2013, op naar de Middellandse Zee.
> >
Deel IV Volle batterijen, dat lucht op. En intussen had Ronald de generator eigenlijk ook al wel weer aan de praat, vermoedelijk een diesel-toevoer probleem, dat na veel kijken en morrelen en gewoon eigenlijk niks doen opgelost was. Toegegeven, niet helemaal een bevredigend resultaat, min of meer wachten op de volgende keer storing. Intussen was het donderdag 15 augustus. We stonden op het punt af te varen, bleken de runners van de bezaan kapot te zijn. Dus eerst met de bootmansstoel de bezaanmast in, kijken naar de onderdelen: ”zitten die nog in de sleuf of zijn we die echt kwijt?”. Gelukkig, ze zaten klem in de sleuf. Bezaan zeil eraf gehaald, runners gerepareerd, en bezaan zeil weer aangeslagen. Maar we konden nog niet weg: de buurvrouw vroeg of wij takeling-garen hadden, ze moesten de fokkeval repareren. Ja, natuurlijk hebben we dat en het rolletje werd overhandigd. Al pratende over het probleem bleek dat ze ons electrisch-touw-snij-apparaat ook wel even konden gebruiken. Dat bleek minder simpel dan gedacht omdat de 230VAC stekkers in Europa niet uniform zijn. Met wat vlieg- en kunstwerk (gezegdes zijn in Europa ook niet overal hetzelfde) toch aan de praat gekregen, en even later lagen onze spullen weer netjes in onze kasten. En toen konden we onze belofte aan de beveiligingsbeambte van de Cantiere nakomen, we voeren af! Net op tijd, een andere boot zou weldra onze plek innemen. Met een flinke gang, 7 a 8 knoop, stoven we de havenmonding uit de zee op. Mooie wind, zonnetje, wat wil je nog meer. Na een paar uur zakte de wind in. En werd het dobberen. Er stond maar weinig deining, dus de zeilen bleven nog redelijk staan, en we hadden geen haast. In de verte zagen we spuitende walvissen, maar ze bleven te ver weg. Wel kwamen de dolfijnen zo nu en dan langs hobbelen, altijd vermakelijk om naar deze elegante zwemmers te kijken. De vrijdag passerde zonder bijzonderheden, we dobberden rustig verder. Wel op een gegeven moment het ijzeren paard aangezet, de deining was er weer en de zeilen stonden weer te klapperen.
Zaterdagochtend vroeg zien we aan de horizon de Ponza eilanden opdoemen. Het is een zoekplaatje, wie vindt hier de vuurtoren? Maar die Ponza eilanden bleven ver aan bakboord, daar wilden we niet heen.
Maar dan zagen we ook de oplossing van ons nacht-raadsel. Tijdens de wacht van Ronald had hij op de radar eerst 1, toen 2 en toen 4 echo's gezien, dichtbij, maar hoe hij ook de nacht intuurde, niks te zien, geen lampje, geen schittering, geen vale schaduw, niks. Op de radar afgaand om de kennelijk aanwezige obstakels heengevaren. En zie hier, het waren dus visserij-staken. Er wordt in deze streken veel op tonijn gevist, en er zijn dus ook veel “tuna-pits”. Deze blijken dus soms wel met een radar reflector uitgerust te zijn maar niet met een lampje. De grote vraag bleef natuurlijk hoe vaak we vlak langs zo'n staak zijn gevaren toen we even niet op de radar keken? Nou ja, niks geraakt voor zover wij weten. Overigens werken ze hier niet met netten die aan het oppervlak drijven, dus erg veel risico loop je niet met deze visserij aktiviteiten.
In de verte zagen we enorme wolkontwikkeling. Het ging richting najaar, de atmosfeer werd langzamerhand wat instabieler. Er bleek wel een reden waarom deze wolk precies daar groeide: het wa de Vesuvius die een vertikale luchtstroom opgang brengt. Maar die Vesuvius zagen we zelf pas veel later en dan nog wel heeeeel vaag. En nog later weer wat scherper. In de middag kwam ons doel aan de horizon: Capri.
Eerst nog vaag door de hoge luchtvochtigheid, maar enkele uren later werd het beeld van Capri helderder en scherper.
Maar het duurde nog tot 8 uur 's-avonds voor we in de baai het anker konden laten vallen. Het blijft een niet-nederlandse ervaring: ankeren op elleboogafstand van loodrecht omhoog lopende kliffen en rotswanden. De branding hoor je constant op de achtergrond kwetteren. Maar we lagen niet alleen, integendeel, het was druk op de ankerplaats. En er waren meerdere motor en zeilboten die in de schemering nog een laatste plekje wilden hebben. Net iets te dicht bij buren gingen we toch voor anker. Het moest maar. Je zag ze argwanend kijken.
Er lagen ook weer van die mega jachten, vaker motorboten dan zeilboten. De aanblik wilde nog niet wennen: bedienden op een plezierjacht. We zagen ze aan touwladders langs de zijkant van de boot hangen om de zijkant te poetsen. Maar in onze nabijheid waren het meer onze soort van mensen: de doe-het-zelvers. Zelf de bijboot te voorschijn halen en bevaren. We bleven een extra dagje op deze plek, te bijzonder om gelijk weer weg te gaan. Met de bijboot tuften we links en rechts langs de oever om alles in ons op te nemen.
Het kenmerkende van deze plek is een losstaande rotspunt met enorm gat erin, daar kan je doorheen varen, het Isola Faraglioni. Dat schijnen ze bij de Italiaanse marine nogal leuk te vinden. Dat doen ze volgens de verhalen dan ook full-speed er doorheen. Als je foto's van Capri ziet, zijn het meestal foto's van deze rotspunt.
We gingen verder, op naar de Golfo di Napoli. We zochten een plekje in de haven van Sorrento, maar helaas, vol is vol. We kregen de tip om in de volgende haven te kijken, eigenlijk een haven alleen voor lokale bootbezitters. En ja hoor, in Piano di Sorrento kregen we zowaar een plek. Bruno kwam aan boord en nam spontaan het roer over en stuurde de Horizon in een nauw plekje. Net als Sorrento is ook deze haven van Piano tegen een steile rotswand aangebouwd.
Er is een smalle onderstad van 1 huis diep maar wel meerdere huizen breedt, en een strandje met afgezet zwemgedeelte, en een zigzaggende, met haarspeldbochten, weg omhoog. En er is een lift in de rotsen gehouwen, en voor 50 ct mag je omhoog. Omdat het smoorheet is, doneerden we die euro en liepen even later in de bovenstad. De bordjes wezen naar Centro, maar even verderop wezen deze weer terug!?!?! Toch gevonden, gewoon doorlopen. Ijsje bij de gelateria (heerlijk). Station gezocht en gevonden, en kaartjes voor de trein gekocht bij het cafe annex sociaal centrum annex bigleteria annex minimarket. Want: morgen willen we naar Pompei. Dinsdag ochtend vroeg zaten we dus in de trein naar Pompei. Want voor het heetst van de dag wilden we eigenlijk daar weer weg kunnen. Ter plekke ons aan een gids toevertrouwd die ons in rap tempo door de ruines van Pompei voerde.
En natuurlijk de Vesuvius op de achtergrond. Het was immers de Vesivius die in een uitbarsting Pompei bedekte met as. Even verderop langs de kust is nog het plaatsje Herculanum. Ook daar zijn opgravingen gedaan met dat verschil dat tijdens die uitbarsting Herculanum geheel onder lava is bedolven, hetgeen de opgravingen een stuk moeilijker maakte. We zijn niet naar Herculanum gegaan, meer van hezelfde dachten we. En zoals het plan was, waren we redelijk op tijd weer uit Pompei vertrokken, maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat de temperatuur al redelijk opgelopen was. Het was dan ook weer ouderwets zweten op de perrons en in de trein. Die middag ook weer met de boot vertrokken uit Piano di Sorrento op weg naar het zuiden. Er was wind woorspeld, dus we dachten: zeilen, eindelijk! Nou dat hebben we geweten. Er was niet alleen wind maar ook heel veel onweer. Gelukkig aan de einder en niet boven ons hoofd. Op zee kan je bij helder weer ver kijken, en dan zie je het onweer dus ook van verre. De flitsen schoten door de lucht, niet alleen van wolk naar wolk maar ook recht naar beneden. Maar het gerommel hoorden we niet, de afstand was dus groot. Maar vanuit het zuiden kwam wel een dreigende lucht opzetten en snel ook. Dus namen we de voorzorgen om storm te kunnen doorstaan: grootzeil en bezaan flink reven en de fok wegnemen en vervangen door de stormfok. Dan ontstaat eerst een rare situatie, met superklein zeil lig je te dobberen in nagenoeg windstil weer. Maar we waren klaar voor de nacht en de storm. En dan eerst regendruppels. Voor de wind uit! Dat deed ons denken aan de zeilersspreuk: Komt wind voor regen, daar is niets aan gelegen, komt regen voor wind, berg dan je zeilen gezwind En ja hoor, even later waaide het als de rook. Maar de Horizon voer keurig aan de wind tegen de storm in. Ditty vond een plekje op de salonbank en dacht: ”zo gaat ie goed”. Intussen moesten we nog wijken voor een paar vrachtschepen, die zich op de AIS al keurig hadden laten zien, maar ook zichtbaar waren door de navigatieverlichting. Het zicht was dus niet erg slecht. In de vroege ochtend nam de wind al iets af en hadden we nog marifoon-contact met een medezeiler, een catamaran, die op de motor voer en die wij vroegen voor ons uit te wijken. Dat deden ze. In de ochtend was alles weer pais en vree, geen wind meer, wel nog wat deining dus moesten we weer op de motor vertrouwen. Intussen was onze positie weer een stuk naar het zuiden verlegd en kwam het plan opzetten om toch maar naar de Eolische eilanden te gaan om daar voor de tweede nacht met weer voorspeld omweer te kunnen schuilen achter een eiland. Zo kwamen we net na de schermering aan bij Stromboli en zagen de vulcanische activiteit van Stromboli. Het is een continu active vulkaan die niet eens in de zoveel tijd uitbarst maar continu “pufjes” laat en zo geen druk opbouwt. Het valt echter niet mee om op een schommelende boot in de nacht foto's te maken van deze kleine erupties, maar hierbij toch een aantal shots.
Vanuit het vaste land van Italie worden boottochtjes aangeboden, waar de toeristen maar al te graag op ingaan. Zo zie je bij de eerste schermering de bootjes bij Stromboli aankomen om de toeristen het vuurwerk te kunnen laten meemaken. Intussen maakten we ons op voor de tweede nacht op zee, maar gelukkig viel het nu wel mee. Een enkele klap boven ons hoofd en een beetje extra wind, maar het mocht allemaal geen naam hebben, We dobberden achter Stromboli, nadat de wind geheel wegviel zonder zeil, zonder motor, emmer uit als drijfanker en slapen maar. De volgende ochtend koers gezet naar Tropea, de eerste haven op het vaste land van Italie in de buurt. We hadden gelezen dat hier ook wel overwinteraars verbleven en wilden de situatie even aanschouwen. Het was intussen donderdag middag toen we aankwamen in de haven van Tropea. Het bleek een stad te zijn hoog op een bergrug gebouwd, met steile hellingen naar beneden naar de zee. En een soort van onderstad met strandje en de haven. Volgens de pilots was het 200 treden naar boven naar de oude stad. Dat klopte. In de smorende hitte leken het er meer, dat dan weer wel.
Die avond in de bovenstad gegeten, lekker buiten op een terrasje. De bediening was helaas een beetje onvriendelijk en we dachten met weemoed aan onze Jose in Carloforte. Maar goed, het was vakantie en we stoorden ons nergens aan. Onder volle maan was de trap naar beneden een eitje en romantisch en op de boot hebben we als een blok geslapen. De volgende ochtend boodschappen gedaan in de onderstad, waar op een pleintje een permanente markt stond. Het bleek echter zo te zijn, dat een plastic kaart daar niets waard was. En daar de cash te kort schoot, moesten we weer die 200 treden op om in de bovenstad een ATM te zoeken. Daarvan bleken we 2 niet te werken en na een omstander gevraagd te hebben waar we dan heen moesten, eindelijk een bank gevonden met een werkende ATM maar wel een met een rij wachtenden. Daar we wel een viszaak gevonden hadden, was 1 keer diner geregeld, maar de andere dagen moesten nog ingevuld worden. We zagen meerdere minimarkets, maar geen enkele met vlees in de schappen. Toevallig, door zomaar een straat in te lopen, kwamen we voor de slagerij te staan, we denken de enige in het stadje. Uitgebreidt vlees ingekocht, ter plekke het plan voor een BBQ bedacht. Snel met de spullen weer naar beneden naar de marktkraam om het restant te betalen en door naar de boot om de verse waren in de koeling te leggen. Ter vergelijking voor de winterplek doorgevaren naar Vibo Valentia. Met een marina aldaar hadden we al eerder email-contact gehad en we dachten, zo dicht bij, dan maar even langs wippen om te kletsen. Het bleek een Canadees-Italiaans gerunde marina te zijn, met een praatgrage Angela. Maar we vonden haar aanbod toch nog wel een beetje duur. Na 1 nacht in de marina gelegen te hebben en en passant het stadje doorgelopen te hebben, kleding en handdoeken en zo gewassen te hebben in de wasserette van de marina, zijn we voor de 2e nacht voor anker gagaan direct buiten de haven in de beschutting van het havenhoofd. Heerlijk rustig daar, prima plek voor de BBQ. De Cobb heeft staan snorren! En we zaten weer 1e rang voor de strand-disco. Gelukkig duurde deze niet al te lang dit keer. En zo werd het zondag de 25e augustus, de schipper was jarig. We maakten er een rustdag van, met lekker zwemmen naar het plaatselijke strandje en luieren op het zand, met de bijboot de kust op en neer varen om de sfeer te ademen, maar geen drankje op de heugelijke dag, want.... er ging nog gevaren worden. We wilden net voor schemer afvaren om met een nachtelijk tocht een volgende haven te vinden op weg naar het zuiden. We voeren langs de Italiaanse kust richting de Straat van Messina, het smalle water tussen de teen van Italie en Sicilie zogezegd. Onderweg, het was weer een heldere nacht, veel vuurwerk om ons heen gezien, het was vast weer een lokale feestdag, daar houden ze wel van. We dachten dat ze dat speciaal voor Ronald afstaken!
In de vroege ochtend de kleine vissershaven van Bagnara Calabrie ingevaren, het daglicht was precies op tijd vandaag. De haven had echter een metamorfose ondergaan in vergelijk met de pilots die we bestudeerd hadden, en een kleine heuse marina was er aangelegd. Ook al was het nog half zeven in de ochtend, een jongeman in blauw shirt stond op zijn gemak te gebaren, en op onze positieve antwoord begon hij rustig een aantal boten ietwat te verleggen opdat wij er tussen pasten. Nou ja, het was krap maar je lag wel gelijk vast, dat dan weer wel. Door de hoge havenhoofden (beton te over in dit deel van Italie, maar dat heeft met de maffia te maken) was het wel erg windstil hier. En de temperaturen dermate hoog dat een windje juist wel prettig zou zijn. Dan maar de benen
in en na een kort extra slaapuurtje het stadje verkent. Armoe troef daar, we durfden er geen foto van te maken. Maandag betekende winkels dicht, maar hier en daar een cafeetje open. Op een terrasje lekker koffie gedronken (cafe americano). De volgende dag opnieuw de stad in voor boodschappen, het was ook nog markt op de boulevard. Een paar keer heen en weer gelopen omdat we onze koppies er niet bij hadden en dan vergeet je wel eens wat. 's-Middags afgevaren nadat we eerst nog 200 liter diesel getankt hadden. Op naar de Stretto di Messina. Het bleek een redelijk druk vaarwater, mede door de cruiseschepen die erdoorheen varen. We telden er drie en voor 2 daarvan moesten we wijken. De derde was de “Maasdam”, die passeerde op gepaste afstand.
De Stretto wordt gemarkeerd door 2 pylonnen, al van verre te zien. Overigens ontgaat de functie van deze pylonnen ons, alhoewel de gedacht aan overjarige electriciteitsmasten al snel opborrelde.
Overigens wordt (in ieder geval) dit deel van Italie (andere delen kennen we niet of nauwelijks) gekarakteriseerd door de vele betonnen viaducten en tunnels in de snelwegen maar ook in lokale wegen langs de kust. Het is een aaneenschakeling van bruggen, viaducten en tunnels. Hoop beton zo gezegd. Al varende door de Stretto di Messina bleek dat het weer om leek te slaan in slechter weer. Ter hoogte van Reggio Calabrie kregen we dan ook een korte bui over ons heen met een klap onweer erbij. We besloten de tocht af te breken en ons heil te zoeken in Reggio. Daar vonden we in de schemering een vrije plaats langs de handelskade. Nou was die kade totaal leeg behalve in een hoek waar 3 zeilboten afgemeerd lagen, maar aan een handelskade behoor je als jacht helemaal niet te liggen. Hier dachten we: “het kan wel”. In de loop van de avond kwam nog een (vermoedelijk douane) beambte vragen met hoeveel mensen we aan boord waren en uit welk land we kwamen (het valt op dat weinigen weten dat bij een tweemaster de vlag in de top van de bezaan hangt, omhoog kijken is blijkbaar niet de eerste zoekaktie). Hij liet het er bij: “OK”. Het was wel een hobbelig plekje in die zin dat bij aankomst en afvaart van de ferry, en er waren twee diensten, er nogal wat golven in de haven stonden. En door de betonnen kades bleef het vrij lang naklotsen. Het zeilschip voor ons trok wel de belangstelling van de officials: het werd bekeken en doorzocht. Misschien een illegale immigratie poging? Wie weet. Ook nog langs kwam Saverio, de lokale (in zeilerskringen) beroemdheid, alles ritselaar. Hij gaf ons een flesje wijn kado, een presentje. Maar kwam ook aan met worst en wat al niet meer. Uiteindelijk verdiende hij nog 20 euro aan ons en wij waren flessen wijn en worst rijker. In stand houden zo iemand, je kan hem bellen en hij lost het op voor jou, wat dat ook zou mogen zijn. Hij wordt in de pilots al geroemd! Verder zijn we in Reggio niet van de boot geweest , want de volgende ochtend om 7 uur stonden twee in witte uniformen gekleede keurige jongemannen aan onze boot te bonken. Het gesprek vond weer op de bekende wijze plaats: handgebaren, wat steenkolenengels, wat samenspraak, en dan de uitslag: 8 uur wegvaren a.u.b. Mijn poging dat naar 9 uur te krijgen faalde jammerlijk, we moesten echt uit de veren. Zo gezegd zo gedaan. En zo lagen we half negen buitengaats onder vol zeil met redelijke wind op weg naar het zuiden. In de ochtend konden we nog 20 mijl op het zeil doen, daarna was het weer zoeken naar de wind en werd het ijzeren paard weer van stal gehaald. De volgende 22 mijl motorgeronk dus. Wel kwamen we langs de Etna (tenminste wij vonden dat een bepaalde bergtop de Etna maar moest zijn, de waterkaarten die wij aan boord hebben, geven over dit soort landzaken weinig informatie). We hadden ergens gelezen over de Etna: “de top is meestal verborgen in de wolken”. Nou, onze bergtop vandaag zat in ieder geval in de wolken, en was eigenlijk alleen maar heel wazig te zien.
Zo gleed de kust van Sicilie langs ons heen en werd het tijd om een plekje te zoeken, en dat werd de ankerplek bij Catania. Van horen zeggen dachten we dat hier, net buiten de havenhoofden, een beschut ankerplekje te vinden zou zijn. Nou en dat klopte. Er was nog wel iets van deining, maar die kwam recht op de boeg, dus daar hadden we geen last van. De haven van Catania is er een van heel veel olie en industrie, dus niet interessant voor ons als passant. Was er dan niks te mopperen. Nee, behalve dan die house-disco! Weer een disco, nee he. En die duurde tot half 5 uur in de ochtend! Dat was toch een slapeloze nacht voor Ditty. Een beetje uitslapen mocht dus wel op de donderdag ochtend. Om 11 uur lagen we weer onder vol tuig en voeren we 28 mijl in 7 uur, da's dus een zeer rustig tempo, maar toch voldoende om de zeilen strak te houden, geen geklapper, en het gevoel zo toch ergens te komen. Dat werd dus Syracuse. Nou, dat is nou nog eens een stad die de moeite waard is. Het eiland waar het aloude Ortega zich op bevindt, is een echt historische plaats. Wel met veel oudheid in de zin van oud, niet opgeknapt, vieze bende. Maar toch wel indrukwekkend met smalle straatjes met hoge, huizen, met gewoon uit steen gestapelde muren met wat pleisterwerk en kleine ramen maar soms grote deuren. En veel religieuze plaatsen, vooral in de zogenaamde Joodse wijk. En het geheel omgeven door stadswallen en vestingwerken, compleet met fort op het puntje van het eiland. En de watersporters kunnen genieten van ofwel een ligplaats aab de oude stadswal langs de fortificaties, alwaar je met de boeg of hek aan de kade ligt en met eigen anker je jezelf van de kant houdt, ofwel van een ankerplekje in de grote beschutte baai achter het eiland, ofwel een plekje neemt in een van de marina's.
De Horizon nam een ankerplaats, beetje uit de buurt van de anderen, maar blijkbaar in de buurt van een paar Nederlanders, die al langere tijd hier voor anker lagen. Ze kwamen omstebeurt even met de bijboot langszij om bij te kletsen. “waar nemen jullie de winterplek?” “waar zijn jullie allemaal geweest?” De vrijdagochtend werd besteed aan stadsbezoek met een poging wat boodschappen te halen. Na uren lopen bleek de enige supermarkt die we konden vinden dicht. Daar het intussen siesta was, voeren we terug naar de Horizon. Net op tijd, een gigantisch onweer denderde over de baai. We konden de punt van de boot al niet eens meer zien. Het hagelde stenen zo groot we nog nooit gezien hadden. O jee, als de luiken maar niet barsten! Het slechte weer hield vrij lang aan en we kregen de kans niet meer om nog boodschappen te doen. Dat werden dus restjes! De storm laat je rondjes draaien rondom het anker. De GPS laat het mooi zien.
Zaterdag kregen we weer een nieuwe kans. We volgden een tip van een buurman op om niet naar de stad maar de andere kant op te tuffen, aan te leggen bij een steigertje van een bootjes toestand, en dan 500 meter te lopen naar de Famila, een mooie supermakt. Wat ze er niet bij verteld hadden, was dat die 500 meter langs een erg drukke weg was zonder stoep of zo, gewoon eng om te lopen. Maar we sloegen ons erdoor. Mooie winkel, dat was waar. Vol bepakt en beladen sjouwden we weer terug naar Kimmetje. 's-Middags weer de stad Syracuse in, mooi weer, vele indrukken van de stad gekregen. En de zon aan de andere kant, dus nu de foto's met de zon aan de goede kant.
En zo zagen we de catedraal (Duomo), stadhuis met ingang, fontijn en de oude tempel van Apollo, zomaar een straatje en Ditty op terras en bootjes-basketbal.