Aan de Middellandse Zee
Achtergrondinformatie 1 De kusten van Zuid-Europa De opkomst van het toerisme
Met het begrip ‘toerisme’ wordt bedoeld dat mensen langer dan 24 uur achter elkaar hun vrije tijd buiten hun eigen woonomgeving doorbrengen. Vanaf 1960 hebben we steeds meer vrije tijd gekregen en zijn we ook steeds meer tijd aan recreatie en toerisme gaan besteden. Tegelijkertijd is onze welvaart toegenomen. We hebben meer geld te besteden en zijn daardoor ook mobieler geworden. Er zijn steeds betere en snellere vervoermiddelen gekomen en we kunnen steeds verder weg. Een midweekje naar een bungalowpark, een weekendje Parijs, een luxe strandvakantie aan de Middellandse Zee: het is allemaal binnen ons bereik gekomen. De wereld lijkt steeds kleiner (globalisering) en toerisme naar verre landen wordt steeds gewoner. Gevolgen van het toerisme
Dat al die miljoenen mensen op vakantie gaan, heeft grote gevolgen, zowel positieve als negatieve. Het toerisme levert natuurlijk meer werk op, maar vaak gaat het om tijdelijk werk en ontstaat er een hoge seizoenswerkloosheid. Soms gaan mensen in de toeristenbranche werken, terwijl ze op dat moment hard nodig zijn in de landbouw. Een deel van de bevolking verdient goed in de toeristensector, maar daardoor ontstaan grote verschillen in inkomen en veranderen de verhoudingen in de samenleving. De bevolking is blij met de komst van de toeristen, maar wordt ook geconfronteerd met normen en waarden die heel anders zijn dan die van henzelf. Schaars geklede toeristen of topless zonnende vrouwen worden bijvoorbeeld niet erg gewaardeerd in islamitische landen. Toeristen werken prijsverhogend op de lokale markten, maar dat betekent dat de eigen bevolking ook hogere prijzen moet betalen. De infrastructuur van het land wordt verbeterd, maar dat is tegelijk een enorme aantasting van de oor spronkelijke omgeving.
5
2 Leven in Zuid-Europa Kurkeiken
Een kurkeik lijkt op de zomereik, die veel in Nederland groeit. Maar kurkeiken zijn aangepast aan een warm klimaat, zoals in Spanje, Portugal en Marokko. Ze komen vooral veel voor in het zuiden van Portugal. Een kurkeik moet ongeveer 20 tot 25 jaar oud zijn voor hij voor het eerst geschild kan worden. Dan is de schors zo’n 5 centimeter dik. De eerste kurklaag is niet zoveel waard. Voordat de kurkeik kurk kan leveren van voldoende kwaliteit, is hij wel 40 jaar oud. De boom heeft een bijzondere eigenschap: hij maakt een nieuwe laag kurk op de plaats waar de oude is weggehaald. Dat duurt ongeveer 8 tot 10 jaar. De nieuwe kurklaag moet een aantal centimeters dik zijn voordat de kurkschillers een boom weer schillen. De beste kurk komt van zeer oude bomen. Kurkschillers houden bij wanneer ze een boom voor het laatst geschild hebben door een jaartal op de stam te verven. Het schillen vindt plaats in juli en augustus. Dan kan de kale stam weer een nieuw kurklaagje vormen. Dat laagje is nodig als bescherming tegen schadelijke schimmels en dieren. Als een kurkeik is geschild, heeft hij een rode kleur. Na een tijdje wordt de rode kleur steeds donkerder, tot de stam zwart is. Tweedeling in Cyprus
Sinds 1974 is Cyprus verdeeld. Onderhandelingen over de hereniging liepen steeds vast. In 2004 verwierpen de Grieks-Cyprioten bijvoorbeeld een herenigingsplan van de Verenigde Naties. Maar sinds april 2008 is de Ledrastraat, een drukke wandelstraat in de hoofdstad Nicosia, voor het eerst in 44 jaar opengesteld voor bewoners van zowel het Turkse als het Griekse deel van het eiland. Tot dat moment waren er vijf plaatsen op Cyprus waar men van het Griekse naar het Turkse deel van het eiland kon gaan.
36
227479_HL_7_BOEK.indb 36
23-07-2008 08:07:19
3 Wijzer door Italië Paradijs voor cultuurtoeristen
Italië is een paradijs voor cultuurtoeristen. Volgens Unesco bevindt ongeveer 40% van het culturele erfgoed zich op Italiaans grondgebied. Dat erfgoed stamt voor een groot deel uit de tijd van de Romeinen. Het Romeinse Rijk heeft overal in Europa sporen nagelaten. Veel Europese wegen en steden zijn in die tijd ontstaan en sommige oude Romeinse aquaducten worden nog steeds gebruikt. In 476 stortte het Rijk ineen. Vanaf toen vielen verschillende volkeren Europa binnen, zoals de Germanen en de Arabieren. In de 12e eeuw ontstonden de stadstaten. Steden als Venetië, Florence en Genua werden onafhankelijk en heel machtig. Later kwam Italië onder Spaans en Oostenrijks bestuur, en in de tijd van Napoleon onder Frans bestuur. Al die landen hebben hun sporen nagelaten in de Italiaanse cultuur en architectuur. Noord- en Zuid-Italië
Pas in 1861 werd Italië verenigd tot één natie met 21 regio’s en Rome als hoofdstad. Binnen de grenzen van het land liggen twee onafhankelijke staten: Vaticaanstad in Rome, waar de paus woont, en San Marino, vlak bij Rimini. Er wordt wel gezegd dat Italië eigenlijk uit twee landen bestaat: het rijke, geïndustrialiseerde noorden met als hoofdstad Milaan en het arme, meer op landbouw gerichte zuiden. In het noorden van Italië is de afstand tot de economische centra in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk kleiner. Dat geeft de industrie in steden als Turijn en Milaan een grote voorsprong. Mede daardoor is het noorden veel welvarender geworden dan het zuiden. Veel jonge mensen trekken daarom naar Noord-Italië om werk te vinden. De regering probeert wel om de ontwikkeling van het zuiden te stimuleren en de trek naar het noorden af te remmen, maar de verschillen blijven groot. Lega Nord is een Italiaanse politieke partij die in eerste instantie meer autonomie wilde voor het noordelijke deel van Italië, het gebied rond de Povlakte. Maar sinds enkele jaren heeft de partij aangegeven dat ze Padanië (Noord-Italië) onafhankelijk wil laten worden.
37
227479_HL_7_BOEK.indb 37
23-07-2008 08:07:20
1 De kusten van Zuid–Europa Topografie
Informatieblok Leskern Centraal staan de Zuid-Europese landen die favoriet zijn om naartoe te gaan in de vakantie, omdat ze (op allerlei fronten) anders zijn dan Nederland.
Lesdoelen n De
kinderen weten dat het Middellandse Zeegebied het meest bezochte vakantie gebied ter wereld is. n Ze kunnen voor- en nadelen van massa toerisme noemen. n Ze kunnen redenen noemen waarom mensen op vakantie gaan naar het Middellandse Zeegebied en Italië in het bijzonder. n Ze kunnen een beschrijving geven van de bestaansmiddelen (landbouw en industrie) in het Middellandse Zeegebied.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 52-55 – werkboek bladzijde 34-35, 40 en 70 – antwoordenboek bladzijde 34-35, 40 en 70 – kopieerblad Lastige woorden 5.1 – Junior Bosatlas – eventueel wandkaart van (Zuid-)Europa – eventueel software – voor extra activiteit 1: oude tijdschriften en reisgidsen
Plaatsen: Madrid, Barcelona, Sevilla, Gibraltar (VK), Lissabon, Toulouse, Marseille, Nice, Rome, Milaan, Turijn, Venetië, Napels, Athene, Istanbul, Lefkosia Gebieden: Portugal, Spanje, Andorra, Frankrijk, Monaco, Italië, Vaticaanstad, San Marino, Griekenland, Turkije, Cyprus, Malta, Sicilië Wateren: Middellandse Zee, Po, Straat van Gibraltar, Atlantische Oceaan Gebergte: Pyreneeën
Lesbeschrijving 1 Introductie Vertel aan de hand van een wandkaart van (Zuid-) Europa of het kaartje op bladzijde 70 van het werkboek welke landen bij Zuid-Europa horen. Vraag aan de kinderen of zij wel eens in een Zuid-Europees land op vakantie zijn geweest. U vertelt dat de meeste mensen naar Zuid-Europa op vakantie gaan voor de stranden en de zee. Dit heeft te maken met de grote hitte. Vanwege grote aantallen mensen die op de Zuid-Europese stranden afkomen, wordt dit vaak ‘massatoerisme’ genoemd. Welke kinderen zijn wel eens in Spanje op vakantie geweest? En wie van hen aan een van de costa’s? Zo niet, lijkt een vakantie daar hun leuk?
2 Opdrachten voorbespreken Bespreek met de kinderen afbeelding 2 op bladzijde 53 van het leerlingenboek. Vertel vervolgens dat het strandtoerisme in veel kuststreken voor enorme veranderingen heeft gezorgd. Er verrezen hotels en appartementen. Dit kunnen de kinderen zien op afbeelding 4 op bladzijde 54 van het leerlingenboek.
Aandachtspunten n Neem
3 Opdrachten maken
Sleutelbegrippen en lastige woorden
Bespreek en maak de opdrachten in het werkboek gezamenlijk. Kinderen die het aankunnen, kunnen ook individueel of in groepjes werken. U helpt de zwakkere kinderen dan. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen steropdrachten 10 en 11 maken.
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
het toerisme, de welvaart, de cultuur, het milieu, de costa’s, het binnenland, de ruïne, de architect, de golfbaan, het massatoerisme, overwinteren, de betonkust
4 Kort nabespreken Bespreek de antwoorden eventueel kort met de kinderen. U kunt hen ook laten discussiëren naar aanleiding van opdracht 8: Wat kun je doen om het milieu beter te beschermen?
38
227479_HL_7_BOEK.indb 38
23-07-2008 08:07:20
Extra activiteiten 1 Reisfolder Laat ieder kind op een vel tekenpapier een reisfolder maken van een vakantieland. Er moeten enkele aansprekende teksten op staan en enkele mooie afbeeldingen. Laat de kinderen plaatjes knippen uit oude tijdschriften en reisgidsen of laat hen zelf tekenen.
2 Maak een pictogram Een pictogram is een symbool of afbeelding in plaats van een tekst. Een voordeel is dat deze beeldtaal te begrijpen is voor mensen uit verschillende taalgebieden. Laat de kinderen zelf een pictogram bedenken en tekenen. Het pictogram dat ze ontwerpen, is bedoeld om hotelgasten milieuvriendelijker te maken. Bijvoorbeeld om minder handdoeken te gebruiken, minder lang te douchen of de kraan niet onnodig te laten lopen.
39
227479_HL_7_BOEK.indb 39
23-07-2008 08:07:20
2 Leven in Zuid–Europa Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern In deze les staat centraal het multiperspectief verkennen van de Zuid-Europese landen (Portugal, Spanje, Andorra, Frankrijk, Monaco, Italië, Vaticaanstad, San Marino, Griekenland, Turkije, Cyprus, Malta).
Lesdoelen n De
kinderen hebben een beeld van het leven in het Middellandse Zeegebied. n Ze kennen een aantal landbouwproducten die typisch zijn voor het Middellandse Zeegebied. n Ze weten dat de belangrijkste industrie gebieden bij de grote steden liggen. n Ze kennen een aantal voorbeelden van landen waar vroeger andere grenzen lagen.
Het dagritme van Spaanse kinderen en hun ouders verschilt erg van het dagritme dat Nederlandse gezinnen kennen. Het dagritme in Spanje ziet er als volgt uit: 9.00 uur ontbijt 10.00-14.00 uur school 15.00 uur lunch (warm) 16.30-19.30 uur school 20.30 uur einde werktijd van de ouders 21.30 uur avondeten (warm) 22.00/22.30 uur naar bed Vergelijk het dagritme van het Spaanse gezin met het dagritme van de kinderen. Wat is er anders? Waarom is het anders dan bij ons? Wat vind jij ervan? Zou je willen ruilen?
2 Opdrachten voorbespreken Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
5 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 56-59 – werkboek bladzijde 36-37 en 40 – antwoordenboek bladzijde 36-37 en 40 – kopieerblad Lastige woorden 5.2 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: tijdschriften en (supermarkt-)folders, grote vellen papier
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Bekijk gezamenlijk een aantal foto’s in het leerlingenboek. Op afbeelding 3 liggen bijvoorbeeld doeken onder de boom. Waarom? (Om de olijven op te vangen. Ze schudden of slaan de olijven uit de boom en dan vallen ze op de grond.) Op afbeelding 5 is duidelijk aan de kleur van de stam te zien dat de kurk nog niet zo lang geleden van de boom is geschild. In het bijschrift van afbeelding 6 staat dat Madrid een metropool is. Weten de kinderen nog wat dat is? (Herhaling uit les 1 van hoofdstuk 1: een metropool is een heel grote stad, een wereldstad. Londen en Parijs zijn ook voorbeelden van metropolen.) Op afbeelding 7 is de waas over de foto geen mist, maar vervuiling. Vertel dat veel mensen last van hun keel krijgen van de smog en daarom een kapje voor hun mond dragen.
n Neem
Controleer of iedereen weet hoe de grafiek bij opdracht 6 ingetekend moet worden.
3 Opdrachten maken Sleutelbegrippen en lastige woorden de zonkant, irrigeren, het landklimaat, het industriegebied, de smog, de scholier, interessant, het kenteken, de wijngaard, de half woestijn, vergrijzen
De kinderen maken zelfstandig de opdrachten in het werkboek. Ze doen dit individueel of in groepjes. U kunt de zwakkere kinderen hierbij helpen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen steropdrachten 10 en 11 maken.
4 Kort nabespreken Bespreek alleen de werkboekopdrachten als u is opgevallen dat de kinderen een bepaalde opdracht lastig vonden. Besteed extra tijd aan opdracht 1, omdat die vraagt naar de eigen mening van de kinderen. Bespreek met de kinderen waarom ze wel of niet in Zuid-Europa willen wonen.
40
227479_HL_7_BOEK.indb 40
23-07-2008 08:07:20
Extra activiteiten 1 Collage maken van Zuid-Europese landbouwproducten De kinderen maken in groepjes van drie of vier een collage van landbouwproducten uit Zuid-Europese landen en de producten die ervan worden gemaakt. Ze verdelen een groot vel in vier vakken en zetten erbij: druiven, olijven, citrusvruchten, kurk. De producten die ervan worden gemaakt, knippen ze uit supermarktfolders of tijdschriften of ze tekenen ze zelf.
2 Smogplan bedenken De kinderen bespreken in groepjes van drie of vier de problemen van smog. Bij opdracht 7 van het werkboek hebben ze al drie manieren bedacht om het smogprobleem op te lossen. Ze proberen met elkaar nog meer manieren te bedenken. Ten slotte stellen ze een plan op dat volgens hen in een grote stad het beste in de praktijk uit te voeren is.
41
227479_HL_7_BOEK.indb 41
23-07-2008 08:07:20
3 Wijzer door Italië Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Centraal in deze les staat het inzoomen op Italië: verschillen en overeenkomsten tussen Noord- en Zuid-Italië en tussen Italië en Nederland.
Lesdoelen n De
kinderen weten iets van de geschiedenis van Italië. n Ze kennen de namen en bijzonderheden van enkele grote steden en belangrijke regio’s. n Ze kunnen verschillen noemen tussen Noord- en Zuid-Italië. n Ze weten dat in het Middellandse Zeegebied vulkaanuitbarstingen en aardbevingen voorkomen en waarom.
2 Opdrachten voorbespreken Bespreek met de kinderen afbeelding 8 op bladzijde 62 in het leerlingenboek. Laat hen voordelen en nadelen van deze volksverhuizing bedenken (dorpen die leeglopen, vergrijzen, arme gebieden worden nog armer, grote ongelijkheid tussen arm en rijk). Weten alle kinderen hoe ze de kaart van opdracht 7 in de atlas kunnen vinden?
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
Vraag de kinderen wie er wel eens in Italië is geweest. En zo ja, in welk deel van Italië en in welke steden? Wie kan iets vertellen over Italië: hoe ziet de natuur eruit, hoe zijn de mensen, wat eten ze graag, wat voor oude gebouwen zijn er? U kunt ook samen met de kinderen op Schooltv Beeldbank (www.schooltv.nl) een filmpje over Italië bekijken, bijvoorbeeld over hoe pasta wordt gemaakt.
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 60-63 – werkboek bladzijde 38-40 – antwoordenboek bladzijde 38-40 – kopieerblad Lastige woorden 5.3 – Junior Bosatlas – eventueel filmpje over Italië (www.schooltv.nl) – eventueel software – voor extra activiteit 2: computer met internet en printer
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die het aankunnen, kunnen ook individueel of in groepjes werken. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen steropdrachten 9 en 10 maken.
4 Kort nabespreken Bespreek de opdrachten eventueel kort met de kinderen. Welke opdrachten vonden ze lastig? Welke opdrachten waren gemakkelijk?
Extra activiteiten 1 Teken een cultuurkaart van Italië
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
De kinderen maken een grote tekening van Italië en tekenen enkele beroemde gebouwen bij de plaatsen waar ze te vinden zijn. Ze kunnen gebruikmaken van de foto’s in het leerlingenboek, maar als ze er zelf nog meer weten, is dat helemaal mooi!
Sleutelbegrippen en lastige woorden
2 Bouwplaten
het Romeinse Rijk, de vulkaan, de tol, de gondel, veroveren, het keizerrijk, het gerechtsgebouw, de villa, het badhuis, het belastinggeld
Op internet zijn bouwplaten te vinden van allerlei wereldberoemde gebouwen. Dus ook van Italiaanse gebouwen, zoals de toren van Pisa, het Colosseum en een oude Italiaanse villa. Print enkele bouwplaten uit en laat de kinderen deze kleuren en in elkaar zetten. Maak er een kleine tentoonstelling van.
n Neem
42
227479_HL_7_BOEK.indb 42
23-07-2008 08:07:21
4 Toets Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Samenvatting lezen Doel De kinderen laten hun kennis en inzicht zien in de leerstof van hoofdstuk 5: Aan de Middellandse Zee.
Lees samen met de kinderen de samenvatting nog een keer door. Geef hun de gelegenheid vragen te stellen. Eventueel vat u de lesstof nog even samen.
2 Toets maken Activiteiten 1 Samenvatting lezen 2 Toets maken 3 Toets bespreken
10 minuten 2 x 15 minuten 5-10 minuten
Materiaal – kopieerblad Samenvatting 5, blad 1-2 – kopieerblad Toets 5.1, blad 1-2 – kopieerblad Toets 5.2, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 5.1, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 5.2, blad 1-2 – eventueel software
Aandachtspunten n Geef
de kinderen als voorbereiding op Toets 5.1 één of meer dagen van tevoren de samenvatting mee naar huis om te leren. n U kunt de toetsen ook op een ander moment laten maken en nabespreken. n Toets 5.1 bestaat uit kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen over de basisstof. n Toets 5.2 checkt de kennis van de topografie en kan ook op de computer worden gemaakt. n Bereid eventueel de verdiepingsopdrachten van de volgende les voor. n Voor verdiepingsopdracht 5.1: eventueel een computer met Word, telefoon, mailprogramma of voicerecorder. n Voor verdiepingsopdracht 5.2: een encyclopedie, boeken of tijdschriften over vulkanen, grote vellen papier. n Voor verdiepingsopdracht 5.3: computer met internet en een printer, boeken, tijdschriften en reisgidsen over Andorra, Monaco en San Marino, atlas. n Voor verdiepingsopdracht 5.4: computer met internet en eventueel Word, twee grote vellen papier, atlas, boeken, tijdschriften en reisgidsen over Melilla en Ceuta, een kopie van de kaart van Spanje en de noordkust van Marokko.
Deel de toetsen uit of laat de kinderen de toets opzoeken op de computer. De kinderen maken de toetsen zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 5.1 en 5.2, blad 1-2. Normering toets 5.1: opdracht 1 2 3 4 5 6 7 8 9 totaal
per goed antwoord 2 punten 2 punten 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten 2 punten 2,5 punten 2 punten 2,25 punten
maximaal 3x2=6 7 x 2 = 14 6 x 2,5 = 15 4 x 2,5 = 10 4 x 2,5 = 10 5 x 2 = 10 4 x 2,5 = 10 8 x 2 = 16 4 x 2,25 = 9 100
Normering toets 5.2: opdracht 1 2 3 4 5 totaal
per goed antwoord 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten
maximaal 12 x 2,5 = 30 4 x 2,5 = 10 10 x 2,5 = 25 4 x 2,5 = 10 10 x 2,5 = 25 100
U kunt het volgende als leidraad per toets gebruiken: Aantal punten 81-100 60-80 minder dan 60
Beheersing goed voldoende onvoldoende
3 Toets bespreken Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2 en 3
Topografie alle topografie uit les 1, 2 en 3
Het bespreken van de toetsen doet u op een later tijdstip, wanneer u de toetsen hebt nagekeken. Ga eens vanuit een andere invalshoek in op zaken die voor de meeste kinderen nog moeilijk blijken te zijn. Laat ook de kinderen aan het woord over de opdrachten.
43
227479_HL_7_BOEK.indb 43
23-07-2008 08:07:21
5 Kies wijzer Lesbeschrijving
Informatieblok
1A Verdiepingsopdracht maken Doelen A Kinderen die de toetsen goed of voldoende maakten, verdiepen hun kennis en inzicht met behulp van een verdiepingsopdracht (volg de aanwijzingen onder A). B Kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder B). C Kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder C).
De kinderen die de toetsen voldoende of goed hebben gemaakt, nemen bladzijde 41 van het werkboek voor zich. U vertelt kort welke vier verdiepingsopdrachten er zijn (opdracht 3 tot en met 6 van de Kies wijzer). De kinderen kiezen vervolgens een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. De aanwijzingen daarvoor vinden ze op de kopieerbladen Verdiepings opdracht 5.1 tot en met 5.4. Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toetsen onvoldoende hebben gemaakt de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
Activiteiten
1B Herhalingsopdrachten maken
1A 1B 1C 2
Verdiepingsopdracht maken Herhalingsopdrachten maken Herhalingsopdrachten maken Kort nabespreken
45 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten
De kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 5.1. Ze hebben daarbij het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting nog een keer door.
Materiaal 1A werkboek bladzijde 41 1A kopieerbladen Verdiepingsopdracht 5.1 tot en met 5.4 1A voor verdiepingsopdracht 5.1: eventueel een computer met Word, telefoon, mail programma of voicerecorder 1A voor verdiepingsopdracht 5.2: een encyclopedie, boeken of tijdschriften over vulkanen, grote vellen papier 1A voor verdiepingsopdracht 5.3: computer met internet en een printer, boeken, tijdschriften en reisgidsen over Andorra, Monaco en San Marino, atlas 1A voor verdiepingsopdracht 5.4: computer met internet en eventueel Word, twee grote vellen papier, atlas, boeken, tijdschriften en reisgidsen over Melilla en Ceuta, een kopie van de kaart van Spanje en de noordkust van Marokko 1B 1B 1B 1B
1C Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 5.2, blad 1-2.
2 Kort nabespreken Tot slot controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen. Laat ook de kinderen die een verdiepings opdracht hebben gemaakt aan het woord over de opdracht.
kopieerblad Herhalingsblad 5.1 kopieerblad Antwoorden herhaling 5.1 leerlingenboek bladzijde 52-63 kopieerblad Samenvatting 5, blad 1-2
1C kopieerblad Herhalingsblad 5.2, blad 1-2 1C kopieerblad Antwoorden herhaling 5.2, blad 1-2 1C Junior Bosatlas
Aandachtspunt De kinderen kunnen de verdiepingsopdracht op een ander moment afmaken.
44
227479_HL_7_BOEK.indb 44
23-07-2008 08:07:21
6
Werken in Europa
Achtergrondinformatie 1 Landbouw en visserij Beroepsbevolking
De beroepsbevolking wordt ingedeeld in drie beroepsgroepen: n landbouw en visserij: akkerbouw, tuinbouw, veeteelt, bosbouw, visserij; n industrie: werknemers in fabrieken waar uit grondstoffen halfproducten en producten gemaakt worden; n dienstverlening: winkels, hotels, restaurants, toerisme, vervoer en communicatie, banken en verzekeringen, onderwijs, gezondheidszorg, politie, leger en veiligheid.
2 Industrie De hoogovens
Het maken van ruwijzer verloopt via drie processen. Het eerste proces is de vervaardiging van cokes door het gas uit de steenkool te halen. Een deel van de steenkool wordt tot poederkool vermalen en (ter vervanging van cokes) rechtstreeks in de hoogovens geïnjecteerd. Het tweede proces is het ‘voorbakken’ van fijn ijzererts tot brokken en knikkers, die sinter en pellets worden genoemd. Tot slot begint de eigenlijke productie van ruwijzer. Uit cokes, sinter en pellets ontstaat in de hoogovens vloeibaar ruwijzer, dat met een temperatuur van ongeveer 1500 ºC uit de hoogoven wordt getapt. Bij dit proces wordt slakzand gevormd, dat als grondstof dient voor de cementindustrie. Het ruwijzer dat uit de hoogovens komt, is nog erg bros en breekbaar. Dat komt doordat er nog resten koolstof in zitten. Deze worden verwijderd door zuurstof toe te voegen. De temperatuur loopt daarbij op tot ongeveer 2000 ºC. Om de temperatuur niet verder te laten stijgen, wordt schroot (gerecycled staal) toegevoegd aan het vloeibare ijzer. Het staal wordt vervolgens op twee manieren verder verwerkt. Het grootste deel wordt tot een plak gegoten en in de warmbandwalserij gewalst tot een dikte tussen de 1,5 en 25 millimeter,
227479_HL_7_BOEK.indb 45
waarna het staal wordt opgerold. Een kleiner deel van het staal gaat naar de gietwalsinstallatie, waar gieten en walsen geïntegreerd zijn tot één procesgang. Het vloeibare staal wordt gegoten, gestold, direct gewalst tot ongeveer 1 millimeter dik en vervolgens opgerold. Dit staal is bedoeld als verpakkingsstaal (dikte tussen 0,12 en 0,49 millimeter) of tot staal voor auto’s of vaten. Afhankelijk van de uiteindelijke toepassing krijgt het staal nog extra nabehandelingen, bijvoorbeeld tegen roest. De Zaanstreek
De Zaanstreek is het oudste industriegebied van Europa. Het gebied ligt aan weerszijden van de Zaan, die via het Noordzeekanaal uitmondt in het IJ. Het gebied kende veel verschillende industrieën, die vooral tot bloei kwamen door de windmolens. In 1731 telde het gebied 256 windzaagmolens, 140 windoliemolens, 62 gortpelmolens, 42 papiermolens, 13 hennepbeukmolens (zeildoekindustrie) en 12 meelmolens. Een zeer groot deel van de wereldwijde cacaooogst wordt ook nu nog in de Zaanstreek verwerkt. De cacao-industrie komt voort uit de olie-industrie. Ook was Zaandam een van de belangrijkste centra van scheepsbouw en houtzagerij in Europa. Rond het midden van de zeventiende eeuw slaagde men er in de Zaanstreek in gort te pellen met windkracht. Gort werd veel gebruikt als scheepsproviand en gortenpap als volksvoedsel. Halverwege de negentiende eeuw slaagde men erin om op een gortmolen rijst te pellen. In 1880 werd de Lassiefabriek opgericht. Men ging hier fabrieksmatig rijst pellen en daardoor ontstonden de eerste consumentenproducten, zoals Lassie toverrijst. Doordat rijst- en gortpellerijen hun producten gingen verwerken en verpakken, ontstond de moderne levensmiddelenindustrie. Dat proces vond ook plaats in de olie-industrie, waar men slaolie en bakolie ging bottelen. Ook was de Zaanstreek een belangrijk centrum voor de papierbereiding, was er verf- en stijfsel industrie en werd met behulp van molens hennep gebeukt ten behoeve van de zeildoekweverij in Krommenie en Assendelft. 45
23-07-2008 08:07:22
3 Dienstverlening Het Europese HSL-netwerk
Een hogesnelheidslijn (HSL) is een spoorweg die geschikt is voor treinen met snelheden van meer dan 200 km/uur. Het Europese hogesnelheidsnetwerk ontwikkelt zich vooral vanuit Frankrijk (TGV) en Duitsland (ICE). Sinds 1994 verbindt de Eurostar Londen met Parijs en Brussel. Deze hogesnelheidstrein maakt gebruik van de Kanaaltunnel. Ook Spanje (AVE) en Italië werken aan een HSLnet. De HSL-Zuid is het Nederlandse deel van het Europese netwerk van hogesnelheidslijnen. Vanaf 2008 kunnen hogesnelheidstreinen met een topsnelheid van 300 km/uur van Amsterdam via Rotterdam, Antwerpen en Brussel naar Parijs reizen.
46
227479_HL_7_BOEK.indb 46
23-07-2008 08:07:22
1 Landbouw en visserij Topografie
Informatieblok Leskern Deze les gaat over de primaire sector in Europa: de akkerbouw, wijnbouw, bosbouw en visserij.
Lesdoelen n De
kinderen weten dat het werken in de landbouw de laatste tweehonderd jaar erg veranderd is. n Ze kunnen uitleggen wat het verband is tussen het klimaat en de aard van de landbouw in verschillende gebieden in Europa. n Ze weten het verschil tussen een natuurlijk bos en een productiebos. n Ze kennen een aantal problemen van grootschalige visserij. n Ze weten waarom visquota nodig zijn.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
Gebieden: Ardennen, Vlaanderen, Wallonië, Engeland, Schotland, Wales, Noord-Ierland, Ruhrgebied, Beieren Wateren: Atlantische Oceaan, Noordzee, Oostzee, Botnische Golf, Het Kanaal, Rhône, Rijn, Schelde, Maas, Seine, Middellandse Zee, Donau, Elbe, Po, Zwarte Zee, Kaspische Zee, Noordelijke IJszee, Volga, Straat van Gibraltar, Theems Gebergten: Alpen, Pyreneeën, Oeral, Kaukasus
Lesbeschrijving 1 Introductie Bespreek met de kinderen wat echt Europese producten zijn die we gebruiken in het dagelijks leven. Vraag naar eten, drinken en voorwerpen. Vraag ook hoe we aan deze producten komen.
2 Opdrachten voorbespreken 10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 64-67 – werkboek bladzijde 42-43, 48 en 71 – antwoordenboek bladzijde 42-43, 48 en 71 – kopieerblad Lastige woorden 6.1 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: oude tijdschriften en folders van supermarkten
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de mechanisatie, de wijngrens, de graangrens, het oerbos, het productiebos, de kotter, de trawler, de beroepsbevolking, eeuwenlang, het handwerk, de kachel, de kever, uitsterven, het schaaldier, het drijfnet
Wijs de kinderen op de kaart van Europa, in het leerlingenboek bovenaan op bladzijde 64. De kaart is wit: de kinderen weten dus dat deze les over heel Europa gaat. Vraag de kinderen of ze nog weten uit welke vier onderdelen de landbouw bestaat (akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw). Ze kunnen ‘spieken’ op afbeelding 1 op bladzijde 64 van het leerlingenboek. Bespreek de beroepen die daar te zien zijn. Waar hebben de beroepen mee te maken? (landbouw en visserij) Wijs de kinderen daarna op afbeelding 3, over het aantal mensen dat in de landbouw werkzaam is. Merk op dat door de mechanisatie in Nederland weinig mensen in de landbouw werken. Vraag dan waarom er in Albanië zo veel mensen in de landbouw werken. (Mensen zijn arm, hebben geen geld voor machines, voor handwerk heb je veel arbeiders nodig.) Controleer of alle kinderen weten waar ze de kaarten van opdracht 6 (Europa – natuurkundig en Europa – staatkundig) in de atlas kunnen vinden.
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en 10 maken.
4 Kort nabespreken Bij opdracht 2 en 7a zijn meerdere antwoorden goed. Schenk hier wat extra aandacht aan. Check naar aanleiding van opdracht 5a of de kinderen weten wat de verschillen zijn tussen een oerbos en een productiebos.
47
227479_HL_7_BOEK.indb 47
23-07-2008 08:07:22
Extra activiteiten 1 Fruitgezichten Laat de kinderen uit oude tijdschriften en folders van supermarkten plaatjes van groente en fruit knippen. Ze plakken de afbeeldingen zo op een vel papier dat het een gezicht wordt.
2 Bekende landbouwproducten Nederland staat wereldwijd bekend om de bloemen. Maar hoe zit dat met de andere landen van Europa? De kinderen maken een lijst met Europese landen en hun bekendste akkerbouw- of veeteeltproducten.
48
227479_HL_7_BOEK.indb 48
23-07-2008 08:07:22
2 Industrie Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Deze les gaat over de industrie in Europa. Centrale vragen daarbij zijn: Wat maken ze? Waar bevindt de industrie zich? Waarom bevindt de industrie zich juist daar?
Lesdoelen kinderen kunnen het productieproces van staal beschrijven. n Ze weten dat industriegebieden goede aan- en afvoerwegen nodig hebben. n Ze kunnen beschrijven waar de grote industriegebieden van Europa zijn ontstaan en weten waarom daar. n Ze weten wat mijnbouw is en kunnen twee soorten mijnbouw onderscheiden. n Ze weten hoe steenkool is ontstaan. n Ze weten het onderscheid tussen lichte en zware industrie.
Laat de kinderen zoveel mogelijk voorwerpen uit de klas opnoemen die van ijzer of staal worden gemaakt. Kom tot de conclusie dat in wel heel veel voorwerpen ijzer zit. Weten de kinderen hoe we aan ijzer komen? U kunt ook samen met de kinderen het filmpje Staal op de Schooltv Beeldbank (www.schooltv.nl) bekijken. Hoe wordt dat eigenlijk gemaakt?
n De
2 Opdrachten voorbespreken Bekijk gezamenlijk afbeelding 1 tot en met 6 op bladzijde 68 van het leerlingenboek. Bekijk daarna samen in de atlas de kaart De wereld – energie, mijnbouw – B. mijnbouw. In welke Europese landen wordt steenkool gedolven, en in welke ijzererts? Waar zal de ijzererts vandaan komen die in de hoogovens in IJmuiden gebruikt wordt? Waarom? (Zweden, ligt dichtbij dus weinig vervoerskosten.) Laat de kinderen kijken of ze nog vragen hebben bij de opdrachten en beantwoord die zó dat de kinderen de opdrachten zelf kunnen maken.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
5 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 68-71 – werkboek bladzijde 44-45 en 48 – antwoordenboek bladzijde 44-45 en 48 – kopieerblad Lastige woorden 6.2 – Junior Bosatlas – eventueel software – eventueel het filmpje Staal op www.schooltv.nl – voor extra activiteit 1: stevig papier, even tueel tekenmateriaal
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
3 Opdrachten maken De kinderen maken zelfstandig de opdrachten in het werkboek. Ze doen dit individueel of in groepjes. U kunt de zwakkere kinderen hierbij helpen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en 10 maken.
4 Kort nabespreken Bespreek alleen de werkboekopdrachten als u is opgevallen dat de kinderen een bepaalde opdracht lastig vonden. Bij opdracht 7b staan voorbeelden van juiste antwoorden in het antwoordenboek, maar ook andere antwoorden kunnen juist zijn.
Extra activiteiten
n Neem
Sleutelbegrippen en lastige woorden de staalfabriek, de hoogovens, de ijzererts, de steenkool, de grondstoffen, de Industriële Revolutie, de steenkoolmijn, de fossiele brandstof, de dagbouw, de schachtbouw, de lichte industrie, het eindproduct, het halffabricaat, walsen, de stoommachine, de zware industrie
227479_HL_7_BOEK.indb 49
1 Kwartet Maak samen met de kinderen een lijst van halffabricaten (staal, plastic, aluminium, hout, rubber, enzovoort). Laat hen bij ieder halffabricaat ten minste vier eind producten bedenken. Met deze gegevens maken ze (met de hele klas, in een groepje of individueel) een set kwartetkaarten.
2 Onderzoekje over mijnbouw Schrijf de volgende woorden naast elkaar op het bord: grondstof, halffabricaat, eindproduct. Laat de kinderen elke rij aanvullen. Zo wordt duidelijk dat sommige producten direct nadat ze gewonnen zijn, kunnen worden gebruikt en dat andere grondstoffen nog vele bewerkingen nodig hebben voordat ze een eindproduct zijn.
49
23-07-2008 08:07:22
3 Dienstverlening Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Deze les gaat over de dienstensector in Europa. De handel, het toerisme en het vervoer staan centraal.
Lesdoelen kinderen weten dat in rijke landen zoals Nederland veel mensen in de dienstensector werken. n Ze weten waarom het toerisme voor veel werk in deze sector zorgt. n Ze kunnen beschrijven hoe de handel met het buitenland verloopt. n Ze kennen het belang van het vervoer van goederen. n Ze kennen verschillende vervoersmiddelen en kunnen daarvan voor- en nadelen noemen.
Maak een lijst met vervoersmiddelen voor personen en goederen op het bord (auto, bus, trein, vliegtuig, binnenvaartschip, zeeschip, kustvaarder, pijpleiding). Zet een rood rondje om de vervoersmiddelen die geschikt zijn voor goederen en een blauw rondje om de vervoersmiddelen die geschikt zijn voor personen.
n De
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
2 Opdrachten voorbespreken Bekijk samen met de kinderen afbeelding 1 op bladzijde 72 van het leerlingenboek. Vraag welke informatie je uit deze diagrammen kunt aflezen. Wijs nog eens op het verschil in aantal mensen dat in de landbouw werkt. Laat de kinderen daarna vertellen wat de mensen op afbeelding 2 tot en met 5 doen om anderen te helpen. Kunnen ze nog meer dienstverlenende beroepen opnoemen?
3 Opdrachten maken U verwerkt de opdrachten uit het werkboek samen met de kinderen. Kinderen die het aankunnen, kunnen ook individueel of in groepjes werken. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en 10 maken.
4 Kort nabespreken Materiaal – leerlingenboek bladzijde 72-75 – werkboek bladzijde 46-48 – antwoordenboek bladzijde 46-48 – kopieerblad Lastige woorden 6.3 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: boeken uit het documentatiecentrum/de bibliotheek of een computer met internet
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
De kinderen nemen afbeelding 6 op bladzijde 73 van het leerlingenboek voor zich. Laat hen vertellen welk proces hierop te zien is. Bespreek tot slot welke soorten goederen je met welk vervoersmiddel zou vervoeren. Noem een aantal goederen en laat de kinderen het vervoersmiddel erbij bedenken, bijvoorbeeld bloemen of diamanten met een vliegtuig, sportschoenen en T-shirts in containers, ijzererts in een (zee- of binnenvaart-)schip.
Extra activiteiten
n Neem
Sleutelbegrippen en lastige woorden de dienstverlening, het dienstverlenend beroep, de regering, het toerisme, de handel, het verkeer, het containerschip, de duwbak, het massagoed, het bulkvervoer, de Europaweg, de TGV, het binnenvaartschip
50
227479_HL_7_BOEK.indb 50
1 Beroepengids maken De kinderen kiezen een dienstverlenend beroep. Ze zoeken naar informatie over dat beroep: Welke opleiding heb je nodig? Wat zijn je taken? Waar kun je werken? Met deze informatie vullen ze een A4. Even tueel zoeken ze er beeldmateriaal bij. De bladen worden gebundeld tot een beroepengids.
2 Beroepenspel De kinderen hebben in dit hoofdstuk dingen geleerd over de landbouw, de industrie en de dienstverlening. Ze hebben kennis gemaakt met allerlei beroepen. Ieder kind heeft een papier voor zich. U noemt de letters waarmee de beroepen moeten beginnen. Wie weet de meeste beroepen met een ... (noem een letter uit het alfabet)? Geef vijf minuten de tijd. Wie heeft de meeste beroepen bedacht?
23-07-2008 08:07:23
4 Toets Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Samenvatting lezen Doel De kinderen laten hun kennis en inzicht zien in de leerstof van hoofdstuk 6: Werken in Europa.
Lees samen met de kinderen de samenvatting nog een keer door. Geef hun de gelegenheid vragen te stellen. Eventueel vat u de lesstof nog even samen.
Activiteiten
2 Toets maken
1 Samenvatting lezen 2 Toets maken 3 Toets bespreken
10 minuten 2 x 15 minuten 5-10 minuten
Deel de toetsen uit of laat de kinderen de toets opzoeken op de computer. De kinderen maken de toetsen zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 6.1 en 6.2, blad 1-2.
Materiaal – kopieerblad Samenvatting 6, blad 1-2 – kopieerblad Toets 6.1, blad 1-2 – kopieerblad Toets 6.2, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 6.1, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 6.2, blad 1-2 – eventueel software
Aandachtspunten n Geef
de kinderen als voorbereiding op Toets 6.1 één of meer dagen van tevoren de samenvatting mee naar huis om te leren. n U kunt de toetsen ook op een ander moment laten maken en nabespreken. n Toets 6.1 bestaat uit kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen over de basisstof. n Toets 6.2 checkt de kennis van de topografie en kan ook op de computer worden gemaakt. n Bereid eventueel de verdiepingsopdrachten van de volgende les voor. n Voor verdiepingsopdracht 6.1: computer met internet of boeken uit het documentatiecentrum, kopie van de kaart van Europa, groot vel papier en eventueel kopieerapparaat en printer. n Voor verdiepingsopdracht 6.2: computer met internet en eventueel Word en een printer. n Voor verdiepingsopdracht 6.3: materiaal om een boek te maken (bijvoorbeeld een snelhechter of ringband). n Voor verdiepingsopdracht 6.4: eventueel spullen voor de handel: knikkers, dropjes of spekkies.
Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2 en 3
Topografie
Normering toets 6.1: opdracht 1 2 3 4 5 6 7a 7b 7c 7d 8 9 totaal
per goed antwoord 4 punten 2,5 punten 3 punten 2 punten 2 punten 2 punten 3 punten 3 punten 3 punten 3 punten 1,5 punten 3 punten
maximaal 3 x 4 = 12 4 x 2,5 = 10 4 x 3 = 12 5 x 2 = 10 5 x 2 = 10 5 x 2 = 10 1x3=3 1x3=3 1x3=3 1x3=3 8 x 1,5 = 12 4 x 3 = 12 100
Normering toets 6.2: opdracht 1 2 3 4 5 totaal
per goed antwoord 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten 2,5 punten
maximaal 10 x 2,5 = 25 10 x 2,5 = 25 4 x 2,5 = 10 8 x 2,5 = 20 8 x 2,5 = 20 100
U kunt het volgende als leidraad per toets gebruiken: Aantal punten 81-100 60-80 minder dan 60
Beheersing goed voldoende onvoldoende
alle topografie uit les 1, 2 en 3
3 Toets bespreken Het bespreken van de toetsen doet u op een later tijdstip, wanneer u de toetsen hebt nagekeken. Besteed aandacht aan zaken die u zijn opgevallen. Ga ook eens vanuit een andere invalshoek in op zaken die voor de meeste kinderen nog lastig blijken te zijn.
227479_HL_7_BOEK.indb 51
51
23-07-2008 08:07:23
5 Kies wijzer Lesbeschrijving
Informatieblok
1A Verdiepingsopdracht maken Doelen A Kinderen die de toetsen goed of voldoende maakten, verdiepen hun kennis en inzicht met behulp van een verdiepingsopdracht (volg de aanwijzingen onder A). B Kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder B). C Kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder C).
De kinderen die de toetsen voldoende of goed hebben gemaakt, nemen bladzijde 49 van het werkboek voor zich. U vertelt kort welke vier verdiepingsopdrachten er zijn (opdracht 3 tot en met 6 van de Kies wijzer). De kinderen kiezen vervolgens een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. De aanwijzingen daarvoor vinden ze op de kopieerbladen Verdiepings opdracht 6.1 tot en met 6.4. Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toetsen onvoldoende hebben gemaakt de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
Activiteiten
1B Herhalingsopdrachten maken
1A 1B 1C 2
Verdiepingsopdracht maken Herhalingsopdrachten maken Herhalingsopdrachten maken Kort nabespreken
45 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten
De kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 6.1. Ze hebben daarbij het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting nog een keer door.
Materiaal 1A werkboek bladzijde 49 1A voor verdiepingsopdracht 6.1: computer met internet of boeken uit het documentatiecentrum, kopie van de kaart van Europa, groot vel papier en eventueel kopieerapparaat en printer 1A voor verdiepingsopdracht 6.2: computer met internet en eventueel Word en een printer 1A voor verdiepingsopdracht 6.3: materiaal om een boek te maken (bijvoorbeeld een snelhechter of ringband) 1A voor verdiepingsopdracht 6.4: eventueel spullen voor de handel: knikkers, dropjes of spekkies 1B 1B 1B 1B
1C Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 6.2, blad 1-2.
2 Kort nabespreken Tot slot controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen. Laat ook de kinderen die een verdiepings opdracht hebben gemaakt aan het woord over de opdracht.
kopieerblad Herhalingsblad 6.1 kopieerblad Antwoorden herhaling 6.1 leerlingenboek bladzijde 64-75 kopieerblad Samenvatting 6, blad 1-2
1C kopieerblad Herhalingsblad 6.2, blad 1-2 1C kopieerblad Antwoorden herhaling 6.2, blad 1-2 1C Junior Bosatlas
Aandachtspunt De kinderen kunnen de verdiepingsopdracht op een ander moment afmaken.
52
227479_HL_7_BOEK.indb 52
23-07-2008 08:07:23