DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Concept 9 maart 2014
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 1 van 42
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014-2018
ORGANISATORISCHE DEEL
1. Inleiding 2. Verantwoordelijkheden 3. Hoofddoelstelling 4. Subdoelen 5. Organisatie 6. Jeugdbestuur 7. Overlegstructuur 8. Beoordeling spelers 9. Richtlijnen voor het indelen en samenstellen van de teams 10. Opleidingsbeleid t.a.v. het jeugdkader 11. Functieomschrijving technisch jeugdcoördinator 12. Functieomschrijving jeugdtrainer 13. Functieomschrijving jeugdleider VOETBALTECHNISCHE DEEL
1. Visie 2. Opzet A. Inleiding B. Uitgangspunten DVSG opleiding 3. Leeftijd A. B. C. D. E. F.
typische kenmerken F pupillen (6-8 jaar) E pupillen (8-10 jaar) D pupillen (10-12 jaar) C junioren (12-14 jaar) B junioren (14-16 jaar) A junioren (16-18 jaar)
4. De wedstrijd A. De speelwijze: de veldbezetting B. Rouleren van plaats bij de jeugd C. De taken en functies in het team D. Wedstrijdbespreking, rustbespreking en nabespreking
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 2 van 42
5. De training A. Van leeftijdtypische kenmerken via veldbezetting en taken naar trainingsinhoud B. Eisen waaraan een training moet voldoen C. Inhoud van de training (algemeen) D. Voorbereiding van de training E. Trainingsaccenten uitgewerkt per leeftijdscategorie F. Technisch tactisch G. Tactisch technisch H. Conditioneel, loop/coördinatie training I. Jaarprogramma trainingen 6. De coaching A. Coaching tijdens de training B. Coaching vóór, tijdens en na de wedstrijd 7. Persoonlijkheidsvorming A. De theorie B. Gedragscomponenten in aanleg C. Persoonskenmerken van de voetballer D. Eisen in het kader van de persoonlijkheidsvorming E. Reglement voor de jeugdspelers 1. Algemeen 2. Welke plichten heb je als selectiespeler? 3. Afspraken tijdens de training 4. Regels bij de wedstrijden 8. Randvoorwaarden Zie laatste bladzijde.
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 3 van 42
ORGANISATORISCHE DEEL 1. Inleiding: Het jeugdbeleidsplan van DVSG vormt het beleid en de doelstelling op het gebied van zowel de voetbaltechnische als organisatorische zaken van de jeugdafdeling van DVSG. In het jeugdbeleidsplan worden zaken besproken die betrekking hebben op organisatie, taken, verantwoordelijkheden en doelstellingen. Tevens bevat het jeugdbeleidsplan een leidraad t.a.v. de opleiding van de jeugdvoetballers. Het kan eveneens gebruikt worden om inzicht te verschaffen over gemaakte afspraken t.b.v. een ieder die werkzaam is in het jeugdkader.
2. Verantwoordelijkheden: Het algemeen bestuur heeft taken aangaande alle organisatorische zaken die direct of indirect met het daadwerkelijke beoefenen van het voetbal binnen de jeugdafdeling verband houden gedelegeerd aan het jeugdbestuur en met name de technisch jeugdcoördinator.
3. Hoofddoel: Het doel van de DVSG jeugdopleiding is een opleidingsprogramma te zijn voor de DVSG jeugd voor de langere termijn met als einddoel het doorstromen van de jeugd naar de senioren selectie om daar uit te groeien tot een vaste basisspeler.
4. Subdoelstellingen: -
5.
Het ontwikkelen van de individuele jeugdspeler Het scheppen van voorwaarden die het mogelijk maken het jeugdvoetbal op een zo hoog mogelijk nivo te kunnen beoefenen Het geven van een leidraad voor het leidinggevende kader t.a.v. begeleiding, spelsystemen, doorstroming, mentaliteit, enz.
Organisatie:
Om de doelstellingen te realiseren is voor de volgende organisatie gekozen: • Algemeen bestuur • Jeugdbestuur (onderdeel van het algemeen bestuur) • Technisch Jeugdcoördinator • Jeugdsecretaris ( vertegenwoordiger in het algemeen bestuur) • Jeugdtrainers • Jeugdkeeperstrainers • Jeugdleiders 6. Jeugdbestuur: Dit bestuur bestaat uit: De jeugdsecretaris tevens lid van het algemeen bestuur. De jeugd wedstrijdcoördinator. Bestuursleden zowel voor de pupillen als voor de junioren. Zij dienen als aanspreekpunt voor jeugdleiders, jeugdtrainers en ouders van de jeugd. De navolgende werkzame personen vallen onder verantwoording van het jeugdbestuur: • • •
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 4 van 42
de jeugdtrainers; de jeugdkeepers; de jeugdleiders. Het jeugdbestuur draagt de bestuurlijke verantwoording voor alle organisatorische zaken van het jeugdvoetbal.
7. Overlegstructuur: Indien nodig overleg met trainers , leiders etc. over de voortgang en bijstelling van het voetbal technisch beleid. Deelnemers zijn: technisch jeugdcoördinator, jeugdsecretaris, jeugdbestuursleden, jeugdtrainers, jeugdkeeperstrainers, jeugdleiders. 8. Beoordeling spelers: Om de individuele kwaliteiten van de jeugdspelers te beoordelen en hun ontwikkeling te volgen zijn er een drietal beoordelingsformulieren ontwikkeld. Een formulier voor de F spelers; een formulier voor de E spelers en een formulier voor de D t/m de A spelers. Door middel van dit formulier worden alle facetten die van belang zijn bij de opleiding in beeld gebracht. Bij geconstateerde tekortkomingen kan door middel van training hieraan gewerkt worden. Trainers en leiders moeten gericht naar hun spelers kijken en zo ontdekken wat er verbeterd kan worden. Trainers van de F en E teams die toch een uitgebreid beoordelingsformulier willen invullen worden aangemoedigd dit vooral te doen. Deze beoordelingsformulieren worden mede gebruikt voor de indeling van de jeugdspelers van de E t/m de A en tevens kan hiermee inzicht worden verkregen of de desbetreffende speler juist is ingedeeld. De beoordelingsformulieren worden 3x per jaar ingevuld door de trainers in overleg met de betrokken leiders. De invulmomenten zijn september (dit tot vaststelling van de startsituatie/nul moment), december en april van het lopende voetbalseizoen. De procedure: a. uitgifte beoordelingsformulieren aan de jeugdtrainer van de leeftijdsgroep. b. na 14 dagen dienen de formulieren retour te zijn bij de technisch jeugdcoördinator. c. bestudering formulieren door de technisch jeugdcoördinator samen met een lid van het jeugdbestuur, en de trainers en leiders die bij spelers betrokken zijn. Hierbij wordt o.a. gelet op: is de speler juist ingedeeld; individuele ontwikkeling; eventueel bijstellen jeugdbeleidsplan. d. doorspreken van de nieuwe indeling met de betrokken trainers en leiders. 9. Richtlijnen voor het indelen en samenstellen van de teams. 1.
Vanaf de E t/m de A jeugd zullen de beste (op kwaliteiten) spelers in de hoogste E t/m A jeugdteams worden ingedeeld. Ook als er sprake is van slechts één team, dan spreken we over een selectieteam. Als er dan door omstandigheden een grote selectie is ontstaan, dan kan zich de situatie voordoen dat niet alle spelers evenveel aan spelen toe zullen komen. Indelen zal gebeuren op technische, tactische en sociale (mentaliteit; zoals wel of niet komen trainen) kwaliteiten. 2.
Een trainer is minimaal 1 van de leiders van de teams op de speeldag.
Het samenstellen en indelen van de teams gebeurt voor aanvang van het seizoen en kan om diverse redenen tijdens het seizoen worden gewijzigd. De onderlinge uitwisselbaarheid met spelers tussen de evt. selectieteams en nietselectieteams moet gedurende het lopende seizoen mogelijk zijn. DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 5 van 42
Het samenstellen en het aanbrengen van wijzigingen bij alle teams wordt in samenspraak gedaan door de technisch jeugdcoördinator en de betrokken trainers. Het jeugdbestuur wordt door de technisch jeugdcoördinator op de hoogte gebracht. De trainer bespreekt vooraf de wijziging in ieder geval door met de betreffende leider(s), speler(s) en met de ouders/voogden. Indeling pupillen: 5-jarigen (mini’s): Moet gezien worden als kennismaking met de voetbalsport en de vereniging. Er wordt 1x per week 45 minuten getraind. Spelen nog niet in competitieverband. F pupillen: Leeftijdsgroep 6 tot 8 jaar. Er wordt 1x per week 60 minuten getraind. E pupillen: Leeftijdsgroep 8 tot 10 jaar. Er wordt 2x per week 60 minuten getraind. De indeling geschiedt door de technisch jeugdcoördinator en de betrokken trainers. Het jeugdbestuur wordt door de technisch jeugdcoördinator op de hoogte gebracht. De teams bestaan uit 8 á 9 spelers. D pupillen: Leeftijdsgroep 10 tot 12 jaar. Er wordt 2x per week 60-75 minuten getraind. De indeling geschiedt door de technisch jeugdcoördinator en de betrokken trainers. Het jeugdbestuur wordt door de technisch jeugdcoördinator op de hoogte gebracht. A, B, C junioren: Leeftijdsgroep C junioren 12 - 14 jaar. Leeftijdsgroep B junioren 14 - 16 jaar. Leeftijdsgroep A junioren 16 – 18 jaar. De teams trainen 2x per week 75 minuten. De indeling geschiedt door de technisch jeugdcoördinator en de betrokken trainers. Het jeugdbestuur wordt door de technisch jeugdcoördinator op de hoogte gebracht. De teams bestaan uit 14 á 15 spelers. Keepers: Het streven is om de keepers van de gehele jeugd te laten trainen door gediplomeerde keeperstrainers of (ex)selectiekeepers. De indeling van de keepers geschiedt door de technisch jeugdcoördinator en de betrokken trainers. Het jeugdbestuur wordt door de technisch jeugdcoördinator op de hoogte gebracht. Het is wenselijk dat de keepers bij de normale groepstrainingen meetrainen met het elftal, waarmee zij ook in de competitie spelen. De keepers behoren hiernaast 1x per week individueel getraind te worden. Doorstroming: Het moet mogelijk zijn dat doorstroming van spelers naar een hogere leeftijdsgroep kan plaatsvinden. Deze doorstroming moet binnen de jeugdafdeling worden besproken met de technisch jeugdcoördinator, het jeugdbestuur en de trainers van de juniorenafdeling. Verder is het wenselijk om talentvolle spelers in de tweede helft van het seizoen 1x per week bij een hogere groep te laten trainen. 10. Opleidingsbeleid t.a.v. het jeugdkader: Het bestuur van DVSG streeft er naar dat het kader dat verantwoordelijk is voor training en DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 6 van 42
begeleiding van de jeugdteams een dusdanige instelling en kennis heeft dat optimaal gewerkt kan worden om de beleidsplannen uit te voeren. Voor de F t/m de D pupillen: het certificaat pupillentrainer (de inhoud komt overeen met de inhoud van de F, E, en D modulen). Voor de B en C junioren: het certificaat juniorentrainer. Voor de A junioren: het diploma trainer-coach 3 jeugd. Voor de keeperstrainers: de Frans Hoek opleiding
11. Functieomschrijving technisch jeugdcoördinator:
De technisch jeugdcoördinator is verantwoordelijk voor het voetbaltechnisch beleid (jeugdbeleidsplan) en bewaking hiervan. Als het voetbaltechnische zaken betreft dan is de technisch jeugdcoördinator verantwoordelijk. Taakomschrijving: . trainingen en wedstrijden volgen van de jeugd . trainen groepjes spelers op specifieke vaardigheden . trainers coachen . medebestudering beoordelingsformulieren en voorzien van commentaar . periodiek overleg met het jeugdbestuur . aanspreekpunt voor jeugdtrainers betreffende voetbaltechnische zaken . gespreksleider trainers/leiders overleg . bewaakt het jeugdbeleidsplan op alle uitvoeringen . maakt per seizoen een verslag over het functioneren van het jeugdbeleidsplan . houdt het jeugdkader op de hoogte van cursussen en stimuleert het kader tot het volgen van scholing . neemt deel aan de selectieprocedure i.v.m. aanstellen van het jeugdkader . bewaakt de juiste niveau-indeling van jeugdspelers . adviseert het jeugdbestuur (en het jeugdbestuur het algemeen bestuur) voor het aanstellen van nieuwe trainers
12.
Functieomschrijving jeugdtrainers.
De jeugdtrainer is direct verantwoordelijk voor de uitvoering van het voetbaltechnisch beleid, wat is vastgelegd in het jeugdbeleidsplan van DVSG. Hij moet zich bewust zijn dat hij in zijn functie te allen tijde de vereniging vertegenwoordigt en tevens dient hij een voorbeeld te zijn aan de hem toevertrouwde spelers. Taakomschrijving: . de trainer dient trainingen te verzorgen, uitgaande van de doelstellingen en uitgangspunten die geformuleerd zijn in het jeugdbeldisplan voor spelers in de verschillende leeftijdsgroepen . hij maakt een verantwoord gebruik van de beschikbare trainingsmiddelen en ziet er op toe dat het gebruikte materiaal na de training op goede wijze wordt opgeborgen . rapporteert evt. defecten van de trainingsmiddelen etc. z.s.m. aan het een hiervoor verantwoordelijk lid van het jeugdbestuur . bepaalt in overleg met leiders de opstelling van zijn groep en is tevens aanwezig bij de wedstrijden en neemt dan de coaching voor zijn rekening, is direct na de wedstrijd aanwezig in de kleedkamer . is belast met het periodiek invullen van de beoordelingsformulieren en doet dit in overleg met de leiders van het team . neemt deel aan het trainers/leiders overleg m.b.t. de voortgang en resultaten van zijn groep . naast de uitvoering van het technische beleid, besteedt hij aandacht aan DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 7 van 42
een goede mentaliteitsontwikkeling van de spelers door te bewerkstelligen dat o.a.: a. de spelers op tijd aanwezig zijn op trainingen en wedstrijden b. de sportkleding, schoenen etc. in verzorgde staat zijn c. op het taalgebruik van de speler letten d. op de houding in algemene zin t.o.v. medespelers, tegenstanders en scheidsrechters letten; meldt onregelmatigheden van de twee laatste groepen bij het jeugdbestuur e. er gedoucht wordt na de training f. de kleedkamer na de training schoon achtergelaten wordt
13.
Functieomschrijving jeugdleiders:
De jeugdleider(ster) draagt medeverantwoording voor de uitvoering van het jeugdbeleidsplan binnen de vereniging, hij/zij moet zich bewust zijn dat hij/zij in zijn/haar functie te allen tijde de vereniging vertegenwoordigt en tevens dient hij/zij voor de aan hem/haar toevertrouwde spelers een voorbeeld zijn. Taakomschrijving: . maakt duidelijke afspraken met spelers/ouders m.b.t. het afbellen voor wedstrijden en trainingen . informeert vroegtijdig het hiervoor verantwoordelijk lid van het jeugdbestuur omtrent te kort aan spelers . draagt zorg voor een goede regeling met de ouders m.b.t. het vervoer bij de uitwedstrijden; stelt zich tevens op de hoogte van evt. bijzonderheden van zijn/haar spelers . neemt deel aan het trainers/leiders overleg en is mede belast met het invullen van de beoordelingsformulieren en doet dit in overleg met de trainer van het team . dient in voorkomend geval het speelveld gereed te maken, dan wel af te ruimen, laat de kleedkamers na gebruik veegschoon achter en bewerkstelligt dat de spelers hierbij helpen . controleert bij aanvang van de wedstrijd op het dragen van de juiste kleding, schoeisel, beenbeschermers etc. . ziet toe dat er na de wedstrijd gedoucht wordt . vult vóór de wedstrijd het wedstrijdformulier in . is gastheer/vrouw voor de bezoekende vereniging, regelt de verzorging van thee in de pauze en limonade na de wedstrijd . tracht direct na de wedstrijd in de kleedkamer te zijn, dit i.v.m. het loskomen van evt. onderlinge emoties; leer de spelers omgaan met een verloren wedstrijd . bevordert de wij-gedachte want het is hun vereniging, hun kleedkamer, hun materiaal etc.; leert de spelers er zuinig mee om te gaan en tracht tevens een goede sfeer in het team en in de vereniging te bewerkstelligen.
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 8 van 42
VOETBALTECHNISCHE DEEL
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 9 van 42
1. Visie Wanneer de mens voetbalt, maakt hij met een viertal relaties, ook wel omgevingskenmerken genaamd, kennis. Relaties -relatie tot de dingen (bal, doel, veld) -relatie tot de spelregels -relatie tot de tegenstander -relatie tot de medespeler Deze relaties samen vormen een voetbalomgeving. In deze omgeving ontstaat een voetbalgedrag. Dit gedrag is te ontwikkelen, te beïnvloeden, te trainen. Wanneer de mens voetbalt en dus kennis maakt met bovengenoemde relaties dan wordt hij automatisch geconfronteerd (=zichtbaar) met de basisstructuren van het voetbal. Basisstructuren A: Wanneer de ploeg in balbezit is; -scoren -aanvallen -opbouwen B: Wanneer de ploeg niet in balbezit is; -storen van de opbouw -storen van de aanval -voorkomen van doelpunt Verderop in het jeugdbeleidsplan worden de basisstructuren (A en B) uitvoerig beschreven en geordend tot een algemene functiebeschrijving (=taken voor het gehele team) De basisstructuren bepalen de door de trainer te kiezen oefenstof die dient om de spelers de relaties optimaal te realiseren. Van taken voor het gehele team kunnen functies afgeleid worden. Functie is een positie/plaats waar vandaan een speler voetbalt. Functies zijn trainbaar in willekeurige vormen. Niet elke vorm is echter functioneel. De functionaliteit van de vormen, waarin de functies uitgevoerd en getraind worden, is ontleend aan de basisstructuren. Bij het trainen richt de trainer zich in eerste instantie op functieverbetering. Hij kiest zijn vormen, al naar gelang het ontwikkelingsniveau c.q. vaardigheidsniveau van zijn groep. De trainer houdt bij zijn vormkeuze dus rekening met de functiebeheersing. Elke speler dient de basisfuncties en de samenspelfuncties te beheersen, zodat hij als voetballer optimaal kan functioneren. Hij kiest zelf de vorm, die in een bepaalde wedstrijdsituatie functioneel is. Hierop heeft de trainer invloed. Basisvormen en samenspelvormen zijn complementair. Samenspel is onmogelijk zonder de beheersing van de basisfuncties; het uitvoeren van de basisfuncties is niet mogelijk zonder samenspel. Alle functies zijn afgeleid van de basisstructuren en vormen dus een onderdeel van de spelanalyse. De uitvoering daarvan staat nooit los van de eerder genoemde relaties, dus van tegenstanders en medespelers. Technieken op zichzelf bestaan dus niet, tactieken DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 10 van 42
en conditie evenmin. In de trainingssituatie kan de trainer echter ontkoppelen, d.w.z. afzien van één of meer relaties. Het is af te raden in de training af te zien van de relatie tot de dingen. Een training zonder bal is nagenoeg zinloos. In de trainingssituatie wordt vaak de relatie tot de spelregels geweld aan gedaan. Als dat onbewust gebeurt, is dat onjuist; bouwt de trainer het bewust in dan kan het zinvol zijn. De meest voorkomende ontkoppeling is het afzien van de relatie tot de medespelers en de tegenstanders. Bij het aanleren van de basisvormen hebben medespelers vaak een vaste rol en het aanleren van samenspelvormen gebeurt in de eerste fase zonder tegenstanders. De trainer moet er echter voor waken nooit te lang en te ver te ontkoppelen, omdat het gevaar bestaat dat de functiebeheersing zijn functionele relatie tot de basisstructuren verliest. Een ploeg heeft niets aan een speler, die uit stand en zonder tegenstander 100% raak schiet, maar in een wedstrijd nooit een doelpunt maakt. Voor het aanleren van basisvormen en samenspelvormen verwijzen we naar de verschillende oefenstofgebieden zoals die door de opleidingen worden aangereikt. Hoewel er in deze visie gebruik wordt gemaakt van het begrip "technieken", mag duidelijk zijn, dat techniek, tactiek en conditie niet meer als afzonderlijke en onderscheiden begrippen gehanteerd worden. Er bestaat niet iets dat technisch is en iets dat anders dan tactisch is. Alle handelingen van de voetballer dragen techniek, tactiek en conditie in zich. Een voetbaltraining is immers en conditietraining maar dat moet het ook omgekeerd zijn. 2. Opzet Inleiding: In dit jeugdopleidingsplan wordt de rode draad aangegeven die de pupil vanaf de F’jes doorloopt tot en met de A junioren. De specifieke kenmerken per leeftijdscategorie beschouwen we hierbij als een gegeven, wat van invloed is op de inhoud en de samenstelling van de training en de begeleiding bij de wedstrijden. De spelfilosofie, d.w.z. de visie hoe voetbal gespeeld moet worden, evenals de algemene en specifieke vereisten waaraan een training moet voldoen geven vervolgens de nadere accenten aan ten behoeve van de trainingen. De persoonlijkheidsvorming van de spelers is een facet wat voortdurend meeloopt in de ontwikkeling van F pupil tot potentieel eerste elftal spelen. Verder kan een goede jeugdopleiding niet bestaan zonder dat er voldoende aandacht gegeven wordt aan de voetballers die buiten de selecties vallen. Het opleidingsplan geldt dus vooral ook voor hen. Uitgangspunten DVSG opleiding: Technische uitgangspunten F en E pupillen: De spelers moeten leren omgaan met de bal, ze moeten trachten de bal met alle delen van de beide voeten in alle richtingen kunnen verplaatsen. Bij balbezit: - balbehandeling koppelen aan snelheid in situaties oplopend van eenvoudig tot gecompliceerde situaties met weerstand - tweebenig trappen van de bal met binnenkant voet over de grond, over kleine afstanden - het aan-en meenemen van de bal met beide voeten - het jongleren met de bal met beide voeten - het zuiver inpassen met de bal uit stand - het gericht schieten op het doel DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 11 van 42
-
het het het het
ontwikkelen en stimuleren van een eigen schijnbeweging aanleren van een of meerdere passeertechnieken leren afschermen van de bal ingooien op de voeten van de medespeler
Bij balverlies: - zoveel mogelijk verdedigen zonder sliding - leren de bal af te pakken van de tegenstander
Tactische uitgangspunten F en E pupillen: Bij balbezit: - het vrijlopen in de vrije balbaan - de leren aan-en terug sluiten - het aanbieden in de buurt van de bal - posities leren kennen - over de bal kijken - verdedigers aan leren sluiten naar het middenveld - leren naar welke kant zij de bal aan moeten nemen Bij balverlies: - aan de binnenkant dekken - vrijstaande spelers van de tegenpartij dekken - met zijn allen verdedigen (begint bij de voorste speler) Technische uitgangspunten D pupillen: Bij balbezit: - snelheid van de balbehandeling opvoeren in louter gecompliceerde situaties met weerstand - tweebenig trappen van de bal met de binnenkant voet, wreeftrap over de grond en door de lucht over kleine en grote afstanden - het aan-en meenemen van de bal met alle delen van het lichaam - het jongleren met de bal met alle delen van het lichaam, behalve de armen - het zuiver inpassen vanuit stand en in de beweging - het gericht schieten op het doel - het werken aan gevarieerde voorzetten - het aanleren van de basistechniek koppen, zonder weerstand - het verder ontwikkelen van de schijnbeweging - het aanleren van meerdere passeertechnieken - het verder ontwikkelen van het afschermen van de bal - het leren maken van een vooractie - het leren kaatsen van de bal - het op snelheid kunnen aanbieden naar en verwerken van de bal Bij balverlies: - het verder ontwikkelen van het afpakken van de bal - het verder ontwikkelen van het verdedigen zonder sliding - leren het lichaam gebruiken in het duel (afschermen) - het leren maken van een schouderduw - het leren verdedigen in 1:1 situaties Tactische uitgangspunten D pupillen: DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 12 van 42
Bij balbezit: - het vrijlopen in het gezichtsveld van de balbezittende speler - veldbezetting in de lengte en breedte van het veld, driehoekjes, lengte-as - aanbieden in de buurt van de bal en ook van de bal af, op het juiste moment (oogcontact) - spelen vanuit de eigen positie - over de bal heenkijken - verder ontwikkelen van het leren de bal aannemen naar de goede kant - moment van keuze bepalen van samenspelen en individuele actie - het leren kiezen van het moment van de vooractie - het leren aan welke kant je de bal moet afschermen bij dribbelen en aanspelen - leren het speelveld groot te maken Bij balverlies: - het leren overnemen van de positie van een andere speler - het verder ontwikkelen van het aan de binnenkant dekken - het leren zien wat in een bepaalde situatie de gevaarlijkste tegenstander is - het leren zien van het moment dat er rugdekking moet worden gegeven - het leren “knijpen” (je eigen man loslaten en wat naar binnen verdedigen) - leren het speelveld klein te maken - de keeper leert mee doen bij een lange bal Balbezit en balverlies: - het leren spelen op een andere positie: * Linksback – linkshalf - linksbuiten * Rechtsback – rechtshalf - rechtsbuiten * Laatste man – voorstopper – centrale middenvelder - spits - het kennen van de taken die bij de positie horen waarop de speler speelt - leren de spelers om je heen te coachen - leren herkennen van situaties op de training vertaald naar de wedstrijd toe Omschakelt balbezit/balverlies: - leren de dieptepass bij de tegenpartij eruit halen - leren dat de dichtst bijstaande speler moet jagen op de bal - leren zo snel mogelijk weer in de organisatie te komen - leren zo snel mogelijk naar binnen te verdedigen Omschakelt balverlies/balbezit: - leren zo snel mogelijk diepte te zoeken - leren de bal uit de drukte spelen Technische uitgangspunten C junioren: Bij balbezit: - naar meerdere kanten kunnen wegdraaien bij het behandelen van de bal - vanuit de loop het tweebenig trappen van de bal over kleine en grote afstanden - het leren aannemen van een hard ingespeelde bal - het leren schieten op het doel met buitenkant schoen - het geven van een gevarieerde voorzet op volle snelheid - het aanleren van koppen onder weerstand - het verder ontwikkelen van een eigen schijnbeweging en van passeertechnieken - het verder ontwikkelen van de vooractie, onder weerstand - het ontwikkelen van de balbehandeling in een kleine ruimte, met weinig DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 13 van 42
balcontacten - het leren geven van een lob - het verder ontwikkelen van het kaatsen - het leren aannemen van de bal met een lichaamsschijnbeweging Bij balverlies: - het leren - het leren - het leren - het leren - het leren - het leren - het leren
“laag zitten” zodat je sneller kunt reageren maken van een schijnaanval op de bal verdedigen in mandekking veroveren van de bal op het juiste moment verdedigen in 1:1 situaties opjagen van een tegenstander op de bal blijven letten
Balbezit en balverlies: - het leren maken van een schouderduw Tactische uitgangspunten C junioren: Bij balbezit: - leren om te gaan met een overtal situatie - leren om op je positie te blijven spelen (organisatie en veldbezetting zijn zeer belangrijk, zorg ervoor dat je altijd “driehoekjes”vormt) - verder ontwikkelen van het aannemen en afschermen van de bal aan de goede kant - leren maken van loopacties op het juiste moment - leren de kortste weg naar het doel te nemen - leren vrij te lopen - leren weg te blijven wanneer de situatie daarom vraagt - verder ontwikkelen van het groot maken van het veld - leren ruimte te creëren voor een medespeler, door een loopactie te maken - leren de goede keuze te maken - leren aan welke kant een speler moet worden aangespeeld Bij balverlies: - leren om te gaan met een ondertal situatie - leren wanneer je moet kiezen voor mandekking - leren wanneer je moet kiezen voor ruimtedekking - het verder ontwikkelen van het moment kiezen voor rugdekking - het verder ontwikkelen van het knijpen - leren wanneer je een schijnaanval op de bal kunt maken - leren een tegenstander af te snijden” - leren de tegenstander naar buiten dringen Balbezit en balverlies: - leren de taken kennen van je eigen posities en de directe positie daar omheen - verder ontwikkelen van het coachen van elkaar - het leren spelen op een andere positie * linksback – linkshalf - linksbuiten * rechtsback – rechtshalf - rechtsbuiten * laatste man – voorstopper – centrale middenvelder - spits - het leren herkennen van wedstrijd-en trainingssituaties Omschakeling balbezit/balverlies: DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 14 van 42
- het verder ontwikkelen van het eruit halen van de dieptepass - het verder ontwikkelen van het zo snel mogelijk een aanval doen op de bal, door de dichtst bijstaande speler - leren zo snel mogelijk weer met veel spelers achter de bal te komen - leren dat de speler op de vleugel snel moet knijpen - leren terug komen in de organisatie
Technische uitgangspunten B junioren: Bij balbezit: - naar meerdere kanten kunnen wegdraaien bij het behandelen van de bal, onder weerstand - vanuit het loop tweebenig kunnen trappen van de bal over kleine en grote afstanden, onder weerstand, met binnenkant -en buitenkant voet door de lucht en over de grond - het verder ontwikkelen van het verwerken van een hard ingespeelde bal - het leren geven van een “stift” - het leren koppen van een bal vanuit een voorzet - het ontwikkelen van een volleytrap - het verder ontwikkelen van de eigen schijnbeweging en een eigen passeertechniek - het ontwikkelen van een vooractie in een kleine ruimte - het doorontwikkelen van het kaatsen - het verbeteren van de balbehandeling in een kleine ruimte met meer weerstand, minder balcontacten Bij balverlies: - het verder ontwikkelen van de schouderduw - het verder ontwikkelen van de schijnaanval - het verder ontwikkelen van verdedigen in 1:1 situaties - het leren maken van een sliding - het verder ontwikkelen van de juiste houding van de verdediger (laag zitten, kijken naar de bal) - het leren verdedigend koppen Technische uitgangspunten A junioren: Bij balbezit: - naar meerdere kanten, met links zowel met rechts kunnen wegdraaien bij het behandelen van de bal, onder volledige weerstand - het strak inspelen van de bal onder weerstand - het verder ontwikkelen van het verwerken van een strak ingespeelde bal - het verder ontwikkelen van het aanvallend koppen in een duel - het blijven ontwikkelen van het afschermen van de bal - het blijven ontwikkelen van het kaatsen - het blijven ontwikkelen van een eigen schijnbeweging en een eigen passeertechniek - het verder ontwikkelen van de uitgangspunten van de B junioren door: * de handelingssnelheid op te voeren * weerstand in te bouwen * het aantal balcontacten te beperken of verplicht te stellen DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 15 van 42
* de ruimte kleiner te maken Bij balverlies: - het verder ontwikkelen van het verdedigend koppen - het blijven ontwikkelen van de schijnaanval - het blijven ontwikkelen van de juiste houding bij het verdedigen - het blijven ontwikkelen van het verdedigen in 1:1 situaties - het verder ontwikkelen van het maken van een sliding - het blijven ontwikkelen van het verdedigend koppen in een duel Tactische uitgangspunten B en A junioren: Bij balbezit: - leren om te gaan met spelhervattingen, snel nemen of juist de tijd er voor nemen - het verder ontwikkelen met het omgaan van een overtal situatie - het leren kiezen van het moment waarop een speler moet loskomen van een verdediger bij een voorzet - de leren ruimte te maken voor een speler - leren reageren op een medespeler, die aangespeeld wordt * het verder ontwikkelen van de uitgangspunten zoals omschreven bij de C junioren Bij balverlies: - leren omgaan met zonedekking - verder ontwikkelen van kiezen voor de schijnaanval - leren de tegenstander in sluiten - verder ontwikkelen van het naar de zijkant dringen van de tegenstander - leren het moment kiezen om de tegenstander op te jagen - het verder ontwikkelen van het knijpen - leren hoe je in een situatie van 3:3 of 4:4 toch nog een vorm van rugdekking kan zorgen - het verder ontwikkelen van het omgaan met ondertal situaties - het verder ontwikkelen van het kleiner maken van het speelveld - leren het moment kiezen van vastzetten of juist niet vastzetten * het verder ontwikkelen van de uitgangspunten zoals omschreven bij de C junioren Balbezit, balverlies en omschakelen: * het verder ontwikkelen van de uitgangspunten zoals omschreven bij de C junioren 3. Leeftijd typische kenmerken De aanpak bij de verschillende jeugdselecties dient afgestemd te worden op de leeftijd van de spelers. “Leeftijd” is in dit verband als volgt te verdelen: 1. kalenderleeftijd 2. biologische leeftijd (lichamelijk) 3. psychologische leeftijd (mentaal) Dat wil zeggen dat: • de fysieke ontwikkeling per kind, maar ook per leeftijdsfase verschilt; • iedere leeftijd zijn eigen karakteristieke motorische en psychologische kenmerken heeft; DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 16 van 42
• de motivatie om te voetballen (om te presteren in het voetballen) per kind en per leeftijdsfase verschilt; in die 12 jaar vindt een ontwikkeling plaats van spelen (“ik” gericht, plezier) naar sporten (lees: presteren). Steeds dient daarom afgevraagd te worden: • met wie ben ik bezig; • met welke leeftijdscategorie ben ik bezig; • welke fysieke\motorische\psychologische kenmerken heeft die leeftijdscategorie; • hoe is de belevingswereld in die leeftijdsfase. De beleving staat bij de jeugd centraal. Beleving moet gezien worden als een product van talent, aanleg en ontwikkeling (o.a. leeftijd). In de volgende gedeeltes wordt per leeftijdscategorie bekeken welke specifieke kenmerken er globaal en gemiddeld (tenslotte verschilt een en ander van individu tot individu) zijn aan te geven, wat daarvan afgeleid de doelstelling per leeftijdscategorie is en wat deze specifieke kenmerken betekenen voor de accenten die in de training gelegd worden. 1.
F pupillen (6-8 jaar)
fysiek
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
gunstig
langzame ontwikkeling van coördinatie
bewegingsdrang
geen/weinig wedijver
harmonische indruk
geen concentratie, snel afgeleid
spel als avontuur
geen lichamelijke verhouding als volwassenen
weinig sociaal, individueel gericht
speels/fantasie
weinig kracht Toelichting: Fysiek:
kinderen van 6, 7 jaar zijn tot behoorlijk wat arbeid in staat; weliswaar zijn ze snel vermoeid, ze herstellen toch ook weer vrij snel. Dit vereist een voortdurende afwisseling van oefeningen met inspanningen en wat rustiger oefeningen. Motorisch: er is een overgang van weinig coördinatie naar wat meer coördinatie; eigenlijk het moment om te starten met de technische ontwikkeling in zijn meest eenvoudige vormen. Psychisch: niet erg sociaal wijst op de (bijna) onmogelijkheid van samenspelen en combineren; hieruit volgt dat zo individueel mogelijk gewerkt moet worden (iedereen een bal, oefenstofgericht op het individu); niet al te lang geconcentreerd te kunnen zijn op een en dezelfde onderdeel vereist kort oefenen met veel variaties; aan de andere kant moet het kind wel de kans krijgen om de oefenstof onder de knie te krijgen (dus ook veel herhalend in anderen trainingen d.m.v. andere organisatie vormen). Motivatie: speels, avontuurlijk, fantasierijk; duidelijker kan niet; dus oefenstof en begeleiding gericht op deze facetten. Wat betekenen deze kenmerken voor de training?
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 17 van 42
De bal is voor kinderen van deze leeftijd de belangrijkste weerstand. Het gaat er in deze fase dan ook om “baas over de bal te worden”. Dus bewegingsopdrachten en spelvormen waarbij veel individueel gewerkt moet worden. Dus bijv. schietvormen (“mikken”), dribbelen/drijven (“wie brengt de bal het snelste daar en daar”), 1:1 kleine partijtjes: 2:2, 3:3 en 4:4 met/zonder keepers, als lijnvoetbal. Grotere partijvormen zijn minder zinvol. Gevarieerde oefenstof, kort oefenen, veel herhalen. Een en ander speels en fantasierijk inkleden en begeleiden en ruimte laten voor eigen ontdekkingen. Samengevat is de doelstelling voor de F pupillen: wennen door spelen.
2.
E pupillen (8-10 jaar)
fysiek
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
groei naar verdere harmonie
meer coördinatie (balgevoel)
leergierig: toenemend bewust zijn voor opgaven; sommigen leren snel
rivaliteit, maar geen na-ijver
nog snel afgeleid
meer geldingsdrang (presteren wordt belangrijker)
nog geen sociaal besef
het blijft een spel
Toelichting: Dit is de fase van “het begint te komen”. Ervaringen, observaties en wetenschappelijke onderzoek ken hebben aangetoond dat deze fase de start vormt van een ontwikkelingsperiode (8-12 jaar) welke een hoogtepunt is qua ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom dient het aanleren van basistechnieken (waar mogelijk in combinatie met de eerste individuele tactische aanwijzingen) juist in deze fase plaats te vinden. Aan de andere kant, voor het kind blijft het bovenal nog een avontuur, in min of mindere mate gelden e psychische en motiveringsaspecten van de F pupillen nog steeds. Hieruit volgt als doelstelling voor E pupillen: (veel) leren door spelen. Qua trainingsinhoud liggen de accenten dan op: • centraal staat de balbeheersing, dat is het leren omgaan met de bal met alle delen van de voet in alle richtingen • technische basisvaardigheden (“fundamentals”) als dribbelen/drijven, passen/trappen en aan- en meenemen van de bal, individueel, maar ook al met 2/3 tallen • oefenen in wedstrijd (estafettes, tik- en overloopspelen) - en (vooral kleine) partijvormen 3.
D pupillen(10-12 jaar)
fysiek
motorisch
Psychisch
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 18 van 42
prestatie/motivatie
goed gebouwd
ideale verhoudingen
leert(heel) snel
prestatie, vergelijking
toename krachtgevoel
goede coördinatie
groeiende concentratie
wedijver, geldingsdrang
groeiend sociaal besef
idolen/na-apen
kritischer, maar wel goede relatie met trainer Deze elementen geven nadrukkelijk aan dat dit de fase is waar het kind zich snel en goed verder kan ontwikkelen. De goede coördinatie en de (ideale) verhoudingen van het lichaam zijn uitermate geschikt voor intensieve(re) leerperiode. Met ander woorden, in deze fasen zijn basistechnieken en individuele tactische elementen (“breed, diep, lang, aanbieden, opendraaien, vasthouden, aansluiten”) goed te leren. Echter, het zijn nog kinderen. Dat betekent dat speelse en gevarieerde oefenstof voor veel spelplezier moet zorgen. Zeer belangrijk is het voordoen, het demonstreren door de trainer. Op deze leeftijd doen kinderen allen na (dus veel verwijzen naar de sterren op TV), durven alles en hebben weinig faalangst. Als doelstelling geldt voor deze fase: (verder) leren door spelen. Accenten in de training zijn: • verder eigen maken/perfectioneren van de balbeheersing in alle basistechnieken • naast individuele acties ook accenten op samenspel • ontwikkelen van het inzicht (eerste individuele tactische scholing) door (kleine) positie/partijspelen in variabele ruimtes • conditietraining uitsluitend in de vorm van loopscholing 4.
C junioren (12-14 jaar)
fysiek
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
ontwikkeling van goed gebouwd tot “wanverhouding” t.g.v. groeispurt
ontwikkeling van goede concentratie/leert snel tot “stilstand”
ontwikkeling redelijk sociaal besef naar kritische houding naar conflictsituaties
ontwikkeling van toenemende prestatiedrang/wedijver naar “eigenwijs”/geen zin meer wedijver, geldingsdrang
Toelichting: Deze fase wordt de (pre)-puberteit genoemd. Er dient nadrukkelijk mee rekening te worden gehouden dat de ontwikkeling per kind enorm kan verschillen in deze fase. Sommigen zijn de D pupillen nog nauwelijks ontgroeid, anderen willen al helemaal voor “vol” aangezien worden. Bij die categorie zie je al een lichte teruggang en gelden de leeftijdstypische van de B junioren. Als doelstelling geldt voor de fase: benaderen van de wedstrijd DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 19 van 42
Accenten in de training zijn: • technische basisvormen in wedstrijdsituatie plaatsen • aanleren van tactische basisprincipes voor balbezit- en balverliessituatie en veldbezetting (+ bijbehorende taken) door middel van kleine en grote positie- en partijspelen • conditietraining in de vorm van loopscholing en algemene kracht (buikspieren)
5.
B junioren (14-16 jaar)
fysiek
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
toename lengtegroei (“slungels”)
stilstand of achteruitgang: lompe/slungelachtig e indruk
de periode van conflicten (met ouders, trainers, leerkrachten); afzetten tegen gezag
enorm per individu en in de tijd: “waar maken” enorme prestatiedrang, maar ook stoppen met sport
verregaande ontwikkeling geslachtsdelen ontwikkeling okselen schaambeharing; verlaging van de stem Toelichting: Deze fase wordt als de puberteit aangeduid. Het is een periode vol problematiek, die berust op het optreden van grote veranderingen in de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Het belangrijkste probleem daarbij is de discrepantie van de groei van de inwendige organen en het spierstelsel ten opzichte van de skeletgroei. De spieren kunnen de versnelde lengtegroei van de botten nauwelijks bijhouden. Ze worden als het ware opgerekt en komen onder grote spanning te staan. Bij chronische overbelasting van de spieren bestaat de kans op ontstekingachtige reacties bij de aanhechting van de spieren aan het bot. De lichamelijke ontwikkelingen vinden haar weerslag nogal eens in het psychische gedeelte: op deze leeftijd zijn de spelers mentaal vaak uiterst labiel en kwetsbaar. Als doelstelling in deze fase geldt:
- behouden voor het voetbal - presenteren in de wedstrijd
Accenten in de training • technische basisvorming in wedstrijdsituaties • positie- en partijspelen met aandacht voor balverlies en balbezitsituaties • tactische oefenstof op individu en linie/as richten • conditionele training met accent op lenigheid- en vaardigheidsoefeningen. In combinatie met deze oefeningen ook training van specifieke kracht (loopscholing naar starten, sprinten, koppen). Duurtraining vooral door middel van extensief interval en zoveel mogelijk met de bal. DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 20 van 42
6.
A junioren (16-18 jaar)
fysiek
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
lengtegroei naar voltooiing
toenemende precisie van de bewegingen
bewuster, evenwichtiger
geldingsdrang (naar eerste elftal)
beter benaderbaar in de coaching
wedijver
gewichtstoename blijft toenemende harmonie van de lichaamsbouw
streven naar erkenning
Toelichting: Na de puberteit tendeert deze fase naar stabilisatie in alle opzichten, bij de een wat eerder/sneller als de ander. Hoewel risico-elementen in deze fase en de eerste fase van de senioren nog nadrukkelijk voorkomen (denk aan “verkeerde vrienden”, schoolkeuzes, uitgaan, drank, drugs, andere interesses) wordt thans de weg ingeslagen naar een “volwassen” voetballer. Training en coaching en verdere begeleiding gaat dan ook steeds meer dit “volwassen” niveau benaderen. In deze fase moet het rendement van de spelers verhoogd worden, teneinde spelers klaar te stomen voor de hoogste selecties. De doelstelling in deze fase is: streven naar de optimale prestatie Accenten in de training: • totaaltraining, veelal op wedstrijdniveau • automatismetraining qua technische aspecten (en in wedstrijdsituaties) • opvoert handelingssnelheid • tactische training, gericht op individu, linie/as en team d.m.v. positie- en partijspelen • in de conditietraining aandacht voor de grondmotorische vaardigheden: uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie 4. DE WEDSTRIJD A. De speelwijze: de veldbezetting Welke speelwijze passen we in de wedstrijd toe: 4:3:3, 3:4:3, 4:4:2, 4:5:1? We praten dan over de veldbezetting. Vanaf de D jeugd wordt een mix van 4:3:3 en 3:4:3 gespeeld. Dit is de beste en begrijpenlijkste bezetting van de ruimte. De vrije verdediger (4) speelt naast of achter of voor de drie verdedigers. We spelen dus met duidelijke vleugelspelers. (7, 11) De E en F jeugd speelt 7:7 (soms 8:8). Een strakke veldbezetting mag/kan hier niet aan de orde zijn. Het is beter de spelertjes eerst mee te geven:”iedereen valt aan, iedereen helpt de bal weer te veroveren”. Vanzelf ontstaat vaak dan de veldbezetting, die kan variëren van 2:2:2, 2:3:1, 3:3 tot 1:4:1. B. Rouleren van plaats bij jeugd Voor de ontwikkeling van de spelers is van belang de veldbezetting te leren kennen vanuit diverse posities. Het rouleren van plaatsen is een belangrijk uitgangspunt bij de jeugd. Het huidige voetbal vereist veelzijdige spelers. Alle spelers moeten tenminste goed kunnen passen en passeren, maar zullen ook moeten kunnen verdedigen. Een voorbeeld kan veel DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 21 van 42
verduidelijken. Plaats een linksbuiten eens twee maanden linkshalf. En andersom. Wellicht zal die “nieuwe” linksbuiten 30 meter terugsprinten om een back terug te verdedigen. Fout. Met goed positioneel verdedigen loopt hij maar 5, 6 meter. En de “nieuwe” linkshalf voelt aan den lijve wat het betekent als de linksbuiten niet of niet goed terug verdedigt. Ook in balbezit kan men zo positiespel, het combinatiespel of de individuele actie verbeteren. Het wisselen moet uiteraard niet “om het wisselen” zijn en het moet geen duiventil worden. C. De taken en functies in het team Om de spelers verder te helpen in hun voetbalontwikkeling (zeker vanaf de D jeugd) dient de trainer/coach kennis te hebben van de taken en functies in het team en deze over te dragen (=coachen) aan de spelers. Achtereenvolgens zijn aan de orde: * taken voor het team als geheel * taken per linie * taken per positie De taken voor het gehele team moeten vanaf de D pupillen worden getraind en worden toegepast dus voor A, B, C junioren en D pupillen geld het volgende: Taken voor het gehele team Balbezit
Balverlies
Opbouw zoveel mogelijk door positiespel, waarbij op eigen helft weinig/geen risico wordt genomen en op de helft van de tegenstander meer risico wordt genomen teneinde overtal situaties te creëren, het spel te verplaatsen met als uiteindelijk doel in de aanval kansen te creëren. Waar mogelijk dient de dieptepass gespeeld te worden met accent op het steunen van de “derde man”. Aanvallen zowel door het midden (9, 10, 4) als over de vleugels met juiste beweging in het strafschopgebied. Creativiteit, durf en improvisatietalent tonen. Randvoorwaarden: In de vrije ruimte aandacht voor de juiste balsnelheid (voor de speler uit), in alle situaties attentie voor juist speelbeen De veldbezetting in de aanval is breed doch kort in de lengteas (steunen).
Uitgangspunt is de bal zo snel mogelijk zien te veroveren en liefst zo ver mogelijk van het eigen doel af. Iedereen doet verdedigend mee, zo gegroepeerd mogelijk. • Ver van het doel gaat het om het storen van de opbouw van de tegenstander: -niet uitgespeeld te worden; -dicht op elkaar spelen -druk op tegenstanden geven teneinde de bal terug te winnen (pressie / 1:1 spelen / kantelen) • Dicht(er) bij het eigen doel gaat het vooral om het scoren te voorkomen en daarnaast de bal terug te winnen: -tegenstander en bal voor je houden; -schoten blokkeren (blocktackle); -bal veroveren; -geen domme overtredingen maken.
Taken algemeen per linie linie voorste linie 7-9-11
balbezit • in een breed aanvalsveld aanspeelbaar zijn in de beweging en in de goede richting (ruimte dekking: opendraaien; man dekking: weglopen/afschermen) • aan de bal zowel individuele acties durven maken als meedoen in combinatiespel; • samenwerking; niet op lijn spelen; • juiste beweging en posities in strafschopgebied (eerste paal, komen naar de tweede paal, strafschopstip).
middelste linie (4) 6-10-8
• goed in eigen zone aanspeelbaar zijn uitgaande van een brede veldbezetting • 6 en 8 niet te snel de diepte in, 10 soms juist wel • steunen als derde man (driehoekjes); • diepgang bij de spits dan wel overlap bij de buitenspelers
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 22 van 42
balverlies • bij balbezit tegenstander snel groeperen conform afspraak; • veel onderlinge coaching met accent op het positioneel verdedigen (knijpen / kantelen buitenspitsen verschuiven naar binnen in de rug van 9); • vandaar uit wisselende keuze: -opbouw tegenstander afschermen en dieptepass voorkomen, -op juiste moment kiezen voor opsluiten en afjagen (met druk op de zwakste tegenstander). • eigen tegenstander in de zone goed verdedigen, d.i. afhankelijk van de situatie: -dieptepass proberen te voorkomen; -zo scherp dekken dat alleen te rug/zijwaarts gespeeld kan worden; -duel 1:1 aangaan; -opbouw ophoudt (overtal situatie) • rugdekking geeft (knijpen / kantelen) aan elkaar; • zo nodig dekking overnemen • aanvallers coachen
achterste linie 1,2,3 (4), 5
• ruimte optimaal benutten voor opbouw; • hoge balsnelheid, waar mogelijk in de diepte; • geen/weinig risico in eerste opbouw; • inschuiven (4, 3) dan wel steunen/over heen gaan (2, 5) indien mogelijk
• hoe dichter bij het doel hoe scherper de dekking; • zo lang mogelijk op de been blijven met zo min mogelijk overtredingen • waar nodig (afspraken) buitenspel toepassen • rugdekking verlenen (knijpen/kantelen); • doorschuiven vrije verdediger wanneer 1:1 gespeeld wordt • overname van dekking; • coaching medeverdediger en middenvelders; • doelverdediger bestrijkt ook ruimte achter de verdedigers en de coaching)
Individuele taken naar positie
positie 1
balbezit • • •
2 en 5
• • •
3
• • • •
balverlies tempo maken bij spelhervatting (tenzij onder druk) goede communicatie met medespelers opschuiven naar 16m, om gat achter de laatste lijn te dichten
• •
leiding geven aan de verdediging handelen bij dieptepasses
breed houden om aanspeelbaar te zijn geen balverlies met diagonale passes en breedte passes positie/zone alleen verlaten als positie kan worden overgenomen (overlap 7 en 11)
•
indien aanval over zijn kant duel 1:1 aangaan, kort, scherp, met aandacht voor de binnenste lijn; indien de aanval over de andere kant loopt bovenal knijpen / kantelen
vooral in voorwaartse richting spelen (10, 6, 8); spel verplaatsen (let op baltempo en balcirculatie); elftal in voorwaartse zin bij elkaar houden; momenten kiezen om in de ruimte te komen
• •
spits tegenstander verdedigen; daarnaast ook rugdekking geven (knijpen / kantelen)
•
rugdekking verzorgen voor andere verdedigers; waar nodig dekking overnemen; in situaties van pressing doorschuiven naar middelste middenvelder van de tegenstander (samenwerking met 10); bij doorgebroken middenvelders/verdedigers er af komen om tegenstander op te houden dan wel het duel 1:1 te spelen
•
die 10 open laat 4
• • •
vooral in voorwaartse richting spelen; ruimte voor 3 houden; afstanden bewaken (coaching)
•
•
6 en 8
• •
• • 7 en 11
• • • •
10
• • • • • • •
veld breed houden om ruimte te scheppen (4, 10) en/of aanspeelbaar te zijn derde man in combinatie in het positiespel met de driehoeken met resp. 2 en 8, 5 en 11 en 4 en 10 soms overlapping van resp. 7 en 11; crosspass spelen 6 op 8, 9 of 11, 8 op 6, 9 of 7
•
in principe zo diep en breed mogelijk spelen; vooracties en passeeractie maken en voorzet geven voor de afwisseling zakken en/of naar binnen komen (buitenom komen 2/5, soms 6, 8); bij voorzetten van de andere vleugel bij 2e paal komen
• •
in opbouwfase zuinig met balbezit; aanspeelbaar zijn/blijven (afstanden) voor 3, 4, 6 en 9 team bij elkaar houden; derde man in combinatie/steun bij 9; in de ruimte duiken die 9 open laat; positie kiezen bij 1e/2e paal (let op 9); opletten voor rebound
•
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 23 van 42
•
•
• •
bij opbouw over zijn kant tegenstander in zone verdedigen en afhankelijk van de situatie tegenstander voor zich houden, dieptepass voorkomen dan wel vooruit verdedigen op de bal; bij opbouw over de andere kant naar binnen knijpen / kantelen bij opbouw over zijkant op de bal verdedigen; bij opbouw over de andere kant onmiddellijk breed lopen (knijpen / kantelen) in de rug van de centrumspits; waar nodig / mogelijk 6 of 8, 9 en 10 helpen
mee terug sluiten, centraal in het team en tegenstander in zone verdedigen; coachen centrumspits/buitenspelers bij pressie naast de spits komen en centrumverdedigers afjagen;
9
• • • •
voortdurend in beweging om dieptepass te krijgen of om ruimte te maken voor 10 of 4; afschermen (+ afgeven/eigen actie) of direct kaatsen; in scoringsposities komen, 1e/2e paal kiezen; lef tonen
• • •
•
in samenwerking met 7 en 11 (en 10!) opbouw storen; kort achter de vleugelspitsen kruipen bij opbouw over de zijkant; positioneel verdedigen bij opbouw door het midden (tijd winnen voor bijsluiten zijkanten en 10); passing vanuit het midden voorkomen dan wel onzorgvuldig laten verlopen
D. Wedstrijdbespreking, rustbespreking en nabespreking Hierbij een aantal aspecten die betrekking hebben op wat een trainer/leider zijn team kan voorhouden, hierbij rekening te houden met de leeftijd van de spelers van het team. De wedstrijdbespreking, de rustbespreking en de nabespreking zijn samen met de aanwijzingen tijdens de wedstrijd en training van wezenlijk belang bij de tactische vorming. Bij de F pupillen niet te veel dingen bespreken, meer in de geest van“goed je best doen”, “niet stil staan”, “overspelen maar ook af en toe alleen proberen”. Laat de spelers op verschillende plaatsen spelen en geef aan wat ze moeten doen. Coach vooral tijdens de wedstrijd. Spreek kindertaal, houdt het simpel en praat vooral over de basistechnieken, zoals dat bij de training gebeurt. Bij de E pupillen kunnen er al afspraken gemaakt worden over de veldbezetting. Houdt de bespreking kort en praat over de basistechnieken en de individuele acties. Een opbouw zou kunnen zijn: a. algemeen (vorige wedstrijd, tegenstander enz.) b. wanneer wij de bal hebben c. wanneer zij de bal hebben d. afsluiting Spreek kindertaal. Wedstrijdbespreking: Bij de D pupillen, C, B en A junioren wordt het allemaal wat serieuzer. Pas je taal aan bij de leeftijd van de spelers, maak het niet te lang en wees duidelijk. Maak gebruik van een bord en zorg voor een goede indeling en opbouw van “het praatje”. a. inleiding: - stand op de ranglijst - vorige wedstrijd - waar op de training en of nabespreking aandacht aan is besteed - tegenstander - andere zaken b. balbezit DVSG: - geef aan wat er van de spelers verwacht wordt bij balbezit, begin bij de keeper en werk per linie naar voren - geef aan de spelers waarvan dat nodig geacht wordt aan wat er moet gebeuren, dit is afhankelijk van voorgaande wedstrijden en trainingen - hierbij komt dus de speelwijze aan bod zoals die is afgesproken, dit is ook goed op het bord aan te geven c. balbezit tegenstander: - geef aan wat er verwacht wordt van de spelers, wanneer de tegenpartij de bal heeft doe dat per linie, per zijkant of per speler DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 24 van 42
- geef aan hoe we proberen vooruit te verdedigen, zetten we alles vast? - laten we de keeper de bal op de back aanspelen en gaan we vervolgens pressen? Zo ja, wat moet iedereen dan doen? - geef aan dat er kort gedekt moet worden op eigen helft, laat de tegenstander niet draaien, want dan heeft hij het spel ineens voor zich - geef aan dat er geen onnodige overtredingen gemaakt dienen te worden rond het eigen 16 meter gebied - bal aan onze linkerkant dan rechterkant “knijpen”, en andersom - praat over de dingen die niet goed gaan bij het team, maar geef ook aan wat wel goed gaat
d. omschakeling van balbezit naar balverlies en omgekeerd: bij het verliezen van de bal: - dicht bijzijnde speler moet druk op de bal geven - voorkom de dieptepass - snel weer in de verdedigende organisatie komen - “knijpen” - enz. enz. bij het veroveren van de bal: - altijd eerst diep kijken (de verdediging nog niet georganiseerd) - bal uit de drukte halen - balbezit houden - enz. enz. e. afsluiting - spelhervattingen - opstelling - respect voor de tegenstander en scheidsrechter - enz. enz. Rustbespreking: - geef iedereen even de rust om rustig de thee te drinken en wat tegen elkaar te zeggen - pak het daarna op, iedereen is stil en luistert - geef aan wat er goed gaat en wat er niet goed gaat, worden de afspraken nagekomen? - spreek spelers (zeker bij de B en A junioren) aan op hun verantwoordelijkheden - hebben spelers wat te zeggen, sta daar in principe voor open, maar ga geen discussie met ze aan, trainer/leider bepaalt wat er gebeurt, na afloop is daar genoeg ruimte voor -gebruik indien nodig het bord om situaties te verduidelijken Nabespreking: Bij de F en E pupillen stelt de nabespreking niet zoveel voor. De vragen die gesteld kunnen worden zijn: - wat ging er vandaag goed? - wat ging er vandaag niet zo goed? - hebben we goed vrijgelopen? - is er genoeg overgespeeld? - wie heeft het een keer alleen geprobeerd? En lukte dat? Hoe kwam dat? - wat vonden jullie zelf van de wedstrijd? - hebben we niet te veel op elkaar gemopperd? - was het een leuke wedstrijd? Waarom? DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 25 van 42
Bij de D pupillen en C junioren wordt een nabespreking al veel belangrijker. De vragen die gesteld kunnen worden zijn: - hoe vonden jullie dat het ging? - voor de wedstrijd hadden we dat en dat afgesproken? Zo niet, hoe kwam dat? - hoe ging de opbouw van achteruit? Hoe kwam dat? Wat deden we goed? - waren we op het middenveld en in de voorhoede aanspeelbaar? - werd er goed breed gehouden? Was de passing goed verzorgd? Andere vragen die met de speelwijze te maken hebben: - hoe kwamen de doelpunten tot stand (voor en tegen)? - hebben we als team gespeeld? - heb je jouw taak uitgevoerd? - waar we op getraind hebben, ging dat goed? - hoe was de onderlinge coaching? - was ons gedrag naar medespelers, scheidsrechter en tegenstanders goed? - hoe was de inzet? Bij de B en A junioren is de nabespreking een belangrijk onderdeel van de tactiek.Vragen die gesteld kunnen worden zijn de vragen die bij de D pupillen en C junioren staan. Daarnaast zijn er vragen als: - zijn de afspraken die we gemaakt hebben ook nagekomen? - wat is er in de wedstrijd naar voren gekomen, waar we op trainen? - speelden we vanuit de organisatie? - hoe vond je de wedstrijdinstelling (team/jou zelf)? - wat deden we goed bij de omschakeling? Wat moet er beter? Bij deze groep zullen m.n. tactische aspecten belangrijk zijn! Bij het houden van een nabespreking zal de trainer/leider ook enkele wedstrijdsituaties naar voren moeten halen op het bord. Aan de hand daarvan kunnen er vragen aan de groep worden gesteld. Denk dan aan zowel goede als minder goede momenten. Omdat spelers, trainers en leiderna een wedstrijd emotioneel kunnen zijn gaat de voorkeur uit om de nabespreking op de eerste trainingsavond na de wedstrijd te houden (max. een half uur). 5. DE TRAINING A. Van leeftijdstypische kenmerken via veldbezetting en taken naar trainingsinhoud Nu de specifieke leeftijdskenmerken en de daaruit voortvloeiende accenten voor de training in kaart zijn gebracht en de voorgeschreven speelwijze/veldbezetting met de daarbij behorende taken bekend is, dient nader uitgewerkt te worden aan welke eisen een training in zijn algemeenheid moet voldoen en welke specifieke trainingsvormen per leeftijdsgroep beoefend moet worden. Voor de overzichtelijkheid is gekozen voor een nadere uitwerking door middel van de driedeling: * technisch tactisch * tactisch technisch * conditioneel B. Eisen waaraan een training moet voldoen Teneinde recht te doen aan de in eerdere hoofdstukken aangegeven uitgangspunten en accenten dient elke training op elk niveau in de regel aan de voldoende eisen te voldoen: • De training moet een duidelijke relatie hebben met de wedstrijd. De trainingsvormen moeten dus “voetbal eigen zijn”. Dat wil zeggen trainingssituaties creëren waarin kansen worden geschapen (opbouwen), doelpunten gemaakt kunnen worden DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 26 van 42
•
• •
De
(scoren), de bal veroverd moet worden. Dat wil in onze visie niet zeggen dat het “droog” oefenen van technische vormen niet voetbal eigen zou zijn. Dit in tegenstelling tot de zgn. “Zeister visie, die om redenen van “te weinig rekening houdend met weerstanden” en “te weinig plezier” de Coerver oefenstof nauwelijks propageert. Het principe van de herhaling. Net als andere dingen in het leven leren kinderen door dingen te herhalen. Veel voetballen in dezelfde situatie. Dus veel beurten, geen lange rijen (en wachttijden), wel goede planning en organisatie en voldoende materialen. Er moet rekening worden gehouden met de groep. Leeftijd, vaardigheid, verschillen in vaardigheid (differentiëren!), grootte van de groep spelen daarbij een rol. De training, het spel, moet op de juiste manier begeleidt worden: juiste coaching, juiste beïnvloeding. Vier stappen zijn hierbij van belang: -probleem duidelijk maken aan de spelers -spelbedoeling uitleggen -spel in gang zetten -spel beinvloedt, ingrijpen door: § spel stop zetten § aanwijzingen geven § vragen stellen § oplossingen laten geven § zelf voordoen vormen moeten uitdagend zijn. Spelen om te winnen!
C. Inhoud van de training (algemeen) Elke training heeft een globale indeling: • Warming up Dit betekent dat het lichaam en de geest worden voorbereid c.q. in de juiste sfeer komen. Zonder en met bal waarbij de intensiteit worden opgevoerd. Duur ongeveer 1020 minuten. Bij A, B en C junioren vindt een groot gedeelte van de warming up voor de training plaats. De groep werkt zelfstandig, maar onder toezicht van de trainer, vooraf afgesproken oefenstof (loopvormen en stratching) af. Hiermee wordt tijd gewonnen en kan er meer tijd aan het voetbalgedeelte worden besteed. • Kern I Hierin wordt op methodische wijze aan het doel van de training gewerkt. Veelal zal vanuit technische/tactische accenten gewerkt worden aan tactische/technische vormen. Duur ongeveer 25- 40 minuten. • Kern II Hierin wordt “het geleerde” in praktijk gebracht. De partij is het middel om het resultaat van de training te testen. Daarnaast mogen partijvormen in allerlei vormen in verband met de beleving eigenlijk nimmer ontbreken. Duur kan variëren van 15 - 40 minuten. D. Voorbereiding van de training Teneinde de uiteindelijke doelstelling, de hiervan afgeleide uitgangspunten, de eisen waaraan de training moet voldoen en de inhoud van de training in de gaten te houden gebruikt elke trainer het zgn. Trainingsformulier. Dit formulier kent de volgende indeling zoals bij de diverse KNVB opleidingen gebruikt wordt, een voorbeeld: Koninklijke Nederlandsche Voetbalbond Opleidingen : Trainer/Coach III Trainer/Coach II Jeugdvoetbaltrainer Voetbalprobleem : De samenwerking tussen de middenvelders en de spitsen met DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 27 van 42
Doelstelling
:
name de wisselwerking tussen de centrumspits en de schaduwspits is niet optimaal. Verbeteren van de samenwerking van de middenvelders en de spitsen met name de wisselwerking tussen de centrumspits en de schaduwspits.
Inhoud- Methodiek Organisatie
Aanwijzingen/Correctiepunten Bijzonderheden
E. Trainingsaccenten uitgewerkt per leeftijdscategorie Voor de overzichtelijkheid is gekozen voor een nadere uitwerking door middel van de driedeling: • technische tactisch • tactisch technisch • conditioneel De technisch/tactische en tactisch/technische trainingsvormen zijn uitgewerkt in de vorm van een matrix. Ook te gebruiken als checklist, omdat de gestelde technische en tactische eisen door middel van oefenstof in trainingen van een jaar zo vaak en goed moeten zijn gedaan dat aan de gestelde eisen in tactisch/technische of technisch/tactische zin in ieder geval door de top 4 van de selectie (A t/m F) voldaan wordt. Nogmaals wordt opgemerkt dat het technische/tactische en tactisch/technische zeer nauw in elkaars verlengde ligt c.q. in elkaar overloopt. De splitsing is vooral op methodische gronden uitgevoerd. F. Technisch / Tactisch OEFENINGSDOEL/METHODIEK
A
B
C
D
E
F
balgevoel en snel voetenwerk
OEFENSTOF Wiel Coerver oefenstof
· in stilstand
m
m
m
m
x
x
· in beweging
m
m
x
x
x
(x)
· in verbinding met afwerken
m
m
x
x
x
(x)
basisbewegingen
x
· zonder weerstand, langzaam
m
m
m
m
x
x
· zonder weerstand, snellere uitvoering
m
m
m
x
x
x
· met weerstand
m
m
x
x
· in verbinding met afwerken
m
m
x
x
x
(x)
schijnbewegingen
Wiel Coerver oefenstof
Wiel Coerver oefenstof
· zonder weerstand, langzaam
m
m
m
m
x
· zonder weerstand, snellere uitvoering
m
m
x
x
(x)
· in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
(x)
(x)
passeerbewegingen
Wiel Coerver oefenstof
· zonder weerstand, langzaam
m
m
m
m
x
· zonder weerstand, snellere uitvoering
m
m
x
x
(x)
· in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 28 van 42
(x)
(x)
passen/trappen ¨ binnenkant voet over de grond (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x2
* alle vormen van passen en trappen
¨ binnenkant voet door de lucht (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
¨ wreef over de grond (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
- parcours-/circuittraining
¨ wreef door de lucht (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
- in rondlooporganisatie
¨ buitenkant voet over de grond (1/2)
x2
x2
x1
x1
- in omgangsbaan
¨ buitenkant voet door de lucht (1/2)
x2
x2
x1
x1
- zonder goals
¨ volley (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
¨ dropkick (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
- met goals * tijdens positiespelen
koppen © voorfase: vertrouwd raken
x
© techniek van het koppen
x
x
x
x
x
x
afwerken op het doel schieten
* afwerkvormen
ª vanuit stilstand
o
o
o
o
x2
x1
ª vanuit korte voortbeweging (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
ª vanuit dribbel (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
oefeningsdoel/methodiek
A
B
C
D
E
F
oefenstof
* in automatismen (1/2)
x2
x2
x2
x1
* vanuit stilstand (1/2)
0
0
x2
x1
* alle vormen met afwerken op doel met opbouw over de zijkant en afgesloten met een voorzet; zonder en met verdedigers
* vanuit korte voortbeweging (1/2)
x2
x2
x2
x1
* via parcourstraining
* vanuit dribbelen
x2
x2
x2
x1
* via positiespelen met afwerken en partijspelen met zones
* vanuit aangegeven pass (1/2)
x2
x2
x2
x1
* zonder weerstand (1/2)
x2
x2
x2
x2
x
x
* voorbereidende (spel) vormen voor het duel 1:1
* in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
x
* alle vormen van duel 1:1/2:2 * lijnvoetbal
* met binnenkant voet (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
* alle vormen van passen en * trappen met meertallen
* met buitenkant voet (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
* met accent op aan- en meenemen
* met de wreef
x2
x2
x2
x2
x1
x1
* met afwerken op doel
* hak/zool (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
* in rondlooporganisatie
voorzetten
dribbelen/drijven
aan - en meenemen van de bal
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 29 van 42
* knie (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
(x)
* in omgangsbaan
* borst
x
x
x
x
x
* duels 1:1
* hoofd
x
x
x
x
x
* positie- en partijspelen
* in verbinding met afwerken op doel
x
x
x
x
x
x
* in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
x
* schijnacties op de bal
x
x
x
x
* duel 1:1: bal veroveren
x
x
x
x
x
* blocktacle (1/2)
x2
x2
x2
x
(x)
* sliding (1/2)
x2
x2
x
x
(x)
verdedigende acties
x (x) x1 x2 0 niets ingevuld
= = = = = = =
* alle vormen van duel 1:1, in spelvorm en wedstrijdvorm x * zonder/met tegenstander
moet aan voldaan worden misschien in deze fase (betere groepen) moet aan voldaan worden met “goede been” moet aan voldaan worden, tweebenig met extra aandacht voor handelingssnelheid en zuiverheid niet (meer) van toepassing niet in deze fase
G. Tactisch / Technisch oefeningsdoel/methodiek
A
B
C
D
E
F
oefenstof
Balbezit in de opbouw = spel met de bal * duel 1:1 om in balbezit te blijven (afschermen van de bal)
x
x
x
x
(x)
* duel 1:1/2: 2/3:3 als positiespel, als aanval /afwerkvorm en als partijspel (met goals/als lijn voetbal)
* over de bal kijken
x
x
x
x
x
* passen/trappen
* vasthouden of spelen ofactie maken
x
x
x
x
* snel en zuiver aanspelen (naar voren) op het goede been van de medespeler, zodat de balsnelheid hoog blijft (inclusief spel verplaatsen)
* positie- en partijspelen * 1:2, 2:1, 2:2, 3:1, 3:2, 2:3, * 4:2, 4:3, 3:4, 4:4, 5:4, 4:5 (ook als lijnvoetbal); * positiespel met aanspelen van de spitsen + bijsluiten
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
(x)
direct te verwerken of door te spelen)
x
x
x
x
(x)
* aanbieden als derde man in de combinatie: HOE en WANNEER?
x
x
x
x
x
x
* duel 1:1 aanvallend om te passeren
x
* afwerkvormen/automatismen training positie- en partijspelen (inclusief lijn voetbal)
Balbezit in de opbouw = spel zonder bal * vrijlopen naar de bal toe (om in balbezit te komen, dan wel om ruimte voor anderen te creeeren): HOE en WANNEER * “goed staan”/”opendraaien” (om bal
* aanbieden als kaatser (1-2 combinaties): HOE en WANNEER?
* passen en trappen in beweging * kleine/grote positiespelen * (zie boven) * passen en trappen met meertallen in beweging; * positie- en partijspelen (inclusief lijnvoetbal * automatisering * passen en trappen (automatismen) * alle positie- en partijspelen
(x)
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 30 van 42
* positiespelen 2:1/3:3/4:4/5:5 met 1, 2, 3 of 4 kaatsers
* afwerkvormen 2:1/3:2/4:3/5:4 * aanbieden in de diepte (om aangespeeld te worden dan wel om ruimte groot te
x
x
x
x
* afwerkvormen (automatismen) * positie/partijspelen
x
x
x
(x)
* afwerkvormen (automatismen)
x x x
x
houden): HOE en WANNEER? * buitenom komen
Balbezit in de aanval = kansen creëren en scoren * spel in de 16m met accent op: * zelf scoren * ruimte maken voor een ander * terugleggen en laten scoren
oefeningsdoel/methodiek
x x x
x x x
x
* afwerkvormen/aanvalsvormen (automatiseringstraining) met numerieke voordelen voor de aanvallers (0 tot 3 verd.)
x
A
B
C
D
E
F
oefenstof
het niet laten uitspelen/het voorkomen van dieptepasses
x
x
x
x
(x)
* duels 1:1/2:2 met aandacht voor verdedigende technieken
het dekken van de tegenstander (binnenste lijn)
x
x
x
x
(x)
* positiespelen * positiespelen richting doel met overal aanvallers
knijpen (rugdekking en ruimtedekking)
x
x
x
(x)
het duel 1:1 verdedigend
x
x
x
x
het vastzetten en opjagen
x
x
(x)
(x)
* partijspel 2:2 / 8:8
buitenspel kunnen openzetten
x
x
(x)
(x)
* aanval - verdediging
het overnemen van de positie/tegenstander
x
x
x
x
teamverdedigen: schuiven in lengte- en breedte - as
x
(x)
x
x
Balverlies
x
x
* als lijnvoetbal
Omschakeling balverliesbalbezit en omgekeerd Alle bovengenoemde vormen
x (x) x1 x2 0 niets ingevuld
= = = = = = =
moet aan voldaan worden misschien in deze fase (betere groepen) moet aan voldaan worden met “goede been” moet aan voldaan worden, tweebenig met extra aandacht voor handelingssnelheid en zuiverheid niet (meer) van toepassing niet in deze fase
H. Conditioneel loop/coördinatie training Jeugdspelers trainen 2x per week 60 tot 75 minuten. Uitgangspunt is dat de spelertjes in deze tijd zoveel mogelijk met voetbalsituaties worden geconfronteerd. Gezien de geringe tijd en belevingswaarde moeten jeugdspelers tijdens de training niet (F, E, D, C) of zo min mogelijk (B, A) worden lastig gevallen met allerlei oefeningen die tot doel hebben meer kracht, een sterker hart, een groter uithoudingsvermogen etc. te krijgen. Hier moeten nog de volgende opmerkingen bij geplaatst worden: • In de eerste plaats hebben de jongste kinderen voldoende bewegingsvermogen om tenminste een uur goed aan de gang te kunnen DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 31 van 42
Daarnaast brengen leuke spelvormen en wedstrijdvormen zoveel beweging met zich mee dat automatisch aan de conditie wordt gewerkt • Bij de oudere jeugd kan de trainer het oplossen van voetbaltactische vormen goed combineren met het onderhouden/ verbeteren van conditionele elementen als uithoudingsvermogen en snelheid door het geven van bepaalde opdrachten, het “sjoemelen” met numerieke meerderheid/minderheid, het inbrengen van ruimte- en tijdsaspecten” en het inbrengen van bepaalde regels. Uitgangspunt: de opdrachten moeten net uitgevoerd kunnen worden, de spelers moeten meer doen dan ze eigenlijk (denken aan te) kunnen. Om met dit soort methoden te kunnen werken moet de coach wel weten volgens welke principes de factoren kracht, uithoudingsvermogen en snelheid te ontwikkelen zijn (= de uitgangspunten van de trainingsleer). Het boek “elementaire trainingsleer en trainingsmethoden” (Kloosterboer, Gemser, de Haan) is tenminste “een must”. • Vooral de (uitgebreide) warming up kan benut worden voor de techniek van het lopen en sprinten en het onderhouden en verbeteren van de lenigheid. Oefenstof: * “Looptraining voor spelsporters” (van Harry Dost) * “De Ajax - school, loop- en coördinatietraining” Hoewel het onderdeel loop/coördinatie training gaandeweg het seizoen vorm moet krijgen is het natuurlijk wel belangrijk om een goed verantwoord begin te maken. Daarom gaan we beginnen met oefeningen die te maken hebben met de looptechniek zelf. Later komen dan vanzelf de onderdelen als starten, sprint, pas, frequentie, schakelen, slalommen, stoppen enz. aan de orde. In wezen is het net als de opbouw van het voetbalgedeelte van het jaarplan. Eerst moeten we aandacht besteden aan de techniek en dan komt de rest. Hieronder volgt er een gedeelte theorie dat zo eenvoudig mogelijk is samengevat, en waar iedereen mee aan de gang kan. Daarna volgen de oefeningen die in iedere training in de warming-up dient te worden verwerkt. De onderdelen moeten we trachten zo te trainen dat het geheel automatisch gaat. Belangrijk is dat de speler na een oefening volledig tot rust is gekomen voordat hij weer begint. Het gaat om de techniek, niet om de conditie bij dit onderdeel. •
Theorie loop/coördinatie training: Voor een voetballer is vooral de looptechniek belangrijk bij hoge(re) snelheden. Om snelheid te behouden is het contactvlak van de voet met de bodem belangrijk. -hoge snelheden : contactvlak = voorvoet -gemiddelde snelheid : contactvlak = middenvoet -lage snelheid : contactvlak = middenvoet + hiel Dus hoe hoger de snelheid is des te verder het contactvlak van de voet naar voren is gelegen. Bij hoge snelheid (sprint) zal het lichaam meer naar voren zijn gericht (contactvlak voorvoet). Bij lopen op hoge snelheden zijn beide voeten op bepaalde momenten van de grond (dit noemen we zweeffase). Coördinatie: Coördinatie is een zeer belangrijk onderdeel bij het hardlopen, daarom moeten we ook veel trainen op de coördinatie tussen zenuwstelsel en het voetwerk. Immers voor snelheid heb je vanuit het zenuwstelsel een snelle prikkelgeleiding naar de spieren nodig. Wat is er belangrijk bij de looptechniek? - een hoge knie inzet (hoe hoger de knie komt des te beter kan de afzet zijn) - bovenlichaam blijft in balans door een goed gebruik van de armbeweging, deze gaat tegengesteld (linkerbeen - rechterarm en rechterbeen - linkerarm) - armen 90 graden gebogen, iets schuin voor het lichaam langs - ellebogen laag + dicht bij het lichaam - handen tot lichte vuisten of helemaal gestrekt - hoofd rechtop, richting loopdoel DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 32 van 42
- lopen op de voorvoet bij hoge snelheden Praktische wenken loop/coördinatie training: a. op de plaats lopen met knie-inzet en gebruik van de armen organisatie : twee rijen tegenover elkaar coachingsmomenten : zie hier boven b. dezelfde oefening over een afstand van 10 meter (pupillen) en 20 meter (junioren) organisatie : steeds twee spelers tegelijk tot aan de volgende pion, terug wandelen coachingsmomenten : zie hier boven c. aantal passen op de plaats (knie-inzet en gebruik van armen) daarna naar de volgende pion organisatie : als bij punt a. coachingsmomenten : zie hierboven d. hakken – billen (theorie: hakken en billen werken als een versnelling, zodat het zwaaibeen sneller naar voren kan worden gehaald, daardoor ontstaat de knie-inzet, die bij de sprint zeer belangrijk is) organisatie : als bij punt a. coachingsmomenten : op de voorvoet, ontspannen uitvoeren, romp iets voorover hellen e. daarna kan de oefening worden afgesloten met een spelvorm zoals b.v.: ratten – raven, koop een koe, drie is te veel, nummerloop, dieftikken of een estafette coachingsmomenten: probeer de techniek in de gaten te houden. Belangrijk: - vanaf de eerste keer zeer bedreven er mee aan de gang gaan - zeer oplettend coachen op de techniek - zorg voor rust na een oefening - zorg ervoor dat de spelers het serieus oppakken ( na een paar weken weten ze al niet anders meer) - zeker bij de pupillen afsluiten met een spelvorm I. Jaarprogramma trainingen F pupillen: Leeftijd : 6-8 jaar Training frequentie : 1 x per week Trainingsduur : 60 minuten Vaste onderdelen : warming-up, passen en trappen Periode 1: september – oktober a. warming-up b. passen en trappen c. dribbelen en drijven d. partij vormen Periode 2: november - december a. warming-up b. passen en trappen c. aannemen en verwerken van de bal d. partij vormen DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 33 van 42
Periode 3: januari – februari a. warming-up b. passen en trappen c. kappen en draaien met de bal d. partij vormen Periode 4: maart - april a. warming-up b. passen en trappen c. koppen van de bal en herhaling periode 1, 2 en 3 d. partij vormen E pupillen: Leeftijd : 8 – 10 jaar Training frequentie: 1x per week Trainingsduur : 60 minuten Vaste onderdelen : warming-up, passen en trappen Periode 1: september – oktober a. warming-up, b. passen en trappen c. dribbelen en drijven en passeertechnieken d. partij vormen Periode 2: november - december a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. aannemen en verwerken van de bal d. partij vormen Periode 3: januari – februari a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. kappen en draaien met de bal d. partij vormen Periode 4: maart – april a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. koppen van de bal en herhaling van periode 1, 2 en 3 d. partij vormen D pupillen: Leeftijd : 10 – 12 jaar Training frequentie : 2x per week Trainingsduur : 75 minuten Vaste onderdelen : warming-up, passen en trappen, positiespel Periode 1: september – oktober a. warming-up b. passen en trappen c. balbezit : opbouw vanaf de keeper d. balverlies : verdedigen in 1:1 situatie e. partijvormen Periode 2: november - december a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : samenwerking achterhoede/middenveld d. balverlies : verdedigen in een ondertal situatie e. partijvormen Periode 3: januari – februari DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 34 van 42
a. zie periode 1 b. zie periode 2 c. balbezit d. balverlies e. partijvormen Periode 4: maart – april a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit d. balverlies e. partijvormen
: samenwerking middenveld/voorhoede : “knijpen”
: aanvallen van de zijkanten : het jagen op de bal
C junioren: Leeftijd : 12 – 14 jaar Training frequentie : 2x per week Trainingsduur : 75 minuten Vaste onderdelen : warming-up, passen en trappen, positiespel Periode 1: september – oktober a. warming-up b. passen en trappen c. balbezit : opbouw keeper i.s.m. het middenveld d. balverlies : verdedigen in 1:1 situatie e. partijvormen Periode 2: november – december a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : meer man situatie 2:1, 3:2, enz. d. balverlies : “knijpen” e. partijvormen Periode 3: januari – februari a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : op balbezit spelen d. balverlies : jagen op de bal e. partijvormen Periode 4: maart - april a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : reageren op inspelen van de kaatser d. balverlies : man-, ruimte- en rugdekking e. partijvormen B junioren: Leeftijd : 14 – 16 jaar Trainingfrequentie : 2x per week Trainingsduur : 75 minuten Vaste onderdelen : warming-up, passen en trappen, positiespel Speelwijze : de trainingen zijn gericht op een 4:3:3 speelwijze Periode 1: september – oktober a. warming-up b. passen en trappen c. balbezit : opbouw keeper i.s.m. het middenveld d. balverlies : verdedigend koppen e. partijvormen Periode 2: november – december DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 35 van 42
a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : spelen bij balbezit bij ondertal d. balverlies : rugdekking bij 3:3 en 4:4 situatie e. partijvormen Periode 3: januari – februari a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : spelen vanuit de organisatie d. balverlies : jagen op de bal e. partijvormen Periode 4: maart – april a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. omschakeling : balbezit – balverlies d. balverlies : man-, ruimte- en rugdekking e. partijvormen A junioren: Leeftijd : 16 – 18 jaar Trainingfrequentie : 2x per week Trainingsduur : 90 minuten Vaste onderdelen : warming-up, passen en trappen, positiespel Speelwijze : de trainingen zijn gericht op een 4:3:3 speelwijze Periode 1: september – oktober a. warming-up b. passen en trappen c. balbezit : opbouw keeper i.s.m. het middenveld d. balverlies : verdedigend koppen e. partijvormen Periode 2. november – december a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. omschakeling : balverlies – balbezit d. balverlies : rugdekking bij 3:3 en 4:4 situatie e. partijvormen Periode 3: januari – februari a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. omschakeling : balverlies – balbezit d. balverlies : zonedekking e. partijvormen Periode 4: maart – april a. zie periode 1 b. zie periode 1 c. balbezit : de derde man situatie d. balverlies : het jagen op de bal e. partijvormen 6. De coaching Coachen is het beïnvloeden van het voetballen, dus van voetballers. Van de coaches bij DVSG wordt verwacht dat zij, doel en uitgangspunt van het jeugdbeleidsplan kennende op alle terreinen (techniek, tactiek, conditioneel, kennis van het spel, DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 36 van 42
persoonlijkheidsvorming) als adviseurs de spelers terzijde staan en tegelijkertijd de ruimte geven zich te ontplooien. A. Coaching tijdens de training De trainer - coach werkt globaal volgens het volgende model: • Wat is de beginsituatie? De coach neemt de eerste trainingen waar, “leest” de (eerste) wedstrijd (=ziet de voetbalproblemen) en stelt het beginniveau vast. • Wat wil ik bereiken, wat is het doel? Zie de eerdere hoofdstukken • Hoe kan ik de training geven, wat is de inhoud? Binnen die training komt dan de beïnvloeding door de coach aan de orde door middel van spel stop zetten, aanwijzingen geven (“tijd - ga alleen - kaatsen - 2e paal - man in je rug - vooruit opruimen”), vragen stellen, oplossingen aan laten geven en zaken zelf voordoen.En vervolgens herhaalt de cyclus zich weer. Verder valt het coachen niet in te kaderen: de coach moet het “zien” en er naar handelen. Ervaring (opdoen) is een belangrijke zaak. B. Coaching voor, tijdens en na de wedstrijd
moment
de jongste jeugd (F, E, D, soms C)
de oudste jeugd (A, B, soms C)
voor de wedstrijd
* zelfstandigheid bevorderen (geen ouders in de kleedkamer); * zowel in kleedkamer als op het veld laten “uitrazen” * geen “tactische besprekingen”; wel wat afspraken (“iedereen helpt verdedigen”) en individuele opmerkingen
* opstelling, afspraken over uitvoering speelwijze en taken. Daarbij inhaken op vorige wedstrijd en training * controleren of warming up (zelfstandig) goed wordt uitgevoerd
tijdens de wedstrijd
* - aanwijzingen geven die een relatie hebben met en herkend (kunnen) worden door de spelertjes: *”ga naar het doel met de bal; * ‘ ga naar de bal toe, probeer de bal weer snel af te pakken; * ‘ niet stil staan, meegaan; * ‘ niet wachten op de bal.
* opmerkingen in relatie tot hetgeen is afgesproken qua uitvoering en speelwijze en taken; * opmerkingen, aanwijzingen (die mede leiden tot zelf oplossen van de problemen door de spelers) n.a.v. de ontwikkelingen in de wedstrijd; *”niet elke bal diep; * iets meer knijpen op rechts * niet alleen storen”
na de wedstrijd
* wat indrukken uit de wedstrijd ophalen, zelf laten vertellen, relatie naar de training leggen (“daar zullen we maandag eens wat aan doen”)
* samen met de groep op rustige maar duidelijke wijze de positieve en minder positieve punten uit de wedstrijd aan de orde stellen, zowel qua collectief als individueel
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 37 van 42
7. Persoonlijkheidsvorming A. De theorie Naast de technische/tactische opleiding van voetballers moet er ook aandacht geschonken worden aan de persoonlijkheidsvorming. Persoonlijkheid = het totaal van iemands eigenschappen waardoor hij zich onderscheidt van anderen. In aanleg zitten in ieder mens eigenschappen. Deze moeten ontwikkeld, gevormd worden door een zo optimaal mogelijke omgeving te creëren. Dit geeft een optimaal sportgedrag. Dus een optimale prestatie. Om de sportaanleg zo optimaal mogelijk te ontwikkelen moeten we de omgeving (milieu) creëren die aan alle elementen van die aanleg optimaal ruimte biedt om zich te ontwikkelen. Op welke zaken kan DVSG positief inspelen om het sportgedrag, wat tot uiting komt in betere prestaties, te verbeteren? Wat moeten trainers weten om de optimale begeleiding te kunnen geven om te komen tot optimale ontwikkeling van de voetballers? B. Gedragscomponenten in aanleg 1. De motoriek (het bewegen) Goede instructies door trainers met kunde en kennis van zaken. Spelers dingen aanleren waar ze lichamelijk, geestelijk en sociaal aan toe zijn (zie hoofdstuk III). 2. De waarneming De ene speler kan meer tegelijk ontvangen en beoordelen dan de ander. Sommigen zien alleen hun eigen actie of handeling terwijl anderen daarnaast nog overzicht behouden over mede/tegenspelers, ruimte, afstand e.d. Hierop moeten trainers inspelen. 3. Emotionaliteit De ene speler is gevoeliger dan de andere! Sommigen zijn in hun milieu emotioneel stabiele figuren geworden; anderen zijn veel labiele. De een is moedig en heeft voldoende zelfvertrouwen om ook in een stressvolle (wedstrijd) situatie de zaak rustig te overzien. Anderen zijn bijvoorbeeld nerveus of bang om te falen waardoor prestaties altijd verminderen. 4. Intelligentie (het vermogen om analyserend te denken) Spelinzicht hebben. Vooruit kunnen denken in bepaalde herkenbare situaties. Spelers inzicht geven door te laten ervaren en voetbalzaken uitleggen in theorie. B.v. op papier, schoolbord en video. 5. Het sociale Voetbal is een teamsport dus omgaan met mede-/tegenspelers is een te leren proces. De ene persoon is meer een individualist, de andere juist iemand die het contact zoekt. Omgaan is te leren.
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 38 van 42
C. Persoonskenmerken van de voetballer Om een voetballer optimaal te begeleiden in zijn voetbalontwikkeling is het nodig dat de trainer/coach inzicht heeft in de persoonlijkheid van deze speler. Wat voor type is dit? Hoe moet ik hem benaderen om hem optimaal te ontwikkelen? Voor voetballers gelden 11 persoonlijkheidselementen die zij in mindere of meerdere mate moeten hebben om met succes optimaal te presteren. Deze elementen zullen we bij DVSG als rode draad moeten zien om tot optimale persoonsvorming te komen m.b.t. voetbalprestaties. 1. Ten aanzien van de instelling op de prestatie, het resultaat: • inzet • plichtsgetrouwheid • doorzettingsvermogen • confrontatiebehoefte 2. Ten aanzien van de houding tegenover de coach en de medespelers: • goed van vertrouwen • coachbaarheid • verantwoordelijkheidsgevoel • leiderschap 3. Ten aanzien van de houding tegenover zichzelf en de eigen prestatie: • zelfvertrouwen • incasseringsvermogen • emotionele zelfcontrole De elementen nader bekeken: 1. Instelling t.a.v. het resultaat: • inzet Houdt van de uitdaging; stelt hoge eisen aan zichzelf, stelt het winnen boven alles; is alleen met het beste resultaat tevreden; weet wat hij wil • plichtsgetrouwheid Doet de dingen die gedaan moeten worden zo nauwgezet mogelijk; plaats teambelang boven eigenbelang; zal zich niet afzetten tegen medespelers of coach; is altijd op tijd op de training en wedstrijd • doorzettingsvermogen Geeft niet gemakkelijk op, ook niet bij verlies; vasthoudend aan bepaalde doelen, ook bij tegenslag; is bereid hard en langdurig te trainen, desnoods tot uitputting toe • confrontatiebehoefte Gelooft dat het nodig is om agressief te zijn om te kunnen winnen; houdt van lichamelijk contact bij spel; felle reacties bij geprikkeldheid; argumenteert graag, laat niets over zijn kant gaan 2. Houding ten aanzien van de coach en de medespelers: • goed van vertrouwen Gelooft gemakkelijk wat anderen zeggen; niet wantrouwend, zoekt geen bijbedoelingen achter iemands gedrag; gemakkelijk in de omgang met teamgenoten; neemt gemakkelijk aanwijzingen aan en zal ze zo goed mogelijk uitvoeren
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 39 van 42
• Coachbaarheid Accepteert gemakkelijk leiding en zal dan zo goed mogelijk zijn plicht doen; vindt het belangrijk dat iedereen zich in het team inpast; houdt zich aan de gestelde regels • Verantwoordelijkheidsgevoel Neemt de verantwoordelijkheid voor eigen daden; neemt eigen fouten serieus en neemt er de consequenties van; zou misschien doorspelen ook al is hij geblesseerd; is bereid pijn te verduren en ‘af te zien’ • Leiderschap Is bereid verantwoordelijkheid te dragen voor anderen en voor de gang van zaken; houdt ervan zelf beslissingen te nemen; discussieert graag en tracht anderen van eigen gelijk te overtuigen; is er veelal goed in om de dingen zo te krijgen zoals hij zelf wil 3. Houding tegenover zichzelf en de eigen prestatie: • Zelfvertrouwen Zeker van zichzelf en van eigen capaciteiten; besluitvaardig, zegt gemakkelijk wat hij van de coach en van zijn teamgenoten vindt; kan onverwachte situatie goed aan; maakt zich geen problemen • Incasseringsvermogen Incasseert makkelijk kritiek van zowel medespelers en publiek als van de coach; raakt niet uit zijn doen bij verlies; kan goed tegen een harde aanpak van de coach; is niet snel gekwetst, ook niet van misplaatste kritiek; heeft weinig behoefte aan bemoediging door anderen • Emotionele zelfcontrole Maakt stabiele ‘volwassen’ indruk; niet snel gedeprimeerd en niet gauw ‘over zijn toeren’; bij winst of verlies of bij eigen fouten weinig behoefte zijn emoties te tonen; heeft zelfdiscipline D. Eisen in het kader van de persoonlijkheidsvorming Bij DVSG moeten we in de jeugd in het kader van de persoonlijkheidsvorming de volgende eisen stellen: • het aanleren van een sportieve houding, waarbij respect voor de tegenstander centraal staat • het leren communiceren met medespelers, trainers en elftalbegeleiders • het leren openstaan voor de mening van anderen • het accepteren van leiding • het leren aanvaarden van beslissingen van de scheidsrechter • kritisch leren zijn over je eigen prestaties • het leren analyseren van het eigen spel • het zich houden aan de bij DVSG gestelde regels • het leren luisteren naar de trainer/coach • leren dat voetbal een teamsport is • beginselen van teambuilding laten ondergaan • het leren concentreren • verantwoordelijkheid bijdragen voor materialen en sponsorkleding/tassen • het leren melden van een blessure • het leren luisteren naar je lichaam
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 40 van 42
E. Reglement voor jeugdspelers 1. Algemeen Iedere speler dient zich correct te gedragen ten opzichte van medespelers, tegenstanders, scheidsrechter, trainers, leiders, bestuursleden, clubleden en publiek. Hij dient de naam van DVSG hoog te houden 2. Welke plichten heb je als speler? • de training of wedstrijd gaat voor een verjaardagsfeest of een hobby activiteit • studie, werk en andere hobby’s zodanig plannen (indelen), dat je aan je voetbalverplichtingen kan voldoen • de trainer bepaalt waar en in welk elftal je speelt, d.w.z. elke selectiespeler is verplicht zich beschikbaar te stellen als basisspeler of als wisselspeler voor het eerste selectie-elftal, als de trainer dat wenselijk acht • verplicht meedoen met oefenwedstrijden en toernooien • voetballen in een ander elftal dan waarvoor je geselecteerd bent zonder toestemming van de jeugdtrainer is niet toegestaan • bij verhindering heeft elke speler de plicht zich op tijd en met opgave van reden af te melden bij de trainer voor de wedstrijden ook bij leider • niet op tijd komen bij trainingen of wedstrijden heeft consequenties • voor een training of een wedstrijd heeft het eten van koolzuurhoudende dranken en vettige etenswaren, kroket, frites e..d.) een negatieve invloed op je prestaties • blessures dien je zo snel mogelijk te melden, zodat eventuele behandeling zo snel mogelijk kan beginnen 3. Afspraken tijdens de training • elke selectiespeler is verplicht 2x per week de training te volgen. Alleen de trainer kan je eventueel incidenteel van deze verplichting ontheffen • iedereen kleedt zich om bij DVSG, niemand gaat er dus van huis direct naar het trainingsveld • iedere speler zorgt ervoor dat hij 5 minuten voor aanvang van de training omgekleed op het trainingsveld is om de warming-up te beginnen • doelschieten voor aanvang van de training is absoluut verboden • het trainingsmateriaal, dat in de gang klaar staat, meenemen naar het trainingsveld • weggeschoten ballen direct tijdens de training ophalen en niet laten liggen • na afloop van de training het materiaal weer mee terug nemen • altijd naast voetbalschoenen, gravel/sportschoenen meenemen • zorg voor goed onderhoud van je voetbalschoenen (het bevordert je prestaties) • houdt de kleedkamers schoon dus klop je voetbalschoenen buiten uit 4. Regels bij de wedstrijden • de opstelling wordt bepaald door zaken als technische en tactische vaardigheid, inzet en gedrag tijdens trainingen en wedstrijden en trainingsopkomst • bij ziekte, blessures e.d. zo snel mogelijk de trainer inlichten zodat er vroegtijdig maatregelen genomen kunnen worden (zaterdagochtend is vaak te laat)
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 41 van 42
•
•
• • • •
•
van elke speler wordt verwacht dat hij er alles aan doet (en er voor over heeft) om op de wedstrijddag 100% fit te zijn, dus op vrijdagavond rekening houden met de wedstrijd indien mogelijk, is 2 paar voetbalschoenen aan te raden, een met afschroefbare noppen voor zachte, drassige velden, en een met vaste noppen voor droge, harde velden zorg dat je altijd een extra veter, noppen, noppensleutel e.d. in je tas hebt te laat aanwezig bij de wedstrijden heeft consequenties drie kwartier voor aanvang van de wedstrijd gezamenlijk de kleedkamer in om te verkleden een half uur voor de aanvang van de wedstrijd, hetzelfde tenue, een gezamenlijke warming-up verzorgen waarbij je dus ook het veld en je schoenen kan testen sponsorkleding, tassen e.d. dienen met zorg te worden behandeld, trek het dus normaal uit en gooi het niet op een hoop
8. Randvoorwaarden Het bestuur van DVSG verplicht zich in het kader van dit jeugdbeleidsplan tot: • • • • •
Het ter beschikking zijn van goede trainingsaccommodaties voor de selecties; Het werven van voldoende sponsors die de selecties aankleden (tenues, trainingspakken tassen); het zorgen voor budget voor salarissen en vergoedingen voor het contracteren van jeugdtrainers; het zorgen voor budget voor de benodigde trainingsmaterialen (elk jaar nieuwe ballen, hesjes, pionnen, doeltjes); de aanschaf van de benodigde literatuur voor de jeugdtrainers.
DVSG Jeugdbeleidsplan 2014/2018 Blz. 42 van 42