21 november 2013, internationaal symposium over effluentpolishing: Hoe ver ga je met nabehandelen effluent? Ter gelegenheid van de officiële ingebruikname van het 1-STEP filter® op rwzi Horstermeer hielden Waternet en STOWA op 21 november 2013 een symposium over de nabehandeling van effluent. Tijdens het symposium werd ingegaan op de werking en de prestaties van het 1-STEP® filter, maar ook op de (inter)nationale ontwikkelingen rond het vergaand (na)zuiveren van afvalwater, ook effluentpolishing genoemd. Dit tegen de achtergrond van nationale en Europese wet- en regelgeving ten aanzien van ecologische waterkwaliteit en de verwijdering van prioritaire stoffen uit afvalwater. Eerst de feiten: Het 1-STEP®filter (1-Step Total Effluent Polishing) is een nabehandelingsinstallatie voor vergaande verwijdering van nutriënten (fosfor, stikstof) en organische microverontreinigingen (medicijnresten, bestrijdingsmiddelen etc.) uit reeds gezuiverd afvalwater (de 'afloop nabezinktank'). Het aantrekkelijke van het verticaal doorstromende filter is dat het in één kosteneffectieve en duurzame stap meerdere zuiveringsprocessen combineert. Het geheim zit in het multifunctionele gebruik van het filtermedium, granulair actiefkool (korrels van 0,3 tot 55 mm groot). Dit materiaal fungeert als adsorptiemateriaal, waarbij in het afvalwater opgeloste stoffen zich hechten aan het actieve kool. Het fungeert tegelijkertijd als filtermateriaal voor zwevende stof en als dragermateriaal voor biomassa, dat stikstoffen en fosfaten verwijdert. Er is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan aan het 1-STEP® filter door Waternet, Witteveen+Bos, STOWA,TU-Delft en Norit. Het eerste full-scale 1STEP®filter is sinds juli 2012 in bedrijf. Opening Aan het begin van de dag blikte dagvoorzitter Peer Rooymans van Amstel, Gooi en Vecht kort terug op de officiële opening van het filter een dag eerder, in aanwezigheid van minister I&M Melanie Schultz van Haegen. Zij sprak volgens Rooymans lovend over deze nieuwe technologie en andere innovaties in de watersector. De minister was zeer te spreken over de korte tijd (vijf jaar) waarin het filter werd ontwikkeld. Ze roemde tevens de uitstekende samenwerking tussen alle bij de ontwikkeling betrokken en benodigde partijen: overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven. Zij gaf aan dat het belang van waterinnovaties als deze veel verder reikt dan de watersector alleen. Waterinnovaties zijn volgens haar zeer belangrijk voor de internationale economische groei in de sector, die zo'n driekwart van de groei realiseert in het buitenland. Maarten Ouboter: Maatwerk in afvalwaterzuivering Aquatisch ecoloog Maarten Ouboter van Waternet schetste in zijn presentatie 'Van effluenteisen naar effectieve maatregel voor ontvangend water' een toekomstbeeld voor afvalwaterzuivering. In zijn optiek worden generieke effluenteisen op termijn grotendeels ingeruild voor maatwerkmaatregelen op rwzi's. De eisen die aan het effluent worden gesteld, worden daarin vooral bepaald door de gewenste ecologische kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Vanuit een watersysteemanalyse kijkt de waterkwaliteitsbeheerder welke maatregelen er moeten worden genomen om de ecologische waterkwaliteit te verbeteren en te voldoen aan KRW-doelen. Een mogelijke maatregel kan zijn nabehandeling van effluent om de emissies van stikstof,
fosfaat en microverontreinigingen te verminderen. Dat is precies de reden dat het 1STEP®filter er is gekomen. In 2004 startte Waternet op rwzi Horstermeer een langlopend praktijkonderzoek naar filtratietechnieken voor de kwaliteitsverbetering van rwzi-effluent, vanwege het feit dat de rwzi loost op het kwetsbare water van de Vecht. Hiervoor had het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht een speciaal restauratieplan opgesteld. Dat vereiste effluent van uitstekende kwaliteit. Bovendien kwam er een nieuwe lozingsvergunning aan, met strengere effluenteisen. Tegen deze achtergrond werd destijds het idee geboren voor het 1-STEP® filterconcept. Ouboter verwacht dat nabehandeling van effluent met het 1-STEP® filter de Vecht naar 'The next Ecological level' kan brengen. Zeker als ook ander op de Vecht lozende rwzi's worden aangepakt, zoals rwzi Utrecht. Daar wordt volop naar gekeken door Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De komende jaren zal uit monitoring moeten blijken welke effecten 1-STEP® heeft op de ecologische kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater. Het effluent zoals dat nu op de Vecht wordt geloosd, bevat in ieder geval al aanmerkelijk minder stikstof en fosfaat dan voor de ingebruikname, namelijk gemiddeld 2,7 mg/l stikstof en 0,21 mg/l fosfaat. Daarmee voldoet het ruimschoots aan de geldende lozingseisen (5 mg/l stikstof en 0,5 mg/l fosfaat). De volgende vraag is of de concentraties in de Vecht daadwerkelijk gaan dalen, of vervolgens de algenbloei afneemt, het lichtklimaat beter wordt en daardoor de ecologische kwaliteit beter wordt, met meer ondergedoken waterplanten en daaraan gekoppeld andere flora en fauna. Dat moet de komende jaren blijken, aldus Ouboter: 'Je moet ecologische waterkwaliteitsverbetering de tijd geven.' Freek Kramer: Means, Motive and Opportunity Freek Kramer van Witteveen+Bos vertelde meer over de wordingsgeschiedenis van het 1-STEP® filter. Die startte in 2004. Voor een innovatie als deze heb je, net als bij moord - om in de termen van de ooit zo populaire detective Columbo van de gelijknamige serie te blijven - means, motive and opportunity nodig, aldus Kramer. Er was volgens hem een duidelijke aanleiding: de kwaliteit van het effluent moest omhoog vanwege lozing op kwetsbaar oppervlaktewater van de Vecht. Er was bovendien geld beschikbaar (KRW-innovatiesubsidie) en er waren enthousiaste mensen die ermee aan de slag wilden. De concentraties stikstof en fosfaat in het effluent moesten omlaag, maar men wilde tegelijkertijd iets doen aan verwijdering van organische microverontreinigingen (zoals medicijnresten) en zware metalen. Het lastige was dat er tot op dat moment allemaal aparte verwijderingstechnieken voor waren. Al snel werd het idee geboren om te kijken of die konden worden gecombineerd in één installatie, uit het oogpunt van doelmatigheid en ruimtebeslag. Dat werd het 1-STEP® filter. In 2006 en 2007 draaide een pilot, waarvan de resultaten veelbelovend waren. Ook kwam eruit naar voren dat de investerings- en onderhoudskosten (m.n. energie) lager waren dan van aparte installaties. Als bijvangst noemde Kramer het feit dat 1-STEP® een superieure voorbehandeling is voor het maken van proceswater. Hij wees er ten slotte met nadruk op dat deze innovatie in zeer korte tijd tot stand is gekomen. Tegelijkertijd riep hij bestuurders op vooral geen harde deadlines te zetten op innovatie. 'Geef innovatie ruimte en tijd, dan levert het het meeste op,' aldus Kramer.
Jan van den Dikkenberg: Zoektocht naar de juiste korrelgrootte Na de presentatie van Kramer ging Jan van den Dikkenberg van Cabot Norit Activated Carbon kort in op het gebruik van Granulair Actief Kool (GAC) bij nabehandeling van effluent. Hij ging dieper in op de vraag welk actief kool is geselecteerd voor de installatie en waarom. Ook ging hij kort in op de ontwikkelingen in het gebruik van actief kool bij effluentnabehandeling. Het antwoord op de vraag welk type actief kool je gebruikt - poeder of korrels - en welke korrelgrootte je hanteert, is volgens Van den Dikkenberg vooral afhankelijk van je behandelingsdoelen. Het is volgens hem altijd maatwerk. Het grote voordeel van korrels is dat je ze in tegenstelling tot poeder kunt hergebruiken en reactiveren (zie kader). Volgens Van den Dikkenberg een belangrijke reden om te gaan werken met 'Granulated Activated carbon, in het 1-STEP® filter. Verder gaf hij aan dat 'Picking the right size was the first and the most important problem to solve'. Manon Bechger: Goede resultaten Procestechnoloog Manon Bechger van Waternet vertelde de aanwezigen meer over de ervaringen met het 1-STEP® filter tot nu toe, op basis van een monitoringonderzoek dat liep van januari tot en met september 2013. De resultaten daarvan zijn vervat in STOWA-rapport 2013-35 (zie literatuurlijst). Het filter, met in totaal vijf filterbedden, is uitgelegd om alle Droogweeraanvoer (DWA) naar rwzi Horstermeer te kunnen behandelen, ca. 1.550 m3 per uur. Als er meer dan 1.550 m3 aangevoerd wordt met regenweer, wordt een deel langs het filter geleid. Het verwijderingsrendement voor Ntotaal lag in gemonitorde periode op zo'n 80 procent en ging van gemiddeld 8,3 naar 2,7 mg/liter. Dat is nog niet de gewenste 2,2 mg/l, maar Manon Bechger verwachtte dat dit na de ombouw van de afvalwaterzuivering die nu plaatsvind, wel wordt gehaald. Voor Ptotaal lag het gemiddelde verwijderingsrendement in deze periode op 71 procent. De concentratie Ptotaal daalde van gemiddeld 0,73 naar 0,21 mg/liter. Ook hier is de gewenste 0,15 mg/liter nog niet helemaal gehaald. Maar ook hierbij sprak ze de verwachting uit dat dit na voltooiing van de ombouw van de rwzi wel wordt gehaald. Dan de microverontreinigingen. Er zijn metingen verricht van juli 2012 tot en met september 2013. De scores over het algemeen goed. De metingen voor bestrijdingsmiddelen en hormoonverstorende stoffen lagen veelal beneden de detectiegrens. De verwijdering van geneesmiddelen liep uiteen van nul tot negentig procent, en dat is onder meer afhankelijkheid van de oplosbaarheid van de werkzame stoffen. Goede verwijdering (60-90%) vond plaats tot 15-20 duizend bed volumina. Tot slot de Suspended Solids. Die verwijdering ervan bleef duidelijk achter bij de verwachtingen, dus daar valt volgens Manon nog wel het een en ander aan te verbeteren. Aan het einde van haar presentatie gaf Manon een kijkje in de toekomst, waarin de effluenteisen mogelijk steeds verder zullen worden aangescherpt. Daar is bij de bouw van de installatie rekening mee gehouden, want er kan worden uitgebreid tot in totaal 14 filterbedden, die steeds meer afvalwater kunnen gaan behandelen, ook de volledige afvoer tijdens regenweer. Michael Bentvelsen: Beleid rond microverontreinigingen
Michael Bentvelsen van de Unie van Waterschappen zette de beleidsmatige stand van zaken uiteen rond microverontreinigingen. Volgens hem zijn er twee rode draden die een belangrijke rol spelen in de Europese beleidsontwikkeling op dit gebied. De eerste is het voorzorgsprincipe. Niemand weet op dit ogenblik precies hoe schadelijk de microverontreinigingen in het aquatisch milieu zijn. De beleidsmatige vraag is dan: wanneer kom je uit voorzorg in actie? De tweede rode draad is de vraag waar je maatregelen moet nemen: aan de bron om te voorkomen dat het in het (afval)water terecht komt, of end-of-pipe waarbij je de microverontreinigingen uit het afvalwater haalt voordat ze met effluent worden geloosd op het oppervlaktewater? Bentvelsen zette de zaak even op scherp door te laten zien dat een aantal Europese landen nog helemaal niet ver is met biologische afvalwaterzuivering, laat staan met de nabehandeling van effluent om dit soort emissies te reduceren. Europees gezien zijn een paar dingen van belang, aldus Bentvelsen. Bij het toelaten van medicijnen wordt weliswaar gekeken naar de milieueffecten, maar dit mag volgens de EU geen reden zijn een geneesmiddel te verbieden. Verder is er een nieuwe richtlijn Prioritaire Stoffen aangenomen. De stoffen van deze richtlijn worden beschouwd als een risico voor het watermilieu. EU-Lidstaten moeten de stoffen monitoren en er gelden strenge normen voor concentraties in het oppervlaktewater. De Europese Commissie heeft drie belangrijke stoffen (Diclofenac en twee hormonen, waaronder het werkzame bestanddeel van 'de pil') (nog) niet op de PrioritaireStoffenlijst gezet. Nationaal is de Kamerbrief van belang die de verantwoordelijke Staatssecretaris I&M Wilma Mansveld in juni 2013 over dit onderwerp naar de Tweede Kamer stuurde. Ze schrijft daarin dat ze kiest voor een brongerichte aanpak en dat ze wil aansluiten bij het EU-beleid. Er staan weinig concrete acties in deze brief, aldus Bentvelsen. Tot slot de rol van de Unie van Waterschappen. De Unie bereid op dit ogenblik samen met de Vereniging van Waterbedrijven In Nederland Vewin een beleidsnota voor over microverontreinigingen. Als uitgangspunt hanteren de partijen daarin het voorzorgsprincipe. Kortom: accepteren dat we nog niet alles weten over de mogelijke (schadelijke ) effecten van microverontreinigingen in het aquatisch milieu, en overgaan tot actie. Het aanpassen van rwzi's is bespreekbaar, maar dan moet het Rijk wel financieel over de brug komen. Want investeren in effluentnabehandeling kost heel veel geld. Barry Pieters: Geneesmiddelen in de afvalwaterketen Barry Pieters van Grontmij doet al jaren onderzoek naar geneesmiddelen in de afvalwaterketen. Pieters verwacht dat de concentraties medicijnresten in het afvalwater steeds verder gaan oplopen, omdat de gemiddelde leeftijd toeneemt en steeds meer medicijnen gaan gebruiken. Verder gaf hij aan er op dit ogenblik grote verschillen bestaan in de perceptie van de risico's. Dat is lastig, want juist dat bepaalt grotendeels de mate waarin men bereid is iets te gaan doen aan dit probleem. Barry gaf aan dat woonwijken, ziekenhuizen en zorginstellingen de grote bronnen zijn. Er bestaat een redelijk goed beeld van de relaties tussen bronnen en de belangrijkste bijbehorende verontreinigingen. Dat betekent dat er reeds een zekere prioritering mogelijk is: welke stoffen wil je vooral uit het afvalwater verwijderen en waar kun je dat het best doen? Tegelijkertijd gaf hij aan dat er tussen medicijnen en zelfs binnen stofgroepen medicijnen, grote verschillen zijn in door rwzi's behaalde
verwijderingspercentages. Kortom: het ene medicijn is het andere niet en verwijdering is maatwerk. Volgens Pieters is het lastig nu al precies te bepalen waar we ons bij verwijdering op moeten richten. Uit onderzoek komt in ieder geval naar voren dat hormoonverstorende stoffen schadelijke ecologische effecten kunnen hebben, zelfs bij zeer lage concentraties. Zijn devies: start in ieder geval met de verwijdering van deze stoffen. Bij de rondvraag kwam naar voren dat er onder de deelnemers grote zorgen waren rond de emissies van dierlijke medicijnen, die soms nog volop worden gebruikt (bijvoorbeeld antibiotica in de intensieve varkenshouderij). De aanpak hiervan is nog lastiger dan de aanpak van humane geneesmiddelen. Met name vanwege de diffuse bronnen en routes, aldus Pieters. Viktor Mertsch: Posttreatment in Nordrhein-Westfalen Na deze presentaties waren er twee inleidingen over de internationale stand van zaken rond de aanpak van microverontreinigingen. Volgens de middagvoorzitter, STOWAdirecteur Joost Buntsma, een prima gelegenheid 'to benchmark ourselves'. Want in Nederland denken we altijd dat we het zo goed doen op het gebied van (afval)wateren deltatechnologie. Maar is dat ook echt zo? Viktor Mertsch van de deelstaat Nordrhein-Westfalen zette uiteen hoe er in zijn deelstaat wordt omgegaan met microverontreinigingen. In Nordrhein-Westfalen komt zeventig procent van het drinkwater uit rivieren. Vandaar dat de overheid de kwaliteit van het rivierwater en de erin aanwezige microverontreinigingen nauwlettend in de gaten houdt. De deelstaat heeft de afgelopen jaren volop onderzoek laten doen naar nieuwe technieken om microverontreinigingen uit het afvalwater te halen. Er is een speciaal subsidie- en investeringsprogramma om gemeenten te bewegen hun rwzi's aan te passen. Bovendien worden er de nodige bronmaatregelen genomen. Veel bedrijven hebben in dat kader flinke investeringen moeten doen om de emissies van microverontreinigingen in hun afvalwater terug te brengen. En er gebeurt meer. Zo zijn er speciale R&D-pilotprojecten om te kijken hoe microverontreinigingen in ziekenhuisafvalwater het best kan worden aangepakt, maar ook pilotprojecten op rwzi's zelf. Volgens Mertsch wordt er niet gekeken naar een speciale techniek, of technologie, maar ligt de nadruk op kosteneffectiviteit. Volgens Mertsch moet de overheid vooral iets doen aan rwzi's die lozen op kleine, kwetsbare oppervlaktewateren. Daar ligt de nadruk op. Adriano Joss: Overview posttreatment Switzerland Aan het einde van de dag vertelde Adriano Joss van de Swiss Federal Institute of Aquatic Reseach EAWAG meer over de manier waarop in Zwitserland tegen microverontreinigingen wordt aangekeken. In dit land richt men zich met name op (de effectiviteit van) toe te passen technologieën, de bijbehorende investerings- en onderhoudskosten en de benodigde energie. In Zwitserland zijn modelstudies gedaan om het probleem met microverontreinigingen in kaart te brengen. Daaruit kwam naar voren dat zich vooral
problemen kunnen gaan voordoen in stedelijke gebieden met rwzi's die lozen op kleine wateren. Daar richt de aandacht zich dan ook in eerste instantie op. Daarna is onderzocht op welke stoffen zich men wil concentreren. Daaruit is een lijst met representatieve stoffen naar voren gekomen. Men concentreert zich in Zwitserland op grotere rwzi's uit het oogpunt van doelmatigheid. Doel tachtig procent verwijdering van de representatieve stoffen. Er is uit het oogpunt van werking, effectiviteit, energie en kosten gekozen voor twee technieken: Poeder Actief Kool (Powdered Activated Carbon, PAC) en behandeling met Ozon. Er lopen nu een aantal pilots. In 2015 wordt de eerste rwzi geopend met een full scale PAC nabehandelingsinstallatie. Paneldiscussie De bijeenkomst werd afgesloten met een paneldiscussie, waaraan DB-lid Rivierenland Henny Roorda, loco-dijkgraaf Amstel, Gooi en Vecht Wiegert Dulfer en STOWAonderzoekscoördinator Waterketen Bert Palsma deelnamen. Dagvoorzitter Joost Buntsma vroeg zich om te beginnen openlijk af hoe prominent de problematiek van microverontreinigingen bij waterschapsbestuurders op de agenda staat. Henny Roorda gaf aan dat er binnen haar waterschap aandacht voor is, maar zei er direct bij dat het voor bestuurders heel lastig is actie te gaan ondernemen op een onderwerp waar nog zoveel wetenschappelijke discussie over is. Volgens Wiegert Dulfer van AGV leeft het onderwerp binnen zijn waterschap bestuurlijk gezien. Het waterschap wil zijn verantwoordelijkheid nemen met effluentpolishing, maar er is ook een duidelijke bestuurlijke roep om brongerichte maatregelen. Kortom: zorg dat er geen stoffen op de markt komen die problemen opleveren in het watermilieu, want rwzi's kunnen er nu eenmaal niet alle stoffen uit het afvalwater halen. Of misschien wel, maar dan alleen tegen zeer hoge kosten. Bert Palsma riep bestuurders op om ook al in dit nog wat verwarrende stadium hun verantwoordelijkheid te nemen en tot actie over te gaan: 'Wacht je tot je effecten ziet, dan ben je gewoon te laat.' Henny Roorda gaf aan dat ze uit het oogpunt van goed rentmeesterschap kiest voor het voorzorgsprincipe: 'Ik wil niet dat mijn kleinkinderen later zeggen: waarom heb je als verantwoordelijk bestuurslid niets gedaan?!' Bert Palsma kon zich als onderzoeker de frustratie bij beleidsmakers voorstellen, maar gaf aan dat de problematiek gewoon heel complex is. Hij gaf ook aan dat STOWA door het ontwikkelen en bij elkaar brengen van kennis heel graag wil bijdragen aan een goede bestuurlijke besluitvorming over dit onderwerp. Een deelnemer vroeg zich af of waterschappen niet meer hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen als het gaat om schoon en natuurlijk oppervlaktewater: 'Pak je verantwoordelijkheid en bouw installaties die microverontreinigingen uit het afvalwater halen.' Bestuurder Wiegert Dulfer repliceerde met de vraag: 'Maar wat is schoon en natuurlijk? Hoe ver moet je gaan en wat mag het maatschappelijk kosten?' Joost Buntsma vroeg naar aanleiding daarvan de panelleden naar de begrenzing van hun moraliteit: houdt die op bij de eis van de Tweede Kamer dat waterschappen hun taken vooral doelmatig moeten uitvoeren. Wiegert Dulfer reageerde met de opmerking dat je als bestuurder altijd een eigen moraal hebt, en die houdt niet op zodra er missives (?) uit Den Haag komen.
Tot slot stelde Joost Buntsma de aanwezigen de vraag waar je als waterbeheerder prioriteit moet leggen, gezien het grote aantal maatschappelijke, klimatologische, ecologische, economische en milieutechnische opgaven dat er ligt. Met andere woorden: waar zet je je financiële kaarten op? Op microverontreinigingen, of op andere zaken? Bert Palsma was duidelijk: met name structuur(inrichting) en nutriënten zijn voor Nederland volgens hem veel bepalender voor het behalen van KRW-doelen dan microverontreinigingen. Dus moeten we daar de meeste tijd, geld en energie in stoppen. Wiegert Dulfer gaf aan dat KRW ook aangrijpingspunten biedt voor volksgezondheid en dat het dus ook belangrijk is iets te doen aan alle nieuwe stoffen die het aquatisch milieu bedreigen. In kader: Wat is Actief kool (bron: Wikipedia) Actieve kool wordt toegepast in allerlei filtratie- en reinigingsprocessen, waaronder afvalwaterzuivering. Het is een speciaal behandelde koolstof die door adsorptie de eigenschap heeft stoffen aan zich te binden. Het wordt bereid door via een thermisch proces de gassen en onzuiverheden te verwijderen. Cokeskool, dus met steenkool als uitgangsproduct, geeft de hoogste kwaliteit van actieve kool, met de hoogste adsorptiecapaciteit voor dezelfde hoeveelheid. Het is ook de duurste vorm van actieve kool. Goedkopere uitgangsproducten met minder adsorptievermogen zijn bruinkoolcokes en organisch materiaal zoals turf of kokosnootdoppen. Werking De werking van actief kool berust op een zeer groot oppervlak door een fijne microstructuur met een groot aantal zeer fijne poriën. Commercieel verkrijgbare actief-koolsoorten hebben een inwendig oppervlak van 500 tot 2000 m2/g. De actievekooldeeltjes (koolstofatomen) oefenen een aantrekkingskracht uit op gasvormige of vloeibare deeltjes (moleculen), die de actieve kool omgeven of doorstromen. Hoe sterk deze aantrekkingskracht is, wordt door een aantal factoren bepaald, bijvoorbeeld door de vorm en grootte (zwaarte) van de moleculen die in aanraking komen met de actieve kool. Juist doordat niet alle moleculen even sterk worden aangetrokken en vastgehouden (geadsorbeerd) door actieve kool, is het mogelijk één of meer ongewenste stoffen uit lucht, gas of water te verwijderen. Re-activatie Verzadigde actieve kool kan gereactiveerd worden door een thermisch proces bij hoge temperatuur (tot 900°C) in bijvoorbeeld de meervoudige hartovens. Door de reactie van de koolstofatomen van de geadsorbeerde contaminanten met stoom bij hoge temperatuur tot koolmonoxide en uiteindelijk koolstofdioxide ontstaan microporiën die aanleiding geven tot het grote specifieke oppervlak. Literatuur STOWA 2013-35, Monitoring 1-STEP® Filter Horstermeer STOWA 2013-06, Humane geneesmiddelen in de waterketen STOWA 2009-34, 1-step® filter als effluentpolishingstechniek STOWA-2005-28 , Verkenningen Zuiveringstechnieken en KRW