2012: De omloop van de Causses du Larzac (Cévennen Frankrijk) GR du Pays – Tour du Larzac méridional + GR71C - Tour du Larzac Tempelier et Hospitalier. Met zijn 1000 km2 is de Causse du Larzac de meest zuidelijke van een serie kalksteenplateaus (Grands Causses), die samen het Parc Naturel Régional des Grands Causses vormen. Het ligt tussen Millau in de Aveyron en Lodève in de Hérault. Het is niet alleen de grootste Causse maar het heeft ook de grootste verscheidenheid aan landschappen: dorre uitgestrekte graslanden, bizarre kalksteenformaties en groene valleien wisselen elkaar af. Het regenwater sijpelt supersnel de bodem in en lost ondertussen de kalksteen op waardoor allerlei karstverschijnselen ontstaan zoals: grotten, dolomieten (grillige rotsformaties), dolines (grote trechtervormige gaten die ontstaan als ondergrondse holtes instorten) en ondergrondse rivieren. Aan de rand van het plateau
komt het water weer te voorschijn en heeft er diepe kloofdalen uitgesleten. In dit dun bevolkt gebied (minder dan 7 inw/km2) trekken al eeuwen lang bijna alleen grazende schaapskuddes met hun herders rond. Deze schapen (Brébis) leveren tot op vandaag de melk voor de beroemde Roquefortkaas, die alleen uit deze streek mag komen. De Tempeliersorde, opgevolgd door de Hospitaalridders, stichtte op en rond de Causse du Larzac in de twaalfde eeuw voor het eerst welvarende vestigingen. Deze, zogenaamde commanderijen, groeiden uit tot dorpjes waaromheen in de volgende eeuwen, steeds hogere torens en muren gebouwd werden. Deze plaatsen bepalen tot op heden de aanblik van de streek.
30 mei: Heen We willen geen problemen meer met vertraagde treinen noch met vervelende files dus vertrekken we extra vroeg. Reeds om 6.09 u sporen richting Kortrijk en om 7. 19 u vertrekt de trein naar Rijsel. We komen er om 7.50 u aan. Tijd zat. We slenteren van Lille Flandres naar Lille Europe waar pas om 9.02 u een dubbeldeks-TGV ons rechtstreeks naar Montpellier aan de Middellandse zee brengt. Een goede voorbereiding vermijdt verrassingen; een uitstekend principe die ook hier zijn vruchten afwierp. Van verrassingen gesproken; enkele weken voor het vertrek zei Jépé nog dat we de zaterdag terugkwamen en ik was ervan overtuigd dat het de zondag was want ik had retourtikketten voor zondag 10 juni. Ik controleerde voor de zekerheid het routeschema en stelde verbijsterd vast dat we inderdaad op zaterdag 9 juni terugkwamen. Nu had ik 2 opties: ofwel een extra dag inlassen en het schema aanpassen (extra overnachting zoeken en bestaande reservaties aanpassen) ofwel naar Belle rijden om de tikketten te veranderen. Het laatste leek me het gemakkelijkste dus maakte ik een ritje naar het station van Belle. Gelukkig kon ik de tikketten inruilen mits een opleg van € 52.00. Zo gezegd zo gedaan; op de trein van Montpellier naar Paris Gare de Lyon was er nog plaats maar van Paris Gare du Nord naar Lille Europe was de trein volzet. We konden wel plaatsnemen in 1ste klasse maar moesten wel een extra opleg van € 4.00 betalen. Met de schrik en een extra uitgave kwamen we ervan af. Voor alle zekerheid controleerde ik maar alle verbindingen en jawel, in plaats van aan de Gare Routière vertrok de bus naar Le Caylar bij het tramstation Mosson. Wat was er gebeurd? Waar ligt dat tramstation? Hoe komen we daar?
In Montpellier wordt beetje bij beetje een alles omvattend circulatieplan in gebruik genomen met als doel de auto zoveel mogelijk uit het centrum te bannen en toch een vlotte verplaatsing mogelijk te maken. De ruggengraat zal gevormd worden door 5 tramlijnen die de agglomeratie doorkruisen en hierop worden 30 buslijnen geënt. In een tramstation kan je overstappen op de bus en je kan er eventueel een fiets huren. Bij meerdere stations wordt eveneens een grote parking voorzien. Op 6 april 2012 werd tramlijn 3 in gebruik genomen en de startplaats van onze buslijn verhuisde naar station Mosson wat een halfuur rijtijd en veel brandstof zal uitsparen. Om 13.57 u rijdt de TGV Montpellier Saint-Roch binnen en pas om 15.16 u zal tram 1 ons naar Station Mosson brengen. Ruimschoots voldoende om iets te gaan eten. Voor de verandering eten we eens Chinees vóór de trektocht want erna zal de tijd daartoe ontbreken. Omstreeks 15 u stappen we de tram op voor een ritje van 30 minuten. Het is er snikheet, condenswater uit de airco drupt op ons neer. Tien haltes verder stappen we af in Gare Mosson. Terwijl we wachten riek ik een typische scherpe geur als van smeulend aardappelloof; staat er daar naast mij iemand een jointje te roken zeker. We kunnen eindelijk bus 381 op. Stadswerkers zijn bezig met de parkingrand te beplanten en vervolgens water te geven. Een oudere allochtoon vindt de bewatering onvoldoende en voegt er zijn eigen vloeistof aan toe; zomaar in volle zicht naast de bus én met zijn handen in zijn zakken. Zonder handen! Hoe doe je dat? Om 16.30 u vertrekken we en om 17.45 u stappen we af in Le Caylar, een goeie 70 km van Montpellier.
Le Caylar is een oud, tegen een heuvel (de Roc Castel) gelegen, middeleeuws dorpje. Centraal op het dorpsplein staat een monumentale gebeeldhouwde iep. Hij is volledig bedekt met eigenaardige figuren die het leven in de Larzac weerge-
ven: herders, huisdieren of wilde dieren, bloemen en planten. De kunstenaar heeft er twee jaar over gedaan om de dode boom zijn huidige gedaante te geven.
Gebeeldhouwde iep We logeren er bij Vlamingen in LE BARRY DU GRAND CHEMIN. ( www.le-barry.fr/ ). Dit natuurstenen huis (1850) was ooit een boerderij maar is nu een prachtige Chambres d’Hôtes. In de vroegere paardenstallen zijn 5 slaapkamers ingericht. De bergerie (schaapstal), met gewelfde bogen, doet dienst als eetruimte. We moeten binnen via de tuin en worden eerst luidruchtig ontvangen door Victor, de grote hond des huizes en vervolgens hartelijk onthaald door Martine (uit Antwerpen) en Guy (uit Moeskroen), de gastvrouw en de gastheer. Ze baten reeds 8 jaar de chambres d’hotes uit. De gasten zijn meestal passanten die hier halt houden op hun reis naar Spanje. We worden onmiddellijk gerust gesteld; Victor is wel luidruchtig maar zeer vredelievend. Een korte rondleiding later en na de melding dat het aperitief om 19.30 u wordt geschonken kunnen we onze kamer binnen. Het is pas 18 u, we hebben nog alle tijd om Le Caylar te verkennen. De gebeeldhouwde boom wordt langs alle kanten bekeken en gefotografeerd waarna we verder het dorpje inwandelen. Het is amper een voorschoot groot. We kijken langs waar me morgen vertrek31 mei: Le Caylar (740 m) – La Roque: (618 m) Om 8.00 u schuiven we aan tafel voor een Frans ontbijt: fruitsap, straffe koffie, croissant, broodjes, vers gebakken kramiek, huisgemaakte confituur, yoghurt. Omstreeks 9.00 u trekken we onze schoenen aan en slingeren we de rugzak op onze rug. Mijn rug-
Le Barry du Grand Chemin ken en gaan dan Castel Roc op. Er is een wirwar van paadjes en we kiezen steeds omhoog. De 70 m hoge heuvel wordt bekroond door een groot kruis en een panoramatafel. Er zijn resten van een oud kasteel en er is ook een kapel. Bij de kapel dalen we de trappen af en komen algauw bij de eerste woningen. Terug in La Barry ontmoeten we twee Vlamingen uit Hoegaarden die hier eveneens logeren. Een doucheke en we kunnen aperitieven. Een plaatselijk wit wijntje kan naar wens aangevuld worden met een drankje: kirr, kastanje, kweepeer, mirabellen, … Aan tafel. Guy is een begenadigd keukenpiet die trots zijn creaties voorstelt: carpaccio van SintJacobsschelp met zomervis vergezeld van een slaatje; gebakken aardappelen met een spiesje van 2 soorten rundsvlees en sla; een ruim assortiment kazen en als slot een gebakken appeltje in een pannenkoekenjasje. Dit alles wordt begeleid door een schitterend streekwijntje. Man, man da’s lekker. Je zou vergeten dat we gekomen zijn om te wandelen. Een koffietje kan er nog net bij en dan bedtijd. 21.0 km zak weegt bijna 15 kg. Hij bevat wel 2 liter water, ½ kg gedroogde abrikozen en een serie T-shirts die na 2 dagen gebruik zullen weggegooid worden. Of anders gezegd hoe verder ik ga hoe lichter de rugzak wordt. Tot binnen 9 dagen. We beginnen aan de Tour du Larzac Méridional. De TLM
is een GR du Pays (een streek GR dus) en bestaat uit 3 lussen die bestaande GR-paden met elkaar verbinden. Wij zullen van de ene lus op de andere overstappen én er onderweg een extraatje naar Saint-Guilhem-le-Désert aan breien.
Langs de kant van de weg Na het stille dorp mogen we een smal paadje in. Het is afgebakend met stapelmuurtjes van losse stenen en een hoge buxushaag. Dit soort eeuwenoude paadjes zullen we de volgende dagen regelmatig bewandelen, ze zijn zo aangelegd om de wind te breken. Het pad is bezaaid met losse stenen; iets wat een constante zal worden op de rondwandeling en wat op de duur pijnlijk wordt aan de voetjes. We zien onze eerste schapen; het zijn er meerdere soorten. Later blijkt dat we langs het plaatselijk dierenpark liepen. We komen terug op de openbare weg en mogen meerdere kilometer asfalt lopen tot aan een grote boerderij ‘Les Barasquettes’ (775 m). Hei is warm, mijn voeten doen pijn, eventjes rustpauze. Vervolgens stuurt een tractorspoor ons de natuur in. Rondom ons een wijde, met bloemen bespikkelde, grasvlakte met hier en daar een buxusstruik. Grandioos. We moeten goed uit onze doppen kijken want het is niet eenvoudig om hier het pad aan te geven. Jawel, een verkeerde-weg-teken geeft aan dat we fout zitten. Eventjes terugkeren en we zitten terug op het juiste spoor. Bij de ingang naar het privé domein ‘Puech-Doussieu’ (761 m) zorgt een overvloed aan tekens dat we zeker niet het domein betreden. Een bord op een poortje wijst er nog eens extra op dat je het GR pad niet mag verlaten op straf van boete. Ons pad slingert zich tussen bomen en dolomiet rotsen door. Een korte afdaling over los gesteente noodzaakt het gebruik van de wandelstokken. Bij de ‘Mas du Rouquet’ (687 m), een oud 630 ha groot landbouwdomein,
We vertrekken op Lus 1: ‘Le pays d’Alajou’ (het land van Alajou) en volgen de rood-witte streepjes van de GR71. Pff, slechts 21 km vandaag, een makkie en ze rekenen daarvoor bijna 6 uur stappen; ze kennen ons nog niet zeker.
Nabij Soubès nu gebruikt door de Dienst Waters en Bossen om er zwarte dennen en atlasceders te telen om de Larzac te herbebossen, komen we op een bredere weg. Vervolgens zigzagt een bospad naar beneden. We steken de ‘Ruisseau de Font d’Amans’ over en komen op een botanisch pad. Bordjes verstrekken uitleg over bomen en struiken. Een ingang van een oude ijzerertsmijn is verboden terrein. We zakken verder en komen aan een wijngaard. In de wijngaard bemerken we een ‘Capitelle’. Dit is een schuilhut die volledig opgebouwd is uit los op elkaar gestapelde stenen. We steken een beekje over via een japanese brug (stapstenen), een klasje is er aan het pootje baden. We zijn in Soubès (260 m). Hier moeten we overstappen van de Gr 71 op de GR653 variante (Compostella weg van uit Arles) richting La Roque. Een wandelboom is er niet te vinden. We dalen nog wat af en verwelkomen een terrasje onder de platanen op het dorpsplein. De schoenen gaan uit, mijn voeten doen veel pijn, even mijn steunzolen beter steken. Het is 14 u, we zijn reeds 5 u onderweg en hebben amper 14 km afgelegd! Na een deugddoende pauze trekken we ons weer op gang. Het GR-pad volgt de ‘Camin Farrat’; een oude middeleeuwse weg tussen de wijngaarden door. We stijgen het ‘Forêt Dominiale de Notre Dame de Parlatges’ in en nemen een smal paadje dat min of meer de hoogtelijnen volgt. We zijn reeds 250 m gestegen. Rechts van ons de afgrond, links de wand van de kloof.
Le Cirque du Bout du Monde Helemaal boven zien we een huis. We zitten in de ‘Cirque du Bout du Monde’ (cirque = keteldal). Vanaf een uitzichtpunt zien we beneden ons het dorpje Gourgas liggen. We stijgen opnieuw en komen eindelijk in La Roque (618 m). Het is 17 u. We hadden 8 uur nodig voor ‘slechts’ 21 km. De pijn aan de zijkant van mijn voeten is niet te harden; ik strompel meer dan ik wandel. Boven zien we enkele ruïnes, een stenen kruis en een bordje: ‘gîte rural’. We zijn er. Het is het groot gebouw dat we van beneden zagen. Tièns, er is niemand thuis. We wisselen de schoenen voor de sandalen (ZALIG) en wandelen eens rond het huis. Niemand te zien. We bellen de eigenaar op: “j’arrive” (ik kom eraan). Het blijft maar duren. Eindelijk komt er iemand aangewandeld. We hebben ons vergist. Ons verblijf is in de ‘Mas de Mauve’ (het huis van Mauve) en we zaten bij het kasteel. Een kleine 100 m verder komen we bij de Mas. Het is een mooi huis, omringd door een grote tuin. ( http://laroque.free.fr ). De gastheer brengt ons naar de rode slaapkamer en toont waar we kunnen douchen. Een half uurtje later zitten we fris en gezond met een lokaal pintje op het terras. Als we er nog eentje willen tovert de gastheer een echte 75 cl fles Belgisch bier (Triple Moine van de Brasserie Bocq) te voorschijn die hij gekregen heeft van een vriend. We laten het ons smaken. Avondeten om 20 u. We gaan het domein verkennen; die is zegge en schrijve 750 m lang aan de straatkant en ongeveer 25 m diep maar met totaaloppervlakte van 75 aren. Er zijn meerdere grasvelden en bloemperken, een moestuin en er
Mas de Mauve staat een oude woonwagen. Een poortje geeft uit op het pad dat we morgen mogen volgen. Er is eveneens een extra woning die als gîte wordt verhuurd. Als aperitief drinken we een glaasje Pastis des Homs, de pastis uit de Larzac, ook gekregen van een vriend. Blijkbaar heeft onze gastheer veel vrijgevige vrienden want bij het avondmaal komen nog zaken op tafel die hij gekregen heeft van een vriend. We beginnen met een slatje uit eigen tuin gevolgd door een Aubracsteak met aardappelen en groenten. Het Aubracras is een van de oudste rundveerassen van Frankrijk. De wieg van het ras staat in het zuidelijk deel van het Centraal Massief op het plateau d’Aubrac. Het uitzonderlijk gemarmerd vlees wordt ook bij ons als een delicatesse verkocht. Voor hij met pensioen ging was de eigenaar 30 jaar landbouwer in de nabijheid. Hij kweekte Aubrac- runderen en de laatste daarvan is in zijn diepvries beland. Hij is afkomstig uit Bretagne en spreekt nog een woordje Bretons. Op ons verzoek geeft hij een demonstratie en daar versta je dus de ballen van. Tot voor kort was hij de enige inwoner van La Roque maar nu wonen er toch al 14 mensen. Eentje ervan is een Japanse, getrouwd met een Franse architect en haar hobby is brood bakken. Elke vrijdag bakt ze, met oude graansoorten, een brood dat makkelijk één week vers houdt. Nu ja, na een week smaakt het toch wat belegen. Als dessert krijgen we kaas en vers geplukte aardbeien uit de tuin. Morgenvroeg ontbijt om 8
01 juni: La Roque (618 m) – Saint-Guilhem-le-Désert (86 m) Het ontbijt bestaat uit de rest van het brood met confituur, de rest van de kaas, de resterende aardbeien en koffie. Inpakken en wegwezen. Alvorens mijn bergschoenen aan te trekken wil ik eerst mijn steunzolen eens goed steken en … miljaarde, mijn zolen zaten in de verkeerde schoenen. Stom, stom, stom, hoe kon ik nu zo stom zijn; geen wonder dat mijn voeten zo’n pijn deden. Het gevoel van woede gaat echter vlug over in een gevoel van opluchting. Het was maar een
24.5 km
vergissing, geen letsel en geen gedwongen opgave. Vandaag zal alles beter gaan. We vertrekken door de tuin, nemen het achterpoortje, volgen het pad en komen op de weg naar ‘Saint-Pierre-de-laFage’. Een mooie windmolen is de blikvanger van het dorp. Bij de molen staat een stenen kruis. Ook dit is een steeds terugkerend gegeven; bij de meeste, zo niet alle kruispunten staat er een stenen of metalen kruis. Raar. Heeft die molen te veel onze blik gevangen? We weten het niet maar
de afslag naar lus 2 “Entre les Cirques de Navacelles et du Bout-du-Monde” (tussen het keteldal van Navacelles en dat van het-einde-van-dewereld) hebben we toch mooi gemist. Voorbij het kerkje wijzen de tekens naar links. Heila, volgens het kaartje in de topo-gids moeten we naar rechts, mee met de GR653-variante. Er staat hier evenmin een wandelboom. We slaan rechts in en vinden wat later de tekens. Een breed pad leidt ons opnieuw het woud van Paratges in. Jean-
Pierre ziet een vos in de verte, ik niet, maar ik zie wel iets kronkelen voor mijn voeten. Het is geen slang maar een hazelworm; een hagedissoort zonder poten. Het is warm. We stijgen langzaam, genietend van de omgeving en nemen regelmatig halt om een slok te drinken of om foto’s te nemen van de talrijke orchideeën en witte asphodèlen. De witte affodil is een lelieachtige plant, typisch voor kalkrijke bodems. De, tot 1,5 m hoge bloemsteel, draagt een tros stervormige bloemen.
Saint-Pierre-de-la Fage
Hazelworm
Rusten naast een affodil
Mont-Saint-Baudille
Jépé gaat zo op in zijn fotowerk dat hij met zijn voet in een braam blijft hangen waardoor hij struikelt en zijn fototoestel in een boog op de keien beland. Gelukkig is het toestel schokbestendig. Op het kruispunt van ‘Le Jouquet’ (769 m) zijn de GR aanduidingen andermaal verwarrend. Lus 2 moet naar links, lus 3 komt van links en moet rechtdoor met de GR653 en naar rechts zou de GR7 moeten lopen maar er staan geen aanwijzingen. We vertrouwen op de beschrijving en gaan resoluut rechtdoor met lus 3: ‘Sur les pentes de la Séranne’ (op de hellingen van de Séranne). Ons pad wordt zanderig, wat een aangename afwisseling is, en loopt redelijk vlak. Voor ons zien we de Mont-Saint-Baudille opdoemen. We zitten goed. Eventjes lopen we parallel met een asfaltweg waarna we deze dwarsen naar een parkeerruimte (688 m). Er staat een auto met een aanhangwagen voor fietsen. Wat later komen een 10-tal
mountainbikers aangereden. Eentje vraagt waar we naartoe gaan en blijkbaar gaan ze ongeveer de zelfde kant uit. We volgen hen bergop tot op de parking van de Pic Saint-Baudille (848 m). De top wordt bekroond door een antenne en een relaisstation van TDF (TéléDiffusion de France). De tekens wijzen naar links maar wij moeten op de GR 653 blijven. Er staat geen wegwijzer maar volgens de kaart moeten we rechts. We stijgen nog even en vinden tenslotte de aanduidingen. We dalen eerst steil af over de rotsen, nemen even pauze voor gedroogde abrikozen en komen vervolgens op een smal dalend pad dat we in brede lussen volgen. Het pad is letterlijk bezaaid met losse stenen en we lopen er in de volle zon. Aan de Refuge du Font de Griffe (402 m) houden we halt om wat te drinken. We vervolgen lichtjes bergop over een asfaltwegje om, 50 m hoger, af te slaan naar ‘le ravin de la côte’. We ploeteren
door een smalle geul vol grote steenbrokken. De enkels krijgen er hier serieus van langs. Eindelijk wordt het pad breder en lopen we het dal van de Verdu-rivier in. Op een kruispunt horen we fietsen
afkomen; het is de groep MTB-ers die ons aan de voet van de Baudille voorbijzoefde. We vervolgen door het bos om uit te komen aan de ‘Cirque de l’Infernet’.
Cirque de l’Infernet We staan aan de rand van een groots natuurlijk amfitheater begrensd door loodrechte rotswanden van een paar honderd meter hoog. De rivier ligt ver onder ons en we zien nog net de, nu minuscule, mountainbikertjes beneden het pad uitrijden. We beginnen aan de afdaling. Het pad werd door monniken in de Middeleeuwen aangelegd om hun schapenkudden veilig naar het plateau te kunnen brengen. Om een gevaarlijke passage te beveiligen hebben ze ondersteunende bogen gemetseld: de ‘Fénéstrelles’. Het pas gerestaureerde pad loopt als een bonkige kasseiweg en daalt scherp in korte haarspeldbochtjes. Om hier met een MTB voorbij te komen moet je wel veel lef hebben want naast je gaapt de afgrond. We lopen onder de klippen, komen voorbij de aftakking van de GR653-hoofdroute, en dalen in grote bochten over het steengruis naar de rivier. Achter een bocht duikt Saint-Guilhem-le-Désert (86 m) op. We waren ruim 8 uur onderweg. Centraal op de ‘Place de la Liberté’ staat een enorme 150 jaar
oude plataan en enkele uitnodigende terrasjes. Ah, we zetten ons, trekken de schoenen uit en bestellen een pintje. € 3.00. In 804 n.c. stichtte Willem van Aquitanië (ook Willem met de hoorn of Willem met de korte neus genoemd), graaf van Toulouse en neef van Keizer Karel nabij de samenloop van de Verdus met de Hérault, ver van alle bewoning (vandaar “le désert”) de abdij van Gellone om er een relikwie van het Heilig Kruis te bewaren. Bij de abdij ontstond een dorp dat na de heilig verklaring van Willem (1066) Saint-Guilhem-le-désert werd genoemd. Het klooster werd een populaire halte op de pelgrimsweg naar Santiago de Compostella. Vanaf het plein volgen we de enige, smalle straat die het dorp rijk is op zoek naar de ‘Gîte de la Tour’. Het bevindt zich in een smal steegje vlak bij de ‘Tour du Prison'. Bij de ingangstrap ligt een bordje met de namen van de huurders en hun kamer. Wij staan er niet bij. Raar.
Saint-Guilhem-le-Désert
We bellen en ik krijg als antwoord dat we niet gereserveerd hebben. Ik betwist dat ten stelligste en zeg dat dit een misverstand is. Het probleem wordt snel opgelost. We krijgen een kamer toegewezen. Nadat we ons geïnstalleerd hebben en na een doucheke verkennen we het middeleeuwse stadje. Vermits het zich ontwikkelde in een smalle kloof is er enkel één smalle straat met kleine zijsteegjes die ofwel doodlopen op het riviertje ofwel eindigen op de rotswand. De smalle hoofdstraat is misschien 250 m lang en loopt van de Héraultrivier langs de Verdu naar het marktplein. Er zijn heel wat winkeltjes van kunstenaars. Op veel deuren is een grote gedroogde distelbloem (de cardabelle) bevestigd. Bij het plein staat de kerk
en het klooster. In de toeristische dienst vragen we uitleg over het traject voor de volgende dag waarna we ons vochtpeil nog wat aanvullen in een bar-restaurant nabij de Hérault. Vanop het terras hebben we een prachtig zicht in de Gorges de l’Hérault. Onder ons zien we heel wat supergrote forellen. Een biertje uit Saint-Omer kost maar € 2.00 en smaakt naar meer. Naast het restaurant ligt een forellen kwekerij (voor de vissers die niets gevangen hebben) en je kan er ook rivierkreeftjes kopen uit … Armenië. Om 19 u mogen we aan tafel. We krijgen ‘Brandade de Morue (aardappelpuree gemengd met vis) met als dessert kaas en een ijsje. We spoelen alles door met 1 liter wijn.
02 juni: Saint-Guilhem-le-Désert (86 m)– Saint-Maurice-de-Navacelles (572 m) 25 km Aangezien het ontbijt reeds de vorige avond werd klaargezet staan op om 6.30 u op en zijn we reeds om 7.00 u de deur uit. Door het stille dorp wandelen we de weg terug die we gisteren namen maar in de ‘Chemin du Bout du Monde’ moeten we rechts af, mee met de GR 74. We stijgen over een gerestaureerde weg en na enkele zigzagjes wandelen we door de oude stadspoort van SaintGuilhem. Rechts, boven op een hoge klif, liggen de ruïnes van het ‘Chateau du Géant’ en links aan
Vroegere stadspoort Een zee vaan groen. We wandelen het Forêt Domaniale van St-Guilhem-le-Désert binnen en bereiken even later de ‘Ermitage de Notre-Dame de Belle Grâce’, ook ‘Ermitage de Notre-Dame du Lieu Plaisant genaamd.De tuin is vrij toegankelijk; een bord vraagt ons om de stilte te respecteren van zij die zich hier terugtrekken om er te bidden en te mediteren. Het kapelletje met klokkentoren en bijgebouwen is genesteld tegen de rotswand. In een uitholling staan meerder vaten die het water van een bron opvangen. Boven gaat een venster op en iemand vraagt of we naar Compostella trekken; en nee … het was niet vuil Rogéke van Brugge. We stijgen steil tussen de dolomietrotsen verder tot op de ‘Col du Ginestet’ (537 m) waarna we dalen naar een brede zandpiste. Door het bos komen we op een asfaltweg waar we de TLM lus 2
de overkant van de vallei rijzen de kliffen van de ‘Cirque de l’Infernet’. We blijven verder stijgen tot op de kam waar een groot metalen kruis SaintGuilhem overschouwt. We komen in een dalhoofd en draaien rond een Cirque. De omgeving is een wirwar van dolomiet rotsen. Op de andere flank worden we getrakteerd op een overweldigend zicht. Zo ver het oog reikt zien we golvende, met bos overdekte heuvels en dalen.
Ermitage terugvinden. Bij de gîte ‘Mas Moulis’ (504 m) is er een lavogne met een menhir. De gîte is jammer genoeg dicht. Een lavogne is een inzinking in het landschap (doline) die door de herders geplaveid werd om het regenwater, dat anders zeer vlug in de kalkbodem zou verdwijnen, op te vangen. We lopen verder op het asfalt maar zien geen tekens meer, ergens hebben we ons vergist. Maar de topo-gids vermeldt nog een gîte zo’n 500 m verder dus we zullen wel zien. En inderdaad Jépé bemerkt tekens in een zijpad. We slaan in en komen bij de gîte ‘Mas d’Aubert (545 m). We gaan eens kijken of er iemand thuis is. Een man ziet ons maar doet niet eens de moeite om ons te groeten en bij de gîte komt een hond ons woest blaffend tegemoet.
Een vrouw stelt ons gerust “il ne fera rien”; hij zal We drinken een schweppes en vertrekken. We stijgen snel naar 736 m, het zweet breekt ons uit, even rusten. We horen het tikken van een wandelstok tegen de stenen; een wandelaar komt ons tegemoet. We maken een praatje; hij is onderweg naar Saint-Guilhem en denkt dat hij verkeerd gelopen is want hij heeft al een lange tijd geen tekens meer gezien. We stellen hem gerust want 20 m verder staat er een mooi duidelijk teken op een paal. Nadat de GR74 ons verlaten heeft komen we bij de ruïnes van de ‘Mas de Larret’ om vervolgens tussen en over het gesteente omhoog te krinkelen tot bij een groot kruis (664 m) dat de ‘Cirque de la Séranne’ domineert. Vierhonderd meter beneden ons ligt het dorpje ‘Pegarolles-deBuèges’. De afdaling door het bos is niet van de poes, steil over losse stenen komen we in het dal van het gehucht ‘Natges’ (461 m). Hier zou een chambre d’hôtes zijn. Misschien kunnen we daar iets fris kopen? Het gehucht bestaat uit welgeteld één boerderij en bijhorende stallen. In de boerderij is niemand aanwezig maar in de stallen is er lawaai. De landbouwer is er aan het werk en als we drinken vragen verwijst hij naar de boerderij. “J’arrive tout de suite”. Hij gaat ons voor naar een balkon en we kopen er ½ liter Perrier voor € 2.00.
Saint-Maurice-de-Navacelles Voor het gemeentehuis is er een Bar/Grill met een terras. Oef, dorst. Op het terras zit ook een groepje vissers. Ze dragen een soort rubberen overall met ingebouwde laarzen. Een ganse dag vliegvissen leverde hen geen enkele forel op. We geven hen de raad om eens in Saint-Guilhem te gaan vissen want als de vis daar niet bijt kan je er nog altijd kopen in de kwekerij. Waar anders dan op het dorpsplein bevindt zich de ‘Relais de la Place’. We worden door gastvrouw en gastheer hartelijk onthaald en krijgen een Carlsberg aangeboden in de eetruimte. De benedenverdieping is gerestaureerd in zijn originele toestand, gewelf en plafond in natuursteen; de bovenliggende verdiepingen zijn gerenoveerd. We krijgen een slaapkamer op de 2de verdieping.
niets doen. Ik hoop dat de hond dat ook weet. We kunnen er ook onze drinkwaterflessen vullen. Schoenen uit, voetjes op een stoel en genieten van de schaduw. Dat doet deugd maar we hebben nog een goeie 8 km te gaan. Op stap dus. We volgen de landbouwweg langs de weiden en mogen wat verder het bos in. Het pad stijgt naar het gehucht ‘Le Ranquas’ (560 m); nog een boerderij met chambres d’hotes. We willen er iets drinken. Door mensen die in schaduw aan het genieten zijn van hun verblijf wordt Jépé doorverwezen naar de woning zelf. Via een trap bereikt hij het eerste verdiep en klopt er op een deur. Niemand reageert. Een tweede poging wordt ondernomen en een heftige stem roept héél luid ‘oui’. Hij had zowaar de eigenares uit haar middagdutje gewekt. We konden toch een schweppes kopen. Hier was het maar 1 euro ’t stuk ! Buiten staan schilderijen van reusachtige insecten te wachten op een koper. We mogen nog een asfaltje volgen om 60 m hoger een paadje door de weiden in te slaan. Rechts van ons ligt de ‘Gorges de la Vis’. We dalen zoetjes aan naar ‘Saint-Maurice-deNavacelles’ (572 m). Het is 17.20 u, we waren 10 uur onderweg en legden 25 km af. De maximum temperatuur bedroeg 32°C.
Le Relais de la Place Eerst het zweet van ons afspoelen en ons omkleden. Er wordt geen avondeten geserveerd en ze verwijzen ons naar de Grill. We maken eerst een rondwandelingetje in het dorp. Behalve de Grill zijn er geen winkels en geen cafés. Op de plaats staat voor de 1ste keer een mooie wandelboom. Bij het gemeentehuis is er een school voor jongens en eentje voor meisjes. De kinderen uit de naburige dorpen of gehuchten komen hier naar school. Het is 19 u; op naar de grill voor een aperitiefje met een charcuteriebordje om ons zoutgehalte wat aan te vullen. Als hoofdgerecht nemen we een brochette. Een worst met eendenborst voor Jépé en een worst met schaapskoteletje voor mij. Enkele stukken kaas voltooien de maaltijd. We kruipen vroeg onder de wol.
03 juni: Saint-Maurice-de-Navacelles (572 m) – Vissec (455 m) We ontbijten omstreeks 8 u en nemen afscheid. De meteo voorspelt regen vandaag. Ons traject volgt de GR7. De heer des huizes is reeds vertrokken. Hij is wat verder buiten het dorp bezig zijn terrein om te vormen naar camping. Vandaag werkt hij een stapelmuurtje af; niet op de oude manier (los opgestapeld) maar met cement. Hij verwacht de regen pas na 11 u.
In de cirque de Navacelles Voorbij enkele ruïnes komen we langs het toevoerkanaal naar de waterkrachtcentrale van Madières. De weg wordt een smal pad langs de ‘Falaise des Roudets. Dit is niet bepaald de plaats om te struikelen of uit te glijden. We dalen af naar Navacelles met zijn befaamde Cirque-deNavacelles. Zo’n 2 tot 3 miljoen jaar geleden begon de Vis zijn, nu 300 m diepe, kloof uit het kalksteenplateau te slijten en 6000 jaar geleden sneed hij een bocht af waardoor een hoefijzervormig dal ontstond. Op de bodem van dit dal, nabij een brede waterval, ontstond het dorpje Navacelles en sindsdien noemt men de droge meander de Cirque-de-Navacelles. We wandelen het dorpje in en houden halt bij de ‘Creperie’, die wordt uitgebaat door Nederlanders. Eventjes bellen naar ons slaapadres om te melden dat we onderweg zijn en naar de traiteur om drankjes en wijn te bestellen voor deze avond. We vervolgen langs de weg tot de brug over de Vis. De GR7 steekt de brug over en wij nemen het pad langs de rivier. Het is min of meer ingericht voor avontuurlijke toeristen. Zo is een moeilijke passage voorzien van een touw. Na de regen is er nu bijzonder glibberig zodat het touw weinig baat. We maken een zijsprongetje naar de ‘Moulin de la Foux’ (356 m). De slechts 58 km lange Vis ontspringt in het National Park van de Cevennen om even voorbij Alzon (moulin de Larcy) zijn weg ondergronds verder te zetten.
19 km
We vervolgen ons pad en het begint al te regenen. We staan boven de kloof van de Vis en dalen voorzichtig af want de regen maakt het pad glibberig en gevaarlijk. We komen heelhuids enkele honderden meter lager op een bosweg. De Vis ligt nog een goeie 100 m onder ons. Twee tegenliggers. Een ouder koppel is van Navacelles onderweg naar Ranquas.
Navacelles Hij komt terug bovengronds bij de ‘Moulin de la Foux. Een deel van de bedding viel droog : Vissec = droge Vis). Het water komt bulderend met grote kracht uit een gat in de wand. Naast dat gat werd een watermolen gebouwd die tot begin 20ste eeuw in gebruik was. We volgen een botanisch pad en stijgen uit de kloof (500 m). We komen op een asfaltwegje, dalen wat verder onverhard af, steken de droge rivierbedding over en lopen het dorpje Vissec binnen(455 m). Vissec is een klein charmant dorpje; er zijn geen winkels geen cafés maar er is wel een kerkje en een gemeentehuis bij een groot plein. We logeren in de ‘Gîte Communal’. Deze ligt in het straatje achter het gemeentehuis. Er zijn hier maar twee straten en deze noemt heel toepasselijk ‘La Rue’. De gîte is netjes en goed onderhouden. De keuken is volledig ingericht en er is zelfs een TV. Ons avondmaal en ontbijt worden geleverd door de ‘Auberge du Causse’ uit het 6 km verder gelegen Blandas. We installeren ons in de eerste de beste kamer maar zijn er niet alleen; we moeten hem delen met een kolonne mieren die langs de muur omhoog klimt. Na een douche bellen we de auberge op om te melden dat we present zijn in de Gîte; ze komen leveren omstreeks 18.30 u. We gaan het dorp te verkennen. We volgen de GR-tekens en zijn in enkele minuten buiten het dorp. Waar de tekens afslaan groeit een kerselaar.
Vissec We moeten niet eens op onze tenen staan om aan de kersen te geraken. We smullen er minstens een 0,5 kg. Terug in de gîte maakt de verantwoordelijke haar opwachting om de verblijfsvergoeding te ontvangen. Ze vertelt ons dat er slechts 10 families wonen in het dorp. Om 18 u komt een mevrouw met een kist eten de keuken binnen. Hoe noem je de waardin van een auberge eigenlijk? Een aubergine? Eerst het belangrijkste: 4 pintjes en een karaf wijn. Vervolgens een groot
brood, een snede champignon pastei van wel een duim dik, een kom dikke groentensoep, forel met groentjes in papillotte en een enorme schaal aardbeien in een sausje. We laten het ons smaken. Voor het ontbijt de volgende morgen heeft ze brood en koekjes mee alsook fruitsap, gemalen koffie, suiker en melk, yoghurt en confituur. We zullen zeker niet van de honger omkomen. Na de maaltijd kijken we nog wat
Maandag 04 juni: Vissec (455 m) – La Couvertoirade (760 m) 21 km We ontbijten vroeg en gaan op weg. Aan het kruisbeeld bij de brug moeten de droge bedding van de Vis in. Het stappen op ronde keien is niet gemakkelijk en je moet dat zeker niet proberen op gewone wandelsloefen. We steken een weg over en vervolgen in het al even droge rivierdal van de Virenque. Bij het gehuchtje ‘Camp d’Alton’ (474 m) blijven we de bedding volgen tussen de inmiddels hoge wanden van de kloof. We wandelen een tijdje netjes horizontaal tot een wegwijzer ons fors de hoogte instuurt naar het plateau. We happen naar adem en nemen regelmatig de tijd om de omgeving te bewonderen. Op 694 m hoogte komen we de weiden in. De koeien laten ons ongestoord voorbijstappen. Voorbij de ‘Sotch de Roubert’ (een cirkelvormige doline met een diameter van 200 m en 30 m diep) komen we in ‘Sorbs’. We houden halt bij de ‘lavogne’. De waterplas is de ontmoetingsplaats van alle kikkers uit de wijde omgeving. Ze maken luidkeels hun
aanwezigheid bekend. Een geklingel van bellen verstoort het orkest; een kleine kudde schapen onder begeleiding van de herder en enkele honden is op wandel naar de weide. Onze eerste ontmoeting met een schaapkudde of juister gezegd met onze eerste ooienkudde. Zeg nooit “mouton” tegen een “brébis”. De brébis levert de melk voor de befaamde ‘Roquefortkaas’. Voorbij de kerk wandelen we een onverharde weg in. In de weiden zien we meerdere ooienkuddes; ze zien er netjes, vers geschoren uit. We verlaten de weg, nemen een pad langs een afsluiting en dalen, stijgen en kronkelen door de grasvlakte. We moeten goed uitkijken naar de tekens en ons niet door de talrijke orchideeën laten afleiden. Over een heuvel komen we op een asfaltweg die we mogen volgen naar een kruispunt. Links van ons ligt het dorp ‘Saint-Michel-d’Alajou’ maar we moeten naar rechts, mee met Lus 1.
De droge “Vis”
Lavogne in Sorbs
Cros
Capitelle
Na een pompstation komen we voorbij de ‘Bergerie de l’Hôpital’ (oude leprozerie). Enkele ruime bochten in de flank van een heuvel ken we staan in ‘Cros’ (712 m). In het centrum van het dorp stelt een metalen beeldengroep de herder met zijn hond en enkele schapen voor. Langs een stenen kruis vervolgen we onze weg tussen de dolomietrotsen door. Voorbij een lavogne bemerken we een capitelle. Hij is zeker 3 m hoog maar het dak is jammer genoeg ingestort. We gaan toch eens een kijkje nemen. De brede, oude weg loopt
verder door de grasvlakte, heuvel op en heuvel af en daalt tenslotte naar ‘La Couvertoirade’ (760 m). De Tempeliers bouwden hier in de 12de eeuw een kasteel waarrond het dorpje La Couvertoirade ontstond dat in de 15de eeuw door de Hospitaalridders werd beschermd door een vestingwal. Het geklasseerde dorp behoort tot de mooiste dorpen van Frankrijk en is volledig gerestaureerd. We komen het dorp binnen via de, nog niet helemaal gerestaureerde, Zuidpoort.
La Couvertoirade Onmiddellijk achter de hoek vinden we de gîte (www.gite-chambre-d-hote-couvertoirade.com ). Er is niemand thuis dus bellen we maar op. ” Hallo”, blijkbaar was hij een middagdutje aan het doen op de bovenverdieping. De slaapzaal telt 3 stapelbedden en ligt tegen de meer dan 1 m dikke vestingmuur; het plafond is een stenen gewelf. Het is alsof we in een grot slapen. De eetzaal is ook gewelfd en wordt verlicht door 3 grote luchters. Het avondmaal is pas na 19 uur. Na onze douche spelen we toeristje. Het dorp is piepklein en past ongetwijfeld op de grote markt te Ieper. Er zijn maar 3 straten en die lopen alle drie naar de Noordpoort. De oude natuurstenen huizen hebben hun ingang op de 1ste verdieping. De benedenverdieping diende ooit als schaapsstal of als parkeerruimte voor de ezel en zijn kar. Nu is de benedenverdieping meestal ingericht als kunstambachtwinkel, als café of als restaurant. De toegang tot deze winkels is eerder laag; iets wat ik tot mijn nadeel mocht ondervinden. Een messenmaker slijpt gratis onze messen. Bij de Noordpoort is een winkel met streekproducten (Les Gourmandises de l’Aveyron) en er is ook gelegenheid om iets te eten. We bestellen een gemengd bordje streekcharcuterie/kaas met een karaf wijn en laten het ons smaken. De gelagzaal bevat vier tafels met stoelen maar als er twee tafels bezet zijn wordt het drummen.
Dit adresje zullen we onthouden en op onze 2de doortocht komen we hier zeker terug. We vatten immers morgen de ‘Tour du Larzac Templier’ aan en komen de laatste stapdag via La Couvertoirade terug. Voorbij de tempelierskerk en het kasteel wandelen we nog even buiten de muren. Op een hoogte staat een windmolen; we hebben er een mooi uitzicht op het dorp en de natuurstenen daken. Toch nog eens nakijken langs waar we morgen vertrekken. Het is verwarring troef maar het kaartje in de topo-gids lost het probleem op. Blijkbaar verlaten we het dorp rechtdoor langs de Noordpoort. Even verder takt de GR71D naar rechts en de GR71C nog wat verder naar links. Beide takken komen vervolgens weer samen in La Cavalerie. Wij gaan morgen naar La Cavalerie via de GR71C. Binnen vier dagen lopen we het dorp binnen vanaf de weg aan onze linkerkant. We lopen een café/crèperie binnen voor een pintje. De muren en het gewelf hangen vol met oude gebruiksvoorwerpen: paardengareel, klompen, vallen, tangen, messen, sledes, sikkels tot en met een houten kunstbeen. Om 18.30 u gaan we naar de gîte. Een groepje bejaarden (ouder dan wij in elk geval) hebben zich reeds verzameld. Zij hebben hun eigen etenswaren bij. Een jong meisje komt voorbij met haar hond. Ze komt bij ons zitten. Zij werkt tijdens de vakantie als herderinnetje in de Hautes Alpes en verblijft hier een week
om haar hond de cursus ‘Hoe drijf ik schapen’ voor beginners te laten volgen. Etenstijd. De waard stookt het haardvuur op en legt enkele worsten op het rooster. We eten een aardappelschotel (pomme-dauphinois) met sla en BBQworst en krijgen kaas als dessert. Na de koffie vraagt een man of we een mirabellenjenever lusten van vruchten uit zijn eigen tuin.
Hij moet dat geen twee keer vragen. Terwijl ik naar het thuisfront bel komt men wel afruimen zeker ; bye, bye mirabelle. De waard is wel zo sympathiek dat hij er mij een ander aanbiedt; deze keer een pruimenjenever. Ook goed. Slaapwel. Morgen de langste dag.
Dinsdag 05 juni: La Couvertoirade (760 m) - La Cavalerie (801 m) Ontbijt om 07 uur. Pannenkoeken met honing uit de Larzac. We verlaten het dorp langs de Noordpoort en komen onmiddellijk een kudde schapen tegen op wandel met de honden en hun herder.
28 km
Je moet eens op straat lopen als zo’n kudde voorbijgekomen is? Amai! Aan de vervolmakingsschool voor schaapsdrijvershonden trekken we de wijde natuur in.
Brébis
L’Hospitalet-du-Larzac
Onderweg (en dat zal de komende dagen ook zo blijven), komen we regelmatig borden tegen die informatie verstrekken over de streek: het leven, de geschiedenis, de fauna, de flora, de geologie, de architectuur, de mensen, … Een mix van zacht lopende boswegen, brede landbouwwegen en smalle, met buxus afgeboorde schaduwrijke ommuurde paadjes brengt ons naar de gîte van ‘Le Salvetat’ (749 m). Rustpauze. We blijven nog wat op smalle paadjes verder lopen waarna een brede exploitatieweg ons door het bloemrijke landschap verder stuurt tot de ‘Ferme du Cun’. Boven ons zweven talrijke gieren. We horen regelmatig geweersalvo’s. “Zijn ze aan het jagen?” Als we ook nog kanonschoten horen beseffen we dat hier ergens een militair domein is. We stijgen opnieuw en komen in het dorpje ‘La Blaquererie’. Voor zijn huis houdt iemand zich bezig met gras in kleine stukjes te hakken met een bijl, “de kippen kunnen het dan gemakkelijker opeten”. Een stukje drukke weg en we mogen weer de natuur in. Het pad slingert zich kilometers aan een stuk tussen rotsen en bomen door tot we een joert (Mongoolse tent) bemerken bij een ruïne en een autowrak. Even later staan we op een oude spoorwegzate. Een vos die ook de zate wou gebruiken spurt snel weg. We wandelen lijnrecht verder. Links en rechts afwisselend bos en bloementapijten. Een
grote diepe plas, een auto komt ons tegemoet, wegwezen. Een groep wandelaars is onderweg naar La Couvertoirade. Voor de snelweg slaan we rechts af; de wegmarkeringen worden schaars. We lopen verder met de topo-gids in de hand; het knallen van de geweren is nog regelmatig te horen, boven ons hoofd vertoont een stuntpiloot zijn kunstjes . Onder de snelweg door stappen we ‘l’Hospitalet-du-Larzac’ (758 m) binnen. L’Hospitalet was vroeger een halte op de weg naar Millau voor zij die ’s nachts niet de Causses wilden dwarsen. De huisjes liggen gegroepeerd rond het grote dorpsplein. In de vroegere wasplaats op het centrale plein zwemmen zwanen. Er zijn geen terrasjes op het plein, we houden halt op de trappen van de kerk. Het is warm. Na enkele abrikozen en een kwart liter water gaan we er weer vandoor. Is het jaren geleden dat de GR aanduidingen gecontroleerd werden? Er staan er in elk geval bitter weinig. Voortdurend de gids raadplegend en gelukkig genoeg meestal juist gokkend stijgen we naar het bos van Carron. Een bord verwijst naar een gerestaureerde 6de eeuwse kapel voor St. Amans. Dit moeten we gezien hebben. Terug verder. Rechts van ons loopt de snelweg (Montpellier-Millau) met aan de overkant ervan het vliegveldje van Millau. De stuntpiloot is weer bezig de stilte te verstoren. Op een kruis-
punt zien we tegenstrijdige aanduidingen. We moeten naar links maar er is ook een signaal dat dat de verkeerde weg is. Hoe moet het verder? We gaan er bij zitten en bestuderen de gids. We moeten links en aan de volgende zijweg rechts. Een peloton soldaten draaft ons voorbij. Aha; er is hier ergens een kazerne en vandaar die knallen: schietoefeningen. Er staan evenmin tekens bij het
volgende kruispunt maar we draaien op goed geluk in. Terug onder de snelweg door zien we toch een teken; onder de N8 en tot aan het volgende kruispunt staan er dan geen meer. Hier komt nochtans GR71D aansluiten. We moeten naar ‘La Cavalerie’ dus gaan we links. Een kilometer verder staan we bij de stadspoort van ‘La Cavalerie’ (801 m).
La Cavalerie Het is pas 15 u. We deden maar 7 u over de 28 km; het traject was dan ook heel wat minder lastig dan in de Larzac méridional. La Cavalerie werd in de 12de eeuw door de tempelridders gesticht en in de 15de eeuw door de Hospitaalridders versterkt. Het oude centrum is nog voor ¾ omgeven door de nu gerestaureerde vestingmuur. In de huidige kerk werden de resten van de Kapel van de Tempeliers geïntegreerd. De oude stadskern bevat veel authentieke huizen maar in tegenstelling tot La Couvertoirade zijn hier geen winkels en geen terrasjes. Juist buiten het centrum hebben we toch geluk en kunnen we een pintje slurpen in de schaduw van de muur. We vragen de weg naar onze gîte en wat later staan we voor de deur. Er is niemand thuis. Bellen! “hallo, ik ben nog in Millau en zal daar zeker zijn tegen 16.30 u; plaats je rugzak gerust binnen niemand zal hem meepakken”. Blijkbaar is het hier veilig wonen. Zo gezegd, zo gedaan, we stallen onze rugzak en gaan terug om het dorp wat grondiger te bezichtigen. Langs de weg een oude typische schaapskooi met natuurstenen gewelf. In een volgende grotere schaapskooi is de toeristische dienst ingericht. De bediende is juist enkele toeristen uit aan het leggen dat er veel wandelcircuits zijn die zeer goed zijn aangegeven. Na al de problemen die we met de bewegwijzering hadden onderweg kon ik me nu echt niet inhouden. Ik wijs haar erop dat ze de mensen geen blaasjes moet wijsmaken want de aanduidingen zijn ronduit slecht. Rood tot achter
haar oren vraagt ze wat we bedoelen. Ik geef haar welwillend de nodige uitleg en ze moet me gelijk geven. “Aan deze kant van het dorp zijn de aanwijzingen nog niet nagezien maar verder op onze weg is dat zeker in orde”. “’t zal wel”. We keren terug naar de gîte en komen nogal wat militairen van het 122ste infanterieregiment tegen. Een infanterieregiment in ‘La Cavalerie’ hoe komen ze daarop? In de gîte (
[email protected]) is de eigenares terug. Ze gaat ons voor naar een grote villa naast de deur. Er is plaats voor 20 personen. We krijgen een kamer en een rondleiding: badkamer, toilet, keuken, eetruimte, living met TV. Er wordt geen avondeten geserveerd maar het ontbijt kan vanaf 7.00 u. Nog wat uitleg over de mogelijke eetgelegenheden en we kunnen douchen. We zijn alleen in de gîte maar wat later komt een oudere man ons vervoegen. Hij is van Longwy in de Franse Ardennen en onderweg naar ‘Vernetles-Bains’ (Pyreneeën) waar hij een kuur voor zijn rug zal volgen. Voor de kazerne is een restaurantje en wat verder het enige geldautomaat in de regio. We halen eerst geld af en stappen dan Auberge “Le Cevenole’ binnen. . Na een Ricardje krijgen we sla, een vleesgerecht met een ingewikkelde naam (bleek een vogelzonder-kop te zijn) met gebakken aardappelschijfjes en een ijsje als dessert. We sluiten de avond af met een pintje voor de TV.
06 juni: La Cavalerie (801 m) – Viala-du-Pas-de-Jaux (810 m) Vandaag wordt het een rustige dag met maar 15 km. We staan pas op omstreeks 8 u en om 9 u zijn we onderweg. De tekens zijn inderdaad beter dan gisteren maar toch nog schaars. Eenmaal over de snelweg mogen we links een brede sterk dalende jeepweg in. We wandelen de vallei van de Cernon in. Aan de overkant bemerken we meerdere bakstenen spoorwegbruggen.
15 km
Na het gehucht ‘Le Frayssinet’ (623 m) krijgen we nog een heuvel te verwerken en komen we bij ‘Sainte-Eulalie-de Cernon’ (580 m). SainteEulalie-de-Cernon werd gesticht in 1158 en is de best bewaarde commanderij van de Tempeliers in Frankrijk. Bijna alle originele gebouwen zijn nog intact. Het dorp werd in de 15de eeuw omringd door een vestingmuur.
Sainte-Eulalie-de Cernon Door de poort komen we op het dorpsplein. Een stenen fontein, omringd door hoge platanen, bezorgt ons een verfrissende, schaduwrijke, bijzonder welgekomen rustpauze. Tot onze spijt heeft het café juist zijn sluitingsdag. Voor ons ligt het tempeliersgebouw met ernaast een romaanse kerk. Het dorpje zelf is maar een postzegel groot maar het is heerlijk om te slenteren door de smalle straatjes met de schilderachtige oude huizen. Vergeleken met het dorpje lijken de stadspoort , de muren en de torens dan weer overdreven groot. We vervolgen onze weg langsheen de Cernon. Een brugje over en we stijgen uit de vallei. Een dolmen toont aan dat het pad, duizenden jaren geleden, reeds een belangrijke verbindingsweg was tussen het dal en het plateau. Na een spoorwegbrug (de lijn met bruggen en tun-
nels wordt gebruikt door de velorail du Larzac) gaat het pad stevig omhoog. Links en rechts krioelt het van bloemen waaronder talrijke orchideeen. Eenmaal op het plateau volgen we een pad tussen buxusstruiken tot we op een brede onverharde weg komen. De vlakte is bedekt met zilverachtig glanzend gras dat wuift in de wind. Een stenen kruis bewaakt de toegangsweg naar ‘Vialadu-Pas-de-Joux’ (810 m). We hebben er onderdak gevonden in de gîte d’étape (http://vialadupasdejaux.e-monsite.com/). Viala bestond reeds ten tijde van de Tempeliers maar de Hospitaalridders bouwden er in de 15de eeuw een stoere ongeveer 30 m hoge vierkante toren met zes verdiepingen. Hij diende als graanopslagplaats en schuilplaats voor de inwoners in tijden van gevaar.
Gîte van Viala-du-pas-de-Jaux Bij de toren is de gîte maar behalve enkele huisjes en een kerk is er verder letterlijk niets. We melden ons aan in het toeristisch onthaalpunt beneden in de toren. Het bureau wordt bemand door een stagiaire en een jobstudent. Ze checken de computer maar vinden onze reservatie niet terug. Dat kan niet en ik toon het reserveringsformulier. “Je hebt het niet teruggezonden en geen voorschot betaald”. “Klopt; ik heb de reservering gekopieerd en teruggemaild met de vermelding dat ze in België geen cheques meer gebruiken”. Ze hebben de mail niet ontvangen maar er is nog plaats in de gîte, enkel het avondmaal wordt een probleem. Alle problemen zijn er om opgelost te worden. Even later wordt er iemand uit het dorp op de kop getikt om in het 5 km verder gelegen Tournemire boodschappen te gaan doen. “Lusten we Paella?”. “Paella du Larzac?” “Neen, paella uit de vriezer”. “eh, ja zeker”. We schaffen ons enkele biertjes aan en gaan die op ons gemak nuttigen. Even later zijn ze er terug met de maaltijden. De behulpzame dorpsbewoner voelt zich helemaal thuis in de toeristische dienst en laat zelfs even later een donderende wind. De jobstudent kan zijn gezicht moeilijk in een plooi houden en gaat ons vlug voor naar de gîte. Het is een bijgebouw van de toren. We gaan eerst de eetruimte binnen. De keuken is volledig ingericht. In ons deel van de ijskast toont hij de paella, enkele taartjes en een sneetje paté; in het gemeen-
schappelijke deel staat boter en confituur. Het brood ligt op tafel maar we bemerken nog enkele andere stokbroden van de vorige dag. Aan de achterkant van het gebouw moeten we een trap op. Beneden de trap zijn de toiletten en de was/doucheruimte. Boven krijgen we een kamer en op het bed ligt een vers onderlaken met kussensloop. Het hoofdeinde van het bed bevindt zich net onder een dikke dakbalk en om geen schedelbreuk op te lopen bij het ontwaken leg ik het kussen op het voeteinde. Na de douche wandelen we wat in het dorp maar vermits er absoluut niets te zien is belanden we weer in de toren voor een pintje, die we vervolgens soldaat maken op het pleintje voor de toren. Men is er druk aan het restaureren. Bij de toren staat een bordje om aan te duiden langs waar we morgen mogen vertrekken maar de variante naar Tournemire, waarvan we nochtans de tekens in het dorp konden terugvinden, is niet aangegeven. We gaan onze paella in de microgolf klaarmaken en eten ondertussen wat brood met paté. Na het avondmaal gaan we terug naar het pleintje. De verpakkingen van ons voedsel gaan er in de vuilnisbak, we eten onze taartjes en maken kennis met de andere gasten. Ze zijn afkomstig uit CharlevilleMaizière (Franse Ardennen) en zijn 30 km verder, in Saint-Affrique, bezig met de bouw van een Aldi-winkel. Om de 14 dagen gaan ze eens naar huis. Bedtijd.
07 juni: Viala-pas-de-Jaux (810 m) – Cornus (600 m)
Mas Baldy
Orchidee
18.5 km
Om 3 uur ‘s morgens schiet ik wakker. Buiten stormt het. Ergens in de toren staat een raam open dat regelmatig met een galmende bons dichtslaat. Met al dat lawaai kan ik de slaap niet meer vatten, daarenboven slaat de klok de uren telkens 2 keer. Zijn ze hier allemaal doof! vier slagen om vier uur, enkele minuten later nog eens vier slagen en zo verder. Om 6.15 u staan de aldi-arbeiders reeds op. Een uurtje later houden we het ook voor bekeken en staan we eveneens op. Het stinkt in de keuken. De vuilnisbak is propvol en staat open waardoor de vliegen de tijd van hun leven hebben. Ons brood is opgegeten en er rest enkel oud brood waarop een zwerm vliegen reeds hun behoefte hebben gedaan. Er is bijna geen koffie meer en de suikerpot bevat een kolonie mieren. Genoeg … we pakken onze rugzak en vertrekken zonder te eten. Met onze watervoorraad kunnen we het nog een tijdje stellen we vullen ze wel aan onderweg. Er staat een stevige koude wind; de trui wordt bovengehaald. Gelukkig is de omgeving van die aard dat we onze miserie vlug vergeten. Via een smal graspaadje komen we in het gehucht ‘Mas Baldy’ (791 m). Wat verder dalen we af in de ‘Cirque de Saint-Paul-des-Fonts’ (557 m). Een smal bochtig paadje met veel stenen brengt ons langs de steile wanden tot bij het dorp. We hebben water nodig en vermits “fonts” verwijst naar bronnen gaan we tot in het dorp. Een bejaard koppel is reeds aan het werk in hun groententuin. “in Viala hebben ze een zuiveringsstation gebouwd waarna ze fluoriscine (geelgroene vloeistof) in het gezuiverd water hebben gegoten om te zien waar het water tevoorschijn komt. Wel het komt hier uit de fontein bij de kerk; de urine van Viala stroomt uit onze fontein!”. Deze bewering is zeker overdreven maar we maken toch gretig gebruik van zijn voorstel om onze flessen te vullen aan de bron in zijn tuin: “uit mijn bron komt altijd proper water”. Een smal steil pad brengt ons uit het dal terug op het plateau. Door een bloemenweelde komen we op dezelfde weg die we voor het keteldal verlaten hebben. Enkele saaie km verder zijn we bij de experimentele boerderij van ‘La Fage’ (798 m). Hier doen ze genetisch onderzoek voor de verbetering van de melkproductie van de brébis.Tussen de boerderijgebouwen en langs de lavogne komen we op een breed pad. Aan de rand van een volgende cirque zien we beneden ons het dorpje ‘Saint-Beaulize’.
Cirque de Saint-Paul-des-Fonts We volgen, nagenoeg rechtlijnig, steeds hetzelfde, nu en dan lichtgolvende pad tot bij het gehucht “La Fageole” (één boerderij). Wat verder mogen we een graspad in dat over gaat naar een steile afdaling door een bos. We steken een brede asfaltweg over en komen via een volgend paadje nabij ‘Cornus’ (600 m). Er zijn wegeniswerken, geen tekens meer te bespeuren. We slaan linksaf, het asfalt is nog warm, en komen in het dorp. Voorbij de kerk is het dorpsplein en op de hoek hebben we het ‘Hotel du Nord’, ons verblijf. (http://hdno.free.fr/) De hotelier geeft ons de sleutels van de kamer op de 2de verdieping. We kleden ons om en gaan eerst eten. Het is reeds 14 u maar het restaurant zit nog aardig vol. Sla – steak met gestoofde groenten – kaas. Na de lekkere maaltijd gaan we douchen en nog wat TVkijken, beneden zorgt een pletwals voor heel wat gedaver. De rust geeft ons weer voldoende energie om te gaan controleren waar de tekens gebleven zijn. We keren naar het kruispunt terug en vinden al vlug een teken op een platgelegde verkeerspaal. Waar wijst dat teken naartoe? We ver-
Cornus kennen de verschillende mogelijkheden en vinden na een tijdje eindelijk een oud teken ver langs de asfaltweg. We keren tevreden terug naar het hotel. “waarom noem het ‘Hotel du Nord? Kom je uit het noorden van Frankrijk? “neen, neen, begin 20ste was er hier veel industrie (papierfabrieken) en was Cornus welvarend. Aan de overkant van de straat had je het ’Hotel du Midi’, en toen mijn grootmoeder in 1922 haar restaurant verbouwde tot hotel noemde ze het dan maar ‘Hotel du Nord’. Het andere hotel is reeds lang dicht.Het is 17 u de wegarbeiders houden het voor bekeken en komen een pintje drinken. Nu de werken stopgezet zijn komt het verkeer, tot woede van de arbeiders, weer op gang. Ze kijken toe hoe banden sporen trekken in het nog lauwe asfalt en bespreken hoe ze dat morgen weer zullen mogen herstellen. Bij het avondeten zitten we alleen, we zijn de enige gasten. We krijgen een charcuterieschotel gevolgd door groenten met kip. Na het eten zijn we net op tijd voor de film ‘Saving private Ryan’. Het klinkt niet overtuigend in het Frans. ‘s Nachts passeert een onweer.
Vrijdag 08 juni: Cornus (600 m) – Le Caylar (710 m) 27.5 km
Bij Saint-Rome-de-Berlières
Vuursalamander
Op het plateau
We beginnen onze laatste stapdag om 8 u met een stevig ontbijt: assortiment kleine koffiekoeken, croissants, confituur, lekkere koffie. We blijven een kleine kilometer op het asfalt lopen en slaan dan een smal paadje in dat overgaat in een oude, met stenen afgeboorde weg. Net voor een brugje volgen we een breed pad langs het riviertje om tenslotte ‘Saint-Rome-de-Berlières’ (568 m) binnen te wandelen. Een grote boerderij, enkele oude huizen en een kerkje maar geen tekens meer. We raadplegen de topo-gids; we moesten aan de boerderij linksaf. Terugkeren dus en inderdaad, verscholen tussen het gebladerde vinden we een teken. We steken een beekje over via stapstenen en mogen daarna flink de hoogte in naar de ‘Pas-de-Tiricule’ (804 m). We bevinden ons op het ‘Plateau de Guilhaumard’ en stijgen langzaam naar de ‘Roc Blanc (853 m). We genieten van een 360° panorama. Rondom ons een zee van bloemen, boven ons een vlucht gieren ; SCHITTEREND. We dalen lichtjes langs de rand van een bos. Een bord wijst er ons op dat 100 m onder onze voeten het riviertje de ‘Sorgues’ zijn ondergronds weg zoekt. We belanden in ‘Mas Raynal’ (745 m) en rusten er wat aan de rand van de weg. Een inwoner komt ons een goede dag wensen. We vertellen dat we onder de indruk zijn van de schoonheid van het plateau. “Gelukkig ben je vroeg in het seizoen want binnen een maand is alles verdord. Ik woon eigenlijk in Montpellier maar breng hier al 30 jaar de zomer door in mijn buitenverblijf. Vroeger moest ik nooit mijn gazon sproeien maar nu mag ik dat elke dag doen. Er zijn ook geen winters meer, er valt veel minder sneeuw dan toen”. De opwarming van het klimaat is hier al duidelijk te merken. We lopen verder over de asfaltweg en maken nu en dan een zijsprongetje naar de oude weg. In ‘Canals’ (745 m) is geen kanaal te bespeuren. We eten er onze laatste abrikozen onder de nieuwsgierige blikken van enkele arbeiders. Voorbij een brugje slaan we een graspad in dat ons over de kam leidt naar ‘Le Pézade’ (773 m). Over het kruispunt vervolgen we in een holle weg die uitkomt in een veld bij de snelweg. We volgen de omheining, komen bij een tunnel voor landbouwvoertuigen en volgen aan de andere kant opnieuw de omheining tot aan een pad. Open bloemenvlaktes worden afgewisseld met struiken en grillige geërodeerde rotsen. Er zijn veel sporen van everzwijnen maar de beestjes laten zich niet zien. De landbouwer in La Roque vertelde ons dat jagers de everzwijnen
gekruist hebben met gewone varkens teneinde hun productiviteit te verhogen maar dat het aantal everzwijnen ondertussen niet meer onder controle is. Een pad tussen muurtjes en buxusstruiken en we staan bij de parking van La Couvertoirade. De ‘Tour du Larzac Templier’ zit er op. Er rest ons enkel nog 5 km langs de Gr71 naar ‘Le Caylar’. In de ommuurde stad gaan we, zoals beloofd, een charcuterieschotel nuttigen in ‘Les Gourmandises de l’Aveyron). De bazin vindt het jammer dat we niet een dag later zijn want dan begint de ‘Transhumance’. Toen komen de kudden schapen voorbij La Couvertoirade om de hoger gelegen zomerweiden op te zoeken. We hebben eigenlijk niet zoveel schapen gezien maar van de geur van hun uitwerpselen en van de zoemende vliegen hebben we voldoende kunnen genieten. We laten de ommuurde stad achter ons en stijgen zachtjes tussen muurtjes en hagen door. Er lopen meerdere paadjes, het is opletten geblazen maar het GR-pad is goed aangegeven. Men is
zelfs bezig een stapelmuurtje te herbouwen. We dalen langs de rand van een bosje en komen bij een stenen kruis die de ingang naar een privédomein aangeeft. De Roc Castel is van ver zichtbaar en tussen bizar gevormde rotsen door wandelen we Le Caylar binnen. Op een terrasje lessen we onze dorst, trekken we onze sandalen aan en gaan de lege waterflessen de vuilnisbak in. In Le Barry worden we door Guy en Martine met open armen ontvangen. Victor is minder enthousiast; hij loopt rond met een soort lampenkap over zijn kop en stoot zich voortdurend. Hij heeft een kleine operatie bij zijn oog achter de rug en hij mag zich natuurlijk niet krabben. We krijgen onze kamer en na een verfrissende douche gaan we een Duveltje drinken. Guy en Martine zijn nieuwsgierig naar onze exploten en we delen graag onze ervaringen met hen. Martine vraagt of we geen slangen hebben gezien. “Slangen?”. “Ja, er zijn veel adders en in deze tijd van het jaar zijn ze bijzonder agressief”.
De trip zit er weeral op.
Slik …, we hebben talrijke keren gerust op een steenblok, soms onze behoefte gedaan langs het pad en ons zelfs meerdere keren neergelegd in het gras en dit alles zonder ene keer te controleren of we geen paar giftanden riskeerden in ons achterwerk. Tussen haakjes, stel dat je gebeten wordt. Wat moet je dan doen? Het gif uitzuigen? Bij het aperitief komen nog twee andere koppels ons vervoegen. Ze hebben waarschijnlijk nog nooit zelf een trektocht, laat staan trekkers meegemaakt en ze zijn meer onder de indruk van de afgelegde afstand dan wij zelf. Guy’s avondmaal is niet te overtreffen. Meloen met jambon de Bayonne, vis met een groententaartje en een schitterende kaasschotel. Oef .. het was een week geleden dat we nog zo lekker gegeten hebben.
Zaterdag 09 juni: Terug Na het ontbijt slenteren we naar het busstation. De bus komt pas om 9.40 u en we zijn ruimschoots op tijd. Er staan al meerdere passagiers. Eentje heeft een i-pad op en aan zijn lipbewegingen te zien denk ik dat Michael Jackson in zijn oren klinkt. Hij gaat zodanig op in de muziek dat hij plots een aantal danspasjes met bijkomende gilletjes demonstreert. Ja hoor, Michael Jackson is niet dood, hij staat voor onze neus; alhoewel ik al betere imitaties van de moonwalk heb gezien. Enkele jonge meisjes kijken verwonderd toe en kunnen met moeite hun lach inhouden. Gered door de bus. De bus doet alle haltes aan, er is veel volk op de been. In Lodève is er zaterdagmarkt. Heel wat passagiers stappen af maar hun plaats wordt vlug ingenomen. De chauffeur doet een ronde in de bus; er zijn geen plaatsen meer. Vol is vol en de volgende halten wordt enkel gestopt om vriendelijk mee te delen dat de bus
vol is en dat ze moeten wachten op de volgende. Met al dat stoppen komen we wel laat in Montpellier aan. We hebben geen tijd te verliezen; gaan niet uitpluizen hoe we een tramkaartje kunnen bemachtigen en stappen rechtstreeks de tram op naar het station. In het station houden militairen een oogje in het zeil. Ze dragen een raar hoofddeksel, precies een pannenkoek. De trein komt met 20 minuten vertraging het station binnen. We vertrekken om 12.50 u en komen pas om 16 u Paris Gare de Lyon binnen. Dit station beslaat meerdere verdiepingen en we zijn hier nog nooit aangekomen. We moeten dus een beetje zoeken. Een vriendelijke man legt ons uit hoe we in de Gare du Nord kunnen komen. Twee verdiepingen naar beneden voor metrolijn 1; het is zaterdag en super druk. We wringen ons de wagon in; opgepast voor gauwdieven. In station Chatelet overstappen op lijn 4
voor de Gare du Nord. Onze rugzakken komen nu en dan onzacht in aanraking met de andere passagiers. Sorry maar de trein wacht niet. We moeten lopen want de tijd dringt. In de Gare du Nord volgen we de bordjes ‘Grandes Lignes’ maar moeten daarvoor ook verdiepingen op en af. Om 16.48 u stormen we de stationshal binnen. Te laat, de trein naar Rijsel is al weg. Verdorie, dan maar in de rij staan voor een nieuw ticket. We staan in de file met voor ons een lading Amerikanen. Zij spreken geen of weinig Frans. De loketbedienden halen hun beste Engels boven. Halen we nog de volgende trein? Na zeker 40 minuten zijn we eindelijk aan de beurt maar moeten gelukkig niet veel uitleg geven, “de trein van Montpellier was te laat, ik maak jullie een nieuw ticket”. Om 17.35 u stappen we de trein naar Rijsel op, we reizen 1ste klasse.
Om 17.46 u vertrekt de trein stipt op tijd. Oef, alle problemen zijn achter de rug. Mis, Murphy slaat toe en met het station van Rijsel in zicht valt de trein stil. Kom dat tegen. We rijden Lille Europe binnen om 17.55 u en onze trein naar Kortrijk vertrekt uit Lille Flandres om 18.03 u. Lopen, lopen, lopen. Jépé, heeft niet in de gaten dat de roltrap stil staat, struikelt, valt en bezeert zijn knie. Je hebt dan 9 dagen over oneffen steenbrokkenpaden gewandeld en dan struikel je op een onnozele trap. Lopen, lopen, lopen. De trein staat er nog; naar goeie gewoonte zal hij met vertraging starten. De Belgische spoorwegen zijn tenminste te vertrouwen. Om 18.55 u vertrekken we met slechts 7 minuten vertraging; in Kortrijk halen we de trein naar Ieper en om 20.20 u komen we daar aan. Onze trip 2012 zit er op. Waar gaan we in 2013?