11709/00 (Presse 345) (OR. fr)
2290e zitting van de Raad
- ECOFIN Brussel, 29 september 2000
Voorzitter:
de heer Laurent FABIUS Minister van Economische Zaken, Financiën en Industrie van de Franse Republiek
Internet: http://ue.eu.int/Newsroom E-mail:
[email protected]
11709/00 (Presse 345 - G)
1
NL
29.IX.2000 INHOUD DEELNEMERS ..................................................................................................................................3 BESPROKEN PUNTEN BESTRIJDING VAN HET WITWASSEN VAN GELD....................................................................4 −
POLITIEK AKKOORD OVER DE ONTWERP-RICHTLIJN .................................................4
−
VOORBEREIDING VAN DE GECOMBINEERDE ZITTING VAN DE RAAD ECOFIN/JBZ OVER FINANCIËLE MISDRIJVEN .................................................................8
TIJDENS DE LUNCH BESPROKEN PUNTEN ................................................................................9 −
Hervorming van de Commissie - financiële weerslag ................................................................9
−
Stijging van de olieprijzen ..........................................................................................................9
−
Leningen van de EIB aan Montenegro .......................................................................................9
UITVOERING VAN DE CONCLUSIES VAN DE RAAD OVER DE EMUSTATISTIEKEN ................................................................................................................................10 ZONDER DEBAT AANGENOMEN PUNTEN ECOFINI −
Statuut van het Comité voor de economische politiek..............................................................................................I
−
Eigen middelen ....................................................................................................................................................... II
EXTERNE BETREKKINGEN −
Wapenembargo ten aanzien van Ethiopië en Eritrea .............................................................................................III
−
Voorlopig verslag over Roemenië .........................................................................................................................IV
HANDELSPOLITIEK −
Antidumping - Volksrepubliek China....................................................................................................................IV
_________________ Voor meer informatie: tel. 02 285 64 23, 02 285 84 15, 02 285 81 11 11709/00 (Presse 345 - G)
2
NL
29.IX.2000
DEELNEMERS De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België: de heer Didier REYNDERS
minister van Financiën
Denemarken: mevrouw Marianne JELVED de heer Michael DITHMER
minister van Economische Zaken staatssecretaris van Economische Zaken
Duitsland: de heer Hans EICHEL de heer Caio KOCH-WESER de heer Claus Henning SCHAPPER
minister van Financiën staatssecretaris, ministerie van Financiën staatssecretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken
Griekenland: de heer Yannos PAPANTONIOU
minister van Economische Zaken en Financiën
Spanje: de heer Rodrigo de RATO y FIGAREDO
tweede vice-minister-president en minister van Economische Zaken en Financiën
Frankrijk: de heer Laurent FABIUS
minister van Economische Zaken, Financiën en Industrie
Ierland: de heer Charlie McCREEVY
minister van Financiën
Italië: de heer Silvio FAGIOLO
ambassadeur, permanent vertegenwoordiger
Luxemburg: de heer Henri GRETHEN
minister van Economische Zaken
Nederland: de heer Gerrit ZALM
minister van Financiën
Oostenrijk: de heer Karl-Heinz GRASSER
minister van Financiën
Portugal: de heer Manuel BAGANHA
staatssecretaris van de Schatkist en van Financiën
Finland: de heer Sauli NIINISTÖ
minister van Financiën
Zweden: de heer Bosse RINGHOLM de heer Sven HEGELUND
minister van Financiën staatssecretaris, ministerie van Financiën
Verenigd Koninkrijk: mevrouw Melanie JOHNSON
economisch secretaris van de Schatkist
* Commissie: de heer Frits BOLKESTEIN de heer Pedro SOLBES MIRA
11709/00 (Presse 345 - G)
*
lid lid
* Overige deelnemers: de heer DOMINGO SOLANS de heer Philippe MAYSTADT de heer Mario DRAGHI de heer Norman GLASS
*
*
*
lid van de directie van de Europese Centrale Bank president van de Europese Investeringsbank voorzitter van het Economisch en Financieel Comité voorzitter van het Comité voor Economische Politiek
3
NL
29.IX.2000 BESTRIJDING VAN HET WITWASSEN VAN GELD −
POLITIEK AKKOORD OVER DE ONTWERP-RICHTLIJN
De Raad bereikte ruime politieke overeenstemming over de ontwerp-richtlijn houdende wijziging van de richtlijn van 10 juni 1991 (91/308/EEG) tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld De nieuwe richtlijn, waarop de medebeslissingsprocedure van toepassing is, beoogt het volgende: -
een zodanige wijziging van de definitie van "criminele activiteit " dat niet alleen de drugshandel, maar alle vormen van georganiseerde criminaliteit en onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden onder het witwasverbod komen te vallen;
-
uitbreiding van de lijst van activiteiten en beroepen waarvoor de verplichtingen gelden van de richtlijn 1 van 1991 - die namelijk enkel betrekking heeft op kredietinstellingen en financiële instellingen in ruime zin - door toevoeging van notarissen en andere beoefenaars van juridische beroepen, accountants en belastingadviseurs alsmede makelaars in onroerend goed, handelaren in goederen van grote waarde, casino's.
De besprekingen van vandaag gingen meer bepaald over de definitie van "criminele activiteit" en over de wijze waarop onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen binnen het toepassingsbereik van de richtlijn gebracht kunnen worden; over die twee problemen kon, op basis van een alomvattend compromisvoorstel van het voorzitterschap, volledige overeenstemming worden bereikt. De Raad voegde aan de definitie van "criminele activiteit", zoals bepaald in artikel 1, onder E), vijfde streepje, betreffende ernstige strafbare feiten, toe dat de definitie binnen drie jaar gewijzigd moet worden om ze in overeenstemming te brengen met de definitie die in het gemeenschappelijk optreden van 3 september 1998 gehanteerd wordt. Die tekst staat hierna vet afgedrukt. 1
Controle van de identiteit van de cliënten, melden van verdachte transacties, verbod op het uitvoeren van verdachte transacties, het bewaren van documenten, opleiding van het personeel en interne controleprocedures.
11709/00 (Presse 345 - G)
4
NL
29.IX.2000 "Artikel 1 …… E.
"criminele activiteit": iedere vorm van criminele betrokkenheid bij het plegen van een ernstig strafbaar feit. Ernstige strafbare feiten zijn ten minste: -
alle in artikel 3, lid 1, onder a), van het Verdrag van Wenen omschreven strafbare feiten;
-
de activiteiten van criminele organisaties als omschreven in artikel 1 van het Gemeenschappelijk Optreden van 21 december 1998;
-
fraude, althans ernstige fraude, als omschreven in artikel 1, lid 1, en artikel 2 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;
-
corruptie;
-
een strafbaar feit dat hoge opbrengsten kan opleveren en waarvoor een strenge gevangenisstraf geldt, overeenkomstig het strafrecht van de lidstaat. De lidstaten wijzigen binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de in dit streepje bedoelde definitie op zodanige wijze dat zij in overeenstemming is met de definitie van ernstige strafbare feiten in het gemeenschappelijk optreden van 3 december 1998. De Raad verzoekt de Commissie om binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn een voorstel in te dienen tot wijziging, in die zin, van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad.
Voor de toepassing van deze richtlijn kunnen de lidstaten elk ander strafbaar feit als criminele activiteit aanmerken."
11709/00 (Presse 345 - G)
5
NL
29.IX.2000 Wat de opneming van de onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen betreft, is uit het debat gebleken dat hun adviserende activiteiten wel degelijk onder de verplichtingen van de richtlijn zullen worden gebracht. De compromistekst daarvan staat in artikel 2 bis, punt 5 en in artikel 6, lid 3; die beide eveneens hierna vet zijn afgedrukt. "Artikel 2 bis De lidstaten zien erop toe dat de in deze richtlijn 1 vastgestelde verplichtingen worden opgelegd aan de volgende instellingen: 1)
kredietinstellingen als omschreven in artikel 1, punt A;
2)
financiële instellingen als omschreven in artikel 1, punt B;
en aan de volgende rechtspersonen of natuurlijke personen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten: 3)
financieel controleurs, externe accountants en belastingadviseurs;
4)
makelaars in onroerend goed;
5)
notarissen en andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen wanneer zij deelnemen: hetzij door te assisteren bij het concipiëren of realiseren van transacties voor hun cliënt in verband met: a) de aan- en verkoop van onroerend goed of handelszaken; b) het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa; c) de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen; d) het organiseren van bijdragen die nodig zijn voor de oprichting, de exploitatie of het beheer van vennootschappen; e) de oprichting, exploitatie of het beheer van trustmaatschappijen of soortgelijke structuren; hetzij door op te treden namens en voor hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie;
6)
handelaren in goederen van grote waarde, zoals edelstenen en -metalen, telkens wanneer in contanten wordt betaald, en wel voor een bedrag van 15.000 euro of meer;
7)
---------
8)
casino's."
1
Zie voetnoot nr. 4.
11709/00 (Presse 345 - G)
6
NL
29.IX.2000 "Artikel 6 ……. 3. In het geval van de in artikel 2 bis, punt 5, bedoelde notarissen en onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen kunnen de lidstaten een passende zelfregulerende instantie van het desbetreffende beroep aanwijzen als de autoriteit die op de hoogte moet worden gesteld van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde feiten en stellen zij de passende vormen van samenwerking tussen deze instantie en de voor de bestrijding van het witwassen van geld verantwoordelijke autoriteiten vast. De lidstaten zijn er niet toe gehouden de in lid 1 vervatte verplichtingen toe te passen op notarissen, onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen, financieel controleurs, externe accountants en belastingadviseurs met betrekking tot de inlichtingen die zij van een van hun cliënten ontvangen of over een van hun cliënten verkrijgen wanneer zij deze juridische bijstand verlenen dan wel deze in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen."
11709/00 (Presse 345 - G)
7
NL
29.IX.2000 −
VOORBEREIDING VAN DE GECOMBINEERDE ZITTING VAN DE RAAD ECOFIN/JBZ OVER FINANCIËLE MISDRIJVEN
Ter voorbereiding van de gecombineerde zitting ECOFIN/JBZ van 17 oktober, die gewijd is aan de bestrijding van de financiële criminaliteit, maakte de Raad de balans op van de aan de gang zijnde werkzaamheden en richtte zich daarbij met name op de twee volgende thema's: •
Hoe kunnen tijdens de dialoogperiode de onderhandelingen met de landen en gebieden die door de FATF als niet-coöperatief worden beschouwd (NCLG) 1, tot een goed einde worden gebracht?
•
Hoe kunnen gemeenschappelijke normen inzake transparante structuren voor economische en/of vermogensdoeleinden worden vastgesteld, om het opsporen van verdachte geldstromen en het natrekken van financiële transacties die verband houden met het witwassen, te vergemakkelijken?
Het voorzitterschap gaf aan ontwerp-conclusies te zullen opstellen en verzocht het Comité van permanente vertegenwoordigers die te bespreken, met het oog op de voorbereiding van de Raadsbesprekingen terzake tijdens de zitting in oktober.
1
Bahama's, Caymaneilanden, Cookeilanden, Dominica, Israël, Libanon, Liechtenstein, Marshalleilanden, Nauru, Niue, Panama, Filipijnen, Rusland, Saint Kitts en Nevis en Saint Vincent en de Grenadines.
11709/00 (Presse 345 - G)
8
NL
29.IX.2000 TIJDENS DE LUNCH BESPROKEN PUNTEN −
Hervorming van de Commissie - financiële weerslag
De ministers luisterden naar een uiteenzetting van vice-voorzitter KINNOCK, over de vorderingen die de Commissie bij de hervorming van die instelling heeft geboekt. −
Stijging van de olieprijzen
Tijdens de lunch bespraken de ministers, in aanwezigheid van voorzitter PRODI, de diverse aspecten van de oliemarkt: de economische gevolgen van de prijsverhoging, de ontwikkeling op lange termijn van de dialoog met de productielanden, eventueel gebruik van de strategische oliereserves, energiebesparingen en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen. Bij die gelegenheid bevestigden de ministers het standpunt dat zij reeds tijdens de informele Raad ECOFIN in Versailles hadden bekendgemaakt: een algemene verlaging van de belastingen op olieproducten is geen adequaat antwoord op de prijsverhoging. De ministers namen er tevens kennis van dat de Commissie voornemens is de Raad volgende week een analyse voor te leggen van de diverse problemen met betrekking tot de olie, zoals tijdens de informele zitting in Versailles was gevraagd. −
Leningen van de EIB aan Montenegro
Op basis van een verslag van de EIB verklaarden de ministers positief te staan tegenover de leningen die de EIB van plan is aan Montenegro te verstrekken. De Commissie werd verzocht om spoedig een voorstel in te dienen voor een besluit inzake communautaire garanties voor de desbetreffende leningen; dat besluit zal door de bevoegde Raadsinstanties bekeken worden.
11709/00 (Presse 345 - G)
9
NL
29.IX.2000 UITVOERING VAN DE CONCLUSIES VAN DE RAAD OVER DE EMU-STATISTIEKEN De Raad luisterde naar de uiteenzettingen van de heer SOLBES, Commissielid, en de heer DOMINGO SOLANS, lid van de directie van de Europese Centrale Bank, over het Actieplan van de Commissie betreffende statistische vereisten ten behoeve van de EMU 1, dat door beide instellingen in nauwe samenwerking is opgesteld, alsmede naar een toelichting van de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité over de uitkomst van de bestudering die dit Comité aan het plan heeft gewijd. De voorzitter constateerde dat het Actieplan een goede basis vormt voor de verdere werkzaamheden met betrekking tot de statistieken die nodig zijn voor de goede werking van de EMU. Hij wees er voorts op dat de Raad de aanbevelingen van het EFC in verband met het actieplan onderschrijft (tekst in bijlage) en dat de prioriteiten en het tijdpad aanvaardbaar lijken. De Raad riep de diverse betrokken nationale en communautaire instanties op om een bijzondere inspanning te leveren door ervoor te zorgen dat het Actieplan binnen de vooropgestelde termijnen wordt uitgevoerd. In dit verband wenst de Raad dat op nationaal niveau de dialoog over toereikende middelen tussen de instanties die verantwoordelijk zijn voor de begroting en die welke voor de statistieken bevoegd zijn, wordt voortgezet. Tot slot verzocht de voorzitter het Economisch en Financieel Comité om de Raad in januari 2001 een tussentijds verslag voor te leggen over de algemene vooruitgang die met name is geboekt bij de aanpassingen die het regelgevingskader vereist.
1
De tekst staat op: http://ue.eu.int/uem
11709/00 (Presse 345 - G)
10
NL
29.IX.2000 BIJLAGE Advies inzake het Actieplan betreffende statistische vereisten ten behoeve van de EMU Op 5 juni 2000 hechtte de Raad (Ecofin) zijn fiat aan het tweede voortgangsverslag van het Comité over de informatieverplichtingen in de EMU 1. De Raad deelde de bezorgdheid van het Comité over de trage vorderingen bij het verwezenlijken van een betere en tijdiger beschikbaarheid van statistische gegevens en drong er daarom bij de lidstaten op aan meer werk te maken van de productie van de nationale cijferreeksen die nodig zijn om de voor de EU en de eurozone benodigde betrouwbare basisstatistieken tijdig te kunnen opstellen. Hij verzocht de Commissie (Eurostat) om in nauwe samenwerking met de ECB een actieplan op te stellen waarin voor elke lidstaat en voor elk statistisch gebied de punten worden aangegeven waarop dringend vooruitgang gewenst is, alsmede de mogelijke wijzigingen op de huidige statistiekverordeningen. De Raad verzocht het EFC dit actieplan te bestuderen en hierover in september 2000 verslag uit te brengen. Na bespreking van het EMU-actieplan is het Comité tot de volgende conclusies gekomen: Met het actieplan wordt in zijn algemeenheid tegemoetgekomen aan het verzoek van de Raad en het omvat de juiste prioriteiten waarmee op korte termijn aan de vereisten kan worden voldaan. Het Comité is van mening dat eind 2001 ten minste 80% van de eurozone zou moeten worden bestreken, waarbij de belangrijkste driemaandelijks aggregaten van de nationale rekeningen, de overheidsfinanciën, de statistieken voor de buitenlandse handel en de meeste kortetermijnstatistieken tijdig beschikbaar zouden moeten komen. Voor statistieken betreffende de arbeidsmarkt en nieuwe orders zou deze doelstelling eind 2002 moeten zijn verwezenlijkt. De lidstaten dienen hun inspanningen vooral te richten op de essentiële statistieken waar het ontbreken van nationale cijferreeksen zich het sterkst doet gevoelen. Het verheugt het Comité dat prioriteit wordt gegeven aan de beschikbaarheid binnen 70 dagen van eerste ramingen van de belangrijkste driemaandelijkse aggregaten van de nationale rekeningen, en van tweede ramingen binnen 90 dagen na het einde van het kwartaal. Bijzondere inspanningen zijn vereist ten aanzien van gegevens over inkomen, besparingen en nettoleningen. Ten behoeve van de analyse is het ook belangrijk alsnog te kunnen beschikken over de kwartaalgegevens sedert 1980; het Comité neemt er nota van dat deze in voldoende mate beschikbaar kunnen worden gesteld, met dien verstande dat er een Duits voorbehoud over de financiering bestaat. Wat de kwartaalstatistieken van de overheidsfinanciën betreft dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat vóór eind 2000 de verordening met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën (Commissieverordening (EG) nr. 264/2000) integraal wordt toegepast. Verder moet worden getracht de financiële rekeningen voor de centrale regering en de socialezekerheidsfondsen vanaf eind 2000 te produceren; deze zijn ook nodig in het kader van de Special Data Dissemination Standard van het IMF.
1
http://ue.eu.int/emu/stat/main_3.htm en http://ue.eu.int/emu/stat/main_4.htm
11709/00 (Presse 345 - G)
11
NL
29.IX.2000 Wat de statistische gegevens over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt betreft moet nog veel werk worden verricht om vóór het jaar 2002 te kunnen beschikken over de gegevens betreffende werkgelegenheid, gewerkte uren en arbeidskosten in ten minste 80% van de eurozone. Daartoe dient Italië meer spoed te zetten achter de vergaring van ESA-werkgelegenheidsgegevens. Met name Frankrijk en Italië dienen, meer dan zij thans voornemens zijn, spoed te zetten achter het inzamelen van ESA-gegevens over gewerkte uren en de arbeidskostenindex. Tenslotte is veel werk nodig ten behoeve van de ononderbroken steekproefenquête naar de arbeidskrachten; in dit verband dient de Commissie een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid om tijdelijk betrouwbare, vervangende nationale cijfers te gebruiken in de gevallen waarin de volledige resultaten niet tijdig beschikbaar zullen zijn (met name geldt dit voor Duitsland en Oostenrijk), opdat in het jaar 2002 ten minste 80% van de eurozone wordt bestreken. Bij Duitsland en Oostenrijk wordt erop aangedrongen hun standpunt ten aanzien van het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de ononderbroken steekproefenquête naar de arbeidskrachten te herzien. Wat de kortetermijnstatistieken betreft dient in het bijzonder te worden gestreefd naar een snellere beschikbaarstelling van productie-indicatoren voor de industrie (na 45 dagen) en voor de bouw (na 60 dagen) in 2001. In het jaar 2002 dient de nieuwe orderinformatie voor industrie en bouw haar beslag te hebben gekregen. Verschillende lidstaten dienen meer spoed te zetten achter de opstelling van deze statistieken, opdat tot een voldoende dekking kan worden gekomen. Wat betreft de statistieken inzake de buitenlandse handel zou het dankzij de geplande inspanningen mogelijk moeten zijn in het jaar 2001 meer dan 80% van de eurozone te bestrijken. De prioriteit dient uit te gaan naar de informatie die nodig is voor het opstellen van aggregaten voor de eurozone (en de EU) met de rest van de wereld. Wat de publicatie van de statistische gegevens betreft is het Comité ingenomen met het voorgenomen optreden van de lidstaten, die ernaar willen streven vóór eind 2000 de gevraagde gegevens uiterlijk op het moment van publicatie op nationaal niveau te kunnen toezenden. Het Comité is ook ingenomen met de punten ten aanzien waarvan de Commissie maatregelen overweegt en dringt er bij de Commissie op aan de aggregaten voor de eurozone en de EU zo snel mogelijk elektronisch beschikbaar te stellen via Euro-SICS. Het Comité is er mee ingenomen dat voor de verdere verbetering van de statistische gegevens in het EMU-actieplan wijzigingen worden voorgesteld voor de bestaande statistiekverordeningen; het Comité dringt er bij de autoriteiten op aan, ernaar te streven deze wijzigingen zo snel aan te nemen als de nationale procedures toelaten. Het Comité dringt er bij de betrokken lidstaten op aan, nog voordat de wijzigingen in de verordeningen hun beslag hebben gekregen verbetering te brengen in hun statistieken. In het derde voortgangsverslag van het EFC, dat in januari 2001 wordt uitgebracht, zal nader worden ingegaan op de ontwikkelingen op de bovengenoemde gebieden, met inbegrip van de vereiste juridische voorbereidingen. ____________
11709/00 (Presse 345 - G)
12
NL
29.IX.2000
ZONDER DEBAT AANGENOMEN PUNTEN (Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaring is verkrijgbaar bij de Persdienst.) ECOFIN Statuut van het Comité voor de economische politiek Overeenkomstig artikel 209 van het Verdrag, nam de Raad een besluit aan inzake de samenstelling en het statuut van het Comité voor de economische politiek (CEP), dat bedoeld is om het statuut van het Comité in het licht van de ontwikkelingen sedert 1974, meer bepaald na het van start gaan van de derde fase van de EMU, bij te werken en aan te passen. In het nieuwe statuut van het CEP is namelijk rekening gehouden met het nieuwe institutionele kader dat door de inwerkingtreding van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie is ontstaan. De basisstructuur van het Comité is behouden, terwijl de nodige wijzigingen zijn aangebracht om de werking ervan te verbeteren. Voorts zijn de taken van het Comité nauwkeuriger omschreven. Het Comité heeft tot taak bij te dragen tot de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad door het economische beleid van de lidstaten en de Gemeenschap te coördineren en dient het de Commissie en de Raad van advies door het verstrekken van economische analyses, adviezen over methodologie en ontwerp-teksten voor beleidsaanbevelingen, met name op het gebied van het structureel beleid ter verbetering van het groeipotentieel en de werkgelegenheid in de Gemeenschap In dit verband concentreert het Comité zich meer bepaald op: -
de werking van de goederen, de kapitaal-, de diensten- en de arbeidsmarkt, met inbegrip van de ontwikkelingen van de lonen, de productiviteit, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen;
-
de rol en de efficiëntie van de overheidssector en de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn;
-
de implicaties voor de gehele economie van specifieke beleidsmaatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van milieu, onderzoek en ontwikkeling of sociale cohesie.
Op de bovengenoemde gebieden draagt het Comité bij tot de werkzaamheden van de Raad, met name op het stuk van vaststelling van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de procedure van multilateraal toezicht. In dit verband voert het Comité geregeld onderzoeken per land uit die voornamelijk zijn toegespitst op de structurele hervormingen in de lidstaten. Het Comité draagt tevens bij tot de werkzaamheden van de Raad in het kader van de titel Werkgelegenheid van het Verdrag. Bij het vervullen van zijn taken werkt het Comité in nauw overleg met het Economisch en Financieel Comité.
11709/00 (Presse 345 - G)
I
NL
29.IX.2000 Het Comité biedt het kader waarbinnen de macro-economische dialoog tussen vertegenwoordigers van het Comité (inclusief de Europese Centrale Bank), het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de werkgelegenheid, de Commissie en de sociale partners op technisch niveau wordt gevoerd. Wat de samenstelling van het CEP betreft, is bepaald dat de lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank ieder vier leden van het Comité benoemen, die gekozen worden uit hoge ambtenaren met een bijzondere bekwaamheid op het gebied van de planning van het economisch en structureel beleid. Het Comité kiest uit zijn midden, met meerderheid van stemmen, een voorzitter en ten hoogste drie vice-voorzitters, voor een ambtstermijn van twee jaar. Het Comité wordt bijgestaan door een secretariaat, dat door de Commissie ter beschikking wordt gesteld en onder leiding staat van een secretaris. Indien om stemming wordt gevraagd, worden adviezen of verslagen vastgesteld door een meerderheid van de leden. Eigen middelen De Raad nam een besluit aan betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU, ter vervanging van Besluit 94/728/EG, EURATOM van de Raad. De Raad hechtte ook zijn goedkeuring aan het werkdocument van de Commissie over de berekening, financiering, betaling en opneming in de begroting van de correctie van begrotingsonevenwichtigheden, overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU; het werkdocument staat in Addendum II bij dit document. Tot slot keurde de Raad de notulen goed van de overlegvergadering op 20.07.2000 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; die notulen staan in Addendum III bij dit document. . Gememoreerd zij dat het eigenmiddelenbesluit van de Raad een omzetting is van de conclusies van de top van Berlijn van 24 en 25 maart 1999, waar de Commissie werd verzocht om een nieuw besluit inzake het stelsel van eigen middelen dat rekening houdt met de conclusies van de top inzake de financiering van de Europese Unie voor de periode 2000-2006. Dit besluit bevat onderstaande bepalingen, die in overeenstemming zijn met de conclusies van de Europese Raad met betrekking tot de structuur van het financieringsstelsel van de EU: -
-
het maximale afdrachtpercentage van de BTW-middelen wordt van 1% verlaagd tot 0,75% in 2002 en 2003 en tot 0,50% vanaf 2004, met het oog op de voortzetting van het proces waarbij rekening wordt gehouden met het vermogen van elke lidstaat om aan het stelsel van eigen middelen bij te dragen en waarbij voor de minst welvarende lidstaten de regressieve elementen van het huidige stelsel worden bijgesteld; het bedrag dat de lidstaten inhouden ter dekking van de inningskosten met betrekking tot de zogenaamde traditionele eigen middelen die aan de begroting van de Europese Unie worden afgedragen (in hoofdzaak douanerechten en landbouwheffingen) wordt vanaf 2001 opgetrokken tot 25% van de geïnde bedragen (voorheen 10%). Die verhoging is de weerslag van het feit dat de nationale administraties steeds meer middelen moeten inzetten om de georganiseerde fraude te bestrijden en om de inning van de douanerechten en landbouwheffingen doeltreffender te maken;
11709/00 (Presse 345 - G)
II
NL
29.IX.2000 -
-
er worden technische aanpassingen aangebracht in de correctie voor begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk; de financiering van de correctie voor het Verenigd Koninkrijk door andere lidstaten wordt zodanig gewijzigd dat Oostenrijk, Duitsland, Nederland en Zweden een verlaging van hun aandeel in de financiering wordt gegund tot 25% van hetgeen zij zouden moeten betalen als de overige 14 lidstaten alle aan de financiering van de korting zouden deelnemen; er vindt vóór 1 januari 2006 een algemeen onderzoek plaats naar de werking van het eigenmiddelenstelsel en met name naar de gevolgen van de uitbreiding.
Bovendien wordt met het oog op een accurater berekening van de eigen middelen in artikel 2, lid 7, van het Raadsbesluit het Bruto Nationaal Product (BNP voor die doeleinden beschouwd als equivalent van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) (een recenter statistisch begrip). Dit besluit heeft ook de berekening van de correctie ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk vereenvoudigd. EXTERNE BETREKKINGEN Wapenembargo ten aanzien van Ethiopië en Eritrea De Raad nam een gemeenschappelijk standpunt aan tot verlenging en wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB betreffende Eritrea en Ethiopië, voor wat betreft het embargo op wapens bestemd voor die landen. Gememoreerd zij het volgende: -
Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB van 15 maart 1999 betreffende Eritrea en Ethiopië 1, verstrijkt op 30 september 2000.
-
Door aanneming van dit gemeenschapgelijk standpunt besluit de Raad tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB en tot wijziging ervan in het licht van overeenkomstig de Resoluties 1298 (2000), 1312 (2000) en 1320 (2000), van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
-
Bij Resolutie 1298 (2000) van 17 mei 2000 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, werd een verbod ingesteld op de verkoop of de levering door de lidstaten van wapens en aanverwante artikelen, alsmede van alle daarmee verband houdende technische bijstand, aan Ethiopië en Eritrea.
-
Bij de Resoluties 1298 (2000), 1312 (2000) en 1320 (2000) zijn uitzonderingen op dit verbod gemaakt.
1
PB L 72 van 18.3.1999, blz. 1. Gemeenschappelijk standpunt verlengd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2000/230/GBVB (PB L 73 van 22.3.2000, blz. 1).
11709/00 (Presse 345 - G)
III
NL
29.IX.2000 Voorlopig verslag over Roemenië De Raad nam kennis van een voorlopig verslag over Roemenië met betrekking tot de aanneming, toepassing en uitvoering van het communautair acquis op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. HANDELSPOLITIEK Antidumping - Volksrepubliek China De Raad nam de Verordening aan tot wijziging van Verordening (EG) nr. 119/97 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van ringbandmechanismen uit de Volksrepubliek China. In januari 1997 heeft de Raad, bij Verordening (EG) nr. 119/97, een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van ringbandmechanismen uit, onder andere, de Volksrepubliek China. Dit recht, dat van toepassing was op de nettoprijs, vrij grens Gemeenschap, bedroeg 32,5% voor World Wide Stationery, die een individuele behandeling had gekregen, en 39,4% voor alle andere ondernemingen in de Volksrepubliek China Op 7 december 1998 werd een verzoek om herziening van deze maatregelen ingediend namens producenten in de Gemeenschap wier gezamenlijke productie van ringbandmechanismen een groot deel uitmaakte van de totale productie van dat product in de Gemeenschap. Na de herziening berekende de Commissie, met gebruik van de herberekende exportprijzen, de dumpingmarge voor de betrokken Chinese producenten/exporteurs opnieuw. In de bedoelde verordening is derhalve het volgende nieuw rechtenniveau opgenomen: Maleisië Volksrepubliek China: - WWS - overige bedrijven
Recht 10,5%
Aanvullende Taric-code ----
51,2% 78,8%
8934 8900
_______________
11709/00 (Presse 345 - G)
IV
NL