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
27
2. Verbeteren van de innovatie en kennisvalorisatie in onderlinge uitwisseling tussen bedrijfsleven en onderwijs (praktijkgerichte onderwijsstructuur)
5.6
Maatregelen binnen de prioritaire opgaven
5.6.1
Innovatief bedrijfsleven (m.n. het huidige personeel)
5.6.1.1 Voorstudie “vraagsturing” Het binnen de “triple helix” vertegenwoordigde bedrijfsleven neemt het initiatief tot een voorstudie “vraagsturing”. Van belang zijn de volgende vier hoofdvragen: 1. Wat zijn de benodigde competenties, kennis en vaardigheden van het huidige, het beschikbare en het toekomstige personeel van het Friese bedrijfsleven? 2. Welke bestaande middelen en financiële maatregelen zijn er reeds en hoe verhouden die zich tot de vraag vanuit het bedrijfsleven? Wat zijn de witte vlekken? 3. Hoe vertaalt dit zicht op de witte vlekken zich in een programma dat leidt tot een passend aanbod? 4. Hoe kan vraagsturing permanent worden verankerd in de samenwerking tussen partijen binnen de “triple helix”? Afbakening voorstudie Speerpunten In eerste instantie wordt ingezet op de prioritaire speerpuntsectoren en de maakindustrie, zoals in hoofdstuk 2 aangegeven. Dat zijn de volgende sectoren: 1. 2. 3. 4. 5.
watertechnologie agrofood recreatie en toerisme zorgeconomie maakindustrie (jachtbouw, machines en productiesystemen) en ondersteunend innovatief MKB
In latere instantie kan worden bezien of en zo ja hoe vraagsturing ook in andere bedrijfssectoren van toegevoegde waarde kan zijn. Innovatief en regulier Onderscheid kan worden gemaakt tussen de innovatieve vraag en de reguliere vraag. Beide zijn echter relevant. Ten aanzien van de technische disciplines worden nu al grote tekorten voorzien in de nabije toekomst. Niet alleen in de innovatieve sfeer, ook in de reguliere vraag. Voor de versterking van de economische structuur en het terugdringen van de werkeloosheid is een effectieve vraagsturing in beide gevallen aan de orde. Technologisch en sociaal Een ander onderscheid betreft technologische en de sociale innovatie zoals genoemd in figuur 7 in hoofdstuk 2. Nu sociale innovatie wordt gezien als het klimaat waarbinnen technologische innovatie kan gedijen, zijn beide elementen onderwerp van de voorstudie: 1. met welke aanvullende competenties, kennis en vaardigheden ontstaat binnen de bedrijven het juiste innovatieve klimaat 2. welke aanvullende competenties, kennis en vaardigheden leiden daadwerkelijk tot nieuwe innovatieve producten en processen Bekostigd (overheidsgefinancierd) of particulier (cursorisch) Een derde onderscheid betreft het van overheidswege gefinancierde onderwijs of het particuliere, cursorische onderwijs. Zeker ten aanzien van het zittende personeel zijn beide aan de orde.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
28
Deze maatregel ligt overigens in het verlengde van de adviesopdracht van de commissie Rinnooy Kan (“Flexibel Hoger Onderwijs voor Volwassenen”, maart 2014). Haar opdracht was het uitbrengen van een advies over de versterking van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het hoger onderwijs voor de volwassen beroepsbevolking, leidend tot meer participatie van (werkende) volwassenen aan het hoger onderwijs en vergroting van het aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking, aansluitend op de vraag in de arbeidsmarkt. Daarbij diende te worden aangegeven hoe de financiering daarvan zou kunnen geschieden en welke aanpassingen in wet- en regelgeving mogelijkerwijs nodig zouden zijn. De opdracht van de Commissie gaat verder dan deze maatregel alleen, maar dient daarbij zeker in beschouwing te worden genomen. 5.6.1.2 Opleiding binnen bedrijven (€ 5 mln.) In de voorstudie “vraagsturing” ontstaat zicht op de investeringsopgave ten aanzien van benodigde competenties, kennis en vaardigheden van het huidige personeel. De resultaten van de voorstudie leiden vervolgens tot een programma “bedrijfsopleidingen”. In het verlengde van het adagium van WFF: “sterker maken wat al sterk is”, wordt door de programmaorganisatie pro-actief ingezet op de innovatieve bedrijven binnen de speerpuntsectoren en de maakindustrie. Pro-actief betekent in dit verband dat vanuit de resultaten van de voorstudie “vraagsturing” voornamelijk “projectverwerving”. Bij voorkeur in clusterverband en uiteraard in afstemming met de huidige clusterorganisatie. Maatwerk is daarbij nodig nu de mate van clusterorganisatie per sector zo geheel verschillend is. Ten aanzien van de niet – speerpuntsectoren wordt door WFF een reactieve houding gekozen. In navolging van het OP EFRO komen bedrijven uiteindelijk in aanmerking voor medefinanciering op basis van hun activiteiten. Een bedrijf (of een cluster van bedrijven) uit de niet speerpuntsectoren dat zelf een HC-agenda ontwikkelt, gericht op het versterken van haar innovatief vermogen of het “vraaggestuurd” ontwikkelen van de benodigde competenties, kennis en vaardigheden kan in principe rekenen op steun van WFF.
Wij nodigen het bedrijfsleven (niet de instellingen) binnen de speerpunten (watertechnologie, agro food, recreatie en toerisme, zorgeconomie en de maakindustrie) uit om met initiatieven te komen om inhoud te geven aan ontwikkeling en opleiding van het huidige personeel. Doel is de kennis- ontwikkeling en -toepassing in deze bedrijven en branches te versterken om daarmee het innovatiepotentieel te vergroten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is de ontwikkeling van sociale innovatie binnen bedrijven. Ruimte geven aan en een klimaat scheppen voor de ontwikkeling van medewerkers is een voorwaarde voor het vergroten van het innovatie potentieel van bedrijven. Concreet betekent dit het volgende: Wij zullen binnen de speerpuntsectoren Watertechnologie, Agrofood, Recreatie & Toerisme, actief een proces starten om te komen tot: -
voorstudies vraagarticulatie/-sturing i.s.m. clusterorganisaties voor de drie speerpuntsector een gerichte Menselijk Kapitaal Agenda opstellen (HCA) en deze vervolgens in uitvoering nemen en ondersteunen. We zetten hiervoor €2 miljoen in voor de uitvoering van drie HCA’s
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
29
Voor de maakindustrie en het ondersteunende Innovatief MKB (de koplopers) actief een proces starten om te komen tot: -
-
voorstudie vraagarticulatie/-sturing en intersectorale netwerkvorming i.s.m. innovatieve bedrijven en instellingen. Specifieke vraag daarbij is welke HCmaatregelen nodig zijn om de kleinere innovatieve (maak)bedrijven een schaalsprong te kunnen laten maken. Goede voorbeelden hiervan zijn Ondernemers coachen Ondernemers van VNONCW/KvK. voor maakindustrie/innovatief MKB een specifieke Menselijk Kapitaal Agenda opstellen (HCA) en deze vervolgens in uitvoering nemen en ondersteunen. We zetten hiervoor €2 miljoen voor de uitvoering van HCA’s
-
Indien daar concreet vraag naar is bij MKB ondernemers of brancheorganisaties buiten deze speerpuntsectoren (vanuit WFF gezien reactief) het starten van regionale of thematische programma’s, zoals bijvoorbeeld zorginnovatie. We zetten hiervoor €1 miljoen voor de uitvoering
5.6.2
Arbeidsmarkt: gekwalificeerd personeel (m.n. het beschikbare personeel)
De problematiek op de Friese arbeidsmarkt is samen te vatten in de volgende knelpunten:
Meer dan 50% van de werkzoekenden beschikt niet over een startkwalificatie, nivo-2. 35% van de werkzoekenden is MBO geschoold. Voor iedere MBO vacature is een aanbod van 6,4 werkzoekenden; 14% van de werkzoekenden is HBO geschoold; Bij bedrijven in bepaalde branches ontstaan knelpunten doordat vacatures niet vervulbaar zijn; In een aantal branches is sprake van een mis match tussen vraag en aanbod.
5.6.2.1 Werkloosheidsbestrijding (€ 5 mln.) (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het beschikbare personeel) Om een extra impuls te geven om werkzoekenden weer aan een baan te helpen, kiezen wij voor de volgende lijn. We richten ons op het vervullen van tot nu toe niet vervulbare vacatures door gerichte her- of bijscholing en begeleiding van werkzoekenden. Het mes snijdt aan twee kanten: we helpen mensen aan een baan en we verbeteren de productiecapaciteit van bedrijven die onvoldoende geschoold personeel kunnen vinden zoals o.a. in de technische sector. We hanteren hiervoor de volgende uitgangspunten:
Onze middelen zetten we in voor maatregelen die een direct effect hebben op herplaatsing in de arbeidsmarkt zoals bij- en omscholing en zo nodig een bijdrage in niet productieve uren als aanloopkosten; Provincie en gemeenten e.a. dragen ca. 50% van de kosten; Er moet sprake zijn van plaatsingskans (“afnamegarantie”) door bedrijven en instellingen. M.a.w. er is sprake van afspraken met ondernemingen m.b.t. opleiding en plaatsing; Bij de verwerving van nationale en Europese middelen door initiatiefnemers wordt de provinciale bijdrage niet gekort, met als doel een stimulans voor een multiplier effect. Er dient specifieke aandacht te zijn voor de categorie werkloze werkzoekenden met een “grote afstand tot de arbeidsmarkt” zijnde werkzoekenden:
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
30
met een beperking, behorend tot de doelgroep gedeeltelijk arbeidsongeschikten ten gevolge van een fysieke of verstandelijke handicap, die minimaal één jaar geregistreerd staan als werkloos werkzoekend, die minimaal 45 jaar oud zijn, die werkzaam zijn in een SW instelling.
Per projectaanvraag dient 20% van de werkloze werkzoekenden te behoren tot de hierboven beschreven doelgroep “werkloze werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt”. Voor het reduceren van de werkloosheid onder jongeren plegen we geen specifieke inzet omdat hiervoor via het Actieplan Jeugdwerkloosheid al middelen beschikbaar zijn gesteld, naast de uitgevoerde trainee regeling.
We kiezen voor de inzet van onze middelen voor het subsidie instrument waarop initiatiefnemers een beroep kunnen doen. We kiezen hierbij voor een vaste bijdrage per geplaatste werkzoekende. De nadere uitwerking van deze regeling geven wij vorm in overleg met gemeenten en samenwerkingsverbanden van gemeenten zoals o.a. Pastiel en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Zo verwachten wij ca. 500 - 600 werkzoekenden te kunnen plaatsen. Deze regeling is in september 2014 operationeel. We zetten hiervoor € 4 mln. in. We zetten vooruitlopend hierop € 1 mln. in via een bijdrage aan concrete initiatieven waarover we in gesprek zijn. 5.6.2.2 Praktijkgericht opleiden (€5 mln.) Uit de gesprekken die tot nu toe zijn gevoerd met opleidingsinstellingen en de werkgeversorganisaties blijkt dat in een aantal branches sprake is van niet vervulbare vacatures, zoals bij voorbeeld in de techniek en de zuivel:
Er zijn te weinig technische mensen in opleiding (kwantitatief) De opleiding stagneert door een gebrek aan leer-werkbanen (BBL) en stageplekken (BOL) De opleiding sluit onvoldoende aan bij de vraag (kwaliteit)
Wij kiezen voor een benadering waarin initiatieven uit de markt komen voor praktijkgericht opleiden om te komen tot voldoende gekwalificeerd personeel. Initiatiefnemers zijn bedrijven en brancheorganisaties die samen met onderwijsinstellingen een vorm van praktijkgerichte opleiding organiseren met als doel beschikbaar personeel weer aan een baan te helpen. In tegenstelling tot de vorige maatregel ligt het initiatief hier niet bij de overheden, maar bij de markt. Wij zijn over deze maatregel inmiddels in overleg met VNO/NCW en MKB. Financiering vindt plaats vanuit de brancheorganisaties (O&O fondsen) en de provincie waarbij we gebruik willen maken van eventuele rijksmiddelen die in het kader van werkgelegenheidsstimulering en samenwerking publiek-privaat (PPS) beschikbaar komen. We vragen de gemeenten om een bijdrage te leveren door mensen in staat te stellen zich met behoud van uitkering te scholen. Voor de maatregel is € 5 mln. beschikbaar Een initiatief waarover wij in gesprek zijn in dit verband komt voort uit het Fries Technisch Opleidingsplatform (F-TOP) een samenwerking tussen de branches Metaalbewerking en Technische Installaties alsmede UWV en gemeenten met als doel een betere matching tussen vraag en aanbod en het bieden van ontwikkelingskansen voor werkloze technici. Daarbinnen wordt speciale aandacht gegeven aan:
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
31
45+ werkzoekende technici, die in meer of mindere mate arbeidsfit gemaakt moeten worden of bij- of omgeschoold moeten worden voor baan in een van de technische sectoren. Versnelling van de herinstroom van recent uitgestroomde technici. Ondersteuning van jongeren die vanuit het VMBO kiezen voor een leerwerkbaan in de technische sectoren. De ondersteuning wordt gericht op het zorgen dat bedrijven voldoende leerwerkplekken beschikbaar stellen en de begeleiding van deze jongeren. Afstemming vindt hierbij plaats met het Actieplan Jeugdwerkloosheid Fryslân en de sectorplannen Voor de werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt worden specifieke trajecten ontwikkeld. De criteria om in aanmerking te komen voor deze trajecten worden nader gedefinieerd. Gedacht kan worden aan langdurig werklozen en werkzoekenden waarbij opleiding en/of werkervaring onvoldoende aansluit bij de eisen van het bedrijfsleven.
Wij ondersteunen dit proces en vergelijkbare initiatieven die gericht zijn op vraaggestuurde praktijk gerichte opleidingen. Wij verwachten binnenkort een besluit te nemen over een voorstel van de F-TOP en reserveren daar een bedrag voor van ca. 1,2 mln. Bij succes kan dir concept mogelijk uitgerold worden naar andere sectoren. Daarnaast zijn we met de mbo instellingen in gesprek over de problematiek van onvoldoende stageplaatsen en leerbanen. We zoeken initiatieven die er op gericht zijn om werkgevers bewust te maken en actie te ondernemen om stage/werkplekken beschikbaar te stellen voor jongeren om hen een regulier diploma te laten behalen. Om werkgevers te helpen stage- en opleidingsplaatsen beschikbaar te stellen, denken wij aan een financiële stimulans. 5.6.3
Onderwijs: hoogwaardige kennisinfrastructuur (m.n. het toekomstige personeel)
5.6.3.1 Bevordering doorstroming de verschillende onderwijsniveaus onderwijskolom (€ 5mln.) (investeren in competenties, kennis en vaardigheden van het toekomstige personeel) De behoefte aan hoger opgeleiden stijgt (fors) en de behoefte aan middelbaar en lager opgeleiden daalt. Er zullen dus meer mbo-studenten en afgestudeerden een kwalificatie in het hoger onderwijs (HBO en WO) moeten halen. Een belangrijke ontwikkeling in het hbo is de introductie van Associate-degree programma’s : een tweejarig programma binnen de hbobachelor opleiding dat leidt tot een nieuwe wettelijke graad: de Associatie degree (Ad). Tweejarig Associate degree (Ad) programma’s zijn in het Nederlands stelsel voor hoger onderwijs nog relatief nieuw en onbekend. Maar nu de drempel voor velen te hoog is om een reguliere 4-jarige hbo opleiding te starten, verlaagt een 2-jarig Ad programma deze drempel en bevordert daarmee de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Overigens is er ook belangstelling voor Ad vanuit zitten personeel en stroomt de helft van de Ad-gediplomeerden alsnog (direct of na enige tijd) door naar een hbo-bachelor opleiding. De commissie Rinnooy Kan heeft in haar adviesrapport een aantal aanbevelingen gegeven voor extra aandacht voor de Ad. Het WFF nodigt partijen in de “triple helix” nadrukkelijk uit met plannen te komen die invulling geven aan deze aanbevelingen:
vergroot de bekendheid zorg voor brede verankering in het beleid van hogescholen faciliteer versterking van de samenwerking tussen mbo en hbo rond de Ad’s
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
32
Ook de doorstroming van hbo naar WO en post doctoraal onderwijs verdient aandacht. UCF richt zich als academische netwerkorganisatie vooral op het inrichten en aanbieden van masteropleidingen en promotieplaatsen voor de hiervoor genoemde innovatieve speerpunt+ sectoren. Om te komen tot doorlopende leerlijnen voor deze sectoren worden initiatieven voor schakelprogramma’s die de aansluiting HBO-WO-post doc. faciliteren ondersteunt. Daar waar het pakket van UCF niet volledig is ten aanzien van de speerpuntsectoren+ worden clusterinitiatieven ondersteund om ontbrekende schakels in het stelsel van masteropleidingen en post doctorale trajecten in te vullen.
De maatregel die we voorstellen moet leiden tot 30% verhoging van het onderwijsniveau. We willen de structurele doorstroming tussen de verschillende niveaus in de onderwijskolom de excellentie binnen de niveaus versterken, o.a. via Associate degree’s (AD’s) en Mentoring, door middel van collectieve programma’s en niet prioritair via de speerpuntsectoren. Het initiatief ligt bij markt en onderwijsinstellingen. Generieke ophoging leidt tot algehele verhoging van het innovatievermogen van bedrijven. De onderwijsinstellingen hebben hierbij het voortouw. Wij verwachten van hen initiatieven om binnen de speerpuntenbenadering te komen tot een verbetering van de verticale doorstroming binnen de onderwijskolom. Er zijn grote verschillen binnen de speerpunten, er zullen meerdere initiatieven nodig zijn. Een goed voorbeeld is het project Dairy Chain waaraan wij € 1,3 miljoen bijdragen uit deze maatregel voor de eerste fase, gericht op het onderwijs gerelateerde deel.
We zetten hiervoor €5 miljoen in. 5.6.3.2 Verbeteren innovatie en kennisvalorisatie in onderlinge uitwisseling bedrijfsleven en onderwijs (praktijkgerichte onderwijsstructuur)(€ 10 mln.) Uiteindelijk wordt beoogd de kennisinfrastructuur (nog) meer dienstig te maken aan innovatie en kennisvalorisatie in het bedrijfsleven. De voorstudie “vraagsturing” (maatregel I.1) zal uitspraken moeten doen over de gewenste praktijkgeoriënteerde inrichting van de onderwijskolom: “hoe kan het aanbod van toekomstig personeel in termen van competenties, kennis en vaardigheden, zowel kwalitatief als kwantitatief, zo goed mogelijk aansluiten bij de vraag van het Friese bedrijfsleven”. Samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is een essentiële voorwaarde om te komen tot de gewenste onderlinge aansluiting. Nieuwe en beschikbare kennis circuleert dan vrijelijk tussen onderwijs en bedrijfsleven (“lerende economie”), waardoor het innovatief vermogen van de bedrijven een impuls krijgt en de kennisinfrastructuur in hoogwaardigheid kan toenemen. Vraagsturing is een impliciet onderdeel van deze manier van (samen)werken. Ook bij deze maatregel kiest WFF voor focus op de speerpunten en de technische sectoren (maakindustie). Bij de totstandkoming van een praktijkgerichte onderwijsinfrastructuur in elk van deze sectoren kan gedacht worden aan:
vormen van duaal onderwijs: werken en leren, de werkplek als leerplaats vormen van “een leven lang leren” vraagfinanciering voor hoger onderwijs. publiek-private samenwerking, bijvoorbeeld bij masteropleidingen en promotietrajecten vormen van online onderwijs “leeruitkomsten gestuurd” onderwijs i.p.v. vaststaande onderwijsprogramma’s
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
33
Om deze maatregel tot uitvoering te brengen zullen wij het initiatief nemen om samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen plannen te ontwikkelen in het kader van het Innovatiepact Fryslân. Zowel deze maatregel als de voorgaande dienen in de “triple helix” tot stand te komen. Wij richten ons hierbij op een praktijk gerichte, meerjarige aanpak. Een goed voorbeeld dat wij actief ondersteunen is het initiatief van het Fryslân College en 10 - 15 grote werkgevers in Fryslân (de zgn. Wiegelgroep) om vorm en inhoud te geven aan het project “Experimenteel en ondernemend leren in Fryslân”. Dit initiatief richt zich op een nieuwe vorm van praktijkgericht onderwijs in de samenwerking tussen bedrijven en het MBO. Na een intentieverklaring wordt er nu een businessplan opgesteld, dat aan de provincie zal worden voorgelegd voor medefinanciering. In het vervolgstadium zal met de andere ROC’s worden verkend of een vergelijkbare aanpak bij hen ook is te introduceren of dat via een andere werkwijze dezelfde doelen kunnen worden bereikt. Voor deze maatregel “praktijkgerichte onderwijsstructuur” zetten wij € 5 mln. in Daarnaast heeft het bedrijfsleven in Fryslân behoefte aan een aantal specifieke vaardigheden
waarmee het innovatievermogen nadrukkelijk wordt versterkt. In samenwerking met het werkveld zullen drie programma’s opgezet worden waaruit deze specifieke ambitie blijkt. Elke student op MBO en HBO moet in nauwe relatie met het bedrijfsleven in aanraking komen met:
Ondernemerschap of ondernemendheid Internationalisering ( in relatie tot o.a. internationaal ondernemen Digitalisering (in alle sectoren) entechnologische ontwikkeling
Integrale benadering van deze cruciale thema’s tot herkenbare kenmerken van Fryslân vraagt een structurele versterking binnen de onderwijsprogramma’s (een plus). Dit dient in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven te worden uitgevoerd, waardoor er ook een vorm van wederkerigheid ontstaat. De impuls vanuit WFF richt zich op de facilitering en verbinding van deze integraliteit (verbindende activiteiten aanjagen rondom deze thema’s en zorgdragen voor structurele inbedding binnen onderwijsprogramma’s). Voor deze maatregel “Innovatieve Vaardigheden” zetten we € 5 mln. in.
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
34
5.7
Financiële middelen
Voor het aanvalsplan Menselijk Kapitaal is een budget beschikbaar van € 33,55 mln. Dit budget is als volgt verdeeld over de verschillende maatregelen.
Maatregel
Instrument
Financiële omvang € 5 mln.
1
Innovatief bedrijfsleven
1.1
Voorstudie vraagsturing
Projectfinanciering
PM
1.2
Bedrijfsopleidingen
Subsidie
€ 5 mln.
2
Arbeidsmarkt
€ 10 mln.
2.1 Werkeloosheidsbestrijding
Subsidie
€ 5 mln.
2.2 Praktijkgericht opleiden
Subsidie
€ 5 mln.
3
€ 15 mln
Hoogwaardige kennisinfrastructuur
3.1 Doorstroming onderwijskolom
Subsidie
€ 5 mln.
3.2 Praktijkgerichte onderwijsstructuur
Subsidie
€ 10 mln.
4
subsidie
€ 3,5 mln.
Budget incidentele financiering
Totaal
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
€ 33,5 mln.
35
Aanvalsplan Menselijk Kapitaal – Wurkje foar Fryslân
36