Literatuurbulletin
219
Literatuurbulletin Inhoud Ontvangen / 219 Recensies / 220 Jelto Drenth Stern, J. (2011). Denial – A memoir of terror. / 220 Jacqueline de Groot Jacobs, G. & Ramakers, M. (2011). Seks uit de praktijk. / 221 Willem-Jan Cuypers Dean, T. (2009). Unlimited intimacy – Reflections on the subculture of barebacking. / 221 Hester Pastoor Bakker, B. (2012). Over seks gesproken. / 222 Stans de Haas McCrory, E. (2011). A treatment manual for adolescents displaying harmful sexual behavior – Change for good. / 223 Peter Leusink Swinnen, A. (Red.) (2011). Seksualiteit van ouderen. Een multidisciplinaire benadering. / 224 Jacqueline de Groot Sitskoorn, M. (2010). Passies van het brein. / 225 Ine Vanwesenbeeck Visvanathan, N. et al. (Eds.) (2011). The Women, Gender & Development Reader – 2nd edition. / 227 Seksuologische Tijdschriften / (zie: www.tijdschriftvoorseksuologie.nl) Ontvangen Wouters, C. (2012). De jeugd van tegenwoordig. Amsterdam: Athaneum-Polak & Van Gennep, 328 pag., E 19,95. Lieshout, T. van (2012). Mijn meneer. Amsterdam: uitgeverij Querido, 240 pag., E 18,95. Levels, M. (2011). Abortion laws in Europe between 1960 and 2010 [Academisch proefschrift]. Nijmegen: Radboud Universiteit, 304 pag., E 25,=.
220
www.tijdschriftvoorseksuologie.nl
Recensies Stern, J. (2011). Denial - A memoir of terror. New York: HarperCollins, 300 pag. € 14,99. Dit boek kwam in januari onder mijn aandacht door een uitzending van “Gesprek op 2”. Sterns verhaal laat zich goed samenvatten. Zij is in haar puberteit verkracht, samen met haar zusje, en in de periode direct daarna is er van alles misgegaan qua aandacht en verwerking. Zo hebben de ondervragende politiemannen een ongefundeerde overtuiging dat de zusjes die man vast wel gekend hadden. Jessica wordt groot en kiest voor een carrière als terrorismedeskundige: ze interviewt in een aantal moslimlanden uiterst gewelddadige mannen, zonder dat ze daarbij last heeft van angst. Het boek impliceert de verwerking van de ontdekking dat die angstvrijheid op ontkenning berust, en dat zij op allerlei terreinen haar gevoelens niet goed herkent. Aanleiding is een telefoontje van een politieman die haar, 30 jaar na dato, ermee confronteert dat hij bij het bestuderen van onopgeloste verkrachtingszaken tot de conclusie gekomen is dat de verkrachting van de zusjes Stern één in een serie is, en dat er destijds inderdaad schokkend onverschillig mee omgegaan is. Jessica grijpt de gelegenheid aan om haar verleden onder ogen te zien, en zij wil alles weten over haar verkrachter. Die leeft niet meer, hij heeft zichzelf op z’n 59ste verhangen. Hij heeft overigens wel 18 jaar achter de tralies gezet, maar voor slechts 3 verkrachtingen, terwijl de huidige informatie wijst op 44, alle met een hoogst curieuze, haast rituele manier van doen. Het lukt om een hele serie mensen te interviewen die de man gekend hebben, en het schokkende daarbij is dat vooral de vrouwen heel uitgesproken zijn in hun ongeloof over zijn seksuele agressiviteit. “Hij was een stuk, hij kon alle meisjes krijgen”. Anderzijds is de kennismaking met die oude kring een confrontatie met een behoorlijk chaotische, door agressie en vrouwenhaat gekenschetste wereld, en ze hoort behoorlijk wat incest- en partnermoord-verhalen. Uiteindelijk vindt Jessica ook een medeslachtoffer, waarmee het beeld weer duidelijker bevestigd wordt. Ze verdiept zich in ’s mans achtergronden en komt tot een sterk vermoeden dat hij als kind seksueel misbruikt is door één of meer priesters. Er is schokkend veel informatie over de onverschilligheid waarmee in de regio waar dader en slachtoffers opgroeiden omgegaan werd met pedofiele delicten: het lijkt erop dat die regio een soort afvalput was voor priesters die elders betrapt waren.
Een andere thema vormt haar eigen gezin, waarbij zij met haar vader een stevige confrontatie aangaat, die ze buitengewoon openhartig weergeeft (inclusief allerlei twijfels aan haar eigen motieven). De ontkenning die Jessica inmiddels van zichzelf redelijk kan plaatsen herkent ze bij haar vader, die nog een aantal jaren de Nazi-dreiging meegemaakt heeft. (Een schokkend voorbeeld: als jongetje had hij met een Arisch buurmeisje vieze spelletjes gespeeld, en daarop werd gereageerd met de dreiging dat bij herhaling z’n hele gezin naar een concentratiekamp gestuurd zou worden.) Ook aan moeders kant zijn nare gezinsgeheimen. Opa was huisarts en behandelde ook zijn eigen gezin. Omdat moeder nogal vaak infecties had bestraalde opa moeders thymus (witte-bloedcellen-producerendorgaan dat zich achter het borstbeen bevindt en onderdeel is van het afweersysteem) en het lijkt wel zeker dat moeders vroege dood door lymfklierkanker daaraan geweten kan worden. Ook tegenover Jessica, zijn lieve lings kleindochter, had opa wonderlijke, grensoverschrijdende gewoontes. In maart, tijdens het symposium ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Leuvense Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen, kwam één van de verrassendste praatjes van Peter Rober, en dat ging over gezinsgeheimen. Sterns boek is een nieuwe aansporing om aandacht te besteden aan dat-wat-niet-gezegd-mag-worden. De schrijfster heeft er een tijd over gedaan om van zichzelf onder ogen te zien dat zij wel degelijk een soort PTSD had, en ze vindt het positief dat ze nooit meer de dingen zal durven die ze eerder wel gedurfd heeft. Haar zoektocht naar de traumatisering van haar verkrachter spiegelt ze aan de onverschilligheid in moslimlanden over het seksueel misbruik van jongetjes; iets waar te onzent Arnon Grunberg al een aantal keren aandacht voor gevraagd heeft. Stern veronderstelt dat de schaamte daarover mannen later geschikt maakt voor martelaarschap. Al met al heb ik zelden zo’n diepgravend boek over traumatisering gelezen, en ik kan het iedere seksuoloog van harte aanbevelen. Sterns fraaiste bon mot: schaamte is een seksueel overdraagbare aandoening. Jelto Drenth, arts
Literatuurbulletin
Jacobs, G. & Ramakers, M. (2011). Seks uit de praktijk. Voorschoten: CenSeRe, 72 pag., € 10,=. Ter gelegenheid van het zevenjarig bestaan van CenSeRe (Centrum voor Seksuele en Relationele gezondheid) hebben Gidia Jacobs en Marjo Ramakers een bundeltje geschreven met 7 korte verhalen uit de seksuologische praktijk. Verhalen waarin een helder beeld wordt geschetst van het werk van een seksuoloog. We mogen als lezer een kijkje nemen in de praktijkkamer, waar patiënten, vaak met het schaamrood op de kaken, binnen komen om hun probleem voor te leggen. Ze komen daar om over een van de kwetsbaarste delen van hun leven te praten. Het spreekt voor zich dat er veel vaardigheden nodig zijn om het vertrouwen van deze patiënten te winnen. Beide therapeuten lijken deze vaardigheden volledig te beheersen. Op de omslag van het boekje prijkt een foto van de Moai- beelden, op het Paaseiland. Deze beelden zijn voorstellingen van voorouders die om vruchtbaarheid smeken, hetgeen zeer noodzakelijk om op dit geïsoleerde eiland te kunnen overleven. Ieder hoofdstuk wordt geïllustreerd met een foto die past bij het onderwerp. Omdat de verzekeraar nog maar vijf tot tien sessies vergoedt, voelen hulpverleners zich vaak genoodzaakt tijdens het eerste consult de patiënt het hemd van het lijf te vragen. In de verhalen worden de patiënten vaak eerst met serieuze en humoristische vragen of opmerkingen op hun gemak gesteld. Vervolgens wordt er tijd en rust genomen om de relevante informatie los te krijgen. Een illustratie… Een 74-jarige man geeft zijn vrouw voor hun vijftigjarige bruiloft 10 gesprekken bij de seksuoloog cadeau. Tijdens de eerste drie gesprekken komt het probleem waarvoor ze kwamen echter niet aan de orde. Als lezer vraag je je af of de man zijn vrouw niet beter 15 gesprekken cadeau had kunnen doen. Uiteindelijk komt het hoge woord eruit en blijkt de man “niets meer te presteren” in bed. Na aanvankelijk geremd te zijn door protestantse normen en waarden, leren ze uiteindelijk te praten over seks. Met nieuwe ideeën, opdrachten en een recept voor erectiepillen in de hand, verlaten ze de praktijk. Het komt helemaal goed met die twee. Dit is slechts een voorbeeld van de korte, heldere, verhalen, die het boekje heel toegankelijk maken voor patiënten. Onderwerpen als vaginisme, verminderd verlangen, seksverslaving, seks bij ziekte en seks op de oude dag, komen hierbij allemaal aan de orde. Al met al een lezenswaardig boekje. Het is voor iedere seksuologische praktijk te overwegen een paar dozen met boekjes te bestellen voor patiënten die de
221
stap wagen om naar een seksuoloog te gaan en zich afvragen of ze de enige zijn met een seksueel probleem. Ze zullen na het lezen van dit boekje zeker gerustgesteld zijn. Jacqueline de Groot, psycholoog Dean, T. (2009). Unlimited intimacy – Reflections on the subculture of barebacking. Chicago/London: The University of Chicago Press, 256 pag., € 18,99. Via een congresbespreking werd ik geattendeerd op het bestaan van dit boek en geraakte – niet in de laatste plaats door enige controverse rondom de auteur – voornamelijk nieuwsgierig naar de gedachtevorming rondom het onderwerp ‘barebacking’. Voor de lezer die minder bekend is met de nomenclatuur in MSM-land: ‘barebacking’ is eigenlijk afkomstig uit de paardensport en verwijst naar het berijden van een paard zonder zadel. Het is echter vooral een veel gebezigde term onder mannen-die-seks-hebben-met-mannen (MSM) en verwijst daar naar anale seks zonder condoom, al dan niet met wisselende c.q. relatief onbekende partners. De term stamt uit het midden van de jaren 90, de decade nadat veilig vrijen werd ‘uitgevonden’ in het tijdperk van HIV/AIDS. Het is wellicht geen verrassing dat ‘barebacking’ een nogal moralistisch beladen onderwerp is. In discussies wordt vaak teruggegrepen naar de gezondheidsrisico’s die gepaard gaan met anale seks zonder condoom. Ook doen de meest wilde theorieën de ronde, waarbij ‘barebacking’ gelijk wordt gesteld aan ‘conversie-seks’ (bewust infecteren dan wel zich laten infecteren), verzet tegen de preventie-boodschap, op zoek zijn naar spanning, et cetera… zoals gezegd alle moralistisch geladen opvattingen. Zodra het fenomeen ergens wordt besproken, duikt de veilig-vrijen-gemeenschap er bovenop en tracht helder te maken dat de keuze voor veilige seks de juiste keuze is of bezigt termen als ‘harmreduction’ en ‘risicoreduction’. Dat een bewuste keuze voor ONveilige seks voor sommige mensen wellicht niet zo verwerpelijk is, is een weinig gehoord geluid en stuit vaak op ongeloof en onbegrip. Het is in ieder geval zeer opmerkelijk te noemen dat psychosociaal onderzoek naar dit fenomeen eigenlijk vrijwel geheel ontbreekt. De auteur van dit boek is een van oorsprong Britse filosoof en schrijver die in het bijzonder op het gebied van homostudies actief is en reeds enkele boeken publiceerde. Hij is momenteel hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de universiteit van New York en direc-
222
www.tijdschriftvoorseksuologie.nl
teur van het ‘Humanities Institute’ aan de universiteit van Buffalo. Hij stelt dat de opkomst van hetgeen wij als de subcultuur van barebacking kennen, vooral ook een nieuw hoofdstuk is in de geschiedenis van seksualiteit. Hij is goed bekend met de materie… niet in de laatste plaats omdat hij zelf openlijk barebacker is, zoals in zijn boek meermaals aan de orde komt. Het boek getuigt van dapperheid, mede omdat Dean eigenlijk geen kritiek uit, noch propageert. Nee, hij probeert het fenomeen te plaatsen in de kleurenwaaier die ‘seksualiteit’ heet, zonder daarbij te (ver)oordelen. Het boek bestaat uit 4 delen (‘Breeding Culture’, ‘Representing Raw Sex’, ‘Viral Fetishism, Visual Fetishism’ en als laatste ‘Cruising as a way of life’). Het geheel wordt voorafgegaan door een inleiding en een hoofdstukje genaamd ‘Confessions of a Barebacker’, en afgesloten door een bibliografie en index. Dean haalt de stof tot zijn overpeinzingen uit 3 bronnen: online (web cruising via bareback websites), bareback-porn en real-life observaties. De observaties spelen zich vooral af in San Francisco… betekenisvol. Enkele bareback pornofilms worden besproken en alhoewel ik dacht toch wel behoorlijk up-to-date te zijn met betrekking tot nomenclatuur, waren termen als ‘Devil’s Dick’, ‘compromise shot’, ‘reverse money shot’ en ‘multiple displaced money shot’, mij toch nog niet bekend. Dean beschrijft haarfijn aan de hand van enkele pornofilms, hoe e.e.a. praktisch voorgesteld dient te worden. Dit alles wordt gevat in een vorm van ‘psychotherapeutisch proza’, maar wel van een soort welke weet te boeien. De auteur wil duidelijk provoceren en uitdagen, met als doel de debatvoering te stimuleren. Daarbij tracht hij barebacking te de-demoniseren door te stellen dat het fenomeen antropologisch benaderd dient te worden; als een andere cultuur welke met zorg en wederzijds respect tegemoet getreden zou kunnen worden. Een subcultuur met een eigen taal, rituelen, etiquette, iconen, et cetera. Hij heeft daarbij een aantal interessante, maar soms ook (ethisch-)curieuze gedachtes. Zo postuleert hij dat het ‘delen’ van HIV tijdens onbeschermde seks een vorm van verbondenheid kan geven. Ook schrijft hij dat mensen die barebacken in de basis wellicht veel meer openstaan voor contact met onbekenden. Iets om te cultiveren in een wereld waarin het steeds minder om ècht contact gaat, maar steeds meer om ‘netwerking’ draait? Bovendien staan deze mensen wellicht ook open voor de vreemde, of het vreemde in zichzelf? Daarenboven benadrukt Dean diverse malen dat het weinig effectief is te stellen dat bepaalde vormen van seksualiteit(sbeleving) superieur zijn, overigens zolang het maar met wederzijdse instemming is. Ook veegt hij de vloer aan met de gedachte dat bareback-porn ervoor zorgt dat er meer onveilig gevreeën wordt; deze films leggen een fenomeen en daaraan verbonden praktijken vast, welke al jaren gangbaar zijn. Het boek staat vol boeiende observaties en gedachtes en provoceert zoals gezegd voortdurend.
Persoonlijk stoorde het mij enigszins dat barebacking vaak weg wordt gezet als ‘het doelbewust willen delen van HIV’, als symbool van verbondenheid waarbij de risico’s van een dergelijke intimiteit blijkbaar dieper gaan dan de risico’s op ziekte. Ook de talloze zelfonthullingen voelen hier en daar misplaatst c.q. onnodig. Maar eigenlijk past het ook wel weer in de geest die het boek uitademt, te weten ‘provoceren’. Ik bemerkte dat een aantal nieuwe gezichtspunten, alternatieve benaderingen en gedachtevormingen, tijdens het lezen werden uitgelokt… dat verliep verrassend automatisch en natuurlijk. Condoomgebruik blijkt voor een (grote?) groep mensen enigszins anachronistisch… het past niet meer bij de snelle ontwikkeling van seks(ualiteit) en de daarmee gepaard gaande gevoelens en gebruiken. Al onze campagnes ten spijt, voelt vrijen zonder condoom voor veel mensen intiemer en vrijer dan vrijen met condoom. Deze intimiteit ‘opent’ je naar de ander toe, aldus de auteur, en daarin ligt wellicht de waarde ervan. Voor professionals werkzaam in de seksuele gezondheidszorg is dit boek een grote aanrader. Maar eigenlijk voor iedereen die geprikkeld en geprovoceerd wil worden met betrekking tot intimiteit, is dit boek het lezen waard. Al is het alleen maar omdat het een zeldzame insider’s blik is, in een voor velen ‘vreemde cultuur’. Willem-Jan Cuypers, arts Bakker, B. (2012). Over seks gesproken. Amsterdam: Uitgeverij Podium, 187 pag., € 17,50. Bram Bakker is niet alleen psychiater maar ook schrijver. Dit uit zich in verschillende columns en boeken. Zijn laatste boek gaat over het altijd spraakmakende onderwerp seks. Geïnspireerd door de ‘seksualisering’ van onze maatschappij, de aandacht voor het brein en het oplopen van het aantal seksverslaafden in zijn praktijk begon hij aan dit boek als ‘een persoonlijke zoektocht’. In zijn inleiding benadrukt hij dat dit boek geen wetenschappelijk verslag is, maar een zoektocht en vaak zijn persoonlijke mening. Het is goed dat hij dat in de inleiding zet, zodat men niet op het verkeerde been gezet wordt. Of dit voor iedereen altijd voldoende duidelijk is in de rest van het boek, is de vraag. Er worden interessante onderwerpen aangekaart: de eerste keer, seksuele geaardheid, de zin van wetenschappelijk onderzoek, macht van de media, porno, seksverslaving, parafilieën, de invloed van geneesmiddelen en monogamie. In zestien hoofdstukken komen
Literatuurbulletin
ze voorbij. Elk hoofdstuk is een mix van persoonlijke mening, wetenschap en ervaring. Wat ik goed vind, is dat regelmatig benadrukt wordt dat seks niet in een potje of pilletje zit. De oplossing voor seksuele problemen zou dan ook niet in die hoek gezocht moeten worden. Context en communicatie worden door Bakker erg belangrijk gevonden voor een gezonde seksuele relatie. En daar zijn wij seksuologen het helemaal mee eens. Het model van David Schnarch is vaak leidraad in het boek. Daar is niets mis mee, maar de nadruk blijft wel erg op de relatie liggen daardoor. Dat is vanzelfsprekend niet het enige dat telt bij seksuele problemen. Verder is belangrijk en goed dat benadrukt wordt dat medicatie negatieve bijwerkingen op seksueel gebied kan hebben en dat dit vooral door artsen meer besproken moet worden met degene aan wie ze het medicijn voorschrijven. Er is helaas veel wat ik minder goed vind. Zo komen wetenschap en seksuologen er in dit boek niet goed vanaf. Er wordt gesuggereerd dat wetenschap weinig zinvols oplevert en dat wetenschappers veelal valse motieven (banden met de farmacie) hebben om onderzoek uit te voeren. Door ons gerespecteerd(e) onderzoek en onderzoekers worden in een niet al te fraai daglicht gesteld. Daarnaast zouden seksuologen in het algemeen zich teveel met een ‘trucje’ bezig zijn en moet er vooral relatietherapie aan te pas komen bij seksuele problemen. Het hoofdstuk over seksuele geaardheid ontaardt in voor mij niet logische stappen van homo, naar trans, naar hormonen en tot slot psychiatrische medicatie. Ook over het hoofdstuk over parafilieën zijn nogal wat kanttekeningen te maken. En zo zijn er nog wel meer redenaties die ik niet goed kan volgen, die niet stoelen op de wetenschap of die puur een eigen mening zijn. Al met al vind ik het een onevenwichtig boek. Daarnaast is het duidelijk bedoeld voor het grote publiek, maar door de schrijfstijl juist niet altijd even toegankelijk. Soms wordt dan weer opeens iets uitgelegd op een wat badinerende toon. De hoofdstukken volgen niet altijd een duidelijke rode draad en conclusies zijn niet altijd even logisch getrokken. Wetenschap wordt aangekaart, maar slechts gedeeltelijk. De gebruikte literatuur is selectief gekozen, maar voor de leek is dit niet duidelijk. Zo wordt een persoonlijke mening met een wetenschappelijk sausje overgoten… en dat zal voor ‘het grote publiek’ niet helder zijn. In mijn ogen is het boek vooral geschikt om je eigen gedachten weer eens te prikkelen en met elkaar in discussie te gaan. En dat kan zowel voor de leek als de professional interessant zijn. Maar wat mij betreft: een te persoonlijk verslag om iets mee te kunnen. Hester Pastoor, psycholoog
223
McCrory, E. (2011). A treatment manual for adolescents displaying harmful sexual behaviour - Change for good. London and Philadelphia: Jessica Kingsley Publishers, 160 pag., € 65,99. Deze handleiding is geschreven voor professionals die al mannelijke adolescenten behandelen, maar nog weinig ervaring hebben met jongeren die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben uitgeoefend. De handleiding moet niet beschouwd worden als een protocol, maar moet naar inzicht van de behandelaar flexibel ingezet worden, afhankelijk van de behoeftes van de betreffende adolescent. De interventie wordt individueel uitgevoerd in 30 sessies door één of twee professionals, die werken in een multidisciplinair team. Er wordt benadrukt dat supervisie en multidisciplinair overleg onmisbaar zijn. De interventie is gebaseerd op de volgende modellen: cognitieve gedragstherapie, hechtingstheorie, psychodynamische psychotherapie, mentalisatie en systeem theorie. Daarnaast sluit de interventie aan bij het Good Lives model, omdat de deelnemers gestimuleerd worden om hun doelen op een sociaal geaccepteerde manier te bereiken. De handleiding is overzichtelijk ingedeeld. Eerst wordt een overzicht gegeven van de behandeling (hoofdstuk 1) en daarna volgt een kort literatuuroverzicht (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 geeft de auteur aan hoe de behandeling voorbereid moet worden. Vervolgens is de uitvoering van de behandeling beschreven (hoofdstuk 4) en wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5 in verschillende modules: 1. Betrokkenheid – de jongen voorbereiden op verandering 2. Relaties – het ontwikkelen van adequate relationele vaardigheden 3. Zelf-regulaties – ‘In the driving seat’ 4. Toekomstplan – afsluiting en terugvalpreventie In de bijlagen is een aantal voorbeeldsessies en huiswerkopdrachten beschreven. De interventie is bedoeld voor jongens die seksueel grensoverschrijdend gedrag (sexual harmful behaviour) hebben uitgeoefend en die geen leerproblemen hebben. Het doel van de interventie is tweeledig: 1. De kans vergroten dat een adolescent sociaal geaccepteerd (seksueel) gedrag laat zien en dat hij geen seksueel grensoverschrijdend gedrag meer uitoefent; 2. Het bevorderen van het psychosociaal functioneren, optimisme over de toekomst en welbevinden van de adolescent. Als deze doelen worden bereikt, levert de behande-
224
www.tijdschriftvoorseksuologie.nl
ling een belangrijke bijdrage aan de maatschappij. Het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag is van groot belang. Dit gedrag kan diep ingrijpen in iemands leven en relaties, zeker als het langer voort duurt of als het slachtoffer niet over haar of zijn ervaring kan praten en weinig steun krijgt. Ook voor daders kan het een grote impact en vergaande gevolgen hebben. Veroordeelde daders krijgen negatieve reacties uit de omgeving en ze krijgen vaak te maken met stigmatisering. Naast adequate opvang voor slachtoffers moet worden gestreefd naar het voorkomen van nieuwe slachtoffers in de toekomst. Dit kan door middel van primaire preventie, maar ook door het voorkomen van herhaling van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Voorwaarde is dan wel dat zo’n interventie effectief is. Wat dat betreft begint het voorwoord van deze handleiding veelbelovend: ‘Over the last decade we have seen real progress in understanding what constitutes an effective assessment of a young person with harmful sexual behaviour. We still need to understand what is most effective in post-assessment interventions and this manual will assist in answering this question’. Helaas moet de auteur op pagina 36 toch concluderen dat het nog niet duidelijk is welke benadering het meest effectief is. Naarmate ik verder lees in de handleiding wordt mij duidelijk dat het effect van de betreffende interventie niet is onderzocht. Tenminste, in de handleiding wordt geen melding gemaakt van een effectonderzoek. En door het flexibele karakter van de behandeling is het effect ook lastig te onderzoeken. De auteur van de handleiding doet helaas geen suggesties om dit probleem op te lossen. Dit is een gemiste kans en ik hoop dat effectonderzoek in de toekomst wel zal worden gedaan. Ondanks het feit dat het nog niet bekend is of deze interventie effectief is, lijkt de handleiding mij toch bruikbaar voor professionals die jongens behandelen die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben laten zien. De handleiding geeft gedetailleerde instructies over het bevorderen van de motivatie van desbetreffende jongens. Jongens die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben laten zien, volgen doorgaans niet vrijwillig een behandeling. De meeste jongens vinden zelf niet dat ze behandeling nodig hebben. Vaak ontkennen ze dat ze over de grens zijn gegaan of ze bagatelliseren hun gedrag. Voordat aan gedragsverandering gewerkt kan worden, moet de jongen eerst gemotiveerd zijn om zijn gedrag te veranderen. In de handleiding wordt hier ruime aandacht aan besteed. De oefeningen en werkvormen zijn duidelijk beschreven. Een minpunt bij deze oefeningen is dat er veel reflectie-oefeningen zijn beschreven en dat er relatief weinig daadwerkelijk wordt geoefend met gedrag. De behandeling sluit af met terugval preventie. In deze fase wordt de jongen voorbereid om alles wat hij heeft geleerd zonder hulp van de therapeut toe te passen. Om de kans van slagen te vergroten, wordt het sociale netwerk van de jongen hierbij betrokken. Al met al bevat de handleiding waardevolle ingredi-
ënten voor de behandeling van jongens die seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben laten zien. Ik hoop dat door deze handleiding minder vrouwen en meisjes, en jongens en mannen met seksueel grensoverschrijdend gedrag geconfronteerd worden. Als dit in de toekomst aangetoond kan worden met onderzoek zou dat heel mooi zijn. Stans de Haas, psycholoog Swinnen, A. (Red.) (2011). Seksualiteit van ouderen. Een multidisciplinaire benadering. Amsterdam: Amsterdam University Press, 348 pag., € 29,50 (paperback) / € 22,25 (digitaal boek). Eind 2009 werd in Hasselt (België) een themadag georganiseerd, ‘Intimiteit en seksualiteit van ouderen: een multidisciplinaire benadering’. Naar aanleiding van deze dag werd het boek geschreven waarbij in de titel van het boek het woord ‘intimiteit’ is gesneuveld. In de inleiding beschrijft de redacteur de reden: de ouderen die om advies werd gevraagd bij de totstandkoming van het boek hadden minder moeite met de directe benadering dan de jongere beleidsverantwoordelijken die zorg droegen voor de financiering van de themadag. Pats boem, direct wakker: ’zie je wel, je wordt oud gemaakt.’ Deze sociaalconstructivistische visie loopt als een rode draad door het boek en is eigenlijk ook de aanleiding om het boek te schrijven. De redacteur noemt de diverse (zelfhulp) boeken die de laatste jaren zijn verschenen rondom ouderen en seksualiteit en benadrukt dat ze hebben geholpen het thema uit de taboesfeer te halen en voor een breed publiek toegankelijk te maken. Ze mist echter aandacht voor het feit dat seksualiteit van ouderen ook cultureel is bepaald, gepaard gaande met al dan niet impliciete attitudes daarover, mede gebaseerd op representaties van seksualiteit van ouderen in de diverse media. Een legitieme en interessante keuze. Maar waarom moet ik me dan eerst door 200 bladzijden heen lezen om pas dan aan te komen bij de hoofdstukken die deze keuze waarmaken? Of is het boek toch ook bedoeld om het thema voor een breder publiek toegankelijk te maken? De doelgroep echter wordt noch in de inleiding noch na lezing van het boek duidelijk. Het boek omvat vier delen: in deel 1 beschrijven vier hoofdstukken de hulpverlening en seksualiteit van ouderen, in deel 2 beschrijven drie hoofdstukken een medische benadering van de seksualiteit van ouderen, in deel 3 wordt een culturele benadering door drie hoofdstukken beschreven en in deel 4 beschrij-
Literatuurbulletin
ven vier hoofdstukken de beeldvorming van seksualiteit van ouderen. Deel 1 en 2 richten zich duidelijk op een breed publiek (‘mocht u zich afvragen of dat ook [bij u] het geval is, [..] aarzel dan niet contact op te nemen met uw huisarts of specialist‘). Deel 3 en 4 zijn naar mijn idee gericht op de intellectuele professional (een vertoog over het verschil tussen innigheid en intimiteit vraagt geduld, herlezen en nadenken). Is het erg dat deze delen verschillen? Ja en nee. Voor een gemiddelde lezer, minimaal HBO-niveau, die nog niet goed bekend is met het thema en tevens diepgang wil is dit een goed boek (op twee hoofdstukken na, zie later). Het is een soort compendium voor deze lezer, de hoofdstukken zijn afzonderlijk te lezen, weliswaar wisselend van helderheid in schrijfstijl, en de lezer raakt goed geïnformeerd en geprikkeld tot nadenken. Echter voor hen die al enige seksuologische kennis en ervaring hebben, en voor hen schrijf ik deze recensie, zijn de eerste twee delen niet bedoeld. Het is bekende stof en met name de twee hoofdstukken over seksualiteit bij de postmenopausale vrouw en de ouder worden man zijn niet up-to-date (en geven ook de beginnende leek verkeerde informatie). De auteurs over de postmenopausale vrouw laten seks beginnen met ’drift‘, internationale richtlijnen over testosterontherapie worden niet genoemd, in het rijtje behandelmogelijkheden worden yohimbine en de erectiepil als hoop aan de horizon verkondigd en seksuele stimuli als therapeuticum is hen kennelijk onbekend. Het hoofdstuk over de oudere man is zelfs ergerlijk. Het is instincten en driften wat de klok slaat (‘libido is genetisch bepaald, sommige families zijn zeer seksueel gedreven‘ en ’lenteochtenden zijn één groot feest voor mannen, dan is het testosterongehalte het hoogst‘). De oproep van de auteur tot uitvoerig lichamelijk onderzoek bij élke erectiestoornis, want dat ’kan levensreddend zijn‘, mist elke grond. Zijn meest recente literatuurreferentie over erectiele disfunctie komt uit 1998…. . Ik miste een beschouwend hoofdstukje dat deel 1 en 2 afsloot met het plaatsen van fysiologische, psychologische een relationele aspecten in onderling perspectief. Mogelijk had hoofdstuk 1 van Van Lankveld dit doel kunnen dienen, in een andere volgorde dus. De delen 3 en 4 kunnen waarschijnlijk meer toevoegen voor de seksuologische professional. Vanuit een filosofisch perspectief beschrijft Van Sevenant het seksuele proces bij het ouder worden dat ze het spitsvondige en puntige motto ‘van wat naar wie’ meegeeft. Naarmate de ouder wordende persoon meer jaren achter zich dan voor zich heeft, is deze wellicht meer ’effectief aangewezen op de ander‘. Dit doet een appèl op het kunnen afscheid nemen. Het afscheid nemen van het vrijen kan daar onderdeel van uitmaken. Voor sommigen is afscheid nemen (nog) geen thema. Nieuwe seksuele partners kunnen vitaliseren, zo beschrijft Wolters aan de hand van tien interviews met senioren. Een wat chaotisch geschreven hoofdstuk waarin zij expliciet het discours of decline (ouder worden als een vervalproces
225
met negatieve connotatie) benoemt waardoor de nieuwe oude geliefden geconfronteerd kunnen worden met hun buitenwereld. Een opvallende bevinding (niet representatief!) in de interviews was dat geen van de verliefde vrouwen zich ongemakkelijk voelde met haar eigen verouderde lichaam. Dit lijkt in tegenspraak met de beschrijvingen in de twee hoofdstukken over stereotype beeldvorming van seksualiteit van ouderen in de media (áls ze al in de media komen!). Juist in de media wordt het genoemde discours zichtbaar en wordt de sociaal-constructivistische visie bewezen dat je oud wordt gemaakt, terwijl het de suggestie wekt dat ouderen nu eenmaal zo zijn. Verwarring scheppen de gedachtevormingen wel. Want oud zijn is nu eenmaal wel anders dan jong zijn. Dit ontkennen zou het gevaar kunnen geven van een nieuwe norm van maakbaarheid en oneindigheid van het leven. De redacteur zelf helpt ons aan het eind van het boek op weg. Swinnen schrijft aan de hand van een analyse van een stripverhaal een prachtig hoofdstuk over de tweede jeugd van een ouder wordende man die na een crisis zich seksueel opnieuw uitvindt (met de tekeningen van een seksscene met het kunstgebit in een glas water ernaast). Oud zijn is dus wel degelijk wat anders dan jong zijn, maar herijking van zingeving, van identiteit en van seksualiteit is noodzakelijk om niet te vervallen in een vorm van zelfstigmatisering waarbij oud zijn gelijk staat aan gebrek aan vitaliteit. Peter Leusink, huisarts Sitskoorn, M. (2010). Passies van het brein. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 224 pag., € 12,50. Boeken over het brein vliegen als warme broodjes over de toonbank. Via het internet kun je vrijwel eindeloze lijsten met titels van breinboeken vinden. Naast de bestseller: ‘Wij zijn ons brein’ van hersendeskundige Swaab, zijn ook boeken zoals ‘Pimp uw brein’, ‘Help ik word slimmer’ en ‘Gebruik je hersens’ een hype geworden. Margriet Sitskoorn (1966, hoogleraar klinische neuropsychologie aan de universiteit van Tilburg) legt zich na het schrijven van haar boeken “Het maakbare brein” en “Lang leven de hersenen”, opnieuw toe op het schrijven van een populairwetenschappelijk breinboek. In ‘Passies van het brein’, beschrijft ze de relatie tussen onze hersenen en de zeven zonden: hebzucht, trots, woede, luiheid, afgunst, vraatzucht en lust. In de 6e eeuw werden deze zonden door paus Gregorius I als ‘hoofdzonden’ aangewezen.
226
www.tijdschriftvoorseksuologie.nl
Deze zonden zouden aan de basis liggen van alle andere zonden. Hoewel de zeven zonden geen doodzonden zijn maar daar wel eens mee verward worden, hebben we allemaal wel eens te maken met een onbedwingbare behoefte tot zondigen. Hoe is het mogelijk dat we in staat zijn tot het drinken van teveel alcohol? Waarom zijn er mensen die overmatig bezig met zijn met seks, terwijl ze de negatieve gevolgen hiervan kennen? Volgens Sitskoorn heeft dit alles te maken met onze lichamelijke en sociale behoeften, die verbonden zijn met de pijn- en genotsnetwerken in onze hersenen. Door de toenemende kennis over de hersenen zijn er inzichten ontstaan over hoe we zelf invloed op onze gedragingen zouden kunnen uitoefenen. Hoewel ‘Passies van het brein’ geen zelfhulpboek is, worden er veel suggesties geboden om de controle over onze zonden te hervinden. Een belangrijke factor hierin is wijsheid. Wij zijn als Homo Sapiens bevoorrechte wezens die wijsheden hebben ontwikkeld om ons slechte gedrag het hoofd te kunnen bieden. In het evolutionair oudere deel van de hersen wordt het genot aangewakkerd en wordt het beloningssysteem geprikkeld door het begaan van deze zonden. Het nieuwere deel van onze hersenen, ofwel het prefrontale deel, heeft een controlerende functie en reguleert de oude gebieden in de hersenen. Er vindt een voortdurend gevecht plaats tussen deze oude en nieuwe delen van de hersenen. Hoe groter het genot, hoe harder het prefrontale deel van de hersenen moet werken om de controle over het genot te herwinnen. Dit proces is goed te verklaren vanuit de evolutietheorie van Darwin, die beschreef dat toegeven aan de drang naar seks de kans op voortplanting en de overleving van de soort groter maakt. Door de ontwikkeling van de hersenen zullen de meeste mensen tegenwoordig hun neiging om aan de zonde toe te geven op tijd weten af te remmen met behulp van de hogere cognitieve, rationele processen. Zo kunnen bijvoorbeeld na hersenbeschadiging mensen hun lusten, woede of andere zonden soms niet meer bedwingen. Om het gevecht tussen zonde en controle te verduidelijken begint ieder hoofdstuk met de beschrijving van een Oliver Sacks-achtige casus, waarin de hoofdfiguur disfunctioneert doordat hij schade oploopt aan één van de hersendelen. Allen ontwikkelen extreme gedragingen en gaan uiteindelijk ten onder. De eerste zonde ‘hebzucht’ wordt beschreven aan de hand van het verhaal van Phineas Gage, die in 1848 tijdens een explosie een ijzeren staaf van 1 meter lang en 6 kilo zwaar door zijn hersenen geschoten krijgt. De staaf is ongeveer ter hoogte van het punt waar twee hersenhelften samenkomen dwars door de frontale hersenschors, het voorste deel van de hersenen gegaan. Van een sociaal aimabel en gewaardeerd mens verandert hij in iemand die er dierlijke passies op nahoudt en met zijn vulgair taalgebruik niet meer met goed fatsoen in gezelschap van anderen kan verkeren. Inmiddels is er meer duidelijkheid over de werking van hersendelen die betrokken zijn bij bepaalde emoties en gedrag. Het
zijn niet alleen mensen met een hersenbeschadiging die problemen in hun gedragingen kunnen ondervinden. Sitskoorn concludeert dat de ventromediale prefrontale hersenschors niet bij iedereen optimaal functioneert. De functie van dit deel van de hersenen zou kunnen variëren als gevolg van verschillen in de dichtheid en vorm van het brein. Hierbij spelen omgevingsfactoren als opvoeding en genetische invloeden mogelijk een rol. Wanneer we geconfronteerd worden met stimuli die het beloningssysteem prikkelen - zoals seks, eten, roken en drinken - kan het effect op het dopamine systeem zo groot zijn, dat er als het ware strijd gevoerd moet worden om niet aan de aantrekkingskracht van het genot toe te geven. Dit zou dan ook de reden kunnen zijn dat we het zondigen niet kunnen laten. Er is echter ook een deugdzame kant aan onze zonden. Door prosociaal gedrag uit te oefenen zullen de beloningsnetwerken en de sociale verbindingsnetwerken weer controle krijgen over onze zonden, hetgeen leidt tot een beter zelfgevoel. Het aanleren van vaardigheden zoals vergeven en het opwekken van empathie zullen positieve veranderingen bewerkstelligen in cognitie, emotie, motivatie en gedrag. Aan de hand van tal van onderzoeken wordt de uitwerking van ons prosociale gedrag en de invloed daarvan op ons genot- en pijnnetwerk beschreven. Sitskoorn schrijft vlot, makkelijk, toegankelijk en met humor. Vooral de dilemma’s die beschreven worden als afsluiting van ieder hoofdstuk zijn grappig. Wat het boek aantrekkelijk maakt is dat recente wetenschappelijke bevindingen op een heel toegankelijke manier vertaald worden. Hier en daar worden de uitkomsten van onderzoek wat uitvergroot en geëxtrapoleerd. De conclusies die zij trekt op het gebied van de praktische implicaties zijn dan ook inspirerend en amusant, maar niet noodzakelijk waar. Eén van de onderzoeken die de lezer bij zal blijven is het inspuiten van botulinetoxine (Botox®) om negatieve gezichtsuitdrukkingen tegen te gaan. Het bijzondere van dit experiment is dat het mes aan twee kanten snijdt. Kenmerkend voor een behandeling met Botox® is een rimpelvrij en relatief jeugdig uiterlijk. Afname van het vermogen boze gelaatsuitdrukkingen te produceren zou, volgens de zogenaamde facial feedback theory, kunnen resulteren in een daadwerkelijke vermindering van gevoelens van boosheid. Alam geeft in zijn onderzoek de stand van zaken over de facial feedback theory aardig weer, maar het blijft bij een hypothese. Het onderzoek dat wordt aangevoerd als bevestiging betreft een uiterst matige studie, waarin twee geheel verschillende groepen patiënten worden vergeleken, die diverse vormen van cosmetische ingrepen hebben ondergaan. De studie toont allerminst aan dat de behandeling met botulinetoxine een verandering teweeg bracht op het gebied van stemming. Echter, ondanks de extrapolatie van onderzoeksresultaten surft Sitskoorn vaardig mee op de huidige populariteit van de neuropsychologische wetenschappen
Literatuurbulletin
en is het een aardig boek om te lezen. Aan de lezer de taak om het boek op punten te onderwerpen aan een kritische noot. Jacqueline de Groot, psycholoog Visvanathan, N. et al. (Eds.) (2011). The Women, Gender & Development Reader - 2nd edition. London/ New York: Zed Books, 464 pag., € 30,99. Mijn reactie bij eerste fysieke kennismaking met deze pil was er een van teleurstelling. Om te beginnen bleek het niet om een verzameling degelijke artikelen te gaan, maar om tientallen (44 om precies te zijn) soms opvallend korte beschouwinkjes, deels slechts excerpten van oorspronkelijk werk. Mij leek dat dit niet veel goeds kon betekenen. Bovendien vond ik bij eerste inspectie van de inhoudsopgave dat het verbazingwekkend weinig over seks ging. Beslist een deceptie voor iemand die er van overtuigd is dat seksualiteit aan de basis ligt van de maatschappelijke achterstelling van vrouwen, en dat die op haar beurt weer (op complexe wijze) samenhangt met armoede, een gebrek aan sociaal-economische ontwikkeling en andere negatieve kenmerken van samenlevingen. Tot overmaat van ramp ontdekte ik dat de inleiding een historisch overzicht van belangrijke momenten in internationale ontwikkeling gaf, maar met geen woord repte over de International Conference on Population en Development in Cairo in 1994! Wel Beijing 1995 (uiteraard beslist ook cruciaal in verband met gender equality), wel de Millennium Development Goals, maar geen ICPD. Ook in het introducerende hoofdstuk over theoretische perspectieven op Women in Development (WID) en Gender and Development (GAD), geen woord over seksualiteit of ICPD. Terwijl die conferentie te boek staat als een keerpunt ten goede in het denken over seksuele en reproductieve rechten van vrouwen. Sindsdien is de Cairo-agenda de (nog steeds niet ingeloste) belofte en leidraad geworden voor de wereldwijde SRHR beweging (voor de buitenstaander: Sexual and Reproductive Health and Rights). Het leek er in dit boek op dat auteurs noch editors het belang van seksualiteit en reproductie voor de positie van vrouwen én voor sociaaleconomische ontwikkeling zagen. Maar goed, je hebt toegezegd het boek te bespreken dus toch even doorzetten maar. En gaandeweg kom je dan gelukkig ook wel kleine pareltjes tegen. Het boek is opgebouwd in vijf delen. Het eerste deel biedt een historische en theoretische blik op het thema women, gender and development. Ik worstel me
227
door vaak droge, niet overmatig heldere stukken over de impact van economische crises op vrouwen wereldwijd, over ontwikkelingen in feministisch activisme in de development business (van WID naar GAD), over de kwalijke veronachtzaming (en daarmee verminderde status) van vrouwelijke landbouwtradities door toedoen van koloniale regimes, over gender als factor in gezondheid en over de beloftes van microkrediet. Het duurt tot het einde van dit deel dat Sonia Correa en Susie Jolly mogen zeggen dat het opvallend lang geduurd heeft voordat men in het denken over development ook aandacht aan seksualiteit ging besteden. De auteurs merken op dat er duizenden pagina’s (iets meer dan in dit boek..) zijn volgeschreven over ‘bevolking en ontwikkeling’ zonder dat het woord (hetero)seksualiteit viel, zelfs toen de status van vrouwen op zich al wel onderwerp werd. We hebben een verschuiving van essentialisme naar constructivisme en de opkomst van het mensenrechtenperspectief nodig gehad om erkenning te krijgen voor het feit dat seksualiteit niet een frivoliteit is maar een cruciaal sociaal ordeningsprincipe dat in belangrijke mate mede vormgeeft aan maatschappelijke opbouw en processen rond macht en ongelijkheid en in- en uitsluiting. Jammer genoeg is deze bijdrage zo superkort (3 pagina’s!) dat zonder verdere illustratie de frasen hol blijven. Lust gewekt maar niet vervuld… Het tweede deel heeft betrekking op Households, families and work. Eerst wordt gekeken naar het niet aflatende gegeven dat het leeuwendeel van het onbetaalde werk door vrouwen wordt gedaan. Onder andere wordt beschreven hoe de arbeidsdeling en de daaruit voortvloeiende machtsbalans in gezinnen versterkt zijn door industrialisatie en kapitalistische productiesystemen. Vervolgens komen ook thema’s aan de orde als geweld in gezinnen en de wereldwijde toename van female-headed households. Mijn favoriet in dit deel is een landmark piece door Gita Sen over de controle op vrouwelijke seksualiteit in India. Sen start haar analyse met het vaak gedebiteerde oordeel (van Indiase mannen) dat de geseksualiseerde Westerse vrouwen veel slechter af zijn dan de geëerbiedigde Indiase en er daarom in het Westen wél maar in India geen vrouwenbeweging nodig is. Maar hoewel er sprake is van een dualiteit, is in beide gevallen sprake van seksuele objectivering van vrouwen, redeneert Sen, in India dan weliswaar niet zozeer in de openbare, gecommercialiseerde vorm, in reclame et cetera, maar veel directer en persoonlijker, in de privésfeer. Daar wordt de seksualiteit van vrouwen te vuur en te zwaard gereguleerd ten behoeve van de ‘eigendom’ van kinderen, verzekering van patriarchale macht binnen het gezin, en van toegang tot andere gezinnen via het huwelijk. Overigens mogen vrouwen binnen het Indiase gezin beslist van seksualiteit genieten, maar het seksuele verkeer is niettemin aan subtiele (en regionaal variërende) gewoontes en regels gebonden. Onbesproken blijft of, bijvoorbeeld, dat seksuele verkeer met jongere broers van je
228
www.tijdschriftvoorseksuologie.nl
echtgenoot eerder schoondochterlijke wens of plicht is, waarschijnlijk soms het een soms het ander. Ook buitenshuis worden de bewegingsvrijheid, kleding en bezigheden van vrouwen strikt aan banden gelegd. Vrouwen worden continu bewust gemaakt van een status als seksueel object dat juist daarom niks kan en mag. Sen maakt haarfijn duidelijk hoe seksualiteit op die manier, in India op een veel directere manier dan in Westerse landen, aan de basis ligt van de beperkte sociale en professionele mogelijkheden en maatschappelijke subordinatie van vrouwen. In het derde deel over Women in the global economy bevalt mij vooral de analyse van Barbara Ehrenreich en Arlie Russell Hochschild (natuurlijk ook weer niet de minsten!) over de toenemende stroom vrouwelijke migranten, gepushed door armoede en pulled door ogenschijnlijke zorgtekorten in de rijkere landen op de traditioneel vrouwelijke domeinen huishouden, kinderen en seks. Het lijkt alsof in de rijkere landen de voorraden emotionele en seksuele zorg aan het opraken zijn en dus armere landen aangesproken worden voor verse stock! Westerse vrouwen (die voor zorgtaken geen tijd meer hebben), overheden (die maar niet van zins lijken zorg goed te regelen) en mannen (die blijven weigeren een fatsoenlijk deel voor hun rekening te nemen) spelen allemaal hun rol in deze uitwisseling. Criminele elementen doen ook een duit in het zakje in een (even zo goed verontrustende) minderheid van de gevallen. Interessant vond ik dat de auteurs signaleren dat het veelal niet de allerarmste vrouwen zijn die migreren, maar juist relatief ambitieuze, onafhankelijke vrouwen die een weloverwogen uitweg zoeken uit negatieve omstandigheden. De globale uitwisseling van zorgtaken tussen ambitieuze vrouwen uit Noord en Zuid is echter geen mooie manifestatie van feministisch zusterschap, daarvoor lopen de privileges en mogelijkheden te zeer uiteen. Een waterdichte kleine reflectie op een grote mondiale ontwikkeling. Onder de vierde noemer International women in global transformation komt de zorgproblematiek weer terug met de schrijnende vaststelling dat de aidsepidemie de behoefte aan thuiszorg nogmaals exponentieel heeft doen toenemen. Anesu Makina klaagt overheden aan die zich wel met treatment en preventie bezighouden maar te weinig oog hebben voor patiëntenzorg en support. Ik zou zelf ook een flinke dosis verantwoordelijkheid leggen bij de internationale hiv-programmering waarin met treatment nu eenmaal meer te verdienen valt dan met zorg. Voor de vrouwen op wiens bord deze zorg dan wél (onevenredig en onbetaald) terecht komt, vormt het eens te meer een rem op hun earning capacity en maatschappelijke groei. Kortom, de zoveelste bekrachtiging van ongelijke verhoudingen. Overheden moeten niet alleen de hiv-zorg beter regelen, maar het wordt ook hoog tijd voor een radicale defeminisation of caregiving! In dit vierde deel ook nog een andere bekende maar niettemin schrijnende ontwikkeling: die van het
wereldwijd (weer) opkomende religieus fundamentalisme. En of het nou over de christelijke evangelisten in de VS of over de islamisten in Iran gaat, ze hebben allemaal een radicale beperking van de seksuele en reproductieve rechten van vrouwen voor ogen. Deepa Shankaran meldt dat 76% van de vrouwenrechten activisten die door de Association for Women’s Rights in Development (AWID) ondervraagd werd van mening was dat fundamentalisme is toegenomen gedurende de afgelopen decennia, een enkeling zegt ‘sinds Cairo’. Verzet daartegen is er natuurlijk ook, en ook toenemend. In het laatste deel van het boek, Women organizing themselves for change, worden daar enkele voorbeelden van gegeven. Ik zou dit boek niet echt een aanrader willen noemen, daar voor is het teveel een lappendeken, een pastiche van rijp en groen door elkaar. Maar wie munitie zoekt ter verdediging van de internationale vrouwenzaak, kan hier wel inspiratie vinden. De lezer die nog geen feminist was zou het er van worden. Ik kreeg her en der associaties met Marilyn French’ The war against women, een boek dat schrijnend genoeg 20 jaar na dato nog weinig aan actualiteit heeft ingeboet. We weten inmiddels zo goed wat er allemaal fout is en gaat, maar veranderingsstrategieën lopen keer op keer vast in het zelfbevestigende perpetuum van patriarchale structuren en ideologieën. Ook in die strijd doorzetten dus maar, er zit niets anders op, en uitkijken naar de pareltjes! Ine Vanwesenbeeck, psycholoog