Gelderland-Midden
GEZONDE VOLWASSENEN GEZONDE OUDEREN GEZONDE REGIO Inzicht in de gezondheid en zelfredzaamheid van volwassenen en ouderen in de regio Gelderland-Midden
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
INHOUDSOPGAVE Voorwoord ............................................................................................................................................ 3 Samenvatting & aanbevelingen ............................................................................................................ 5 Inleiding ............................................................................................................................................10 Inwoners van de regio Gelderland-Midden ........................................................................................11 Inleiding .........................................................................................................................................11 Leeftijdsopbouw ............................................................................................................................11 Etnische achtergrond.....................................................................................................................11 Gezinssamenstelling ......................................................................................................................11 Sociaal economische status ...........................................................................................................12 Gezondheid .........................................................................................................................................15 Inleiding .........................................................................................................................................15 Fysieke gezondheid .......................................................................................................................15 Verdieping 1: Ambulancehulpverlening: de Regionale Ambulancevoorziening ...........................17 Verdieping 2: Een plotselinge hartstilstand en AED-netwerk .......................................................19 Psychische gezondheid ..................................................................................................................20 Leefstijl ..........................................................................................................................................21 Infectieziekten ...............................................................................................................................25 Fysieke omgeving ..........................................................................................................................27 Verdieping 3: Milieu & gezondheid ...............................................................................................29 Zelfredzaamheid .................................................................................................................................31 Sociale leefomgeving .....................................................................................................................31 Lichamelijke en functionele beperkingen......................................................................................34 Verdieping 4: De zorg voor ouderen: de huisarts in samenwerking met de specialist ouderengeneeskunde ....................................................................................................................39 Verdieping 5: Multiprobleemsituaties: de OGGZ ..........................................................................41 Onderzoeksmethode gezondheidsmonitor ........................................................................................46 Landelijk gezondheidsonderzoek ..................................................................................................46 De onderzoeksresultaten ..............................................................................................................46 Privacy ...........................................................................................................................................47 Contact ............................................................................................................................................48 Bronnen ............................................................................................................................................49 Bijlage I Aantal aangemelde BHV’ers en AED’s ................................................................................52 Bijlage II Vaccinatiegraad ..................................................................................................................53 Bijlage III Aantal dieren en landbouwbedrijven .................................................................................54 Eindnoten ............................................................................................................................................56
2 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
VOORWOORD Toeni Ruim anderhalve eeuw geleden kwam de industrialisatie op gang en nam de verstedelijking snel toe. De arbeidsomstandigheden waren slecht en mensen woonden dicht op elkaar in slechte woonomstandigheden. Dit leidde tot veel gezondheidsproblemen. Vooral de sterfte aan infectieziekten was hoog, dit werd nog eens extra duidelijk toen in de eerste helft van de 19e eeuw de eerste cholera-epidemieën Europa teisterden. Tegelijkertijd veranderde, onder invloed van de Verlichting, de visie op sterfte. Doodgaan werd niet langer als een onafwendbaar noodlot beschouwd, maar als een fenomeen waarnaar onderzoek kon worden gedaan en dat met maatregelen kon worden bestreden. Wetenschappers ontdekten (door het bijhouden van sterftecijfers per gebied) dat de cholera epidemie niet overal even heftig toesloeg. Mensen in de armoedige wijken werden eerder ziek en gingen vaker dood. Deze wetenschappers toonden niet alleen aan dat dit verschil bestond, maar spraken ook gemeentebesturen aan op hun verantwoordelijkheid om de gezondheidstoestand van hun inwoners te verbeteren. Dit deden de gemeenten door rioleringen en waterleidingen aan te leggen, door vuilnis op te halen en door toe te zien op de 'publieke hygiëne'. Door sterftecijfers van gemeenten met elkaar te vergelijken werd gezondheid iets 'politieks': gemeenten met lage sterftecijfers deden het 'goed' (zij namen meer maatregelen om de gezondheid van hun inwoners te beschermen). De volksgezondheid verbeterde door al deze maatregelen dramatisch. Het bewaken van de gezondheid door het monitoren van de sterfte en het beschermen van de gezondheid door het nemen van maatregelen vormen de belangrijkste pijlers voor de huidige 'public health' of publieke gezondheid.
Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Op de ‘memo’ staat een definitie van gezondheid vermeld. In deze definitie staan veerkracht, zelfregie en aandacht voor kwaliteit van leven en gezondheidsvaardigheden meer centraal dan voorheen. Dit concept is ontwikkeld door Machteld Huber. De aanleiding voor het concept is dat de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 1948 niet meer voldoet. Deze definitie stelt dat gezondheid ‘een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden is en niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek’. Huber: “Volgens deze definitie is bijna niemand gezond. Natuurlijk moeten ziekten worden behandeld, maar de WHOdefinitie stimuleert - onbedoeld medicalisering van de zorg. Nu gaat het overgrote deel van het zorgbudget naar het bestrijden van ziekte. Het is niet wenselijk dat we voortdurend bezig zijn met het zoeken van genezing, terwijl we mogelijkheden om een zinvol leven te leiden, veronachtzamen.”
Nu Gemeenten nemen nog altijd hun verantwoordelijkheid in de publieke gezondheidszorg. Hun taken zijn geregeld in de Wet publieke gezondheid. Eén van deze taken is nog steeds het monitoren van de gezondheid in hun gemeente en het nemen van maatregelen op basis van de verkregen informatie. GGD'en voeren namens de gemeente deze taak uit en adviseren de gemeente over eventueel te nemen maatregelen. In 2012 is een gezondheidsmonitor uitgevoerd onder de volwassenen (19 tot 65 jarigen) en ouderen (65 jaar en ouder). Deze uitvoering vond voor het eerst landelijk plaats, in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De monitorresultaten zijn verrijkt met informatie die het CBS van andere instellingen krijgt. Eén van de belangrijkste ambities van VGGM is het ontsluiten en verbinden van (beleids- en sturings)informatie voor gemeenten. Daarom hebben wij de resultaten van de monitor
3 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
aanvullend verrijkt met zowel externe als interne bronnen om zo nog meer inzicht in de gezondheid van de inwoners te krijgen.
Straks Gemeenten krijgen er grote verantwoordelijkheden bij. De decentralisaties vragen om een samenhangend stelsel van preventieve en curatieve voorzieningen waarmee burgers met lichte, matige en zware problemen vroegtijdig en adequaat kunnen worden ondersteund zodat zij naar vermogen kunnen (blijven) participeren in de maatschappij. De zelfredzaamheid van de burger én de maatschappij moet worden versterkt. De gezondheid van de inwoners is hiermee niet alleen een belangrijke waarde op zich, maar is tegelijkertijd ook een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke participatie. Wie gezond is doet minder vaak een beroep op voorzieningen in de gezondheidszorg en de maatschappelijke ondersteuning en is beter in staat om bijvoorbeeld mantelzorg te verlenen. Gezondheid en zelfredzaamheid is niet gelijk verdeeld. Net als vroeger, ten tijde van de cholera epidemie, wordt steeds duidelijker dat mensen in minder goede leefomstandigheden een groter risico lopen op ongezondheid en afhankelijkheid dan mensen in betere leefomstandigheden. Ik hoop u met deze rapportage inzicht te geven in de gezondheid en de zelfredzaamheid van uw inwoners en de belangrijkste bedreigende en beschermende factoren van deze waarden. Hiermee willen we de gemeenten en de regio Gelderland-Midden ondersteunen in het ontwikkelen en implementeren van beleidsmaatregelen die bijdragen aan gezonde, zelfredzame gemeenten.
Ype Schat Directeur publieke gezondheid
In deze rapportage zijn de resultaten voor de regio Gelderland-Midden beschreven. In de rapportage komen twee doelgroepen aan bod: volwassenen en ouderen. Binnen de doelgroep volwassenen vallen inwoners van 19 tot 65 jaar; binnen de doelgroep ouderen inwoners van 65 jaar en ouder. Bij dit document behoren zestien gemeentelijke rapportages: voor iedere gemeente is een notitie opgesteld waarin een aantal opvallende resultaten van de gemeente aan bod komt. Voor specifieke informatie over een gemeente verwijzen wij u graag naar de betreffende rapportage.ii
4 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
SAMENVATTING & AANBEVELINGEN De regio in beeld: de samenvatting Met het grootste deel van de volwassenen en ouderen in de regio Gelderland-Midden gaat het goed. Ongeveer even goed als met de volwassen en oudere inwoners in heel Nederland: de resultaten in Gelderland-Midden wijken niet tot nauwelijks af van de resultaten in heel OostNederland (alle gemeenten in de provincies Gelderland en Overijssel) en de resultaten van heel Nederland.iii De ervaren gezondheid van de inwoners (hoe personen hun eigen gezondheid beoordelen) wijkt niet af van het landelijke cijfer. Toch is er op een aantal terreinen voor gemeenten nog in belangrijke mate winst te behalen als het gaat om gezondheid en zelfredzaamheid. Sociaal economische gezondheidsverschillen (SEGV) Gezondheid is ongelijk verdeeld in Nederland, ook in Gelderland-Midden. De gezondheid van mensen met een lagere sociaal economische status (SES) is over het algemeen slechter dan die van mensen met een hogere SES. Mensen met (een combinatie van) een laag inkomen en een lage opleiding leven gemiddeld zeven jaar korter en brengen vijftien jaar langer door met een verminderde kwaliteit van leven.iv Ook uit deze monitor blijkt deze samenhang: mensen met een laag inkomen scoren structureel minder goed op fysieke en psychische gezondheid, leefstijl en de mate van zelfredzaamheid. Gezondheid en leefstijl De chronische aandoening die in Gelderland-Midden het meest gerapporteerd wordt is een hoge bloeddruk, dit is eigenlijk geen aandoening, maar een belangrijke indicator voor hart- en vaatziekten en diabetes. Naarmate mensen ouder worden rapporteren ze steeds vaker één of meer chronische aandoeningen. Deze aandoeningen kunnen, vooral bij ouderen, een negatieve invloed hebben op de zelfredzaamheid waardoor ze een beroep moeten doen op (in)formele zorg. De leefstijl van mensen heeft een positieve of negatieve invloed op het al of niet krijgen van een bepaalde aandoening. Een gezonde leefstijl betekent verantwoord omgaan met genotmiddelen (als alcohol, tabak en drugs), gezonde voeding en voldoende beweging. Dit geldt voor alle leeftijden. Ondanks dat iedereen dit weet en er veel aandacht voor is in (landelijke) campagnes, blijkt dat een groot deel van de volwassenen en ouderen te zwaar is. Uit de landelijke cijfers wordt duidelijk dat tussen regio’s grote verschillen zijn waar te nemen.v Eenzaamheid Eenzaamheid komt (nog altijd) veel voor. Eenzaamheid heeft niet alleen gevolgen voor de gezondheid (eenzame mensen hebben een minder gezonde leefstijl), maar ook voor de inzet van het sociale netwerk. Ongeveer een derde van alle volwassenen in de regio is eenzaam, een op de vijftien is zelfs sterk eenzaam. Het zal niet verrassend zijn dat eenzaamheid toeneemt met de leeftijd: van de 75-plussers is meer dan de helft eenzaam.
5 of 58
Grote regionale verschillen in overgewicht Er zijn in Nederland regionale verschillen in het percentage mensen met overgewicht. Overgewicht blijkt sterk samen te hangen met de genoten opleiding. Onder mensen met maximaal vmbo-niveau is ruim 60% te zwaar, terwijl van de universitair geschoolden 33% overgewicht heeft. Overgewicht houdt ook verband met leeftijd: onder 19 tot 40-jarigen is een derde te zwaar, terwijl dit in oudere leeftijdsgroepen bij de helft tot ruim 60% het geval is. In regio’s waar mensen het hoogst opgeleid zijn, zijn minder mensen te zwaar. Zo kennen de relatief hoog opgeleide GGD-regio’s Utrecht, Amsterdam, Gooi & Vechtstreek en Regio Nijmegen de laagste percentages volwassenen met overgewicht (respectievelijk 38, 41, 45 en 45%). Het percentage volwassenen met overgewicht is het hoogst in de GGD-regio’s Zuid-Holland Zuid, Twente, Drenthe en Zuid Limburg. In deze regio’s kampt bijna 52% met overgewicht.
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Regionale uitkomsten in relatie tot regionaal beleid: de aanbevelingen Gezondheid wordt beïnvloed door verschillende factoren. Dit zijn deels genetische factoren, maar ook factoren die samenhangen met leefstijl en gedrag van personen en met de fysieke en sociale omgeving waarin zij leven. Gemeenten kunnen met hun beleid invloed uitoefenen op zowel de gedragsfactoren als de fysieke en sociale omgevingsfactoren. Zowel preventieve maatregelen als de geboden zorg hebben invloed op de volksgezondheid. Beiden zijn door gemeenten (voor een deel) te beïnvloeden. De belangrijkste risico’s op het terrein van de volksgezondheid en de zelfredzaamheid zijn: sociaal economische gezondheidsverschillen, ongezonde leefstijl en eenzaamheid. Hier vinden we de belangrijke aanknopingspunten voor het gemeentelijk beleid. Hieronder is een aantal aanbevelingen geformuleerd. NB! In de verschillende Verdiepingen, die in deze rapportage zijn opgenomen, zijn eveneens aanbevelingen verwoord. 1. Positieve elementen
Regionaal gezondheidsbeleid De elf gemeenten in de regio Arnhem werken sinds 2004 samen op het gebied van volksgezondheid. Gezamenlijk hebben ze in 2011 in de regionale nota gezondheidsbeleid1 de volgende regionale ambities voor de periode 2012-2014 benoemd die betrekking hebben op de doelgroepen volwassenen en ouderen:1 1. Verbetering van de psychische gezondheid van volwassenen. 2. Ouderen zolang mogelijk in staat stellen om in goede gezondheid deel te nemen aan de samenleving. De vijf gemeenten in de regio West-Veluwe Vallei hebben in 2010 gezamenlijk een regionale kadernota gezondheidsbeleid opgesteld. Deze regio zet het beleid in op de kinderen, jongeren en ouderen, niet specifiek op de volwassen doelgroep. Belangrijke speerpunten zijn: Terugdringen overgewicht en schadelijk alcoholgebruik bij de jeugd, aanpak psychosociale problematiek en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. En ook deze gemeenten zijn, sinds 2010, verantwoordelijk voor het zolang mogelijk in staat stellen van ouderen om zelfstandig te blijven wonen. In beide regionale nota’s wordt het belang van
Uit deze rapportage komt een aantal het aanpakken van sociaal economische aandachtspunten naar voren. Echter, er zijn ook gezondheidsverschillen genoemd. veel positieve elementen te benoemen. Op het gebied van gezondheid gaat het met de meeste volwassenen en ouderen goed en het overgrote deel van de volwassenen is zelfredzaam. Aanbevolen wordt om de positieve elementen als basis te gebruiken bij het verder ontwikkelen van beleid en waar mogelijk deze als hefboom te benutten voor het verkleinen van risico’s op het terrein van de volksgezondheid en zelfredzaamheid. 2. Sociaal economische gezondheidsverschillen Een goede gezondheid is belangrijk voor individu en maatschappij. Wie gezond is voelt zich beter, maakt minder aanspraak op gezondheidszorg, kan voor zichzelf zorgen en is in staat om andere personen, die verminderd zelfredzaam zijn, te ondersteunen. Kortom: gezondheid heeft een directe relatie met zowel arbeidsparticipatie als maatschappelijke participatie. Onze eerste aanbeveling op dit terrein is – vanwege deze samenhang met andere domeinen – om volksgezondheid integraal onderdeel uit te laten maken van het sociaal domein. De mensen die voor de gemeente in beeld komen bij de decentralisaties zijn over het algemeen ook de mensen die in beeld zijn als het gaat om het verkleinen van de sociaal economische gezondheidsverschillen. In 2014 lopen de huidige nota’s gezondheidsbeleid af. Sommige gemeenten hebben de afgelopen periode inspanningen verricht om verschillende beleidsnota’s aan elkaar te verbinden, een aantal gemeenten denkt hier momenteel over na. Onze aanbeveling aan alle gemeenten is om het volksgezondheidsbeleid (verwoord in de gezondheidsnota) te integreren met de andere relevante beleidsterreinen en te komen tot één
6 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
samenhangende beleidsnota sociaal domein dan wel heldere verbindingen te leggen met de gezondheidsnota. De tweede aanbeveling ligt in het verlengde van de eerste aanbeveling. De aanpak van sociaal economische gezondheidsverschillen heeft alles te maken met sociaal maatschappelijke stijging. Het behalen van een startkwalificatie en het hebben van werk en inkomen zijn belangrijke instrumenten voor het verkleinen van de sociaal economische gezondheidsverschillen. De aanpak hiervan valt buiten het domein van de publieke gezondheid, maar hangt hier sterk mee samen. Aanbevolen wordt om, bij de aanpak om deze verschillen te verkleinen, niet alleen te denken aan het verbeteren van de situatie en gezondheid van de huidige groep mensen met een lage SES, maar daarin ook preventief op te treden. Voorkomen en terugdringen van voortijdig schooluitval (vsv’ers) en (jeugd)werkloosheid draagt bij aan de vermindering van mensen met een laag inkomen en op termijn dus aan het beheersbaar houden van de zorgkosten. In het kader van hun komende verantwoordelijkheden is het van belang dat gemeenten zicht hebben op kwetsbare en risicogroepen. Vrijwel alle gemeenten zijn bezig om hier zicht op te krijgen. De derde aanbeveling is om de inzichten uit deze monitor hiervoor expliciet te benutten. VGGM gaat graag met de gemeenten in gesprek hoe de gemeentelijke gegevens te verbinden zijn aan de informatie waar de VGGM over beschikt. Dit zijn op de eerste plaats gegevens over de gezondheidstoestand van de populatie, maar daarnaast is binnen VGGM een breed palet aan andere data beschikbaar die waardevol kan zijn voor de gemeenten bij de invulling van hun (nieuwe) verantwoordelijkheden. Benut de bij VGGM aanwezige expertise ten aanzien van gezondheidsdeterminanten (zowel persoonsgebonden en leefstijl determinanten als de sociale en fysieke omgeving), de invloed daarvan op de gezondheid en de daarmee samenhangende zorgconsumptie. 3. Ongezonde leefstijl Gemeenten richten zich bij het de aanpak van het speerpunt overgewicht nu vooral op de jeugd. Dit is van groot belang, maar niet afdoende. Een groot deel van de chronische aandoeningen die optreden naarmate mensen ouder worden, heeft een sterke relatie met het hebben van overgewicht, een verkeerd voedingspatroon en/of met te weinig beweging. Energie-inname enerzijds en energieverbruik anderzijds zijn belangrijke componenten in (de ontwikkeling van) het gewicht van personen. Uit het gezondheidsonderzoek blijkt dat een derde van de volwassenen en dertig procent van de ouderen niet voldoende beweegt. Van de volwassenen geeft vijftien procent aan op dit moment geen ondersteuning te ontvangen bij het afvallen, maar hier wel open voor te staan; voor de ouderen is dit 11%. Vrouwen hebben meer behoefte aan ondersteuning dan mannen. Van de beweeg- en sportactiviteiten maakt een derde van de volwassenen gebruik, voor de ouderen is dit iets minder dan een kwart. Deze resultaten bieden verschillende aanknopingspunten voor het regionaal en lokaal beleid. De eerste aanbeveling is om activiteiten gericht op het bevorderen van een gezonde leefstijl dicht bij en samen met inwoners te organiseren. Samen bewegen en sporten is dan niet alleen een doel op zich, maar ook een middel om de sociale cohesie te versterken. Geadviseerd wordt om hierbij speciale aandacht te hebben voor de leeftijdsgroep tussen de 50 en 64 jaar. Deze groep is interessant in het kader van de preventieve ouderengezondheidszorg, waarbij de doelstelling is om mensen zolang mogelijk zelfstandig te laten zijn. Een goede conditie helpt mensen daarbij.
7 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
De tweede aanbeveling is om als gemeenten – al dan niet in regionaal verband – in gesprek te blijven met relevante partners (waaronder de zorgverzekeraars) over het verbreden van de mogelijkheden ten aanzien van geïndiceerde preventie. Een aantal zorgverzekeraars vergoedt momenteel sportactiviteiten voor mensen die door de huisarts zijn verwezen, omdat zij een hoog risico lopen op het krijgen van een bepaalde aandoening. Geadviseerd wordt om als gemeente zicht te hebben welke activiteiten dit betreft. Daarnaast is het advies om samen met de eerstelijnsgezondheidszorg na te denken over het verder stimuleren van activiteiten die niet vergoed worden, bijvoorbeeld in samenwerking met het welzijnswerk, met sportclubs en met zelfstandig ondernemers (sportscholen). Het is van belang dat de middelen die hiervoor – en andere interventies – worden vrijgemaakt effectief én efficiënt worden aangewend. Hiervoor is het belangrijk om te weten welke interventies voor welke doelgroep bewezen effectief en duurzaam zijn. Landelijk wordt dit onder meer in beeld gebracht door het RIVM Centrum Gezond Leven en ZonMw. Gemeenten kunnen echter ook lokale initiatieven laten onderzoeken, door via de academische werkplaatsen onderzoeksvragen in te dienen. Hiervoor is in 2014 nog budget beschikbaar.
Momenteel wordt binnen de academische werkplaats AMPHI, waarin VGGM participeert, een aantal gecombineerde leefstijlinterventies onderzocht. Het uiteindelijke streven is om met zorgverzekeraars de mogelijkheden te verkennen om bewezen effectieve en efficiënte aanpakken te laten vergoeden. VGGM en GGD Gelderland-Zuid werken in dit onderzoek samen met professionals uit de 0e, 1e en 2e lijn en wetenschappers van de Radboud Universiteit. De interventies die worden onderzocht richten zich op kinderen en jongeren.
De laatste aanbeveling in dit kader gaat over het stimuleren van een groene omgeving. Gemeenten hebben in de planvorming verschillende mogelijkheden om de gezondheid van hun inwoners te bevorderen. Denk hierbij niet alleen aan de aanleg van fiets- en wandelpaden maar ook aan het toegankelijker en meer uitnodigend maken van (bestaand) ‘groen’. Ook kan groen in de wijk voor meerdere vormen van gebruik geschikt gemaakt worden. De aanwezigheid van groen stimuleert bewegen, helpt bij het herstel van stress en stimuleert de sociale contacten. Groen bevordert ook de fysieke gezondheid. Groen en water hebben daarnaast ook een gunstig effect op het klimaat in de stad, bijvoorbeeld bij de reductie van hittestress. 4. Eenzaamheid De Wmo, de participatiewet en de decentralisatie van delen uit de AWBZ bieden veel aanknopingspunten om het voorkomen en terugdringen van eenzaamheid in te bedden in het lokale beleid en uit te werken in concrete activiteiten.vi
Movisie en Coalitie Erbij hebben een handreiking voor gemeenten gemaakt om eenzaamheid aan te pakken ‘Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid’. Hierin staan handvatten om eenzaamheid te signaleren, bespreekbaar te maken en aan te pakken binnen de gemeentelijke mogelijkheden.
Aanbevolen wordt om de aanpak van eenzaamheid niet alleen te richten op de doelgroep ouderen: verbreed de focus. Het aanpakken van eenzaamheid leent zich bij uitstek voor een structurele, systematische en samenhangende aanpak op wijkniveau. Geadviseerd wordt om samen op te trekken met lokale partners (welzijns-, en zorgorganisaties, woningcorporaties, vrijwilligersorganisaties, sportclubs). Ten slotte wordt aanbevolen in de aanpak beweegactiviteiten een plek te geven. Bewegen is niet alleen goed voor de (mentale) gezondheid, samen bewegen kan ook helpen bij het verminderen van eenzaamheid (en het versterken van de sociale cohesie).
8 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Ten slotte Veel van de hierboven beschreven aanbevelingen hangen nauw met elkaar samen en kunnen, wanneer ze in samenhang worden opgepakt, elkaar versterken. VGGM ondersteunt en adviseert de gemeente graag bij het verder vormgeven van integraal gezondheidsbeleid. Het eerder genoemde concept van gezondheid van Machteld Huber, in het Engels ‘the ability tot adapt en selfmanage’, kan daarbij een uitgangspunt vormen. In deze definitie wordt uitgegaan van positieve gezondheid en de mogelijkheden, veerkracht en het oplossingsvermogen van mensen, ook wanneer zij minder gezond zijn. Het vermogen zich aan te passen (‘the ability to adapt’) heeft betrekking op de veerkracht van mensen en het vermogen om bij veranderende omstandigheden of stress weer terug te komen in een evenwichtssituatie. Met andere woorden: hoe beter mensen in staat zijn zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, hoe gezonder ze zijn. Het vermogen van mensen om goed te blijven functioneren ondanks ziekte heeft betrekking op ‘the ability to selfmanage’. Anders gezegd: personen zijn gezond wanneer ze succesvol zijn aangepast aan een ziekte/beperking, zich gezond voelen en in staat zijn te werken of op een andere wijze deel te nemen aan de maatschappij.vii
De aanbevelingen samengevat Benut de positieve elementen als aanknopingspunten voor het verder ontwikkelen van beleid. Laat het volksgezondheidbeleid integraal onderdeel uitmaken van het sociale domein. Leg bij de aanpak voor het verkleinen van sociaal economische gezondheidsverschillen de focus niet alleen op de huidige groep mensen met een lage sociaal economische status. Zet in op het realiseren van een brede sociale stijging. Organiseer het bevorderen van een gezonde leefstijl dicht bij en samen met de inwoners. In de wijkaanpak kan (samen) bewegen en sporten naast een doel op zich, ook een middel zijn om de sociale cohesie te versterken. Zorg voor een samenhangende en brede aanpak van eenzaamheid: heb aandacht voor de doelgroep eenzame volwassenen en neem in de aanpak beweegactiviteiten mee. Besteed aandacht aan de doelgroep volwassenen bij het voorkomen en reduceren van overgewicht. Zorg voor inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van (leefstijl)interventies. Heb in de planvormingsfase voldoende aandacht voor ‘groen’ bij de inrichting van de wijk.
9 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
INLEIDING Een van de wettelijke taken van de GGD is het monitoren van de gezondheid van de inwoners. In 2012 is onder de doelgroep volwassenen en ouderen een gezondheidsmonitor uitgevoerd. De resultaten van deze monitor zijn verrijkt met relevante gegevens van VGGM zelf en uit andere regionale en landelijke bronnen met als doel de monitorresultaten meer zeggingskracht mee te geven. De resultaten, aanvullende informatie en het advies dat VGGM de regio en de gemeenten op basis hiervan geeft, zijn in deze rapportage verwoord. Leeswijzer In deze rapportage worden de resultaten van Gelderland-Midden beschreven. In de beschrijving van de resultaten is een onderverdeling gemaakt voor de regio Arnhem en de regio West-Veluwe Vallei. De rapportage is in drie delen opgebouwd. In het eerste deel worden de belangrijkste achtergrondkenmerken van de inwoners van de regio Gelderland-Midden beschreven. Elementen die aan bod komen zijn onder meer gezinssamenstelling, inkomen en opleidingsniveau. In het daaropvolgende deel komen thema’s aan bod die betrekking hebben op de gezondheid van deze inwoners. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om fysieke en psychische gezondheid en leefstijl. In het derde deel staan thema's die de zelfredzaamheid van volwassenen en ouderen beïnvloeden centraal. De verschillende afdelingen van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden hebben input geleverd voor de verrijking van deze monitor. Deze bijdragen zijn steeds als verdieping aan de hoofdstukken toegevoegd. Gemeentelijke bijlagen Naast deze regiorapportage is voor iedere gemeente een afzonderlijke rapportage opgesteld. In deze rapportages worden de resultaten van de gemeenten verwoord, eveneens voorzien van een advies. De opbouw van deze rapportages is gelijk aan deze rapportage.
10 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
INWONERS VAN DE REGIO GELDERLAND-MIDDEN Inleiding Demografische en sociaal economische ontwikkelingen hebben invloed op de gezondheid en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking (en de daarmee samenhangende zorgbehoefte). In dit hoofdstuk komt een aantal van deze achtergrondkenmerken aan bod.
Leeftijdsopbouw De opbouw van de bevolking is relevant aangezien iedere levensfase andere zorg-, ondersteuningsen hulpvragen met zich meebrengt en een ander beroep doet op de daarmee samenhangende voorzieningen. Gemeente
Inwoners > 70 jaar
Rozendaal
18.7 %
Rheden
17.6 %
Renkum
17.6 %
Zevenaar
13.0 %
Doesburg
12.4 %
Nederland
11.2 %
Rijnwaarden
11.2 %
Etnische achtergrond
Ede
11.2 %
De gezondheidstoestand van allochtone Nederlanders is over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders. Zo komt diabetes meer voor onder Turken, Marokkanen en Surinamers. Er blijken echter ook enkele uitzonderingen te bestaan, zowel wat betreft gezondheidsprobleem als herkomstgroep. Ook het zorggebruik van allochtonen wijkt af van dat van autochtone Nederlanders, maar eveneens niet altijd ten nadele van allochtonen.ix
Scherpenzeel
10.9 %
Lingewaard
10.5 %
Nijkerk
10.4 %
Barneveld
10.1 %
Wageningen
10.0 %
Overbetuwe
9.9 %
Duiven
9.9 %
Arnhem
9.0 %
Westervoort
8.6 %
De regio Gelderland-Midden heeft op 1 januari 2013 665.326 inwoners. In de regio Arnhem zijn 414.586 personen woonachtig, de regio West-Veluwe Vallei heeft 250.740 inwoners. In de tabel is de bevolkingsopbouw weergegeven. Uit de tabel blijkt dat tussen de verschillende gemeenten de nodige verschillen zijn waar te nemen. Gemeente Rozendaal heeft relatief het grootste aandeel 70-plussers (18,7% van de inwoners is 70 jaar of ouder). De gemeente met het laagste percentage 70-plussers is de gemeente Westervoort met 8,6%.viii
Wanneer gekeken wordt naar de etnische achtergrond van de inwoners blijkt dat het overgrote deel van de volwassenen en ouderen in de regio Gelderland-Midden van Nederlandse afkomst is (82% van de volwassenen en 87% van de ouderen).
Gezinssamenstelling Gehuwde mensen leven langer dan nooit-gehuwden en mensen die gescheiden of verweduwd zijn. Voor mannen geldt dit sterker dan voor vrouwen. De lagere sterftekans voor gehuwden geldt niet alleen voor belangrijke doodsoorzaken als kanker en hartaanvallen, maar voor nagenoeg alle doodsoorzaken. Ook bestaan er grote verschillen in zorggebruik afhankelijk van het type huishouden waarin mensen wonen. Gescheiden personen en leden van eenpersoonshuishoudens maken meer gebruik van de gezondheidszorg.x In de regio Gelderland-Midden woont het grootste deel van de volwassenen samen met een partner. Naarmate mensen ouder worden wonen ze vaker alleen: van de 75-plussers woont bijna de helft alleen.
11 of 58
Ouderen
Volw.
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Woont samen met partner
Alleenwonend
Eenoudergezin
Thuiswonende kinderen
regio Arnhem
67 %
14 %
7%
43 %
regio West-Veluwe Vallei
67 %
11 %
6%
47 %
regio Gelderland-Midden
67 %
13 %
7%
45 %
regio Arnhem
62 %
36 %
1%
3%
regio West-Veluwe Vallei
65 %
32 %
2%
3%
regio Gelderland-Midden
63 %
34 %
1%
3%
Sociaal economische status Gezondheid is ongelijk verdeeld in Nederland. De gezondheid van mensen in lagere sociaal economische groepen is over het algemeen slechter dan die van mensen met een hogere sociaal economische status (SES). Zo leven mensen met alleen basisschool zeven jaar korter dan mensen met een hbo- of universitaire opleiding. Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is zelfs meer dan vijftien jaar. Deze verschillen tussen sociaal economische groepen zijn de afgelopen tien jaar niet kleiner geworden. Laagopgeleiden hebben over het algemeen ook meer gezondheidsproblemen dan hoogopgeleiden en hun ervaren gezondheid is slechter.xi Het inkomen, opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie zijn belangrijke indicatoren voor de SES. xii Sociaal economische gezondheidsverschillen Om sociaal economische gezondheidsverschillen (SEGV) aan te pakken, is inzicht in de oorzaken van belang. Deze zijn terug te voeren op twee mechanismen: 1. Een lage SES leidt via ‘tussenliggende factoren’ tot een slechtere gezondheid. De tussenliggende factoren zijn risicofactoren voor ziekte en sterfte die vaker voorkomen in de lagere sociaal economische groepen, zoals een relatief ongezondere leefstijl, minder gunstige werk- en woonomstandigheden en minder effectieve zorg. 2. Een slechte gezondheidstoestand leidt via negatieve effecten op opleiding en werk tot een lagere SES. Om de verschillen tussen sociaal economische groepen te verkleinen zijn vier aangrijpingspunten te onderscheiden: 1. Het verbeteren van specifieke determinanten van gezondheid onder lage sociaal economische groepen, zoals leefstijl en woon- en werkomstandigheden. 2. Het verbeteren van de toegankelijkheid en de effectiviteit van gezondheidszorg aan lagere sociaal economische groepen. 3. Het verminderen van de negatieve effecten van gezondheidsproblemen op opleiding, beroepsniveau en inkomen. 4. Het verkleinen van de verschillen in sociaal economische factoren (waaronder opleiding en inkomen).
12 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Inkomen Er zijn geen grote verschillen tussen de regio Arnhem en West-Veluwe Vallei als het gaat om het inkomen van volwassenen. Daarentegen zijn meer ouderen in de West-Veluwe Vallei welvarend dan in de regio Arnhem. Regio Arnhem
Laag inkomen (max. € 19.400,-) Midden inkomen (max. € 31.000,-) Hoog inkomen (meer dan € 31.000,-) (Gezamenlijk) inkomen bestaat alleen uit AOW
Regio West-Veluwe Vallei Volw. Ouderen
Regio GelderlandMidden Volw. Ouderen
Volw.
Ouderen
29 %
45 %
28 %
35 %
29 %
42 %
45 %
40 %
47 %
46 %
46 %
43 %
26 %
14 %
26 %
18 %
26 %
16 %
18 %
15 %
17 %
Van de volwassenen in de regio Gelderland-Midden zegt 41% geen moeite te hebben met rondkomen, 37% heeft geen moeite, maar moet wel opletten met uitgaven. De helft van de inwoners geeft aan altijd in staat te zijn een onverwachte noodzakelijke uitgave van € 1.000,- op te kunnen vangen; dit percentage is nagenoeg gelijk aan het landelijke percentage van 51%. Van de ouderen geeft 47% aan geen moeite te hebben met rondkomen, 37% geeft aan geen moeite te hebben, maar wel op te letten. Bijna zestig procent (57%) is altijd in staat om een onverwachte uitgave van € 1.000,- te betalen. Opleidingsniveau In de regio Arnhem en in de regio West-Veluwe Vallei wijkt het hoogst behaalde opleidingsniveau van de volwassenen en ouderen niet opvallend af van het landelijke beeld. Uit de figuren blijkt duidelijk dat de ouderen als doelgroep minder hoog opgeleid zijn dan de doelgroep volwassenen.
13 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Relatie tussen inkomen en opleidingsniveau Dat er een relatie bestaat tussen inkomen en opleiding is bekend. Deze relatie blijkt dan ook uit de tabel. In de tabel zijn gegevens opgenomen van de volwassen inwoners in de regio. Laag inkomen
Midden inkomen
Hoog inkomen
Regio Arnhem
Regio WVV
Regio Arnhem
Regio WVV
Regio Arnhem
Regio WVV
Opl. niveau laag
11 %
6%
3%
4%
1%
1%
Opl. niveau midden 1
30 %
28 %
27 %
26 %
14 %
20 %
Opl. niveau midden 2
38 %
38 %
39 %
42 %
27 %
28 %
Opl. niveau hoog
21 %
27 %
31 %
29 %
59 %
51 %
Arbeidsmarktpositie Gezondheid hangt sterk samen met het al dan niet verrichten van betaalde arbeid. Een minder goede gezondheid leidt vaker tot uitval uit het arbeidsproces. Uit landelijke cijfers blijkt dat 71% van de mensen zonder beperkingen werkt. Van degenen met een beperking is dat een kwart. Eveneens bestaat een relatie met de beleving van de eigen gezondheid: van de mensen met een goede ervaren gezondheid werkt 74% tegenover 45% van de mensen met een minder goede ervaren gezondheid.xiii Driekwart van de volwassenen in de regio Gelderland-Midden heeft een betaalde baan; landelijk is dit percentage 77%. Het grootste percentage volwassenen met een betaalde baan valt in de inkomenscategorieën ‘midden’ en ‘hoog’ inkomen: van de volwassenen met een laag inkomen geeft 57% in de regio Arnhem en 59% in de regio West-Veluwe Vallei aan betaald werk te hebben. Van de volwassenen met een laag inkomen in de regio Arnhem geeft tien procent aan werkloos te zijn, 12% geeft aan volledig arbeidsongeschikt te zijn en 8% geeft aan student te zijn; voor de regio West-Veluwe Vallei zijn deze percentages respectievelijk 6, 9 en 17 procent. Van de ouderen in de regio Gelderland-Midden geeft ruim zeven op de tien aan gepensioneerd te zijn, ruim 3 op de tien (31%) geeft aan fulltime huisvrouw/-man te zijn; landelijk is dit iets meer dan een kwart (26%) van de ouderen. Regio Gelderland-Midden
Nederland
Volw.
Ouderen
Volw.
Ouderen
Betaald werk
75 %
7%
77 %
6%
Werkloos
4%
0%
4%
0%
Gedeeltelijk werkloos
1%
0%
1%
0%
Gepensioneerd
3%
72 %
3%
74 %
Gepensioneerd met baan
0%
4%
0%
3%
Volledig arbeidsongeschikt
5%
1%
5%
1%
Gedeeltelijk arbeidsongeschikt
2%
0%
1%
0%
Fulltime huisvrouw / man
6%
31 %
7%
26 %
Student
6%
0%
7%
0%
14 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
GEZONDHEID Inleiding De volksgezondheid wordt beïnvloed door verschillende factoren. Hierbij kan gedacht worden aan persoonsgebonden factoren, factoren die samenhangen met leefstijl en gedrag en de fysieke en sociale omgeving.xiv Een factor (determinant) is op zich over het algemeen niet bevorderend of bedreigend voor de gezondheid. Dit hangt van de invulling af. Zo kennen bijvoorbeeld voeding, arbeid of bloeddruk zowel positieve als negatieve kanten. Gemeenten kunnen met hun beleid keuzes die een positief effect hebben op de volksgezondheid stimuleren en ongunstige ontmoedigen en invloed uitoefenen op de fysieke en sociale omgevingsfactoren. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de fysieke gezondheid, psychische gezondheid, leefstijl, infectieziekten en fysieke omgeving beschreven.
Fysieke gezondheid Lichamelijke (of fysieke) gezondheid is belangrijk, zeker op momenten dat de weerstand minder groot is. Een goede fysieke gezondheid helpt bij het beschermen tegen ziekte en letsel en draagt bij aan een sneller herstel. Ervaren gezondheid De ervaren gezondheid, ook wel gezondheidsbeleving genoemd, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid van een persoon. Wie positief oordeelt over de eigen gezondheid heeft vaak ook een ‘gezonde’ houding ten aanzien van het eigen welbevinden. Hoewel de lichamelijke gezondheid voor veel mensen zwaarwegend is, spelen ook sociaal en psychisch functioneren veelal een rol in het oordeel over de eigen gezondheid. Het totale oordeel geeft een indicatie over hoe men wat gezondheid betreft in het leven staat. Hoe slechter iemand zijn/haar eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op overlijden. Ondanks dat dit een open deur lijkt, blijkt dat er weinig maten zijn die zo sterk voorspellend zijn voor sterfte.xv Gezondheidsbeleving ouderen
Nederland regio West-Veluwe Vallei regio Arnhem
volwassenen
De gezondheidsbeleving van de volwassenen is in de regio Arnhem en West-Veluwe Vallei nagenoeg gelijk aan het landelijke beeld. Wanneer naar de cijfers van de ouderen wordt gekeken valt op dat meer ouderen in de regio WestVeluwe Vallei hun eigen gezondheid positief beoordelen dan landelijk.
61
33
68
6
28
61
4
32
8
Nederland
81
16
regio West-Veluwe Vallei
81
16
regio Arnhem
82
16
Belangrijkste doodsoorzaken (zeer) goed 0 10 20 30 40 50 60 In de regio Gelderland-Midden zijn, net gaat wel (zeer) slecht zoals in Nederland, de twee belangrijkste doodsoorzaken (kwaadaardige) nieuwvormingen en ziekten van het hart- en vaatstelsel.
70 80 90 100
De Standardised Mortality Ratio (SMR) geeft aan of er sprake is van oversterfte of ondersterfte in de regio Gelderland-Midden ten opzichte van de sterfte in de Nederlandse bevolking. De sterfte is in de regio niet significant hoger of lager dan in Nederland, behalve voor de sterfte aan nietnatuurlijke doodsoorzaken en bij vrouwen de sterfte aan ziekten van het hart- en vaatstelsel. De sterfte aan niet-natuurlijke doodsoorzaken is in de regio ongeveer 10% lager dan in Nederland. Bij vrouwen is dit zelfs bijna 16%. Bij de vrouwen in de regio is de sterfte aan ziekten van het hart- en vaatstelsel ruim 4% hoger dan bij de Nederlandse vrouwen.xvi
15 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Chronische ziekten en multimorbiditeit Een chronische ziekte is een onomkeerbare aandoening zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur (en daarmee een langdurig beroep op zorg). Veel chronisch zieken hebben meer dan één chronische aandoening (multimorbiditeit). Veelvoorkomende combinaties van chronische ziekten zijn astma en eczeem, depressie en angststoornissen, en diabetes en coronaire hartziekten. Chronisch zieken hebben een verminderde kwaliteit van leven in vergelijking met mensen zonder een chronische aandoening. Multimorbiditeit kan een extra negatief effect op de kwaliteit van leven hebben. Mensen met multimorbiditeit hebben niet alleen een verminderde kwaliteit van leven, maar worden ook vaker en langer opgenomen in het ziekenhuis en hebben meer kans op complicaties na een operatie. Tot slot is ook de kans op vroegtijdige sterfte groter.xvii In Nederland heeft 54% van de volwassenen en 84% van de ouderen 1 of meer chronische aandoeningen. De regionale cijfers wijken niet af van de landelijke cijfers. Van de volwassenen woonachtig in de regio Gelderland-Midden heeft 55% minimaal 1 chronische aandoening. De drie meest voorkomende chronische aandoeningen in de afgelopen 12 maanden zijn migraine (19%), hoge bloeddruk (12%) en ‘andere ernstige aandoening van nek of schouder’ (10%). Deze percentages wijken niet noemenswaardig af van de landelijke gegevens. Het merendeel van de ouderen in Gelderland-Midden heeft minimaal 1 chronische aandoening (86%). De vier meest voorkomende chronische aandoeningen in de afgelopen 12 maanden bij ouderen zijn: 1. Hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage van heupen of knieën (beide 40%); 2. Onvrijwillig urine verlies (18%); 3. Ernstige of hardnekkige aandoening van de rug (incl. hernia) (18%). De percentages van de regio zijn nagenoeg gelijk aan de landelijke cijfers. Onder chronisch zieken zijn meer vrouwen dan mannen. Zoals te verwachten zijn er meer mensen met een chronische aandoening zodra de leeftijd vordert. Dit geldt ook voor multimorbiditeit. In de figuren hiernaast is het aantal chronische aandoeningen van ouderen uitgesplist naar inkomenscategorie. Uit de figuren blijkt duidelijk dat ouderen met een laag inkomen meer chronische aandoeningen hebben dan ouderen met midden en hoge inkomens.
16 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Verdieping 1: Ambulancehulpverlening: de Regionale Ambulancevoorziening In de regio Gelderland-Midden verzorgt de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) GelderlandMidden de ambulancezorg. De RAV bestaat uit de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) en de ambulancehulpverlening. De standplaatsen van de RAV zijn: Arnhem, Ede, Barneveld en Zevenaar. De uitruklocaties zijn: Arnhem IJsseloord II, Oosterhout, Renkum, Terschuur en Dieren. De RAV werkt met drie type urgenties voor de ambulanceritten: A1 urgentie: De situatie van de patiënt is levensbedreigend. Een ambulance moet zo spoedig mogelijk ter plaatse zijn.xviii A2 urgentie: De patiënt is niet in acuut levensgevaar, maar de situatie is ernstig genoeg dat een ambulance snel aanwezig moet zijn.xix B urgentie: Het vervoeren van een patiënt omdat de patiënt daar om medische redenen niet zelf toe in staat is.xx
Gemeente
In de tabel hiernaast is per gemeente weergegeven hoeveel ambulanceritten van de regionale ambulancevoorziening in 2012 hebben plaatsgevonden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat niet de woonplaats van de patiënt, maar de plaats waar het vervoer begint het uitgangspunt vormt.xxi
A1
A2
B
Totaal
Arnhem
4.313
2.856
3.802
10.971
Barneveld
1.331
724
388
2.443
Doesburg
264
136
68
468
Duiven
505
277
116
898
2.465
1.445
2.199
6.109
Lingewaard
805
462
198
1.465
Nijkerk
809
447
248
1.504
Overbetuwe
963
481
238
1.682
Renkum
839
573
361
1.773
Rheden
1.148
748
531
2.427
Rijnwaarden
237
119
70
426
Rozendaal
32
28
20
80
Scherpenzeel
136
75
37
248
Wageningen
762
439
244
1.445
Westervoort
323
175
84
582
Zevenaar
815
573
473
1.861
15.747
9.558
9.077
34.382
Ede
Totaal
Prestaties A1-inzetten In 2012 zijn er in Nederland zo'n 501.000 A1-inzetten uitgevoerd. Een ambulance dient binnen 15 minuten na de melding ter plaatse te zijn. Bij 92,9% van deze inzetten is de ambulance binnen deze termijn bij de patiënt gearriveerd. In de kaart hiernaast is per RAV-regio het percentage A1-inzetten dat binnen gestelde responstijd is uitgevoerd weergegeven. De laagste percentages zijn te vinden in de regio's Noord-Holland Noord (87,6%) en Rotterdam-Rijnmond (89,1%). In de regio Gooi- en Vechtstreek is het percentage het hoogst met 96,9%. Overschrijdingen van de 15-minutennorm kunnen meerdere oorzaken hebben. Naast onvoldoende spreiding van standplaatsen en een onvoldoend aantal ingezette ambulances is ook overmacht een belangrijke oorzaak van overschrijdingen; dat zijn meestal incidentele situaties zoals slecht weer, opgebroken wegen of een onvindbaar adres. Hiernaast spelen ook meld- en uitruktijd, processen op de meldkamer en op de ambulancediensten een rol. In het algemeen zijn in stedelijk gebied de responstijden korter dan in landelijk gebied. De afstanden zijn daar korter en de meeste ambulances zijn gestationeerd bij hogere bevolkingsconcentraties.
17 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Om gemeenten onderling te kunnen vergelijken en het aantal ritten per gemeente af te kunnen zetten tegen het totaal aantal ritten, is per gemeente berekend hoeveel ritten per 1.000 inwoners worden uitgevoerd. De grafiek geeft het resultaat van deze berekening weer: Totaal aantal ritten per 1.000 inwoners Gelderland-Midden
24
Zevenaar
25
Westervoort
20
Wageningen
21
Scherpenzeel
15
Rijnwaarden
22
Rozendaal
21
Rheden
26
Renkum
27
Overbetuwe
21
Nijkerk
20
Lingewaard
18
Ede
23
Duiven
20
Doesburg
23
Barneveld
25
Arnhem
29 0
14
15
18
15
12
6
12 8
7 4
10
6
18
13 17
12
18
11
10
5
11
6
10
4 13
20
11
5 12
6 14
7 19
10
A1 A2 B
20
30
25 40
50
Gemiddeld worden in Gelderland-Midden jaarlijks 52 ritten per 1.000 inwoners gereden. Ongeveer de helft daarvan is A1 vervoer. In de gemeente Arnhem worden de meeste ritten per 1.000 inwoners gereden. Het is aannemelijk dat dit komt doordat Arnhem een grote stad is, met veel verkeer en een uitgaanscentrum. Hier gebeuren meer incidenten. In Arnhem, Ede en Zevenaar vindt meer B-vervoer plaats dan in andere gemeenten. Hiervoor lijkt de verklaring te vinden in het feit dat binnen deze gemeentegrenzen een ziekenhuis is gevestigd waar regelmatig mensen moeten worden opgehaald en naar elders vervoerd. Gemeenten waar in verhouding meer ouderen wonen (Renkum, Rheden, Rozendaal en Zevenaar), scoren wat hoger op alle drie de soorten vervoer. Hierna wordt ingegaan op een belangrijke reden waarvoor de ambulance uitrukt: de plotselinge hartstilstand.
18 of 58
60
70
In Nederland zijn in 2012 65 ritten per 1.000 inwoners gereden: dertig A1, zestien A2 en negentien B-vervoer.
80
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Verdieping 2: Een plotselinge hartstilstand en AED-netwerk In Nederland krijgt jaarlijks 1 op de 1.000 inwoners een circulatiestilstand, ook wel hartstilstand genoemd. Dit betekent ongeveer 16.000 reanimaties per jaar in Nederland. Dit zijn ruim 300 slachtoffers per week. In de regio Gelderland-Midden wonen ongeveer 660 duizend mensen. Dit zijn dus ongeveer 660 slachtoffers per jaar: dertien slachtoffers per week.xxii
AED-netwerk Bij een 112-melding van een (mogelijke) circulatiestilstand wordt door de Meldkamer Ambulancezorg twee ambulances naar het slachtoffer gestuurd en wordt het AED-netwerk via het alarmeringssysteem HartslagNu geactiveerd. In de periode van 1 januari 2013 tot en met 19 juli 2013 zijn in de regio Gelderland-Midden 109 meldingen per sms verzonden (gealarmeerde burgerhulpverleners).
Bij acuut hartfalen kan hartmassage en het toedienen van een levensreddende schok het verschil maken tussen leven en dood. Tachtig procent van de slachtoffers die gereanimeerd worden hebben de dodelijke hartritmestoornis ventrikelfibrilleren. Deze ritmestoornis kan alleen worden behandeld door middel van toediening van een stroomstoot met een Automatische Externe Defibrillator (AED).
Het systeem bestaat uit een database met aangemelde burgerhulpverleners (BHV’ers) en aangemelde AED's. BHV’ers zijn vrijwilligers die in het die in het bezit zijn van een reanimatiecertificaat. Een AED is een draagbaar toestel dat wordt gebruikt bij het reanimeren van een slachtoffer met ventrikelfibrilleren en een elektrische schok toe kan dienen met als doel een gestoord hartritme te herstellen.
Uit onderzoek blijkt dat de eerste zes minuten na het krijgen van een hartstilstand (buiten het ziekenhuis) cruciaal zijn. Dan is de kans op overleven het grootst. Het deel van de slachtoffers dat binnen zes minuten een eerste schok van een AED heeft ontvangen is in de afgelopen vijf jaar verdubbeld van 22 naar 40 procent.xxiii Zie het kader voor een verdere toelichting over de werking van een AED-netwerk.
Vanuit de locatie van het slachtoffer worden maximaal 30 BHV’ers in een straal van 1 km per sms opgeroepen. Hierbij wordt de volgende verdeling gehanteerd: 1/3 van de BHV’ers gaat direct naar het slachtoffer (reanimators) en 2/3 haalt een AED op voordat men zich begeeft naar het slachtoffer (AED providers). Zie de figuur voor een grafische weergave van de werking van het AED-netwerk in de praktijk.
AED-netwerk in de regio VGGM heeft een aantal jaren geleden de verantwoordelijkheid op zich genomen om het AEDnetwerk te ondersteunen. Niet iedere gemeente heeft echter momenteel een volledig dekkend AED-netwerk (zie de tabel in de bijlagen voor meer informatie). Met een dekkend AED netwerk kan de hulpverlening sneller op gang komen en kunnen nog meer levens worden gespaard. Aanbevelingen VGGM is van mening dat de organisatie een taak en verantwoordelijkheid heeft in het verder ontwikkelen en ondersteunen van het AED-netwerk in de regio. Graag gaat VGGM met de gemeente in gesprek hoe deze taak en verantwoordelijkheid het beste verder ingevuld kan worden.
19 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Psychische gezondheid Psychische ongezondheid vormt een groot deel van de totale ziektelast onder de volwassen bevolking. Psychische ongezondheid heeft niet alleen in veel gevallen verstrekkende gevolgen voor de persoon zelf, maar ook voor de omgeving van de persoon en de maatschappij. Hierbij kan gedacht worden aan arbeidsongeschiktheid en daardoor verlies van werk en inkomen, maar ook aan sociale uitsluiting, fysieke klachten of zelfmoordneigingen.xxiv Om deze redenen is het van belang om psychische klachten vroegtijdig te onderkennen. Psychische klachten omvatten gevoelens van bijvoorbeeld angst, depressie, slaapverstoring en stress. Psychische stoornissen zijn o.a. dementie, schizofrenie, depressie en angststoornissen. xxv Uit de Vraag Aanbod Analyse Monitor (VAAM) blijkt dat in 2011 in Nederland naar schatting 479 (deel)contacten met de huisartsenpraktijk per 1.000 inwoners hebben plaatsgevonden binnen het ziektecluster ‘psychische en sociale problemen’.xxvi In de onderstaande tabel zijn de schattingen voor de verschillende gemeenten weergeven. Tevens is de geschatte ontwikkeling voor de toekomst (2016) 600 +10.0% ten opzichte van +9.0% 2011 opgenomen. 500 +8.0% Landelijk wordt een +7.0% 400 toename van 3,4 +6.0% procent xxvii 300 +5.0% voorspeld. +4.0%
Angststoornissen zijn te onderscheiden van normale angstgevoelens door het ontbreken van een reële bedreiging. In beide gevallen zijn de symptomen hetzelfde: hartkloppingen, droge mond, beklemd gevoel, nerveuze spanning, prikkelbaarheid, rusteloosheid, verhoogde spierspanning en/of slaap- en concentratieproblemen.
Een aanhoudende neerslachtige stemming en een ernstig verlies aan interesse in bijna alle dagelijkse activiteiten zijn de belangrijkste symptomen van depressie. Depressie komt vooral veel voor in de leeftijdsgroep 25 tot 45 jaar en komt tweemaal zo veel voor bij vrouwen als bij mannen.
20 of 58
Nederland
Zevenaar
Westervoort
Wageningen
Scherpenzeel
Rozendaal
Rijnwaarden
Rheden
Renkum
Overbetuwe
Nijkerk
Lingewaard
Ede
Duiven
Doesburg
Barneveld
Arnhem
200 Van de +3.0% volwassenen in +2.0% 100 Gelderland-Midden +1.0% loopt zes op de tien 0 +0.0% volwassenen geen of een laag risico op een depressie of angststoornis; 34% 2011 loopt een matig toekomstraming risico en 6 procent loopt een hoog risico. Van de ouderen loopt 63% geen of een laag risico, 31% een matig risico en vijf procent een hoog risico. Deze percentages wijken nauwelijks af van landelijke percentages. Ook hierbij geldt dat personen die vallen in de lage inkomenscategorie meer risico lopen dan mensen uit de midden of hoge inkomenscategorieën: van de volwassen met een laag inkomen heeft respectievelijk 10% (regio West Veluwe Vallei) en 15% (regio Arnhem) een hoog risico. Ter vergelijking: voor de hoge inkomenscategorie zijn de percentages respectievelijk 4 en 2%.xxviii.xxix
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Stress Het langdurig ervaren van stress kan de gezondheid en het welzijn van mensen negatief beïnvloeden. Zo kan het leiden tot een verminderde werking van het immuunsysteem. Ook hebben mensen die veel stress ervaren de neiging zich ongezond te gedragen, door bijvoorbeeld te roken of te drinken.xxx In Gelderland-Midden geeft 81 procent van de volwassenen aan geen behoefte te hebben aan ondersteuning bij het wegnemen van spanningen en stress, onder ouderen is dit percentage 93%. Van de volwassenen die geen hulp ontvangen geeft 12 procent aan behoefte te hebben aan ondersteuning in deze, van de ouderen geeft 4% dit aan. In de tabel hiernaast is een uitsplitsing gemaakt naar inkomenscategorie van Laag Midden Hoog Totaal het deel van de volwassenen die Regio WVV 17 % 10 % 8% 11 % aangeeft geen hulp te ontvangen maar hier wel behoefte aan heeft. Regio Arnhem 16 % 10 % 9% 12 % Regie over het eigen leven Mensen die het gevoel hebben controle te hebben over hun leven, kunnen beter omgaan met (gezondheids)problemen. Regie hebben over het eigen leven vormt een beschermende factor tegen achteruitgang in lichamelijk functioneren bij mensen met chronische ziekten. Het heeft ook een direct beschermend effect tegen depressieve symptomen, onafhankelijk van de aanwezigheid van één of meerdere chronische ziekten. Regie over eigen leven is vooral voor chronisch zieke ouderen belangrijk voor het behouden en bevorderen van hun welbevinden en autonomie.xxxi, Behoud van regie over eigen leven is nodig om de zelfredzaamheid te bewaren en bij afnemende gezondheid en optredende beperkingen zich aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Op het moment dat de regiecapaciteit afneemt tot onder een kritische grens dreigt het risico van afhankelijkheid.xxxii Geen regie over leven
In de regio Arnhem geeft zes procent van de volwassenen aan geen regie te hebben over hun eigen leven; in de regio West-Veluwe Vallei is dit 7%. Voor de doelgroep ouderen zijn de percentages respectievelijk 10% en 9%. Opvallend ook hier, zowel bij de doelgroep volwassenen als de doelgroep ouderen, is het verschil in de resultaten naar inkomen: meer mensen met een laag inkomen geven aan geen regie te hebben over hun leven dan mensen met een hoger inkomen.
14 12 10 8 6 4 2 0 regio Arnhem
regio West- regio Arnhem regio WestVeluwe Vallei Veluwe Vallei
ouderen
Leefstijl
laag inkomen
volwassenen midden inkomen
hoog inkomen
De manier waarop we leven en het gedrag dat we vertonen zijn van invloed op onze gezondheid. Elementen die hierop betrekking hebben zijn onder meer voeding, bewegen, genotmiddelen (alcohol, drugs en roken), stress en reizen.xxxiii Gewicht Overgewicht, en vooral ernstig overgewicht (obesitas) hangt samen met tal van chronische aandoeningen waaronder diabetes mellitus type 2, hart- en vaatziekten, een aantal soorten kanker en aandoeningen aan galblaas en het bewegingsstelsel. En het heeft ook invloed op psychische gezondheid. Mensen met overgewicht hebben meer te maken met stigmatisering en lopen meer kans op psychische en psychosociale problemen als eenzaamheid, verdriet en gespannenheid.
21 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Mensen met ernstig overgewicht zijn ook vaker depressief. Overgewicht kan zowel de oorzaak als het gevolg zijn van psychische problemen.xxxiv, xxxv Energiebalans Bij overgewicht is er sprake van een verstoorde energiebalans: teveel energie-inname bij een te laag energieverbruik. Bij het ontstaan van overgewicht spelen psychische en sociale factoren, zoals emoties een rol. Ook de sociale en fysieke omgeving zijn van belang. Overgewicht neemt toe in een samenleving die mensen uitnodigt tot veel eten en weinig bewegen, de zogenoemde obesogene samenleving. Denk aan reclame voor ongezonde voeding, gewenning aan grote porties, hoog suikergehalte in snoep / frisdranken, veel TV kijken of achter de computer zitten en weinig lichamelijke arbeid.xxxvi
In de volgende figuur is de verdeling van de verschillende categorieën gewicht weergegeven. Deze waarden komen tot stand op basis van de ingevulde waarden van lengte en gewicht. Ruim vier op de tien volwassenen in de regio’s Arnhem (45%) en West-Veluwe Vallei (42%) hebben matig of ernstig overgewicht. In de regio Arnhem (18%) heeft bijna 1 op de 5 ouderen ernstig overgewicht en in de regio west-Veluwe Vallei 15%. Het regionale beeld wat betreft gewicht voor zowel ouderen als voor volwassenen in de beide regio’s komt overeen met het landelijke beeld. Gewicht
volwassenen
ouderen
Nederland
37
regio West-Veluwe Vallei
40
regio Arnhem
33
Nederland
5
regio West-Veluwe Vallei
5
regio Arnhem
5 0
ernstig ondergewicht
43
16
42
36
15
40
18
48
34
51
32
48 10
ondergewicht
20
30
12 10
34 40
normaal gewicht
50
60
70
matig overgewicht
11 80
90
100
ernstig overgewicht
Ook voor overgewicht blijkt dat er grote verschillen zijn waar te nemen tussen de verschillende inkomensgroepen. In de volgende tabel zijn de percentages voor de doelgroep ouderen uitgesplitst weergeven. Minder ouderen met een hoog inkomen hebben ernstig overgewicht dan ouderen met een laag inkomen. Regio West-Veluwe Vallei Laag Midden Hoog inkomen inkomen inkomen
Regio Arnhem Laag Midden Hoog inkomen inkomen inkomen
Ernstig ondergewicht
0%
2%
1%
2%
2%
6%
Ondergewicht
4%
1%
2%
2%
3%
5%
Normaal gewicht
34 %
40 %
52 %
33 %
37 %
44 %
Matig overgewicht
44 %
42 %
38 %
40 %
42 %
34 %
Ernstig overgewicht
19 %
15 %
7%
23 %
16 %
11 %
22 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Bewegen Regelmatige lichamelijke activiteit bevordert de kwaliteit van leven en kent diverse gezondheidsvoordelen. Regelmatig matig intensief bewegen, zoals fietsen of stevig wandelen, kan het risico verlagen op coronaire hartziekten, diabetes, beroerte, botontkalking, dikke darmkanker en borstkanker. Intensief bewegen, zoals hardlopen, voetballen en tennis, bevordert bovendien de conditie van hart en longen, ofwel de cardiorespiratoire fitheid. Tevens heeft voldoende beweging een gunstig effect op het beloop van chronische ziekten.xxxvii Normen voor bewegen: Nederlandse Norm Gezond Bewegen en Fitheidsnorm Om te meten hoeveel Nederlanders bewegen, sporten, zitten of lichamelijk inactief zijn, zijn verschillende normen en richtlijnen opgesteld waaronder de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en de fitheidsnorm. De NNGB is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid op de lange termijn en verschilt per leeftijdsfase. xxxviii De norm voor volwassenen is een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit xxxix op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week.xl De fitheidsnorm is voor jong en oud gelijk en vereist tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Deze norm is vooral gericht op het onderhouden van fysieke fitheid (uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen). xli 100
regio Arnhem regio West-Veluwe Vallei Gelderland-Midden
90 80 70
In de regio Gelderland-Midden is 67% van de volwassenen en 69% van de ouderen gezond bezig wat betreft bewegen. Zij voldoen of aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen of aan de fitheidsnorm. Dit betekent echter ook dat ongeveer een derde van de volwassenen en ouderen niet voldoet aan een van de normen.
60 50 40 30 20 10
volwassenen
voldoet aan fitheidsnorm
voldoet aan NNGB
voldoet aan fitheidsnorm
voldoet aan NNGB
0
Voeding Gezonde voeding kan een kwart van alle soorten kanker en harten vaatziekten voorkomen. Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor een aantal chronische ziekten, waaronder kanker, harten vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en osteoporose.xlii, xliii
ouderen
In Gelderland-Midden eet een derde van de volwassen dagelijks fruit, 41% geeft aan dagelijks groente te eten. Voor de ouderen zijn deze percentages 61 en 56 procent.
23 of 58
Richtlijnen gezonde voeding De richtlijn gezonde voeding geeft aan dat men gevarieerd en regelmatig dient te eten (inclusief ontbijt en warme maaltijd) met dagelijks voldoende groente, fruit en volkoren graanproducten. Daarnaast adviseert de richtlijn het regelmatig eten van (vette) vis, het beperken van de inname van keukenzout en het zo min mogelijk gebruik maken van producten met een hoog gehalte aan verzadigde vetzuren en enkelvoudige transonverzadigde vetzuren. Daarnaast wordt geadviseerd om voldoende vocht te drinken. Een volwassene heeft gemiddeld 1,5 liter vocht per dag nodig om de vochtbalans op peil te houden. De richtlijn wijst ook op het belang van matig alcoholgebruik en voldoende lichaamsbeweging.
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Alcohol De Gezondheidsraad geeft het advies om de alcoholconsumptie te beperken tot twee standaardglazen voor mannen of één standaardglas voor vrouwen per dag. Het risico op gezondheidsschade door alcohol hangt af van het totale alcoholgebruik van de drinker, maar ook van het drinkpatroon dat iemand heeft. Overmatig alcoholgebruik hangt samen met een hoger risico op (acute) aandoeningen aan de hersenen, lever, maag, hart en vaten, maar ook een hoger risico op Van de volwassenen in Nederland verwondingen. Voor vrouwen neemt het risico op borstkanker drinkt 83% alcohol. Onder hen is 12% een zware drinker, 8% is een toe met het aantal glazen.xliv, xlv overmatige drinker. Van de ouderen drinkt 77%; 6% is een zware drinker, 8% procent is een overmatige drinker.
Definities alcoholgebruik In Gelderland Midden Zware drinker: minstens 1x per week drinkt 85% van de minstens 6 glazen per dag voor volwassenen en 75% van mannen en 4 glazen voor vrouwen. de ouderen. Van de Overmatige drinker: meer dan 21 glazen per week (mannen) en meer volwassenen in de regio Arnhem is acht procent een zware dan 14 glazen per week (vrouwen). drinker, eveneens acht procent is een overmatige drinker. Voor de doelgroep ouderen zijn deze percentages respectievelijk zes en zes procent. Ten opzichte van 2008 is er geen noemenswaardige verandering opgetreden in het deel van de volwassen inwoners in de regio Arnhem en in de regio West-Veluwe Vallei dat een zware drinker is. Voor de 15 ouderen in de beide regio’s geldt dit ook ten opzichte van 2010. 10
Van de volwassenen wonend in de regio West-Veluwe Vallei is acht procent een zware drinker, zeven procent is een overmatige drinker. Voor de ouderen zijn de percentages respectievelijk vier en zes procent. In de figuur zijn de percentages uitgesplitst naar leeftijdscategorie.
5 10 6 9 5 5 6 7 6 7 9 9 12 5 7 7 8 3 3 4 3 0 19-34 jr
35-49 jr
50-64 jr
volwassenen
65-74 jr
75 plus
ouderen
West-Veluwe Vallei zware drinker West-Veluwe Vallei overmatige drinker Arnhem zware drinker Arnhem overmatige drinker
Roken Bij mensen boven de twintig jaar is een groot deel van de sterfgevallen door longkanker, COPD en kanker in het hoofdhalsgebied te wijten aan roken. Roken is ook een risicofactor voor diverse andere aandoeningen, zoals aandoeningen aan hart en bloedvaten. Behalve rokers lopen ook mensen die meeroken (passief roken) meer risico op onder meer longkanker en hart- en vaatziekten.xlvi De kans dat iemand begint te roken wordt enerzijds bepaald door omgevingsfactoren. Bijvoorbeeld door de mate waarin het rookgedrag sociaal geaccepteerd is binnen het eigen sociale netwerk (gezin, vrienden en school) en de verkrijgbaarheid van tabak en tabaksreclame. Anderzijds spelen persoonlijke factoren een rol, zoals opvattingen, vaardigheden, persoonlijkheid en genetische aanleg. Bij mensen met een lage opleiding is het percentage rokers groter dan bij mensen met een hbo- of universitaire opleiding. Dit geldt voor mensen in alle leeftijdsgroepen. Het verschil in het percentage rokers tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden is bij vrouwen de afgelopen jaren groter geworden. Bij mannen is het verschil gelijk gebleven.xlvii
Bijna een kwart van de volwassenen in Gelderland-Midden rookt en bijna drie op de tien heeft ooit gerookt. Voor de ouderen gelden respectievelijk de volgende percentages: 12% en 55%. Ten opzichte van 2008 (volwassenen) en 2010 (ouderen) is hier nauwelijks verschil in waar te nemen.
24 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Infectieziekten VGGM is verantwoordelijk voor het signaleren en monitoren van infectieziekten in de regio Gelderland-Midden. Het doel is de verspreiding van infectieziekten te voorkomen, met name onder kwetsbare groepen, en uitbraken van infectieziekten te bestrijden.xlviii, Bij risicofactoren voor de ontwikkeling van infectieziekten kan gedacht worden aan de mate van verstedelijking: grootstedelijk of platteland, vaccinatiegraad, clustering van sociale groeperingen: religieus, antroposofen, immigranten of op basis van leeftijd of seksuele geaardheid, zwakkeren in de samenleving maar ook aan evenementen, horeca en recreatie. Het risico op zoönosen (infectieziekten overgedragen van dieren op mensen) is over het algemeen groter op het platteland dan in de stad, echter ook uitbraken van psittacose (papegaaienziekten) tijdens vogelshowevenementen kunnen in steden leiden tot ziektegevallen. Aandoeningen die voorkomen kunnen worden door middel van vaccinatie kunnen zich verspreiden onder groepen met een lage vaccinatiegraad, zoals bevindelijke gereformeerde gezindte, antroposofen of kritisch prikkers. Leeftijd is van belang omdat infectieziekten ernstiger kunnen verlopen bij leeftijdsgroepen waarbij de afweer verminderd is: met name kinderen en ouderen. Hoogrisicogroepen voor seksueel overdraagbare aandoeningen worden ook onderscheiden op leeftijd (jongeren <25 jaar) en seksuele geaardheid (MSM). Grootschalige evenementen vormen een risico vanwege de grote aantallen mensen die bij elkaar komen, een infectieziekte kan zich op deze manier gemakkelijk snel verspreiden.
Zoönosen In gemeenten met een hoge concentratie pluimvee of varkens, zoals de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk en Scherpenzeel is er een grotere kans dat er vogelgriep of MRSA bij veehouders aangetroffen wordt. Schapen en geitenbedrijven zijn met name in de gemeenten Ede, Barneveld, en Overbetuwe geconcentreerd. In de bijlagen is meer informatie over het aantal dieren en bedrijven opgenomen. Vaccinatiegraad In Nederland bestaat de mogelijkheid om via het Rijksvaccinatieprogramma gevaccineerd te worden tegen diverse infectieziekten. De deelname aan het programma is hoog: meer dan 95% van de bevolking laat zich vaccineren. Er zijn enkele groepen die bewust afzien van deelname: bevindelijk gereformeerden, antroposofen en mensen met een kritische houding tegenover vaccinaties. Een uitbraak van een infectieziekte welke te voorkomen is door vaccinatie is mogelijk in deze groepen, met name wanneer zij zich organiseren in bijvoorbeeld scholen, kerken of verenigingen zoals bij de bevindelijk gereformeerden en antroposofen het geval is. In de regio Gelderland-Midden zijn de volgende risicogemeenten met een lage vaccinatiegraad (< 90%) op basis van groepen uit de bevindelijk gereformeerde gezindte: Barneveld, Ede en Scherpenzeel. In deze gemeenten is er een risico op uitbraak en verspreiding van de ziekten bof, mazelen, rode hond en polio vanwege het hoge aantal vatbare personen. Binnen de antroposofen zijn met name de scholen en kinderdagverblijven met een antroposofische instelling aan te merken als risico-instellingen. Antroposofische basisscholen bevinden zich in de gemeenten Arnhem, Ede en Wageningen. In de bijlagen is meer informatie over de vaccinatiegraad opgenomen. Hieronder is een korte beschrijving van een aantal infectieziekten weergegeven: Mazelen: Sinds eind mei dit jaar komt in een aantal regio's op dit moment mazelen voor. De epidemie verspreidt zich met name in gemeenten met een lage vaccinatiegraad (lager dan 90%). In deze gebieden wonen relatief veel kinderen die niet beschermd zijn tegen mazelen.xlix Kinderen die een verhoogd risico hebben om met mazelen besmet te raken hebben een extra vaccinatie aangeboden gekregen tegen mazelen (kinderen tussen de 6 en 14 maanden oud uit de reformatorische gezindte en/of uit gemeenten met een vaccinatiegraad lager dan 90%). Dit
25 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
betreft de gemeenten Barneveld, Ede en Scherpenzeel. Tevens worden scholen en kindercentra aangemoedigd alle gevallen van mazelen te melden bij de GGD. Kinkhoest: VGGM ontvangt jaarlijks de meeste meldingen van de infectieziekte kinkhoest. Vaccinatie tegen kinkhoest beschermt met name tegen de mogelijke ernstige complicaties van kinkhoest. Anders dan bij het mazelenvaccin biedt het kinkhoestvaccin geen volledige garantie dat iemand nooit kinkhoest oploopt. Het aantal meldingen van kinkhoest is dan ook niet gebonden aan bepaalde groepen met een lagere vaccinatiegraad en komt in de gehele regio voor. Bof: Ook voor het bofvirus geldt dat personen die gevaccineerd zijn dit alsnog kunnen oplopen. Het verloop is dan veelal milder qua ernst. In de afgelopen jaren was er sprake van een uitbraak van bof onder universiteitsstudenten. Ook uitbraken in groepen, veelal jongeren of hogeschoolstudenten, die gelieerd zijn aan universiteitsstudenten zijn beschreven. De gemeente Wageningen, met de Universiteit Wageningen is de afgelopen jaren aangemerkt als risicolocatie voor een bofuitbraak. In de gemeente Rijnwaarden heeft in 2012 een uitbraak gespeeld onder jongeren. Op dit moment lijkt de epidemie af te nemen. Hepatitis B: Naast kinkhoest ontvangt VGGM veel meldingen van hepatitis B. Deze virusinfectie wordt in Nederland voornamelijk overgedragen via onveilig seksueel contact of gezinscontact. Daarnaast komt het meer voor in niet-westerse landen. De meldingen van hepatitis B betreffen met name niet-westerse allochtonen of (gezins)contacten daarvan. Hepatitis B wordt dan ook vaker aangetroffen in gemeenten met een hogere mate van verstedelijking. In deze gemeenten wonen meer niet-westerse allochtonen: gemeenten Arnhem, Ede en Wageningen. Influenza (griep): Griepuitbraken vinden elk winterseizoen plaats. De kwetsbare bevolkingsgroep betreft met name ouderen. Inzet op het beperken van de verspreiding van griep dient dan ook voornamelijk gericht te zijn op instellingen waar ouderen verblijven: verpleeg- en verzorgingshuizen. Maatregelen zijn: vaccinatie van bewoners en personeel en het beperken van de uitbraak met behulp van hygiënemaatregelen en medicatie.
Een plotselinge uitbraak van een infectieziekte kan zich overal voordoen en is meestal terug te leiden tot één of enkele bronnen.l Bij dergelijke uitbraken lopen met name jonge kinderen, ouderen, zwangere vrouwen en mensen met een verminderde afweer het grootste risico. Een voedselinfectie kan bijvoorbeeld zeer ernstig verlopen bij jonge kinderen of ouderen, terwijl het bij de meeste gezonde volwassenen slechts milde klachten geeft. Risicobeleid is gericht op het voorkomen of beperken van uitbraken onder deze risicogroepen: met name gemeenten met een hoge mate van vergrijzing, met veel instellingen voor ouderen of met veel instellingen voor kinderdagopvang lopen een groter risico op dergelijke uitbraken. Seks & gezondheid Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) zijn infectieziekten die worden overgedragen door (onder meer) seksueel contact. De meest voorkomende soa is chlamydia, gevolgd door genitale wratten en gonorroe. Andere bekende aandoeningen zijn syfilis, hepatitis B en hiv, het virus dat aids veroorzaakt. VGGM bewaakt, beschermt en bevordert de seksuele gezondheid van de inwoners in Gelderland-Midden. Dit gebeurt door middel van verschillende activiteiten zoals voorlichting, vaccinatie, bron- en contactopsporing, surveillance, screening en behandeling.
26 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Inwoners van Gelderland-Midden kunnen terecht op de soa-poli van de GGD (VGGM) om zich te laten testen en, indien noodzakelijk, te laten behandelen. De GGD test alleen (door de overheid) vastgestelde risicogroepen. Alle andere mensen kunnen terecht bij hun huisarts of bij een centrum voor seksuele gezondheid. De GGD test jongeren tot 25 jaar standaard op chlamydia; volwassenen van 25 jaar of ouder worden standaard getest op chlamydia, gonorroe, syfilis en hiv. Als de arts of verpleegkundige het noodzakelijk vindt wordt ook op hepatitis B getest. In 2012 bezochten 2.677 mensen de soa-poli, bijna 46% hiervan was ouder dan 25 jaar. Bij ruim 16% is daadwerkelijk een soa gevonden, meestal ging het om chlamydia. Mensen die gewaarschuwd werden door iemand met een soa, mensen met klachten, mannen die seks hebben met mannen en mensen uit soa/hiv-endemische gebieden werden het vaakst positief getest. Onder risicogroepen worden verstaan: jongeren tot 25 jaar; mannen die seks hebben met mannen (en hun partners); prostituees en prostituanten (en hun partners); mensen afkomstig uit soa- en hiv-endemische gebieden (en hun partners); mensen met veel wisselende seksuele contacten (en hun partners); mensen met klachten die wijzen op een soa; mensen die zijn gewaarschuwd door iemand met een soa.
De bestrijding van infectieziekten, waaronder ook de seksueel overdraagbare aandoeningen en het voorkomen van het oplopen van infectieziekten tijdens een verblijf in het buitenland, betreft een uitgebreid en breed veld met maatregelen gericht op tientallen verschillende aandoeningen. Het verdient aanbeveling om een focus aan te brengen op de infectieziekten die veel voorkomen en een grote impact hebben. Daarbij kan gedacht worden aan een ernstig verloop, met blijvende schade of zelfs sterfte, een langdurige besmetting, of plotselinge besmettingen van grote groepen personen. Deze infectieziekten treffen alle lagen van de bevolking: ook een groot deel van de beroepsbevolking. Voor de beroepsbevolking betekent veelvuldige korte en langere uitval een grote economische schade. Naast bescherming van de individuele gezondheid en de volksgezondheid is dit een extra reden om infectieziekten te blijven bestrijden.
Fysieke omgeving De omgeving heeft een belangrijke invloed op onze gezondheid. Hierbij kunnen drie groepen worden onderscheiden: sociale leefomgeving (waaronder bijvoorbeeld sociale cohesie en sociale steun), fysieke leefomgeving (bijvoorbeeld luchtverontreiniging) en arbeidsomstandigheden (sociale en fysieke omgevingsfactoren op de werkvloer).li In dit hoofdstuk wordt alleen ingegaan op de fysieke leefomgeving, de sociale omgeving komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. In de verdieping Milieu & gezondheid op de volgende pagina’s is meer informatie opgenomen over de invloed van de woonomgeving op de gezondheid en zijn aanbevelingen geformuleerd ten aanzien van dit thema. Geluids- en geurhinder Blootstelling aan (ongewenst) geluid kan uiteenlopende effecten op de gezondheid hebben. In Nederland zorgen weg-, rail- en vliegverkeer voor de grootste geluidsbelasting in de woonomgeving. De gevolgen van geluidsbelasting door wegverkeer variëren van welzijnseffecten, zoals hinder en slaapverstoring tot klinische gezondheidseffecten, zoals een acuut myocard infarct (hartinfarct). Naar schatting ondervinden in Nederland 640.000 volwassenen ernstige hinder en 290.000 volwassenen ernstige slaapverstoring door geluid van wegverkeer.lii
27 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
In de tabel is weergegeven waarvan inwoners in de regio Arnhem en de regio West-Veluwe Vallei het meeste last van hebben op het terrein van ernstige geluid- en geurhinder. Uit de tabel blijkt dat meer volwassenen en ouderen te maken hebben met ernstige geluidhinder dan met ernstige geurhinder. Regio Arnhem
Regio West-Veluwe Vallei Volw. Ouderen
Volw.
Ouderen
Ernstige geluidhinder
12 %
8%
11 %
8%
Buren
7%
2%
5%
1%
Wegverkeer < 50km/h
3%
3%
3%
4%
Wegverkeer > 50km/h
2%
4%
3%
4%
Ernstige geurhinder
3%
4%
3%
3%
Open haard / allesbrander
2%
2%
2%
3%
Landbouw en veeteelt
0%
2%
1%
0%
In de tabel is ernstige geluidhinder van vliegverkeer, treinverkeer, bedrijven/industrie vanwege de lage percentages achterwege gelaten. Voor ernstige geurhinder betreft dit ‘riolering/zuivering’ en ‘andere bedrijven/industrie’.
28 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Verdieping 3: Milieu & gezondheid Veel burgers in Nederland en dus ook inwoners in de regio Gelderland-Midden, ondervinden een negatieve invloed van hun woonomgeving op hun gezondheid. De bijdrage aan de ziektelast wordt geschat op 1 tot 6 procent.liii Vooral kinderen, ouderen en chronisch zieken zijn kwetsbaar en vragen om extra bescherming. Er zijn mogelijkheden om via de woonomgeving de gezondheid van mensen positief te beïnvloeden. Hier wordt steeds meer gebruik van gemaakt bij planvorming. Het gaat dan bijvoorbeeld om scholen of woningen op afstand van drukke wegen. Of om groen, water, rust, fiets-, wandel-, sport- en spelmogelijkheden dicht bij huis. Met een op gezondheid en beleving gerichte benadering van de kwaliteit van de leefomgeving kunnen gemeenten lokaal gezondheidsverschil maken.liv Een aantal relaties tussen milieu en gezondheid Groene omgeving: Kinderen die opgroeien in een groene omgeving zijn beter in het opnemen van kennis en worden uitgenodigd tot bewegen. Ook voor volwassenen stimuleert de aanwezigheid van groen bewegen. Daarnaast zorgt groen voor herstel van stress en stimuleert het sociale contacten. Van belang is ook de gunstige werking van groen (en water) op het microklimaat in de stad en de reductie van hittestress. Het microklimaat in de stad heeft invloed op het binnenklimaat van gebouwen. De positieve invloed van groen is er vooral bij kinderen, jongeren, ouderen en mensen met een lage SES. Groen is bij uitstek een middel om gezondheid via de leefomgeving te bevorderen. Gebleken is dat investeren in groen echt loont Luchtverontreiniging: Gezondheidsrisico door luchtverontreiniging speelt vooral bij mensen die in de buurt van drukke wegen verblijven. De gezondheidsschade bestaat uit levensduurverkorting, longkanker, longfunctiedaling en verergering en vaker voorkomen van hart- en vaatziekten en luchtwegaandoeningen. Naast ouderen en mensen met al bestaande aandoeningen, zijn kinderen extra kwetsbaar. Vanwege verhoogde concentraties luchtverontreiniging in de buurt van veehouderijen kan ook daar sprake zijn van gezondheidsrisico’s. Gezondheidswinst kan worden bereikt met het voortzetten van generiek bronbeleid dat zich richt op het terugdringen van het luchtverontreinigingsmengsel als geheel, gecombineerd met aanvullend lokaal gezondheidsbeleid bij drukke wegen. Hinder van geluid en geur of ongerustheid: Hinder van geluid en geur of ongerustheid in verband met nabijgelegen verkeerswegen, industrie of veehouderijen beïnvloedt de kwaliteit van leven in belangrijke mate. Het geeft vaak stress gerelateerde gezondheidsklachten. Aandachtspunt in deze is het verdwijnen van de ruimtelijke scheiding tussen woningbouw en milieubelastende activiteiten. De verwachting is dat de komende jaren de lucht schoner zal worden, maar dat de geluidssituatie eerder gaat verslechteren dan verbeteren. Slaapverstoring door omgevingsgeluid is in dit kader een belangrijk negatief gezondheidseffect. Langdurige blootstelling aan hoge geluidniveaus kan leiden tot hart- en vaatziekten. Het creëren van stille plekken in de woonomgeving creëren en/of gebieden met lage geluidsniveaus kunnen in deze een belangrijke meerwaarde vormen. De normstelling voor geurhinder door veehouderijen is aanzienlijk soepeler dan die voor industriële bedrijven. Geur wordt door omwonenden dan ook als grootste probleem ervaren. Houtkachels en open haarden zorgen ook vaak voor overlast in de omgeving. De geur, rook en stof die een houtkachel veroorzaakt wordt vaak als hinderlijk ervaren door buren. Mensen met astma kunnen klachten ondervinden van laaghangende rook. Uitdragen van regels voor goed stookgedrag kan in deze een bijdrage leveren. Binnenmilieu: Het milieu in gebouwen heeft vermijdbare negatieve effecten op de gezondheid. Het is van belang aandacht te hebben voor een gezond binnenmilieu in scholen, kindercentra en woningen. Dit kan onder meer door bij nieuwbouw te letten op materiaalgebruik en ventilatie. Asbest: Vanwege het risico op asbestkanker is blootstelling aan asbestvezels in de leefomgeving niet gewenst en moet blootstelling zoveel mogelijk worden voorkomen. Acute ontruiming van gebouwen vanwege asbest is vanuit gezondheidsperspectief echter vrijwel nooit nodig.
Aanbevelingen Het voldoen aan wettelijke normen beschermt de gezondheid vaak niet afdoende. VGGM beveelt de gemeente aan een beleid te ontwikkelen dat gebaseerd is op een gezondheid en beleving gerichte benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Op deze wijze kan de gemeente zowel invulling geven aan de wettelijke verplichtingen vanuit de Wpg als aan het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ zoals in de wet Ruimtelijke Ordening is opgenomen. VGGM wil graag in
29 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
gesprek met gemeenten om, waar mogelijk, specifieke gezondheidsdoelen te formuleren en adviezen te geven hoe deze doelen gerealiseerd kunnen worden. Een aantal specifieke aanbevelingen: Groen: Gemeenten kunnen de gezondheid van mensen bevorderen met het toegankelijker en meer uitnodigend maken van (bestaand) groen en het meer geschikt maken voor allerlei vormen van gebruik van groen in de directe woonomgeving. Luchtverontreiniging: De gezondheid van mensen die langdurig langs drukke wegen verblijven kan het meest effectief worden beschermd met beleid en maatregelen die gericht zijn op het verminderen van blootstelling aan luchtverontreinigende stoffen als ultrafijn stof en roet.lv Geluid: Vanuit gezondheidsperspectief wordt een (aanvullend) beleid aanbevolen dat gericht is op generieke maatregelen. Hierdoor gaat de gemiddelde blootstelling naar beneden en worden de effecten over de hele populatie vermindert.lvi Naast een generiek geleid beveelt VGGM een 'stille zijdenbeleid’ aan. Een stille zijdenbeleid houdt in dat een woning aan één kant een zijde heeft met een lage geluidsbelasting. De wet houdt geen rekening met gelijktijdige overlast van meerdere bronnen (cumulatie). Vanuit gezondheidsperspectief wordt dit wel gevraagd. VGGM beveelt aan om de cumulatieve geluidbelasting in kaart te brengen en monitoren.lvii Een belangrijke ontwikkeling naar de toekomst is de ‘soundscape benadering’. In deze benadering ligt de focus niet op ongewenst geluid en de negatieve effecten daarvan maar op gewenst geluid en de positieve effecten. Het doel is er voor te zorgen dat gewenste geluiden niet worden gemaskeerd door ongewenste geluiden. Veehouderijen: Vanwege de maatschappelijke onrust is het van belang aandacht te hebben voor de beleving van omwonenden. Bij het vaststellen van de geurgebiedsvisie is het van belang om de beleefde geurhinder en de cumulatieve geurbelasting mee te wegen.lviii Uit voorzorg adviseert VGGM om waar mogelijk bij nieuwvestiging van bedrijven dan wel ontwikkeling van woonwijken een afstand van 250 meter aan te houden. Voor de meeste stoffen is op die afstand de achtergrondconcentratie bereikt. Binnenklimaat basisscholen: In 2014 stelt de rijksoverheid CO2-meters beschikbaar voor iedere basisschool met als doel het verbeteren van het binnenklimaat in de schoollokalen. In 2015 vindt de overdracht plaats van het beheer van schoolgebouwen van gemeenten aan de schoolbesturen. Daaraan voorafgaand wordt per gemeente vaak een nulmeting verricht om de staat van het schoolgebouw en de benodigde renovatie in kaart te brengen. Vaak gaat aandacht uit naar energiebesparende maatregelen. Beide maatregelen bieden gemeenten en schoolbesturen een uitgelezen moment om aandacht aan de binnenmilieukwaliteit te besteden en ze te gebruiken voor het realiseren van gezonde klaslokalen. Asbest: De komende jaren zullen nog regelmatig asbestvondsten worden gedaan. Dat kan ingrijpende gevolgen hebben voor gebruikers (kinderen, bewoners), omwonenden, gemeenten en corporaties. Bij een asbestvondst staat zorgvuldig handelen centraal, zonder dat daarbij paniek ontstaat. Acute ontruiming van gebouwen vanwege asbest is vanuit gezondheidsperspectief vrijwel nooit nodig. Een goede risicobeoordeling en risicocommunicatie verkleint de kans op incidenten. Daarnaast wordt aanbevolen wordt om extra aandacht te hebben voor schoolgebouwen daterend van voor 1994 die nog geen asbestinventarisatie hebben laten uitvoeren.
30 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
ZELFREDZAAMHEID Sociale leefomgeving In de onderstaande alinea’s komt de invloed van een aantal factoren van de sociale leefomgeving op de gezondheid aan bod. Het gaat hierbij om sociale cohesie en steun, eenzaamheid en huiselijk geweld. Sociale cohesie en sociale steun Sociale cohesie heeft betrekking op de samenhang tussen mensen. Het is de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. In meerdere onderzoeken zijn positieve verbanden gevonden tussen gezondheid en sociale cohesie. Gemeenschappen met meer sociale cohesie blijken gezonder dan gemeenschappen met minder cohesie.lix Het beschikken over sociale steun bevordert niet alleen de lichamelijke en psychische gezondheid, in het (voorgenomen) kabinetsbeleid speelt de sociale omgeving (de eigen kracht en het sociale netwerk) eveneens een grotere rol (bij het ondersteunen van inwoners bij het naar hun vermogen (blijven) participeren in de maatschappij).lx Gebrek aan sociale steun voor kinderen voorspelt psychische problemen op volwassen leeftijd. Bij volwassenen beschermt emotionele steun tegen het ontstaan van depressies en angststoornissen. Ook bij mensen met reuma, kanker en diabetes heeft sociale steun invloed op de psychische gezondheid.
volwassenen
ouderen
36 In de figuur hiernaast is weergegeven regio West-Veluwe Vallei 80 welk deel van de volwassenen en 33 ouderen vrijwilligerswerk doet, actief is 44 in het verenigingsleven (dagelijks of regio Arnhem 79 wekelijks) en af en toe iets doet voor 27 de buren. Uit de tabel blijkt dat het 42 grootste deel van de volwassenen en regio West-Veluwe Vallei 63 ouderen af en toe iets doet voor de 39 buren. Wanneer in meer detail naar de 39 cijfers wordt gekeken blijkt dat met het regio Arnhem 62 oplopen van de leeftijdscategorie meer 29 personen dit aangeven. Tevens is uit de Verenigingsactiviteiten 0 25 50 75 figuur af te lezen dat in de regio Af en toe iets doen voor de buren Arnhem een groter deel van de Vrijwilligerswerk ouderen actief is in het verenigingsleven dan in de regio West-Veluwe Vallei. In de regio West-Veluwe Vallei doen meer volwassenen en ouderen vrijwilligerswerk dan in de regio Arnhem.
volwassenen
ouderen
Mensen in de buurt kunnen slecht met elkaar opschieten regio WVV
8
regio Arnhem
12
11
regio WVV
7
regio Arnhem
11 0
(beetje) mee eens
Aan de volwassenen en ouderen is de stelling voorgelegd: ‘Mensen in de buurt kunnen slecht met elkaar opschieten.’ Uit de figuur hiernaast blijkt dat het overgrote deel van de inwoners het hiermee een (beetje) oneens is.
80
14
75
13
80 14
75 25
50
niet eens / niet oneens
75 (beetje) oneens
31 of 58
100
100
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Sociale uitsluiting Sociale uitsluiting is het onvermogen om volledig te kunnen participeren in de samenleving als gevolg van individuele en/of maatschappelijke factoren. Daarmee is het een breed begrip. Vanuit het perspectief van volksgezondheid is sociale uitsluiting relevant als factor in het ontstaan en voortbestaan van gezondheidsverschillen. In de regio Gelderland-Midden is vijf procent van de inwoners van 19 jaar en ouder matig tot sterk sociaal uitgesloten. In de regio zijn meer volwassenen en ouderen met een laag opleidingsniveau (18%) matig tot sterk sociaal uitgesloten dan volwassenen en ouderen met een hoog opleidingsniveau (2%). Meer dan een vijfde (22%) van de 19-plussers met een niet westerse etniciteit is matig tot sterk sociaal uitgesloten. Het lijkt dat de inwoners met een niet westerse etniciteit vooral matig tot sterk sociaal uitgesloten zijn door onvoldoende toegang tot sociale grondrechten (goede woning, medische zorg, niet gediscrimineerd worden) en veel minder door het niet naleven van de normen en waarden van de Nederlandse maatschappij.lxi Binnen de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) wordt sociale uitsluiting beschouwd als een belangrijke indicator voor het aanwijzen van OGGZ risicogroepen in de bevolking. Zie voor meer informatie over de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg de verdieping Multiprobleemsituaties: de OGGZ. Onvoldoende normatieve integratie
4.4
Onvoldoende toegang tot sociale grondrechten
3.8
Materiële deprivatie
5.1
Onvoldoende sociale participatie
4.2
Matig tot sterk sociaal uitgesloten
4.6 0
Toelichting tabel ‘Onvoldoende normatieve integratie’: de mate waarin centrale normen en waarden van de Nederlandse samenleving niet worden nageleefd. ‘Onvoldoende toegang tot sociale grondrechten’: bestrijkt een divers aantal grondrechten waaronder een goede woning en medische zorg en discriminatie in het algemeen. ‘Materiële deprivatie’: in hoeverre huishoudens over voldoende financiële middelen beschikken om de in Nederland gangbare goederen en diensten te betalen. ‘Sociale participatie’: gevoelens van sociale en emotionele eenzaamheid en de frequentie van contact met buren / mensen in de straat.
32 of 58
2
4
6
8
10
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Eenzaamheid Eenzaamheid wordt gedefinieerd als het negatief ervaren verschil tussen de gewenste en gerealiseerde relaties. Zowel het aantal sociale contacten als de ervaren kwaliteit van de sociale contacten zijn bepalend voor gevoelens van eenzaamheid. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld eenzaam voelen met veel mensen om zich heen, of helemaal niet eenzaam zijn met een klein sociaal netwerk. Dit hangt af van hun eigen beoordeling van de kwaliteit van de contacten.lxii, lxiii
Bijna 40% van de Nederlandse 19plussers is eenzaam. Van deze eenzamen is ruim 8% (zeer) ernstig eenzaam. Bijna 27% is emotioneel eenzaam (vanwege het ontbreken van een hechte, emotionele band) en bijna 40% sociaal eenzaam (het hebben van minder contact met anderen dan gewenst).
Van de volwassenen die wonen in de regio Arnhem is iets meer dan een derde eenzaam (35%). Meer volwassenen met een laag inkomen (47%) dan volwassenen met een hoog inkomen (26%) zijn eenzaam. Uit de resultaten blijkt dat er nauwelijks verschil bestaat tussen de seksen: 35% van de mannen is eenzaam versus 34% van de vrouwen. Van de volwassenen in de regio West Veluwe is 32% van de volwassenen eenzaam. Dit percentage ligt beduidend onder het landelijke percentage van 37%. Ook blijkt in deze regio een verschil onder inkomensgroepen: onder volwassenen met een laag inkomen is 42% eenzaam versus 25% onder de volwassenen met een hoog inkomen. Er is ook in deze regio nauwelijks verschil tussen de seksen: 31% onder de vrouwen en 32% onder de mannen is eenzaam.lxiv
Onderzoek in de USA en Nederland toont aan dat eenzaamheid de kans op overlijden verhoogt. Eenzaamheid hangt direct samen met een verhoogde kans op vroeg overlijden, ook na correctie voor andere risicofactoren als hoge leeftijd, het hebben van chronische ziektes en ongezonde leefstijlen.
Van de ouderen in Gelderland-Midden is 45% eenzaam, dit percentage is gelijk aan het landelijke percentage. In de regio Arnhem is 45 procent van de ouderen eenzaam, waaronder negen procent (zeer) ernstig. In de regio West-Veluwe Vallei is 46 procent eenzaam, waaronder zes procent (zeer) ernstig. In de volgende tabel zijn de percentages uitgesplitst naar inkomenscategorie. Onder de lage inkomenscategorie zijn meer (zeer) ernstig eenzame ouderen dan onder de hoge inkomenscategorie. Laag inkomen
Midden inkomen
Hoog inkomen
Regio Arnhem
Regio WVV
Regio Arnhem
Regio WVV
Regio Arnhem
Regio WVV
Matig eenzaam
37 %
39 %
37 %
41 %
35 %
40 %
(Zeer) ernstig eenzaam
10 %
7%
8%
6%
4%
2%
Na de leeftijd van ongeveer 75 jaar geldt een grotere kans op eenzaamheid bij opeenstapeling van verschillende gebeurtenissen zoals het overlijden van de partner en van andere leeftijdsgenoten en het verlies van mobiliteit en zelfstandigheid door afnemend fysiek, cognitief en sensorisch functioneren. Binnen de groep ouderen neemt het percentage eenzamen toe naarmate zij ouder worden. In de regio Arnhem is van de 65 – 74 jarigen 40% eenzaam, van de 75 plussers is dit 53%. Voor de regio West-Veluwe Vallei zijn deze percentages respectievelijk 39 en 55%.
33 of 58
Gehuwden hebben de kleinste kans op sterke eenzaamheid. Zij worden gevolgd door nooit gehuwden. Gescheiden mensen, weduwen en weduwnaars hebben een veel grotere kans op sterke eenzaamheid. Hoewel verschillende onderzoeken bij verschillende leeftijden een verband tussen lage SES en meer eenzaamheid tonen, is het op basis van deze onderzoeken niet duidelijk of een lage SES tot eenzaamheid leidt of andersom.
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand in de huiselijke kring wordt gepleegd (door gezinsleden, familieleden, (ex)partners of huisvrienden). Jaarlijks hebben naar schatting tussen de 200.000 en 230.000 mensen te maken met ernstig of herhaald huiselijk geweld. Vrouwen vormen de grootste groep slachtoffers, maar ook mannen, kinderen en ouderen zijn slachtoffer van huiselijk geweld. Huiselijk geweld komt binnen alle lagen en groeperingen van de bevolking voor. Er kan sprake zijn van opzettelijke mishandeling, maar dit is niet altijd het geval. Waar mensen de zorg voor hun naasten of cliënten niet meer aankunnen, kan hun gedrag ontsporen met mishandeling tot gevolg.lxv 20
In de regio Gelderland-Midden is negen procent van de volwassenen ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld. In de regio Arnhem geeft een op de tien volwassenen aan weleens slachtoffer te zijn geweest, voor de regio West-Veluwe Vallei is dit acht procent. Deze percentages zijn nagenoeg gelijk aan het landelijke percentage. Opvallend is dat een veel kleiner deel van de ouderen aangeeft ooit slachtoffer te zijn geweest. In de regio GelderlandMidden drie procent (ook voor de regio Arnhem en West-Veluwe Vallei zijn de percentages 3%). Dit beeld is synchroon met het landelijk beeld.
Laag inkomen Midden inkomen Hoog inkomen
15
10
5
0 regio Arnhem
regio WestVeluwe Vallei
volwassenen
regio Arnhem
regio WestVeluwe Vallei
ouderen
Lichamelijke en functionele beperkingen Lichamelijk functioneren betreft het uitvoeren van lichamelijke en dagelijkse routine-activiteiten, zoals lopen, eten, aan- en uitkleden en boodschappentassen dragen. Moeilijkheden hiermee duiden we aan met beperkingen. Lichamelijke beperkingen zijn onder meer beperkingen in horen, zien en mobiliteit. De mate waarin een persoon beperkingen heeft in zijn functioneren, bepaalt voor een groot deel de maatschappelijke participatie en het gebruik van zorg en voorzieningen. 100 90 80
1 of meer beperkingen Beperking in horen Beperking in zien Beperking in bewegen
70
Lichamelijke beperkingen Uit de (voorlopige) landelijke cijfers blijkt dat er zoals verwacht een relatie bestaat tussen ouderdom en het hebben van een of meerdere lichamelijke beperkingen. In de figuur hiernaast is dit duidelijk terug te zien.
60 50 40 30 20 10 0 19 tot 30 tot 40 tot 50 tot 55 tot 65 tot 75 tot > 85 jr 30 jr 40 jr 50 jr 55 jr 65 jr 75 jr 85 jr
In de regio Gelderland-Midden is deze relatie eveneens herkenbaar: van de 65 tot 75 jarige ouderen uit de regio Arnhem heeft 23% een of meer beperkingen; voor de regio West-Veluwe Vallei is dit 15%. Van de 75 plussers afkomstig uit de regio Arnhem heeft 39% een of meerdere lichamelijke beperkingen, voor de regio WestVeluwe Vallei is dit 44%. Net zoals in Nederland, geven in Gelderland-Midden de meeste ouderen met lichamelijke beperkingen aan dat dit komt door beperkingen in hun mobiliteit.
34 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Mantelzorg Mantelzorg is de zorg die wordt gegeven aan een hulpbehoevende door iemand uit diens directe omgeving. Bij mantelzorg duurt de verzorging meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden. Het gaat hierbij om de: zorg die huisgenoten, familie, vrienden, kennissen, collega’s en buren verlenen en die voortkomt uit onderlinge relaties; het gaat dus niet om hulp als gevolg van een beroep of georganiseerd vrijwilligerswerk; steun die mensen geven vanwege gezondheidsproblemen of beperkingen tot in een terminale fase; steun die varieert van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging tot begeleiding. Het verlenen van mantelzorg kan op den duur leiden tot een zware (fysieke, psychische of tijd) belasting van de mantelzorger.lxvi In Nederland gaven in 2012 ruim 12% van de 19-plussers intensief of langdurig mantelzorg (zie tabel). Dit komt overeen met ruim 1,5 miljoen actieve mantelzorgers. Vrouwen geven vaker mantelzorg dan mannen. De meeste mantelzorgers bevinden zich in de leeftijdsgroep 50 tot 65 jaar. Het aantal uren mantelzorg dat per week gegeven wordt, neemt vanaf de pensioenleeftijd toe (zie figuur): tot 65 jaar geven mantelzorgers tussen de 8 en 11 uur per week mantelzorg, voor 65tot 75-jarigen is het gemiddeld 14 uur en voor de 85-plussers is dit zelfs 24 uur. Vanwege de vergrijzing en het toenemend aantal personen met chronische aandoeningen en/of functiebeperkingen is te verwachten dat de druk op mantelzorg in de toekomst eerder zal toe- dan afnemen. In de figuur is tevens weergegeven welk percentage van de Nederlandse mantelzorgers zich zwaar belast voelt. Van de mantelzorgers voelt 14 procent zich tamelijk zwaar tot zwaar belast. Dit komt overeen met zo’n 220 duizend personen. Mantelzorgers die zich zwaar belast voelen geven gemiddeld meer uren zorg: 23 uur ten opzichte van gemiddeld 9 uur door mantelzorgers die zich niet zwaar belast voelen.lxvii 20
12,1%
18
Mannen
9.3 %
16
Vrouwen
14.8 %
14
55 tot 65 jaar
19.1 %
65 tot 75 jaar
14.0 %
75 tot 85 jaar
11.9 %
> 85 jaar
7.7 %
13.9 10
11.1 10.6
10.7 8.3
4
9.6
8.3
9.4 5
2 0
0
> 85 jr
19.5 %
6
75 tot 85 jr
50 tot 55 jaar
8
65 tot 75 jr
13.2 %
20
21.4
15
55 tot 65 jr
40 tot 50 jaar
24.4 12.4
10
50 tot 55 jr
6.4 %
11.7
12
40 tot 50 jr
30 tot 40 jaar
14.2 13.2
12.5
30 tot 40 jr
4.4 %
25
14.9
19 tot 30 jr
19 tot 30 jaar
30 17.3 17.4
16.6 15.5
Mannen
Totaal
Zwaar belaste mantelzorgers Uren mantelzorg per week
Vrouwen
Mantelzorger
In Gelderland-Midden is tien procent van de 19-plussers een mantelzorger: negen procent van de volwassenen en dertien procent van de ouderen. Van de ouderen in Gelderland-Midden ontvangt momenteel elf procent mantelzorg bij huishoudelijk werk en vier procent bij dagelijkse verzorging.
35 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Uit de volgende tabel blijkt dat zowel in de regio Arnhem als in de regio West-Veluwe Vallei ongeveer een vijfde van de 75 plussers mantelzorg ontvangt bij huishoudelijk werk. Regio Arnhem
Regio West-Veluwe Vallei
65 – 74 jaar
75 plus
65 – 74 jaar
75 plus
7%
18 %
4%
22 %
2%
7%
2%
9%
Incidenteel mantelzorg
1%
2%
0%
4%
1-2 uur/week mantelzorg
0%
2%
0%
1%
3-5 uur/week mantelzorg
1%
5%
1%
6%
6-10 uur/week mantelzorg
1%
3%
0%
5%
11-15 uur uur/week mantelzorg
1%
1%
0%
3%
16-20 uur uur/week mantelzorg
0%
0%
1%
0%
21 uur of meer/week mantelzorg
2%
2%
2%
5%
Ontvangt momenteel mantelzorg bij huishoudelijk werk Ontvangt momenteel mantelzorg bij dagelijkse verzorging
Activiteiten van het dagelijkse leven Beperkingen kunnen onder meer invloed hebben op het vermogen om activiteiten van het dagelijkse leven uit te voeren. Onder algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL)-activiteiten vallen onder meer traplopen, gaan zitten en opstaan uit een stoel, in en uit bed stappen, zichzelf volledig wassen en zich binnens- en buitenshuis verplaatsen. Lichamelijke beperkingen kunnen ook betrekking hebben op beperkingen bij het uitvoeren van huishoudelijk werk (HDL). Tot deze activiteiten worden gerekend het klaar maken van lunch en warm eten, boodschappen doen, huishoudelijk werk doen, bedden verschonen of opmaken, wassen en strijken en gebruik maken van eigen of openbaar vervoer. lxviii Van de volwassenen geeft het grootste deel (96%) aan huishoudelijk werk geheel zelfstandig te kunnen uitvoeren. Met het ouder worden neemt de zelfredzaamheid op dit terrein af: van de ouderen kan iets meer dan een kwart (27%) een of meer huishoudelijke werkzaamheden alleen met hulp uitvoeren. De volgende activiteiten geven ouderen aan niet (meer) zelfstandig te kunnen uitvoeren: zwaar huishoudelijk werk (19%); bedden verschonen of opmaken (15%); kleren wassen en strijken (14%); boodschappen (12%); gebruik maken van eigen of openbaar vervoer (10%); warm eten klaarmaken (7%); licht huishoudelijk werk (4%); lunch klaarmaken (2%).
36 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
In de tabel is weergegeven hoe de zelfredzaamheid met het ouder worden afneemt (de percentages van de inwoners die aangeven activiteiten niet (meer) zonder hulp te kunnen uitvoeren zijn weergegeven). 40
30
20
10
0 65-74 jr
75+
65-74 jr
regio Arnhem
75+
regio West-Veluwe Vallei
zwaar huishoudelijk werk boodschappen doen licht huishoudelijk werk
bedden verschonen of opmaken gebruik van eigen vervoer of OV lunch klaarmaken
kleren wassen en strijken warm eten klaarmaken
Bekendheid (gemeentelijke) voorzieningen en (in)formele ondersteuning Het is belangrijk dat burgers weten waar ze terecht kunnen voor voorzieningen. Tevens is het voor gemeenten belangrijk om zicht te hebben op de ondersteuningsbehoefte: hoe groot is het deel van de inwoners dat (meer) ondersteuning zou willen ontvangen? En om zicht te krijgen op de bekendheid van voorzieningen: weten inwoners welk aanbod er is? Daarom is voor enkele onderwerpen aan de respondenten gevraagd of zij bekend zijn met de voorzieningen, of ze er gebruik van maken en of ze er (meer) gebruik van zou willen maken. In de tabellen hieronder is het percentage inwoners dat gebruik maakt, behoefte heeft en niet afweet van het bestaan van een aantal voorzieningen weergegeven. Niet verwonderlijk, blijkt uit de tabel een duidelijk verschil in behoefte aan voorzieningen tussen de doelgroep volwassenen en ouderen. Uit de tabellen op de volgende pagina blijkt dit verschil eveneens. In deze tabellen is het percentage inwoners dat (in)formele ondersteuning ontvangt, het percentage dat ondersteuning ontvangt, maar graag meer zou willen ontvangen en het percentage dat geen ondersteuning ontvangt, maar dit wel graag zou willen opgenomen. Ouderen
Volwassenen 60
60
50
50
40
Arnhem
WVV
Arnhem
0
Sport- of Activiteiten buurthuis bewegingsactiviteiten of in de gemeente dienstencentrum
10
6
5
5
10
8 5
5
4 6
4 5
16
17 WVV
11
9 3 7
6 5
23
21
17
16 WVV
4
WVV
32
Arnhem
32
10
6
20
10
WVV
20
8
Arnhem
30
30
Arnhem
7
WVV
9
7
Arnhem
40
10
0
Sport- of Activiteiten buurthuis bewegingsactiviteiten of in de gemeente dienstencentrum
Vervoersvoorzieningen
Nooit van gehoord Nee, maar zou ik wel willen Ja, gebruik ik weleens 37 of 58
Vervoersvoorzieningen
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Volwassenen Ja, ontvang hulp Ja, ontvang hulp, maar zou meer willen Nee, maar zou ik wel willen
60 50 40
Administratieve of financiële activiteiten
Opvoeden van kinderen
Problemen met relaties of seksualiteit
Het geven van mantelzorg
3
WVV
Arnhem
Spanningen of stress
Afvallen
7
6
Stoppen met roken
8
8
Huishouden
WVV
3
Arnhem
6
7
WVV
6
9
Arnhem
14
WVV
16
Arnhem
11
WVV
12
Arnhem
3
WVV
3 3
7
Arnhem
4
6
WVV
15
Arnhem
WVV
Schulden
15
WVV
4
0
6
WVV
5
Arnhem
10
8
Arnhem
20
Arnhem
30
Persoonlijke verzorging
Ouderen 60
Ja, ontvang hulp Ja, ontvang hulp, maar zou meer willen Nee, maar zou ik wel willen
50 4
30
Opvoeden van kinderen
Problemen met relaties of seksualiteit
Het geven van mantelzorg
38 of 58
24
25
Spanningen of stress
Afvallen
Stoppen met roken
Huishouden
5
6
WVV
3
Arnhem
3
WVV
3
9
WVV
5
WVV
3
Arnhem
13
WVV
WVV
WVV
Arnhem
WVV
WVV
Arnhem
Arnhem
Administratieve of financiële activiteiten
Arnhem
3
0
Arnhem
4
Arnhem
10
Schulden
5 3
42
WVV
37
Arnhem
20
6 3
Arnhem
5 3
40
Persoonlijke verzorging
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Verdieping 4: De zorg voor ouderen: de huisarts in samenwerking met de specialist ouderengeneeskunde Steeds meer ouderen met ernstige problematiek worden nu en in de toekomst niet meer opgenomen in het verpleeghuis maar wonen thuis of in een (kleinschalige) woonvoorziening. Zij zullen, naast verpleging en verzorging, ook steeds vaker behandeling nodig hebben. Aangetoond is dat de huisarts niet kan voorzien in een adequate zorg voor complexe ziektebeelden bij ouderen. Een specialist ouderengeneeskunde (een arts die is gespecialiseerd in zorg voor kwetsbare ouderen en chronisch zieken met verschillende gezondheidsproblemen) kan de huisarts hierbij ondersteunen. Door samen te werken kan een opname in een ziekenhuis of verpleeghuis voorkomen of uitgesteld worden. Verenso, de beroepsvereniging van specialisten ouderengeneeskunde, wil bewerkstelligen dat de specialist ouderengeneeskunde beschikbaar is voor oudere patiënten met complexe problematiek. Hiervoor zijn twee scenario’s ontwikkeld. In beide scenario’s gaat het om een multidisciplinair aanbod waarbij wordt samengewerkt met huisartsen. Daarnaast is een derde scenario ontwikkeld, waar een oplossing wordt voorgesteld waarmee het issue omtrent de bekostiging kan worden ondervangen. 1. De praktijk ouderengeneeskunde De praktijk ouderengeneeskunde maakt integraal onderdeel van een gezondheidscentrum waarmee een multidisciplinaire overleg- en samenwerkingsstructuur in de eerste lijn ontstaat. In de samenwerkingsstructuur worden door de specialist ouderengeneeskunde alle hulpverleners betrokken rondom een kwetsbare oudere of oudere met complexe problematiek zoals huisarts, wijkverpleegkundige, praktijkondersteuners, psychosociale disciplines, thuiszorg en welzijnswerkers (zoals ouderenadviseurs). Er is een onderscheid gemaakt tussen zorg voor kwetsbare ouderen en complexe patiëntenzorg: Bij kwetsbare patiënten worden veelal korte (monodisciplinaire) diagnostische consulten geboden door de specialist ouderengeneeskunde, waarna de patiënt weer terug wordt overgedragen aan de huisarts met een advies voor aanvullende behandeling door de huisarts. Het doel is om bij 60% van de doelgroep de opname in een verzorgingshuis een jaar uit te stellen. Bij patiënten met complexe problematiek behandelen de specialist ouderengeneeskunde en de huisarts gezamenlijk (multidisciplinaire zorg). De huisarts richt zich op het generalistische deel van de medische zorg en de specialist ouderengeneeskunde houdt zich bezig met het specialistische deel van de ouderengeneeskunde. Het doel is om bij 40% van de patiënten de opname in het verpleeghuis met een half jaar uit te stellen. Een voorbeeld van een praktijk ouderengeneeskunde is de praktijk ouderengeneeskunde in Velp (zie kader). 2. Een kostenneutrale samenwerking tussen huisarts en specialist ouderengeneeskunde Aan ouderen (met ZZP 5 of hoger) wordt in het verpleeghuis specialistische medische ouderenzorg geboden (inclusief specialistische verpleegkundige en verzorgende zorg). De huisarts levert in het verpleeghuis generalistische medische zorg en de specialist ouderengeneeskunde de specialistische medische ouderenzorg. Op zijn beurt levert de specialist ouderengeneeskunde specialistische medische ouderenzorg in de huisartsenpraktijk.
39 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE GEMEENTEN
Voordelen van dit scenario zijn dat: De drempel tussen thuis en verpleeghuis vervaagt en het zorgcontinuüm verstevigd. Dit maakt snel schakelen met de thuiszorg, snelle tijdelijke opnames en een snelle terugkeer naar huis mogelijk. De in het verpleeghuis opgenomen patiënt behoudt zijn/haar eigen huisarts (vertrouwensband / laagdrempelig). Wanneer een oudere opgenomen dient te worden in een verpleeghuis, is een relatie met de patiënt opgebouwd, waardoor de overgang naar een tijdelijke of permanente opname minder groot is. 3. De zorggroep ouderengeneeskunde De specialist ouderengeneeskunde kent geen betaaltitel in de ziektekostenverzekering en kan momenteel uitsluitend betaald worden vanuit de AWBZ, in de toekomst de wet Langdurige Intensieve Zorg (LIZ). Daarmee is het lastig om vanuit de eerste lijn diensten van de specialist ouderenzorg vergoed te krijgen. Met behulp van een zorggroep, als zelfstandige WTZi erkende zorginstelling, kunnen middelen die de ziektekostenverzekeraar ter beschikking stelt aan de eerste lijn benut worden voor de inzet van de specialist ouderenzorg. De zorggroep is voor gemeenten, zorgverzekeraars, zorgkantoren, huisartsen, verpleeg- en verzorgingshuizen en andere professionals en instellingen en anderen het orgaan waar afspraken mee gemaakt worden over onder meer: de inzet van de specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn, als partner van huisartsen en andere zorgprofessionals in de eerstelijns gezondheidszorg; de inzet van specialist ouderengeneeskunde in verpleeg- en verzorgingshuizen.lxix
Pilot praktijk ouderengeneeskunde (POG) in Velp Om een adequaat antwoord te geven op de toenemende problemen van kwetsbare ouderen en ouderen met complexe problematiek, is in Velp in de eerste lijn een multidisciplinaire samenwerkingsstructuur ingericht onder regie van een specialist ouderengeneeskunde. De huisarts verwijst kwetsbare ouderen en ouderen met complexe problematiek naar de praktijk ouderengeneeskunde. De praktijk ouderengeneeskunde legt - met inbreng van patiënt en mantelzorgers - een brede diagnostische basis voor de behandeling, waarna een zorgbehandelplan wordt opgesteld. Dit plan wordt besproken in het Multidisciplinair Overleg (MDO), waar alle betrokken of te betrekken zorgverleners vertegenwoordigd zijn. De wensen en mogelijkheden van de oudere vormen het perspectief van de behandeling. Niet de ultieme behandeling van alle afzonderlijke ziekten en problemen vormt het uitgangspunt, maar wat het meest belangrijk is voor het welbevinden van de oudere.lxx In de uitzending van 22 juni 2013 van EenVandaag is aandacht besteed aan de werkwijze van specialist ouderengeneeskundige Ester Bertholet in Velp: http://www.eenvandaag.nl/gezondheid/bezuinigingen-in-dezorg/46263/specialist_aan_huis_houdt_ouderenzorg_betaalbaar
40 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Verdieping 5: Multiprobleemsituaties: de OGGZ Inleiding De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)is een beleidsveld gericht op de aanpak van multiprobleemsituaties. De term OGGZ duidt op alle activiteiten en bemoeienis met sociaal kwetsbare mensen, meestal zonder duidelijke hulpvraag. De grootste opdracht voor VGGM binnen het OGGZ-werkveld is het vervullen van de regiefunctie in de Centrale Toegang voor zowel Arnhem en Ede. Arnhem en Ede zijn de centrumgemeente van Gelderland-Midden. De OGGZ-middelen voor dak- en thuisloosheid worden vanuit het rijk toegekend aan centrumgemeenten. De pijlers van de Centrale Toegang zijn: Meer en beter zicht en grip op in-, door- en uitstroom van specifieke doelgroepen binnen de Maatschappelijke Opvang; Systematische en sluitende manier van samenwerken tussen partijen en instellingen; Vastleggen van individuele trajectplannen ten behoeve van persoonsgerichte benadering; Gezamenlijke aanpak door regiogemeenten. De zorgstructuur in de regio Arnhem: Centrale Toegang De gemeente Arnhem wil met de Centrale Toegang bereiken dat alle (dreigend) dak- en thuislozen, inclusief zwerfjongeren, via een trajectgebonden aanpak toegang krijgen tot een passend aanbod van zorg, wonen en dagbesteding. Daarnaast bewaakt VGGM de doorstroom van deze trajecten met het oog op het bereiken van een stabiele mix (stabiele huisvesting, een vast en legaal inkomen en een stabiel contact met de hulpverlening) bij cliënten. De zorgstructuur rond de Centrale Toegang is vormgegeven onder regie van zogenaamde veldregisseurs gericht op preventie en opvang. Ten behoeve van deze regiefunctie wordt gebruik gemaakt van een cliëntvolgsysteem (CVS) en preventietafel en doorstoomtafel. Voor de specifieke doelgroep (dreigend) dak- en thuisloze jongeren is de zwerftafel.lxxi. Het CVS regio Arnhem is het monitoringssysteem van de Centrale Toegang. Verschillende OGGZ-doelgroepen worden hierin geregistreerd. Preventie Binnen het onderwerp preventie zijn er meerdere regietrajecten. Ten eerste de regie op de inzet van de door de gemeente Arnhem gefinancierde bemoeizorg. Daarnaast worden de bekende – in het CVS ingevoerde – OGGZ (risico)groepen gemonitord. Een ander regietraject is het Meldpunt Ontruimingen. Alle ontruimingen door de drie grote corporaties van Arnhem worden gemeld en gekeken wordt of ontruiming nog voorkomen kan worden. Het eerste half jaar van 2013 zijn er in totaal 224 cliënten ingevoerd bij de preventietafel en het Meldpunt Ontruimingen.
41 of 58
Centraal Meldpunt Het Centraal Meldpunt ‘Ons een Zorg’ is een meldpunt professionals uit de regio Arnhem voor complexe problematiek, oftewel mensen/gezinnen die om verschillende redenen geen zorg (meer)(willen) ontvangen. Termen als zorgmijdend, zorgverlamming, multiproblem zijn hierop van toepassing. De OGGZ registreert de melding en verbindt zo snel mogelijk met wijk- of lokale netwerken of legt zo nodig contact met professionals van instellingen waar cliënt ogenschijnlijk de juiste hulp krijgt. Melden bij het Centraal Meldpunt doen onder andere: hulpverleners, huisartsen, politie, gemeenten, justitie, ziekenhuizen en woningbouwcorporaties.
Meldpunt Ontruimingen Sinds 2012 worden in Arnhem alle vonnissen rond huisuitzetting door de woningcorporaties aangemeld bij het Meldpunt Ontruimingen. Bij huisuitzetting/ontruimingen is de belangrijkste reden voor uitzetting een huurachterstand. In samenwerking met Rijnstad wordt bekeken welke hulp de uitgezette persoon geboden kan worden.
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE GEMEENTEN
Dak- en thuislozen De veldregie ten behoeve van de dak- en thuislozen gebruikt de doorstroomtafel voor het organiseren en monitoren van de in trajecten vastgelegde hulpverlening. Het achterliggende doel hiervan is dat alle daklozen het juiste traject krijgen, stagnaties vlot worden getrokken en uitstroom gerealiseerd kan worden. Zwerfjongeren Het doel van de zwerftafel is het organiseren van hulpverlening aan (dreigende) dak- en thuisloze jongeren met problematiek op diverse leefgebieden. Daarnaast stelt de zwerftafel zich ten doel om door samenwerking het hulpverleningsaanbod voor jongeren te verbeteren en beter te laten aansluiten op de behoeften van jongeren. Het eerste half jaar van 2013 zijn er 16 zwerfjongeren nieuw binnengekomen bij de partners van de zwerftafel. Opbrengsten van de huidige zorgstructuur Door rond de Centrale Toegang gebruik te maken van de hierboven geschetste overlegstructuur en het gezamenlijke registratiesysteem, ontstaat er een zorgstructuur waarin cliënten niet tussen wal en schip raken of van het kastje naar de muur worden gestuurd. Door het delen van keteninformatie en door de opgezette structuur, worden professionals beter gefaciliteerd in hun zoektocht naar samenwerking en afstemming. Voor de gemeente(n) levert deze zorgstructuur de beleids- en sturingsinformatie op. Aan de hand van de informatie kunnen middelen effectief en efficiënt worden benut. Lokaal Zorgnetwerk regio Arnhem Het doel van het Lokaal Zorgnetwerk (LZN) in de regio Arnhem is om op lokaal niveau multiprobleemsituaties multidisciplinair te bespreken en vervolgens af te spreken hoe de problemen van de cliënten gezamenlijk kunnen worden aangepakt. Deze afspraken worden vastgelegd in een trajectplan. Uitvoering van het plan wordt vanuit het Lokaal Zorgnetwerk gemonitord. VGGM voert als voorzitter van het LZN regie op het proces. De voorzitter stuurt het proces van samenwerking tussen de verschillende organisaties (ketensamenwerking), zoekt afstemming met andere lokale partijen en netwerken, heeft doorzettingsmacht bij verlamming en levert beleids- en sturingsinformatie aan. De definitie van een lokaal zorgnetwerk is: ‘Een lokaal OGGZ-netwerk is een samenwerkingsverband van diverse actoren en aanbieders gericht op het anders organiseren van de ondersteuning dan in de reguliere hulpverlening. Anders wil zeggen dat de hulp zich niet richt op één bepaalde problematiek of levensdomein (psychische problemen, lichamelijke problematiek, relationele problemen, verslavingsproblemen, woon- en of financiële problemen) maar op de verwevenheid en opeenstapeling van problemen, die niet zelden tot zorgwekkende situaties leiden. Door coördinatie en samenhang in de geboden zorg en doordat meerdere zorgverleners er bij betrokken zijn, ontstaat er een meerwaarde die continuïteit waarborgt en die versnippering tegen gaat. Door het afstemmen, samenwerken en coördineren van de zorgactiviteiten van alle betrokken partijen ontstaat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering OGGZ-ondersteuning.’lxxii
In de volgende tabellen is een aantal kenmerken weergegeven van cliënten. In de tabellen zijn gegevens uit 2012 afkomstig van de gemeenten Duiven-Westervoort, Rheden-Rozendaal, Overbetuwe, Doesburg en Lingewaard opgenomen. In de gemeente Overbetuwe is er in drie dorpen een LZN: Elst, Heteren en Valburg. Buiten deze gemeenten is er zowel in Zevenaar als Rijnwaarden een LZN. Uit de tabellen blijkt dat het grootste deel van de cliënten tussen de 41 en 50 jaar oud is. Van de 75 casussen betrof het in 24 keer gevallen een gezin met minderjarige kinderen.
42 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
40
37
< 21 jaar 21 - 30 jaar 31 – 40 jaar 41 – 50 jaar 51 – 60 jaar 61 – 70 jaar 71 – 80 jaar > 80 jaar n.b.
35 30
23
25
20
19
17
20 15
8
10
5
3
5
40
33
30
18
20
13
11 10 0
Individuen Een-oudergezinnen met minderjarige kinderen Gezin / systeem met minderjarige kinderen Systeem volwassenen
1
0
Leeftijd
Samenstelling gezin (gegevens Duiven – Westervoort, Rheden – Rozendaal, Overbetuwe)
Uit onderstaande tabel blijkt dat overlast zorgwekkend gedrag het meest vaak reden is voor het inbrengen van een casus. In negentien gevallen ging het om woonhygiënische problemen. Bedreiging / geweld
8
Overlast asociaal gedrag 9
Woon hygiënische problemen Zorg om de kinderen
19
Mijdend t.o.v. hulpverlening 25
Overlast zorgwekkend gedrag 30 44
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Reden van inbrengen van de casus en onderliggend gedrag persoon of gezin dat hieraan ten grondslag ligt lxxiii
Tenslotte is in de volgende figuur weergegeven wat de kwestie op ketenniveau was. In de meeste gevallen was geen hulpverlening betrokken, maar ook onvoldoende afstemming en communicatie tussen de betrokken partijen blijkt in veel gevallen de kwestie op ketenniveau. Wachtlijstproblematiek
1
Zorgverlamming keten / netwerkniveau 9
Zorgverlamming hulpverleningsniveau Complexe situatie
10
Geen passend aanbod problematiek 13
Onvoldoende afstemming actieve hulpverlening Geen hulpverlening betrokken
15 28
58 0
5
10
15
20
25
30
35
Kwestie op ketenniveaulxxiv
43 of 58
40
45
50
55
60
65
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE GEMEENTEN
Centrale Toegang regio West-Veluwe Vallei De regio West-Veluwe Vallei streeft naar een integrale, sluitende aanpak voor de preventie, opvang en herstel van sociaal kwetsbaren binnen de regio. Om dit doel te kunnen realiseren kent de Centrale Toegang twee pijlers: een persoonsgerichte benadering en een sluitende samenwerking. Daarnaast zijn twee andere uitgangspunten geformuleerd: De aanpak is transparant, meetbaar en controleerbaar: het is duidelijk hoe het proces eruit ziet en wat de kwantitatieve en kwalitatieve resultaten zijn; De aanpak is regionaal: de aanpak van dakloosheid is een gezamenlijk vraagstuk. Sinds 2012 wordt gewerkt met trajectfinanciering. De gemeente Ede heeft een monitoringssysteem waarin cliënten worden gevolgd (CVS regio West-Veluwe Vallei). In opdracht van de gemeente beheert VGGM dit CVS. Daklozen Binnen de regio zijn Johanniter Opvang en het Leger des Heils werkzaam rond de Maatschappelijke Opvang. In onderstaand figuur zien we het aantal trajecten op 1 januari 2013, het aantal screeningen het eerste halfjaar van 2013, het aantal WMO-trajecten in dezelfde periode en het aantal trajecten op 1 juli. Opvallend is dat de meeste trajecten en screeningen zijn voor mensen afkomstig uit de gemeente Ede. Dit kan verklaard worden doordat Ede zowel grootste als centrumgemeente van de regio West-Veluwe Vallei. 60 50
Ede Wageningen Barneveld Veenendaal Buiten de regio Wachtlijst
51
40 30
33
20 10
13 16
13 7
2
2
2
6
3
5
18 2
7
1
19 3
3
2
0
In traject (01-01-2013)
Screening
Wmo
In traject (01-07-2013)
Verslaafden Rond verslavingszorg zijn in de regio Iris in de Buurt en IrisZorg Dagopvang werkzaam. In onderstaand figuur is te zien dat ook deze doelgroep voor het grootste deel uit de gemeente Ede komt. 20
Ede Wageningen Barneveld Veenendaal
19
15 13
10
13
10 5
3
3 1
2
4
3 1
1
2
1
0 Screening Iris Dagopvang
Screening Iris in de Buurt Traject Iris Dagopvang (01- Traject Iris in de Buurt (0107-2013) 07-2013)
Zelfredzaamheidmatrix: ZRM Voor cliënten in de Centrale Toegang wordt sinds 2012 gebruik gemaakt van de zelfredzaamheidmatrix. Op basis van een vergelijking tussen de nulmeting en een doelmeting ontstaat een goed beeld ten aanzien van de voortgang op het terrein van zelfredzaamheid.
44 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Woonhygiënische problemen Een woonhygiënisch probleem ontstaat wanneer het gedrag van één of meerdere burgers een onhygiënische woning veroorzaakt. Deze toestand kan leiden tot stankoverlast, brandgevaar, overlast door ongedierte of gevaar voor de volksgezondheid. De mensen zijn doorgaans mensen met complexe meervoudige problematiek. Bij een hygiënisch woonprobleem wordt altijd een traject ingezet gericht op het opstarten van hulpverlening en het schoonmaken van de woning. Het doel is de achterliggende oorzaak van de vervuiling aan te pakken door hulpverlening te organiseren en financiële voorwaarden te scheppen. Pas dan kan er worden schoongemaakt. Voor heel de regio Gelderland-Midden voert OGGZ (VGGM) beoordeling en advies uit. Afhankelijk van de afspraken die met de betreffende gemeente zijn gemaakt, coördineert de OGGZ het vervolg van deze trajecten. In totaal zijn in 2012 in de regio Arnhem 30 meldingen gedaan van mogelijke woonhygiënische problemen waarbij een traject is gestart en acties zijn uitgezet. Iets meer van de helft van de casussen betrof inwoners uit de gemeente Arnhem. Aanbevelingen Het CVS levert een bron van informatie op. Aanbevolen wordt dat gemeenten, in samenwerking met VGGM, verder na (blijven) denken over adequate indicatoren om de benodigde en gewenste beleids- en sturingsinformatie te generen (onder andere in managementrapportages); Bij de Centrale Toegang wordt ervaring opgedaan met de ZRM. Aanbevolen wordt de ervaringen met de ZRM te delen in proeftuinen en pilots rond de decentralisaties waar de ZRM ook gebruikt gaat worden. Zoals gezegd richt de OGGZ zich op activiteiten en bemoeienis met sociaal kwetsbare mensen, meestal zonder duidelijke hulpvraag. In het kader van de transities wordt meer en meer ingezet op wijkgericht werken en zelfredzaamheid. Voor ogen moet worden gehouden dat er altijd een (van samenstelling veranderende) groep zal zijn die buiten deze vooraf gestelde kaders zal vallen, en dus via een OGGZ-principe zal moeten worden begeleid. De OGGZ werkt met opschalingsmodellen welke verankerd zijn binnen reguliere en aanwezige hulpverlening. Dit betekent niet overdragen, maar deskundigheid toevoegen aan oplossingen. Aanbevolen wordt deze manier van werken ook op andere gebieden te hanteren. De OGGZ heeft veel ervaring opgedaan met organiseren en faciliteren van een integrale aanpak en continuïteit van regievoering in vaak complexe situaties. Dit is ook een van de uitgangspunten van de aankomende transitie (1 gezin, 1 plan, 1 aanpak). Aanbevolen wordt om ook kennis te nemen van deze manier van werken van de OGGZ en hiervan te leren. Toelichting begrippen Onder daklozen wordt verstaan: personen die niet beschikken over een eigen woonruimte en die voor een slaapplek gedurende de nacht ten minste een nacht (in de maand) zijn aangewezen op buitenslapen, ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten (portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto) en binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse noodopvang of binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzicht op een slaapplek voor de daarop volgende nacht. Onder thuislozen wordt verstaan: personen die als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang (internaten en sociale pensions, woonvoorzieningen op basis van particulier initiatief dat zich richt op semipermanente bewoning door daklozen en particuliere commerciële pensions waar voornamelijk daklozen wonen). Tevens gaat het hierbij om personen die verblijven in gevangenis, ziekenhuis of instelling zonder woonvoorziening om naar terug te keren. Onder zwerfjongeren wordt verstaan: Feitelijk dakloze jongeren tot en met 25 jaar die voor hun overnachting zijn aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen in de maatschappelijke opvang, of tijdelijk verblijven bij familie, vrienden of kennissen. Residentieel dakloze jongeren tot en met 25 jaar die als bewoner zijn ingeschreven bij instellingen voor jeugdhulpverlening of maatschappelijke opvang. Het gaat hierbij om (zicht)pensions en vormen van begeleid wonen.
45 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
ONDERZOEKSMETHODE GEZONDHEIDSMONITOR Landelijk gezondheidsonderzoek In september 2012 is een landelijk gezondheidsonderzoek onder driekwart miljoen inwoners in Nederland van 19 jaar en ouder van start gegaan. Alle GGD’en in Nederland voeren dit onderzoek gelijktijdig uit in opdracht van de gemeente. Dit doen de GGD’en in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De landelijke onderzoeksresultaten zijn op het moment van opstellen van deze rapportage deels vrijgegeven. De vragenlijst is voor circa 75% op landelijk niveau ontwikkeld en vastgesteld. De thema’s van de overige vragen zijn door de GGD’en die in de regio Oost-Nederland samenwerken bepaald.lxxv Hierin zijn de wensen en prioriteiten van de gemeenten in de regio Gelderland-Midden meegenomen. De regio Gelderland-Midden De monitor volwassenen is in alle zestien gemeenten in de regio Gelderland-Midden afgenomen. De monitor ouderen is regionaal afgenomen. Aan de gemeenten is de mogelijkheid geboden om de doelgroep ouderen (inwoners ouder dan 65 jaar) als aparte doelgroep te bevragen. Om dit mogelijk te maken was het nodig om extra vragenlijsten per gemeente te versturen. De gemeenten Barneveld en Ede hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Alle zelfstandig wonende inwoners ouder dan 19 jaar kwamen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek.lxxvi De respondenten zijn bepaald met behulp van een steekproef. In de regio Gelderland-Midden zijn in totaal 18.844 volwassenen en ouderen aangeschreven. In totaal zijn 8.246 vragenlijsten, bruikbaar voor analyse, ingevuld. Het responspercentage is hiermee 44 procent.
De onderzoeksresultaten Onderzoeksresultaten worden als maatschappelijk relevant aangemerkt wanneer er een verschil bestaat van vijf procent of meer, of als de cijfers minimaal verdrievoudigen. Weging Om de uitkomsten van de respondenten representatief te maken voor de gehele onderzoekspopulatie zijn de gegevens gecorrigeerd. De gegevens van de respondenten zijn daarvoor gewogen naar de werkelijke verdeling van de bevolking in de gemeente. De responspopulatie is zo in overeenstemming met de daadwerkelijke populatie in de gemeente. Daarnaast zijn, door de gekozen onderzoeksopzet (in alle gemeenten een even grootte steekproef), sommige gemeenten oververtegenwoordigd in de steekproef. Om van de regio een representatief beeld te geven zijn deze gegevens ook door weging gecorrigeerd. In het najaar van 2008 heeft VGGM voor het eerst de monitor volwassenen uitgevoerd. De monitor onder de doelgroep ouderen is in 2010 voor de tweede keer afgenomen. In het landelijk gezondheidsonderzoek zijn de cijfers, vanwege de samenwerking met het CBS, op een andere manier gewogen dan in 2008 en 2010. Dit betekent dat de cijfers van 2012 niet één op één vergeleken kunnen worden met de cijfers van voorgaande jaren.
46 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Privacy De privacy van de respondenten is gewaarborgd conform de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit houdt in dat de antwoorden vertrouwelijk worden behandeld en verwerkt. De onderzoeksresultaten worden alleen voor statistiek en onderzoek gebruikt. Samenwerking met het CBS en het RIVM De GGD’en werken in het kader van dit landelijke gezondheidsonderzoek samen met het CBS en het RIVM. De antwoorden die de deelnemers in dit onderzoek geven worden gecombineerd met informatie die het CBS van andere instellingen krijgt.lxxvii Ook bij deze koppeling is de privacy van respondenten gewaarborgd.
47 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
CONTACT Heeft u naar aanleiding van deze rapportage vragen of wilt u nadere informatie, dan kunt u contact opnemen met een van de volgende medewerkers. Voor algemene vragen Angela Vos (senior beleidsmedewerker):
[email protected] Elly Hesselmans (senior beleidsmedewerker):
[email protected] Voor vragen over de regionale ambulance voorziening en AED-netwerk Leandra Wolf (bureauhoofd RAV):
[email protected] Voor vragen over infectieziekten en forensische geneeskunde Bas Boogmans (arts infectieziektebestrijding en forensische geneeskunde):
[email protected] Voor vragen over seks en gezondheid Manon Pelgrim (arts infectieziektebestrijding en seksuele gezondheid):
[email protected] Voor vragen over milieu en gezondheid Chris Zwerver (milieugezondheidskundige / adviseur leefomgeving):
[email protected] Manon Vaal (senior beleidsmedewerker):
[email protected] Voor vragen over de openbare geestelijke gezondheidszorg Rik Gerritsen (procescoördinator OGGZ / back-office CJG):
[email protected] Suzanne Oonk (veldregisseur OGGZ):
[email protected] Voor vragen over de onderzoeksmethodiek Josie Dezentjé (epidemioloog):
[email protected]
Over VGGM Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) is een complete hulpverleningsorganisatie voor Brandweer en Volksgezondheid (Ambulancehulpverlening en Gemeentelijke GezondheidsDienst) voor de veiligheidsregio Gelderland-Midden. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden werkt in opdracht van de gemeenten Arnhem, Barneveld, Doesburg, Duiven, Ede, Lingewaard, Nijkerk, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Scherpenzeel, Wageningen, Westervoort en Zevenaar.
48 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
BRONNEN Balkom, A.J.L.M. van (Valerius), Schoemaker, C. (RIVM) (september 2010), Angststoornissen samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Bakel, A.M. van (RIVM), Ocké, M.C. (RIVM) (december 2011), Voeding: Hoeveel mensen voldoen aan de Richtlijnen goede voeding? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Bakel, A.M. van (red.) (juni 2012), Lichamelijke activiteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Bergen, A. van, Loon, A. van (2013), Methodologische toelichting bij de Sociale Uitsluitingsindex Gezondheidheidsenquête. Academische Werkplaats OGGZ G4-USER: Amsterdam Bisschop, I. (2004), Psychosocial resources and the consequences of specific chronic diseases in older age; The longitudinal Aging Study Amsterdam. VU: Leiden CPB (2010), Mantelzorg uit de doeken Driessen, M. (2011), Geestelijke ongezondheid in Nederland in kaart gebracht. CBS, Den Haag/Heerlen Gezondheidsraad (2006), Richtlijnen goede voeding. Gezondheidsraad: Den Haag GGD en GHOR (sept 2012), Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden GGD'en, CBS en RIVM (2013), Gezondheidsmonitor 2012 (voorlopige cijfers) Graaf, R. de, Have, M. ten, Dorsselaer, S. van (2010a), De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Trimbos-instituut: Utrecht Harbers, M.M. (RIVM) (juni 2009), Preventie gericht op ouderen samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Harbers, M.M. (RIVM) (december 2011), Voeding samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Hoeymans, N. (RIVM), Schellevis, F.C. (NIVEL) (december 2009), Chronische ziekten en multimorbiditeit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Hooven, C. van den, Fransen, H., Jansen, E., Ocke, M. (2007), 24-uurs urine-excretie van natrium. Voedingsstatusonderzoek bij volwassen Nederlanders. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Kempen, E.E.M.M. van (RIVM) (juli 2011), Geluid samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Kuunders, M.M.A.P. (RIVM), Laar, M.W. van (Trimbos-instituut) (maart 2010), Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Lucht, F. van der (RIVM), Foets, M. (ErasmusMC) (september 2010), Etniciteit en gezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Meijer, S. (RIVM). Depressie samengevat (juni 2012), In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Movisie en Coalitie erbij (2013), Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid Mulder, M. (RIVM) (juni 2013), Sociaaleconomische status 2010. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Ooijendijk, W.T.M., Hildebrandt, V.H., Hopman-Rock, M. (2007), Bewegen in Nederland 2000-2005. In: Hildebrandt, V.H., Ooijendijk, W.T.M., Hopman-Rock, M. (red.). Trendrapport Bewegen en gezondheid 2004/2005. TNO: Hoofddorp/Leiden Post, N. (RIVM), Lucht, F. van der (RIVM) (maart 2012), Participatie: Hoeveel mensen participeren en hoe vaak? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven
49 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Regio Arnhem. Gemeenten: Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Overbetuwe, Westervoort, Zevenaar (juni 2011), ‘Gezond Verbinden’. Regionale Nota Gezondheidsbeleid 2012-2014 Regio West-Veluwe Vallei. Gemeenten: Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen (2010), Kadernota gezondheidsbeleid regio West-Veluwe Vallei 2011 t/m 2014 RIVM (2013), Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. Verslagjaar 2013 (RIVM Rapport 150202001/2013). RIVM: Bilthoven RIVM (2013), Vaccinatiegraad zuigelingen verslagjaar 2013 per gemeente Rooij, A.J. van, Schoenmakers, T.M., Mheen, D. van de (2011), Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2009. IVO: Rotterdam Ruijsbroek, J.M.H. (RIVM), Verweij, A. (RIVM) (december 2009), Sociale cohesie samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (september 2010), Hoeveel mensen zijn eenzaam? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (september 2010), Wat is eenzaamheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (september 2010), Eenzaamheid: Zijn er verschillen naar sociaaleconomische status? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (september 2010), Eenzaamheid samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (september 2010), Welke factoren beïnvloeden eenzaamheid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Savelkoul, M. (RIVM) (december 2011), Sociale steun samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Schoemaker C. (RIVM) (maart 2010), Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Schoemaker, C. (RIVM), Poos, M.J.J.C. (RIVM), Spijker, J. (Trimbos-instituut), Gool, C.H. van (RIVM), Foets, M. (ErasmusMC), Lucht, F. van der (RIVM) (juni 2012), Hoe vaak komt depressie voor en hoeveel mensen sterven er aan? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Schuijt-Lucassen, N.Y., Deeg, D.J. (2006), Predicting loss of mastery in older adults. VU: Amsterdam Wendel-Vos, G.C.W. (RIVM) (juni 2012), Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van lichamelijke (in)activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Vermeulen, E., Bongers, I. (2013), Omdenken in de publieke gezondheidszorg, hype of blijvertje? In: TSG 91, nummer 5, pp. 256-261 Verweij, A. (RIVM), Sanderse, C. (RIVM), Beer, J. de (NIDI) (maart 2010), Huishoudenssamenstelling samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Verweij, A. (2013), Arbeidsparticipatie: Wat is de samenhang met gezondheid en zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Verweij, A. (RIVM), Sanderse, C. (RIVM), Beer, J. de (NIDI) (december 2012), Etniciteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Verweij, A. (RIVM), Dam, J.J.M. ten (NIGZ), Busch, M.C.M. (RIVM), (september 2010), Wat wordt met preventie gericht op personen met een lage ses beoogd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Visscher, T.L.S. (VU-Windesheim), Bakel, A.M. van (RIVM), Zantinge, E.M. (RIVM) (november 2012), Wat zijn de mogelijke oorzaken van overgewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven
50 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
Visscher, T.L.S. (VU-Windesheim), Bakel, A.M. van (RIVM), Zantinge, E.M. (RIVM) (november 2012), Overgewicht samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Visscher T.L.S. (VU-Windesheim), Bakel A.M. van (RIVM), Zantinge E.M. (RIVM) (november 2012), Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven VGGM (2013), Factsheet Centrale toegang Valleiregio VGGM (2013), Factsheet OGGZ regio Arnhem 1e halfjaar 2013 VGGM (2013), Factsheet LZN Doesburg 2012 VGGM (2013), Factsheet LZN Duiven - Westervoort 2012 VGGM (2013), Factsheet LZN Lingewaard 2012 VGGM (2013), Factsheet LZN Overbetuwe 2012 VGGM (2013), Factsheet LZN Rheden - Rozendaal 2012 VGGM (2008), Monitor volwassenen VGGM (2010), Monitor ouderen Wendel-Vos, G.C.W. (RIVM) (juni 2012), Normen van lichamelijke (in)activiteit. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Zantinge, E.M. (RIVM), Laar, M.W. van (Trimbos-instituut) (december 2011), Hoeveel mensen gebruiken alcohol? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven Zeegers, T. (STIVORO), Harbers, M.M. (RIVM) (juni 2012), Roken samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. RIVM: Bilthoven
Websites
www.alcoholinfo.nl www.arnhem.nl www.atlasleefomgeving.nl www.barneveld.nl www.cbs.nl www.cpb.nl www.doesburg.nl www.duiven.nl www.ede.nl www.gezondheidsraad.nl www.hartstichting.nl
www.hartslagnu.nl www.lingewaard.nl www.nationaalkompas.nl www.nisb.nl www.nijkerk.nl www.nivel.nl www.overbetuwe.nl www.rijnwaarden.nl www.renkum.nl www.rheden.nl www.rijksoverheid.nl
51 of 58
www.rivm.nl www.rozendaal.nl www.scherpenzeel.nl www.verenso.nl www.voedingscentrum.nl www.vggm.nl www.wageningen.nl www.westervoort.nl www.zevenaar.nl www.zonmw.nl www.zorgatlas.nl
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
BIJLAGE I AANTAL AANGEMELDE BHV’ERS EN AED’S aantal AED’slxxviii
aantal BHV’erslxxix
BHV’ers t.o.v. van aantal inwonerslxxx
Arnhem
28
382
0.25 %
Barneveld
47
695
1.29 %
Doesburg
2
10
0.09 %
Duiven
2
83
0.33 %
Ede
48
321
0.29 %
Lingewaard
62
530
1.16 %
Nijkerk
16
198
0.49 %
Overbetuwe
50
393
0.85 %
Renkum
32
113
0.36 %
Rheden
10
135
0.31 %
Rijnwaarden
2
32
0.29 %
Rozendaal
0
0
0.00 %
Scherpenzeel
1
8
0.08 %
Wageningen
1
63
0.17 %
Westervoort
13
119
0.78 %
Zevenaar
19
203
0.63 %
Gelderland-Midden
333
3.282
0.49 %
Gemeente
De in de tabel opgenomen gegevens zijn gegenereerd uit het systeem van HartslagNu (2013)
< 0.25 %; 0.25 – 0.50 %; 0.50 – 0.75 0.75 – 1.00 %; > 1.00 %
52 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
BIJLAGE II VACCINATIEGRAAD Gemeente
DKTP
Hib
BMR
Men C
Pneumo
Arnhem
95.6 %
96.5 %
96.3 %
95.9 %
96.0 %
Doesburg
98.0 %
99.0 %
98.0 %
98.0 %
99.0 %
Duiven
96.3 %
97.1 %
97.9 %
98.3 %
95.4 %
Lingewaard
98.4 %
98.4 %
98.8 %
98.6 %
98.4 %
Overbetuwe
95.2 %
95.4 %
95.9 %
95.4 %
94.2 %
Renkum
95.4 %
95.4 %
93.6 %
95.0 %
95.0 %
Rheden
96.2 %
97.4 %
96.7 %
95.9 %
96.2 %
Rijnwaarden
93.3 %
94.3 %
95.2 %
95.2 %
94.3 %
Rozendaal
100 %
100 %
100 %
100 %
100 %
Westervoort
96.4 %
97.1 %
97.9 %
97.1 %
96.4 %
Zevenaar
96.4 %
97.0 %
97.3 %
97.6 %
96.4 %
Barneveld
74.3 %
75.1 %
74.8 %
75.3 %
74.3 %
Ede
85.8 %
86.7 %
88.2 %
87.8 %
85.1 %
Nijkerk
94.3 %
95.2 %
95.6 %
95.6 %
94.3 %
Scherpenzeel
77.9 %
77.9 %
79.5 %
79.5 %
77.0 %
Wageningen
91.7 %
92.3 %
93.8 %
93.8 %
92.0 %
Gelderland-Midden
91.3 %
92.0 %
92.3 %
92.2 %
91.2 %
Nederland
95.5 %
96.1 %
96.1 %
96.0 %
95.1 %
Vaccinatiegraad op leeftijd 2 jaarlxxxi
Toelichting tabel < 80 % 80 – 90 % 90 – 95 % > 95 %
DKTP: difterie, kinkhoest, tetanus, poliomyelitis Hib: haemophilus influenza type b-infectie BMR: bof, mazelen, rodehond Men C: meningokokken C Pneumo: pneumokokkenziekte
53 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE GEMEENTEN
BIJLAGE III AANTAL DIEREN EN LANDBOUWBEDRIJVEN Aantal dieren
Aantal bedrijven
Rundvee
Schapen
Geiten
Varkens
Kippen
Totaal
Rundvee
Schapen
Geiten
Varkens
Kippen
Arnhem
2.142
711
76
45
520
45
18
9
5
3
3
Doesburg
1.069
44
5
482
-
13
10
2
2
1
-
Duiven
1.942
1.991
2
3.863
97.850
77
26
14
1
3
4
Lingewaard
2.846
3.447
2.288
21.035
47.629
226
44
25
7
22
3
Overbetuwe
10.000
6.726
5.103
20.447
283.963
296
111
81
19
26
8
Renkum
882
60
4
-
25
21
7
2
1
-
1
Rheden
3.676
740
30
2
-
53
28
8
6
1
-
Rijnwaarden
2.308
306
1242
495
-
64
28
10
6
3
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
35
322
3
-
32
11
2
3
2
-
1
Zevenaar
7.193
514
26
32.350
97.858
107
53
16
8
12
3
Regio Arnhem
32.093
14.861
8.779
78.719
527.877
913
327
170
57
71
23
Barneveld
115.263
3.070
4.089
193.310
3.529.641
661
436
99
35
158
94
Ede
126.003
4.831
13843
218.731
3.078.927
877
526
143
48
251
135
Nijkerk
13.335
3.765
1.006
49.438
945.417
213
140
58
12
38
21
Scherpenzeel
4.502
465
9
23.546
506.886
48
27
10
1
7
14
Rozendaal Westervoort
Wageningen
1731
702
14
254
51.880
39
20
10
1
2
3
Regio West-Veluwe Vallei
260.834
12.833
18.961
485.279
8.112.751
1.838
1.149
320
97
456
267
Regio Gelderland-Midden
292.927
27.694
27.740
563.998
8.640.628
2.751
1.476
490
154
527
290
Bron: CBS (2012)
54 of 58
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM): Brandweer, Regionale ambulancevoorziening en GGD onder één dak.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden Postbus 5364 6802 EJ ARNHEM T 0800 8446 000 E
[email protected] I www.vggm.nl
A016
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
EINDNOTEN
i
Bij ‘memo’ en tekstbox: www.zonmw.nl Voor het opstellen van de rapportages zijn de resultaten van de monitor volwassenen en ouderen gebruikt. Daarnaast zijn deze gegevens aangevuld met andere informatie. Het gaat hierbij zowel om interne informatie als informatie uit externe bronnen. Aanvullende gegevens van VGGM zijn afkomstig van medische milieukunde, de regionale ambulance voorziening, infectieziekten en de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz). Voor de externe bronnen gaat het hier onder meer om de Regionale Gezondheidsinformatie (RGI) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). iii Het beeld op basis van de momenteel beschikbare landelijke gegevens. iv Verweij, A. (RIVM), Sanderse, C. (RIVM), Beer, J. de (NIDI) (2010) v www.cbs.nl vi ‘Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid’, Movisie & Coalitie Erbij, Utrecht, januari 2013 viivii Vermeulen, E. (2013) viii CBS ix Verweij, A. (RIVM), Sanderse, C. (RIVM), Beer, J. de (NIDI) (2012) & Lucht, F. van der (RIVM), Foets, M. (ErasmusMC) (2010) x Verweij, A. (RIVM), Sanderse, C. (RIVM), Beer, J. de (NIDI) (2010) xi Verweij A. (RIVM), Dam, J.J.M. ten (NIGZ) (2010) xii Behorend bij tekstbox: Mulder, M. (RIVM) (2013) xiii Verweij, A. (2013) xiv Persoonsgebonden factoren ontwikkelen zich vaak via een wisselwerking tussen genen, leefstijl en omgevingsfactoren. Ze zijn dus zowel genetisch als verworven. Voorbeelden van persoonsgebonden factoren zijn persoonlijkheid, bloeddruk, serumcholesterol en lichaamsgewicht. Bij leefstijlfactoren gaat het om het samenspel van gedrag dat een gunstige of een ongunstige invloed kan hebben op de gezondheid, zoals lichaamsbeweging, roken en overmatig alcoholgebruik. Ook omgevingsfactoren, factoren die van buiten onszelf op ons inwerken, beïnvloeden de gezondheid. Het kan daarbij gaan om zowel de fysieke als de sociale omgeving. Voorbeelden van fysieke omgevingsfactoren zijn geluid, straling, luchtverontreiniging en voedingsadditieven, maar ook de kwaliteit van de woning of van de lokale ruimtelijke ordening. De sociale omgeving omvat onder andere sociale steun, eenzaamheid en de sociale cohesie van een wijk of buurt. Maatschappelijke determinanten van gezondheid duiden zowel op de individuele sociaal economische positie als op sociale, economische en politieke structuren in de maatschappij. Het gaat daarbij om de verdeling van macht, geld en middelen. www.nationaalkompas.nl xv Nationaal Kompas (2010) xvi Bron RGI (basisbron CBS) xvii Hoeymans, N. (RIVM), Schellevis, F.C. (NIVEL) (2009) xviii Een spoedeisende inzet in opdracht van de centralist bij een acute bedreiging van de vitale functies van de patiënt of in het geval dat dit gevaar pas na beoordeling door de ambulance-eenheid ter plaatse kan worden uitgesloten. De inzet wordt zo spoedig mogelijk omgezet in een opdracht aan een ambulance-eenheid, die zo snel mogelijk ter plaatste dient te zijn. De ambulance maakt altijd gebruik van optische en geluidssignalen. xix Een inzet in opdracht van de centralist naar aanleiding van een zorgvraag waaruit blijkt dat er geen sprake is van direct levensgevaar, maar waarbij er wel sprake kan zijn van (ernstige) gezondheidsschade en de ambulance wel zo snel mogelijk ter plaatse dient te zijn. De ambulance kan hierbij, onder bepaalde voorwaarden, gebruik maken van optische en geluidssignalen. xx Een inzet in opdracht van de centralist naar aanleiding van een zorgvraag zonder A1- of A2 urgentie, waarbij een tijdstip of tijdsinterval is afgesproken voor het halen of brengen. xxi Behorend bij tekstbox en figuur: www.zorgatlas.nl xxii Behorende bij tekstbox en figuur: www.hartslagnu.nl xxiii www.hartstichting.nl/actueel/nieuwsoverzicht/kans_op_overleven_na_reanimatie_stijgt/ xxiv Driessen, M. (2011) xxv Schoemaker, C. (RIVM) (2012) xxvi Een aantal voorbeelden van symptomen en ziekten die vallen onder het ziektecluster: depressief gevoel, depressie, slapeloosheid, Alzheimer/dementie, anorexia nervosa, problemen met werkloosheid, relatieproblemen. xxvii In de toekomstramingen 2011-2016 wordt de geschatte procentuele ontwikkeling weergegeven voor de zorgvraag van 2016. De procentuele ontwikkeling wordt weergegeven met plussen en minnen om aan te geven dat het een ontwikkeling is ten opzichte van 2011. Grote procentuele stijgingen of dalingen moeten geïnterpreteerd worden op basis van de absolute cijfers voor 2011. VAAM xxviii Behorend bij ‘reminder angststoornissen’: Balkom, A.J.L.M. van (Valerius), Schoemaker, C. (RIVM) (2010). In 2007 werd het aantal personen van 18 tot 65 jaar met een angststoornis geschat op 1.055.900; 79 per 1.000 mannen en 124 per 1.000 vrouwen. Graaf, R. de, Have, M. ten, Dorsselaer, S. van (2010a) xxix Behorend bij ‘reminder depressie’: Schoemaker, C. (RIVM), Poos, M.J.J.C. (RIVM), Spijker, J. (Trimbos-instituut), Gool, C.H. van (RIVM), Foets, M. (ErasmusMC), Lucht, F. van der (RIVM) (2012). Neerslachtigheid moet niet verward worden met depressie; iedereen ervaart wel eens neerslachtigheid. De neerslachtigheid bij een depressie is heviger en klaart na een paar dagen niet vanzelf op. Meijer, S. (RIVM) (2012). Naar schatting leed in 2007 naar schatting 6,2% van de Nederlandse bevolking van 18 tot 65 jaar aan een stemmingsstoornis (jaarprevalentie). In totaal waren dat ongeveer 642.800 mensen, waarvan 545.100 een depressieve stoornis hadden. Graaf, R. de, Have, M. ten, Dorsselaer, S. van (2010a). xxx Hoeymans, N. (RIVM), Melse, J. (RIVM), Schoemaken, C. (RIVM) (2010) xxxi Bisschop, I. (2004) xxxiiSchuijt-Lucassen, N.Y., Deeg, D.J. (2006) xxxiii www.nationaalkompas.nl xxxiv Visscher, T.L.S. (VU-Windesheim), Bakel, A.M. van (RIVM), Zantinge, E.M. (RIVM) (2012) ii
56 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
xxxv
Met de Body Mass Index (BMI) kan bepaald worden of iemand een gezond gewicht heeft. De BMI wordt berekend door het gewicht te delen door de lengte in het kwadraat. Voor volwassenen is een BMI tussen de 18,5 en 25 normaal. Bij een BMI tussen 25 en 30 is er sprake van licht tot matig overgewicht. Bij een BMI van 30 of hoger spreekt men van ernstig overgewicht, oftewel obesitas. www.nationaalkompas.nl xxxvi Visscher, T.L.S. (VU-Windesheim), Bakel, A.M. van (RIVM), Zantinge, E.M. (RIVM) (2012) xxxvii Wendel-Vos, G.C.W. (RIVM) (juni 2012) xxxviii Wendel-Vos, G.C.W. (RIVM) (juni 2012) xxxix Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij volwassenen zijn: wandelen met 5-6 km/uur (dus flink doorwandelen) en fietsen met 15 km/uur. xl Ooijendijk, W.T.M., Hildebrandt, V.H., Hopman-Rock, M. (2007) xli Wendel-Vos, G.C.W. (RIVM) (juni 2012) xlii Harbers, M.M. (RIVM) (december 2011) xliii Behorend bij tekstbox. Gezondheidsraad (2006) xliv Kuunders, M.M.A.P. (RIVM), Laar, M.W. van (Trimbos-instituut) (2010) xlv www.gezondheidsraad.nl xlvi Zeegers, T. (STIVORO), Harbers, M.M. (RIVM) (2012) xlvii Zeegers, T. (STIVORO), Harbers, M.M. (RIVM) (2012) xlviii De infectieziektesurveillance is gebaseerd op de Wet Publieke Gezondheid. In de Wpg staat omschreven welke infectieziekten, of signalen van uitbraken, gemeld dienen te worden bij de GGD. De bestrijding van infectieziekten in Nederland is dan ook vrij uniform georganiseerd. Dit maakt enerzijds een vergelijking tussen verschillende regio’s in Nederland mogelijk, anderzijds is in veel gevallen niet zinvol om op het niveau van gemeenten een uniek risicoprofiel te maken op basis van het aantal gemelde infectieziekten per gemeente. Immers, in de wet is gekozen voor de belangrijkste infectieziekten in Nederland. De gemelde aandoeningen komen dan ook universeel verspreid over het gehele land voor. De infectieziekten houden zich daarbij niet aan gemeentegrenzen of regiogrenzen. Desondanks kan er, op basis van bekende risicofactoren voor infectieziekte uitbraken, een inschatting gemaakt worden van de infectieziektegevaren in de regio Gelderland-Midden. Daarbij wordt soms ingezoomd op gemeenteniveau, in andere gevallen wordt er voor een groter regioverband gekozen. xlix www.rivm.nl l Voorbeelden zijn uitbraken van legionella (verneveling van natte koeltorens), voedselinfecties (besmet barbecuevlees), ziekten overgebracht door dieren (vogelgriep of papegaaienziekte door vogels, q-koorts door geiten, MRSA door varkens), uitbraak van braken en diarree in instellingen (norovirus in een verzorgingshuis, micro-organismen in zwemwater). li www.nationaalkompas.nl lii Kempen, E.E.M.M. van (RIVM) (2011) liii Na roken, overgewicht en te weinig lichaamsbeweging levert luchtverontreiniging de grootste bijdrage aan de ziektelast in Nederland. liv De verplichtingen vanuit de Wet publieke gezondheid en de Wet Ruimtelijke Ordening vormen hierbij het wettelijk kader. lv Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen bestaande en nieuwe situaties. Ten aanzien van bestaande situaties waarbij sprake is van gevoelige bestemmingen nabij drukke wegen beveelt de GGD aan te onderzoeken of het mogelijk is de lokale luchtkwaliteit te verbeteren met locatiespecifieke bronmaatregelen (meest effectief), transmissiemaatregelen of receptormaatregelen. Receptormaatregelen hebben alleen de voorkeur van de GGD in situaties waar het echt niet anders kan. Ten aanzien van nieuwe situaties bepleit de GGD om aanvullend beleid te ontwikkelen om te voorkomen dat gevoelige groepen langdurig verblijven op zwaar belaste plaatsen, en dit beleid te vertalen naar ruimtelijke indeling en verkeer en vervoer. Dat wil zeggen: gevoelige bestemmingen op afstand van drukke wegen. Landelijk heeft de GGD de volgende adviezen gegeven: Geadviseerd wordt om gevoelige bestemmingen niet binnen 300 meter van de snelweg te bouwen, onafhankelijk van de vraag of aan de grenswaarden wordt voldaan; Het realiseren van gevoelige bestemmingen op minder dan 100 meter van de snelweg wordt sterk afgeraden; Geadviseerd wordt gevoelige bestemmingen niet te bouwen direct langs andere drukke wegen, waarbij ‘druk’ gedefinieerd is als een verkeersintensiteit van meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal. Voorbeelden van locatiespecifieke bronmaatregelen zijn een betere doorstroming van het verkeer en milieuzonering. Ook het scheiden van fietsen autoverkeer heeft positieve effecten. Voorbeelden van locatiespecifieke transmissiemaatregelen zijn het plaatsen van schermen, groeninrichting rond de weg en een verdiepte ligging van de weg. Voorbeelden van receptormaatregelen zijn fijnstoffilters in ventilatiesystemen, een juiste keuze van de aanzuiging bij (gebalanceerde) ventilatie en het plaatsen van luchtbehandelinginstallaties. lvi De bijdrage van relatief hoge geluidsniveaus aan de totale ziektelast is relatief gering is ten opzichte van de bijdrage van geluidsniveaus die liggen in de nabijheid van de 60 dB. Dit is het gevolg van de blootstellingsverdeling van het geluid in de populatie. Het aantal mensen met een geluidsblootstelling net boven de 60 dB is veel groter dan het aantal bij hoge geluidsblootstellingen. Ook voor ernstige hinder en slaapverstoring geldt dat de omvang niet zozeer bepaald wordt door blootstelling aan relatief hoge geluidsniveaus, maar dat geluidsniveaus tussen de 55 en 60 dB Lden en de 42 en 50 dB Lnight hieraan een relatief grote bijdrage leveren. lvii Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het ontwikkelen van een cumulatieve geluidbelastingkaart en belevingsonderzoek uit te voeren. Dit laatste kan bijvoorbeeld heel goed met de inzet van ‘nieuwe’ tools als smartphones sensors en apps. lviii Momenteel wordt ervaring opgedaan met het instrument ‘Beoordelingskader gezondheid en milieu’. Met dit instrument kan op basis van een gewogen besluitvorming, waarin naast economische aspecten ook maatschappelijke en gezondheidskundige aspecten worden meegewogen, gewerkt worden aan een visie waaraan individuele bedrijven breder getoetst kunnen worden dan met de huidige milieuregelgeving. De toepassing van het beoordelingskader maakt het tevens mogelijk om een transparante dialoog met de omgeving te starten en deze te structureren. lix Sociale steun bestaat uit interacties tussen mensen die tegemoet komen aan sociale basisbehoeften (zoals affectie, goedkeuring, erbij horen en veiligheid) van de ontvanger. Voorbeelden van sociale steun zijn advies of hulp bij klussen in en om het huis. Onder sociale steun valt ook de tevredenheid over de steun (de mate waarin de geboden sociale steun overeenkomt met de behoefte). Ruijsbroek, J.M.H. (RIVM), Verweij, A. (RIVM) (2009) lx Behorende bij tekstbox: Savelkoul, M. (RIVM) (2011) lxi De genoemde cijfers betreft een onderschatting. De reden hiervoor is dat kwetsbare mensen, zoals daklozen, verslaafden en bewoners van instellingen die een hoge kans op sociale uitsluiting hebben, niet meegenomen zijn in dit onderzoek of waarschijnlijk niet meegewerkt hebben aan het onderzoek. Het CBS schat deze groep op 2% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder. Bergen, A. van, Loon, A. van (2013) lxii Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (2010) 57 of 58
GEZONDE VOLWASSENEN, GEZONDE OUDEREN, GEZONDE REGIO
lxiii
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat eenzaamheid tot een depressie kan leiden. Daarnaast tonen diverse onderzoeken verbanden tussen eenzaamheid en suïcide. Er zijn ook aanwijzingen dat eenzaamheid de kans op het krijgen van hartaandoeningen vergroot. Eenzame mensen vertonen minder gezondheid bevorderend gedrag. Dit geldt zowel voor een combinatie van lichaamsbeweging, gezond eten, ontspanning zoeken, matig middelengebruik, veilig gedrag en regelmatige gezondheidscontroles als specifiek voor lichaamsbeweging en roken. Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (2010) lxiv Behorend bij de tekstbox: Savelkoul, M. (RIVM), Tilburg, T.G. van (VU) (2010) lxv www.rijksoverheid.nl lxvi CPB (2010) lxvii CBS, RIVM en GGD’en (2012) lxviii www.nationaalkompas.nl lxix Verenso (2013) lxx De bevindingen van dit project zijn beschreven in de handreiking 'multidisciplinaire ouderenzorg met een specialist ouderengeneeskunde in de eerste lijn'. www.zonmw.nl lxxi Uitgangspunt voor de werkwijze van de Centrale Toegang is ‘Zorgstructuur OGGZ regio Arnhem’. lxxii Movisie (2008), OGGz-visiedocument SRAN Noord lxxiii Kwestie op cliënt niveau is een duiding van het gedrag van de persoon zonder dat problematiek hieraan wordt gekoppeld. Aangezien in een LZN partijen zijn vertegenwoordigd die allen een eigen visie / belang / aanbod hebben ten opzichte van de potentiele klant, is het van belang om in eerste instantie het gedrag te omschrijven. lxxiv Definitie van de terminologie: Onvoldoende afstemming hulpverlening: er is sprake van onvoldoende communicatie / afstemming tussen al betrokken partijen. Geen hulpverlening: Er is geen (enkele) professionele hulpverlening betrokken. Zorgverlamming keten/netwerkniveau: Hoewel netwerken en/of ketens betrokken zijn, is er geen stabiele situatie en mogelijk zelfs achteruitgang. Reden is onvoldoende communicatie/afstemming, maar ook verschillen in inzicht of tegengestelde belangen. Zorgverlamming (individueel) hulpverleningsniveau: Hoewel verschillende hulpverleners en dienstverleners betrokken zijn, is er geen stabiele situatie en mogelijk zelfs achteruitgang. Reden is onvoldoende communicatie/afstemming, maar ook verschillen in inzicht of tegengestelde belangen. Complexe situatie: Multiprobleemsituatie waarin problematiek zodanig verweven is, dat dit alleen met behulp van deskundigen uit overheid, tweede lijn of justitiële lijn doorbroken kan worden. De zogenaamde opgeschaalde zorg. Geen passend aanbod hulpverlening: Voor geconstateerde (multi-)problematiek lijkt er geen passend aanbod. Dit wordt geconcludeerd indien dit geldt voor een grotere doelgroep dan alleen individuele casuïstiek. Wachtlijstproblematiek: Doel van toeleiding/meeste geschikte partij om hulp te verlenen is duidelijk, maar voortgang wordt belemmerd door wachtlijstproblematiek (indien > 3 maanden). lxxv De volgende GGD’en werken samen bij het uitvoeren van de monitors: GGD Rivierenland, GGD regio Nijmegen, GGD IJsselland, GGD regio Twente, VGGM en GGD Noord-Oost Gelderland. GGD Rivierenland en GGD regio Nijmegen zijn pas later gefuseerd. lxxvi Mensen die niet in staat zijn zelfstandig te wonen, dat wil zeggen mensen wonend in een verpleegtehuis, psychiatrisch ziekenhuis of een instelling voor verstandelijk gehandicapten zijn uitgesloten van het onderzoek. De belangrijkste reden voor uitsluiting is dat de zorg voor mensen die intramuraal wonen via de AWBZ loopt en niet onder gemeentelijke verantwoordelijkheid valt. De beïnvloeding van de gezondheid van deze mensen door gemeenten is hierdoor beperkt. Een andere reden om mensen die intramuraal wonen uit te sluiten in de steekproef is dat ze vaak niet direct benaderbaar zijn of niet in staat zijn om mee te doen. In de komende jaren wordt hier een verschuiving verwacht, doordat mensen langer zelfstandig zullen blijven wonen. De belangrijkste reden voor het uitsluiten van mensen in gevangenissen, is dat (een deel van) deze mensen uit een andere gemeente of regio komt, maar gedurende de detentie tot de gemeente behoren waar de gevangenis zich bevindt. lxxvii Het gaat bijvoorbeeld om de gegevens van de bevolkingsadministraties, UWV WERKbedrijven, de sociale diensten en de salarisadministraties van bedrijven. lxxviii Aantal aangemelde AED’s per gemeente (18 juli 2013). HartslagNu lxxix Aantal ingeschreven burgerhulpverleners bij HartslagNu (18 juli 2013). HartslagNu lxxx Berekening percentage: aantal burgerhulpverleners gedeeld door aantal inwoners vermenigvuldigd met 100. lxxxi Vaccinatietoestand op leeftijd 2 jaar. RIVM Vaccinatiegraad zuigelingen verslagjaar 2013 per gemeente, % voor cohort 2010
58 of 58