De Standaard: "Ik was vroeger ook behoorlijk radicaal"
13 april 2013 - De Mechelse burgemeester Bart Somers vergelijkt onze jongens in Syrië met de Vlamingen die in de Tweede Wereldoorlog naar het Oostfront trokken. “Mijn oom ging er zijn heilige oorlog voeren. Toen hij terugkwam had hij de hel gezien.” Foto Dieter Telemans “Als ik in Syrië woonde, zou ik misschien ook de wapens opnemen”, zegt Bart Somers (Open VLD). “Ik vind dat wij die Syriërs in de steek laten. Over een jaar of vijf zullen we ons afvragen hoe het mogelijk was dat wij niet ingrepen. En dan zullen we ons schamen, zoals we ons nu schamen over de genocide in Rwanda. De internationale gemeenschap moet optreden.” Maar dat jongens van bij ons naar Syrië trekken om er de wapens op te nemen, dát vindt de liberale burgemeester van Mechelen geen goed idee. “Uiteraard niet. Ik kan perfect begrijpen dat jonge mensen verontwaardigd zijn. Maar als je naar ginder gaat, eindig je als kanonnenvlees. Die jongens gaan mensen doodschieten, mensen de keel oversnijden, granaten in huizen gooien, en vooral misbruikt worden en sterven - en dat moeten we te allen prijze voorkomen.” Uit het topoverleg met zijn collega-burgemeesters Hans Bonte (Vilvoorde, SP.A) en Bart De Wever (Antwerpen, N-VA) kwam donderdagavond nog geen kant-en-klaar actieplan. “Maar we zitten wel op dezelfde lijn”, zegt Somers. “We willen dit probleem zonder clichés aanpakken. Op alle niveaus, in het onderwijs, door onze politiemensen beter op te leiden, door de moskeeën hun rol te laten spelen. We moeten alle mogelijke middelen gebruiken om hiermee om te gaan.” Voor zover hij weet, zit er nog geen enkele Mechelaar in Syrië. “En dat wil ik graag zo houden”, zegt hij. “Maar als het gebeurt, wil ik weten hoe we zulke jongens gaan opvangen als ze terugkeren. Sommigen onder hen keren ongetwijfeld terug als potentiële terrorist. Hoe moeten we hen deradicaliseren? En wat moeten we doen met de jongens die terugkomen als een psychologisch wrak, zodat ze geen gekke dingen doen waardoor ze zichzelf of de samenleving in gevaar brengen?” U wil ook dat ze strafrechtelijk kunnen worden vervolgd? “Vandaag is het al verboden om mensen te ronselen voor een buitenlandse strijd. Je mag ook geen deel uitmaken van een terroristische organisatie. Je mag niet dienen in een buitenlands leger - die wet is er trouwens gekomen na de Tweede Wereldoorlog, door de ervaring met Vlamingen die aan het Oostfront hadden gevochten. Maar gewoon in je eentje naar Syrië rijden en daar de wapens opnemen, is niet verboden. Ik werk aan een wetsvoorstel om dat strafbaar te maken. Ik hoop op die manier de drempel om te vertrekken wat hoger te maken.” In een opiniestuk in ‘De Morgen’ vergeleek u deze strijders met de Oostfronters. Uw eigen oom is met de Duitsers tegen de Sovjets gaan vechten. “Een oom van mij heeft op zijn negentiende, in 1943, beslist om zijn eigen heilige oorlog te gaan voeren. Voor hem was dat ook een religieus getinte kruistocht, tegen de goddeloze communisten. En hij deed dat ook vanuit gevoelens van frustratie. Hij was, net als de rest van mijn familie toen, erg Vlaams-nationalistisch en vond dat de Belgische staat hem als een tweederangsburger behandelde. Naar het Oostfront gaan was voor hem een avontuur, hij werd meegesleept door het nationaal-socialisme en dacht dat hij een betere toekomst tegemoet ging.” Was hij later gedesillusioneerd? “Absoluut. Hij had de hel gezien. Dat zie je bij veel oorlogsveteranen. Een bijkomend probleem blijkt vaak dat ze hun leven na die oorlogservaring nog moeilijk zin kunnen geven. Een oorlog is zoiets intens dat alles nadien nogal banaal lijkt. De ene dag ben je mensen aan het vermoorden
en zie je hoe tanks je eigen vrienden overrijden, de volgende dag word je verondersteld om weer normaal deel te nemen aan het gewone leven. Dat is moeilijk als je elk normbesef verloren hebt.” Maakte die achtergrond van u een Vlaams-nationalist? “De indrukken en waarden die je als kind meekrijgt, blijven natuurlijk een referentiepunt. Zeker heel ingrijpende, emotionele gebeurtenissen. Een andere oom van mij is op het einde van de oorlog op amper vijftien jaar verongelukt toen hij verplicht werd om een Duits vliegveld te bewaken. Hij ligt nog altijd in Duitsland begraven. Aan dat graf heb ik als tiener een paar keer gestaan, samen met mijn ouders en mijn grootvader, allemaal totaal ontredderd. Zoals iedereen heb ik deze ervaringen een plaats gegeven in mijn leven. Ze hebben van mij net een overtuigde liberaal gemaakt, met een sterk geloof in de onvervangbare waarde van elke mens.” Uw loopbaan is toch begonnen bij de Volksunie? “Mijn vader is parlementslid geweest voor die partij en ik ben daarin opgegroeid. Maar toen ik volwassen werd, was de VU zelf al op zoek naar een nieuwe maatschappelijke rol. Ze wilde een soort D66 van Vlaanderen worden en dat sprak me toen wel aan. Natuurlijk hebben die verhalen van mijn ooms mij sterk getekend. Dat ik daar deze week een opiniestuk over heb geschreven, zegt wel iets. Misschien zit daaronder een diepe emotionele laag en wil ik met die getuigenis op een of andere manier nog zin geven aan het offer of de stommiteit van mijn oom. Zodat die ervaring toch nog een positieve meerwaarde krijgt. Als ik één iemand kan overtuigen om niet te gaan, heeft het al zin gehad.” Zou de jonge Bart Somers vatbaar geweest zijn voor zulke avonturen? “Ik was in mijn jeugd ongelofelijk gegrepen door het onrecht in El Salvador, door de Ierse vrijheidsstrijd. Dat maakte mij woedend. Ik kan mij dus wel iets voorstellen bij de verontwaardiging die jongeren vandaag voelen. Misschien zou ik ook in staat geweest zijn om de vergissing van mijn leven te begaan, ware het niet dat ik te veel te verliezen had. Ik was een typisch kind uit de middenklasse. Jongeren die echt de stap zetten, zitten meestal toch in een andere situatie, ze komen in een tunnel terecht, raken geïsoleerd en hebben op den duur nog maar één doel in hun leven. Maar ze gaan hun leven ginder wel vergooien.” Misschien hebben sommige van die jongens het gevoel dat ze hun leven hier toch al vergooien, dat ze hier niet meetellen? “Ongetwijfeld is dat een element dat speelt. Maar ik weet niet of het altijd om achtergestelde jongens gaat. Je kunt buitengesloten worden, maar je kunt al pratend jezelf ook buitensluiten. Plus: wat je doet, blijft toch altijd een individuele verantwoordelijkheid. Dat is mijn liberale mensbeeld. Ik zal alles doen om u tegen te houden, maar als u vertrekt, dan is dat in de eerste plaats uw eigen verdomde stommiteit. Los daarvan moeten we ons natuurlijk ook blijven afvragen hoe we een samenleving maken waarin zo weinig mogelijk mensen zich uitgesloten voelen.” Hoe doet u dat in uw stad? Is Mechelen van iedereen? “Absoluut. Mechelen is van iedereen. Ik heb geen wonderoplossing, maar dit is wel een inclusieve stad, die op een ontspannen manier omgaat met diversiteit, die diversiteit op een positieve manier waardeert. Niet dat het hier een paradijs is, begrijp me niet verkeerd. Deze stad kent ook spanningen en ongenoegens, maar de stad is wel van iedereen. Het beleid is kordaat, maar respecteert iedereen.” Hoe divers is het personeel van de stad? “Vandaag is tien procent van onze werknemers van allochtone origine. Tien jaar geleden was dat nog maar twee procent.” Hoe hebt u dat gedaan? “Door vacatures ook bekend te maken bij groepen en mensen die minder gemakkelijk de weg naar de stad vinden. Door zo objectief mogelijk te rekruteren. Wij hebben de dienst diversiteit zelfs ondergebracht bij onze personeelsdienst, net opdat we niet te eng cultureel zouden rekruteren. En we hebben een paar jaar geleden een twee jaar na elkaar aan positieve discriminatie gedaan bij de aanwerving van jobstudenten. De helft moest van allochtone origine zijn. Ik ben principieel tegen positieve discriminatie, maar toen ben ik als burgemeester even pragmatisch geweest.”
En dat heeft dus gewerkt? “Ja, vandaag doen we niet meer aan positieve discriminatie, maar dertig procent van onze jobstudenten is nog altijd van allochtone origine.” In Mechelen is het woord “allochtoon” nog niet afgeschaft? “Nee. Niet omdat ik per se altijd mensen in een hokje wil stoppen, voor mij zijn alle stadsgenoten authentieke Mechelaars. Maar ik heb een beetje moeite met semantische discussies. Als je het ene woord afschaft, zoek je toch een ander woord om over hetzelfde onderwerp te kunnen praten? Wat ik wel vaststel, is dat de toegenomen diversiteit het niet noodzakelijk moeilijker maakt. Vroeger was de stad gepolariseerd: Vlamingen tegen Marokkanen. Vandaag telt Mechelen 124 nationaliteiten op 83.000 inwoners, en toch wordt er meer Nederlands gesproken.” Bizar. “Maar verklaarbaar. Vroeger spraken jonge Marokkaantjes berbers op straat. Vandaag moeten jonge Marokkaantjes Nederlands spreken met jonge Oost-Europeanen. Het Engels in mijn stad is het Nederlands geworden.” En de hoofddoek mag overal gedragen worden? “Hier zit regelmatig een meisje met een hoofddoek achter het loket. Ben ik een enthousiast voorstander van de hoofddoek? Nee. Maar ik wil respect opbrengen voor de motieven die iemand heeft om er een te dragen.” En een regenboog-T-shirt, is dat geoorloofd in Mechelen? “Als een loketbeambte dat wil dragen, dan is dat geen enkel probleem. Ik ben nogal Angelsaksisch in mijn benadering. Ik vind dat diversiteit gezien mag worden. Zodra we in de logica stappen dat iemand vreest dat hij minder correct zal worden behandeld door iemand met een andere religie of seksuele geaardheid, dan is het einde zoek. Het is ook niet omdat ik een man ben dat ik bang ben dat een vrouw achter het loket mij anders zal behandelen.” U bestuurt sinds eind vorig jaar samen met Groen, maar ook met de N-VA. Zal die laatste partij het beleid op dat punt blijven aanvaarden? “We hebben afgesproken dat er aan die regels niets verandert. Er staat trouwens ook iets tegenover. De hoofddoek is geen probleem, maar gescheiden zwemuurtjes voor mannen en vrouwen zijn in Mechelen uit den boze. Op de gelijkheid van man en vrouw doen we geen toegevingen.” Zullen radicale ideeën straks nog kunnen? “Radicale ideeën zijn eigen aan jonge mensen en moeten uiteraard kunnen. Het probleem begint als geweld en dwang gelegitimeerd worden. Dan moet je kunnen ingrijpen. Dan moet een samenleving beschermd worden. Maar radicale ideeën zijn soms nodig om de samenleving te veranderen. Ik had ook behoorlijk wat radicale ideeën toen ik jong was.” Zoals? “Dat het koningschap moest worden afgeschaft, dat het erfrecht moest verdwijnen omdat het een te grote ongelijkmaker is, enzovoort. Ik ben een zoekende mens geweest, ik heb alle kanten op geslingerd.” U hebt als student nog betoogd tegen de man wiens rechterhand u later zou worden? “Absoluut. Dat was in de jaren tachtig, naar aanleiding van de besparingen in het Sint-Annaplan, toen Guy Verhofstadt minister van Begroting was. Ik heb zelfs nog in een tv-uitzending gezeten met honderd andere studenten, in debat met Verhofstadt. Ik had toen nog een baard zoals Ché Guevara en had samen met een aantal medestudenten een stunt voorbereid. Op een bepaald moment draaiden wij ons om naar Verhofstadt, en we hadden allemaal een stempelkaart op onze rug gekleefd. Verhofstadt is toen nog kwaad weggelopen.” Zelf wordt hij er liever niet aan herinnerd, maar was Verhofstadt toen een doorslagje van wijlen Margaret Thatcher?
“Voor mij was Verhofstadt in die periode, eind jaren tachtig, in elk geval veeleer een hindernis om naar de toenmalige PVV over te stappen. Ik heb mij nooit aangetrokken gevoeld door het conservatieve liberale verhaal. Ik ben een vooruitstrevend liberaal. Los daarvan: Thatcher vocht in de jaren tachtig tegen een staatsapparaat dat tot zeventig procent belastingen durfde te heffen. We mogen nooit met de ogen van vandaag kijken naar de problemen van toen. Maar haar hardvochtigheid lag mij niet. Ik zit anders in elkaar.” Hoe heeft Verhofstadt u dan wel verleid? “Na Zwarte Zondag in 1991 was de context helemaal anders. Er was nood aan een partij die de verzuiling kon doorbreken. België had de rebelse kracht van verandering nodig. En dat bood Verhofstadt met de VLD.” De Verhofstadt van vandaag is met andere woorden N-VA-voorzitter Bart De Wever? “Nee, die vergelijking gaat niet op. In een aantal Europese regio’s, waaronder Schotland, Catalonië en Vlaanderen, zijn er partijen die mensen voorhouden dat alle problemen zullen worden opgelost met de creatie van een nieuwe natiestaat. Maar dat is veel te simplistisch. Ik zie twee fundamentele niveaus die almaar belangrijker zullen worden, twee niveaus die deze eeuw onze identiteit zullen bepalen. De steden en Europa. We moeten ophouden te denken dat alle problemen kunnen worden opgelost in de Wetstraat, of in Vlaanderen. Kijk naar het nieuws van de week: het probleem van die jonge jihadi’s is bij uitstek een stedelijk probleem. Een probleem van de onzichtbare stad.” De onzichtbare stad? “De stad Brussel-Mechelen-Antwerpen. Dat zijn allang geen drie aparte steden meer, dat is één grootstedelijke agglomeratie, waar ondertussen al meer dan drie miljoen mensen wonen. En de komende tien jaar komen er nog eens een half miljoen bij. Maar we zijn ons daar niet van bewust, niemand ziet die stad. Terwijl zich daar de problemen zullen stellen, qua scholenbouw, qua kinderopvang, qua mobiliteit - overigens drie dingen die Vlaanderen vandaag al zelf doet, maar zeker niet beter doet.” Uw partij zit niet te wachten op een nieuwe staatshervorming? “Laten we deze eerst maar eens uitvoeren. Wie nu nóg een staatshervorming wil, is zoals een kind dat op een berg blokken zit en alleen nog maar een autootje heeft gemaakt, maar wel al nieuwe blokken wil, omdat het ooit een hele stad wil bouwen.” U bent, blijkens een opiniestuk op uw blog, geen confederalist. “Absoluut niet. Er zijn, op lange termijn bekeken, maar twee mogelijke oplossingen voor dit land. Ofwel verdelen we de boel en gaan we voor separatisme. Dan hebben we een Vlaamse staat, maar dreigen we op allerlei vlakken te verarmen. De kostprijs van zo’n scheiding zal enorm hoog zijn. Tweede mogelijkheid: wat we zelf willen doen, halen we naar de gewesten en gemeenschappen. Wat we samen willen doen, houden we op federaal niveau, maar dan zonder blokkeringen. Echt federaal, kortom.” Wat houdt dat in? “Dat we op federaal niveau allemaal Belgen zijn, en dat het onderscheid tussen Vlamingen en Franstaligen wordt opgeheven. Dat wil onder meer zeggen dat ook de paritaire samenstelling van de regering niet meer nodig is. Dat zou pas echt consequent federalisme zijn. We hebben zo ooit een jaar gewerkt, toen we geen regering hadden. Toen hebben we bijvoorbeeld de snel-Belgwet kunnen aanpassen. En voor alle duidelijkheid: dat was niet Vlamingen tegen Franstaligen.” Het goede nieuws is: na de verkiezingen van mei 2014 komt er vast weer zo’n langdurige periode van lopende zaken. “Dat weet ik niet. Ik ben daar ook nog niet mee bezig. Er moet nog veel water door de Dijle stromen voor het verkiezingen zijn. En ik ben geen pessimist, een liberaal is van nature optimistisch.” Op de Titanic werd ook nog lang gedanst.
“Ik heb niet het gevoel dat mijn partij een soort Titanic is. Integendeel, mijn partij verricht binnen de mogelijkheden die er zijn zeer goed werk. Annemie Turtelboom is goed bezig op Justitie, en Maggie De Block erfde een puinhoop en krijgt vandaag van niemand nog kritiek.” Was dat niet de post die u ambieerde: minister van Asiel en Migratie? “Nee, ik was op dat moment burgemeester van Mechelen en ik had geen enkele ambitie om minister te worden.” Wat wordt uw rol volgend jaar? “Geen idee. Ik ben op dit moment de belangrijkste burgemeester van mijn partij, van de grootste stad. Ik ben parlementslid en oud-voorzitter. Ik ben minister-president geweest van Vlaanderen. Been there, done that, even bought the T-shirt . Ik draai allang mee, en ik voel mij goed in mijn vel. Niets moet, alles kan.” Waar komt uw politieke drijfveer vandaan? “Dat is een levenskeuze geweest. Ik heb dat politieke engagement leren kennen in de gezinssfeer. Mij beledig je als je zegt dat politiek een vorm van management is, van beheer. Politiek is passie, politici moeten de wereld veranderen. Vooral voor de zwakkeren in de samenleving. Dat heeft mijn vader er bij mij ingehamerd. Elke keer hij mij naar Leuven bracht, wees hij naar de sociale woningen aan het Oefenplein in Mechelen. En dan zei hij: "Je studeert niet voor jezelf, maar voor die mensen daar." Dat klinkt pathetisch en niemand gelooft dat, maar het is zo. Hij zei dat op een erg indringende en bijna bezwerende manier. Ik krijg er nog altijd kippenvel van.”