2013: GR 400 - Tour du Volcan du Cantal Dit jaar situeert ons wandelavontuur zich in het “Parc Naturel Régional des Volcans d’Auvergne”. We gaan er de omloop van de vulkaan van de Cantal wandelen. In wat nu de Cantal is lag, ongeveer 20 miljoen jaren geleden de grootste vulkaan van Europa: diameter 70 km, omtrek 200 km, oppervlakte 2700 km2 , maximale hoogte 3 000 m. De vulkaan bleef actief tot zo’n 2 miljoen jaar terug.
De ijstijden met hun gletsjers schuurden het zachtere gesteente weg en erosie deed de rest. Verschillende valleien, gescheiden door bergruggen (de oude lavastromen), liggen straalsgewijs rond het centrum. De omloop van de vulkaan is als een puzzel; er zijn 5 lussen (5 valleien) en wie de totale omloop wil wandelen moet regelmatig van lus veranderen.
Maandag 1 juli: heenreis We vertrekken om 07.15 u van Ieper naar Kortrijk waar we om 8.50 u op de trein stappen naar Lille Flandres. Pas om 10.11 u hebben we de trein naar Paris Gâre du Nord waarna een metrotraject volgt. Met Lijn 4 gaat het naar Châtelet en Lijn 14 brengt ons netjes naar metrostation Berçy. Trappen op en een sprintje naar Gâre de Berçy alles verloopt vlotjes en we hebben nog tijd zat. Om 13.00 u zitten we op de ICIR-trein naar Clermont-Ferrand. We rijden het station binnen om 16.48 u en hebben nog een ritje tegoed met een stoptrein naar Murat in het centrum van de Cantal. Na een verplaatsing van meer dan 11 u zijn we om 18.29 u eindelijk op onze startbestemming. Buiten het station mogen we onmidLa Porte du Barry dellijk stijgen naar het oude stadsgedeelte. We logeren in de Gîte d’étappe “La Porte du Barry”, een oude stadswoning. De eigenaar leidt ons rond, toont onze kamer en geeft ons de toegangscode. Eten om 19.30 u. We installeren ons; de muren, de vloer en het plafond zijn beslagen met plankjes (isolatie). Nog eventjes de benen strekken in de buurt. Smalle middeleeuwse straatjes, steegjes met veel trappen, de oude kerk en nogal wat cafeetjes en restaurants. De huizen hebben wel 60 cm dikke muren in grijze stenen van vulkanische oorsprong en de daken zijn bedekt met lauzes = zoals schalie maar in grote, platte basalt steen We zijn ruim op tijd voor het avondeten en laten het ons smaken. Een quiche met preivulling wordt opgevolgd door ‘Hachis Parmentier’ (aardappelpuree gemengd met gehakt) met sla. Als dessert krijgen we de lokale specialiteit: ‘Cornet de Murat’. Het is een droog opgerold wafeltje (soort open ijshoorntje) gevuld met slagroom en aardbeiconfituur. We gaan vroeg slapen. Dinsdag 2 juli: Murat (908 m) - Buron de Meije Costes (1450 m) - 16,5 km We vertrekken voor de ‘Lus van de Alagnonvallei’. Ons pad valt tijdelijk samen met de “Via Averna” een historische Compostellaroute die vanuit Clermont-Ferrand aansluiting zoekt met de “Via Podiensis” in Cahors. De Via Podiensis komt overeen met de GR 65 en loopt van Le Puy-enVelay tot Saint-Jean-Pied-de-Port. Jépé heeft zijn tandenborstel vergeten dus schaft hij deze eerst aan in het winkeltje om de hoek.
Voorbij de markthallen en de kerk stijgen we door de middeleeuwse straatjes richting ‘Rocher de Bonnevie’. De rots wordt bekroond door een 8 m hoog Mariabeeld. De rots is één van de 3 “Neck’s” (een geologische restje van zo’n 3,6 miljoen jaar geleden) die bij de stad liggen.
Door een barst in de vulkaanwand stroomde lava naar buiten en vormde een lavameer. Door langzame afkoeling ontstonden basaltzuilen (basaltorgel) = les Orgues’. Door erosie verdween de vulkaan en bleef enkel het harde basalt over. Een flink gedeelte van wat de erosie niet kon verwijderen is door de inwoners in het verleden gebruikt als bouwmateriaal.
Van de ene weide naar de andere
En t’ gaat omhoog het gaat verduiveld scherp omhoog
We vervolgen rond de bult. Een voorbijganger verwittigt ons dat heel wat richtingaanwijzers beschadigd zijn of ontbreken. Dat beloofd. Langs een kasteel wandelen we, via V-vormige doorgangen, de weiden in om prompt het spoor bijster te raken. Het voordeel van het wandelen met zijn tweetjes is dat we elk een mogelijk stuk kunnen verkennen. Na wat zoeken vind ik het volgende teken en spoedig zijn we bij de boerderij van Chazelles. We lopen tussen de Salers-koeien. Ze dragen allemaal een bel. Deze mooie koe met krullende rode vacht en vervaarlijk ogende lange kromme horens komt veel voor in berggebieden en heeft een rustig karakter. Hij is uitstekend bestand tegen het gure weer en bijzonder zelfredzaam waardoor hij meer en meer gebruikt wordt voor begrazing in natuurgebieden. Het rund wordt gehouden voor zijn kwalitatief vlees en natuurlijk ook voor de kaasproductie. We stijgen gestadig om voorbij het gehucht Cheyrouze (1 132 m) het woud in te trekken tot bij de ‘Buron de Peyre Gary de l’Or’ (1422 m). Een buron is een eenvoudig huisje bij de zomerweiden in de bergen, een soort herdershut die alleen in de zomer gebruikt wordt. Van mei tot oktober wordt er kaas gemaakt, de Salerskaas, die men vervolgens in de kelder laat rijpen.
We mogen wel de weide in maar moeten langs de afsluiting verder lopen. Nu geen V-vormige doorgangen meer maar elektrische afsluitingen die we moeten openen en sluiten. Tijdens een rustpauze ziet Jépé eerst 2 moeflons op de bergkam en vervolgens een groot hert. Bij de volgende (geblokkeerde) weide-overgang ligt de wegwijzer tegen de vlakte en moeten we Tussen de Aubrac’s weer onze weg zoeken. Na een tijdje wordt het duidelijk dat we toch van weide moesten veranderen en kruipen we maar tussen de draden door. We stijgen in de flank van de ‘Puy de Seycheuse’ en wandelen opnieuw een bos in.
Een puy is geen vulkaan. Het is de harde gestolde lavakern die zich in de vulkaan bevond; de vulkaanwand zelf is weg geërodeerd. Een brugje brengt ons over de ‘Pierre Taillade’-beek. In de weiden zitten naast Salers-koeien nu ook Aubrac-koeien. De weiden zijn zeer uitgestrekt, maar in vergelijking tot de weiden van bij ons zitten er erg weinig dieren. In het middengebergte doet men aan zeer extensieve veeteelt: men rekent hier aan één koe/hectare.
’t is langs hier
Têton de Vénus
Buron in zicht
Het Aubrac-rund is een ander rustig, zelfredzaam rund uit het gebergte. Hij is kleiner dan de Salers en heeft een wit-grijze tot licht-bruine kleur en zwart omrande, precies gemaquilleerde ogen. Hij wordt gekweekt voor de vleesproductie. We stijgen nu recht op de hoogtelijnen naar de ‘Rocher du Bec de l’Aigle’(1700 m) en wandelen dan verder op de kam naar de ‘Têton-de-Venus’. Om een arendsbek te herkennen in de ‘Rocher du Bec de l’Aigle’ moet je een grote dosis verbeelding hebben maar de ‘Tepel van Venus’ spreekt voor zichzelf. We dalen af in de flank van de ‘Puy Bataillouse’ en zien beneden ons al de bergrefuge ‘Buron de Meije Costes’ (1450 m) opduiken. Een steile, verraderlijke afdaling en we zijn op de eindbestemming van de dag. Er zitten enkele toeristen maar er is niemand thuis. De man vraagt wat onze bestemming is morgen en zegt dat er slecht weer op komst is. Slecht weer? Gisteravond voorspelde men nog de ganse week goed weer. Een uurtje later komt beneden ons een jeep aangereden en wat later komt iemand te voet met een rugzak naar boven. We krijgen ons bed toegewezen, er zijn geen douches, er is enkel licht als de generator draait, het is koud. De gîte-houder begint aan het avondeten, gaat wat later hout sprokkelen en steekt de kachel aan. Ha, dat is beter. We drinken een biertje en vervolgens trakteert hij ons op een Avèzelikeur. Hij bevestigt het slechte weer maar vertelt er bij dat het dan mooi wordt. We zien wel.
Buron de Meije Costes
Terwijl hij het eten bereidt vertelt hij ons dat hij de gîte huurt maar dat hij geen eten klaarmaakt voor voorbijgangers. Overdag is hij gids en onderhoudt hij een stuk van het GR-pad. Als we hem vertellen over de problemen met de aanwijsbordjes wijt hij dat aan een jonge landbouwer die niet graag heeft dat wandelaars tussen zijn koeien doorlopen. Hij wijst ons ook de ‘Rocher du Bec de ‘Aigle’ aan waarvan hij vindt dat het profiel eerder aan een liggend paaseiland-beeld doet denken dan aan een arendsbek. We beginnen de maaltijd met een slaatje gevolgd door truffade, een typische streekgerecht uit de Cantal en iets wat geleek op een vogel zonder kop waarvan ik onmiddellijk dacht dat het stierenkl… waren. Gelukkig niet, het waren maar tripoux, de Cantalse variant van het wereldberoemde Schotse haggis. Als dessert krijgen we peren-op-sap met chocoladesaus.
Tripoux
Avèze is een bitter smakende likeur op basis van de wortels van de grote gele gentiaan; een plant die hier veelvuldig voorkomt in de hoger gelegen weiden.
Truffade: gebakken schijfjes aardappel op het laatst gemengd met kaasblokjes die men laat smelten. Tripoux: lamsmaag gevuld met orgaanvlees en klaargemaakt in bouillon met witte wijn en een kruidenmengsel.
Ondanks de uitleg smaakt het ons toch.Slapen.
Woensdag 3 juli: Buron de Meije Costes (1450 m) - Le Claux (1040 m) -18,5 km
Col de Cabre in de mist
Het heeft deze nacht flink geregend en gewaaid. Ik gluur door het raam en zie letterlijk niets; de omgeving is gehuld in een potdichte mist; zicht nul komma nul. We ontbijten, maken onze rugzak klaar en trekken onze regenkledij aan. We stijgen in de mist terug naar het Compostella-pad en volgen dit tot op de ‘Col de Rombière’ (1550 m) waar we terug de GR400 vervoegen. We zien min of meer 50 m ver wat voldoende is om de tekens te ontwaren. We bewandelen nu de ‘Lus van de Jordanne- vallei’. Zonder veel hoogteverschil wandelen we, in de flank van de ‘Puy Bataillouze’ naar de ‘Col de Cabre’ (1528 m) waar we overschakelen op de ‘Lus van de Claux-vallei’. Een lange regelmatige klim voert ons op de kam naar de ‘Brêche
de Rolland’; een bres in de kam. Dit pad wordt, bij mooi weer, zodanig druk gebruikt dat men een trap in spoorbielzen heeft aangelegd teneinde de erosie tegen te gaan. Het zicht is slecht, de wind rukt aan onze kledij, het regent, er is geen kat onderweg. Bij de Brèche is het oppassen geblazen. De wandelstokken worden aan de rugzak bevestigd. Voorzichtig, steeds meerdere keer onze handen-en-voeten-steun controlerend, klauteren we naar beneden. Eenmaal beneden moeten we weer op handen en voeten omhoog. Normaal kan dit, als je geen last hebt van hoogtevrees, geen groot probleem zijn maar met de gladde stenen, de strakke wind en met verkleumde vingers is het geen lachertje. Terug op de kam wordt de klim steiler, Puy Mary de wind neemt aan kracht toe, het pad versmalt met naast ons de afgrond. Onze weg zoekend tussen de rotsblokken komen we eindelijk boven op de ‘Puy Mary’ (1783 m). Verdomd, dat was steil. Gelukkig heeft men ons gisteren uitgelegd dat deze Puy een piramidevorm heeft van waar de gletsjerdalen duidelijk zichtbaar uitwaaieren. Jammer genoeg was daar nu niets van te zien. Op de top staat een, nu nutteloze, oriëntatietafel, een groepje steenhopen en een kruis. De afdaling is gemaakt voor toeristen: één lange, steile, soms van tussentreden voorziene, betonnen trap. Beneden staan we op de ‘Pas de Peyrol’ (1588 m). De cafetaria is gelukkig open en we drinken een kop koffie. Buiten zijn, ondanks het slechte weer, wegenwerken aan de gang. We vertrekken; ik loop over een zo te zien betonnen platform en wordt algauw mijn huid volgescholden. Het was pas gestort. Oeps, sorry; ik doe maar alsof ik geen Frans versta. We blijven verder langs de weg lopen tot aan de ‘Burons d’Eylac (1423 m), een refuge met zicht op de, nu onzichtbare, Puy Mary.
We dalen door de weiden naar de ‘Col de Serre’ (1335 m). Een ander GR-pad (GR 4) kruist hier onze weg. We volgen een breed bospad, moeten een beetje onze weg zoeken, stijgen nog een goeie 100 m en beginnen aan de afdaling naar Lavialle (1121 m). We verlaten het GR pad en dalen verder naar ‘Le Claux’ (1040 m). We hebben geboekt in de ‘Gîte d’Enchaniers’. We zijn gehuisvest op de gemeentelijke camping in een gîte libre; wat betekent dat we ofwel zelf ons potje koken ofwel naar het restaurant gaan. Een me-
dewerkster gaat ons voor naar een slaapzaal. Onze rugzak wordt geledigd. Gelukkig zit het meeste nog eens extra in een plastieken zak want er staat water in. Douchen, verkleden en naar het dorp om het restaurant te zoeken. We vragen de weg aan enkele mannen die aan een bestelwagen aan het sleutelen zijn. “Belge?”, “Oui”, “Flamand?”, “Oui”, “zeg het dan moar in ’t Vloms”. Een Vlaming is tewerkgestelde in de Parapente-School.
Parapente, paragliding, schermvliegen is een zweefvliegsport. In tegensteling tot een parachute waarmee je uit een vliegtuig springt met de bedoeling even later te landen loop je met een parapentescherm de helling af. Het glijscherm vult zich met lucht, neemt de vorm van een vleugel aan en je zweeft. Het is de kunst om, gebruik makend van stijgende warme lucht (thermiek), zo lang mogelijk in de lucht te blijven. De bar is nog open en we bestellen een charcuterieschotel met brood en een biertje. We reserve-
ren een tafel voor het avondmaal. Als we vertellen dat onze kleren nat zijn van deze morgen stelt ze voor om deze te drogen. We laten ons dat geen twee keer zegen en na de charcuterie gaan we de kleren ophalen. We verkennen het dorp en zoeken hoe we morgen het gemakkelijkst terug op de GR400 kunnen komen. Om 19.30 u zijn we terug: koude schotel met groentjes uit een bokaal, truffade met steak, aardbeien met slagroom. We spreken af om morgenvroeg hier ons ontbijt te nuttigen.
Donderdag 4 juli: Le Claux (1040 m)– Le Falgoux (900 m) – 14,5 km
Four troglodyte
Kom, Salertje, pootje, kom
We ruimen onze spullen op en gaan ontbijten in de bar. Onze kleren liggen netjes gedroogd en opgeplooid op ons te wachten. Na het ontbijt starten we langs de weg tot ‘Lapeyre’ (gehucht nabij Le Claux) waar we de GR400 terug oppikken. Er staan welgeteld vier huizen en na 50 m verandert de weg in een pad. Vlakbij het laatste huis zien we enkele vulkanische rotsen en onder ééntje daarvan is een oven aangelegd: le four troglodyte. Tijdens het streekfeest op het 1ste weekend van augustus wordt de oven opnieuw aangestoken om het brood voor het feest te bakken. Ons pad gaat flink de hoogte in en bij het meer van Lascourt moeten we de weide in. Een paard komt super-enthousiast aangedraafd om ons te begroeten. Is me dat schrikken. Vlug de weide uit en een verharde weg op. Bij het gehucht ‘Les Chaumillous (1205 m) wandelen we door het bos van Bragouse. naar de weiden. Er is geen pad meer; we stijgen recht op de hoogtelijnen naar de ruînes van ‘Ricou-la-Mouche’. Het zit er inderdaad vol vliegen. Tussen de Salers door komen we op een pad dat ons leidt naar de ‘Col sous le Suc Gros’ (1509 m). We stappen over op de ‘lus van de Cirque de Falgoux’. Lichtjes stijgend komen we bij een bres in de kam. We dalen naar de brede ‘Col du Pas Rouge’ (1532 m) en lopen de weiden in. Voorbij een buron komen we op een brede landbouwweg. Het pad slingert zich het dal in. Per toeval zien we een teken naar een zijpad. We komen eindelijk in de schaduw. Het pad is afgezet met beuken en stenen muren. Tiens een GR-pad komt van rechts. We nebben ergens een eerdere aftakking gemist. Gelukkig voor ons hebben ze de oudere tekens niet gewist. Het breed pad verandert in een smal, overgroeid, sterk dalend pad en mondt uit in het gehucht ‘Le Chèr Soubro’. We hebben enkel de asfaltweg te volgen tot ‘Le Falgoux’ (900 m). Het bordje “Gite Communal” wijst ons de weg. Geen bordjes meer; dan maar stijgen naar het dorpsplein. We vragen uitleg in het gemeentehuis en horen dat de Gîte in de Camping is; de weg volgen naar beneden en dan rechts waar we de
Door de weiden
Le Falgoux
ingang zullen zien. Op een terras brengen we eerst ons vochtgehalte wat op peil. Het dorp is maar een voorschot groot maar heeft toch 2 restaurants; een kerk en er is zelfs een winkel. Achteraan de kerk is een garage voor de traktor en de maaibalk . Extra-beladen met een grote fles cola gaan we de camping zoeken. Er staat welgeteld één tent. Bij de deur van het gebouw hangt een bordje met mijn naam op, we kunnen ons installeren in kamer 1. Na de douche kijken we wat rond, een groepje trekkers komt de camping binnen en wandelt verder over een brug. De campingverantwoordelijke komt aangereden. Een woordje uitleg; wat mag, moet en kan niet. Dit is weer een gîte in ‘geste libre’ dus we moeten eten in het dorp of ons behelpen. We betalen ons verblijf en vertrekken terug naar het dorp voor extra aankopen. Deze keer volgen we de GR-tekens en we zijn verassend snel ter plaatse. Brood, camembert en confituur kopen - naar he terras om te reserveren - terug naar de camping. De voorraden gaan in de rugzak en we gaan terug naar het dorp. De campingverantwoordelijke kijkt ons verbaasd aan. Nog altijd het wandelen niet moe? Op het terras nemen we een aperitiefje en observeren we het komen en gaan in het dorp. In vergelijking met vorige dagen is het hier tamelijk druk. Om 19 u mogen we reeds aan tafel: Sla met gerookte hesp, tomaten en blokjes Bleu d’Auvergne Steak belegd met sjalotten en suikerboontjes uit blik Ijs
We gaan belachelijk vroeg naar bed. Omstreeks 10 u is er een kabaal van jewelste, een groepje jongeren komt de gîte binnen om er te eten. Blijkbaar gaan ze ook op onderzoek want eentje komt onze kamer binnen. Eindelijk rust. Vrijdag 5 juli: Le Falgoux (900 m) - Le Fau (986 m) - 18 km We komen wakker door het kabaal beneden. We staan op, maken onze rugzak en gaan naar de eetruimte. De jongeren zijn al aan het afruimen. Tegen dat wij klaar zijn om te vertrekken rijden ze al naar buiten. Bij de ingang komt de verantwoordelijke aangereden. We vertellen haar van het nachtelijk bezoek. We lopen een tijdje langs de weg en mogen dan een stijgend bospad in.
Zicht vanaf Impramau
In de weiden
Zomaar langs de kant van de weg
Veranderen van weide met Puy Violent in de achtergrond
Volgens de topo-gids moeten we 5,5 km aan een stuk stijgen in 3 u. Amaai, dat wordt lastig. Maar het blijkt een pad te zijn op mensenmaat = een, door mensen aangelegde weg die zonder al te veel inspanning het hoogteverschil overwint. En inderdaad ik ben geen begenadigd klimmer maar na 1.45 u staan we op de kam (1372 m). Foutje in de topo? We rusten aan de rand van de weiden. De plaats wordt Impramau genoemd. Het vervolg is minder fraai. Eerst lopen we parallel aan een afsluiting om dan langs modderige koeienpaden af te dalen naar een bos. Door het bos komen we in een weide en in het moeras terecht. Ook hier heeft de landbouwer liever geen vreemde trekkers tussen zijn koeien en wordt het GR-pad verbannen naar de zeer natte rand van de weide. Gelukkig zijn de GR-tekens voldoende aanwezig. We stappen van kei naar kei en van graszode naar graszode. Regelmatig zinken we tot onze enkels in het slijk. Jépé denkt een mooi platte stapsteen te kunnen gebruiken maar dat blijkt een grote, platte koeienvlaai te zijn met alle gevolgen van dien. Ik glijd uit en kan men moeite een duik in diezelfde vlaai vermijden. We dalen verder, komen op een weg. De diepe bandensporen zijn ondergelopen; in het water krioelt het van dikkoppen. Een slangetje gaat er bliksemsnel vandoor. Over een bruggetje komen we op een brede bosweg (1150 m). Het staat er vol orchideeën. Ongeveer 3 km verder langs de weg slaan we het pad in naar de ‘Buron du Violantal’(1331 m). Hier begint de echte klim; door de weide mogen we recht omhoog. Een soort keukenladdertje brengt ons over de afsluiting op de weg naar de ‘Puy Violent’ (1516 m). Tegen dat ik aan de voet van de Puy ben is Jépé al op terugweg van de top (1593 m). Een afsluiting verder en we beginnen aan de afdaling. De rood/wit-tekens staan op paaltjes, het pad is amper zichtbaar in het gras. Voorbij de ruïne van een buron steken we de Chaumailhou-beek over en stijgen we naar de bosrand. Het bospad valt nu en dan samen met de beek, het is steil, modderig en glad. Eindelijk komen we op een weg en van de regen in de drop. Nog niet zo lang geleden is er een bulldozer voorbij gekomen om het pad te verbreden tot wat nu een wirwar is van takken, rotsblokken, waterplassen en slijkpoelen. Voorzichtig dalen we verder.
Voorbij een buron komen we op het oude pad en terug in de beek terecht. Jépé glijdt uit en komt letterlijk op zijn gat in het water terecht. Jammer genoeg wou hij niet wachten voor een fotootje. In Le Fau (986 m) stevenen we rechtstreeks op een terrasje af. Zijn jullie de trekkers die gereserveerd hebben? We zijn er wel zeker. Na enkele biertjes zoeken we de kamer op. Wat later komt een koppel ons vervoegen; we slapen niet alleen vannacht. De man herkent me; blijkbaar heeft hij me gezien in Le Claux. Ah oui, maar ik herinner het me niet. Zij zullen hun potje koken; wij gaan straks eten. De douche is heerlijk. Een tukje doen ook. Om 19 u gaan we aperitieven op het overdekt terras. Gite in de Auberge van Le Fau We bestellen en kunnen beginnen met een heerlijk slaatje met Jambon du Pays, Bleu d ’Auvergne, noten en jeneverbessen; lekker. Een familie zet zich ook aan tafel. We horen dat het Duitsers zijn en na hun “Bon Appetit” antwoord ik met “Danke Schon”. Ik moet er wel onmiddellijk in het Frans aan toevoegen dat mijn Duits daarmee uitgeput is. Hij is leraar Frans in Hannover en ze hebben hier een huisje gehuurd in ‘La Bastide’. Aha, dan komen we morgenvroeg langs. Het slaatje wordt gevolgd door varkensvlees met champignons en gebakken aardappelen; vervolgens een keuze regionale kazen De perentaart kan er met een beetje moeite nog bij. Slapen. Zaterdag 6 juli: Le Fau (986 m) - Mandailles (924 m) - 22 km Na een heerlijk ontbijt vertrekken we; een zware dag tegemoet. In ‘La Bastide’ zitten de Duitsers op hun terras. Na een applausje vervolgen we over een langzaam stijgende weg. De zoon van de Auberge loopt ons voorbij. We verlaten de weg voor een brede bosweg en daar is de zoon reeds in looppas terug. Wat verder moeten we een pad in. Voorbij een waterval (1044 m) begint het pad flink te stijgen. Na de ruïne van de ‘Buron Chavaspre’ (1352 m) gaat het nog steiler omhoog. Het is alsof ze een trap aangelegd hebben tot net onder de ‘Roc d’Hozières (1503 m). Voor mezelf neurie ik de hymne van het vreemdelingenlegi-
oen, je weet wel: pom popo popo pom popo popo pom pom pom. Voetje voor voetje ga ik super traag omhoog; mijn knieën doen pijn. Jépé gaat duidelijk op een ander ritme omhoog en is vlug enkele honderden meter voor. MAAR … bij elke bocht controleert hij of we elkaar nog zien en als er een wegverandering is wacht ik tot ik bijgebeend ben. Rond de ‘Rocher Taillade’ stijgen we verder naar de ‘Col de Redondet’ (1640 m). We hebben vrij zicht op de Puy Mary en op Roc d’Hozières zijn enkele mannen aan het rotsklimmen.
Rechtdoor omhoog naar de kam
Pauze op de Col de Redondet
Puy Chavaroche
Ook bergaf is steil
Time out. We proberen een boterham met Camembert maar onze keel is zo droog dat we deze enkel met veel water kunnen doorspoelen. We zijn nog niet op ons hoogste punt en stijgen verder naar de ‘Puy Chavaroche’ (1739 m). Een wandelaar met enkel een klein rugzakje komt me in sneltreinvaart voorbij. Hij is de gids van een groep jongeren die heel wat lager zijn spoor volgen. De Puy wordt bekroond door meerdere steenhopen en het onvermijdelijke kruis. We wachten de groep niet op en dalen naar ‘le Piquet’ (1557 m). Het is reeds 13 u, onze watervoorraad is bijna op en we hebben zeker nog 3 à 4 u voor de boeg. We besluiten om over te schakelen op een PR (Petite Randonnée) die rechtstreeks naar Mandailles loopt. Weiden, bosjes, steile en minder steile stukken wisselen elkaar af. Twee uur later wandelen we het dorp binnen. We zijn inmiddels terug op de ‘Lus van de Jordanne-vallei’‘. Een terrasje onder de bomen, een grote schweppes. We leven terug op. De Auberge heeft zijn naam niet gestolen: “Au bout du monde”. We reserveren alvast voor het avondmaal, steken de brug over de ‘Jordanne’ over en zoeken de Gîte d’étape ‘Vert Azur’ op. Het is een mooi, splinternieuw gebouw naast de woning van de eigenaar. We krijgen een stapelbed toegewezen; er moeten nog mensen bij. Wat later komen er enkele hun tassen plaatsen. Nu het nog kan gaan we vlug douchen. Na het doucheke gaan we het dorp verkennen. In het bovendeel van het dorp, bij de kerk, staan enkele grote huizen, de school en het gemeentehuis. Aan de andere kant van de brug heb je de camping, de restaurants en de winkels. We gaan er eentje drinken op het andere terras. Naast Brasserie is het ook hotel en zo te zien hoort de winkel ernaast er ook bij. Ze zijn volop tafels aan het verzetten, er is een grote groep op komst. Terug op het terras aan het einde van de wereld bestellen we een aperitiefje. Ook hier wordt alles in gereedheid gebracht voor talrijke eters. We krijgen eerst meloen met frambozen en frambozensorbet en vervolgens truffade met worst. De kaasschotel is zeer uitgebreid en we laten het ons smaken; een ijsje sluit de maaltijd af. Voldaan gaan we terug naar het verblijf. Omstreeks 22 u komt iemand met veel lawaai de kamer in; het licht gaat aan. Het meisje verschiet meer dan wij. Ze verontschuldigt zich uitvoerig; ze hadden haar verteld dat we een nachtwandeling aan het maken waren en dat we daaren
boven Corsicanen waren. Waarschijnlijk ligt de rest nu dubbelgevouwen van het lachen. Ze komt enkel haar sweater halen. Ze vraagt of het raam helemaal open kan en voegt er aan toe dat ze bij ons in de kamer werd geplaatst omdat ze de ganse nacht snurkt. Met een brede glimlach antwoorden we dat als dat gebeurt dan kieperen we je het raam uit. Omstreeks middernacht is de groep terug. Er slapen twee meisjes in de kamer en een robuuste kerel; bodyguard?
Gîte Vert Azur Zondag 7 juli: Mandailles (924 m) - Lafont (980 m) – 15,2 km
Oude wolvenval
Totempaal met versleten schoenen
’s Morgens is iedereen vroeg op. Het meisje van gisteravond heeft slecht geslapen, bang dat ze zou snurken. Ze is hier voor een weekend trip en moet maandag werken. Ik troost haar met de gedachte dat ze op haar werk wel zal kunnen uitrusten. “Ah gaat dat zo bij jullie, welk werk doen jullie?” “Nous, nous sommes des jeunes retraités?” Ze lacht: “Vous voulez dire des jeunes retraités bien conservés” (jonge, goed bewaard gebleven gepensioneerden). Al haar zonden worden op slag vergeven. Na het ontbijt gaan we op stap. Een bord verwijst naar een waterval maar we slaan vroeger een pad in. Eerst stijgen we geleidelijk tot bij een waterreservoir (1070 m) en dan gaat het scherp omhoog tot op een weg, nog wat klimmen en we staan op de ‘Col de Pertus’ (1309 m). Het is er druk. De groep jongeren uit de gîte komen ons tegemoet. Zij namen de kortere PR. We stappen weer over op de ‘Lus van de vallei van de Cère’’. Langs ons pad zien we de resten van wolvenvallen; het zijn diepe putten uitgehouwen in de rots. Gelukkig zijn ze beveiligd. Van de kam onder de Elancèze (1491 m) stijgen we verder naar de ‘Puy de la Poche’ (1500 m). De afdaling brengt ons van de ene weide naar de andere. Telkens moeten we een, eender wankel, laddertje gebruiken. Zonder kleerscheuren bereiken we de ‘Vacherie de la Poche’ (koeienstal) (1377 m). Een pad slingert, tussen de koeien door, verder naar beneden tot bij het gehucht ‘Le Clou’ (1098 m). Een totempaal met versleten schoenen geeft de gîte aan; hij is dicht. We volgen de weg tot het volgende gehucht ‘Trielle’ (1090 m). Hier is de gîte wel open en we drinken er een schweppes. Door de weide komen we in het bos terecht. Na een reeks
haarspeldbochtjes staan we bij de ‘Rocher Saint-Michel’, een vulkanische rotsmassa bekroond door het beeld van Sint-Michael.
Kapel Onze-Lieve- Vrouw- van-de-Troost
In de 6de eeuw na Christus werd de grot onder de rots in gebruik genomen door kluizenaars. De monniken leefden hier in afzondering en wijdden hun leven aan gebed. Naar verluid zou het dorp ‘Thiézac’ ontstaan zijn rond de eerste herberg die de bedevaarders naar de grot opvingen. In de 15de eeuw zou Maria verschenen zijn aan de bedevaartgangers maar dat had niet zo’n succes zoals in Lourdes. Wel werd er een kapel gebouwd voor Onze-Lieve- Vrouw- van-deTroost. We dalen de kruisweg af en komen in ‘Thiézac’ (806 m). Het is middag en het dorp ligt er verlaten bij. Uiteindelijk vinden we toch een bartabac die open is. Bij een schweppes kijken we wat TV (de eerste tv in een weel tijd). We moeten verder want er wacht ons nog een laatste hindernis. Onder de spoorwegbrug door beginnen we aan de klim naar de ‘Chaos de Casteltinet’. Het rots-labyrint is het gevolg van een grote aardverschuiving na de terugtrekking van een gletsjer zo’n 10 000 jaar geleden.
De Leeuwenpoort Korte, nijdige hellingen sturen ons kriskras tussen grote vulkanische blokken omhoog tot tegen de rotswand. We mogen zelfs onder een natuurlijke rotsboog (de leeuwenpoort) door. Drie vrouwelijke trekkers steken ons voorbij. Bij een mooie waterval (1085 m) krijgen we aan een korte, steile afdaling naar de gîte in ‘Lafont’ (980 m). Het is een groot gebouw en er staan veel auto’s geparkeerd. Na de reservatie kreeg ik nog een mail van deze gîte om ons verblijf te bevestigen want er waren veel aanvragen. Het zal dus druk worden. De vrouw die ons voorbij stak komt zeggen dat de verantwoordelijke voor de gîte er nog niet is maar dat we ons mogen Chaos de Casteltinet installeren in kamer 1, wat we bij deze dan ook doen. Na de douche gaan we terug naar buiten om de was op te hangen en om er te genieten van de omgeving. Heel wat auto’s zijn ondertussen verdwenen en nog een groepje wande
laars komt naar de parking afgezakt. Er zijn nog een aantal deelnemers van hun groep te kort en er volgt druk telefonisch overleg. Als de rest er is en ook wegrijdt blijven er geen auto’s meer over. Er komt niemand meer of toch … de verantwoordelijke komt aangereden en we bestellen vlug enkele biertjes. Zaaaaaaaaaaaaalig. De vrouwen die ons voorbijstaken komen er bij zitten. Het is een moeder met haar twee dochters. Ze zijn afkomstig uit Dieppe. Ze zijn deze morgen gestart voor en vijf-daagse trektocht rond de vulkaan terwijl manlief s gaan vliegzweven. De grootvader sprak Vlaams en ze hebben een oervlaamse, voor Fransen bijna onuitsprekelijke naam: Vanrobaeys. Aha, Deroubaix. Ze kijken verrast op want ze wisten niet wat hun naam betekende. Tegen 19.30 u komt een beGîte van Lafont stelwagen aangereden met het avondmaal. We moeten onmiddellijk afrekenen en terwijl we bezig zijn krijgen we ook de rekening voor de overnachting en het ontbijt. We worden nog vriendelijk verzocht de afwas te doen en dan rijdt ook de verantwoordelijke weg. We eten alweer truffade (het komt stilletjes aan onze oren uit) met worst, quiche met pruimen en een stuk kaas. De taart gaat de vuilnisbak in. Na de afwas zit er niets anders op dan te gaan slapen. Maandag 8 juli: Lafont (980 m) – Prat-le-Bouc (1396 m) – 15,5 km Om 7.00 u stopt er een autootje, de aflossing is er. Een vrouw komt het verblijf binnen met ons ontbijt. Ze is een echte spraakwaterval en nog zeer vriendelijk ook want we mogen de afwas overslaan. De drie dames zijn al vertrokken, die zien ze niet meer terug. We vertrekken langs een asfaltweg die zich steil omhoog slingert. Eindelijk mogen we het bos in en wordt de helling wat aangenamer. We komen in de weiden en rusten wat in de ‘Buron de la Tuillière” (1 337 m), een gîte d’étappe. We rusten wat en vertrekken dan voor een uren lange, prachtige tocht door de weiden. We lopen op, wat volgens de kaart, een oude Romeinse heerweg is. Om te beginnen stijgen we geleidelijk naar de ‘Puy Gros’ (1594 m). Het stenen kruis bij de Puy is reeds van ver zichtKruis bij de Puy Gros baar. Onze blik dwaalt van de ene puy naar de andere; we kunnen de verschillende etappes van onze tocht reconstrueren. In de weiden krioelt het van de orchideeën. Via de ‘Col du Chèvre” (1618 m) en onderlangs de ‘Puy du Cède’ komen we op de ‘Col de la Pourtoune’ (1683 m). Nu pas krijgen de ronde bult van de ‘Plomb du Cantal’ in het vizier. Er wacht ons nog een flink trapje hoger. Tijd voor een pauze. Menig wandelaar op weg naar de buron komt ons tegemoet. We wachten de passage van enkele mountain-bikers af om de laatste klim te starten maar die laten op zich wachten. We komen ze tegen na een bocht in het pad. Eentje is er onzacht in aanraking gekomen met een rotsblok en heeft een lekke band met een geblokkeerd wiel. Hopelijk kan hij dit herstellen Col du Chèvre anders mag hij de weg terug met de fiets op zijn rug. Scherp omhoog komen we bij de voet van de ‘Puy Brunet’ (1806 m). Rondom ons krioelt het
van gelen alpenanemonen (Pulsatilla Alpina). Voor ons in de diepte zien we het skistation ‘Super-Lioran’, links ligt de rotskam van “l’Arpon du Diable’ en rechts wacht de laatste loodje naar het hoogste punt van onze tocht: de ‘Plomb du Cantal’ (1 855 m).
Naar de Puy Brunet
Le Plomb du Cantal is in zicht
Onze gîte ligt ginder, beneden bij de parking De méteo voorspelt onweer in het gebergte.
Tegen dat ik bij de voet van de ‘Plomb’ ben is Jépé al terug beneden. We moeten hier onze laatste lus-overstap maken om te eindigen op de “Lus van de vallei van de Alagnon’. Maar eerst een rustpauze. We kijken naar het komen en gaan van de talrijke toeristen. De skiliften draaien niet dus komen ze te voet naar boven. De parking beneden ons staat vol. Een ouder koppel (in elk geval ouder dan ons) vraagt of het nog ver omhoog is want de man heeft hoogtevrees. Jépé verwijst hem naar de trap aan de andere zijde van de plomb. Jongeren houden een sneeuwgevecht in het kleine sneeuwveldje voor onze neus. We kunnen jammer genoeg niet blijven zitten dus vatten de lange afdaling aan. Ons pad slingert zich steil naar beneden, we komen terecht op een skipiste en tenslotte op de parking. Het terrasje is onweerstaanbaar. We vragen of het nog ver is naar de gîte van ‘Le Prat de Bouc’. Nee hoor het is hier juist naast maar het opent pas om 17 u. Kom dat tegen; zonder het te beseffen staan we naast ‘Le Refuge de Zoan’ (1396 m) en zijn we 500 m gedaald. We zien mensen in en uit de refuge komen dus gaan we ook maar binnen. De verantwoordelijke is nog niet aanwezig; we plaatsen onze rugzak en trekken de bergschoenen uit. Op onze sandalen zijn we niet te onderscheiden van de doorsnee toerist en gaan we maar terug naar het terras. Een tijd later zien we een man drukdoend heen en weer lopen bij de refuge. Zou het de uitbater zijn? Ja hoor, hij stelt zich onmiddellijk voor, geeft ons de code voor de toegangsdeur en gaat voor naar onze kamer. Avondmaal op 19.30u. We hebben nog ruim de tijd voor een hoogstnodige douche. We zitten nog wat in de tuin; tegenover ons zit een meisje te lezen; we zagen haar eerder met de rugzak de refuge binnen lopen. Voor het avondmaal krijgen we sla, stukje Aubrac-vlees met linzen en brood, ijs. Het meisje komt bij ons aan tafel. Ze is veearts maar heeft haar job opgezegd met de bedoeling om hier in de Larzac een nieuwe job te zoeken. Ze loopt nu eenzaam de omloop van de vulkaan om haar gedachten op een rijtje te kunnen zetten. Er zit niets anders op dan vroeg te gaan slapen. Morgen is het onze laatste stapdag.
Dinsdag 9 juli: Prat-le-Bouc (1396 m) - Murat (892 m) - 17 km
We wandelen het woud van Murat in
Col de la Molède
Fontein in Bredons
Om 7 u staan we al paraat en na het ontbijt gaan we er vandoor. Volgens de beschrijving wordt het vandaag een grote afdaling; of dat dachten we althans. We dalen in elk geval naar een beek (1282 m). Na de oversteek wandelen we het ‘Forêt Dominiale de Murat’ binnen om een licht stijgende bosweg te volgen tot aan de ‘Buron du Raveyrol’ (1309 m). Een lichte daling en we stijgen opnieuw naar een volgende brede bosweg. We krijgen regelmatig een blik op het dal beneden ons. Voorbij een buron in ruïne (1376 m) dalen we naar de ‘Col de la Molède’ (1329 m). Een rustbank is te uitnodigend om er niet te blijven zitten. De col is een grote open plek in het bos en een samenkomst van meerdere wegen. Uit een van de wegen komt met veel lawaai een bulldozer aangereden die een aantal bomen achter zich meesleept om ze op de open plek te stapelen. We vertrekken en dalen steil op een smal, overgroeid graspaadje naar ‘La Moléde’ (1234 m). Voorbij een boerderij stuurt een pad ons weer de hoogte in. Een Citroën bestelwagentje rijdt ons tegemoet. Het is de boerin die van de weiden komt; ze is waarschijnlijk de geiten gaan melken. Ze verontschuldigd zich in het voorbijrijden voor de hinder die ze veroorzaakt. Een brede, aangenaam lopende, bosweg stuurt ons weer naar beneden. Het genot is van korte duur want een smal pad neemt het over. Omhoog, omlaag en tenslotte bijzonder steil, over losliggende stenen, omlaag komen we uit op de weg naar Murat. Een 50-tal m drukke weg en we slaan het pad in naar Bredons (956 m). We zien Murat al liggen. Bredons ligt wel op één van de drie Neck’s rond Murat dus mogen we voor de laatste keer de hoogte in. Het 12de eeuwse kerkje ligt op de top maar zover moeten we niet. Wisten ze dat we er aan kwamen? In elk geval werd het pad naar Murat pas netjes gemaaid. We wandelen Murat (892 m) binnen, de cirkel is rond. First things first. Eerst iets drinken en vervolgens naar het station om onze tickets naar Rijsel te kopen. De beambte is blij dat hij eindelijk iets te doen heeft en de reservatie verloopt vlotjes. We zullen wel niet samen zitten vanaf Clermont-Ferrand tot Parijs maar daar kunnen we mee leven. In Parijs krijgen we maar 45 minuten om van het ene station naar het andere te ko
men maar dat kan, volgens de beambte, geen probleem zijn want Berçy is maar een klein station. Onderweg naar de ‘Porte du Barry’ komen we de eigenaar tegen en hij vergezelt ons naar de gîte. Hij is deze avond bezet dus kunnen we er niet eten. Hij heeft wel geregeld dat we naar een restaurant “Le Bar du Palais” kunnen gaan. In de eetruimte is een familie met kinderen bezig aan het middagmaal. We krijgen niet dezelfde kamer als negen dagen geleden en mogen naar de 2de verdieping. De trap maakt een enorm lawaai en ook de bedden kraken verschrikkelijk. Na de douche proberen we wat te rusten maar de familie beneden is bijzonder luidruchtig. Er zit niets anders op dat een wandelingetje te maken in Kerk Bredons Murat. We volgen de bordjes van de stadswandeling en komen voorbij alle bezienswaardigheden. Ook het restaurant wordt gelokaliseerd. Een straat is afgesloten voor alle verkeer; er is vorige week een huis afgebrand. De stevige muren zijn, als een leeg omhulsel, blijven staan. Al het hout is verbrand. Ook de dakbalken zijn doorgebrand en de lauzes zijn naar beneden gekomen. Eentje heeft zich dwars door een motorkap in het motorblok van een wagen geboord. Bij de slager om de hoek kopen we een stuk lokale bloedworst en bij de bakker vernemen we dat hij reeds om 6 u ’s morgens open is zodat we verse belegde broodjes kunnen kopen. We zijn wat vroeg bij het restaurant; we hebben nog tijd voor een aperitiefje. De Rocher de Bonnevie en de Orgues schijfjes bloedworst vormen de aperitiefhapjes. De ober reserveert een tafeltje voor ons en zegt dat de hoofdschotel en het dessert betaald worden via de gîte maar dat de extra’s voor onze rekening zijn. Aan tafel voor ons laatste avondmaal. Sla met noten, croutons, veel bleu d ’Auvergne en sneetjes gedroogd Salersvlees Pavé de Salers (een extra dikke biefstuk van een grote dikke salers-koe) met truffade. W hebben het nu wel gehad met truffade en we kunnen dat zonder probleem wisselen voor frietjes. Terug op de kamer wordt de wekker gezet en proberen we vervolgens te slapen maar dat verloopt moeilijk. De Onze kamer in de ‘Porte du Barry’ klokkentoren op de plein is de vervelende spelbreker; hij stopt namelijk niet met slaan. Om kwart na klinken er drie slagen - op het halfuur zijn dat tweemaal drie slagen – om kwart voor klinken drie keer drie slagen en op het volle uur vier keer drie slagen gevolgd door het uur. Om middernacht worden dat dus vierentwintig slagen. Hoe kan iemand met al dat lawaai in slaap vallen?
Woensdag 10 juli: Murat - Home Om 07.30 u loopt de wekker af; het is precies of ik heb nog geen oog dicht gedaan. De rugzak is snel gevuld en na het ontbijt vertrekken we. Bij de bakker kopen we broodjes en een fles frisdrank en op naar het station. Om 08.38 u komt de stoptrein naar Clermont-Ferrand waar we om 10.28 u op de ICIR stappen naar Paris Gâre de Berçy. We zitten elk aan een kant van de wagon. Ik val in slaap en schiet wakker als er iemand naast me kom zitten. Het is een Nederlander die van uit zijn verlof terugkeert. De heenreis maakte hij met een vriend maar de terugreis gaat voor de 1 ste keer in zijn leven per trein. Hij moet , zoals wij, naar Paris Gare du Nord maar hij kent de weg niet. Ik raad hem aan ons te volgen want we moeten nog een metroticket kopen. In Berçy gaan we in snel tempo naar het metrostation. Voor de kassa staat niemand maar erachter ook niet. Een assistente legt uit hoe we kaartjes uit het automaat kunnen halen. Metrolijn 14 naar Châtelet en overstappen op de metrolijn 4 voor de Gare du Nord. Nu nog de bordjes ‘Lignes Internationales’ volgen en we staan in het station. De Nederlander slaagde er wonderwel in ons te volgen en zoekt nu zijn TGV op naar Amsterdam. Wij nemen de TGV naar Lille Europe. Na een treinreis van 8 uur slaagt de SNCF er in om ons stipt volgens het rittenschema in Rijsel af te zetten. We hebben 20 minuten voor de trein naar Kortrijk dus slenteren we op ons gemakjes naar Lille Flandres. Wat hebben we nu? Er staat geen trein naar Kortrijk op het bord. Het loket ‘Informations’ licht ons in dat wegens besparingen bij de NMBS meerdere treinen werden geschrapt en de eerstvolgende is pas om 19.07 u. Drie uur wachten lijkt ons van het goede teveel dan maar per taxi naar Kortrijk. Zeven en vijftig euro lichter stappen we het station binnen; we hebben nog 2 minuten voor de trein naar Ieper. Op het perron aangekomen krijgen we de boodschap dat de trein naar Ieper 35 minuten vertraging heeft wegens technische problemen. Eindelijk rijden er twee treinen naar Ieper terzelfder tijd het station binnen, een uurtje later zijn we thuis. Welke tocht ondernemen we volgend jaar?