67fff4a3-0c88-4acb-a3a3-c3f8eb813c50
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | Graafschap College Sector Zorg | 26.11.2010 12:49 www.thiememeulenhoff.nl
© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2010 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 1 van 13
INHOUD: 1. DE PASGEBORENE .........................................P. 2. DE PASGEBORENE .........................................P. 3. VERPLEEGKUNDIGE ZORG VOOR DE GEZONDE PASGEBORENE ...............................................P. 4. NET NA DE BEVALLING ..................................P. 5. KENMERKEN VAN DE PASGEBORENE ...............P. 6. GEBOORTEKENMERKEN .................................P. 7. GEBOORTEKENMERKEN .................................P. 8. FYSIOLOGISCHE ICTERUS ...............................P. 9. ONDERZOEK VAN DE PASGEBORENE ...............P. 10. APGAR-SCORE ..............................................P. 11. REFLEXEN .....................................................P. 12. AANGEBOREN AFWIJKINGEN ..........................P. 13. DE VERPLEEGKUNDIGE ZORG .........................P. 14. OBSERVATIES ...............................................P. 15. OBSERVATIE VAN DE TEMPERATUUR ..............P. 16. OBSERVATIE VAN DE ADEMHALING ................P. 17. OBSERVATIE VAN HET GEWICHT ....................P. 18. VERZORGING VAN HUID, NAVELSTOMP, OGEN EN NAGELS VAN DE PASGEBORENE ..................P. 19. VERZORGING VAN DE HUID ...........................P. 20. VERZORGING VAN DE NAVELSTOMP ...............P. 21. VERZORGING VAN DE OGEN ..........................P. 22. VERZORGING VAN DE NAGELS .......................P. 23. BADEN VAN DE BABY ....................................P. 24. HET UITSCHEIDINGSPATROON .......................P. 25. VERSCHONEN VAN DE LUIER ..........................P. 26. HET SLAAPPATROON ....................................P. 27. VOEDING .....................................................P. 28. BEHOEFTE AAN VOEDING ..............................P. 29. BORSTVOEDING ............................................P. 30. FLESVOEDING ...............................................P. 31. SPECIFIEKE FLESVOEDING ...............................P. 32. VITAMINESUPPLEMENTEN ..............................P.
2 2 2 2 2 3 4 4 5 5 6 6 7 7 7 7 8 8 8 9 9 9 9 10 10 11 11 11 12 12 12 12
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010
1. De pasgeborene Hier lees je meer over de zorg voor de gezonde en de zieke pasgeborene. Deze paragraaf gaat in op de zorg voor de gezonde en de zieke pasgeborene.
2. De pasgeborene Hier lees je meer over de zorg voor de gezonde en de zieke pasgeborene. Deze paragraaf gaat in op de zorg voor de gezonde en de zieke pasgeborene.
3. Verpleegkundige zorg voor de gezonde pasgeborene De kenmerken van de pasgeborene komen hier naar voren, maar ook welke controles worden uitgevoerd bij het kind, hoe het in de gaten wordt gehouden en welke observaties worden verricht. Verder komt het uitscheidingspatroon, het slaapritme en het voedingspatroon van de pasgeborene uitgebreid aan bod. Je leest welke zorgbehoefte de pasgeborene heeft en welke begeleiding, informatie en adviezen je aan de ouders kunt geven. Als een kind net is geboren, moet het zich aanpassen aan het leven buiten de baarmoeder. Het kind moet in staat zijn om voldoende zuurstof en voedingsstoffen op te nemen. Het kind zal zichzelf ook op temperatuur moeten houden en ervoor moeten zorgen dat er regelmatig aandacht aan hem besteed wordt. Het kind plast en poept een paar keer per dag. Tijdens het verschonen van de luier, het baden of het voeden van de pasgeborene observeer je als verpleegkundige of het kind de nodige aanpassingen heeft gedaan. Je let op de kleur van de huid, de lichaamstemperatuur, de uitscheiding en het gedrag van het kind. Wat je ziet, beschrijf je nauwkeurig in het dossier en als je twijfelt aan de gezondheid van het kind, dan raadpleeg je collega’s, de verloskundige of de huisarts. Je kunt de zorg voor de pasgeborene nooit los zien van de ouders. De zorg die je uitvoert, wordt al snel overgenomen door de ouders. Je wijst de ouders op aandachtspunten bij aspecten van de verzorging en geeft antwoord op gestelde vragen. Dit hoofdstuk beschrijft de kenmerken van de pasgeborene, maar ook welke controles worden uitgevoerd bij het
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 2 van 13 kind, hoe het in de gaten wordt gehouden en welke observaties worden verricht. Verder komt het uitscheidingspatroon, het slaapritme en het voedingspatroon van de pasgeborene uitgebreid aan bod. Je leest welke zorgbehoefte de pasgeborene heeft en welke begeleiding, informatie en adviezen je aan de ouders kunt geven.
4. Net na de bevalling In de eerste week van het leven wordt het kind pasgeborene genoemd. Hier lees je meer over de kenmerken van een gezonde pasgeborene en het lichamelijk onderzoek van de pasgeborene dat plaatsvindt vlak na de bevalling. In de eerste week van het leven wordt het kind pasgeborene genoemd. Deze paragraaf beschrijft de kenmerken van een gezonde pasgeborene en het lichamelijk onderzoek van de pasgeborene dat plaatsvindt vlak na de bevalling.
5. Kenmerken van de pasgeborene De lichaamsbouw van de pasgeborene wijkt af van die van een volwassene. Het hoofd is naar verhouding groter. Het kind ademt ook oppervlakkiger en sneller en past voornamelijk buikademhaling toe. De hartslag is snel, ongeveer 120 tot 160 slagen per minuut. De pasgeborene is rozerood van kleur. De huid van een pasgeborene is vaak rimpelig. Het hoofd kan soms vervormd zijn door de enorme druk die erop is uitgeoefend tijdens de baring. Na een paar dagen is dat bijgetrokken. Uiterlijk zijn baby’s heel verschillend: mollig, lang, dik, dun, met veel haar op het hoofdje of kaal. De lichaamsbouw van de pasgeborene wijkt af van die van een volwassene. Het hoofd is naar verhouding groter. Het kind ademt ook oppervlakkiger en sneller en past voornamelijk buikademhaling toe. De hartslag is snel, ongeveer 120 tot 160 slagen per minuut. De pasgeborene is rozerood van kleur. De handen en voeten van het kind kunnen enigszins blauw zijn. Dit heet acrocyanose en kan geen kwaad. De huid kan bedekt zijn met huidsmeer ( vernix caseosa ). De hoeveelheid is afhankelijk van de zwangerschapsduur. In Nederland is het gemiddelde geboortegewicht 3500 gram en de gemiddelde lengte bij de geboorte ongeveer 50 centimeter.
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 3 van 13 kind heeft meer behoefte aan voeding of rust dan het andere. Denk eraan dat lang niet alles wat een kind doet, een reactie is op de omgeving. Sommige kinderen huilen nachtenlang achter elkaar en anderen slapen alleen als ze in hun eigen kinderwagen liggen. Daar kunnen ouders niet veel aan veranderen. Vaak is het beter als ouders hun eigen ritme aanpassen aan het ritme van het kind, dus ook gaan slapen als het kind slaapt en voeden als het wakker is. Na een aantal weken zal de kraamvrouw zien dat de beide ritmes aardig op elkaar gaan aansluiten. Dan heb je een tevreden kind en een tevreden moeder. Elk kind zal met zijn ouders een eigen ritme ontwikkelen.
6. Geboortekenmerken Bij de pasgeborene kun je een of meerdere geboortekenmerken zien: Een pasgeborene is meestal bedekt met huidsmeer
Het pasgeboren kind moet zich in korte tijd aanpassen aan het leven buiten de baarmoeder. De zorg rond de pasgeborene staat in het teken van de veranderingen die zich bij het kind en in zijn directe omgeving voltrekken. Direct na de geboorte wordt er een aantal handelingen uitgevoerd die nodig zijn om de belangrijkste aanpassingen aan de buitenwereld te bewerkstelligen. Bij deze handelingen moeten de nodige hygiënische maatregelen getroffen worden om complicaties te voorkomen. Pasgeborenen kunnen niet zeggen wat ze willen, maar ze hebben veel manieren om aan te geven wat ze wel of niet prettig vinden. Dat kun je afleiden uit: ● hun lichaamshouding: of ze gespannen en verkrampt in je armen liggen of juist lekker ontspannen; ● de manier van huilen: of ze zacht mekkerend huilen of krachtig en hard hun stem laten horen. De pasgeborene is vaak opvallend wakker tijdens de eerste uren van zijn leven. Het is alsof hij direct de omgeving in zich wil opnemen. Daarna valt hij in slaap. Als het kind huilt, kan het getroost worden door de stemmen van zijn ouders. De meeste kinderen vinden het prettig om dichtbij hun ouders te zijn. In de baarmoeder hoorde het kind constant de hartslag van de moeder en de stemmen van ouders, broers of zussen. Een pasgeborene die na geboorte snel in een eigen kamer ligt, kan deze geluiden missen. Het ene
● Caput succedaneum . Door plaatselijke druk op het voorliggende deel van de schedel kan tijdens de bevalling een zwelling ontstaan. Het oedeem is onderhuids en kan overal op het hoofd voorkomen. Het verdwijnt binnen enkele dagen. ● Cefaal hematoom . Een cefaal hematoom is een bloeding tussen het schedelbot en het botvlies. Het is het gevolg van de grote druk die op het hoofd wordt uitgeoefend tijdens de bevalling. Het onderscheid zich van het caput succedaneum doordat het cefaal hematoom tot het botoppervlak beperkt blijft. Het komt dus nooit op de fontanellen of de schedelnaden voor. Behandeling is niet nodig. Het verdwijnt vanzelf, maar het kan wat langer duren. ● Heksenmelk . Door de inwerking van moederlijke hormonen zijn de borstkliertjes van de pasgeborene enigszins opgezwollen. Dit komt bij jongetjes en meisjes voor. De eerste dagen na de geboorte kan uit de tepels van de pasgeborene een druppeltje melkachtige vloeistof komen. Dit ontstaat door het plotseling wegvallen van de vrouwelijke hormonen. De afscheiding verdwijnt binnen enkele dagen. ● Milia . Milia zijn kleine witte punten in de huid, vooral op en rond de neus. Het zijn kleine cysten, ontstaan door verstopte talgkliertjes. Ze verdwijnen spontaan.
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 ● Mongolenvlek . Kinderen van Aziatische oorsprong hebben vaak een grotere of kleinere donkergekleurde vlek op de rug. Meestal zit de vlek vlak boven de billen, maar soms ook op armen of benen. De vlek heeft verder geen enkel effect op de gezondheid. ● Ooievaarsbeet . Rode vlekken in de hals, op het voorhoofd en rond de neus. Dit wordt ook wel een ooievaarsbeet genoemd. Ze verdwijnen vanzelf. ● Harlekijnsyndroom . Heel soms kleurt een pasgeborene aan een zijde sterk rood, terwijl de andere zijde normaal van kleur blijft. De grens tussen beide kleuren is scherp begrensd. Het gaat vanzelf over en is onschuldig.
7. Geboortekenmerken Bij de pasgeborene kun je een of meerdere geboortekenmerken zien: ● Caput succedaneum . Door plaatselijke druk op het voorliggende deel van de schedel kan tijdens de bevalling een zwelling ontstaan. Het oedeem is onderhuids en kan overal op het hoofd voorkomen. Het verdwijnt binnen enkele dagen. ● Cefaal hematoom . Een cefaal hematoom is een bloeding tussen het schedelbot en het botvlies. Het is het gevolg van de grote druk die op het hoofd wordt uitgeoefend tijdens de bevalling. Het onderscheid zich van het caput succedaneum doordat het cefaal hematoom tot het botoppervlak beperkt blijft. Het komt dus nooit op de fontanellen of de schedelnaden voor. Behandeling is niet nodig. Het verdwijnt vanzelf, maar het kan wat langer duren. ● Heksenmelk . Door de inwerking van moederlijke hormonen zijn de borstkliertjes van de pasgeborene enigszins opgezwollen. Dit komt bij jongetjes en meisjes voor. De eerste dagen na de geboorte kan uit de tepels van de pasgeborene een druppeltje melkachtige vloeistof komen. Dit ontstaat door het plotseling wegvallen van de vrouwelijke hormonen. De afscheiding verdwijnt binnen enkele dagen. ● Milia . Milia zijn kleine witte punten in de huid, vooral op en rond de neus. Het zijn kleine cysten, ontstaan door verstopte talgkliertjes. Ze verdwijnen spontaan. ● Mongolenvlek . Kinderen van Aziatische oorsprong hebben vaak een grotere of kleinere donkergekleurde vlek op de rug. Meestal zit de vlek vlak boven de billen, maar soms ook op armen of benen. De vlek heeft verder geen enkel effect op de gezondheid.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 4 van 13 ● Ooievaarsbeet . Rode vlekken in de hals, op het voorhoofd en rond de neus. Dit wordt ook wel een ooievaarsbeet genoemd. Ze verdwijnen vanzelf. ● Harlekijnsyndroom . Heel soms kleurt een pasgeborene aan een zijde sterk rood, terwijl de andere zijde normaal van kleur blijft. De grens tussen beide kleuren is scherp begrensd. Het gaat vanzelf over en is onschuldig.
8. Fysiologische icterus Bijna alle pasgeborenen zien geel rond de derde levensdag. Dat is vooral zichtbaar op de neus. Dit geelzien wordt fysiologische icterus genoemd en wordt veroorzaakt door bilirubine. Bilirubine is een stof die vrijkomt bij de afbraak van rode bloedlichaampjes. Een kind heeft bij de geboorte een hoog gehalte aan rode bloedlichaampjes waarvan een deel wordt afgebroken tijdens de eerste levensdagen. De nog onrijpe lever heeft moeite met het verwerken van de bilirubine. De bilirubine circuleert daardoor in het bloedvatenstelsel en veroorzaakt een gele verkleuring van de huid. Het duidelijkst is dit te zien bij het oogwit. Door bloedonderzoek wordt de hoeveelheid bilirubine in het bloed bepaald. Donkere kinderen zijn hierop moeilijk te observeren en daarom wordt bij hen eerder bloedonderzoek gedaan. Zonlicht helpt bij het afbreken van bilirubine. Een eerste advies aan ouders is dan ook het kindje voor een raam te leggen, zodat de zon mee kan helpen aan de afbraak van de bilirubine. Door icterus zal het kind sloom worden en slecht gaan drinken. Als verpleegkundige moet je dit op tijd onderkennen en interventies plegen die het sloom worden tegengaan. Bilirubine wordt het meest uitgescheiden via de ontlasting, van belang is dus om de voeding goed op gang te houden. Het kan zijn dat de borstvoeding nog niet goed op gang is. Naast het extra stimuleren van de borstvoeding door bijvoorbeeld kolven, kan de baby bijgevoed worden met flesvoeding om in ieder geval te zorgen dat de bilirubine uit het lichaam gaat. Een hoog gehalte aan bilirubine, ook wel hyperbilirubinemie genoemd, is schadelijk voor het kind. Uiteindelijk kan het hersenbeschadiging veroorzaken. Daarom zal er therapie in de vorm van fototherapie of wisseltransfusie nodig zijn. Fototherapie is mogelijk op de kraamafdeling of thuis met een biliblanket. Een biliblanket is een lichtgevend matje dat ervoor zorgt dat de bilirubine afgebroken wordt. Het lichtgevende matje moet zo dicht mogelijk tegen de huid gedragen worden en wordt onder het hemdje van de
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 baby geschoven. Voor wisseltransfusie zal de baby opgenomen worden op de neonatologieafdeling.
9. Onderzoek van de pasgeborene Na de geboorte wordt de pasgeborene goed gecontroleerd, want het is belangrijk om te weten of de pasgeborene helemaal in orde is. Bij de pasgeborene wordt gekeken naar: de Apgar-score; de reflexen en aangeboren afwijkingen. Na de geboorte wordt de pasgeborene goed gecontroleerd, want het is belangrijk om te weten of de pasgeborene helemaal in orde is. Bij de pasgeborene wordt gekeken naar: ● de Apgar-score; ● de reflexen; ● aangeboren afwijkingen.
10. Apgar-score Met de Apgar-score wordt de conditie van de pasgeborene op vijf vitale criteria gecontroleerd. De test is genoemd naar de Amerikaanse arts Virginia Apgar die de test heeft ontwikkeld. De verloskundige bepaalt de score van het kind twee keer: een minuut na de geboorte en vijf minuten na de geboorte nog eens. Dit gebeurt om helemaal zeker te zijn van het resultaat. Als er een reden voor is, wordt de score na tien minuten nogmaals herhaald. De verloskundige controleert het volgende: ● Hartfrequentie. De verloskundige meet de frequentie van de hartslag. Als de pasgeborene een hartslag van meer dan honderd slagen per minuut heeft, krijgt hij twee punten. Een hartslag van minder dan honderd is een punt. Geen hartslag betekent nul punten. ● Ademhaling. Als de pasgeborene na de geboorte flink huilt en goed doorademt, krijgt hij twee punten. Een pasgeborene die zwak, onregelmatig of kreunend ademhaalt, krijgt een punt. Een kind dat niet op eigen kracht gaat ademen, krijgt geen punten.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 5 van 13 ● Spierspanning. De pasgeborene krijgt ook punten voor de regelmaat en de kracht waarmee hij beweegt. Als het kind zijn armen en benen goed beweegt, is alles in orde en krijgt het twee punten. Maakt het kind maar weinig bewegingen met zijn ledematen, dan krijgt het een punt. Zuurstofgebrek of bijvoorbeeld uitputting kunnen ervoor zorgen dat een baby slap ter wereld komt. De spierspanning is dan afwezig en dus worden er geen punten gegeven. ● Reactie op prikkels. De verloskundige stelt ook vast in welke mate de pasgeborene reageert op prikkels, zoals aanraken, licht en geluid. Een kind dat reageert door te huilen, te hoesten of te niezen krijgt twee punten. Als de pasgeborene reageert met kleine jammergeluidjes, een grimas en zwakke bewegingen, geeft de verloskundige hem een punt. Als het kind helemaal niet reageert, krijgt het geen punten. ● Kleur van de huid. Veel kinderen hebben een blauwe kleur bij hun geboorte. Behoudt het kindje een blauwe kleur of is het zelfs bleek, dan krijgt het nul punten. Als het lichaam roze is en de handen en voeten blauw zijn krijgt het één punt. Is het kind helemaal roze, dan krijgt het twee punten. De Apgar-score is ontwikkeld om heel snel te kunnen bekijken of een pasgeboren kind extra hulp nodig heeft. De meest baby’s scoren tussen de zeven en tien punten. Die score staat dan ook voor een normale tot goede conditie. Als de baby vier tot zes punten haalt, is zijn conditie minder goed en kan het zijn dat hij nog een tijdje in de couveuse moet of andere medische hulp nodig heeft. Bij minder dan vier punten is meestal een spoedbehandeling nodig. Vaak zijn er dan een slechte ademhaling en een slechte circulatie die ondersteund moeten worden. De eerste interventie is het op peil krijgen van de ademhaling door het toedienen van zuurstof en in ernstige gevallen door beademing. Is de ademhaling op gang, dan volgt vaak de circulatie vanzelf. Is dit niet het geval, dan start er een reanimatie. Deze is verder uitgewerkt bij de zorg voor de zieke pasgeborene.
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 6 van 13
PUNTEN 0
1
2
● lichaam roze ● handen/voeten zijn blauw ● onregelmatig ● langzaam ● snakkend < 100/min matig=weinig beweging
helemaal roze
FACTOREN Huidskleur
blauw/bleek
Ademhaling
afwezig
Hartslag Spierspanning
afwezig slap
Reactie op prikkels ● voetzool ● neus/keel
geen
● grimas ● grimas
goed doorhuilen
> 100/min ● goed ● beweegt armen en benen ● huilen ● niest/hoest
Apgar-score
11. Reflexen Reflexen bij pasgeborenen zijn primitieve reacties op allerlei prikkels. De volgende reflexen kun je bij pasgeborenen waarnemen: ● Zuigreflex. Als de vinger in de mond van een pasgeborene wordt gebracht, begint deze direct krachtig en ritmisch op de vinger te zuigen. Een gezonde pasgeborene moet een krachtige zuigreflex hebben. ● Tepelzoekreflex. Bij het aanraken van de wang of de bovenlip draait de pasgeborene het hoofd in de richting van de prikkel. Zodra het voorwerp in de mond komt, gaat de zoekreflex over in de zuigreflex. Beide reflexen verdwijnen ongeveer in de zesde maand. ● Grijpreflex. Grijpreflex van de handen: het aanraken van de handpalm levert direct een reactie op van buigen van de vingers en het stevig vastpakken van een vinger. Door zachtjes over de handrug te wrijven gaat de hand weer open. De grijpreflex aan de handen verdwijnt tussen de vierde en zesde maand. Grijpreflex van de voeten: als de voet met de duim onder de bal van de voet wordt vastgepakt, kromt de pasgeborene de voetzool en tenen. ● Mororeflex. De mororeflex is op te wekken door het hoofd van de pasgeborene plotseling achterover te bewegen of door het kind te laten schrikken. Het kind reageert met het sluiten van de ogen, strekken en omhoog doen van de armen en het spreiden van de vingers. Deze reflex verdwijnt na drie of vier maanden.
● Loopreflex. Als de baby met de voetjes op een stevige onderlaag geplaatst wordt, strekt het de beentjes. Wordt het kind voorovergehouden, dan volgt automatisch een loop- of stapbeweging. Na ongeveer zes tot acht weken is deze reactie verdwenen. ● Opstapreflex. Als de voorzijde van de onderbenen van de pasgeborene langs de rand van een voorwerp strijkt, dan trekt het kind de benen op alsof hij op het voorwerp wil stappen. ● Reflex van Babinski. Bij het strijken langs de buitenrand van de voetzool, van de hiel in de richting van de tenen, trekt het kind de voet in een reflex omhoog, waarbij hij de tenen strekt en spreidt. Aan het einde van het eerste levensjaar is deze reflex verdwenen. ● Asymmetrische tonische nekreflex. Als de baby met het hoofd naar een kant gedraaid op de rug ligt, dan strekken de arm en het been zich aan de kant waar het kind naartoe kijkt. De arm en het been aan de andere kant buigen zich juist. De reflex is aanwezig tot de leeftijd van zes tot negen maanden.
12. Aangeboren afwijkingen Naast de Apgar-score waarbij de vitale functies zijn gecontroleerd en de reflexen, onderzoekt de verloskundige de pasgeborene ook op eventuele aangeboren afwijkingen. Ze luistert naar het hartje en de longen en kijkt het kind na op uiterlijke afwijkingen. Veel aangeboren afwijkingen gaan gepaard met uiterlijke kenmerken. Te denken valt aan de stand van de ogen bij kinderen met het Down-syndroom of een afwijkende stand van de voetjes bij klomp-
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 voetjes. Pas als de verloskundige het kindje helemaal heeft gecontroleerd en er geen afwijkingen gevonden zijn, is er sprake van een gezonde pasgeborene.
13. De verpleegkundige zorg De verpleegkundige zorg aan pasgeborenen bestaat uit: observatie van temperatuur, ademhaling en gewicht van de pasgeborene; observatie en verzorging van de huid, navelstomp, ogen en nagels; baden van de baby; observatie van het uitscheidingspatroon en observatie van het slaappatroon. De verpleegkundige zorg aan pasgeborenen bestaat uit: ● observatie van temperatuur, ademhaling en gewicht van de pasgeborene; ● observatie en verzorging van huid, navelstomp, ogen en nagels; ● baden van de baby; ● observatie van het uitscheidingspatroon; ● observatie van het slaappatroon.
14. Observaties Een van je taken als verpleegkundige is observatie van de temperatuur, de ademhaling en het gewicht van de pasgeborene. Een van je taken als verpleegkundige is observatie van de temperatuur, de ademhaling en het gewicht van de pasgeborene.
15. Observatie van de temperatuur Een normale lichaamstemperatuur is 37ºC. Een pasgeborene heeft nooit zijn eigen temperatuur hoeven regelen, in de baarmoeder zorgt zijn moeder daar immers voor. Als de baby geboren is, moet hij zelf zijn temperatuur gaan regelen. In het begin hebben sommige baby’s daar wat moeite mee en moeten ze geholpen worden met kruiken. Het is belangrijk om hierbij te helpen, omdat het kind anders erg veel energie kwijtraakt aan het vasthouden van zijn temperatuur. Dit gaat dan ten koste van bijvoorbeeld het drinken. Als de lichaamstemperatuur onder de 37ºC komt, leg je een kruikje in de wieg. De kruik wordt gevuld
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 7 van 13 met een kopje koud water, aangevuld met kokend water. Door het kopje koud water weet je zeker dat er geen kokend water in de kruik zit, mocht deze gaan lekken. De dop moet goed vastgedraaid worden en je moet de kruik controleren op lekkage. Hierna moet hij in een kruikenzak. Je legt de kruik met de open kant (de vuldop) richting voetjes, aan de zijkant van de baby in het wiegje. Als de lichaamstemperatuur onder de 36,5ºC komt, leg je zelfs twee kruiken in de wieg. Bij een lichaamstemperatuur boven de 37ºC kun je de kruiken weer uit het wiegje halen. De eerste twee weken houden de verzorgers van het kind de temperatuur dagelijks bij. Daarna gebeurt dat alleen als het kind zichzelf nog niet goed op temperatuur kan houden of als de ouders denken dat het kind mogelijk geen goede temperatuur heeft door ziekte. Als de temperatuur te laag is, kan er weer een kruik in de wieg gelegd worden. Blijft de temperatuur van het kind na twee weken nog schommelen, dan kan een huisarts worden gevraagd het kind extra te onderzoeken. Binnen twee weken moet een gezonde pasgeborene zichzelf op temperatuur kunnen houden in een normale omgevingstemperatuur van rond de 19ºC.
16. Observatie van de ademhaling Een pasgeborene ademt oppervlakkiger en sneller dan een volwassene en past vooral buikademhaling toe. De zuigeling ademt de eerste maanden door de neus. Soms zie je dat het kind neusvleugelt. Het vergroten van de neusvleugels resulteert in een flinke afname van de nasale weerstand. Neusvleugelen betekent dat het kind extra moeite doet om adem te halen. Dit is een teken dat de normale ademhaling niet voldoende is. Ook langdurig kreunen betekent dat het kind moeite heeft met de ademhaling. Soms wordt kreunen veroorzaakt doordat er nog slijm in de keel van de pasgeborene zit. Je kunt dit verhelpen door de pasgeborene nogmaals goed uit te zuigen. Blijft het kind kreunen, dan is het raadzaam de behandelend arts het kind nogmaals goed te laten nakijken en naar de longen te laten luisteren. Soms is er wat vruchtwater in de longen terechtgekomen. Dit bemoeilijkt de ademhaling. Als het kind hier veel hinder van ondervindt, moet de ademhaling ondersteund worden en is opname op een neonatologieafdeling noodzakelijk. Soms zie je dat een zogenaamd masker zichtbaar wordt op het gezicht van de baby. Rondom de neus en mond is dan een blauwe kleuring zichtbaar. Het masker kan een
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 8 van 13
bemoeilijkte ademhaling betekenen. Als de huidskleur verandert van rozerood naar bleek, moet altijd een arts worden gewaarschuwd. Deze kan beoordelen of een behandeling moet volgen. Intrekkingen van het borstbeen zijn bij een pasgeborene ook een teken dat hij extra arbeid moet verrichten om adem te halen. Als dit lang aanhoudt, wordt het kind erg moe en kan de ademhaling stokken. Daarom moet ook dit opnieuw door de behandelaar beoordeeld worden. Soms kan een kindje wat snurkend ademhalen of niezen. Dit zijn echter onschuldige dingen, die door houdingsverandering snel kunnen stoppen.
17. Observatie van het gewicht Het geboortegewicht van de baby is het uitgangspunt voor de groei. In het begin zal het kindje nog niet veel voeding binnenkrijgen. De borstvoeding moet nog op gang komen en baby’s zijn vaak de eerste dag nog misselijk. Pasgeborenen leven dan van de reserves die ze hebben opgebouwd in de laatste fase van de zwangerschap. Als ze deze reserves gebruiken, vallen ze af. Dit is een heel normaal proces. Pasgeborenen mogen tot 10% van hun geboortegewicht afvallen. Als ze meer zijn afgevallen, moet er overleg plaatsvinden met de verantwoordelijke behandelaar over eventueel bijvoeden met flesvoeding. De pasgeborene zal dan dagelijks gewogen worden. Het bijvoeden kan met een flesje of een cup. Cupfeeding wordt gebruikt als er met de mondmotoriek van de baby niets aan de hand is. Vul een ‘cup’ met de hoeveelheid voeding die de baby nodig heeft. Als er afgekolfde moedermelk is, wordt deze eerst gebruikt. Anders wordt kunstvoeding gebruikt. Jij of de moeder neemt de pasgeborene vrij rechtop in de arm. Eventueel kan de pasgeborene in een doek gewikkeld worden om het wegslaan van de cup door de beweeglijke armpjes te voorkomen. Plaats de cup op de onderlip van de pasgeborene tot hij contact krijgt met de melk. De cup moet steeds op dezelfde plaats blijven. De meeste pasgeborenen zullen de voeding met hun tongetje opslobberen. Sommigen zuigen het meer naar binnen, waardoor belletjes verschijnen in de voeding. Het is niet de bedoeling dat de voeding naar binnen wordt gegoten. Zorg dat het onderlipje van de baby contact houdt met de vloeistof in de cup. Laat de baby zijn eigen tempo bepalen en pauzeren wanneer het nodig is.
Cupfeeding
18. Verzorging van huid, navelstomp, ogen en nagels van de pasgeborene Als verpleegkundige verzorg je de huid, de navelstomp, de ogen en de nagels van de pasgeborene. Bovendien doe je bij deze verzorging enkele belangrijke observaties. Als verpleegkundige verzorg je de huid, de navelstomp, de ogen en de nagels van de pasgeborene. Bovendien doe je bij deze verzorging enkele belangrijke observaties.
19. Verzorging van de huid De huid van een pasgeborene is na de geboorte nog erg kwetsbaar en kan zich nog niet goed verdedigen tegen bacteriën, zon, regen, wind en milieuvervuiling. De huid is vatbaarder voor infecties en schimmels, omdat de beschermende zuurmantel ontbreekt. Ook de hoornlaag is nog lang niet volgroeid, waardoor er sneller irritaties kunnen optreden. Je let op afwijkingen van de huid, zoals verkleuringen en rode geïrriteerde plekjes. Bij een geïrriteerde huid is het belangrijk de oorzaak van de irritatie te achterhalen en deze weg te nemen. Oorzaken kunnen zijn: ● ● ● ●
synthetische kleding; waspoeder; wasverzachter; natte vieze luiers.
Als verpleegkundige geef je adviezen over kleding en verzorging. Bij elke voeding moet de pasgeborene verschoond worden. Sommige baby’s zijn erg gevoelig voor wegwerpluiers, omdat hier veel plastic in verwerkt is. Zonodig leer je de ouders katoenen luiers te gebruiken of gaat ze op
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 zoek naar betere alternatieven, zoals papieren luiers waar weinig of geen plastic in verwerkt is. Verder zijn er allerlei crèmes en zalfjes voor de gevoelige babyhuid die de uitslag kunnen verminderen en de huid kunnen verzorgen. Is de uitslag hardnekkig en neemt die steeds meer toe dan moet je hier een arts of verloskundige over raadplegen. Voor de verzorging van de huid van de pasgeborene kun je een paar druppels babyolie in het badwater doen. Dit houdt de babyhuid soepel en voorkomt uitdroging. Was de baby met een katoenen washandje of met de blote handen en gebruik geen zeep. Zeep vermindert de werking van de badolie. Tegenwoordig wordt steeds meer de voorkeur gegeven aan het wassen met de blote handen, omdat huid-huid contact zorgt voor een betere hechting tussen ouder en kind en het is een mogelijkheid tot massage. Na het baden dep je de baby droog met een katoenen luier, die neemt meer vocht op dan een handdoek. Als je in plaats van badolie zeep gebruikt, moet je een speciale babyzeep gebruiken. Deze is vetter dan gewone zeep, waardoor de huid minder uit zal drogen. Bij het drogen moeten de huidplooien goed droog zijn. Als de pasgeborene een erg droge huid heeft, kun je bodylotion gebruiken.
20. Verzorging van de navelstomp De navelstomp moet gezien worden als een wond. Het wondje moet dagelijks schoongemaakt worden. Bij het tijdstip van de navelverzorging houd je rekening met het slaap-waakritme en de voedingstijd van het kind. Ontkleed de onderbuik van het kind en maak de luier los. Je maakt de navel schoon met een gaasje gedrenkt in alcohol (chloorhexidine) en dept de navel rondom de aanzet naar de buikwand goed schoon. Bij roodheid en een vieze geur van de navel kan er sprake zijn van een infectie en moet je de behandelaar op de hoogte brengen. Dit kan de verloskundige of de arts zijn. De navelklem mag niet aan de rechterkant op de buik liggen, want dat kan druk geven op de lever. De vierde dag na de bevalling mag de navelklem losgehaald worden. Dit gebeurt met een speciale navelklemschaar.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 9 van 13
21. Verzorging van de ogen Bij de observatie van de ogen let je op de kleur van het oogwit en eventuele irritaties in en rondom de ogen. Als de oogjes er niet geïrriteerd uitzien, kun je ze gewoon met de dagelijkse wasbeurt met een schoon washandje zonder zeep wassen. Soms zit er wat gelig spul in de ooghoekjes van de pasgeborene. Dit kun je weghalen met een schoon doekje of gaasje (eventueel vochtig gemaakt met gekookt, afgekoeld water). Dit moet van buiten naar binnen gebeuren, richting de neus wrijven. Zijn de oogjes rood geïrriteerd, dan is het raadzaam hier een arts of verloskundige naar te laten kijken. Mogelijk is het kind dan ergens overgevoelig voor of ontwikkelt zich een ontsteking. De ogen zijn hier erg gevoelig voor en zijn ook erg kwetsbaar. Je moet hier dus extra alert op zijn.
22. Verzorging van de nagels De nagels van een pasgeborene mogen niet worden geknipt. Dat mag pas na vier tot zes weken. De kans dat bij het te vroeg knippen van de nageltjes de nagelriempjes beschadigd worden, is groot. Het gevaar op ontsteken is dan niet ondenkbaar, vandaar dat er grote voorzichtigheid geboden is. Als de nageltjes erg lang zijn, breekt er vaak vanzelf een stukje af. Als baby’s zich verwonden aan de eigen scherpe nageltjes, kun je katoenen handschoentjes of sokjes aan de handjes doen, zodat ze zichzelf niet meer kunnen krabben of bezeren.
23. Baden van de baby Voor het tijdstip van het baden van de baby houd je rekening met het slaap-waakritme van de pasgeborene. De pasgeborene ligt het prettigst in een ruimte met een aangename omgevingstemperatuur. Een warmtelamp boven het aankleedkussen bijvoorbeeld kan afkoeling van de pasgeborene voorkomen. Voor het tijdstip van het baden van de baby houd je rekening met het slaap-waakritme van de pasgeborene. De pasgeborene ligt het prettigst in een ruimte met een aangename omgevingstemperatuur. Een warmtelamp boven het aankleedkussen bijvoorbeeld kan afkoeling van de pasgeborene voorkomen. Er zijn nogal wat spullen nodig bij het baden, zoals:
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 ● een badje of een tummy tub met handwarm water (37ºC); ● schone kleren; ● schone luier; ● schoonmaakdoekjes voor poepluiers; ● hydrofiel washandje; ● katoenen luier om af te drogen; ● weegschaal; ● thermometer; ● babyzeep of -olie; ● gaasjes en alcohol of chloorhexidine om de navel te verzorgen; ● babyzalf of babycrèmes; ● eventueel een haarborstel en haarlotion. Was je handen, laat het bad vollopen en controleer de temperatuur van het water met een badthermometer (ongeveer 37ºC). Leg het kind op het aankleedkussen en ontkleed eerst het onderlichaam. Temperatuur de baby en noteer de temperatuur. Vervolgens ontkleed je het bovenlichaam van het kind. Weeg het kind, noteer het gewicht in de rapportagelijst van de baby. In de thuissituatie is er geen zorgdossier, want daar wordt vaak zorg gegeven door een kraamverzorgende. Leg het kind vervolgens weer terug op het aankleedkussen. Als je een washandje gebruikt, gaat de voorkeur uit naar een hydrofiel washandje. Dit is een washandje van dun katoen dat eigenlijk alleen bij baby’s wordt gebruikt: het is wat gladder dan badstof, kan beter tussen de plooien komen en is goed schoon te krijgen. Was eerst het gezicht en eventueel de oogjes, zonder zeep aan de washand. Was daarna de handjes, de armpjes, het bovenlijf en de beentjes. Het laatste was je de billen. Vervolgens pak je de baby op. Ondersteun het hoofdje met je pols en houd met die hand het armpje stevig vast, met de andere hand ondersteun je de billen van de baby en laat hem rustig zakken in het water. In het water hoef je de billen niet meer te ondersteunen en gebruik je de vrije hand om het kindje af te spoelen. Pak het kind weer uit het water door de billen te ondersteunen en leg het op een droge, schone doek. Droog het kind snel af, anders koelt het te veel af. Vooral de huidplooien hebben extra aandacht nodig bij het afdrogen, dus achter de oren, nek, oksels, ellebogen, liezen en knieholtes. Vervolgens verzorg je de navel van het kind en kleed je het kind aan. Zorg voor een goede afronding van het baden door volgens protocol op te ruimen en schoon te maken.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 10 van 13
24. Het uitscheidingspatroon Normaal gesproken heeft het kind bij elke verschoning (voor of na de voeding) een natte luier. Als het kind regelmatig droog is bij het verschonen, kan het zijn dat het te weinig voeding krijgt. De nieren van een kind werken al voor de geboorte. Al vanaf de derde zwangerschapsmaand plast het kind in het vruchtwater. Meestal plast het kind snel na de geboorte. Als het kind 24 uur na de geboorte nog niet geplast heeft, dan is nader onderzoek gewenst. De werking van de nieren is nog niet optimaal. Het vermogen om water vast te houden en de urine te concentreren, is nog gering. Normaal gesproken heeft het kind bij elke verschoning (voor of na de voeding) een natte luier. Als het kind regelmatig droog is bij het verschonen, kan het zijn dat het te weinig voeding krijgt. Veel pasgeboren meisjes vertonen in de eerste week afscheiding van dik, wit slijm. Soms is deze afscheiding bloederig. De oorzaak is het wegvallen van de moederlijke hormonen. Bloederige afscheiding wordt ook wel pseudomenstruatie genoemd. De eerste ontlasting van het kind wordt meconium genoemd. Deze is zwart van kleur, kleverig en taai. Meconium is moeilijk van de huid te verwijderen. Door de billetjes in te zalven met vette zalf kan het meconium makkelijker verwijderd worden. Als het kind niet binnen 48 uur meconium loost, zal de arts gewaarschuwd moeten worden. Mogelijk is dan de doorgang van de darmen naar de anus belemmerd of niet goed aangelegd. Dit behoeft snel nader onderzoek.
25. Verschonen van de luier Leg het kind op het aankleedkussen, ontkleed het onderlichaam van het kind en maak de luier los. Maak de billen schoon met billendoekjes of natgemaakte watjes. Observeer de mate van natheid van de luier (eventueel door te wegen) en de conditie van de huid: gaaf, rood, uitslag, aanwezigheid van pukkels. Verwijder de gebruikte luier en verwissel deze voor een schone luier. Smeer eventueel wat zalf op de billen. Vervolgens kleed je het kind weer aan. Zorg voor een goede rapportage van de bevindingen op de rapportagelijst van de baby.
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010
26. Het slaappatroon Ritme krijgen in het slaap- en waakgedrag duurt een aantal weken. Een rustige omgeving en het bieden van een bepaalde regelmaat in het voeden, verschonen en rusten, kan het kind helpen om een eigen ritme te ontwikkelen. Kinderen zijn vertrouwd met veel geluiden, omdat ze in de baarmoeder veel horen, onder meer de stemmen van de ouders, muziek en de hartslag van de moeder. Als de pasgeborene in het eigen bed wordt gelegd, kan hij deze geluiden missen. Ook kan hij de geur van de moeder missen of last krijgen van de kou. Soms slaapt het kind daarom beter in de directe nabijheid van de ouders. Als ouders dat prettig vinden, kan het kind in een eigen bedje vlak naast het bed van de ouders slapen. Er zijn verschillende manieren om de baby te laten wennen aan het slapen in het eigen bed en in de eigen kamer. Janna en Kees hebben een wolk van een dochter gekregen. Alleen het inslapen in haar eigen bed wil maar niet lukken; ze krijst alles bij elkaar als ze in haar wiegje wordt gelegd. Janna en Kees begrijpen er niets van. De wijkverpleegkundige van Ouder- en kindzorg komt op huisbezoek om kennis te maken en een afspraak te maken voor een eerste bezoek aan het consultatiebureau. Janna en Kees besluiten haar om advies te vragen. De wijkverpleegkundige vertelt: ‘Sommige kinderen vinden het erg prettig om zo veel mogelijk bij je te zijn. Je kunt dit afbouwen door haar eerst op je buik in slaap te laten vallen en dan in haar wiegje te leggen. Als het dan lekker warm is in het wiegje, omdat je dit met een kruik lekker hebt opgewarmd, zal ze daar wel doorslapen. Een volgende keer kun je haar dan in een warm wiegje leggen en even bij haar blijven tot ze inslaapt. Wrijven over haar buikje ontspant en een muziekje kan haar afleiden. De volgende keer zet je het liedje aan en loop je rustig weg. Laat de kamerdeur nog open, dan kan ze jullie nog horen. Nog later zal ze zonder problemen in haar eigen bedje inslapen. Het is ook allemaal vreemd, koud en vreselijk wennen voor zo’n kleintje. Ze hebben veel behoefte aan warmte en geborgenheid in het begin, de wereld is zo groot!’ Janne en Kees gaan het uitproberen en twee weken later slaapt hun dochtertje in haar eigen bed. Een kind is vlak na zijn geboorte vaak een poosje wakker. Het is alsof het kind de omgeving goed in zich op wil nemen. Na deze periode volgt meestal een lange periode waarin het kind veel slaapt en alleen wakker wordt als het
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 11 van 13 honger heeft. In de eerste weken na de geboorte wordt het kind ook ’s nachts wakker voor een voeding. Ritme krijgen in het slaap- en waakgedrag duurt een aantal weken. Een rustige omgeving en het bieden van een bepaalde regelmaat in het voeden, verschonen en rusten, kan het kind helpen om een eigen ritme te ontwikkelen. Voor een pasgeborene is de slaaphouding van belang en dus ook hoe hij in het bedje ligt. Uit onderzoek is gebleken dat een kind beter niet op de buik kan liggen. Er is een duidelijk verband aangetoond tussen buikligging en wiegendood. Als het kind op de rug in het bedje ligt, mag de deken niet te ver richting het hoofd worden gelegd, omdat hij dan onder de deken kan verdwijnen en kan stikken.
27. Voeding De eerste dagen na de geboorte is het aanbod en de vraag om voeding van een kind nog niet goed op elkaar afgestemd. Soms is het kind de eerste dag erg misselijk en spuugt het veel. Elke drie uur mag het kind even drinken. Zeker als de moeder borstvoeding wil geven, is het regelmatig aanleggen van groot belang. De eerste dagen na de geboorte is het aanbod en de vraag om voeding van een kind nog niet goed op elkaar afgestemd. Soms is het kind de eerste dag erg misselijk en spuugt het veel. Elke drie uur mag het kind even drinken. Zeker als de moeder borstvoeding wil geven, is het regelmatig aanleggen van groot belang. Voedingstijden worden dan niet vaak als leidraad gehouden, maar het kind wordt op vraag gevoed: feeding on demand. In de baarmoeder heeft het kind reserves aangelegd die het gedurende de eerste dagen van het leven opmaakt. Deze tijd is nodig om de borstvoeding op gang te laten komen. Naast of in plaats van borstvoeding kan ook flesvoeding gegeven worden. Er zijn veel verschillende soorten flesvoeding, afgestemd op de verschillende behoeften en leeftijden van de zuigeling.
28. Behoefte aan voeding Het heeft geen zin om gedurende de eerste week (of daarna) het kind te laten huilen om een bepaald ritme na te streven. Een extra voeding kan voor een pasgeborene geen kwaad. Tussen de achtste en dertiende week na de geboorte stopt meestal de behoefte aan nachtvoeding vanzelf. De meeste kinderen worden alleen wakker voor de voeding en slapen na de voeding direct weer in. Dat betekent dat een pasgeborene ongeveer om de drie of vier uur wak-
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 ker wordt, zowel overdag als ’s nachts. Het heeft geen zin om gedurende de eerste week (of daarna) het kind te laten huilen om een bepaald ritme na te streven. Een extra voeding kan voor een pasgeborene geen kwaad. Tussen de achtste en dertiende week na de geboorte stopt meestal de behoefte aan nachtvoeding vanzelf. Het is vaak moeilijk om een goed ritme te vinden, omdat er zo veel verandert in het jonge leven van het kind (en de ouders). Door de enorme groei die vooral in het eerste jaar optreedt, stijgt de voedingsbehoefte ook snel. Vanaf de geboorte moet deze hoeveelheid opgebouwd worden, omdat de baby de eerste dagen niet in staat is om zo veel per dag te drinken. Op de eerste dag wordt ongeveer zes of zeven keer 10 milliliter gegeven. De tweede dag 20 milliliter per voeding en de derde dag 30, totdat de juiste hoeveelheid bereikt is. Na ongeveer tien dagen is de juiste hoeveelheid (150 ml/ kg lichaamsgewicht per 24 uur) bereikt. Bij borstvoeding ligt het anders. Het kind wordt om de drie uur aangelegd of on demand , als het kind aangeeft die behoefte te hebben. Het voordeel is dan dat het kind niet wakker gemaakt hoeft te worden om te drinken. Als je fladderen (het snel, trillerig bewegen van de armpjes) waarneemt bij het kind, kan dat een teken zijn van een laag bloedsuikergehalte. In de meeste gevallen wordt een laag bloedsuikergehalte veroorzaakt door het uitstellen van voedingen of het niet goed drinken. Door voeding te geven, is dit meestal snel opgelost. Als de moeder borstvoeding geeft, moet je de pasgeborene na de voeding opnieuw observeren op fladderend gedrag. Als de baby zich niet heeft hersteld, is overleg met de behandelaar gewenst over het geven van eventuele bijvoeding.
29. Borstvoeding Bij het geven van borstvoeding moet de moeder de borsten goed schoonmaken, zowel voor als na de voeding. Dit kan ze met water doen. Bij het geven van borstvoeding moet de moeder de borsten goed schoonmaken, zowel voor als na de voeding. Dit kan ze met water doen. De moeder kan ook, voor ze het kind aanlegt, enkele druppels voeding afkolven en de tepels daarmee schoonmaken. Deze methode heeft als voordeel dat deze overal toegepast kan worden.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 12 van 13
30. Flesvoeding Bij flesvoeding moeten de fles en de speen goed schoon zijn. In een ziekenhuis wordt meestal gewerkt met kant-en-klare flesvoeding en spenen, die na gebruik worden weggegooid. Als de voeding zelf wordt klaargemaakt, dan moet het voorschrift op de verpakking opgevolgd worden. Bij flesvoeding moeten de fles en de speen goed schoon zijn. In een ziekenhuis wordt meestal gewerkt met kanten-klare flesvoeding en spenen, die na gebruik worden weggegooid. Als de voeding zelf wordt klaargemaakt, dan moet het voorschrift op de verpakking opgevolgd worden. Een klaargemaakte voeding kan 24 uur in de koelkast worden bewaard. De voeding kan dus voor een dag worden klaargezet. De fles wordt elke dag gedurende 20 minuten uitgekookt, de speen 3 minuten.
31. Specifieke flesvoeding Een kind dat niet goed reageert op borstvoeding of gewone flesvoeding kan, in overleg met de arts, een ander soort voeding krijgen. Er zijn veel verschillende soorten voeding op de markt, zoals: ● voeding voor hongerige baby’s; ● voeding voor baby’s die allergische reacties vertonen bij gewone zuigelingenvoeding; ● voeding voor baby’s die veel spugen. Als er allergieën in de familie bekend zijn, kan ervoor gekozen worden gelijk met een hypoallergene voeding te starten. Hierdoor is er minder kans dat het kind ook gelijk een allergie ontwikkelt. Dergelijke voedingen staan bekend als pepti-voedingen en zijn van verschillende merken verkrijgbaar.
32. Vitaminesupplementen Als de moeder borstvoeding geeft, heeft het kind de eerste dertien weken extra vitamine K nodig. Vitamine K speelt een belangrijke rol bij de bloedstolling. Door toediening van vitamine K krijgt een pasgeborene minder problemen met de bloedstolling. Vlak na de bevalling is er een verhoogd risico op het optreden van hersenbloedingen door het nog niet goed functioneren van de bloedstolling. Daarom krijgen alle pasgeborenen in Nederland preventief 1
2010 gezonde pasgeborene Willy Reijrink | 26.11.2010 milligram vitamine K gelijk na de geboorte. Vervolgens starten kinderen die borstvoeding krijgen na een week met een onderhoudsdosering van 0,1 milligram per dag. Aan flesvoeding wordt vitamine K toegevoegd. Er is dus geen extra toediening nodig aan pasgeborenen die flesvoeding krijgen.
© ThiemeMeulenhoff / www.i-careflex.nl pagina 13 van 13