2005 – Sandra ‘Vroeger was ik heel verlegen. Nu ben ik sociaal.’ Sandra (fictieve naam nvdr) woonde en werkte vier maanden in de Franse Pyreneeën bij Bruno en Ingeborg … Het belangrijkste is dat je je gedachten op nul zet en werkt. Je bent de hele dag bezig en je hebt altijd iets om handen. Dan moet je niet met je problemen bezig zijn. … Toen ik zes jaar was, zijn wij met ons gezin naar een ander dorp verhuisd. Mijn vader is toen heel depressief geworden. Hij werkte in het kunstonderwijs. En hij moest blijven werken omdat mijn moeder thuis moest blijven voor de kinderen. Mijn vader was jaren depressief en eigenlijk ook agressief. Maar hij weigerde altijd hulp. Hij had altijd aandacht nodig, ook van mijn moeder. Daarom kregen wij kinderen heel weinig aandacht. Ik heb drie grote broers en twee kleine zussen. Als oudste meisje moest ik altijd vechten. Om alles eigenlijk. Mijn oudste broer heeft mij ook misbruikt. Dat kon gebeuren omdat er geen aandacht was voor de kinderen. Toen ik dat indertijd aan mijn ouders vertelde, hebben ze me gelukkig geloofd. Mijn broer is toen weg moeten gaan en is bij mijn tante gaan wonen. Met mijn broers heb ik niet zoveel contact meer. Toen ik over dat misbruik vertelde, heeft mijn jongste broer mij wel gesteund. Mijn andere broer had niks tegen mij, maar hij wilde ook zijn oudere broer niet in de steek laten. Dat begrijp ik. Want eigenlijk was mijn oudste broer niet alleen dader, maar uiteindelijk ook een beetje slachtoffer. Hij had iets fout gedaan, maar moet dan heel zijn wereld instorten en mag hij niemand meer hebben die hem steunt? Mag hij geen vrienden meer hebben? Ik vond dat dus eigenlijk niet zo erg. Ik heb zelf zes jaar geen contact meer gehad met mijn oudste broer. Maar ik ben wel naar zijn trouwfeest gegaan. Het ging niet goed met mij. Ik ben toen ook begonnen met automutilatie. En zo ben ik uiteindelijk opgenomen in St Maria in Kortenberg. Mijn broer heeft ook even in de psychiatrie gezeten. Voor mijn ouders was dat allemaal heel erg. Zij hadden schrik wat de mensen zouden zeggen, ze konden daar met niemand over praten. Heel weinig mensen begrijpen dat. Zelf ben ik daar nogal open over. Als dat ter sprake komt, vertel ik gewoon in ’t kort over mijn familie en dan begrijpen de mensen al veel. Meestal vragen ze dan wel niet teveel door. Ik was 16 jaar en zat al zowat 2,5 jaar in Kortenberg toen ze me dat project van Oikoten voorstelden. Een vriendin van mij, had zo’n een staptocht gedaan en dat wilde ik ook doen. Ik heb meteen ‘ja’ gezegd. Oikoten vertelde me toen dat er niet alleen staptochten zijn, maar ook werkprojecten. Dat was misschien zelfs beter voor mij. Het was alleszins een manier om even van alles weg te kunnen zijn, ook van mijn familie. 1
Ik was heel gemotiveerd en twijfelde niet. Zo’n project leek het enige wat me nog kon redden om me uit de psychiatrie te houden. Niet dat ik ‘zot’ was, maar ik geraakte daar niet meer vooruit. De mensen in Kortenberg zagen het ook helemaal zitten. En ook mijn ouders vonden zo’n project een supergoed idee. Ik kreeg ook steun van mijn vriendin Erika, al vond die het zelf wel erg dat ik voor vier maanden vertrok. Mijn twee kleine zussen vonden dat ook erg. Tijdens het eerste gesprek met Oikoten heb ik alles verteld over mijn situatie thuis. Zij zijn met mij ook nog naar de dokter geweest. Ik nam Etumine, Dipraxa en nog andere medicatie, veel te veel. Ik wist vroeger zelf niet welke diagnose ik gekregen had, maar dat bleek borderline te zijn. Ik denk dat ik dat van mijn vader geërfd heb. Onlangs lag er bij ons thuis zo’n foldertje over borderline. Daarin stond een lijstje van acht punten en als je er daar een aantal van hebt, krijg je de diagnose borderline. ‘Tiens, dat is precies papa. Al die punten kloppen’, zei mijn moeder. (lacht) Maar mijn vader is nooit in therapie geweest, hij heeft die diagnose nooit gekregen. Maar ik denk wel dat ik het van hem heb. Borderline is een soort gekwetstheid die je hebt, ook in sociale contacten. Niet dat je geen toffe mens kan zijn, maar dat is toch een grote hindernis. Mensen met borderline hebben bijvoorbeeld een heel groot inlevingsvermogen, maar ze hebben geen ‘stop’ om te vermijden dat er teveel doordringt. Dat is heel moeilijk. Toen ik mee mocht met het project, heb ik beslist om te stoppen met die automutilatie. Dat project doen en in mijn armen krassen ging niet samen. Ginder droeg ik altijd T-shirts met lange mouwen. Over die krassen op mijn armen hebben ze nooit iets gevraagd.
… naar Frankrijk … Ik ben half maart vertrokken - ik heb nog een foto van mijn kleine zus die huilde toen ik op de bus stapte. Ik mocht niet teveel meenemen, ik moest alles zelf kunnen dragen. Ik heb wel mijn gitaar meegenomen. Onderweg moest ik ergens overstappen. ‘Zou ik dat wel kunnen?’ vroeg ik me af. Ik was onzeker en wist ook niet waar ik precies naartoe ging. Ze hadden wel gezegd dat Ingeborg geen gemakkelijke was, Bruno wel. Dat bleek achteraf te kloppen. Ik wist ook dat er kinderen waren, maar veel wist ik niet. Dat is eigenlijk wel goed, dan kan je het zelf uitzoeken. Je weet dat je er vier maanden alleen naartoe gaat. Je mag in die periode ook geen contact hebben met thuis, maar dat vond ik niet erg. Ik had ook geen vriendje of zo om naar te bellen. Toen ik in Carcassonne aankwam, was het lekker warm. Ik was héél blij dat ik van die bus af was. (lacht) Toen ik daar op de stoep stond naast de bus, kwam er een gekke Hollander naar mij. ‘Hallo, ik ben Lex. Jij bent Isis zeker?’ Hij hielp mijn spullen naar de auto dragen en toen reden we samen naar het gastgezin. De baantjes werden alsmaar smaller, kronkelweggetjes de bergen in. Ik had nog nooit bergen gezien. Het was een mooie omgeving. Veel hebben we niet gepraat in de auto, ik was in die tijd altijd heel stil en verlegen. We reden langs haarspeldbochten naar boven, steentjes op de grond … en dan een heel mooi huis - ‘Bellelauze’ heette het – helemaal in oude stenen gemaakt, met een zwembad en buiten een afdak met een bar. En twee heel grote honden. 2
Bruno en Ingeborg hadden daar een chambre d’hôte. Daar kunnen mensen logeren en ’s avonds eten die dan mee, allemaal samen rond de grote tafel. Je moet dan eten wat de pot schaft, je kan niet zelf bestellen. Die eerste avond kregen we ballekes in tomatensaus. Dat was een specialiteit van de streek. Ik lustte dat niet, maar ik heb het wel braaf opgegeten. (lacht) Naast hun chambre d’hôte hielden ze ook schapen, een stuk of 150. Die waren voor de slacht. Kijk, hier sta ik op de foto met lammetje 102. Zo noemden ze die. Ze hadden drie kinderen en dat klikte wel redelijk goed. Maarten was een deugniet, hij deed heel veel achter de rug van zijn ouders. Soms had ik wel eens ruzie met hem. Simon was een clown. Ik weet nog die keer toen hij me in het zwembad achterna sprong. We hebben toen gegierd van het lachen. En Luka was nog een baby’tje. Ik logeerde in een van de mooiste gastenkamers, met een ligbad en een eigen toilet. Ik had ook een bureau en dan zo langs een trapje, daar stond een dubbel bed. Heel veel comfort. Soms waren er ook andere gasten, maar niet zoveel. Die komen vooral in de zomer, maar toen was ik er niet meer. Ik had soms wel eens contact met sommige gasten. Ik herinner me bijvoorbeeld een tangoleraar die daar logeerde. Toen hebben we goed gelachen. Maar het is niet zo dat ik daar vrienden gemaakt heb of zo. Sommige gasten spraken Frans of Engels en als we naar de markt gingen, spraken we ook Frans. Bruno en Ingeborg waren zowat het omgekeerde van mijn ouders. (lacht) Bruno was een gemakkelijke. En eigenlijk ook een heel slimme mens. Hij was ook het tegenovergestelde van Ingeborg. Die was heel streng en had allemaal regels. Je mocht niet met je handen onder tafel zitten. Je moest met mes en vork eten – als ik dat nu thuis doe, lachen ze me uit . Je mocht je vork niet te diep in je mond steken. Je moet alles opeten wat je op je bord schept. Geen snoep, zelfs niet van je eigen zakgeld. Allemaal regels. Ze hadden me vooraf gezegd dat ze daar heel streng waren op tafelmanieren. Dat was ook het eerste wat ze me zegden toen ik daar aankwam. Maar dat ik snoepte bijvoorbeeld, kon Bruno niks schelen. Roken en drinken mocht wel. Maar ik drink niet. Eén keer passeerde er op een feestje eens een joint, daar heb ik toen toch aan getrokken. Dat deed ik vroeger ook wel eens, in ’t weekend of op woensdagmiddag. Maar ik heb daar nooit problemen mee gehad. Ik heb ook nooit iets gepikt. Of toch. In de keuken stond altijd een ronde doos met koeken voor het vieruurtje. Daar heb ik wel eens ingezeten, dat moet ik toegeven.
… lange werkdagen … We stonden op om 8.30 uur, om 9 uur ontbijt en dan meteen aan het werk. Eerst hielp ik Bruno om de bar op te ruimen. Dan gingen we de schapen eten geven. Ze kregen hooi en korrels in hun eetbakken en we verversten het stro, daar waren we altijd een tijdje mee bezig. Ik heb ook veel met de bosmaaier gewerkt, dat deed ik heel graag. Voor de zomer hebben we ook het zwembad schoon gemaakt - daar zaten kikkers in en dat is niet zo prettig om daar dan in te zwemmen. Tegen 1 uur was het middageten en tegen 2 uur gingen we terug werken tot het avondeten. We moesten de afwas van ’s middags doen en de tafel dekken voor ’s avonds. Ik poetste ook de zaal – dat vond ik niet zo
3
leuk - en ik hielp Ingeborg altijd koken. Ik kookte niet zelf maar hielp om tomaten en groenten te snijden. Na het avondmaal moesten we nog opruimen, voor negen uur had ik nooit gedaan. Af en toe waren er extra’s. Soms gingen we naar de winkel. Dat is niet zoals hier, ginder is dat een hele uitstap. Dan gingen we naar Carcassonne. Om een wandeling of zo te maken was er geen tijd, want we moesten altijd werken. Ik ben wel eens een keer gaan zeggen dat ik ging wandelen en dat heb ik toen ook gedaan. Eén keer in mijn eentje, één keer met Maarten. Ik heb daar vier maanden gewerkt en ik deed mijn best. Soms kreeg ik wel kritiek dat ik lui was, maar dat vond ik niet terecht. Er waren wel momenten dat ik slecht gezind was. En die kritiek trok ik me wel aan. In het begin ben ik ook een keer weggelopen. Maar ik ben niet ver gegaan. Ik zat gewoon in de tuin, verstopt in het hoge gras. Daar heb ik een paar uur gezeten. Bruno was toen heel, heel kwaad. Dat was het moeilijkste moment van heel mijn verblijf daar. Dat Bruno zo kwaad was vond ik erger dan wanneer Ingeborg kwaad was. Af en toe kwam Lex ook langs, die werkte eigenlijk voor Oikoten. Het was dan altijd van ‘Isis dit’ en ‘Isis dat’ en dat ik harder moest werken. Lex koos altijd de kant van het gastgezin en dat vond ik nogal zwaar. Eén keer leek het er zelfs op dat het mis liep en dat ik misschien moest stoppen. Ik heb dan extra hard mijn best gedaan en zo is het opgelost geraakt. De projectverantwoordelijke van Oikoten is ook een keer op bezoek gekomen. Dat was een toffe. En hij had Nicky bij, een vriendin van mijn moeder. Ik had Nicky zelf gekozen als steunfiguur, maar dat is op een teleurstelling uitgedraaid. Vooraf had zij veel ideeën voor na het project, zo van ‘dan kunnen we dit doen en dat doen’, ik was heel enthousiast. Maar daar is niks van in huis gekomen. Ze had veel beloofd maar heeft niks gedaan. Na dat bezoek heb ik het moeilijk gehad. Het raakte me om iemand terug te zien van thuis. Ik had heimwee. Ze zeiden toen dat ik eens naar mijn moeder mocht bellen. Maar ik wou dat niet. Ik kon dat niet. Te confronterend. Schrik voor nog meer heimwee.
… ze begrepen mij niet echt … Ik ben altijd een stille geweest, ook daar. Dat is de hele tijd zo gebleven. Ik had dat precies nodig. Het moeilijkste was om hen duidelijk te maken dat ik iemand was die weinig praatte. Want dat stoorde hen. Ze vroegen wel hoe ik me voelde, maar wat moest ik dan antwoorden? Ze zegden voortdurend ‘zeg eens iets’ of ‘vertel eens iets’. Maar ik kon over niks vertellen, tenzij over Kortenberg. Meer had ik eigenlijk niet meegemaakt. Of over ’t school, waar ik gepest werd. Of over mijn familie, dat mijn vader depressief was. Ik kon niks vrolijks vertellen. Ik had toen ook heel zwarte humor. Zo van ‘hoor, de ziekenwagen is daar al, die kan ons seffens meepakken.’ Dat vonden ze nogal schokkend. Wat zegt die nu? Wat komt daar nu uit? Ik was een heel duister iemand. Met muziek van Cradle of Filth. Dat paste allemaal niet in dat gezin. Ik speelde ook gitaar en zong, maar dat deed ik alleen op mijn kamer. Ik was te verlegen om dat voor hen te doen. Ik kon daar eigenlijk niet gewoon mezelf zijn. Er was iets aan mij dat ze niet begrepen. Dat ik daar niet paste, was het moeilijkste Ook al ben ik daar niet los gekomen, ik vond het project wel heel positief voor mij. Ik ben er stilaan meer zelfvertrouwen beginnen krijgen. Als Bruno bijvoorbeeld iets anders moest gaan doen, dan liet 4
hij mij alleen naar de schapen gaan om ze te voederen. En achteraf ging hij dat dan ook niet controleren of zo, hij vertrouwde mij daarin. Of bijvoorbeeld gitaar spelen voor andere mensen, dat zou ik vroeger nooit gedurfd hebben. Nu durf ik dat wel. Ik speel soms gitaar voor mijn vrienden. Of als ik op kamp ga, zing ik voor allemaal onbekende mensen. Ik ben nu niet meer verlegen en ben veel socialer geworden. Ik heb tijdens het project ook mijn medicatie afgebouwd. Op het einde nam ik geen kalmeringsmiddelen meer. Nadien ook niet meer. Ik neem nu opnieuw veel medicatie omdat ik diabetes heb. Maar als ik er goed mee omga, zou het verdwijnen. Vier maanden was genoeg – niet te lang, niet te kort. Het afscheid was wel moeilijk. Ik was toch wel verdrietig dat ik alles daar moest achterlaten. Dat zwembad en zo ... Ik heb achteraf ook nooit overwogen om terug te gaan, dat zou te emotioneel zijn denk ik. En ik heb nu ook mijn eigen leven.
… een nieuwe start … Toen ik in Frankrijk was, heb ik veel brieven naar mijn familie geschreven over wat ik allemaal meemaakte. Ze schreven ook terug, zowel mijn ouders als mijn broer en zussen. Aan mijn vader schreef ik over onze relatie, dat die zo slecht was. Per brief kon ik dat, mondeling zou dat niet gaan. Door die brieven is de relatie met mijn ouders sterk verbeterd. En ook thuis was er veel veranderd. Dankzij Oikoten heeft mijn vader uiteindelijk thuisbegeleiding aanvaard van een dienst uit Brussel. Dat is de enige dienst waarvan hij ooit aanvaardde om therapie te krijgen. Nu is hij veel beter. Hij is nu op pensioen en is echt een fantastische mens geworden. We hebben nu een goed contact. Mijn zussen hebben vroeger ook veel afgezien met ons vader, maar zij zijn nu ook allebei in therapie gegaan.
Ik ben in juli terug gekomen van Frankrijk en wilde in september gaan studeren. Ik had dus niks om handen en heb meteen een boerderij gezocht om te gaan werken. Ik heb toen twee maanden in Strijtem gewerkt. Het plan was ook dat ik terug thuis zou gaan wonen. Maar zodra ik dat deed, liep het verkeerd. Dat heeft niet lang geduurd, ik moest daar weg. En zodra ik thuis terug weg was, liep alles terug perfect. Zolang we niet samen wonen, is het contact met mijn ouders heel goed. In september ben ik dan kinderverzorging gaan studeren, een opleiding van twee jaar. Maar ik heb die niet afgemaakt. Na anderhalf jaar ben ik gestopt omdat ik het moeilijk had met mijn stage. Ik hielp toen in een crèche. Om een goede stage te doen, moet je een goed contact hebben met de stagebegeleider en met de mensen die in de kindercrèche werken. Maar die vrouw had de gewoonte om de kindjes die niet wilden eten vast te binden. Ze pakte dan hun tut uit hun mond, propte er wat eten in, en dan ging die tut er weer in. Ik stond daar dan van ‘och arme die kindjes’, ik kon dat echt niet aan. Mijn verleden kwam ook terug naar boven. En wettelijk mag dat ook niet. Stel dat die ouders dat moesten weten? Ik denk dat die hun kindjes daar vlug zouden weg halen. Ik vond dat eigenlijk schandalig, maar zo is het leven zeker? Maar ik had zoiets van: ‘niet met mij’. Toen ik niet meer thuis kon blijven wonen, ben ik eerst naar De Evenaar gegaan, een therapeutische gemeenschap in Antwerpen. Daar ben ik zeven maanden geweest. Daarna heb ik nog een maand in aan andere therapeutische gemeenschap gewoond. Dan ben ik bij mijn vriend gaan wonen, maar dat 5
ging niet zo goed en na een maand ben ik dan naar beschut wonen gegaan. Na ongeveer anderhalf jaar ben ik dan hervallen met dat krassen in mijn armen en sindsdien ben ik opgenomen in een psychiatrische kliniek. Inmiddels gaat het terug beter met me en sta ik terug op de wachtlijst voor beschut wonen. In het weekend ga ik naar mijn vriend, wij zijn nu al vier jaar samen. Hij woont op een studio en krijgt zelf ongeveer om de twee weken begeleiding. Op termijn zou ik wel graag zelfstandig wonen, maar dat is nu nog te vroeg. Nadat ik gestopt was met studeren, ben ik als vrijwilliger beginnen werken op de kinderboerderij in Wilrijk. Dat doe ik nu al drie jaar. Ik ben nu de wol van de schapen aan het spinnen. Ik heb dat net geleerd en ik maak zakjes om op de opendeurdag te verkopen. Ik ben ook de enige op de kinderboerderij die een beetje Frans kent, dus als er Franstalige groepen komen dat moet ik die rondleiden. Dat is niet altijd simpel, maar gelukkig is er altijd een leerkracht bij die klassen voor als het uit de hand loopt. Vroeger zou ik dat toch nooit gedurfd hebben. (lacht) … Dat werkproject is echt nodig geweest voor mij. Om alles eens van de andere kant te bekijken en niet zozeer vanuit de psychiatrie. Ik kan alles nu veel helderder bekijken. In de psychiatrie geven ze je een diagnose, en dat is het zowat. Maar er zijn veel meer mogelijkheden om uit de put te geraken. Hier in de instelling bijvoorbeeld kan je therapie volgen, maar dat is niet verplicht. Je kan ook heel de dag in je bed blijven liggen als je dat wil. Maar dat doe ik niet. Als ik niks te doen heb, ga ik in het werkhuis helpen. Of ik ga vrijwilligerswerk doen op de kinderboerderij. Als ik bijvoorbeeld iets maak om te verkopen brengt dat geld op voor de organisatie en dan voel ik me ook nuttig. Er zijn genoeg redenen om dingen te doen in plaats van gewoon niks te doen. Dat is wat ik van Oikoten geleerd heb.
Oikoten heeft mij altijd gerust gelaten met mijn verleden, en dat is goed. Zij konden dat toch niet oplossen en ik vond het goed dat ze daar niet teveel aandacht aan besteedden. Ik kreeg eerder de boodschap ‘zit niet constant in je verleden te kijken, maar kijk naar het hier en nu’. Zij gaven me de kans om te werken, waardoor ik dat verleden wat opzij kon schuiven. Niet dat het dan weg is, maar je verwérkt het dan wel.
6