HansDeBondt
4.1.'13
Heidi Gressens Hugo Vanden Hoof WillyNoble,
p.a. Brandstraat 7 9830 Sint-Martens-Latem
AANGETEKEND
Aan de voorzitter van de Raad van State Wetenschapsstraat 33 1040 Brussel
Geachte Voorzitter,
Wij bezorgen u bij deze ons verzoekschrift tot vernietiging en onze vordering tot schorsing van een Koninklijk Besluit van 4.12.'13, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 13.12.'13 met betrekking tot het verkrijgen van een rijbewijs. Met alle achting,
Hans De Bondt Heidi Gressens Hugo Vanden Hoof Willy Noble
Verzoekschrift tot nietigverklaring en vordering tot schorsing.
Aan de dames en heren eerste voorzitter, voorzitter, kaïnervoorzitters en staatsraden van de Raad van State
Verzoekende partijen: Hans De Bondt, wonend te 9830 Sint-Martens-Latem, Brandstraat 7. Heidi Gressens, wonend te 3530 Helchteren, Kazernelaan 280. Hugo Vanden Hoof, wonend te 1501 Buizingen, Floralaan 65. William Noble, wonend te 2170 Merksem, Meereigen 102.
Allen woonplaats kiezend in de Brandstraat 7 te 9830 Sint-Martens-Latem.
Verwerende partij: De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de heer Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke kansen, kantoor houdend te 1040 Brussel, Wetstraat 51.
1. Voorwerp van de vorderingen en inhoud van de bestreden beslissing De verzoekende partijen vragen de nietigverklaring, op grond van artikel 14 van de gecoördineerde wetten van de Raad van State van 12.1.'73, van het Koninklijk Besluit van 4 december 2013, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13.12/13, tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B en van het Koninklijk Besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs. Het KB, meer bepaald artikel 4, wijzigt artikel 7 van het KB van 10.7.'06. Artikel 7 van het KB van 2006 bepaalt dat "met uitzondering van gebrevetteerde rijinstructeurs, niemand de houder van een voorlopig rijbewijs B tegen betaling mag begeleiden." Het nieuwe artikel 7 luidt: "Met uitzondering van de gebrevetteerde rij-instructeurs die in dienst zijn van verenigingen zonder winstoogmerk en daarvan het bewijs
leveren, mag niemand de houder van een voorlopig rijbewijs tegen betaling begeleiden. (...)". Het K.B. treedt in werking op 3 februari 2014. Met het aangehaalde artikel is het vanaf die datum niet meer mogelijk het beroep van zelfstandige gebrevetteerde rij-instructeur volwaardig uit te oefenen. De verzoekende partijen vragen tevens de schorsing van de inwerkingtreding van bedoeld Koninklijk Besluit, op grond van artikel 17 van dezelfde wetten Een kopie van het bestreden Koninklijk Besluit, alsmede van het Koninklijk Besluit van 10 juli 2006, zijn bijgevoegd als stukken l en 2.
2.Ontvankelijkheid van de vorderingen.
Gelet op de publicatie van het betwiste K.B. in het Belgisch Staatsblad van 13.12.' 13, zijn de vorderingen tijdig ingediend. De voorgeschreven termijn van zestig dagen is ruim gerespecteerd. Het vereiste belang vloeit rechtstreeks voort uit het beroep dat de verzoekende partijen uitoefenen, zijnde dat van zelfstandige rij-instructeur, zoals blijkt uit bijgaande stukken (stukken 3 en volgende). Hun belang is persoonlijk, rechtstreeks, actueel, zeker en geoorloofd.
3.De Middelen 3.1. Eerste middel: schending van het wettigheidbeginsel. In uitvoering van de zogenoemde zesde staatshervorming, die werd goedgekeurd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 19.12.'13, zal de reglementering van de rijopleiding een bevoegdheid worden van de gewesten vanaf l .7.' 14. De overdracht van die bevoegdheid houdt logischerwijze en vanuit het principe van een federale loyauteit in dat de federale overheid zich onthoudt nieuwe regels ter zake uit te vaardigen in de tussentijd, tenzij de hoogdringendheid ervan kan worden aangetoond.
Op het moment dat het betwiste K..B. werd genomen was de bespreking van de zogenoemde zesde staatshervorming in een eindfase getreden in het federale parlement. Een terughoudendheid van de federale overheid om nog te reglementeren ofte legiferen in een materie die, duidelijk gesteund door een brede constitutionele parlementaire meerderheid, voor regionalisering in aanmerking kwam, zou getuigen van een normaal behoorlijk bestuur. In de tussentijd kan de federale overheid zijn volle bevoegdheid ter zake uiteraard blijven uitoefenen, mocht de hoogdringendheid van een wijziging in de reglementering kunnen worden aangetoond. Die hoogdringendheid werd evenwel op geen enkele manier aangetoond. De federale overheid was zich blijkbaar wel bewust van een nakende bevoegdheidsoverdracht van het federale naar het gewestelijke niveau in zake de rij-opleiding, vermits op 24.9/12 een advies ter zake werd aangevraagd aan de drie gewestregeringen, zoals blijkt uit het advies d.d. 24.10.'12 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, gevoegd bij het betwiste K.B. Dat advies van de gewestregeringen werd evenwel niet afgewacht vooraleer bedoeld KB uit te vaardigen en er wordt niet de minste verklaring gegeven waarom die adviezen niet werden afgewacht. Het wettigheidsbeginsel is hier opvallend en intentioneel geschonden.
3.2. Tweede middel: schending van de verplichting overheidsbeslissingen voldoende te motiveren.
Het drastisch verbod om het beroep van zelfstandig rij-instructeur uit te oefenen, wordt op geen enkele manier ernstig gemotiveerd. Dat wordt ook opgemerkt in het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State d.d. 8.7.'13, gevoegd bij het KB en met betrekking tot bedoeld artikel. Het advies luidt als volgt: "Gelet op de doelstellingen van die regeling, is het de afdeling Wetgeving van de Raad van State niet duidelijk wat het verschil in behandeling rechtvaardigt dat door die wijziging ontstaat ten nadele van de gebrevetteerde rij-intrsucteurs die het bewijs niet kunnen leveren dat ze in dienst zijn van een vereniging zonder winstoogmerk."
3.3.Derde middel: schending van het gelijkheidsbeginsel.
Onze Belgische Grondwet (artikelen 10 en 11) verbiedt iedere ongewettigde vorm van discriminatie. Dit beginsel is zo fundamenteel dat uitzonderingen erop alleen
bij wet en goed gemotiveerd kunnen worden toegestaan. De bevoorrechte behandeling en erkenning van autorijscholen, ten nadele van zelfstandige rijinstructeurs, schendt het gelijkheidsbeginsel. De heer Pierre Loise, adviseur op het kabinet van Staatssecretaris Melchior Wathelet, verklaarde in een e-mail bericht van 5.12.' 13 aan een zelfstandige rij-instructeur, een van de verzoekende partijen, dat "zo het risico van oneerlijke concurrentie tegen de rijscholen in de toekomst zal worden afgeschaft." Er is niets oneerlijks aan het aanbieden van een betaalbaar en deskundig alternatief voor de autorijscholen en dus is er een ongewettigde discriminatie wanneer dat alternatief wordt verboden of onmogelijk gemaakt.
3.4.Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel. Het is een gevestigd beginsel dat bij overheidsbeslissingen er een evenredigheid moet bestaan tussen de vrijheidsbeperkende middelen die worden aangewend om een bepaald gewettigd doel na te streven en dat doel zelf. Verkeersveiligheid en een degelijke rij-opleiding zijn zeer gewettigde doelstellingen, maar het beschermen van een bepaalde rij-opleiding en het uitsluiten van een andere vorm van rijopleiding kunnen niet op een evenredige wijze worden verantwoord voor het nastreven van dat doel, als niet afdoende wordt aangeduid waarin die andere vorm van rij-opleiding tekortschiet met betrekking tot het bevorderen van de verkeersveiligheid. Die aanduiding is op geen enkele manier gebeurd.
3.5. Vijfde middel: schending van de beginselen van rechtszekerheid en zorgvuldigheid.
Het aangevochten K.B. doet afbreuk aan de door de overheid na te streven rechtszekerheid en zorgvuldigheid. Het geven van rijlessen tegen betaling door gebrevetteerde rij-instructeurs zou alleen nog mogen gebeuren wanneer ze in dienst zijn van vzw 's. Het is moeilijk uit te leggen hoe prestaties tegen betaling verenigbaar zijn met het werken "zonder winstoogmerk". Het is even moeilijk uit te leggen waarom gebrevetteerde rij-instructeurs in dienst van autorijscholen tegen betaling hun prestaties mogen leveren, terwijl zelfstandige gebrevetteerde rij-instructeurs dat niet (meer) mogen doen. Daarbij komt dat in heel wat rijscholen rij-instructeurs werkzaam zijn met het statuut van zelfstandige. Deze vorm van rij-opleiding zou op grond van het betwiste K.B. verder mogelijk blijven, daar het gebeurt in de schoot van een rijschool, terwijl het in feite heel dikwijls gaat
om schijn-zelfstandigheid. De zogenoemde zelfstandig werkende rij-instructeurs in de schoot van de rij-scholen werken immers in de regel onder het gezag, leiding en toezicht van de zaakvoerder van de rijscholen, vermits ze hun lesuren niet vrij bepalen en hun leerlingen niet vrij kiezen. Het betwiste K.B. munt op dit stuk uit door manifeste rechtsonzekerheid en onzorgvuldigheid. In het Verslag aan de Koning bij bedoeld KB lezen we bij de toelichting bij het betwiste artikel 4 dat "de wijziging de mogelijkheid beoogt om begeleider te zijn tegen betaling te beperken tot gebrevetteerde rij-instructeurs die in dienst zijn van vennootschappen zonder winstoogmerk." Dat laatste is een "contradictio in terminis". Een vennootschap drijft handel en streeft per definitie winst na. In het Verslag aan de Koning staat verder dat "die werkwijze (rij-instructie in het kader van een vzw) bestuurders, die niet over de middelen beschikken om een professionele begeleiding in een rijschool te volgen, in de mogelijkheid stelt om via vzw's goedkoper een beroep te doen op een professionele begeleider". De reglementerende overheid heeft blijkbaar begrip en aandacht voor leerlingautobestuurders die uitkijken naar een goedkope(re) vorm van rij-opleiding. Het is dan rationeel onuitlegbaar en een daad van onzorgvuldig bestuur een goedkope(re) vorm van rij-opleiding, aangeboden door zelfstandige professionele rij-instructeurs, niet (langer) toe te staan.
3.6.Zesde middel: schending van het redelijkheidsbeginsel.
Het is volkomen begrijpelijk en terecht dat door de overheid stevige bekwaamheidseisen worden gesteld aan de professionele zelfstandige rijinstructeurs en dat door de overheid wordt geëist dat de leswagens die door die instructeurs worden gebruikt aan bepaalde normen beantwoorden. Die eisen mogen even streng zijn als de werkingsvoorwaarden, met name wat betreft professionaliteit en lesmateriaal, die worden opgelegd aan de rijscholen. Gebrevetteerde zelfstandige rij-instructeurs hebben het volste recht onder die voorwaarden te concurreren met rijscholen.
3.7.Zevende middel: machtsafwending.
"Er is sprake van machtsafwending wanneer de overheid van een bevoegdheid gebruikmaakt ter behartiging van een particulier belang in plaats van een behartiging van het algemeen belang dat door een overheid altijd moet worden nageleefd"("Rechtsbescherming tegen de administratieve overheid", S. Lust, 2010, die Keure, p. 127). Mede gelet op de voorgaande middelen is de vraag gewettigd of de Staatssecretaris, bevoegd voor mobiliteit en verkeersveiligheid, zich met het betwiste K.B. niet op het terrein heeft begeven van de reglementering van de concurrentie tussen commerciële actoren, wat duidelijk niet tot zijn bevoegdheid behoort. Dit met het risico dat bepaalde actoren (de commerciële rijscholen) een beschermd en bevoorrecht statuut krijgen ten nadele van andere actoren (de zelfstandige rijinstructeurs) zonder een overtuigende bewijsvoering dat dit onderscheid en die inmenging in de vrije concurrentie tussen economische actoren noodzakelijk is voor de bevordering van de verkeersveiligheid.
4. Het moeilijk te herstellen ernstig nadeel De verzoekende partijen vragen de schorsing van het betwiste K.B. omdat het K.B. voor hen een ernstig nadeel vormt: - Het K.B. van 10.7.'06 bood de verzoekende partijen de mogelijkheid rij-opleiding te geven op zelfstandige basis. Met het K.B. van 4.12. 2013 wordt die mogelijkheid met een pennentrek ongedaan gemaakt, hoewel ze ooit door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer een brevet van beroepsbekwaamheid uitgereikt kregen, zoals moge blijken uit bijgevoegde attesten van henzelf en van collega's. -Uit bijgevoegde stukken van henzelf en van collega's moge blijken dat betrokkenen dikwijls sterk hebben geïnvesteerd in het aankopen van een geschikte en aangepaste leswagen, waarvan de afbetaling soms nog loopt en die ze straks kunnen proberen te verkopen aan de met hen concurrerende rijscholen. Dat nadeel is bovendien moeilijk te herstellen: -De inwerkingtreding van het KB van 4.12.' 13 is zeer nabij (3.2.' 14) -De betrokkenen worden bedreigd met een regelrecht "beroepsverbod" op
korte termijn. -Er wordt geen enkele overgangsmaatregel voorzien om die voor hen nadelige gevolgen te minderen ofte milderen. -Met de betrokken beroepsgroep werd door de federale overheid geen enkel voorafgaand overleg gepleegd. Om al deze redenen, Behage het de Raad van State, het beroep tot nietigverklaring en de vordering tot schorsing van het Koninklijk Besluit van 4.12.' 13 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 10.7.'06 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B en van het K.B. van 23.3.'98 betreffende het rijbewijs, ontvankelijk en gegrond te verklaren; dienvolgens het bestreden besluit in zijn uitwerking te schorsen en te vernietigen; de kosten ten laste te leggen van verwerende partij.
De verzoekende partijen, Hans De Bondt William Noble Heidi Gressens Hugo Vanden Hoof Opgemaakt te Sint-Martens-Latem op 4 januari 2014 Inventaris van de bijgevoegde stavingstukken: 1.HetKoninklijkBesluitvan4.12.'13 2.Het Koninklijk Besluit van lOJ 3.Het e-mailbericht van kabinetsadviseur Pierre Loise van 5.12/13 4.Het brevet van beroepsbekwaamheid van Hans De Bondt 5.Het rijbewijs van Hans De Bondt 6.Factuur voor levering van een leswagen aan Hans De Bondt 7.Aannemingsovereenkomst van Hans De Bondt 8.Aanvraag tot inschrijving in Kruispuntbank voor ondernemingen voor H. De Bondt 9.Aanvraag tot inschrijving in handelsregister door Hans De Bondt
l0.Instructietoelating voor Heidi Gressens 11.Getuigschrift voor opleiding van Heidi Gressens 12.1nstructietoelating voor Hugo Vanden Hoof 13.Attesten van Syntra voor gevolgde lessen door Hugo Vanden Hoof 14. Attest van ondernemer (FOD Economie) voor Hugo Vanden Hoof 15.Bestelling wagen voor Hugo Vanden Hoof l6.Levering van wagen met dubbele bediening voor Hugo Vanden Hoof I7.Instructietoelating voor Hugo Vanden Hoof I8.Instructietoelating voor William Noble 19.Rijbewijs van William Noble 20.Brevetten van beroepsbekwaamheid van William Noble 21.Factuur voor aankoop van leswagen met dubbele bediening door W. Noble 22.Publiciteitsbon van William Noble 23.Instructietoelating voor Siegfried Baeyens 24.Levering van wagen mlet dubbele bediening aan S. Baeyens 25.Instructietoelating voor Alex Boon 26.1nstructietoelating voor Alfred Caers 27.Brevet van beroepsbekwaamheid voor Alfred Caers 28.Brevetten van beroepsbekwaamheid voor Stella Ciardellio 29.Brevet van beroepsbekwaamheid voor Dirk Duynslaeger 30.1nstructietoelating voor Dirk Duynslaeger 31 .Instructietoelating voor Dirk Hooybergs 32.Brevet van beroepsbekwaamheid voor Dirk Hooybergs 33.Levering van wagen met dubbele bediening voor Dirk Hooybergs
34.1nstructietoelating voor Patrick Knierim 35.Brevet van beroepsbekwaamheid voor Patrick Knierim 36.Brevet van beroepsbekwaamheid voor Marielle Vandezande 37.Levering van wagen met dubbele bediening voor M. Vandezande 38.Rijbewijs van Marielle Vandezande 39.Rijbewijs van Jan Van Linden 40. Instructietoelating van Jan Van Linden 41.Getuigschrift opleiding van Jan Van Linden 42.Getuigschrift snelheidsmanagement van Jan Van Linden 43.Aankoop leswagen voor Jan Van Linden 44.Levering van wagen met dubbele bediening aan Jan Van Linden 45.Brevet van beroepsbekwaamheid voor Dirk Van Puymbroeck 46.1nstructietoelating voor Dirk Van Puymbroeck