■IHHBi ^J'A ( ^
m
.,..-;
•
r
T
J
.
■i
i>
f*
i7
t-
l'H '
i
n ^■,1
,
r
11
f ■
s
v
<■ * ffl
^
-- ;^'
.^•l^
j
CIMEMA8. EATER
.
In
ïi.
•
-
y
}'.'-- ^k^?
; ;
20ste J a a r g a n g No. H - 15 Juni 1940
<¥.4
K ,. ^
;"■"...,;■.--..
'm^é
v\
•
A
. ii*l
Ou (Ö
x: o CO %j a^l
X5
v £d
^■K
g
3
/^
c^?
C
^i^^M^u^^^^l ^Bd^nü ^^ A J
mU
^■uH
~%
^BV ' 1^l
o o ^ tr c^
K
m -
^lr
!
i:"
'''■ï
1
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE
—
DE NIEUWE ZARAH LEANDER-FILM DER UPA ^
^r
i
7K>i
Lorctta Young MI Tyrone Power Ia „Tweede huwelijksreis"
nieuwe EXAKTA than» ook voor het formaat 6x6 cm en toch met dezelfde voordeelen als de Exakta's voor het kleiabeeMformaat Dus: spleetslulter van 1/1000 tot 12 sec / zelfontspanner / volkomen vrij van parallaxe / geen dubbele belichtingen / Instelling op het matglas zonder extra zoeker ook bl) objectieven met kortere of langere brandpuntafstanden, voor micro-opnamen en opnamen van zeer dichtbij / lichtsterke objectieven tot 1 :1.9 / verlenging van den objectiefafstand door tusschenrmgen / aansluiting voor bllksemllchtlampen / talrijke hulpmiddelen. Prospectus kosteloos!
DRESDEN-Striesen 49Ó
begonnen. De inhoud van Schillers beroemde drama „Maria Stuart" kan als gegeven van de film worden beschouwd. Deze begint met een kerkerscène in het kasteel Fotheringhay, waar de gevangen Maria Stuart wacht op het vonnis van het koninklijk gerechtshof te Londen. Dan gaat de film over op het voorspel van het politieke tournooi tusschen Maria en haar machtige tegenspeelster, koningin Elisabeth van Engeland. We zien de aankomst in Schotland van de in Frankrijk opgevoede Maria en daarna volgen de vele moeilijkheden, die de jonge en knappe Professor Carl Froelich, die Teel waaide hecht aan een „echte" koningin door den Schotschen adel atmosfeer en de handlangers van Elisabeth in den weg worden gelegd. Zij kan deze problemen niet anders oplossen dan door zelf een gevaarlijk spel van bedriegerijen en liefde te spelen. Daarbij komt zij onder den verderfelijken invloed van den eerzuchtigen Bothwell, dien zij aan haar gemaal Henry uitlevert, zonder te vermoeden, dat daarmee haar koninklijke glans verdwenen is. Bothwell wordt door Maria's troepen overweldigd en zijzelf raakt in gevangenschap. Tegen het einde sluit de film dan weer aan bij Schillers drama door de uitspraak van het doodvonnis en Maria's terechtstelling. „Koningen overwinnen in het leven harten overwinnen in de eeuwigheid", zijn de laatste woorden van Maria Stuart. Prof. Froelich hecht veel waarde aan „echte" atmosfeer. De uniformen der Schotsche edellieden, de kleeren en japonnen der staatslieden en hofdames zijn, evenals alle requisieten van de film, naar origineele historische modellen vervaardigd. Een merkwaardig toeval is voorts, dat zeer vele medespelenden reeds op het tooneel dezelfde of ongeveer dezelfde rollen in Schillers drama speelden. Maria Koppenhöfer, die de rol van koningin Elisabeth speelt, heeft op het tooneel al vele malen dezelfde Willy Birgel als Bothwell figuur uitgebeeld. Hetzelfde geldt voor Willy Birgel, die als Lord Bothwell de mannelijke hoofdrol der film speelt. „Ik heb," zoo zei Willy Birgel, „eenige ervaringen in deze ElisaEEN GESPREK MET WILLY BIRGEL OVER ZIJN PARTNERIN bethaansche kringen en ik voel me daarin aardig thuis. Op de planken n den'grooten geluidsfilm-studio der Ufa in Babelsberg werd voor heb ik zoowel de rol van Leicester, Elisabeths gunsteling, als die van de nieuwste Zarah Leander-film „Das Herz der Königin" een der Talbot, Maria Stuarts grootsten vijand, tallooze malen gespeeld. Nu ben indrukwekkendste decors gebouwd, die men ooit in dit studioik wel is waar Lord Bothwell en ik word Maria's gemaal, maar tenslotte complex heeft neergezet. Het is een binnenplaats met enorme torens en werk ik toch ook weer mee aan haar ondergang. U kunt niet zeggen, dat dreigende kanteelen: de Schotsche koningsburcht, waar Maria Stuart ik ten opzichte van deze beroemde koningin inconsequent geweest ben." heeft gewoond. Op den achtergrond strekt zich een kaal berglandschap „U speelt nu weer met Zarah Leander als partnerin. Is het onbeuit, met een hemel er boven, die er onheilspellend uitziet. Voor de poort scheiden om te vragen, of U dat graag doet?" van het kasteel zijn tachtig ruiters met hun paarden aangetreden.. Met Birgel glimlacht en het kleine kinbaardje, dat hij heeft laten groeien, daverend lawaai van hoefbeweegt even heen en weer. „Ik wil gaarne bekennen," zegt hij dan, slagen en wapengekletter „dat ik met mevrouw Leander uitstekend kan opschieten. Wij waren, dringen zij naar voren door van het begin af, goed op elkaar ingespeeld en ik ben blij, dat men mij, de duistere poort aan den juist voor deze film, als haar partner uitverkoren heeft. ingang. Rustig, gezeten Zarah Éeander is een groot actrice, die het heelemaal niet noodig naast de camera, geeft Prof. heeft om door het zingen van een paar liederen grootere populariteit Carl Froelich, de registe winnen. Daarom ben ik blij, dat zij in een ernstige film als deze volop seur, zijn aanwijzingen. kan demonstreeren, over welke talenten zij beschikt. Ik ben er van overViermaal moet de ruitertuigd, dat deze film den naam van Zarah Leander nog meer op het eerste groep zich weer opstellen plan zal brengen. Als dat tenminste noodig is," voegt Birgel er hoffeen haar aanval opnieuw beginnen. Het is maar een korte scène uit de groote film, die het leven van Maria Stuart behandelt. Twee volle jaren is er aan het scenario, het draaiboek en aan de voorbereidingen van decors 'en kostuums gewerkt, voordat er met de opnamen kon worden
Een aardige scène uit de film „Eine kleine Nachtmusik", opgenomen onder regie van Leopold Hcänisch
Alleenvertegenwoordlglng voor Nederland: Fa. Dr. K. HEYNDERICKX. HUGO DE GROOTSTRAAT 17 A. DEN HAAG
Willy Birgel als hl| niet fUmt... «en zeldxaam telt
lijk aan toe. „En verder?" „Verder kan ik U zeggen, dat deze film mij persoonlijk zeer geïnteresseerd en geboeid heeft. De voorbereiding was minutieuzer dan ik ooit beleefd heb en het spelen onder leiding van Prof. Froelich heeft een aparte charme, omdat hij de eischen van de film in harmonie weet te brengen met <Je wetten van het tooneel. Ik heb hier vaak het gevoel gehad, dat ik op het tooneel stond en niet in het film-atelier. Voor iemand, die als ik, zóó aan het theater gehecht is, is dat een heel nieuwe sensatie. Menzegt altijd, dat film en tooneel zoo henwlsbreed van elkaar verschillen en dat zal ook wel waar zijn, maar ik moet bekennen, dat ik er nooit zoo weinig van gemerkt heb, als bij de opnamen van „Das Herz der Königin"."
Jclao/e. umtAvncüécei ■tri,
FILM' LAND
„Stage door" en „5th Avenue girl" en vormen weer een team in de film „Primrose path". Ten tweede zijn daar Irene Dunne en Leo McCarey, wier samengaan tot successen leidde als „The awful truth" en „Love affair". Zij zouden weer een team gevormd hebben voor de productie van „My favorite wife", indien Leo McCarey niet door een ernstige verwonding bij een auto-ongeluk in het hospitaal was opgenomen en de regie van de film moest toevertrouwen aan den bekwamen Garson Kanin. Wilcox is echter een heel eind op zijn collega's producerdirectors voor. Hij en Anna Neagle vormen al sedert 1931 een combinatie als ster en regisseur en „Irene" is hun veertiende film. Hun associatie Alan Manhal, regitiwur Hwbwt WUcox m Anna Msagl« n|d«ni d« ▼•riilmUig Tas „Iren» begon in Londen, toen Anna Neagle door Wilcox uit Jack Filmreflisseurs smeeken, naar men regt, drieAnna Neagle en Herbert Wilcox, nieuwelinBuchanans operette „Stand up and sing" weggemaal daags den hemel (in den regel het gen in Hollywood, wat nog niet zeggen wil haald werd. hoofdkantoor der studio's) om spelers met nieuwelingen voor Hollywood, hebben steeds In Gedurende de jaren, die daarop volgden, behaalwie ze kunnen opschieten. En filmacteurs op hun combinatie hun successen op de film weten te de Anna Neagle succes op succes als filmactrice, beurt staan bekend om hun veeleischendheid ten handhavea tot haar „Victoria the Great" haar ster aan den opzichte hunner regisseurs. Dit brengt een punt naar voren, dat belangrijk Engelschen filmhemel in volle glorie deed schitteMerkwaardig genoeg zijn combinaties van ster genoemd mag gorden, want Wilcox produceert ren. „Victoria the Great" was de eenige film, en regisseur als Anna én regisseert, ook nu hij met Anna Neagle waarvan de ontvangsten in Engeland de hoogst Neagle en Herbert Wilals zijn ster de film" „Irene" maakt. behaalde recettes met Walt Disney's „Sneeuwcox, die voor meer dan En dit punt is, dat een regisseur, die tevens witje en de zeven dwergen" evenaarde. één film bij elkaar blijproductieleider is, een totale vrijheid geniet In „Irene" speelt zij een roodharige chorus girl, ven, zóó zeldzaam in in de keuze van zijn ster. En momenteel- zijn Hollywood, dat men ze er maar twee zulke voorbeelden in Hollyop de vingers van één f^^HI^H^ -'- ^ wood aanwezig, die van deze ideale omstanhand kan tellen. ^^^K^K^i- *l^ * digheden hebben kunnen profiteeren. Daar zijn ten eerste Ginger Rogers en ^egory La Cava. Zij werkten samen in Ginger Bogars
Leo McCarey
vitaal en jong zooals zij zelf is. Dat was een even verstandig als verrassend idee. Wilcox zei, dat het van Anna Irene Dunne Neagle afkomstig was en zijn •ter gunde hem de eer. Zoo is de verstandhouding tusschen deze twee rustige beroemdheden. . t « «,»« Want rustig is Herbert Wilcox als geen ander. In zijn actiefste momenten is hij de meest kalme mensch in den filmstudio, iets zeldzaams voor het doorgaans geëxalteerde Hollywood. Klein van stuk, draagt Wilcox gewoonlijk een donker pak en ziet er eerder als een zakenman uit dan als een artist; hij heeft het niet noodig zijn mouwen op te roUen als hij druk aan den gang gaat. Eerlijk gezegd is hij niet eens het type dat er op zijn voordeeUgst uitziet als hij, door de warmte der kwartslampen gedwongen, zijn colbert heeft uitgetrokken. Wilcox is vrij van iedere pose. Zijn keurig overhemd met stijven boord en manchetten verleent hem niet de vlotte allure van den stereotiepen Hollywoodschcn filmregisseur. Deze opvallende, ernstige werker houdt de aandacht gevangen van zijn ster Anna Neagle. „Anna." zegt hij met zijn zachte, aangename stem, „Uc vond het iets beter daarnet. Er was iets wat je deed Weet }e het soms nog?" En als zij het zich herinnert: „Ach, natuurlijk. Zullen we het overdoen? „Zeg maar wanneer je gereed bent, Anna. Het gaat alles net zoo huiselijk en kamcraadschappelijk als de 5 o'clock tea", die prompt lederen middag in den studio geserveerd wordt. Een weelde, die zich nog geen andere Hollywood-producer heeft durven veroorloven Maar er gebeurt daardoor iets in de sfeer rondom dien kleinen Ier u« Cork. waardoor iedere valsche noot ontbreekt, waardoor geen wrijving mogelijk is, maar een onderling begrip voor eikaars wenschen en bedoelingen gekweekt wordt, dat volgens ooggetuigen een unicum in de studio's van Hollywood beteekent.
ProiMSor Coxl Froellch en do lllm actrice Zar ah Leander zijn wel de Ideaalst» combinatie la het Euiopeeichefllmland Gregory La Cara
,,De Gier" is de schuilnaam van een bijzonder intelligenten maar wreeden misdadiger, die geheel New York onveilig maakt en voor geen moord of diefstal terugschrikt. De politie tracht hem onschadelijk te maken. Na een geslaagden raid. waarbij de politie, onder leiding van inspecteur Booker. de medewerking had van een zekeren majoor Havik, ziet ..De Gier" toch kans te ontsnappen. Hij duikt na eenigen tijd weer op en bereidt zich voor zijn reeks misdaden te vervolgen. De burgemeester van New York, Billy Jason, is zijn eerste slachtoffer. De commissaris van politie. Leverage, draagt Booker op ..De Gier" te arresteeren. dood of levend. Booker houdt echter vol. dat men hierin, zonder de hulp van Havik. niet zal slagen. Havik is lid van den Geheimen Dienst en verloofd met de actrice Evelyn Dwan, op wie ..De Gier" reeds lang heeft geloerd. Als hij verneemt, dat ..De Gier" nog leeft en Billy Jason heeft vermoord, begeeft Havik zich oogenblikkelijk naar het huis van Evelyn, om daar van den butler te vernemen, dat het meisje verdwenen is en de politie haar auto een eind buiten de stad heeft gevonden. Havik ontvangt daarop een telegraliscbe mededeeling, waaruit blijkt, dat ook dit het werk van ..De Gier" is. Het volgende slachtoffer is Sir Oliver Oakleaf, een bekend financier, die op het kantoor van de advocatenfirma Dinwiddie wordt gedood door een vergiftige pijl uit een blaasroer. afgeschoten van het dak van een gebouw aan den overkant van de straat. Booker komt echter al spoedig tot de conclusie, dat de moord op een vergissing berust en dat het de bedoeling is geweest, den advocaat Dinwiddie te dooden. Korten tijd later verneemt deze, dat ook zijn zoontje Tommy is vermoord. Havik begeeft zich des avonds, in kwasi beschonken toestand, naar de Kit-Kat-club. een speelhol, waarvan Williard Ayres (alias ..De Gier") vóór zijn verdwijning eigenaar was. Hier komt hij van Olive Demorest, een vrouw, die verliefd is op ,,De Gier", te weten, waar deze zich op het oogenblik bevindt. In een auto vermomt hij zich en begeeft zich dan naar het opgegeven adres, een oud. somber huis. waar geen licht brandt en waarvan de deur op slot is. Hij slaagt er in het huis binnen te dringen doch al spoedig blijkt, dat Olive Demorest hem heeft verraden aan ,,De Gier". Hij .wordt neergeslagen en verliest het bewustzijn. Als hij bijkomt, ligt hij in een doodkist, die naar de verblijfplaats van ,.De Gier" wordt gebracht. Daar wordt de kist geopend en vertelt ..De Gier" hem. dat hl| van plan is om Havik ter dood te brengen. Havik verneemt voorts, dat Evelyn Dwan zich in de macht van ..De Gier" bevindt. Na een klein voorproefje te hebben gehad van de geweldige kracht van Tambo. de Maleier, die hem ter dood zal brengen, wordt Havik naat een cel gebracht. Hier bevindt hij zich in gezelschap van een menschelijk wrak. dat blijkt Gilligan te zijn, een der vroegere bendeleden van ,,De Gier", die hem verraden heeft. Daarna wordt hij nogmaals bij ..De Gier" gebracht, die hem weer voorstelt zijn medewerker te worden. Havik weigert echter, waarna ..De Gier" Evelyn Dwan laat binnentreden. Er ontstaat een hevig tumult, doordat Tambo zich tegen ..De Gier" keert, die hem gesard heeft. Van deze gelegenheid maken Havik en Evelyn gebruik om te ontsnappen. Zij worden echter weldra door de bende van ..De Gier" achtervolgd en vorderen slecht in het moerassige terrein, waarvan sommige gedeelten uit drijfzand bestaan.
woord van den eerste trokken dezen zich terug, tot zy uit Haviks gezicht verdwenen waren. Hy bevond zich nu misschien op een paar nieter van den grooten weg — klaarblijkelijk dicht genoeg by, dat het schieten de aandacht der passeerende automobilisten kon trekken, want verscheidene auto's bleven staan, terwy] de inzittenden kleine groepjes rond de wagens vormden. Er ontstond plotseling eenige beweging, toen er een groote auto kwam aanryden, waaruit verscheidene mannen sprongen. Onder het slaken van eenige uitroepen renden zy het veld op en waren reeds tot aan hun knieën in het moeras verdwenen eer zy begrepen, dat zy zich op gevaarlijken grond bevonden. Ze stopten direct en wisten er zich uit te bevryden en na teruggekeerd te zyn op hun schreden, begonnen zy te zoeken naar een veilig pad waarlangs zy den zich in het nauw bevindenden man van den geheimen dienst en het meisje konden bereiken. Havik, die een blik over zyn schouder wierp, zag tot zyn genoegen dat Leverage en Booker zich aan het hoofd bevonden. Maar ook „De Gier" had de komst van de versterking gemerkt. Na een bevel tot zyn mannen renden zy het pad op, dat hun bekend was, maar dat Havik zooveel moeite had gekost om te ontdekken. Deze schoot zyn beide revolvers op hen af, en twee hunner zegen neer. Een ander sloeg zyn hand tegen zyn schouder, waar hy klaarblijkelijk geraakt was. De anderen kwamen echter steeds naderbij. Booker hief zyn revolver op en onder het uitroepen van een waarschuwenden kreet, vuurde hy. Maar de afstand was te groot. Hy vuurde nog verschillende keeren, doch zonder resultaat. „De Gier" en zyn volgelingen, die zagen in welk een moeilyke positie hun vijanden zich ten gevolge van het terreip bevonden, deden geen poging om terug, te schieten, terwyl zij op Havik toerenden. Door een of ander gelukkig toeval ontdekte Booker eindelijk den vasten grond, die gevormd werd door het pad, dat door het moeras liep. Terwyl hy Leverage iets toeriep, om hem zyn ontdekking bekend te maken, snelde hij op de mannen in de zwarte pyen af. Maar deze waren nu vlak bij Havik. Deze wachtte zoo lang hy durfde, terwyl hy onafgebroken bleef schieten. Toen greep hy Evelyn beet en snelde weg in de richting van de naderstormende politiemannen. rr e lag als een looden last in zyn armen, terwijl hü haar naar het Maar hy kon slechts een paar passen doen. Toen stapte hy mis /j kleine heuveltje trok, waarop hü stond. De verschrikkelijke en zonk tot aan zijn middel in de modder en het drijfzand. inspanning van de vlucht en de afschuwelijke werking van het Gedurende een oogenblik leek het wel, alsof beide partijen deze drijfzand bleken Ie veel te zijn geweest voor haar zenuwen. plek op hetzelfde moment zouden bereiken. Toen deed Booker, die De mis-stap van Evelyn had aan hun vervolgers een kreet ontlokt. zichzelf geen tyd gunde, een mis-stap en zonk ook tot aan zijn Havik keek over zijn schouder. Ze naderden nu snel. Achter hen knieën weg. Een van zyn mannen, die probeerde hem er uit te onderscheidde Havik de gedaante van Tambo. Deze scheen geen trekken, zonk eveneens weg. De anderen hielden even stil, om hen vrees te kennen voor het drijfzand, terwijl hij van het eene heuveltje te redden. Daardoor won „De Gier" tyd genoeg om niet zyn mannen op het andere sprong. Het leek wel alsof een of ander primitief instinct hem vertelde, waar hij vasten grond onder zyn voeten kon , de kleine oase te bereiken. De zwarte py van een van zyn mannen grypend, spreidde hy deze uit over het zand. Hy stapte er op, en vinden. zich bukkend, rukte hij Evelyn uit de armen van Damion Havik. Havik legde het bewustclooze meisje over zijn schouder. Toen Toen draaide hy yich om en sprong terug naar het kleine met gras ondernam hij een tweeden spurt en was zoo gelukkig veilig en wel begroeide heuveltje. dekking te kunnen zoeken achter een ander groepje heesters. Tambo bevond zich op ongeveer een pas of tien van deze kleine De politie bevond zich nu in dezelfde moeilyke positie waarin oase, toen Havik Evelyn op het gras neerzette. Tambo's oogen rolden „De Gier" zelf eenige oogenblikken tevoren was geweest. Ook zy woest door zijn hoofd en een oogenblik bleef hij staan op een kleine durfde nu niet Ie vuren, uit angst het meisje te zullen treffen. „De verhooging om een tweeden aanloop te kunnen nemen. Havik maakte Gier" waagde het echter niet om te blyven staan ten einde een schot van deze gelegenheid gebruik om op de borst van den reus te mikken. Ie lossen. In plaats daarvan beval hy zyn mannen terug te gaan, en Met een luiden kreun zakte Tambo door zyn knieën. Toen viel hü hy wachtte alleen af en toe lang genoeg om zich te overtuigen, dat met zijn gezicht voorover... degeen, die van zijn bende gewond was, kans zag om zich in veilig heul te brengen. Den man, die gedood was, liet hy eenvoudig achter. Een der in een pij gehulde achtervolgers richtte zijn revolver en Havik draaide zyn hoofd in de richting van de naderende politieschool. Havik voelde den kogel door het vleezige gedeelte van zyn mannen. Hy zat nu tol aan zyn oksels in het drijfzand; alleen zyn aim gaan. Een kreet van „De Gier" maakte dat er niet verder geuitgespreide armen rustten er nog bovenop. Langzaam, centimeter schoten werd en dat Haviks achtervolgers bleven staan. voor centimeter, zonk hy er echter dieper in weg, en iedere beweging Vijf minuten lang lag Havik op het met gras begroeide heuveltje, die hy maakte, scheen de zuigkracht van het zand slechts des te wanhopig pogingen doend, om zyn zoo hevig afgenomen krachten heviger te maken. De anderen waren er reeds in geslaagd Booker (enig te winnen. En loen, zijn revolver nemend, vuurde hy het eene en zyn metgezellen Ie redden. Na een kort bevel aan de anderen schot na het andere af op „De Gier" en diens bendeleden. Op een gegeven te hebben, rende de inspecteur het pad weer af, van het
zich om de zyne. Leverage gaf een forschen ruk. Haviks schouders verschenen boven het zand en het water. Toen vonden zyn natte vingers geen houvast meer en hy zonk weer weg, naar beneden getrokken door de zuiging. .-ui i ,;;„ Intusschen was Booker er in geslaagd, daarby geholpen door zyn mannen, het heuveltje te bereiken. Het aan hen overlatend om zich verder zoo goed mogelyk te redden, begaf hy zich naar commissaris Leverage en Kelly, hen zoo luid mogelijk aanmoedigend. „Probeer hem er verder uit te trekken!" schreeuwde hy. „Ik kom helpen, commissaris!" . Hy hoorde een waarschuwenden uitroep van de mannen achter hem Toen werd hy door iets met vervaarlijke kracht in den rug getroffen en hij viel voorover in het modderige water, terwyl een gele gedaante, die met bloed bevlekt was, over hem heen schoot en met een kolossalen boog terecht kwam op een kleine, met gras begroeide verhooging, vlak naast Havik. De gele gedaante bukte. De spieren van zyn geweldige schouders en armen schenen zich tot knoopen te verwarren, toen hy een machtigen ruk gaf. En toen, den met modder bedekten Havik over zyn schouders gooiend, sprong hy weer terug naar de veilige met gras begroeide oase. . . • . n Een oogenblik aarzelde hy, alsof hy met precies wist welke richting hy moest kiezen. Maar toen sprong hij van het eene heuveltje op het andere, eer de verbaasde politiemannen wisten wat er aan de hand was — laat staan besluiten konden wat zy moesten
ZE LAG ALS EEN LOODEN LAST IN ZIJN ARMEN. DE VERSCHRIKKELIJKE INSPANNING VAN DE VLUCHT EN DE AFSCHUWELIJKE WERKING VAN HET DRIJFZAND BLEKEN TE VEEL TE ZIJN GEWEEST VOOR HAAR ZENUWEN.
eene heuveltje op het andere springend, zonder zich ook maar een oogenblik tyd te gunnen om den grond onder zijn voeten te probeeren. Hy bevond zich op korten afstand van Havik, toen hy voor den tweeden keer mis-stapte, wankelde en viel. De anderen struikelden over hem en kwamen eveneens te vallen. Havik was nu tot aan zyn kin in het drijfzand weggezakt. Een oogenblik later was het brakke, smerige water reeds tot aan zyn lippen gekomen. Hy hield zyn adem in toen hy zichzelf langzaam, heel langzaam steeds verder voelde wegzakken. HOOFDSTUK XIV. In de val. Terwyl inspecteur Booker moeite deed zich te bevryden uit de zuigende massa waarin hy terecht gekomen was, bleek hy de eerste die begreep in welk een gevaarlijken toestand Havik verkeerde. Gewend als hij was om snel te denken, wendde hij zich tot den man die zich naast hem bevond en hem om het middel grypend, trok hy hem met een krachtigen ruk omhoog en slingerde hem toen weg. De man kwam op een met gras begroeid heuveltje terecht, een meter verder. Door de beweging die Booker had gemaakt, was hy zeit echter dieper weggezonken. Maar hy was niet van het soort, dat altyd het eerst aan zichzelf denkt, wanneer het leven van een ander gevaar loopt. . ....... j ••» i Commissaris Leverage, die tot aan zyn knieën in het drytzantl was verdwenen, bevond zich eveneens binnen Bookers bereik. Deze greep zyn supérieur bij de beenen en riep den man, dien hy zoo juist gered had. . ^ .„, „Gauw! Geef den commissaris een hand! Een oogenblikje later bevond ook de commissaris zich op veiligen grond. Booker wees naar de plek waar Haviks hoofd nog net boven het zand uitstak. .. TT •. . i. ♦ „Maak een ketting van menschen!" nep hy. „U bent het zwaarst, Leverage. Grijp Kelly by de enkels en laat hem op zyn buik vooruitkruipen tot hy Havik er een eindje uit kan trekken. De anderen en ik komen jullie direct te hulp." ^ u- A t Commissaris Leverage was er niet de man naar om op eerbieü 01 plichtplegingen te staan. Hoewel hy in rang boven Booker stond, haastte hy zich om aan het bevel van den inspecteur te voldoen en Kelly by de enkels grypend, schoof hij hem over het trillende, zuigende zand naar Havik toe. . • . De neus van den man van den Geheimen Dienst bevond zich nog maar nèt boven water. Hij strekte zyn hand zoover mogelyk uit en raakte de vingers aan van den ander. Kelly's gespierde hand sloot
Weer was het Booker, die de leiding nam. Hij trok onmiddellijk zyn revolver en schoot verschillende keeren op den vluchtenden Maleier. .... . . „Schiet hem neer!" gilde hy. „Schiet hem in zyn beenen, voordat hy buiten ons bereik is! Hij zal den majoor dooden..." Hoewel zijn mannen tot aan hun knieën in de modder en het zand stonden, gehoorzaamden zy toch direct zijn bevelen. Een dozyn kogels vlogen den reus achterna, terwyl zij zoo laag mogelyk richtten, om Havik niet te treffen. Toch slaagde Tambo er in oogenschynlyk ongedeerd de tweede oase te bereiken. Gedurende de fractie van een seconde bleef hy staan om adem te halen. Toen werd hy door een kogel getroffen. Zijn hulpelooze last viel van zyn schouder. Hy draaide zich om in de richting der politiemannen, zyn bovenlip opgetrokken, zoodat zijn groote gele tanden zichtbaar werden, hetgeen hem een verschrikkelijk woest en wreed mterlyk gaf. Een moment leek het, alsof hy naar hen toe wilde komen om met zyn bloote handen een gevecht met hen te beginnen. Maar een tweede kogel drong zijn lichaam binnen, eer hij een besluit had kunnen nemen. Als een blok viel hy neer, bovenop den man dien hy uit het moeras had gered. Of Tambo Havik uit het dryfzand redde, omdat hy zyn prooi niet wilde verliezen, of dat hij dit deed, omdat hij bang was bij „De Gier^-i«-engenade 4«-zullen mallen indien Havik ontsnapte, is een vraag, die wel nooit beantwoord zal worden. Hoe dan ook, in ieder geval bleek, dat Tambo van een ontzettende vitaliteit was, want hóewei hij door twee kogels was gewond, bleef hy hoogstens twee seconden op den grond liggen. Plotseling veerde hij weer overeind, gooide Havik ver van zich af en scheen op het punt een sprong te doen. En toen sprong hij inderdaad, sissend als een slang, van het eene heuveltje op het andere en was uit het gezicht der politiemannen verdwenen, eer deze kans hadden gezien andermaal Ie schieten. Terwijl Leverage en Booker by lederen voet, dien zy verzetten, voorzichtig den grond onderzochten alvorens verder te gaan, bereikten zy eindelijk de veilige oase. Havik, die byna over evenveel levens scheen te beschikken als de gele reus, was tot zichzelf gekomen en bleek in staat overeind te komen, toen zij by hem kwamen. Intusschen waren de andere politiemannen ernn geslaagd zichzelf uit het verraderlijke zand te bevrijden en door den weg te volgen, dien hun supérieuren hadden genomen, bereikten zij ten slotte ook de met gras begroeide plek. Havik voelde zich styf en pijnlijk terwijl hij overeind kwam en naar de verblijfplaats van „De Gier" wees. „Er zijn minstens een stuk of tien, twaalf bendeleden by Ayres, vertelde hij hun. „En wy zijn slechts met ons zevenen. Dat is dus bijna twee tegen een, want ik ben ongewapend, daar ik geen patronen heb voor de" revolvers, die ik van die kerels heb afgenomen. Maar Evelyn Dwan, het meisje waar ik van houd, bevindt zich weer in de macht van dien duivel en ik ga er heen om haar te bevrijden! Ik vraag niemand met my mee De uitdagende verschijning te gaan om zyn leven te wagen bij een Ann Sothern hopelooze ondernein de oer-geestige film ming — jullie weten allemaal wie en wat .BLONDJE STICHT „De Gier" is. Als jullie me dus een van VERWARRING" allen een revolver wilt leenen, ga ik alMETRO-GOLDWYN-MAYER leen!" Damrak 49 — Amsterdam (Wordt vervolgd)
/
comcm
«,,,.„„, _ • ■ . J Blcbard Greene «n Brenda Joyce
Regle: ROY DEL RUTH Davld Duke All en Simpson Daniels Prof. Daniels
•
Clara
Lillian Bennett Sortwe11
•
20th Century-Fox-fllm Richard Qreene Richard Dix Brenda Joyce Roland young Gladys George Katharine Aldrldge Russell Gleason
mt
iP 'V' e!.n l0ng vrouwtle. •» gehuwd met Duke Allen en Duke 1 kan zijn brood niet verdienen. Beseft hij eigenlijk de ver ^ antwoording van het huwelijk wel? Als er geen kind was zou Clara het waarschijnlijk wel dapper hebben volgehouden' maar haar hart breekt, als zij aan den kleinen Davld In zijn wiegje denkt. Het Is zoo bitter koud én er Is geen brood In
De kans komt, een veilig onderdak en welstand te vinden voor het kind en haarzelf. En Clara bezwijkt voor die verleiding en laat haar man alleen. Duke Allen gaat sindsdien eenzaam door ^ u";. t™ " hlJ en ,rm bllJ't h|J- H« doet "o'" beetje aan journalistiek, maar hij is niet betrouwbaar genoeg, om geregeld ^ f"k «e hebben. Aangezien men hem mit al zijn fouten tóch graag mag lijden, helpen vrienden hem nogal eens, leenen hem soms wat, of nemen hem mee uit eten en zoo houdt Duke het dan zoó'n beetje vol. En mlddelerwljl verstrijkt de tijd. Clara kan haar zoontje In weelde opvoeden en de dag breekt aan waarop Davld door zijn pleegvader naar de universiteit gezonden wordt, om te studeeren. Daar verzeilt hij In het kliekje rijkeluiszoontjes, familie en relaties van zijn stiefvader, maar dit lokt hem In het minst niet aan, hij voelt zich veel meer aangetrokken tot een eenvoudigen jongen van wat boersche afkomst: i& Sortwell. Voorts zoekt hij gaarne het gezelschap van een ' de«- hoogleeraren, Prof. Daniels, die een aardige maar ietwat excentrieke dochter heeft, Simpson genaamd en die al Wél weinig toeschietelijk Is. Dit ^^^^ alles Is nieuw voor hem en heel Interessant, maar MW' V tezelfdertijd komt in hem de steeds branderder wordende vraa ''^k^ ■ V « OP: ,.Wie Is mijn vader en wat doet hij?" Door een toeval MM '5a^ verneemt Davld van Prof. Daniels Wle wat MM Vlk vader is. De professor heeft ook hem vroe er les , M ^^Ä 8 gegeven en kon een reeks van goede ■ ^^^^^^™ eigenschappen in Duke Allen waardeeren. Dit brengt David er toe, zijn vader te gaan opzoeken en ofschoon de aanvang der kennismaking een beetje koud is, laat de jongen zich niet afschrikken. Hij zoekt en vindt den weg naar zijn vaders hart. Welk een wonderlijk nieuwe en ontroerende ervaring voor dien verloren zwerver, Duke Allen, op eenmaal een volwassen zoon te bezitten 1 Welk'een wonder, dat de appel ditmaal zoo vér van den stam gerold Is, dat er zulk een flinke, energieke, Innemende en kerngezonde jongeman voor'hem staat en hem „vader" noemt! Nu verandert het leven voor Duke Allen totaal, hij ZOekt t<:r8tond werk en James K. Paulding George Zucco weet een der hoofdredaceUren te overtu| Lester Bennett Edward Morris ! 8en, dat hij tot regelmatlgen arbeid S,ïat is, WeIk een vr R. J. Bennett Henry Kolker , e"8de In dat half versleten D'gby Richard Bond ",' met den Jongen ult te «aan' hem te wijzen 0p al at / Robert Shaw ede' en mooi is, te bespeuren, dat David 1* Studenten ) Robert Kellard JoTA'A ^ ^ *" ""^ ** ^^ Evns
w
l:"::::;:;:::::::::;;;:::::::::::::ÄndyDumMSe „Minor Wauön
fm
„infr"iddei81,adaar««• simpson oameis,hetweerDavid'6 m 8ie' ** ^ ""' ,nd'uk .""""« "P Lester Bennett is de eigen zoon van Davids pleegen met hem en het meisje maakt men 's avonds ' na een fuif, een autotocht, waarbij zich Iets afschuwelijks voordoet. Lester zit aan het stuur en rijdt onverantwoordelijk. Eensklaps heeft hij iemand aangereden en ondanks de woedende protesten van ld en s< mp8on, rijdt hij door, het slachtoffer aan zijn lot overlatend. Den volgenden dag verneemt men in de krant van het on Seluk en al heel gauw is de familie Bennett en is 0 k o zij" eigen moeder er bij, om David te bewegen tot een valsch getuigenis, maar de jongen -weigert. Zijn rechtschapenheid verbiedt hem, hierop In te gaan ' Zel,s z^n moeder schaart zich bij zijn tegenstanders en het wordt Davld uiterst bitter en moeilijk gemaakt. De jongen gaat daarop naar zijn vader om te vragen hoe hij moet handelen. En deze meent, dat Indien Davld nu voortaan zijn heil bij hém zocht, hij van zijn moeder zou vervreemden en zijn toekomst zou vergooien. Daarom kan Duke zelf beter uit Davids leven verdwijnen en daardoor den Jongen weer In de richting varj zijn moeder en pleegvader sturen. Hij laat dus een briefje voor Davld achter dat hij genoeg heeft van het ordelijke leven ea naar Zuid-Amerlka vertrokken Is. De zoon echter kent zijn vader beter, dan deze zichzelf kent. Een zesde zintuig, dat van de warme aanhankelijkheid, zegt hem, dat zijn vader niet den boel in den steek heeft gelaten, dat hij hem zal kunnen vinden op zijn vaste plaats op zijn kantoor verantwoording dragend, werkend, vol plichtsbesef. In deze verwachting wordt hij niet bedrogen. Vader en zoon hooren tóch bij elkaarl vader
•3 .^^^HKC e^H^^H
^
*,f< ^|*tl " <. ^■■IP'll "•^ '" f
^^ma^^ ^ '% ImKk fj-X^H 4W W^^mB. v M| »^^»a -__^ \ MBS
i^™, «^H; '
l ^^^^^^^^^^^ <■ ^^^^^^^^^^^^H
>aat
Twee Studenten in het geiln T<m den ptoleuor
^
■v'
HEUGLIJK NIEUWS. Zoo lang de postverbinding met Zecl.md nog niet geheel normaal was, brachten b(kende Nederlandsche wielrenners de brieven van f a mil ieleden uit Holland over.
Mu de auto's, zonder welke men zich het moderne stadsbeeld - om van onze groote verkeerswegen maar te zwijgen! nauwelijks meer kon voorstellen, grootendeels zijn verdwenen, is hun voorganger, het paard, weer volledig in eere hersteld. „'t Kan verkeeren. . ." zei reeds Bredero, en dat hij gelijk had, zien wij ook nu weer. Hoe vaak zijn er de laatste jaren geen klaagliederen geuit over het lot der paarden, die zich steeds meer verdrongen zagen door de paarde. . . krachten, welke inplaats van met haver, met benzine en olie „gevoerd" werden. Het zou werkelijk niet zoo heel veel langer duren, of het paard was een bezienswaardigheid, een soort museumstuk geworden. Niemand had dan ook gedacht, dat het nog eens ooit in de gelegenheid zou komen weerwraak te nemen op den auto. Het onverwachte is echter gebeurd, en onomwonden moet worden gezegd, dat het paard thans opgeld doet. Het is de redder uit den nood gebleken en heeft zonder rancune den arbeid dien de auto's in den steek moesten laten, opgenomen om zonder verwijl aan het werk te gaan. We zouden haast zeggen: het heeft zich een goed vaderlander getoond door eveneens zijn beste krachten aan den wederopbouw te wijden. En hoe dankbaar werd zijn hulp aanvaardl Al wat maar paard genoemd kon worden, is van stal gehaald. Paarden, die in normale tijden misschien alleen maar belangstelling zouden hebben ondervonden van den slachter, zien zich opeens in eere hersteld en loopen trotsch voor een of ander voertuig. . . dat soms wel eens een auto isl Er is één beroep, dat bovenal van deze hoogconjunctuur in de paardenwereld profiteert. Dat Is het beroep van den man, die de rossinanten van schoenen voorziet. De hoefsmid.Ook hij was, evenals 't paard, de laatste jaren in het gedrang gekomen en oefende zijn eerzaam ambacht nog slechts hier en daar op een vergeten plekje uit. Wanneer stapte er nog een paard bij hem binnen om zich een paar schoenen te laten aanmeten - of eigenlijk twee paar, want met zijn vier poolen kan 't paard h« bezwaarlijk met minder doen! Misschien zal de geboren en getogen vakman - want het is een vak, en een moeilijk vak.
hebben
Terwijl het ijzer nog gloeiend heet is, wordt het tegen den onderkant van den hoef gehouden om na te gaan of 't goed zit. De opstijgende rook verspreidt de onaangename schroeilucht waaraan men reeds van verre een hoefsmederij kan herkennen.
moeten
Nieuwe klanten, die van stal gehaald zijn en nu geduldig bij den hoefsmid staan te wachten tot zij nieuwe schoenen hebben gekregen, waarna zij vol moed aan het werk zullen ^— gaan. dat van den hoefsmid — u met tranen In de oogen bekennen, dat dit maar zelden, heel zelden meer het geval was. Doch nu is dat anders geworden. Geen paard kan dienst doen als zijn hoeven niet voorzien zijn van een stel deugdelijke ijzers en zoo kwam het, dat er, vooral in de eerste dagen der beperking van het auto-rijden, een groote drukte ontstond in de nog maar weinige hoefsmederijen, die er in ons land zijn overgebleven. Vele paarden toch, die op stal hadden gestaan en er bijna beschimmeld waren, werden nu tevoorschijn gehaald en midden in het
Een, die wie weet hoe lang op stal heeft gestaan, wordt naar den hoefsmid gebracht om van behoorlijk schoeisel te worden voorzien.
geplaatst, met het gevolg, dat zij in allerijl beslagen moesten w°rdenc leven Wij hebben een bezoek gebracht aan een hoefsmid ten einde eens te zien, hoe het paard geschoeid wordt. Dat is nog lang niet zoo eenvoudig als u misschien wel zoudl denken, want als de ijzers niet precies passen, is er groote kans, dat het dier kreupel gaat loopen en weer eenige dagen terug naar stal moet, om daar te genezen, hetgeen natuurlijk, vooral in dezen tijd nu er zooveel werk aan den, winkel is, een groote _
schadepost zou beteekenen. De hoefijzers worden vervaardigd uit smalle reepen ijzer, die men in het vuur verhit om ze te verwerken. Allereerst wordt het ijzer in den vorm gesmeed en van gaten voorzien. Terwijl het nog steeds roodgloeiend is, wordt het onder den hoef van het paard gepast, waarvan het dier niets voelt. Dit passen veroorzaakt echter een onaangename schroeilucht, waaraan men reeds van verre een hoefsmederij kan herkennen. Met behulp van een vijl maakt men het ijzer vervolgens precies pas, om er dan langs een slijpsteen de scherpe kanten af te slijpen. Dan is het gereed om aan de voeten bevestigd te worden, hetgeen gebeurt met speciale nagels, die via de galen, welke in hel ijzer zijn aangebracht, in den hoef worden geslagen. Dit „beslaan" dient zoo te gebeuren, dat de punten der nagels opzij en van voren uit den hoef tevoorschijn komen, want ze moeten worden omgeslagen en daarna afgevijld, willen de ijzers goed blijven zitten. Doch dat dit laatste inderdaad gebeurt, is den goeden vakman wel toevertrouwd I Honderden paarden, di? dit nooit gedacht hadden, zijn de laatste
dagen
op
deze
wijze geschoeid geworden en doen nu hun best om alle transporten zoo spoedig mogelijk op de plaats van bestemming te krijgen. Dat het niet zoo vlot gaat als het autotransport, is wel zeker, doch dat mogen wij het paard niet kwalijk nemen. Hetgeen wij dan ook zeker niet doen. Integendeel: wanneer wij op het oogenblik bruintje zijn last zien „dragen", dan stemt ons dat tot dankbaarheid - dankbaarheid omdat hij er nog was en hij zijn werk maar weer zoo goedmoedig heeft opgenomen! Waar of niet?
-^^—^—^^—^^—^^
"
hengel aanwezig, dien zelf vooruit komen, maar als we de au fond we rond het lichaam niet zoo moeilijke zwembewegingen juist gorden. En nu even uitvoeren, hebben we dit hulpmiddel niet' de tanden op elkaar meer noodig. Het is de taak van den zwemen doorzetten. Het leeraar te voelen, wanneer dit het geval is. bovenlichaam voorHij zal dan de lijn meer en meer laten vieren, over, de beenen achzoodat we ten slotte werkelijk op eigen kracht teruit en . . . .• floep, vooruit komen. daar liggen we op Nu zetten we onze oefeningen eerst in het onzen buik in het ondiepe bad voort en wel in dier voege, dat water. Als we van we van den eenen kant van het bad naar den den eersten schrik anderen zwemmen. Gelukt het ons regelmabekomen zijn en betig en zonder inspanning het zwembad in de merkt hebben, dat de breedte over te steken, dan kunnen we hethengel ons voor zinzelfde in de lengterichting probeeren, m.a.w. ken behoedt, kunnen 'het groote moment breekt aan, dat we ons we onze aandacht zonder hulpmiddelen in het diepe bassin benaar de eerste begeven. Inmiddels hebben we reeds zooveel wegingen van den vertrouwen in de eigen capaciteiten, dat van schoolslag verleggen. angst nagenoeg geen sprake meer is. Toch We strekken nu beeverdient het aanbeveling in den beginne nen en armen met langs de kanten te zwemmen, liefst achter de voeten en handen een stok aan, opdat we ons desgewenscht aaneengesloten, de kunnen vastgrijpen. En nu is het zaak rustig laatste met de pinken te blijven en de bewegingen onverminderd naar boven gekeerd. kalm en technisch correct uit te voeren, Nu worden de armen daarbij vooral ook voor een rustige ademkrachtig door het wahaling zorg dragend. Houden we ons hieraan, ter zijwaarts gestrekt, dan zullen we ons spoedig van de kanten waarna de handen kunnen verwijderen. De stok van den leeraar langs den kortsten weg wordt overbodig en we zijn zoover, dat we van onder de kin worden onszelf kunnen zeggen de zwemkunst te gebracht. Tegelijkerverstaan. Nu komt natuurlijk de tijd, dat tijd buigen we de we gaan polijsten en dat we er aan gaan denbeenen met gestrekte- ken ons sneller te verplaatsen door middel voeten zoodanig, dat van andere slagen, zooals rugslag en borstdeze laatste zich juist crawl. Maar dat gaat dan vanzelf, hoofdzaak aan de oppervlakte is dat we reeds in staat zijn ons in het water van het water bete verplaatsen. vinden. Vervolgens Eén onderdeel is er nog, dat ons aller aanstrekken we de armen dacht verdient, nl. het redden van drenkeDulfe-acrohatcn naar voren. waarlingen. Als we eenmaal zelf kunnen zwemmen, door deze weer in maken we daarvoor natuurlijk in een zoo de uitgangshouding breed mogelij ken kring propaganda, maar komen. De beenen toch blijven er nog altijd honderden menschen worden nu krachtig bestaan, die niet kunnen zwemmen en die zijwaarts gestrekt en toch niet minder dan een ander bloot staan daarna, eveneens aan het gevaar om te water te geraken. krachtig, aaneengeHoe heerlijk is het, de wetenschap te hebsloten. Vooral den ben zulke ongelukkigen in geval van nood adem niet inhouden ! te kunnen helpen I Daarom moeten we onze In den beginne zwemkunst vooral ook in deze richting ontkost een en ander wikkelen. veel inspanning, maar spoedig zullen • we zoover zijn, dat we, althans met behulp van den hengel, een correcten schoolslag kunnen uitvoeren. Nu laten we den hengel voor wat hij is, gorden een drijfkurk om en gaan het aan den hengel geleerde in practijk brengen. Nu volgt een herhaling van de oefeningen aan den hengel en allengs zullen we zien, dat we vooruit komen. Zijn we eenmaal zoover, dan is de animo er, en dan zullen we niet eerder rusten, voordat we van onszelf kunnen zeggen, dat we kunnen zwemmen. Spoedig komt de tijd, dat we ook de drijfmiddelen vaarwel kunnen zeggen. De zwemleeraar bindt ons nu een lijn om, waarmede hij ons door het zwembassin trekt, het z.g. „diepe" incluis. Dat touw hebben we in de eerste plaats uit moreele overwegingen noodig, want al waren we nu in het ondiepe bassin heele pieten, nu het er op aankomt, blijkt de oude vrees nog steeds niet geheel overwonnen te zijn. In het ondiepe bad konden onze voeten immers haastig den veiligen grond zoeken, als het niet heelemaal naar wensch ging, maar in het (liepe bassin moeten we zwemmen of we willen of niet. Den eersten keer gaat het natuurlijk nog niet al te best en worden we meer getrokken dan dat we Een echte waterrat
FBDHTEEB ikmmd-
den tuin genieten, nog veel meer dan een ander; er zijn tallooze klein« b~igh.defln! die men met veel meer opgewektheid «»"»»^ .^"^'T buiten zit. en die bovendien heelemaal niet per «•Jb,nnLen^uls.h ^"^mU^ beurenl En op vrije middagen en des Zondags - dan kan «^ ««1« »m'"« er plezier aan beleven. Men drinkt gezellig in den tuin koHie en des middags een kopje thee, men handwerkt ol '^ • ■„f" "'*?• f*" *'-£ wordt, zoodat vader zijn krant weggooit en zegt: "^'V? I ' 'hw die zón op mijn gezicht", en Zus klaagt dat haar h«"^*^« ^"^ " wel, dan planten we zoo'n gezellige kleurige parasol in den grond en kruipen er onder. In den tuin heeft alles een vroolijker aanzien. Zells a groeien er hoofdzakelijk groenten in en boeien er slechts f'" •" *^ wat bloemen, toch harmonieert alles zoo goed met vTooliike "'«^J"*'"' kleurige parasols en zonneschermen, bont getinte kussens en klM°Je$ • " En a's ge kleine kinderen hebt en uw tuin is groot genoeg, zorg dan vooral, d* ge een grasveldje hebt, waar zij kunnen "^ *" Ä waar zij languit In de zon kunnen liggen en gezondheid en levensvreugde kunnen opdoen....1. We drinken buiten thee... 2. Als we van zon en lucht genieten 3. Een verkoelende dronk op het terrasje.
GEZONDE SPORT:
ZWEMMEN Een waterland als Nederland is een waar dorado voor de liefhebbers van watersport. Wanneer men in dit verband denkt aan kano-varen, roeien, zeilen enz., dan wordt als iets natuurlijks aangenomen, dat men de zwemkunst machtig is, een stelling, die helaas meer theoretische dan practische waarde bezit. Want ondanks alle gunstige omstandigheden zijn er nog altijd velen, die niet kunnen zwemmen, hetzij uit watervrees, hetzij uit lakschheid of wel omdat men de beteekenis daarvan niet voldoende beseft. Zwemmen is heusch zeer eenvoudig en ieder normaal geproportionneerd mensch is in staat de zwemkunst aan te leeren. De eerste voorbereidingen worden getroffen „op het droge", d.w.z. men maakt eenige bewegingen, die het zwemmen imiteeren en dan stappen we al spoedig in het water, voor een oogenblik nu eens de geheele omgeving vergetend. Als bij alles is ook bij het zwemmen het begin moeilijk. We beginnen natuurlijk met den elementairen zwemslag : den schoolslag. Meteen doet zich de eerste ernstige moeilijkheid voor. Hoe komen we van den verticalen tot den horizontalen stand ? Het zwembassin biedt ons de behulpzame hand. Er is een
Tot de vele ontdekkingen van onze generatie behoort die van den ... tulnl Verbaas u niet, lezer of lezeres, en zeg niet: tuinen hadden we vroeger toch ook. Want inderdaad, onze ouders en grootouders bezaten vaak een tuin, maar zij verstonden helaas niet de kunst om er van te genieten. Hun tuin was een keurig onderhouden stukje grond met de wonderlijkste slingerpaden, die op bedrieglijke wijze de illusie van ruimte moesten geven; met onberispelijk geknipte heggen en de meest onwaarschijnlijke taxis-monstruositeiten. Daarbij behoorde dan nog een duister prieeltje, vol spinneg en andere insecten, waar nooit iemand kwam behalve misschien de dochter des huizes om er In het geheim 'n ontmoeting te hebben met den uitverkorene haars harten. Gelukkig ziet men in onzen tijd de zaak anders in. Wij weten gelukkig wat licht en lucht voor een mensch waard zijn, en daarom waardeeren wij onzen tuin, al is die nog zoo klein, des te meer. Wij beginnen in te zien, dat de tuin evenzeer in aanmerking komt om er te wonen. Waarom zouden we, ais het weer het toelaat, niet zooveel mogelijk onze bezigheden in den tuin verrichten? Niets is gezonder en plezieriger dan om des morgens, zoodra men opgestaan is, een poosje in den tuin te gaan, er den dauw en de Irissche prille morgenlucht te ademen. En waarom zou men eigenlijk ook niet zijn ontbijt gebruiken in den tuin o» op het balcon, oi het terrasje? Voor schoolgaande kinderen, voor mannen en werkende vrouwen Is dit een uitstekende gelegenheid, die bovendien niets kost - z*Hs fleen «jdl -, om een hapje Irissche lucht te krijgen. Ook moeder de vrouw kan van
■
CARSTENS' VLUCHT ££7V COMPLEET VERHAAL DOOR D'ALVAREZ Zwaar ademhalend en doodelijk vermoeid bleef Carstens staan. Door half gesloten oogleden tuurde hij tusschen de donkere en lichte plekken der boomen door, waarvan de afhangende takken hem het uitzicht gedeeltelijk beletten. Het leek hem hier veilig genoeg en de hut, die hij op korten afstand ontdekte, kwam hem ook volkomen onschuldig voor. Toch wilde hij geen enkel onnoodig risico loopen. Wel is waar was hij er vast van overtuigd, dat de politie reeds eenige dagen geleden zijn spoor moest zijn kwijt geraakt, maar het had toch geen enkel nut om door louter onvoorzichtigheid in de armen der wet te loopen. Terwijl hij de hut met zijn blikken van op een afstand onderzocht, ging hij telkens van den eenen voet op den anderen staan. Hij had snel en veel geloopen, en voor het grootste deel over moeilijk, bijna onbegaanbaar boschterrein. Even sloot hij zijn oogen bij de herinnering aan wat er nog geen week geleden was gebeurd. „Als Ik niet zoo dwaas was geweest om vriendschap te sluiten met dien praatgragen kerel," mompelde hij, „zou Ik nu nog mijn baan hebben gehad en niet op de hielen worden gezeten door de justitie. . ." Langzaam deed hij zijn oogen weer open en na nog even aandachtig de gansche omgeving te hebben verkend, slaakte hij een diepen zucht. „Ik geloot dat het hier veilig genoeg is — althans voldoende veilig om het te kunnen wégen," peinsde hij halfluid. „Het Is beslist een goudzoeker, die hier woont, te oordeelen althans naar de gereedschappen, die er naast de deur staan. Inheemschen zijn nergens te bekennen, en ook van den bewoner merk Ik geen spoor. Misschien dal hij binnen een tukje zit te doen. . . Ik moest het er maar op wagen!" Na nog even een snellen blik om zich heen geworpen te hebben, liep hij op de hut toe. Zijn hart klopte onrustig, en een angstig voorgevoel beklemde hem. Maar de honger dreef hem; hij moest' iets te eten hebben. Zoo ging het niet langer; hij kon bijna niet meer op zijn beenen staan van zwakte. „Het zal wel meevallen," troostte hij zich. „Het is hier zoo eenzaam, en menschen, die de eenzaamheid zoeken, zijn gewoonlijk nogal goedmoedig. Bovendien zijn zij nooit zoo erg nieuwsgierig. Als zij het wèl zijn, blijven zij onder de menschen. Het ziet er niet deftig uit," bedacht hij, toen zijn oog viel op het gescheurde gordijn,
dat voor het kleine raampje hing, „maar een mf Itljd zal er altijd wel voor mij kunnen overschieten. Ik ben met weinig tevreden. . . Als ik maar wat te eten krijg." De deur stond op een kier en Carstens keek naar binnen. Een ruwe houten tafel stond midden in het vertrek en hij ontdekte slechts één stoel... Neen, aan den anderen kant van het vertrek zag hij er nu nog een. Op den grond lagen eenige blikken; klaarblijkelijk had er voedsel in gezeten. Het was vrij donker in de hut, maar nu zag Carstens toch geheel achterin een bed, waarop de bewoner lag. „Net zooals ik dacht," mompelde Carstens. „Hij doet een tukje." Hij kuchte, maar de man op het bed verroerde zich niet. „Hé,' riep Carstens toen zachtjes, en nog eens: „Hél" Maar nog steeds bleef de ander onbeweeglijk liggen. „Dat Is vreemd," mompelde Carstens, en hij liep op het bed toe. Hij boog er zich over en deinsde toen ontdaan achteruit. De oogen van den man waren open en staarden vreemd, glazig en onbeweeglijk naar de zoldering. Daar kon slechts één verklaring voor zijn. De man was doodt Hoewel hij door den schok en den honger nauwelijks meer op zijn beenen kon blijven staan, stelde Carstens toch een verder onderzoek in. De man kon hoogstens een uur of tien geleden gestorven zijn, en voor zoover Carstens kon nagaan was hij ten gevolge van koorts overleden. „Arme duivel," mompelde Carstens. „Alleen In de wildernis gestorvenl - Of hij nog inheemsche bedienden gehad zal hebben? Neen, dat lijkt me niet waarschijnlijk. En als het wèl zoo was, dan zullen die wel de vlucht genomen hebben toen zij merkten, dat hij ging sterven. De lui hier zijn nogal bljgeloovlg uitgevallen - ze zijn altijd bang, dat de geesten van afgestorvenen hen zullen betooverenl" Hij nam een stuk vleesch en een homp brood, dat op tafel lag, en ging er mee naar bulten. Onder een boom, waar het koel was door de schaduw, zette hij zich neer en stilde zijn honger met groote, gulzige happen. Terwijl hij at, dacht hij na; naarmate zijn plan duidelijker vormen aannam, bewogen zijn kaken zich onder het kauwen langzamer. Tegen den tijd dat hij alles had opgegeten, stond zijn besluit vast. Hij keerde naar de hut terug en keek naar het ontzielde lichaam op het bed, de magere, ge-
WASCHDAG
spierde .gestalte en het gladgeschoren gezicht bestudeerend. Hij plukte aan zijn behaarde bovenlip. „Als Ik dat afscheer," mompelde hij, „lijk Ik sprekend op hem. Het zou best zoo beschikt kunnen zijn — dat ik hem hier moest vinden. En ik zal er hem geen enkel nadeel mee doen." Zijn gezicht vertrok zich even tot een grijns en onmiddellijk begon hij met de uitvoering van zijn plannen. Onder het gereedschap dat naast de deur van de hut stond, bevonden zich een schop en een klein houweel; met behulp hiervan kostte het hem niet veel tijd om in het dichte kreupelhout een graf voor den overleden bewoner der hut te delven. Hij ging weer terug naar de hut en nam het lichaam, niet zonder piëteit, op zijn schouder en legde het In de laatste rustplaats die hij had gereedgemaakt. Na het graf met aarde gevuld en zooveel mogelijk gelijk gemaakt te hebben, strooide hij er wat dorre bladeren op en trok een paar der laag neerhangende takken er overheen ten einde alle sporen te verbergen. In de hut stelde hij nu een onderzoek in naar papieren waaruit hij nadere bijzonderheden omtrent den bewoner kon te weten komen. Hij vond een paar oude enveloppen, geadresseerd aan „D. Rijsveld". — „Dus dat is nu voortaan mijn naam, zóó heet ik dus in het vervolg," mompelde hij. Hij vond ook het scheermes van den doode en begon direct zijn snorretje te verwijderen. Daarna legde hij alles zooals hij het gevonden had, stopte een pijp uit het blikje tabak, dat op de tafel stond en ging toen met een zucht van voldoening zitten. Hoe meer hij over het geval nadacht, hoe meer hij tot de overtuiging kwam, dat hij zich volkomen veilig mocht voelen. De man die voor de justitie de vlucht had genomen, was van den aardbodem verdwenen en in zijn plaats was nu „D. Rijsveld" gekomen. Carstens wist heel goed, dat iemand, die zóó eenzaam woonde als de man In wiens plaats hij was getreden, niet veel verbinding meer heeft met de beschaafde wereld — misschien zoo af en toe, een paar keer In het 'jaar, een brief van een of ander familielid, of van een ouden vriend, die iedere relatie nog niet had opgegeven. Veel persoonlijke ontmoetingen zou hij in deze wildernis niet hebben; in ieder geval zou hij voldoende tijd hebben gewonnen om nieuwe plannen te kunnen bedenken om uit de handen van het gerecht te blijven. De dagen gingen voorbij, maar Carstens bleef niet werkeloos zitten. Hij had een bepaalde rol op zich genomen, en hij was vastbesloten deze zoo goed mogelijk te spelen. Hij wist een en ander af van goudzoeken en het leven dat men daarbij moest leiden. Geen onverwachte bezoeker zou hem aantreffen terwijl hij iets deed wat niét paste bij de rol, die hij op zich genomen had. Hij begon de omgeving te verkennen en keerde terug met verschillende stukjes erts; hij zorgde voor zijn mondvoorraad door af en toe een antilope te schieten. Een geweer en munitie had hij in de hut gevonden. Ongeveer een week nadat Carstens zijn nieuwe leven als gouddelver was begonnen, kreeg hij bezoek. Hij was juist bezig zijn avondmaaltijd te koken en hij stond gebogen over den kleinen steenen oven die zich naast de hut bevond, toen hij het getrappel van paardenhoeven hoorde. Hij keek op en ontdekte een korporaal van de landelijke politie, die tusschen de boomen door naderkwam. Achter hem reed een inheemsche politieagent en achter dezen kwamen een handvol dragers, die er vermpeid uitzagen. Even sloeg Carstens' hart een slag over; toen herstelde hij zich. Langzaam draaide hij zich geheel om en wuifde met zijn hand naar de beide voorste mannen. „Goedenavond, Rijsveld, goedenavond!" zei de korporaal en hij hield de teugels van zijn paard in. „Ik hoorde, dat je hier ergens in de buurt huisde." Hij keek om zich heen en nam de sporen van een langdurig verblijf in zich op. „Je
moet hier al een paar weken wonen, zie ik. - Nog iets goeds gevonden?" „Gaat nogal," antwoordde Carstens. - Goudzoekers zijn over het algemeen zwijgzame menschen en Carstens vond het daarom maar raadzaam om zoo spaarzaam mogelijk met zijn antwoorden Ie zijn. De korporaal keek naar de ondergaande zon en steeg af. „Ik wilde graag hier kampeeren, als dat kan," zei hij. Hij g*» zijn metgezellen een wenk, om hun te beduiden, dat zij zich aan hun gebruikelijke taak zouden wijden. „Je kent me toch nog wel, nietwaar?" vetyolgde hij tegen Carstens. „Ik ben Van Dalsum. Het is echter a een heele poos geleden, dat wij elkaar ontmoet hebben. Als ik me goed herinner zoowat een jaar of twee... neen, het moet al drie jaar geleden zijnl Wat gaat de tijd toch gauwl We hebben hier toen ook samen in de buurt overnaC lt
'
-"
Il
■
/~
kerel. Uit hetgeen ik over hem heb gehoord, moet hij er door Van Velsen als het ware mgesleept zijn. Enfin, Carstens heeft op de een of andere wijze een voorsprong op ons welen te krijgen en is verdwenen. We hebben hem al dien tijd gezocht, maar het lijkt wel, alsof hij van de aarde gevallen is. De politie wist hem in hel begin op het spoor te komen, maar ze zijn het kwijtgeraakt. Eerst Is hij in deze richting gegaan, maar het is wel zeker, dat hij op zijn weg is teruggekeerd en dat hij nu hel land verlaten
lo
„Ja, ik herinner het me nu, zei Carstens. „Je kwam me vaag bekend voor, maar toch zou Ik je niet herkend hebbenl - Ja, je kunt hier best vannacht blijven. Ik vrees echter, dat ik je niet veel te eten kan aanbieden; erg ruim zit ik er niet voorl" . .. „O, maak je daar geen zorgen over. Ik heb mijn eigen mondvoorraad bij me. Mijn dragers kunnen het aanstonds zelf wel koken. Ik zal nu even voor mijn paard gaan zorgen; ik zie je straks wel weer; we kunnen dan samen eten. De korporaal ontzadelde zijn paard en voerde het naar een boom bij de plaats, waar zijn kamp werd gereed gemaakt. Carstens wijdde zijn aandacht verder aan zijn avondmaal en moest inwendig lachen. Geen enkel vermoedenl Geen idee er van, dat hij niet was die hij voorstelde, en wederom zegende hij het geluk, dat hem naar deze plaats gevoerd had. ,» , U.J De schemering begon te vallen. Carstens had het stuk antllopenvleesch gebraden en bracht het op tafel. Er naast zette hij het brood. Zijn han„den vertoonden geen spoor van zenuwachtigheid en er was geen enkel gevoel van angst in zijn hart. Hij spéélde niet de rol, die hij had aangenomen, maar léèfde ze. Van Dalsums bediende bracht zijn maaltijd binnen - wat koud vleesch en brood en een pas geopend blikje met haring. Even later verscheen de korporaal zelf, een lantaarn in de hand - een luxe, die de overleden Rijsveld zichzelf klaarblijkelijk had ontzegd. Zièzoo," zei de korporaal, de lantaarn op de tafel zettend, „hierbij zullen we beter kunnen zien dan bij die flakkerende kaarsen van jou. - Lieve hemel, ik heb honger." Hij ging zitten ■ en begon met het vleesch en brood, de haring klaarblijkelijk als een delicatesse voor later bewarend. Carstens ging tegenover hem zitten en begon eveneens te eten. Ik zou hier wel eerder in de buurt zijn gekomen," zoo begon de korporaal het gesprek, „maar ik werd op een ander karweitje uitgezonden en daarom moest mijn gewone patrouilletocht wachten. Ik ben er op uit geweest in verband met de zaak Carstens en Van Velsen, je
heeft." . . . Dat is ook het zoeken van een naald in een hooiberg," zei Carstens, „om zoo'n kerel te vinden." i i -i u Ja dat is het zeker, en daarom geloot ik ooK niét, dat we hém te pakken zullen Mjjen. Hl, nam nog wat van de haring en schoof het b ikje toen Vn zich af. „Hè, dat heeft gesmaaktl Jammer alleen, dat die dingen niet lang goed blijven als het blikje eenmaal open is. Enlin, mijn mannen zullen er wel raad mee weten. Ik vind het zonde om het weg te gooien, en bewaren kun je het niet." „ „Als je het goed vindt, neem ik er wat van zei Carstens, het blikje naar zich toehalend. „Ik ben dol op visch. Altijd geweest." „Ga gerust je gang," zei de korporaal, maar terwijl ging zijn hand naar zijn revolvertasch en even later hield hij het wapen vast in zijn hand. En toen, met een ruk van zijn hoofd, zei hij als Iemand die vastbesloten is: „Zeg, mag ik je een vraag stellen? ,Wat wil je weten?" antwoordde Carstens, die opeens een onaangenaam voorgevoel kreeg. Hel Is maar een eenvoudige vraag, zei van Dalsum. „Ik zou je willen vragen, Carstens, wat je met Rijsveld hebt gedaan?" Carstens' mes viel kletterend op zijn bord. Wat voor den duivel bedoel je? Met Rijsveld gedaan? Hoe voor den duivel zou ik iets met mezelf hebben kunnen doen?" Houd op met dien onzin, Carstens! De revolver was nu precies op Carstens' hart gerich . Hel is dit keer klaarblijkelijk niet alleen diefstal, maar ook moordl Ik schijn me in je te hebben vergist, toen ik dacht, dat je geen kwade
„Loop naar den duivel," viel Carstens uit. „Waar heb je het eigenlijk over?" „Houd op met die comedie, Carstens, zeg ik jel Je lijkt op Rijsveld als de eene droppel water op den anderen, maar dat neemt niet weg, dat je Carstens bent en niemand anders. - Ik herhaal dus mijn vraag: wat heb je mei Rijsveld gedaan? Waar is hij?" Carstens begreep dat zijn spel uit was, hoewei hij zich onmogelijk kon voorstellen hoè de korporaal hem ontmaskerd had. Hij probeerde door een grooten mond den ander te overbluffen, maar besefte weldra, dat hij hier geen succes mee kon hebben. Eindelijk gaf hij het op, en met zijn hoofd In zijn handen gesteund, vertelde hij de heele geschiedenis. Van Dalsum luisterde, terwijl zijn revolver nog op den rand der tafel rustte. „Ik geloot, dal je de waarheid hebt gesproken - dit keer," zei hij toen de ander zweeg. „Wou. ik ben blij, dat het ook nog geen móórd is-Maar ik zal me morgenochtend overtuigen door Rijsveld op te graven en hem daarna behoorlijk ter aarde te laten bestellen. In dien tusschentijd. .. Hij riep, en de inheemsche politieagent kwam toesnellen. „Haal mijn handboeien even," beval hij „Ze zitten aan mijn zadel!" De inheemsche wierp een verschrikten blik op Carstens en verdween toen direct. Terwijl zij wachtten, lichtte Carstens zijn hootd op. „Wil je me één ding zeggen, Van Dalsum? vroeg hij. „Zeker - als ik het kènl" ,Hoe voor den duivel heb je het ontdekt i"O zeer eenvoudig! Je hebt het me zelf verteld - je hebt het als het ware in mijn ooren geschreeuwd!"
„Ik? Hoè dan?" In dit land weet men nooit veel van iemand persoonlijk of van zijn zaken at," verklaarde Van Dalsum. „Maar wèl weet men een en ander van iemands eigenaardigheden. En Rijsveld, weet je, had één eigenaardigheid, die vrij algemeen bekend was In de buurt. Hij had een afschuwelijken hekel aan vischl Hij kon visch eenvoudig met zien en zou ze voor geen geld van de wereld hebben aangeraakt!"
kerel was."
weet wel." Carstens keek op en slaagde er in precies zooveel belangstelling te toonen als in dit geval noodig en nièt-overdreven was. „Neen, ik weet nergens van. Wat is dat voor een geval?" , . , ■ i O ja, natuurlijk, ik dacht er heelemaal met aan, dat je hier wekenlang begraven bent geweestl" Van Dalsum legde zijn mes en vork neer en brak een stuk brood at. „Ik veronderstel, dat je dien Van Velsen wel kent, dien grooten, zwaren kerel, met dat eene oog?" Carstens knikte. Het leek hem maar het verstandigst, bevestigend te antwoorden op hetgeen verondersteld werd dal hem bekend was „Nou, dan weet je ook wel. dat hij al geruimen tijd onder verdenking staat van allerlei dielstallen. We hebben hem evenwel nooit te pakken kunnen krijgen. Dit keer echter heeft hij een steek laten vallen, en hadden we hem weldra gearresteerd." - Van Dalsum gat nu allerlei details over het geval. En die ander?" vroeg Carstens na een poosje. „Hoe zei je ook weer, dat zijn naam was? „Carstens," antwoordde Van Dalsum Na het laatste restje van zijn vleesch en brood te hebben genuttigd, bediende hij zich van de haring uit het Wikje naast zich. „Geen bepaald kwade
DIEP VERSCHOLEN IN HET BOSCH.
m
cftDMHAMÄ!
i ^f
\!<.*J
vi
-
C-
n-r—-^
«M -*'
;*^
ACTUALITEITEN
:•-.■
, "-''•3
«rniimn !•>* '^ ■
^^
'^
^fl
meer op hat station D.P zijn aangewezen. 3. Friesland an Groningen zijn weer per trein en boot bereikbaar. Daar de reis voorlooplg echter alleen nog via Enkhulzen en vandaar, per veerdienst over het Uselmeer naar Stavoren kan worden gemaakt, is het aantal passagiers dikwijls zeer groot. — De drukte bij de veerboot te Enkhulzen. 4. Watergraafsmeer krijgt verbinding met Amsterdam. — Gemeentewerklieden zijn thans druk bezig met het leggen van rails op den Middenweg in de hoofdstad, waardoor eenige tramlijnen kunnen worden doorgetrokken en Watergraafsmeer spoedig een goede verbinding met Amsterdam zal hebben. 5. Vele Nederlanders kunnen thans werk vinden in Duitschland. De plaatselijke Arbeidsbeurzen geven daarover alle gewenschte inlichtingen. -* De drukte bij de Arbeidsbeurs te Amsterdam. 6. De bewoners van Spakenburg, die naar Enkhulzen waren geëvacueerd, zijn weer naar hun woonsteden teruggekeerd. Ook zij hebben den arbeid direct weer opgevat. — Bij het boeten en tanen der vischtulgen.
7. Het leven in Middelburg herneemt eveneons zijn rechten. , ri . ^ .^ Verleden week werd reeds de eerste botermarkt in de Graanbeurs gehoude. 8. Op de Algemeene Begraafplaats prooswijk te Rotterdam *•* W" uH*««; plechtigheid gehouden voor de militairen van Land-, Z"- •" ÄTTW, In en om Rotterdam gevallen zijn. - Namens de Duitsche Militaire Weei macht werd door een afgevaardigde een krans gelegd. 9 Het stadhuls van Lelden nadert zijn voltooiing. "J*" ,r«»Vy*rZiÄ!.u genomervan af de Hooglandsche K.rk. In het midden het nieuw, stadhuls dat nu binnen afzi.nb.r.n «jd In gebruik zal worden 9™**^****% achtergrond de Pieterskerk, met den bouw, waarvan In 800 begonnen werd 10 Te Delh werd de eerst, jaarlljksch. paard.nmarkt g.houden. waarvoor vee belangstelling was. - Hat voordraven van een merrie met veulen. 11. Een niet veel voorkomende gebeurtenis - De Oliemolen „Het *hk"ta Koog aan de Zaan stond op 9 Mei in bruidstööl. De omstandlghed.n maakten het echter onmogelijk, dit feestelijlr aanzien t. behouden. 12. T. Arnhem Is men bezig m.t d. ultbr.lding van h.t b.k.nd. Musis Sacrum. - Een kljkj. bij d. werkzaamheden.
ACTUALITEITEN *• ^.f*-'
1-3. Overal In ons land wordt met groote voortvarendheid gewerkt aan het herstel van het verkeer, en zooals allerwegen valt te constateeren, met uitstekende resultaten. — 1. Het Informatie-bureau der Nederlandsche Spoorwegen te Arnhem werd, hoewel het nog niet geheel gereed was, voor het publiek opengesteld. Reeds op den eersten dag was er veel belangstelling van personen, die allerlei Informaties kwamen namen. 2. Het Maasstation te Rotterdam Is eveneens weer In gebruik ge, nomen, waardoor de reizigers voor de richting Gouda niet
y'
i T.
.$> '_ , Jl
ïï.V
^ fï '-. 'f{3*4
Mg- 'T,,
\
itSSid
^
>»
*
/ n •'^V^r^-**-
O
Een gezellige jumper met een bijpassend jasje Op deze pagina geven wij een afbeelding en beschrijving van een vlotte zomerjumper. maar tevens van een bijpassend Jasje, want zooals algemeen bekend, heeft de zomer in Holland veel kille dagen en dan is zoo'n jasje altijd heel welkom. Vanzelfsprekend behoeft dit stelletje niet van geheel nieuwe wol gebreid te worden. Men kan gerust een jumper, waarvan het model u niet meer bevalt, uithalen en de wol voor dit vlotte jumpertje gebruiken. BENOODIGD VOOR DE JUMPER 250 gram witte wol, twee breinaalden no. 3J, twee breinaalden no. 2f twee knoopen. AFKORTINGEN Steek = st., rechts = r.. averechts = a., meerderen = mrd.. minderen = mind. WERKWIJZE Raiidateek (met naalden no. 2) : •* I i 1 a., herhaal vanaf **. Fwniasle-steek (met naalden no. 3^), leloer: ** 2 r., 2 a. 2 r., 2 a., 2 r., 10 a.. herhaal vanaf **. 2e. tntr en alle folgende rrru tcjerm : Brei de st. zooals ze zich voordoen, d.w.z. de r, st van den vorigen toer nu a., en de a. st. van den vorigen toer nu r. 3e. toer: »* 2 r.. 2 a., 2 r.. 2 a., 2 r., 10 r., herhaal vanaf •♦. 5(; toer: Als de Ie toer. 7e toer: Als de 3e toer. 9e toer: Als de Ie toer. Laat in den Ilen toer het patroon verspringen, d.w.z.: zorg dat het gedeelte, gebreid in 2 r., 2 a. boven de 10 a. st. komt te liggen. HET RUGPAND Zet 100 st. op en brei hierop In den fantasie-steek. Mind, aan weerszijden van het werk 1 st. om de 2 cM., totdat het werk een hoogte heeft van 11 CM. Mrd, daarna, eveneens aan weerszijden van het werk, I st. om de 4 cM., tot aan het armsgat, dat op 32 cM. hoogte gemaakt wordt. Kant voor ieder armsgat eerst ö st. af op een toer en daarna 5 maal 1 st. (I I mind, voor ieder armsgat). Wanneer het armsgat een hoogte heeft van II cM., wordt het aantal st. in twee deelen verdeeld. Neem voor het deel, waar de knoopsgaten gemaakt worden, de helft van het aantal st. plus drie st. en zet bij het andere deel, voor de patte waarop de knoopen komen, 6 st, extra op. Brei op ieder deel afzonderlijk varder. Maak het eerste knoopsgat, wanneer het split een hoogte heeft van 11 cM. Kant hiervoor op 3 st. afstand vanaf den kant 3 st. af en zet in den volgenden toer weer 3 st, op boven de afgekante. Maak het tweede knoopsgat op 34 cM, afstand vanaf het eerste knoopsgat. Brei daarna nog I cM. en kant dan voor dé halsuitsnijding «erst 5 st. af, dan nog eens 5 st. en ten slotte 6 st. Kant de resteerende st. voor den schouder af in drie groepen van 10, 8 en 8 st. elk, te beginnen aan de zijde van het armsgat. HET VOORPAND Zet 100 st. op en brei hierop, zooals voor het rugpand beschreven is, echter zonder het split. Wanneer het armsgat een hoogte heeft van 13 cM., verdeelt men het aantal st. in twee gelijke deelen en breit op ieder deel afzonderlijk verder. Kant aan de zijde van de halsuitsnijding 3 st. af aan het begin van lederen toer tot er nog 26 st. voor den schouder over zijn. Kant deze st. af in drie groepen van 10, 8 en 8 st., te beginnen aan de zijde van het armsgat. DE MOUW Zet 60 st. op en brei hierop in den randsteek tot op een hoogte van 3 cM. Mrd. in den volgenden toer I st. in lederen 4en st., om 75 st. te verkrijgen. Ga dan verder in den fantasie-steek en mrd. aan weerszijden van het werk 1 st. om de 5 torfren. Wanneer de mouw een hoogte heeft van 12 cM., kant men aan weerszijden van het werk op lederen toer I st. af tot er nog 8 st. over zijn. Kant deze 8 st. in een rechte lijn af. DE KRAAG Zet 100 st. op en brei hierop in den randsteek tot op een hoogte van 7 cM Kant dan de st. in een rechte lijn af.
HET IN ELKAAR MAKEN Verbind de zij- en schoudernaden. Sluit de mouwnaden en zet de mouwen In. Naai den kraag langs de halsuitsnijding. Omhaak den onderkant van de blouse met I toer vasten. BENOODIGD VOOR HET JASJE 250 gram gekleurde wol, 2 breinaalden no. 3i. vier fantasie-knoopen. WERKWIJZE Kousensteek: 1 toer r., I toer a. HET RUGPAND Zet 80 st. op en brei hierop In den kousensteek. gedurende I cM. Mmd. dan aan weerszijden van het werk om de 8 toeren I st., tot er nog 70 st. op de naald staan. Mrd. daarna aan weerszijden van het werk I st. om de 8 toeren tot het werk een hoogte heeft van 37 cM. Kant dan voor ieder armsgat eerst 6 st. af op I toer en daarna 6 maal 1 st. per toer. Wanneer het armsgat een hoogte heeft van 17 cM.. kant men lederen schouder af in drie groepen van 7 st. elk, te beginnen aan de züde van het armsgat. Kant de resteerende st. voor den rughals in een rechte lijn af. HET VOORPAND Zet 45 st. op en brei hierop in den kousensteek. Maak voor den zijnaad dezelfde mind, en mrd. als voor het rugpand zijn aangegeven. Werk aan den middenvoorkant. welke geheel recht wordt gehouden, het eerste knoopsgat in op een hoogte van IGcM Kant
HET HUIS
WAARIN WIJ WONEN Op deze pagina hebben wij een aantal bijzonderbeden over ons zelf, dus over „de" mensch, bijeengebracht. Het zijn allerlei wetenswaardigheden waarvan onze lezers wet belangstelling zullen kennis nemen. De meesten onzer welen Immers zoo weinig van „hei huis, waarin zij wonen"...
ONS HAAR. Het totaal aantal haren van ons hoofd bedraagt ongeveer 80.000 * 140.000. Het onalgeknipte hoofdhaar van de vrouw weegt plus minus 300 gram. Het bestaat uit: 140.000 blonde haren of 109.000 bruine haren of 102.000 zwarte haren of 88.000 roode haren. Het hoofdhaar groeit lederen dag ongeveer 0,2 a 0,3 m.m. Het haar van baard of snor groeit iederen dag, na het scheren, 0,39 a 0,62 m.m. De normale haaruitval bedraagt per dag ongeveer 40 a 120 haren. Een haar kan een gewicht van 60 gram dragen en kan ongeveer één derde van zijn lengte worden uitgerekt.
»
DE ZWAARSTE MENSCHEN.
Indien ge meent, dat ge te corpulent zijt en ge dus reden hebt u te beklagen, troost u dan met het volgende lijstje der dikste menschen, dat samengesteld is naar gegevens van het jaar 1938: De dikste mensch ter wereld was toen een zekere Hopkins. Hij woog 495 K.G.
SKELET, TANDEN
EN KIEZEN.
11 et skelet van den mensch bestaat uit 223 '■ beetideren. Het weegt gemiddeld 9800 gram. De beenderen bestaan uit: Water, 50% Vet, 15,75% Kraakbeen, 12,4% Minerale bestanddeelen, 21,85%. Het gebit bestaat uit 32 tanden en kiezen, ledere kaak bevat: 4 snij- of voortanden; 2 hoektanden; 4 valsche kiezen; 6 ware kiezen. Bij kinderen, die nog een zoogenaamd melkgebit hebben, bestaat dit uit totaal 20 tanden en kiezen, terwijl iedere kaak bevat; 4 snijtanden; 2 hoektanden; 4 kiezen. Op ongeveer tweejarigen leeftijd is het melkgebit compleet. Dit blijft tot het kind ongeveer 6 A 7 jaar is. Dan breekt achter de laatste melkkies de eerste blijvende kies door, waarna de tandwisseling begint. Op ongeveer 14-jarigen leeftijd is dit proces afgeloopen, waarna achter de eerste blijvende kies nog een tweede en derde komen; de laatste soms zeer laat: de zoogenaamde verstandskies.
Bij een pasgeboren kind is het bovenlichaam precies even groot als het onderlichaam. Naarmate het groeit, wijzigt zich dit in dien zin, dat het onderlichaam naar verhouding grooter wordt. Op 13-jarigen leeftijd bij voorbeeld is de verhouding: bovenlichaam 38,2%, onderlichaam 61,8%. ONS OOG. Het oog is een soort foto-toestel, dat de indrukken, die wij door middel van ons gezichtsorgaan van buitenaf ontvangen, tot ons bewustzijn doel doordringen, m.a.w. het oog maakt, dat wij kunnen zien. Geheel en al kunnen wij echter op ons oog niet vertrouwen. Wij geven hier eenige voorbeelden, die dit nader aantoonen. Men kan er door zien, dat ons oog ons wel eens bedriegt. Daarom spreken we dan ook in dergelijke gevallen van optisch bedrog.
IJDELHEID DER IJDELHEDEN... Waarop zal de mensch ijdel zijn, indien weet dat hij bestaat uit: Water: 66% Vet: 10,5% Koolhydraten: 1,2% Eiwitstoffen en bindweefsel: 16,8%
Asch:
hij
5,5%
De 66% water 40 è 50 liter.
vertegenwoordigen^ gemiddeld
ONS HART. Het hart heeft bij een lengte van 15 cm. en een breedte van 9 cm. een gewicht van 300 gram. Bij een pasgeboren kind slaat het per minuut 134 maal; op driejarigen leeftijd bedraagt het aantal hartslagen 108; op veertienjarigen leeftijd 87 en bij een volwassene 70. De arbeidsprestatie van het hart staat, indien iemand volwassen is, gelijk met 0,003 paardekracht.
Bij het bekijken van deze figuur heeft men den indruk nu eens met duf, dan weer met vijf kubussen te doen te hebben. Het laatste is vooral het geval, indien men de teekening onderstboven
beziet.
ONS GEHOOR. Het menschelijk gehoororgaan is niet zoo ontwikkeld, dat het in staat is alle geluiden waar te nemen. Sommige dieren bezitten een veel fijner gehoor. Normaal gesproken kan de mensch geluiden waarnemen, die zich over een „afstand" van tien octaven verdeelep. Deze omvatten ongeveer 2000 tot 4000 toonhoogten. Het aantal op muzikaal gebied voortgebrachte tonen is geringer: bij zingen slechts iets meer dan drie octaven, bij muziekinstrumenten 6 octaven. ONZE
hiervoor op 3 st. afstand vanaf den middenvoorkant 4 st. at en zet in den volgenden toer weer4st. op boven de afgekante st. Maak in het totaal vier knoopsgaten op een onderlingen afstand van 10 cM, Kant op 37 cM. hoogte voor het armsgat 5 st. af en daarna 6 maal 1 st. Op 47 cM. hoogte wordt de halsuitsnijding gevormd. Kant hiervoor aan de zijde van de halsuitsnijding 3 st. af op lederen toer, totdat er nog 21 st..over zijn. Brei hierop, tot het werk een hoogte heeft van 54 cM. en kant dan de 21 st. voor den schouder af in drie groepen van 7 st. elk. Brei het tweede voorpand op gelijke wijze, doch zonder knoopsgaten en zet 50 st. op In plaats van 45. Bij de halsuitsnijding worden dan eerst 8 st. afgekant en daarna telkens 3 st. DE MOUWEN Zet 60 st. op. Brei hierop in den kousensteek en mrd. aan weerszijden van het werk 1 st. om de I J cM., tot er 84 st. op de naald zijn. Wanneer de mouw een hoogte heeft van 19 cM. wordt de kop gevormd. Kant hiervoor 3 st. af aan het begin van lederen toer, tot er nog 10 st. over zijn, welke men in een rechte lijn afkant. HET IN ELKAAR MAKEN Verbind de zij- en schoudernaden. Sluit de mouwnaadjes en zet de mouwen In met geplooiden kop. Omhaak de halsuitsnijding, de middenvoorkanten en den onderkant van het Jasje met 1 toer vasten.
Op hem volgden: Hanson, een Amerikaan, die 453 K.G. woog; Daniel Lampert, die 369 K.G. haalde; Gray Fewett, die 364 K.G. woog; Leon Whitton, die een gewicht had van 362 K.G.; William Campbell, die 340 K.G. en F. Bright, die de magerste- van het zevental was en „maar" 305 K.G. woog.
LENGTE.
Bij pasgeborenen is een kind van het mannelijk geslacht ongeveer 0,6 cm. grooter dan een van het vrouwelijk geslacht. Indien zij beiden den 90-jarigen leeftijd bereiken, bedraagt het verschil ongeveer 10 c.m. Op 50-jarigen leeftijd was dit verschil 10,6 c.m. Wat de man dus aanvankelijk grooter was, begint hij later weer te verliezen, maar dit gaat niet zóó snel dat het vóór het overlijden geheel ingehaald is. De oppervlakte van het menschelijk lichaam bedraagt om en nabij 15900 vierkante cm.; de inhoud ongeveer 60.000 kubieke c.m.
Indien men deze figuur voor het oog heen en weer beweegt — van links naar rechts en weer terug — dan lijkt het alsof zij een draaiende beweging maakt.
De lijn a b is even grool als de lijn b c; toch lijkt zij korter.
1
'
,
Een klein land — groote sigaren. Andorra bezit slechts één industrie: de slgarenfabricatle. in San Julia staat een sigarenfabriek, en daar worden d« grootste sigaren van de wereld gemaakt. Een Andorraansche sigaar is zestig centimeter lang en men heeft dus wal lange armen noodlg om haar aan te steken.
\
<
Hoe een benzine-pomp in Andorra er uitziet.
> Op een boerderij In Andorra. Eigenaardig is het, dat 't bezit niet aan één persoon behoort, doch aan de gantche familie. Ook bij dan dood van den vader gaat het niet aan da kindaren over. Het blijf) absoluut familiebezit, alleen treedt de oudste zoon als „beheerder" op. Hij moot zijn ongehuwden broers en zusters echter hulsvesting verleenan en tezamen met hen het land be«
■*
Mr
bouwen. •
Een Andorraansche boer, gehard door waar en wind terwijl hij zijn akkers bewerkte, iets wat menige droppel zweet kost, daar de bodem niet bijster vruchtbaar is.
Middeieouwsche straffen voor dieven. Volgens de Andorraansche wetten wordt ledere dief op het plein van het dorp of de stad vier en twintig uur lang met een ketting aan een muur geklonken en te kijk gestald. Vooral de Jeugd vindt dat natuurlijk prachtig. — De lezer zal wei begrijpen, dat onze foto geposeerd en dat da man met den ketting om den hals geen dief is. Deze opname dient slechts om te toonen hoe de straf wordt voltrokken, maar de verhouding tusschen dief en Jeugd Is in werkelijkheid niet zoo gemoedelijk als hier.
..>
'".'■■-"')'
'
Wann««r m«n Ummd vraagt, de landen van Europa U willen .;; opnoemen, It het tien tegen één, dat met» er één zal vergeten. Zoo heel verwonderlijk Ij dat niet. want dat eene land It zoo „groot", dat men het gemakkelijk over het hoofd kan zleri. Andorra heet het. Het it een bergttaat, een republiek, In een dal aan de Zuidzijde der Pyreneeën, tuttchen Frankrijk en Spanje. De gantche oppervlakte betlaat ongeveer 450 K.M.1, waarop ruim vijfduizend mentchen wonen. De hoofdttad, Andorra la Vieja, telt tlechb 500 zielen. Andorra werd In 778 door Karel den Grooten tot vrijen ttaat verklaard alt belooning voor de diensten, die het in de oorlogen tegen de Mooren had bewezen. De rechten, die de keizer zich voorbehield, gingen in 819 over op den bisschop van Urgel In Spanje, die, Indien onze informatiet te dien aanzien juist zijn, tot op den huldigen dag van Andorra nog jaarlijks een „schatting" van 460 franct ontvangt, hoewel het land In 1748 een geheel zelfttandlge ttaat werd.
De regeering over Andorra berust bij een raad van vier en twintig leden, die voor vier Jaar worden gekozen. Uit hun midden benoemen zij een pretident, die eveneent voor een tijdvak van vier jaar de regeeringttaak op zich neemi Twee stadhouders, viguiert geheeten, zorgen met één rechter, dat de — overlgent weinige - ongerechtigheden, die er bedreven worden, niet ongestraft blijven. Andorra is geen rijk land, maar de bevolking; voelt er zich gelukkig en tevreden, hetgeen well bewezen wordt door het feit, dat zij van hunj kleine landje, dat tuttchen de meer dan drie-i duizend meter hooge bergen veilig vertcholerf ligt, tpreken alt van een land, dat rust in GodJ schoot... Mogen wij U eent uitnoodigen, aan de han van onze foto't, een bezoek aan Europa't kiel sten ttaat te brengen?, Over reit-moeilljkhedf behoeft ge U geen zorgen te maken. Ge kij immers rustig in uw stoel blijven zittenI
KiaMI i
»
■
.■-.
De grondwet van Andorra. „Manuel Digest heet het uit het Jaar 1748 summende boek, waarin de richtlijnen voor het bestuur van het land zijn vastgesteld en die ook thans nog onveranderd gelden.
'jkJl ■
m^—t—
HeT voornaamste plein in de hoofdstad Andorra la Vieja. De auto's, die men ziet staan, zijn van toeristen.
VERKEERD BEGREPEN EEN COMPLEET VERHAAL Bert Lovers' oogen begonnen te schitteren toen de beteekenis der brieven tot hem doordrong. Jaren lang had hij als gauwdief geleefd, maar dit was een geval, waarmee opeens een flinken slag was te slaan. En het was hem zóó maar in den schoot gevallen! Lovers' snelle blikken hadden de tasch ontdekt op het plankje onder het tafeltje vlak naast het zijne in het Strand-Café, waar 'n dame haar had laten liggen. Hij had zijn broodje opgegeten en alles wat hij daarna had te doen, was zich iets voorover buigen en hel taschje weg nemen. Hij had zijn vertering reeds betaald en toen hij het café uitslenterde, zat de tasch veilig en wel in een van zijn wijde zakken. Op een honderd meter afstand van de deur zoowat was hij de dame tegengekomen; klaarblijkelijk had zij haar verlies ontdektl In de eenzaamheid van zijn kamertje had hij den inhoud der tasch onderzocht. Er zat wat geld in; een portefeuilletje met visitekaartjes, een spiegeltje en een poederdoosje; een pakje brieven en een gouden potloodje. Het geld en het potloodje waren hem welkom, maar het was niet voordat hij de brieven had gelezen, dat de waarde van zijn „vondst" hem duidelijk werd. Er waren er vijf; ze waren allemaal geteekend „Jan"; geschreven op de Sociëteit Amicitia en geadresseerd aan „Mevrouw W. G. van Overduyn, Hotel Zeezicht, Zandwijk." Het waren brieven van een man, die zéér verliefd was op de dame, die Lovers had bestolen, en „Mevrouw van Overduyn" wa's ook de naam, die op de visitekaartjes stondl Hel was een klein kunstje voor Lovers om te weten te komen wiè Mevrouw van Overduyn was, en hij kwèm hel te welen. Ze bleek de echtgenoote van een ijzermagnaat — een millionnair. Lovers deed geen moeite uit te visschen wie „Jan" kon zijn, maar dat was ook niet belangrijk voor hem; hel ging om de dame. Hij dineerde een keer in hel restaurant van Hotel Zeezicht en slaagde er in nog iels meer over mevrouw van Overduyn te weten te komen. Zij logeerde er reeds vier weken; was klaarblijkelijk van plan er nog geruimen lijd te verblijven; kreeg ieder week-einde bezoek van haar man en bewoonde de duurste, eerste etage van het hotel. Voor Lovers was de heele zaak duidelijk, maar hij diende met de grootste voorzichtigheid te werk te gaan, want chantage werd streng gestraftl Om tien uur den volgenden ochtend belde hij zijn slachtoffer van uil een telefooncel op en vertelde haar, dat hij heur taschje had gevonden. „O," zei ze, en hij hoorde duidelijk een wantrouwenden klank in haar stem. „Hel is heel veilig bij mij." „Wat bedoelt u?" „Ik dacht, dat u het wel graag terug zoudt willen hebben." „Natuurlijk." „Dan kom ik direct, als het u schikt." „Ik ben tol elf uur hier," antwoordde zij. Tien minuten later bracht de hotel-lift hem reeds naar de eerste etage. Mevrouw van Overduyn was een charmante, nog vrij jonge vrouw, maar zooals Lovers direct bij zichzelf vaststelde, was zij niét zijn genre. Ze deed namelijk zeer koel en uit de hoogte toen zij hem ontving. „U hebt het zeker in het Strand-Café gevonden?" vroeg zij, zoo goed mogelijk trachtend haar natuurlijken afkeer tegenover Lovers te verbergen. „Ja. Het is misschien maar het beste direct tol de zaak te komen. Die brieven in uw taschje zijn geld waard." „Bedoelt u, dat u ze gelezen hebt?" vroeg zij, met toenemende koelheid. „Zeker," antwoordde hij onbeschaamd. „Ik geloof, dat uw man ze zeer interessant zal vinden." Het was toen, dal Mevrouw van Overduyn Lovers verraste. „Ik geloof, dat u een schurk benl," zei ze, alsof ze slechts een eenvoudig feit constateerde. Er klonk geen spoor van boosheid
in haar stem, en een oogenblik was Lovers totaal beduusd. „Het heeft geen enkelen zin onaangenaam te zijn," zei hij, toen haar woorden goed in hem bezonken waren. „Ik ben inderdaad een schurk — daar leef ik van — maar dat kan verder buiten beschouwing blijven. Die brieven zijn als het ware in mijn schoot gevallen en ik ben besloten er geld van te maken. Dal is waar het om gaat. Overigens doen we het beste, zoo zakelijk mogelijk te blijven!" „Zeker — maar ik wil u toch zeggen, dal zelfs de grootste schurk er vaak nog voor terugschrikt, chantage te plegen op een vrouwl" „Wie spreekt er van chantage?" „Ik. En indien dat niet uw bedoeling is, geef mij dan het taschje met alles wat er in zal terug — met uitzondering van het geld, dal u moogt houden als u er prijs op stelt!" „Dat héb ik al gehouden - en gebruikt," zei Lovers grijnzend. „Het- gaat nu alleen nog om de brieven, die geld waard zijn, zooals ik al zei. Er zijn er vijf. En „Jan" heeft er zichzelf aardig in bloot gegeven!" „Wat verlangt u voor die brieven?" viel zij uit. „Duizend gulden," zei Lovers brutaal. „Ik heb niet zooveel geld bij de hand." „Dat begrijp ik. Ik draag ook geen waardevolle brieven bij mij. Maar u kunt aan het geld komen — precies zooals ik aan de brieven kan komen. Ik zal u om vier uur op het strand tegenover de pier ontmoeten — tusschen den kiosk en de muziektent — precies halverwege!" Mevrouw van Overduyn keek hem even zwijgend aan. „Ik zal er zijn," zei ze toen en belde. Lovers keek wantrouwend om zich heen. „U komt toch alleen, nietwaar?" vroeg hij toen. „En u brengt het geld mee?" „Natuurlijk." De deur ging open. „Laat hem uit," zei Mevrouw van Overduyn tegen het kamermeisje en Lovers vertrok met het gevoel alsof hij in letterlijken zin de deur was uitgesmeten!
\
Lovers zorgde er voor, op den afgesproken tijd op het strand aanwezig te zijn. Mevrouw van Overduyn was er reeds, en haar zenuwachtig gedrag bewees hem, dat hij een goeden slag had geslagen. Hij was evenwel voorzichtig. Een minuut lang bespiedde hij haar ongemerkt, lol hij overtuigd mocht zijn, dat zij alleen was. Toen hij daarna op haar toeliep, zag hij, dat zij een wit pakje in haar hand hield klaarblijkelijk het geld. Hij nam zijn hoed af en zei beleefd: ,",Blij dat u gekomen bentl" - zelf niet begrijpend hoe deze woorden uit den toon vielen en tóch merkwaardig goed zijn gevoelens vertolkten. „Hebt u de brieven?" vroeg zij uit de hoogte. „Ja," antwoordde hij, en haalde het taschje uit zijn zak.
„Dan is hier het geld," zei ze, hem de bankbiljetten toestoppend en tegelijkertijd het taschje bijna uil zijn hand trekkend. Zonder verder meer iels Ie zeggen, draaide Lovers zich om en haastte zich weg, toen hij plotseling ontdekte, dat een vijftal groote, forsche mannen, wier identiteit onmiskenbaar was, van verschillende kanten naar hem toekwamen. Een oogenblik aarzelde hij, maar begreep toen, dat hij in een val zat en niets beginnen kon. Mevrouw van Overduyn had zich omgekeerd en keek hem na. Zij was zijn eenige kans. Toen de mannen hem steeds meer naderden, liep hij vlug naar haar toe. „Ik vertel alles overal rond, als Je je mond opendoet," snauwde hij haar toe. Ze glimlachte, en op hetzelfde oogenblik voelde Lovers zich door sterke handen gegrepen. „Is dit hem, mevrouw?" vroeg een der mannen. „Ja." „Wilt u ook naar het politiebureau komen?" Mevrouw van Overduyn knikte. „Luister eens.. ." begon Lovers. Maar de rechercheur die het woord deed, viel hem in de rede. „Ik zou je aanraden liever je mond te houden!" „Toch zal ik hem opendoen — maar dan straks," grauwde Lovers. „Je zult er spijt van hebben. . ." giftigde hij tegen zijn slachtoffer. Deze knikte alleen maar glimlachend. Toen Mevrouw van Overduyn op hel politiebureau verscheen, zat Lovers in de wachtkamer. Hij zag er heelemaal niet opgewekt uit. De Inspecteur gaf haar een stoel en ze diende nu een formeele aanklacht tegen Lovers in wegens poging tot chantage én diefstal van het geld, dat in haar taschje had gezeten. De inspecteur noteerde alles in een dik boek. „U kunt de rest nu wel aan ons overlaten," zei hij daarop. „U zult geen last meer v«|n hem hebbenl" „Dank u, inspecteur. Er is echter nog één ding. Er zaten vijf brieven in mijn taschje, doch hij heeft er mij slechts vier teruggegeven!" „Kom, vooruit," zei de inspecteur en hij pakte Lovers bij den kraag. Deze haalde zwijgend den vijfden brief uit zijn zak. „Hij had u later natuurlijk nog eens voor dien vijfden brief willen laten betalen," zei de inspecteur tegen mevrouw van Overduyn. „Dat zullen we niet vergeten. - U heeft natuurlijk wel begrepen, dat uw naam niet in de couranten genoemd zal worden, mevrouw. . ." „Ja zeker. Ik dank u wel. Maar het zou niet zoo heel erg zijn, inspecteur, als dat wel gebeurde, want de brieven waren van mijn man. . ." De laatste woorden klonken ijskoud en de inspecteur wendde zich tot Lovers. - „Heb je soms nog iets te zeggen?" vroeg hij. „Neen, niks," zei Lovers, zoo waardig mogelijk.
Wrelnjders, meer rechts houdenl De Amsterdamsche verkeerspolitie reed door de stad met een e .* voorzien van een luidsprekers-installatie, waarmede speciaal de wielrijders er op gewezen werden zich beter aan de verkeersregels te houden, iels wal wel noodig was, nu er zoovele fietsers langs den weg zijn.
ONDER DEN GROND HEEFT ZICH EEN WONDER VOLTROKKEN HOC: IIKT HADIJSJE: «ROKIDE: Op
de ontbijttafel slaat 'n schaaltje, een schaaltje met smakelijke radijsjes, die alleen reeds door hun frlssche witte en roode kleuren iedereen verlokken om er van te proeven. Het is een eenvoudig, doch kleurrijk stilleven, zooals het daar staat met de kleine bosjes groen als coquette mutsjes boven de ronde bolletjes. Wat Is er echter gebeurd, welk wonder heeft zich onder den grond In de donkere aarde voltrokken eer het
s:^«:.,
radijsje daar zoo blinkend en verleidelijk op dat schaaltje kon liggen pronken, den waren liefhebber het water In den mond brengend? Eigenlijk niets anders dan een wonder.. . En welk wonder - dèt laten U de foto's zien, die wij hierbij afbeelden en die U met enkele fraaie beelden den langen weg toonen,. dien het zaad heeft afgelegd, tot het vruchtje, hel radijsje, op Uw ontbijttafel kon verschijnen. 1. Een zeer sterk vergroote foto van radijszaad, dat vier en twintig uur tevoren gezaaid is. Het eerste wortelpuntje is reeds uit het zaad tevoorschijn gekomen. De haartjes, die men er op ziet, dienen om het water uit den grond op te nemen. 2. De eerste kiemblaadjes van het radijsje. De wortel heeft zich reeds een weg door de aarde gezocht. 3. 4, 5 en 6. Het radijsje groeitl Langzaam wordt het knolletje dikker tot het rijp is... 7... waarna het met zijn broeders geoogst wordt en naar de ontbijttafel verhuist.
■•.J
Wm
HUMOR
„Hebt u e*n flat, di* om dit klead past?"
„Mag Ik u mljnhwr Pl.t.n.n «oont.lltn? Hij If d« AiifJ?0! ''•n VWOrl» V«r«, d* .etrlc. dl« lel numm,r 125963 bwat, wa«rep d. II. 25000.- vtn d« ttaatoloterij li gevallen."
„Hat toppunt! Zavan pakja». an Juist dat aana mat da aiaran laat Ja vallanl"
„Ja, nu u er ovar klaagt, zia ik hat ook; da Jat is nog niat haalamiil onberispelijk.■' „TjongeI Wat stom, dat ik niat gezien heb, dat er een stuk uit dia kom was!'
BoH, student, waachmachlne-labrlkant, thans
baan. De jonge Dr. Wanka wist dan ook niet beter te doen, dan zich maar rechtstreeks in het zakenleven te begeven. Samen met een studievriend vestigde hij een waschmachinebedrijf, waarin hy een aanzienlijke som geld stak. Het feit, dat deze zaak niet bloeide en ten slotte ophield te bestaan, is beslissend geworden voor Rolf Wanka's verdere carrière. Niet alleen zijn vermogen was hij kwijt, maar hij had bovendien een aanzienlijken schuldenlast, dien hij moest zien te regelen. Hierdoor werd hij genoodzaakt meermalen naar de stad Praag te gaan en hier was het, dat Rolf voor het eerst in aanraking kwam met de film. Hij bezocht er een hoteldirecteur, dien hij goed kende en in wiens hotel een gezelschap filmacteurs logeerde. Voor cenige buitenopnamen was iemand noodig, die goed kon skiën en een goed figuur bezat. Men deed Dr. Wanka, die sinds zijn vroegste kinderjaren een enthousiast sport-beoefenaar is geweest, een voorstel in die richting. Hij ging er echter niet op in, daar hij zelf zeer sceptisch tegenover zijn capaciteiten op tooneelgebied stond. Maar het lot kan dikwijls zeer volhardend zijn, ook wanneer het iets goeds voor ons in petto heeft! Toen Rolf Wanka tien dagen later weer in Praag kwam, hadden de filmmenschen nog steeds niemand gevonden voor de bewuste rol. Na lang heen en weer praten gaf Wanka eindelijk toe en zoo begon hij zijn eerste filmrol te spelen. Wel was hij zeer teleurgesteld over de kleine rol en het slechte resultaat, maar de regisseur was overtuigd, dat Rolf Wanka iUmaclaar. talent bezat en raadde hem aan, zich aan de tooneelkunst te gaan wijden. In Weenen had Wanka daarop een zeer lange en erftstige conferentie met een „vakman" en het eind was, dat hij begon tooneelles te nemen. De ijver en de ernst, waarmee hij zich wijdde aan zijn nieuwe werk, werd in het jaar 1934 beloond, toen hij bij het „Internationale Tonfilmbewerb" in Weenen den eersten prijs kreeg. Nu meende hij voor zichzelf grootere mogelijkheden op filmgebied te zien, doch het gelukte hem eerst na langen tijd om een engagement te krijgen. Sedert hij in den studio voor de camera heeft gestaan, is Rolf Wanka zich echter bewust geworden van zijn aanleg voor de uitbeeldingskunst en sindsdien hebben wij dezen begaafden filmacteur in vele goede films kunnen zien, waardoor hij zich een plaats heeft veroverd onder de meest vooraanstaande Duitsche karakterspelers.
ROLF WANKA
EEN KARAKTERSPELER MET TALENT
„Maar mevrouw, dit model zou toch niets betaakanan zonder dit hier."
„EzelsI Kondan Jullie dia rails niat beter leggen?"
Rolf Wanka is de zoon van een militairen arts en werd in Weenen geboren. Zijn kinderjaren heeft hij doorgebracht op het landgoed van zijn ouders, dat in de nabijheid van Praag lag, aan de Moldau. Zyn vader, die gehoopt had, dat de jongen het landgoed zou gaan behceren, voelde zich zeer teleurgesteld, toen bleek, dat zijn zoon andere ambities had. Rolf wilde namelijk gaan studeeren en liet zich inschrijven als student aan de universiteit te Innsbruck, welke hij verliet als doctor in de staatswetenschappen en economie. Hiermede was echter de kwestie, welk beroep hij zou kiezen, nog niet opgelost, te meer, daar een academische opleiding toentertijd weinig uitzicht bood op een succesvolle loop-
"•»I
3^W©S
.fß-'" ^
H«ldemari« Hathayar en Albert Florath
Flocklna von Platen en Albert Mattentock (Ein ganzer Kerl) Regie: Fritz Peter Buch — Tobis-film Personen: Jule Stefan De Overste Dr. Willmer Anni
Heidemarie Hatheyer Albert Matterstock Paul Henckels Albert Florath Truus van Aalten en vele anderen.
Reeds zeven jaar regeert landgoed Jobshagen. Reeds jaar heeft zij te kampen tegenverval gerakende schuren, roe maaimachines en dringende schulden,'-: al te zware taak voor een jong me van vijf en twintig jaar! Geen wond<|| dat de eerste indruk, dien men van Jule| krijgt, meer die van een jongen dan vaneen meisje is; zij heeft ruwe omgangsvormen en loopt meestal in een lange broek rond. Een harer hardnekkigste schuldeischers, een herbergier, die als tegenwaarde voor een groote som gelds een stuk bosch van haar wil hebben om er een week-endhotel op te bouwen, brengt Jule, die aan elke hectare van haar grond verknocht is, tot vertwijfeling. Haar oom Rüdiger, de oude overste, kan haar ook niet helpen, daar hij sinds zijn zoon Stefan, Jule's neef,' op jeugdigen leeftijd naar Zuid-Amerika verdween, Jule het bestuur van zijn landgoed heeft overgedragen. Sindsdien mag Stefans naam in het
.
i
f' Tv-. 1
:^u #
i
'ïl?i'V
Albert MaHMiiock Paul Henckels bijzijn van zijn vader niet meer genoemd worden. Jule ziet met bezorgdheid de toekomst tegemoet! al Jules zorgen met één slag verjagen. Toch kan Jule Tot overmaat van ramp komt nog haar elegante, rijke met den besten wil van de wereld geen blijdschap huinicht Leonie met een jonge weduwe Anni, die als rechchelen. In een heftige scène verwijc zij Stefan zijn lichtterhand van Jule zou moeten fungeeren, Jobshagen bezinnige verdwijning naar Zuid-Amerika, waardoor hij zoeken en is tot Jules groote woede getuige van den haar jeugd bedorven heeft en zijn stom geluk, waardoor slechten toestand van het goed. Jule wendt zich om hij zonder ooit zorgen gekend te hebben zooveel geld troost tot den ouden huisdokter en vriend Dr. Willmer, verdiende. die haar een briefkaart laat lezen van Stefan uit ZuidHaar verwijten treffen doel; Stefan voelt zich geïmAmerika met de boodschap, dat hij naar Jobshagen j poneerd door haar flinkheid en wil graag vrede met haar terugkomt. Zeer omzichtig deelen Jule en Dr. Willmer sluiten. Dus blijft hij op Jobshagen en weet in den den ouden oom Rüdiger dit nieuws mede; deze wil er kortst mogelijken tijd alle moeilijkheden van het bedrijf echter niet van hooren. Hij waande zijn zoon dood en onder de knie te krijgen. Jule voelt zich terzijde ge•kan zich niet aan het idee van diens terugkomst wennen. schoven en volkomen overbodig. Bovendien heeft zij Ook Jule ziet Stefan liever niet dan wel verschijnen; een groote sympathie voor Stefan in zichzelf bespeurd, hij komt toch voor niets anders dan geld! welke zij met alle geweld wil tegengaan. Een conflict is onvermijdelijk! De mondaine Leonie, Stefan is inmiddels in zijn vaderland gearriveerd en doet geheel onverwacht zijn intrede op Jobshagen. die een oogje op Stefan heeft, weet hem over te halen met haar naar Indië te vertrekken. Jule, van dit plan Buiten alle verwachting is de overste vol vreugde «over door Dr. Willmer op de hoogte gebracht, beseft, dat deze thuiskomst en al spoedig hangt er in het huis een zij Stefans vertrek moet voorkomen. Zij zelf zal wegzonniger, onbezorgder sfeer dan er in lang geweest is. Oom Rüdigers vreugde .bmikt het toppunt, als het gaan van Jobshagen . . . niemand zal haar missen. In het verlaten huis dwaalt zij mistroostig rond en vindt blijkt, dat Stefan in het bezit van zeer veel geld is. op haar laatsten speurtocht de oude baljaponnen van Hij komt de schulden van Jobshagen betalen, hij kan haar gestorven moeder. De vrouw in Jule doet haar rechten gelden; zij bezwijkt voor de verleiding er eentje aan te trekken. Als Stefan van een feest ter eere van Leonie op Jobshagen terugkeert, staat hij voor een knappe jongedame in een ouderwetsch balkleed, die hem weet te overtuigen van het feit, dat zij beiden op Jobshagen en tezamen hooren. Truus van Aalten en Albert Matterstock
yZä&sm
i^""
DE PRIJSWINNAARS
De hoofdprijzen werden deze week verworven door: mejuffrouw G. v. d. Woude, Lelden; den heer W. Ylnk, Amsterdam; den heer P. H. Strijker, Winschoten; den heer C. T. de Groot, Schoonhoven; den heer G. Oomen, Rotterdam. De troostprijzen konden worden toegekend aan: mejuffrouw C. Baas, Leiden; den heer W. Hofland, 's-Grayenhage; den heer H. F. Geiger, Amsterdam; den heer W. Spoel, Schiedam; den heer P. J. 't Hooft, 's-Gravenhage; den heer J. Weljerman, 's-Gravenhage. Den hoofdprijs van de filmpuzzle verwierf: de heer W. Spoel, Schiedam; De troostprijzen vielen ten deel aan: den heer P. J. 't Hooft, 's-Gravenhage;
de lucht in een ver trek ververschen een beweginj 19, 9, 11, 20, 12, 24, 25 doen ophouden 3, 16, 13, 24, 22 = voorbeeld.
den heer J. Weljerman, 's-Gravenhage; den heer H. F. Geiger, Amsterdam; den heer W. Hofland, 's-Gravenhage. Daar er verder geen goede
oplossingen
aan-
wezig waren, konden wij slechts een gedeelte der prijzen toekennen, 'n Volgend maal zullen wij ze
i
fio
FILMSTERPUZZLE
■■■|
■
a
fc.T BT
•
, ^m. ^
E
Uit nevenstaande 18 lettergrepen zyn zes woorden te vormen, waarvan de beginletters, van boven öaar beneden en de laatste letters, van onder naar boven gelezen, den naam van een filmster vormen.
i. .
'
•■f,.-
3. . Horizontaal: 1. nieuwigheid
£*■■
.rfc^.'./^;..,
BOER
Verticaal! 1. 2. 3. 4. 5.
LETTERGREEPRAADSEL
naluurdrift \ god der zee vrije tijd bazuin lof van zichzelven. Letten: a, a, a, b, c, c, e, e, e, e, e, f, J, i, i, i, i, i, 1, m, n, n, n, n, n, n, n, n. o, o, o, o, p, r, a, s, t, t, t, t, t, u, u, v.
6. . .frW............ rï^V.v Het woord „farm" moet door zeven veranderingen, door lederen keer één letter door een andere te vervangen, veranderd worden in ..boer".
4. iemand die begunstigd wordt 5. geluidsweerkaatsing 6. groente. Lettergrepen: ling, in, cho, gri, ste, ra, ni, e, bar, ti, ge, co, gun, ber, mas, eur, ne, ni.
. ■
2. .
ic
ilt
-
4
ff
r
GALE PAGE
■■■■1 3 ;
FARM
OPLOSSING FILMSTERPUZZLEKRUISWOORDRAADSEL
A M M E R 0 A ffl 8 R 0 E l 1 E V E N D Ek l U 1 M R ADD J N E | E1 E 0 D £ LJ vrT R N B Et 1 T L FAINT RtfR 1 l A D E A A R ^ L 0 0 i R A E E N i □t A E P A 0 E 1 p^ N l i lE l K A A R A QA HIRIf dDL sn EU i r- r- r- W r- r^1f
1
■HB | 1 ,
echter weer beschikbaar stellen.
Beteekenis der woorden: 1. grijnzende vertrekking van het gelaat 2. wetenschappelijk gevormd technicus 3. bevindt zich in de tabak
Wy stellen een hoofdprijs van ƒ2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeden onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 26 Juni aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Filmpuzzle 26 Juni. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, rebus, probleem, enzoovoort, stellen wij een prijs van ƒ 2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 5 prijzen van ƒ 2.50 elk en 20 troostprijzen. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 26 Juni in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeindc 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: ^ Oplossingen Zoek en Vind 26 Juni.
'■[
Heather Angel Paramount-film. Regie; James Hogan. Bulldog Drummond John Howard Phyllis Clavering Heather Angel Col. Neilson H. B. Warner Tante Blanche Elizabeth Patterson Algy Longworth , Reginald Denny Tenny E. E. Clive Henry Armides Eduardo Ciannelli Garvey Gerald Hamer Therese Adrienne D'Ambricourt Inspecteur Tredennis John Sutton Dupres Louise Mercier Gaston Adia Kuznetzoff Turnkey George Davis Detective Bulldog Drummond, dien wij. reeds kennen uit verscheidene andere spannende films, vinden wij hier terug, terwijl hij op het punt staat, om eindelijk uitvoering te geven aan zijn plan om met Phyllis Clavering te trouwen. Tot dusver is hun huwelijk steeds weer uitgesteld door moeilijkheden, die zich in verband met Drummond's beroep hebben voorgedaan. Phyllis is thans echter vastbesloten en zij waarschuwt haar verloofde, dat zij njet een ander zal trouwen, indien hij er niet voor ■zorgt, dat het huwelijk ditmaal plaats vindt! Drummond begint met de beste voornemens. Hij huurt een flat, die hij laat opknappen en inrichten, om voor hem en zijn toekomstige vrouw als echtelijke woning te dienen. Onder de huisschilders, die in de flat werkzaam zijn, is echter een persoon, genaamd Armides, die in het geheel geen schilder is. maar een beruchte bandiet, die een banksafe heeft geplunderd en een bedrag van tienduizend pond verstopt in een radio-apparaat, dat zich in de flat bevindt. Deze Armides stelt zich echter zoo gek aan, Nell Fitzgerald en Eduardo CianeUi John Howard en Heather Angel
B U L L D 0 & * DRUMMOND
Reginald Denny. John Howard en Heather Angel dat de politie, die hem voor niet heelemaal wijs houdt, het blok heeft afgezet en hem in een ambulance naar een inrichting laat vervoeren. Des avonds begeeft Drummond zich naar de flat, waar hij de radio wil gaan halen, die hij op verzoek van zijn aanstaande vrouw naar Frankrijk zal sturen, waarheen zij is gereisd, om er den tijd vóór haar huwelijk door te brengen. Intusschen is Armides uit de inrichting ontsnapt en heeft zich eveneens naar de flat gehaast om het geld uit de radio te heden. Hij wordt evenwel verreist door Barrows, den huis-eigenaar die een deql van den buit opeischt. Armides echter doodt zijn tegenstander, en wordt bijna verrast door de komst van Drummond met zijn vriend Algy Longworth en den butler Tenny. Hij ontsnapt, doch zonder radio. Kolonel Nielson van Scotland Yard heeft inmiddels vernomen, dat de gekke schilder ontsnapt is. Hij vermoedt, dat hij zich den bankroover door de vingers heeft laten glippen, en gaat naar de flat om Barrows te spreken. Daar vindt hij Drummond en zijn vrienden, en bovendien het lijk van Barrows. Drummond, die natuurlijk niets van het verstopte geld weet, stuurt de radio naar Phyllis. Den volgenden dag telegrafeert het meisje om hem te bedanken. Armides, die bij den amateurdetective heeft ingebroken, vindt dit telegram, en weet nu, dat de radio in Targemont is, het plaatsje, waar Phyllis logeert. Als Drummond thuis komt, vindt hij de envelop van het geopende telegram; hij begrijpt, dat er iets niet in orde is, en vraagt den tekst op aan het telegraafkantoor. Hierop begeeft hij zich op weg naar Phyllis, want alles is hem nu duidelijk geworden en hij begrijpt, dat het gestolen geld in de radio moet zitten. Onderweg wordt hij aangehouden door een inspecteur van Scotland Yard, die hem wil meenemen om een foto van Armides te identificeeren. Drummond slaagt er in dezen inspecteur kwijt te raken, die daarom naar Frankrijk telegrafeert, dat Bulldog Drummond gearresteerd moet worden. De burge-
meester van Targemont arresteert Drummond, doch als hij den volgenden dag verneemt, dat deze eigenlijk gekomen is om met Phyllis te trouwen, besluit hij het huwelijk persoonlijk te voltrekken, en Drummond zoo noodig met den sterken arm te beletten zijn bruid opnieuw in den steek te laten! Drummond ontsnapt uit de gevangenis, en er volgt een complete jacht over de daken van Targemont. Voortdurend zijn Drummond en Armides slaags, doch ten slotte weet Drummond de kostbare radio te veroveren, en te midden van het tumult worden hij en Phyllis dan toch eindelijk in den echt verbonden!
Gerald Hamer en John Howard
20ste ] a a r g a n g No. 22 - 21 Juni 1940 < >
z
1
N
O
z z
y
>^
A i
m < m Z •-
,
|
^
A'
\
J V
70
o. a
a o. 3
Q-
z
o oi a. 2 5' \ oo O(I 3
o
3 C
3 3
9
- .-, .
GIMEMAs. THEATER