De Turfvaart zuidwestelijk van Breda werd vanaf 1763 opengehouden voor wateraanvoer voor ijzerpletterijen nabij Rijsbergen en Princenhage, die in 1856 weer werden gesloten. De meeste nederzettingen groeiden verder, ook door de opkomst van nieuwe bestaansbronnen. Toch leeft de turfwinning in West-Brabant voort. Nog steeds is het watersysteem in de regio voor een wezenlijk deel geënt op de turfvaarten. Veel dorpen danken hun bestaan aan de turfwinning van eeuwen geleden. Terecht verwijzen veel namen van plaatsen, gebieden, landgoederen, kanalen en straten (moer, veen, turfvaart) nog naar het turfverleden. Abdijen, zoals die van Tongerlo, en turfkooplieden schreven geschiedenis en lieten sporen na. Tot op de dag van vandaag.
2.2 Restanten van een boeiend verleden De overzichtskaart Veel turfrelicten zijn nog in enige mate zichtbaar in het landschap, maar het meeste is in de loop der tijd verdwenen. De nevenstaande overzichtskaart geeft veel van de zichtbare overblijfselen weer, voor zover bekend. De kaart beschrijft dus niet de situatie in een bepaalde periode, maar laat een opsomming zien vanaf de 13e eeuw. Er is gestreefd naar een zo volledig mogelijk beeld. De opsomming en indeling is voor een belangrijk deel ontleend aan publicaties van Karel Leenders, lokale heemkundekringen en andere (historische) bronnen.
Hoofdstuk 2
De toeristische betekenis van de turfwinning De meeste voormalige turfvaarten zijn veel smaller dan oorspronkelijk of zijn verdwenen. Ook de meeste jaagpaden zijn er niet meer. De turfhoofden zijn slechts met enige kennis en verbeeldingskracht herkenbaar in het landschap. Concessiegebieden zijn nu natuurgebied, landgoed of in gebruik voor landbouw. Deze gebieden kenmerken zich nog steeds door een lage bebouwingsdichtheid. Sommige overblijfselen van de turfwinning zijn opgenomen in wandel- en fietsroutes met ter plekke enige informatie over de geschiedenis. Van een daadwerkelijke toeristische exploitatie is echter geen sprake. Turf krijgt in West-Brabant richting ‘het publiek’ alleen zijdelings aandacht. Musea en informatiecentra rond dit thema ontbreken. De beste voorbeelden van een toeristisch-recreatieve invulling zijn: • Verschillende wandel- en fietsroutes, met name in en rond natuurgebieden en landgoederen als de Wouwse Plantage, Rucphense Bossen, Oude Buissche heide, De Moeren, Pannenhoef en Kalmthoutse Heide (België). • Enige stadswandelingen besteden aandacht aan de turfwinning, bijvoorbeeld Bergen op Zoom Terug in de Tijd. • Zijdelingse aandacht voor het onderwerp tijdens stadswandelingen in Bergen op Zoom, Roosendaal en Breda. • De Kiekenhoeve te Essen (België, juist over de grens). • De tijdelijke expositie Graven, Plaggen en Steken in De Vroente te Kalmthout (2005).
9
10
Hoofdstuk 2
3.
DE TOERISTISCHE UITGANGSPOSITIE
met name het weidse, waterrijke landschap in het noordelijk deel een geheel eigen karakter en hebben de steden een sterk Bourgondische inslag.
3.1 Dagrecreatie in West-Brabant
Steden en dorpen, dagrecreatie De bekendste, meest toeristische steden in het gebied zijn Breda en Bergen op Zoom. Beide beschikken over een grote, monumentale binnenstad met veel winkels, horeca, musea, theaters, bioscopen, etc. Roosendaal en Oosterhout moeten het vooral hebben van het winkelaanbod. Willemstad en Geertruidenberg zijn zeer monumentaal en sfeervol. Ook plaatsen als Etten-Leur, Klundert, Oudenbosch en Steenbergen hebben onmiskenbaar monumentale kwaliteiten, maar staan toeristisch nog nauwelijks op de kaart. Hoeven, Oosterhout en Zundert ontlenen hun (bescheiden) toeristische functie aan de nabijgelegen grote campings. Daarnaast zijn er nog vele andere, kleine en middelgrote plaatsen met elk hun eigen markante monumenten, musea, winkels, horecazaken, etc.
Korte verkenning van de regio West-Brabant3 staat toeristisch-recreatief nog niet duidelijk op de kaart. Alleen de steden Bergen op Zoom, Breda, Willemstad en Geertruidenberg hebben een duidelijke toeristische betekenis, ook vanwege hun cultuurhistorische waarde. De regio raakt wel steeds meer in trek bij watersporters. De overige kernen en het buitengebied zijn nauwelijks bekend bij toeristen van buiten de regio. Uitzondering zijn enige toeristische attracties, natuurgebieden en landgoederen. De toeristische overnachtingsmogelijkheden zijn, zeker in het noordelijk deel van de regio, beperkt. De campings hebben vooral vaste staanplaatsen voor mensen uit de regio en Rijnmond. Het landschap kent een duidelijke tweedeling. Noordelijk van de stedenrij is het weids maar weinig gevarieerd. In het zuidelijk deel vindt men het afwisselende, bosrijke landschap dat men elders in Brabant aantreft en van oudsher veel toeristen aantrekt. Grote dagattracties ontbreken in het buitengebied. Het gebied heeft mede hierdoor een weinig onderscheidend en voor velen zelfs ‘leeg’ toeristisch imago: de meeste Nederlanders kennen de regio simpelweg niet. Toch heeft 3
Er zijn ongeveer 45 musea in het gebied, variërend van grote trekkers als het Markiezenhof (Bergen op Zoom), het Breda’s Museum en het Nationaal Automobielmuseum (Geertruidenberg) tot beperkt geopende oudheidkamers. De meeste musea hebben een historisch onderwerp, belangwekkende kunstverzamelingen zijn er nauwelijks. Het thema turf wordt nergens nadrukkelijk belicht.
Onder West-Brabant wordt in dit onderzoek verstaan het werkgebied van het SES West-Brabant, exclusief de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Werkendam, Woudrichem en Aalburg.
Hoofdstuk 3
11
Turfwinning in West Brabant: restanten van een roemrijk verleden…………
12
Hoofdstuk 3
Het winkelaanbod is in de regio vooral geconcentreerd in de grootste steden. Breda heeft het ruimste en meest gevarieerde aanbod, met zelfs een Ikea en een Bijenkorf warenhuis. In Roosendaal opent in 2006 het derde Factory Outlet Center van Nederland haar deuren. Hier worden jaarlijks straks twee miljoen bezoekers verwacht. Het aanbod van horecazaken is meer gespreid over de regio, maar weer met de nadruk op Breda. Daarna komen de gemeenten Bergen op Zoom, Roosendaal, Oosterhout en Moerdijk. Het regionale horeca-aanbod bedraagt 29 zaken per 10.000 inwoners, iets hoger dan het Nederlands gemiddelde4. West-Brabant biedt aan de west- en noordzijde veel aanlegfaciliteiten voor watersporters. De bekendste watersportplaatsen zijn Bergen op Zoom, Willemstad, Lage Zwaluwe, Drimmelen en Geertruidenberg. De belangrijkste vaarroute door de regio loopt van Dintelsas naar Breda, via de Dintel en de Mark. Er zijn aftakkingen naar Roosendaal (via het Mark-Vlietkanaal), Oudenbosch, Terheijden en Oosterhout-Geertruidenberg (via het Markkanaal en Wilhelminakanaal/Donge).
Het buitengebied van de regio heeft vooral recreatieve mogelijkheden in de sfeer van routegebonden activiteiten als wandelen en fietsen. Met name het gebied zuidelijk van de A58 is hiervoor door het afwisselende, bosrijke karakter zeer in trek. Het noordelijk deel kent wat minder routes, hoewel veel recreanten zich bijzonder aangetrokken voelen door het wat meer ‘open’ landschap met weidse uitzichten, volop water, historische verdedigingswerken en diverse markante dorpen en stadjes. Gebieden met een wat nadrukkelijker recreatiefunctie zijn Bosbad Hoeven (zwemplas, vrijetijdsvoorzieningen), het Skidome (Rucphen), vliegveld Seppe, de Volkeraksluizen (Willemstad) en de drukbezochte Rucphense Bossen, Wouwse Plantage en het Liesbos. Gemarkeerde fietsroutes in het gebied zijn: • Markiezaatroute (zuidoostelijk van Bergen op Zoom, vanaf Hoogerheide, rondom Wouwse plantage naar Ossendrecht en retour Bergen op Zoom); • Heide route (rondje Essen, Wuustwezel, Kalmthout, Essen); • Schijfroute (rondje Rucphen, Schijf, de Moeren, Rucphen); • Sterrenwachtroute (Etten-Leur, Oudenbosch, Rucphen, EttenLeur);
4
Bedrijfschap Horeca; Horeca in Cijfers 2004.
Hoofdstuk 3
13
• • • •
Amerlandenroute (Drimmelen, Terheijden, Hooge Zwaluwe, Lage Zwaluwe Drimmelen); Haagse en Ettense Beemden route (Breda, Terheijden, EttenLeur Breda); Aa of Weerijs-route (Mastbos Breda, Zundert, Rijsbergen); Brabantse Heerlijkheden (Rucphen, Sprundel, Sint Willebrord).
In 2005 is het fietsroutenetwerk West-Brabant, met een lengte van bijna 1200 kilometer, geopend. In het zuidoostelijk deel van de regio worden via een identiek systeem bestaande wandelroutes aan elkaar gekoppeld, op termijn uit te breiden naar de overige regio. Ook worden er steeds meer tochten met historische voertuigen en aangespannen rijden georganiseerd. Toeristische informatiebalies zijn er te Bergen op Zoom, Breda, Oosterhout, Roosendaal en Willemstad. Daarnaast zijn er in verschillende kleinere plaatsen toeristische (VVV) folderposten. Aan het Markiezaatsmeer exploiteert Het Brabants Landschap het bezoekerscentrum Kraaijenberg, vooral gericht op de natuurwaarden in het gebied. In Drimmelen staat het Biesbosch Informatiecentrum.
3.2 Verblijfsrecreatie in West-Brabant nu Verblijfsrecreatie In de regio zijn 68 hotels gevestigd, met in totaal 1.800 kamers5. Breda heeft duidelijk het ruimste aanbod (640 kamers), maar ook Bergen op Zoom biedt veel hotelkamers (290). De grootste hotels in de regio zijn vrijwel alle in deze plaatsen gevestigd, zijn van goed kwaliteitsniveau en behoren tot internationale formules. Ook is het hotelaanbod hier recent nog vernieuwd en uitgebreid. Het hotelaanbod in de gemeenten Geertruidenberg, Rucphen, Steenbergen en Zundert is zeer beperkt. Een groot deel van de hotels is kleinschalig en biedt een nogal traditioneel product. Het aantal vernieuwende hotelformules (thema- en designhotels, ‘verwen’hotels, erfgoedhotels, etc.) is in de regio beperkt. Bij de campings in de regio bestaat een duidelijk onderscheid tussen grote bedrijven, met veel faciliteiten en vooral vaste staanplaatsen, en kleine boerderijcampings. De 53 campings bieden in totaal 10.200 staanplaatsen. De vaste plaatsen worden voor een belangrijk deel in beslag genomen door inwoners van de (West)Brabantse steden en Rijnmond. De grootste campings zijn Bosbad Hoeven, Sint Hubertushoeve en De Katjeskelder (beide te Oosterhout), Het Oekeltje (Rijsbergen), De Heide (Bergen op Zoom) en De Witte Plas (Schijf). Er zijn vele kleine boerderijcampings in de regio. De campings zijn tamelijk evenwichtig verspreid over de regio, zij het met een nadruk op het midden- en zuidelijk deel.
5
14
Bedrijfschap Horeca; Horeca in Cijfers 2004.
Hoofdstuk 3
In de regio zijn de afgelopen jaren veel nieuwe vakantiewoningen gebouwd. De grootste aanbieders liggen vooral in het zuidelijke, bosrijke deel van de regio. Het zijn De Katjeskelder te Oosterhout (ca. 135 woningen), Villapark Panjevaart te Hoeven (120) en Familyland te Hoogerheide (80). Ook Parc Patersven te Wernhout verhuurt vele van de 600 aanwezige woningen aan toeristen. Diverse campings verhuren stacaravans of chalets. Het aantal kleinere complexen met vakantiewoningen is in de regio beperkt. Er zijn ongeveer zestien groepsaccommodaties in de regio, met name rond Oosterhout. Het betreft overwegend grotere accommodaties, in het algemeen eenvoudig van aard en vooral gericht op verenigingen en scholen. Luxueuze, bijzondere of gethematiseerde groepsaccommodaties zijn er maar weinig. Enige cijfers over de vraagzijde In 2003 werden in West-Brabant 517.000 vakanties van Nederlanders doorgebracht; een kwart van het provinciale totaal6. Het aandeel vaste standplaatsvakanties is in de regio opvallend groot: het maakt 41% uit van de toeristische overnachtingen. Bijna een derde van de overnachtingen vindt plaats in vakantiewoningen en 13% op toeristische standplaatsen. De belangrijkste herkomstprovincie is Zuid-Holland (44% van de totale vakanties door Nederlanders), daarna komen Brabant (27%) en Noord-Holland (8%). De meest favoriete bezigheden tijdens vakanties in West-Brabant zijn wandelen, uit eten gaan, zwemmen en toeren met de auto. Men is echter wat minder actief dan in andere gebieden. De beste6
ding per toerist is in West-Brabant opvallend laag: gemiddeld slechts 16 euro per dag (inclusief accommodatie). In de Meierij besteedt men, ter illustratie, gemiddeld 29 euro per dag.
3.3 Beleid en plannen in toerisme en recreatie Het provinciale beleidskader Toerisme en Recreatie 2002-2006 Ontspannend Brabant (2001) streeft vooral naar een kwalitatieve groei van de sector. In plaats van ‘meer van hetzelfde’ beoogt men kwaliteitsverbetering van het bestaande productenaanbod en een grotere productdifferentiatie. De provinciale beleidsinspanningen betreffen met name: • een compleet aanbod van recreatiemilieus; • stimulering van cultuurtoerisme; • stimulering van grensoverschrijdende activiteiten en projecten; • bevordering van een goed georganiseerde en professionele sector; • bredere inzet van het Brabants Bureau voor Toerisme. Het Streekplan Noord-Brabant ‘Brabant in Balans’ (2002) kent aan het plangebied weinig specifieke functieaanduidingen toe: • het grootste deel valt onder de AHS (Agrarische Hoofdsstructuur) - landbouw-overig; • accenten Groene Hoofdstructuur: tussen Bergen op Zoom en Steenbergen en tussen Etten-Leur en Teteringen; • ontwikkeling Bovenregionaal Bedrijventerrein tussen Moerdijk en Zevenbergschen Hoek;
Bron: Kenniscentrum Toerisme&Recreatie/CVO
Hoofdstuk 3
15
• •
GHS-natuur i.c.m. robuuste verbindingen langs de gehele westen noordrand van de regio; een netwerk van ecologische verbindingszones.
In de regio bestaan plannen voor ontwikkeling van circa tien ‘recreatieve poorten’: vertrekpunten van routes met allerlei faciliteiten. De exacte invulling en locatiekeuzes zijn echter nog niet bekend.
Overige uitgangspunten t.a.v. het gebied zijn: • versterking van de (landschappelijke) identiteit van gebieden, ‘behoud door ontwikkeling’; • rekening houden met cultuurhistorische (landschaps)waarden, die soms zelfs bepalend zijn voor het toekomstige mogelijke gebruik; • in de AHS-landbouw krijgen toerisme en recreatie volop de ruimte, mits het zich verdraagt met landbouw, natuur, cultuurhistorie en water en ze landschappelijk goed worden ingepast. Een deel van het plangebied maakt deel uit van het reconstructiegebied De Baronie en andere delen van de revitaliseringsgebieden Wijde Biesbosch en Brabantse Delta. In die gebieden stimuleert de provincie bij uitstek vernieuwende activiteiten in het kader van (onder andere) toerisme, recreatie en cultuurhistorie. In de Regionale Beleidsvisie toerisme en recreatie van het SES WestBrabant (januari 2004) is voor cultuur en cultuurhistorie een bijzondere plaats ingeruimd. De toeristisch-recreatieve potenties van het turfverleden worden met name genoemd. De regio moet beter inspelen op aspecten als ‘beleving’ en ‘zichtbaar’ maken, onder meer via cultuurhistorische thema’s en routes. Productontwikkeling en samenwerking zijn belangrijke voorwaarden.
16
Hoofdstuk 3
4.
EEN TOERISTISCHE TOEKOMST VOOR TURF
4.1 Uitgangspunten toeristisch streefbeeld De geschiedenis van de grootschalige winning, transport en handel van turf in West-Brabant biedt volop mogelijkheden voor toeristisch-recreatieve productontwikkeling. Geschiedenis staat immers volop in de belangstelling, bij jong en oud. Voorwaarde is wel dat ‘het verhaal’ op aansprekende wijze wordt verteld. Het onderwerp (het ‘bruine goud’) biedt daartoe vele mogelijkheden. Door verdere productontwikkeling rond het thema wordt de identiteit en het imago van de regio versterkt, er komen meer toeristen en recreanten, er wordt meer besteed en de naamsbekendheid zal toenemen. Er zal meer worden gegeten, gedronken en overnacht in de horeca, winkels bezocht en er ontstaat extra draagvlak voor culturele activiteiten. Gezien het landschapsgerichte en cultuurhistorische karakter kan zeker het platteland hiervan profiteren. Bovendien ontstaan er meer vrijetijdsmogelijkheden voor de eigen bevolking. Kernbegrippen van het door BRO ontwikkelde toeristisch streefbeeld zijn: • turfwinning als de Bruine Motor van economie en maatschappij in West-Brabant; • turfwinning in West-Brabant: een natuurlijke geschiedenis; • het verhaal van een landschap;
Hoofdstuk 4
• •
beleef een florerende middeleeuwse economie opnieuw; Turf als bindmiddel tussen West-Brabant en Vlaanderen.
Het project kan doelgroepen aanspreken met in ieder geval een latente interesse in geschiedenis. In praktijk zijn dit vaak 50+-ers, maar (deel)projecten kunnen ook jongere bezoekers aanspreken. Potentiële bezoekers overwegen een recreatief bezoek doorgaans vooral aan de hand van de volgende aspecten: • (latente) interesse: is het een boeiend onderwerp? • onderscheid: is het iets bijzonders? • belevingskwaliteit: valt er wat te zien of te doen? • gebruiksgemak: hoef ik er niet teveel moeite voor te doen? • comfort: biedt het faciliteiten, horeca, andere kwaliteiten? Het onderwerp turfwinning voldoet reeds aan de eerste twee aspecten, aan de laatste drie moet nu worden gewerkt. Andere belangrijke uitgangspunten voor toeristische productontwikkeling zijn: • een overzichtelijke, ‘logische’ en toegankelijke structuur; • de huidige toeristische bekendheid en positie van plaatsen en gebieden, ook ter stimulering van bezoek aan andere, onbekende plekken in West-Brabant; • overblijfselen van de turfwinning zijn geschikt voor een lokaal ommetje of toeristisch uitje, maar in principe ook voor meerdaagse tochten; • landschapsversterking en invulling ecologische en hydrologische ambities waar mogelijk; • nieuwe economische dragers voor het buitengebied.
17
4.2 Het toeristisch streven Een omvangrijke regio als West-Brabant (hemelsbreed ongeveer 45 bij 40 kilometer) noopt tot een ordening van het thema turfwinning als toeristische activiteit. Om toeristen en recreanten een overzichtelijk beeld te geven zullen daarom samenhangende thema’s en gebieden moeten worden onderscheiden. Onderstaand ontwikkelingsschema omvat een samenhangend beeld, dat als uitgangspunt kan dienen voor de verder toeristisch-recreatieve productontwikkeling. Basis vormen de feitelijke geschiedenis van de turfwinning in de regio, de geografische structuur en de mogelijkheden tot uitwerking van het thema.
De verschillende lagen in het schema vertegenwoordigen elk een fase in het proces van turfwinning. Mensen kunnen een bepaald aspect van dat proces ervaren, maar ook het gehele 'verhaal’ doorlopen. Soms hebben projecten betrekking op één specifieke fase (zoals een opnieuw zichtbaar gemaakt turfhoofd), soms op meerdere tegelijk (bijvoorbeeld een route ’turf: van winning tot handel’). De visie biedt mogelijkheden voor gevarieerde toeristischrecreatieve producten, routes en arrangementen, ook meerdaagse.
4.3 Turf als toeristisch product Nederlandse musea met nadrukkelijke aandacht voor turfwinning zijn: • Nationaal Veenpark te Barger-Compascuum (bij Emmen); • Openluchtmuseum It Damshus, Nij Beets (bij Drachten); • Veenkoloniaal Museum Veendam; • Veenmuseum het Vriezenveense Veld (Vriezenveen); • bezoekerscentrum Mijl op Zeven (Ospel, De Groote Peel); • Veenmuseum Vinkeveen. Opvallend veel van deze musea bevinden zich in het noordoosten van het land. Doordat het hier relatief recente voorbeelden van grootschalige turfwinning betreft (soms nog tot in de 20e eeuw), is er nog veel infrastructuur, bebouwing en materieel voorhanden. Meestal gaat het overigens om technieken en objecten die in WestBrabant, als ‘voorloper’ op dit terrein, nooit gebruikt zijn, zoals smalspoortreintjes. Opvallend is dat de genoemde musea een sterke nadruk leggen op turfwinning als activiteit en het leven en werken
18
Hoofdstuk 4
van de turfstekers. Meestal zijn enige woningen, een dorpscafé, winkel, kerk etc. gerestaureerd of herbouwd en is er een expositie over het onderwerp.
kinderen is er een grote speeltuin en een ‘klim- en klauterroute door het grote veenmoeras’. In het kleinschalige openluchtmuseum It Damshus te Nij Beets kan men op sommige dagen meevaren met een authentieke turfbok (turfschuit). In het Nationaal Park De Weerribben, tot 1920 in gebruik voor turfwinning, kunnen vaartochten worden gemaakt. Incidenteel kan men met Staatsbosbeheer in de uitgestrekte Enbertsdijksvenen per smalspoortrein het gebied verkennen. Juist over de grens in Duitsland heeft het Moor- und Fehnmuseum Elisabetfehn (Oldenburg) ook turf als belangrijkste thema. Overigens zijn er internationaal veel meer voorbeelden. Net als in Nederland hebben ze vaak sterk het karakter van een openluchtmuseum, zonder veel vernieuwende, hedendaagse elementen.
4.4 Toeristische potenties voor turf in West-Brabant
Het Veenpark te Barger-Compascuum is het meest uitgebreide in z’n soort in Nederland. Men kan er per smalspoortrein rond het openluchtmuseum (een ‘dorp’ anno 1900) rijden en een uitgestrekt hoogveengebied verkennen. Ook een tocht per (gemotoriseerd) turfschip is mogelijk. Op bepaalde dagen wordt nog ‘echt’ turf gestoken. Er worden frequent activiteiten en evenementen georganiseerd, zoals in 2003 het grote kunstproject PeatPolis. Overigens komen dit soort vernieuwende activiteiten maar weinig voor. Voor
Hoofdstuk 4
Het onderwerp turfwinning biedt vele mogelijkheden voor toeristisch-recreatieve voorzieningen, routes en arrangementen. Belangrijk is dat de fysieke, landschappelijke en cultuurhistorische elementen van het thema goed tot hun recht komen. Dan kan middels bovenstaande indeling. Het ‘verhaal’ erachter moet op aantrekkelijke, hedendaagse wijze worden gecommuniceerd. Dit kan op vele wijzen: met ‘levende’ voorstellingen, (digitale) animaties, audiovisuele presentaties, informatieborden, etc. Levende geschiedenis!
19