Vroeger was alles beter... of toch niet? Over de kwaliteitsgeschiedenis van de Nederlandstalige liedtekst
Masterscriptie: Dirk van den Heuvel ANR: 412302 Tekst & Communicatie Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit van Tilburg Begeleider: Dr. C.H. van Wijk Tilburg, 2008 (datum inlevering)
1
Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Het lied 2.1 Definitie van het lied…………………………………………………………………………...x 2.2 Historie van het Nederlandstalige lied…………………………………………………….....x 2.3 Karakterisering van het Nederlandstalige lied……………………………………………...x 3 Kwaliteit van liedteksten 3.1 Kwalitatieve karakteriseringen………………………………………………………………..x 3.1.1 Metaforen…………………………………………………………………………….x 3.1.2 Rijm…………………………………………………………………………………...x 3.2 Kwantitatieve karakteriseringen………………………………………………………………x 3.2.1 Inhoudsanalyse……………………………………………………………………...x 3.2.2 Frequentieanalyse…………………………………………………………………..x 3.3 Vraagstellingen…………………………………………………………………………………x 4 Methode 4.1 Materiaal………………………………………………………………………………………...x 4.2 Analyse………………………………………………………………………………………….x 5 Resultaten 6 Discussie 6.1 Conclusie……………………………………………………………………………………….x 6.2 Inhoudelijk label....……………………………………………………………………………..x Referenties Bijlagen
2
1 Inleiding In 2004 had de Zeeuwse Nederlandstalige popband Bløf (in samenwerking met de Britse Counting Crows) een nummer 1- hit met de single Holiday in Spain. De plaat stond in totaal twintig weken in de Nederlandse Top 40, waarvan vijf weken op de eerste plaats. Het eerste couplet van deze grote hit staat in kader 1. Kader 1 Voorbeeld van een megahit Ik kan nergens heen maar in het zuiden wacht een vrouw nog steeds op mij alleen ze heeft flessen vol tequila en flessen vol gin en dan neem ik mijn gitaar mee en een gouden ring Er zijn vliegtuigstoelen Miljoenen bij bedoeling en bovendien zijn er limousines en er zijn leugens over sterren die we toch nooit zien misschien Neem ik Spanje als besluit laat m’n schepen achter Ga er stiekem tussenuit een vluchtweg naar een nieuw begin Bron: Bløf & Counting Crows – Holiday in Spain
Een groot succes voor een Nederlandse band, die louter zingt in de Nederlandse taal. En ze vormden de afgelopen vijf jaar geen uitzondering. In 2004 stonden ook Marco Borsato & Sita (3 weken), Marco Borsato & Ali B. (4 weken), André Hazes (2 weken) en Lange Frans & Baas B. (3 weken) op de eerste plaats. In 2005 werd de hoogste sport van de hitparade behaald door de Artiesten voor Azië (3 weken), Guus Meeuwis (7 weken), De Jeugd van Tegenwoordig (3 weken) en wederom Lange Frans & Baas B. (2 weken). Marco Borsato (11 weken), Guillermo & Tropical Danny (2 weken), Jan Smit (10 weken) en Coole Piet (1 week) piekten in 2006, terwijl in 2007 onder meer Nienke (1 week), cabaretier Theo Maassen (2 weken), wederom Jan Smit (5 weken), nog een keer Guus Meeuwis (2 weken), André Hazes & Gerard Joling (11 weken), Jeroen van der Boom (4 weken) en André Hazes en zijn zoon Dré (3 weken) op nummer 1 terecht kwamen. En daar blijft het niet bij. Ondanks het toenemend aantal downloads, hebben albums van onder meer Frans Bauer en Jan Smit binnen de kortste keren de gouden of platina status en concerten van onder meer Guus Meeuwis, Marco Borsato en De Toppers zijn weken voor aanvang al ruimschoots uitverkocht. Met de populariteit van de Nederlandstalige artiesten is dus niet zoveel mis. De populariteit van bovengenoemde artiesten ten spijt, wordt er ook nogal wat gemopperd als ‘het Nederlandse lied’ ter sprake komt. Vooral op het internet wordt de hedendaagse Nederlandstalige populaire muziek gekraakt. Er bestaan diverse fora met onderwerpen als: ‘Wat zijn de slechtste Nederlandstalige songteksten ooit?’, opgesteld door het forum geencommentaar.nl, blijkt de afkeer van velen voor de hedendaagse Nederpop van met name populaire acts Bløf, Acda & De Munnik en De Poema’s en hedendaagse Neder-rappers als Brainpower en Ali B. Op het forum Fok-forum bestaan onder het kopje De poëtische pretenties
3
van Bløf hele analyses van songteksten, geschreven door Bløf-bandlid Peter Slager. Een bezoeker met de bijnaam Tokkie heeft bijvoorbeeld geen goed woord over voor de tekst van Holiday in Spain (kader 2). Kader 2 Een kritiek op Bløfs Holiday In Spain “Bløf is de belangrijkste vertegenwoordiger van een stroming in de Nederlandstalige popmuziek die als hoofdkenmerken heeft: gedragen muziek, een licht geaffecteerde mannenstem, liefst gezongen met klein accentje want dat klinkt zo oprecht, zingend over De Liefde, De Dood ("Een mooie dag ... voor De Dood") en andere Grote Zaken. Het is ook een band die graag flirt met poëzie. Ze wonnen de Nederlandse Popprijs, worden alom geroemd om hun dichterlijke teksten en de bandleden hebben geloof ik allemaal Nederlands gestudeerd. Hebben misschien zelfs hun bul gehaald, wie zal het zeggen. Wel vermoed ik dat ze niet zo goed hebben opgelet toen het ging over literatuurgeschiedenis en poëzieanalyse, maar misschien kunnen ze wel heel goed zinsontleden. Ze staan momenteel in alle hitlijsten op nummer 1 met het nummer "Holiday in Spain"; (met Counting Crows). Dat steekt mij, want het is slechte muziek met een nog slechtere tekst.” Bron: Fokforum
Bezoeker Tokkie staat niet alleen in zijn kritiek. Ook Jules Sans Scrupules is van mening dat de hedendaagse muziek niet veel meer voorstelt. Hij verklaart dit door het gebrek aan originaliteit binnen de hedendaagse muziek. Volgens hem zijn alle thema’s inmiddels wel een keer toegepast binnen de muziek (kader 3). Kader 3 Een kritiek op moderne muziek Pop-muziek (bijvoorbeeld) moet het voor een groot deel hebben van de melodie, het thema, en de tekst. Dat zijn geen onuitputtelijke bronnen; Alle melodietjes en hoofdthema's zijn nu (bewezen) reeds eerder gemaakt, je kunt in feite geen nieuwe song meer schrijven. Op is op. Wat overblijft is een nieuwe sound, een nieuwe verpakking voor hetzelfde materiaal. Originaliteit is moeilijker geworden. Bron: Jult.net
De hedendaagse teneur staat niet op zichzelf. Muzieksamensteller Vic van de Reijt stelde in 1987 al dat “behalve het oeuvre van Raymond van ’t Groenewoud en een enkele tekst van Doe Maar, maar weinig Nederlandstalige popmuziek het jaar 2000 zal halen.” De hang naar de muziek uit de jaren ’60 en ’70, de gloriejaren van de Nederpop, komt tot uitdrukking op de website liedkunst.nl, een initiatief van muziekjournalist en theaterliefhebber Daan Bartels. Hierop komen Bekende Nederlanders met een muziekachtergrond aan het woord over hun favoriete Nederlandstalige platen plus de mooiste zinnen uit Nederlandstalige liederen allertijden. Ook hier zijn het vooral liederen uit de jaren ’60 en ’70 die werden verkozen tot favoriet. Het materiaal van Boudewijn de Groot komt als grote winnaar uit de bus. Doe Maar-bandlid Ernst Jansz, zanger Jan Rot, zanger/producer Peter Koelewijn en initiatiefnemer Daan Bartels kiezen voor liederen van De Groot, terwijl zangeres Fréderique Spigt kiest voor het door De Groot en tekstschrijver Nijgh geschreven ‘Pastorale’. Ook Ramses Shaffy doet het goed onder de ondervraagden. Bloftekstschrijver Peter Slager kiest voor ‘Zing-Vecht-Huil-Bid..’, Nico van der Linden, jarenlang de
4
vaste begeleider van Shaffy, zweert bij ‘Zonder bagage’. Andere namen van tekstschrijvers die genoemd worden, zijn Friso Wiegersma en Jaap Fischer, ook twee exponenten van de jaren ’60 en ’70. Afgezien van een enkel nummer van De Dijk, wordt er nauwelijks gekozen voor de modernere muziek. Ook opvallend is dat er ook niet gekozen wordt voor muziek van vóór de jaren ’60. Slechts één keer wordt een lied van vóór 1960 genoemd (“Mensch durf te leven”, door Jim de Groot), maar daarbij moet de kanttekening worden gemaakt dat uitgerekend dit lied in de jaren ’60 is gecoverd door Ramses Shaffy. Zangeres Liesbeth List beweerde bij Pauw & Witteman op 14 maart 2008 zelfs dat Nederland tot aan de jaren ’60 “geen liedcultuur had”. Een op het eerste gezicht nogal vreemde situatie. Aan de ene kant is het Nederlandse lied ongekend populair, aan de andere kant is er buitengewoon veel gemopper over de muziek van nu en lijkt de muziek uit de jaren ’60 en ’70 te worden geïdealiseerd. In dit onderzoek proberen we een antwoord te vinden of die hedendaagse scepsis over het Nederlandse lied terecht is. Waren de Nederlandse liederen vroeger echt zoveel beter?
5
2 Het lied 2.1 Definitie van een lied Laten we eerst kijken hoe we een lied kunnen definiëren. Van Dale (1996) definieert de termen ‘lied’ als een zangwijze op tekst en ‘liedje’ als de vrolijke, onbeduidende variant ervan. De verwante term ‘gezang’ heeft naast het geluid dat zingen voortbrengt ook een religieuze betekenis. (1)
a Lied 1 ‘zangwijze op tekst => gezang’ of 2 een ‘melodisch geluid dat voortdurend wordt voortgebracht door iets’. b Liedje ‘vrolijk en onbeduidend lied, zonder gedachte aan kleinheid of kortheid’. c Gezang 1 ‘geluid van zingen’ of 2 ‘geestelijk lied’
Het cultureel woordenboek (red. Kohnstamm, 1992) benoemt een lied als een ‘vocale compositie, gemaakt op een gedicht voor solostem en begeleiding, met een persoonlijk lyrisch of episch karakter‘. Vooral in het woord ‘episch’ zit iets interessants. Blijkbaar onderscheidt het lied zich van het liedje wanneer het een verhalend element bevat.
2.2 Historie van het Nederlandse lied Sinds het verschijnen de eerste Nederlandstalige liedbundel in 1544 is er veel veranderd rondom Het Nederlandstalige Lied. Lag de focus in eerste instantie nog op de verkoop van liedbundels, door de opkomst van eerste geluidsdrager (1908) en de radio (1919) verschoof het accent meer naar de plaatverkoop. Floot vroeger de slagersjongen nog de nieuwste hit en hield Verdi tot de première van de opera ‘Rigoletto’ zijn lied ‘"La donna è mobile" (1851) nog angstvallig geheim uit angst dat de straatmuzikanten ermee aan de haal zouden gaan, tegenwoordig zijn er –mede door de komst van Radio Veronica (1960) en de Nederlandse Top 40 (1965) hele hitlijsten waaraan de populariteit van de moderne artiest voor een groot deel valt af te lezen. Met als resultaat dat zowel artiest als producent hun liederen zijn gaan conformeren aan de eisen die radio en televisie aan hen stellen. Vóór de introductie van de Nederlandse Top 40 waren artiesten als Anneke Grönloh, Eddy Christiani en de Selvera’s nog ongekend populair, na 1965 breken beat-acts als The Motions, Q65 en The Golden Earrings door. De beat kent ook een Nederlandstalige variant met ‘Een Meisje van 16’ van Boudewijn de Groot, ‘Ik heb Geen Zin Om Op te Staan’ van Het, ‘Ik heb genoeg van jou’ van ZZ & De Maskers en Karin Kents ‘Dans Je de Hele Nacht met Mij’. Van belang zijn ook de liederen die hun oorsprong vinden in het cabaret, met als belangrijkste namen voortrekker Jean Louis Pissuise (1880-1927), Louis Davids, Willy Derby en later Boudewijn de Groot, Herman van Veen, Wim Sonneveld en Ramses Shaffy. De doorbraak van Acda & De Munnik (1998) laat zien dat ook voor deze stroming nog altijd een plaats is binnen de Nederpop. De immense populariteit van Doe Maar (vanaf 1980) markeert een nieuw fenomeen: Nederlandstalige tienerpop. Dankzij de populariteit van Doe Maar (en in het kielzog daarvan
6
bands als Toontje Lager, Frank Boeijen Groep en De Dijk), bestaat er een basis voor moderne acts als Bløf, Van Dik Hout en Volumia! om door te breken. Talentenjachten als de Soundmixshow (Marco Borsato, Gerard Joling), studentenfestivals (Guus Meeuwis) en Idols (Hind, Jim) zorgen voor een andere manier om beroemd te worden. Hoezeer het lied aan verandering onderhevig is, laat zich illustreren via de vergelijking in kader 4. Links staat het eerste couplet van het lied “Merck Toch Hoe Sterck”, afkomstig uit de Nederlandtsche Gedenck-Clanck van Adriaen Valerius uit 1626. Rechts staat de popsong “Stil In Mij” (1994) van de populaire Nederlandstalige rockgroep Van Dik Hout, dat in zowel 2002, 2003, 2004 als 2005 in verschillende peilingen werd verkozen tot “Beste Nederpoplied Allertijden”. Zonder meteen een diepgravende analyse toe te passen, vallen direct een paar dingen op. Allereerst natuurlijk het taalgebruik, dat in de loop der jaren drastisch veranderd is. Verder ook de onderwerpkeuze: Valerius heeft het over een historische gebeurtenis, Van Dik Hout over een persoonlijke beleving. En ten derde kiest Van Dik Hout heel duidelijk voor een vast stramien, met veel herhaling, terwijl Valerius doorlopend met nieuwe informatie komt. De tekst van Van Dik Hout bevat meer herhaling waardoor de tekst gemakkelijker te onthouden is, terwijl Valerius meer inhoudelijke informatie geeft en een strakker rijmschema (ABAB-CDCD) aanhoudt. Daarnaast is de gebruikscontext van beide liederen anders. Hadden liederen in de tijd van Valerius nog een nadrukkelijke meezingfunctie, in het geval van Van Dik Hout is er sprake van een individuele voordracht van de zanger aan zijn publiek. Met andere woorden: de functie van het lied is in de loop der jaren veranderd. Kader 4 Valerius versus Van Dik Hout Merck toch hoe sterck nu in 't werck sich al steld, Die 't allen tijd' so ons vrijheit heeft bestreden. Sie hoe hij slaeft, graeft en draeft met geweld Om ons goet en ons bloet en onse steden. Hoor de Spaensche trommels slaen! Hoor Maraens trompetten! Siet hoe komt hij trecken aen, Bergen te bezetten. Berg op Zoom hout u vroom, Stut de Spaensche scharen; Laat 's Lands boom end' sijn stroom! Trouwlijck doen bewaren! Bron: Adriaen Valerius – Merck Toch Hoe Sterck (1626)
Kom bij me zitten, sla je arm om me heen en houd me stevig vast Al die gezichten, bekend maar beleefd of ik een vreemde was Vanavond, toont het leven zijn ware gezicht Kom bij me liggen, sla je lijf om me heen ik heb het koud gehad We moeten winnen, de schijn is gemeen en wordt van ons verwacht Vanavond, toont de liefde haar ware gezicht Bron: Van Dik Hout – Stil In Mij (1994)
2.3 Karakterisering van ‘het lied’ Uit paragraaf 2.1 kwam naar voren dat een lied een narratief element bevat. Laten we eens kijken of we in de praktijk een lied van een liedje kunnen onderscheiden. We zetten twee strofes van teksten naast elkaar. “Heb Je Even Voor Mij”, vertolkt door Frans Bauer, vergelijken we met “Vrijgezel”, uitgevoerd door Boudewijn de Groot. Zowel Bauer als De Groot heeft een ruim Nederlandstalig repertoire en grote aanhang. Plus beide teksten gaan over een verlegen meisje dat de uitvoerende tegenkomt (Zie kader 4).
7
Kader 4 Twee teksten met :”tegen-verlegen” Op een dag kwam ik jou tegen, lief en klein en zo verlegen, druipend in de lenteregen in de grote vreemde stad. Bron: “Vrijgezel” (Nijgh, 1965)
Ik kwam jou tegen, oheoo Jij was verlegen, oheeoo Ik loop al dagen, oheeoo Want ik wil je wat vragen, oheeoo Bron: “Heb je even voor mij” (Hartkamp, 2003)
Uit de tekst van Hartkamp kunnen we op basis van bovenstaande regels twee dingen vaststellen: 1. dat er blijkbaar een ontmoeting heeft plaatsgevonden en 2. dat de andere persoon verlegen was. Verder roept de tekst louter vragen op. Blijkbaar loopt de hoofdpersoon al dagen, maar waarom dan? Waarheen loopt hij? Neemt hij wel eens een pauze of loopt hij dagen aan één stuk door? En hij wilde de andere partij iets vragen, maar wat precies wordt ook niet duidelijk. Bovendien werkt het voegwoord ‘want’ verwarrend. Blijkbaar bestaat er een causaal verband tussen de wandeltocht en de vraag. Zou de vraag wellicht luiden waar de verlegen persoon de auto van Frans heeft gelaten? De schrijver van “Heb Je Even Voor Mij”, had met dezelfde ingrediënten een veel logischere tekst kunnen schrijven Ik wil nu al dagen, je één ding nog vragen. De tekst van Nijgh heeft daarentegen een ogenschijnlijk verhalender karakter en bovendien biedt de tekst van Nijgh veel meer contextinformatie. In vier regels weten we dat degene die hij tegenkwam niet alleen verlegen was, maar ook nog eens lief en klein. Daarnaast wordt er ook wat duidelijk over de situatie. De ontmoeting moet zich hebben voorgedaan in het voorjaar, terwijl het regende in een stad die blijkbaar groot was en de uitvoerende in ieder geval niet op zijn duimpje kende. Door het duidelijker narratieve karakter van de tekst van Nijgh, bestaat de neiging om ‘Heb je even voor mij’ tot de categorie ‘liedje’ te rekenen en ‘Vrijgezel’ tot de categorie ‘lied’. We komen bij Vrijgezel immers meer te weten over de context en de strofe kent een verhalender karakter. Kader 5 bewijst echter dat een narratieve tekst nog niet betekent dat een tekst algemeen wordt gezien als een lied. Kader 5 Liedtekst met onzin Er was eens een koster in 't zuiden Het is een heel erg oud verhaal Die liet elke dag de klokken luiden Op zich is dat nog heel normaal Bom bom bom Nee nog niet Maar door de jaren werd de koster Verslaafd aan 't luiden van de klok Hij kon er toen niet meer mee stoppen In 't dorp werden ze gek en bloc Bom bom bom bom Nee wacht nou even, wacht nou even Ik geef een teken als jullie motten bommen, ja Oh een teken Even wachten ja Zeker, zeker Bron: “Bim-Bam” (Van Duin, 1982)
8
De tekst bevat het noodzakelijke narratieve element in het verhaal van de koster dat verteld wordt. Het is in basis een geschikte, serieuze tekst, maar door de toegevoegde hoeveelheid ‘lol’, blijkt het verhalende aspect van een tekst nog geen voldoende voorwaarde om als lied geaccepteerd te kunnen worden. Hetzelfde geldt voor de rijmdwang van Drs. P in kader 6. Grammaticaal klopt de tekst volledig en de compositie bevat narratieve elementen. Maar daarmee is het nog geen geschikt lied. Kader 6 Rijm zonder betekenis Trojka hier, trojka daar Ja, je ziet er veel dit jaar Trojka hier, trojka daar Overal zit paardehaar Trojka hier, trojka daar Steeds uit voorraad leverbaar Trojka hier, trojka daar Zachtjes snort de samovaar Trojka hier, trojka daar Met een Slavisch handgebaar Trojka hier, trojka daar Doe het zelf met naald en schaar Bron: “Dodenrit” (Drs. P, 1974)
Onthoudbaarheid en kwaliteit Een mogelijke manier om een tekst te beoordelen als serieus lied, is door te kijken naar een specifiek onderdeel van een tekst. Van de Reijt (1987) selecteert de teksten in zijn liedbundels wanneer ze aan de eis voldoen dat ze ten minste één onthoudbare regel bevatten. In de praktijk blijkt dit meestal de titel te zijn en in nagenoeg alle andere gevallen is het de eerste regel. Toen wij van Rotterdam vertrokken is bijvoorbeeld als regel bekender dan de daadwerkelijke titel Ketelbinkie. Van de Zuiderzeeballade is de opening Opa, kijk ik vond op zolder minstens zo bekend als de titel. Buiten de titel en de eerste regel wordt het al ingewikkelder om onthoudbare regels te vinden. Als ie maar geen voetballer wordt, ze schoppen hem misschien halfdood uit Boudewijn de Groots Jimmy is eerder uitzondering dan regel. Maar ook het criterium ‘onthoudbare regel’ is eerder een noodzakelijke dan een voldoende voorwaarde. Heb Je Even Voor Mij van Frans Bauer is een voorbeeld van een lied met een dergelijke catchy onthoudbare regel, maar uit kader 4 bleek dat het daardoor alleen nog geen lied is. Veelal zijn het juist de ‘liedjes’ die –bij uitstek een dergelijke onthoudbare regel hebben, waardoor ze gemakkelijker te onthouden zijn en daardoor juist muzikaal succesvol zijn (Hobsbaum, 1996). Van de Reijts bewering zou ook betekenen dat een lied zónder onthoudbare regel per definitie al geen goed lied kan zijn. Dat zou kunnen betekenen dat volgens Van de Reijts definitie “Bagagedrager” van de veelgeprezen tekstdichter als Spinvis, met de Popprijs onderscheiden, geen lied zou zijn (Zie kader 7). Het ontbreekt immers aan een onthoudbare regel.
9
Kader 7 Geen onthoudbare regel ‘t Is altijd wat en altijd spijt Van al het geld en alle tijd Op de onverharde wegen Die je naar hier hebben geleid De ochtenden zijn wit en koud En hoe je ook je stuur vasthoudt De wind komt door je handschoenen heen Je vingers zijn versteend Bron: “Bagagedrager” (Spinvis, 2002)
Originaliteit en inventiviteit Een andere toetsingsgraad zou de originaliteit van de gehele tekst kunnen zijn. Hoe origineler een tekst qua woordkeus en zinsbouw is, hoe beter deze is. Uitgaande van het idee dat het artistiek meer verantwoord is dat een tekstschrijver zichzelf keer op keer opnieuw probeert te vernieuwen (Adorno, 1941), dan dat hij structureel kiest voor een vertrouwde formule die al bewezen heeft succesvol te zijn bij een groot publiek (Di Miaggio & Powell, 1983; Regev 1994). Uit commercieel oogpunt mag het dan misschien aantrekkelijk zijn te kiezen voor een formule die op zeker werkt bij het grote publiek, uiteindelijk bepaalt de mate van originaliteit wel hoe de tekstschrijver gezien wordt (Bartel, 1983). Laten we eens een voorbeeld nemen van een dergelijke vaste formule. In kader 6 vergelijken we drie refreinen van liedteksten, geschreven door Frans Bauers vaste tekstschrijver Emile Hartkamp met elkaar: “Eens Dan Schijnt Ook Voor Jou De Zon”, “Eens Schijnt Weer De Zon” en “Het Leven Gaat Niet Over Rozen” (Kader 8). De drie teksten hebben zowel qua structuur als qua inhoud opvallend veel met elkaar gemeen. Elk refrein begint met de titel van het lied. Elke tekst heeft min of meer woordkeus in dezelfde strekking en uiteindelijk eindigt elk lied met een vergelijkbare moraal met een uitzicht op betere tijden (“Zo is het leven, maar straks schijnt voor jou de zon”). In elk van de drie teksten staat de zon symbool voor nieuw geluk, terwijl de tranen (of: in het eerste lied, het gebrek aan een lach op het gezicht) overwonnen moeten worden. In alle teksten toont de zanger zich bovendien de boodschapper met de wijze raad. Kader 8 Drie teksten van Frans Bauer Eens dan schijnt ook voor jou de zon Eens dan schijnt ook voor jou de zon vraag de sterren maar waarom zo is het leven nemen en geven dan verschijnt er weer een lach het geluk dat op jou wacht gaat jou omarmen ieder uur van de dag
Eens schijnt weer de zon
Het leven gaat niet over rozen
Eens schijnt weer de zon en heb je iemand om je heen
Het leven gaat niet over rozen er is niet altijd zonneschijn maar kijk eens heel diep in mijn ogen
Alles is voorbij, ben je niet langer meer alleen Eenmaal in je leven zul jij ook gelukkig zijn
wat kan er dan nog mooier zijn het leven gaat niet over rozen soms zijn er zeeën van verdriet
Al die duizend tranen zullen dan verdwenen zijn Eens schijnt weer de zon
je moet mijn woorden maar geloven want al die tranen helpen niet
Bron: Emile Hartkamp, respectievelijk (JAARTALLEN)
10
3 Kwaliteit van liedteksten Om liedteksten kwalitatief te kunnen beoordelen, maken we een onderscheid tussen twee benaderingen: kwalitatief versus kwantitatief. Deze worden in de volgende paragrafen besproken. 3.1 Kwalitatieve karakteriseringen Een manier om naar teksten te kijken is door middel van stijlfiguren. Stijlfiguren verlevendigen de tekst. In deze paragraaf behandelen we twee stijlfiguren, namelijk ‘metaforen’ en ‘rijm’ en gaan we in op de functie van beeldspraak. Kijk bijvoorbeeld naar kader 9. De tekst komt uit de theatershow Trui (2003) van Hans Teeuwen. Kader 9 Gedicht Hans Teeuwen Langs de schaduw van jouw wanhoop Overwoekert het besluit Door de storm, nog niet bedwongen Slechts de tranen op de ruit Geeft de leugen je geen vleugels Raakt de waarheid in de war Dan zijn de keizers slechts nog helpers En huilt de oude nar Bron: “Trui” (2003)
Na een periode van grappen bouwt de cabaretier een rustmoment in. Met gevoel voor pathos en langzaam sprekend brengt hij het gedicht. Na afloop gaat het licht uit en het publiek applaudisseert. Totdat Teeuwen zijn publiek wakker schudt en roept: “Heeft er iemand van jullie enig idee waar het over ging? (...) Ik heb puur voor de gein een paar pseudo-poetische zinnetjes achter elkaar gezet. De lelijkste zinnetjes die kon bedenken voor de grap. Het slaat he-le-maal nergens op! Maar nee hoor, de hele zaal muisstil en beloont die bagger met applaus. Dat is dan mijn publiek!” Het is een komische situatie waarin het publiek zich afvraagt hoe stom het is geweest. Hoe hebben ze zich zo kunnen laten foppen? Het is natuurlijk maar de vraag of bovenstaande compositie echt onzin is, zoals Teeuwen in zijn sketch beweert. De cabaretier heeft het gedicht natuurlijk niet zomaar in zijn programma gedaan. In dit geval wilde hij zijn publiek ermee op het verkeerde been zetten. In ieder geval had een bedoeling met het gedicht. Teeuwens tekst voldoet op meerdere gebieden aan de eisen die de poëzie aan teksten stelt. Poëtische metaforen, die uitgaan van een conventionele metafoor, hebben het kenmerk te worden uitgebouwd, uitgebreid, of zelfs door de schrijver zelf gecomponeerd (Lakoff & Turner, 1989). Een lezer zit immers, zeker in een poëtische tekst niet te wachten op clichés. Frisheid en uniekheid is de essentie van een poëtische metafoor. (Bartel, 1983). Wat dat betreft komt het gedicht van Hans Teeuwen ineens in een heel ander daglicht te staan. De tekst bevat niet één uitgekauwde uitdrukking. Afgezien nog van de inhoud, zou het daarom alleen al met een gerust hart onder de titel ‘poëzie’ geschaard kunnen worden. Bovendien heeft het gedicht, waarschijnlijk vooral dankzij de context waarin deze werd opgevoerd, een reputatie gekregen. Het gedicht is bekend onder een grote groep mensen en deze groep associeert de regel “Langs de schaduw van jouw wanhoop” nadrukkelijk met Hans Teeuwen. Dat is een ander belangrijk kenmerk van
11
poëtische metaforen: dat ze voor altijd geïdentificeerd worden met de auteur (Bartel, 1983). Denk maar eens aan de bekende regel van schrijver Godfried Bomans Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen. Niet alleen is de regel of de auteur beroemd, ze staan ook nadrukkelijk met elkaar in verband. Hetzelfde geldt voor Domweg gelukkig in de Dapperstraat van J.C. Bloem en Tussen droom en daad van Willem Elsschot. Daarnaast is poëzie bij uitstek een literaire vorm, waarbij de schrijver de interpretatie aan het publiek overlaat. Een literaire tekst is veelal op meerdere manieren te interpreteren (Thorne, 1998) en het begrijpen van wat de schrijver precies bedoelt is helemaal niet noodzakelijk (Kintsch, 1998). Mensen gaan betekenis toekennen aan een gedicht zodra het wordt voorgedragen. De waardering wordt niet bepaald door de schrijver, maar door het publiek dat In dit geval kan cabaretier Hans Teeuwen derhalve nog zo hard roepen dat het flauwekul is wat hij schreef; wanneer het publiek iets uit zijn gedicht haalt, is er sprake van poëzie. 3.1.1 Metaforen In kader 10 staan de eerste regels van “De Verzoening” van Frank Boeijen. De tekst gaat over een man die na een lange periode van twijfel terugkomt bij zijn geliefde. Kader 10 Metaforen in liedteksten Het was een onbekende weg Die ik heb afgelegd Na het licht Op zoek naar het donker Verlangen naar verlangen Uit dat harnas van spijt Jaloezie En belangen Onderweg spuwden stuurlui Aan wal hun gal Zij hebben nooit iets bereikt Ik bleef eigenwijs En toen zag ik jou Je bent zoveel voor me geweest Een moeder een dochter De mooiste vrouw Bron: “De Verzoening” (F. Boeijen, 1987)
Metaforiek is een van de belangrijkste kwalitatieve kenmerken van een lied en dat is ook niet vreemd. In het dagelijks leven spelen metaforen namelijk al een prominente rol. Sterker nog, er bestaat feitelijk geen enkele vorm van communicatie zonder metaforiek (Von der Thüsen, 1991). Metaforen maken een dermate belangrijk deel uit van het taalgebruik van de mens, dat we ons beter kunnen afvragen wanneer een tekst níet metaforisch is (Lakoff & Turner, 1989). De standaardmetafoor bestaat uit een doeldomein (A) en een brondomein (B) (Lakoff & Johnson 1980), waarbij de standaarduitdrukking luidt: (2) De mens is een wolf
12
In dit geval is de mens (A) het doeldomein, dat wordt toegelicht door de vergelijking met een wolf (B). Het begrip metafoor is echter veel breder. Kijk maar eens naar de passage in fragment 2 in kader 8. Deze passage bevat meerdere metaforisch bedoelde uitdrukkingen. Met de onbekende weg wordt in dit geval geen geasfalteerde weg bedoeld, maar het figuurlijke levenspad dat de uitvoerende bewandelt. Het ‘harnas van spijt’ geeft aan hoe beklemmend het gevoel van de uitvoerende was. Bovendien bevat de strofe ook nog een klassieke A=B metafoor. De bezongen vrouw is als een moeder, een dochter. De mooiste vrouw. Metafoorherkenning Metaforiek, eventueel in combinatie met de schrijver, lijkt een geschikte manier waarop een songtekst geanalyseerd kan worden. Echter, ook metafooronderzoek kent zijn beperkingen. Metaforen kunnen immers alleen herkend worden door mensen die precies snappen wat er met de vergelijking bedoeld wordt, wanneer diegene die hem moet begrijpen voldoende kennis heeft (Lakoff & Turner, 1989). Zonder enige kennis van de wereld is het onmogelijk ook maar enige vorm van metaforiek te begrijpen (Van Dijk & Kintsch, 1983). Dus men moet duidelijke kennis van het brondomein hebben, om de metafoor te kunnen snappen (Lakoff & Turner, 1989). Afhankelijk van de ervaringen en de cultuur waarin de ontvanger opgroeit (Lakoff & Turner, 1989), valt een metafoor op meerdere manieren te interpreteren (Black 1962). Hoe moeilijk het is metaforen te herkennen blijkt uit onderzoek van Steen (2001), naar aanleiding van de tekst van Bob Dylans “Hurricane” (1975). Het lied handelt over de bokser Rubin Carter, bijnaam “The Hurricane” die volgens Dylan ten onrechte en op basis van racisme werd beschuldigd van een driedubbele moord. Achttien studenten Letteren aan de Universiteit van Tilburg werd gevraagd om in de tekst van “Hurricane” te onderstrepen van welke woorden zij dachten dat ze metaforisch gebruikt werden. Van te voren kregen ze een korte uitleg van tien minuten wat een metafoor precies inhield. Vervolgens kregen ze het lied te horen en moesten ze de woorden markeren, waarvan ze dachten dat ze metaforisch bedoeld waren. Uit de resultaten bleek dat het afhankelijk was van factoren als de moeilijkheid van de metafoor, de positie binnen de tekst en de grammaticale categorie waartoe metaforen behoorden, of de metaforen geïdentificeerd konden worden. Met andere woorden: lang niet alle metaforen in de tekst werden door de studenten herkend. Problemen met beeldspraak Onder het mom van dichterlijke vrijheid, laten veel tekstdichters zich toe vaststaande uitdrukkingen te verbasteren en naar eigen inzicht te kneden. De zin Laat m’n schepen achter uit kader 1 is een voorbeeld van een dergelijke interpretatie. De correcte uitdrukking is ‘schepen verbranden’. In dit geval is er dus sprake van een contaminatie. Een zin als Ik ben mezelf niet en al die jaren nooit geweest is puur taalkundig gezien een kromme zin. De vraag is dan ook waar de grens ligt en een inventieve verbastering stilistisch gezien niet meer acceptabel is. Noodzaak van metaforen Daarnaast is het gebruik van metaforiek helemaal niet noodzakelijk voor een goed lied. Het narratieve element dat een goed lied bevat (zie paragraaf 2.1) kan ervoor zorgen dat het
13
onderdeel ‘beeldspraak’ naar de achtergrond wordt verdrongen. Kader 11 is een voorbeeld van een strofe waaruit blijkt dat ook zonder het gebruik van rijk beeldend taalgebruik een tekst voldoende inhoud kan bevatten. Het geeft aan dat ook het gebruik van metaforiek in een tekst, mogelijkerwijs een noodzakelijke voorwaarde is voor goede poëzie, maar nog niet voor een kwalitatief goed lied. Kader 11 Tekst zonder beeldspraak Opa, kijk ik vond op zolder Een foto van een oude boot Is dat nog van voor de oorlog Van die oude vissersvloot Bron: “Zuiderzeeballade” (Van Hemert, 1959)
3.1.2 Rijm Een ander belangrijk onderdeel van het lied is het ritme. De manier waarop een lied klinkt, wordt voor een groot deel bepaald door het ritme. De meest in het oog springende ritmische stijlfiguur is rijm. Wanneer we het over ‘rijm’ hebben, bedoelen we het klankverwantschap tussen woorden. De meest gebruikte vorm van rijm in liedteksten is eindrijm, maar er zijn ook andere vormen van rijm van belang bij liederen. Denk bijvoorbeeld aan alliteratie, zoals in Bløfs “Aan de Kust” (Zie (3)). (3) De zoute zee slaakt een diepe zilte zucht. De kracht van rijm is dat de structuur ervoor zorgt dat de tekst gemakkelijk kan worden onthouden (Kintsch, 1998). Maar niet alleen het verwerken, ook het produceren van rijm is eenvoudig. Je hoeft geen groot poëet te zijn om toch te kunnen rijmen. Daar waar andere disciplines binnen de poëzie meer oefening vereisen, is ieder individu in staat te rijmen (Fraser, 1980). Kritiek op rijm Het begrip ‘rijm’ wordt door tekstdichters veelal breed geïnterpreteerd. Onder het mom van dichterlijke vrijheid staan ze zichzelf toe woorden op elkaar te laten rijmen, die weliswaar enig klankverwantschap hebben, maar strikt genomen geen rijm bevatten. Kijk bijvoorbeeld naar het gedicht van Louis van Gaal in kader 12, dat hij voordroeg bij zijn terugkeer als technisch directeur van Ajax. Van Gaal laat woorden op elkaar rijmen die strikt genomen niet op elkaar rijmen (achterna, Arena) en ook de klemtoon ligt in beide woorden anders (achterna, Arena). Dit is een veelvuldig toegepaste methode in gedichten die leidt tot verslonzing van de taal (Hobsbaum, 1996). Kader 12 Gedicht Van Gaal (2004) Hier, bij Ajax, ligt mij hart Een club, fascinerend, altijd apart Door velen genoemd naar Godenzonen Voor mij de bakermat van voetbaliconen Mijn herinneringen gaan terug naar De Meer
14
Ook daar heerste een bijzondere sfeer Nu ga ik mijn gevoelens weer achterna En treed technisch toe in de Arena In mijn levensfase is dit een nieuwe kans En mijn jeugdliefde krijgt een extra stimulans En daarom klinkt het vol overgave uit mijn mond Vandaag is de cirkel echt rond Bron: Wikipedia
Een ander punt van kritiek is dat rijm binnen een tekst afbreuk zou doen aan de inhoud van een tekst. (Hobsbaum, 1996) Tekstdichters als Drs. P staan erom bekend het rijmen an sich tot kunst te hebben verheven. Dichters als hij houden zich vast aan een strak rijmschema, waardoor de rijm belangrijker wordt dan de betekenis van een tekst. Problematischer wordt het, wanneer het rijmwoord niet alleen de inhoud, maar ook de grammatica aantast. Volkszanger André Hazes stond erom bekend zijn teksten te componeren aan de hand van een prisma-rijmwoordenboek. In dit geval staat hij zichzelf toe ‘perron’ te laten rijmen op ‘kon’. (Zie kader 13). In onderstaande passage bedoelt hij met ‘kon’, de verleden tijd van ‘kennen’. Grammaticaal gezien zou ‘kende’ dan ook het enige juiste woord in deze context zijn. Maar dat woord rijmt niet op perron. Kader 13 Dwangmatige rijm Ik zag alleen twee bruine ogen en die keken me zo aan oh die vroegen mij wat heb je mij gedaan ze zei geen woord, en lachte hijgend, alsof mij al jaren kon ze zou me kennen van de straat of het perron Bron: “Twee bruine ogen” (A. Hazes, 1995)
Het derde punt is de vraag of het voor een liedtekst überhaupt noodzakelijk is dat deze rijmt. Zanger Bennie Jolink van Normaal liet al eens optekenen een tekst zonder rijm helemaal niets te vinden en ook in diverse fora op internet is men er stellig van overtuigd dat een niet-rijmend gedicht of liedtekst van mindere kwaliteit is. De vraag is of deze drie punten kloppen. Kader 12 is een onderdeel van een grote hit “Margherita” uit 1996. Zonder dat in onderstaande passage enige rijm voorkomt, loopt de tekst ritmisch uitstekend. Met andere woorden: een tekst kan prima lopen zonder dat een rijmschema noodzakelijk is. Rijm is zodoende niet het ultieme middel om een liedtekst op te beoordelen. Kader 14 Tekst zonder rijm En ik luister hoe jouw woorden Langzaam opgaan in de zinnen Die me treffen als een bliksem Met vernietigende kracht Bron: “Margherita” (Ewbank, 1996)
15
3.2 Kwantitatieve karakteriseringen 3.2.1 Methode voor inhoudsanalyse Een andere manier om naar een tekst te kijken is door middel van inhoudsanalyse. Inhoudsanalyse is bij uitstek een manier een liedtekst op een objectieve en systematische manier (Van Cuilenburg & Noomen, 1984) te kunnen beoordelen. Een tekst is opgebouwd uit zinnen die onderlinge relaties uitdrukken. Die relaties kunnen zowel positief als negatief zijn. Het woord ‘vrede’ bijvoorbeeld roept bij mensen een positievere associatie op dan het woord ‘oorlog’ (Osgood, 1956). Kijk maar eens naar kader 15. Kader 15 Tekst met gekleurde relatie Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd En wat me nu na al die jaren nog verwondert Dat ik dat nooit vergeten zal al word ik honderd Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd Bron: “Tearoom Tango” (Van der Plas, 1966)
Het gaat hier om de relatie tussen de “Je”-persoon en de “me”-persoon. De relatie die tussen deze twee personen bestaat, kunnen we afleiden uit de woorden “belazerd” en “bedonderd”. Dit zijn termen die mensen over het algemeen negatief kwalificeren. Het woord ‘belazeren’ roept, in tegenstelling tot een woord als ‘bedanken’ een negatief gevoel op bij mensen. De relatie tussen de “je-persoon” en de “me-persoon” zou je dus als negatief kunnen opvatten. Dit is een manier om iets te zeggen over hoe een tekst ‘gekleurd’ is. De teneur van bovenstaande tekst is bijvoorbeeld een negatief karakter, registreren en te beoordelen. Nadeel aan deze methode is dat deze alleen iets zegt over de onderlinge relaties en niets over de volledige tekst. Hoe een volledige tekst dus ‘ingekleurd’ is, komt door deze methode niet naar voren. Het is immers best aardig te weten dat de uitvoerende van de Tearoom Tango belazerd en bedonderd is, maar dat gegeven zegt nog niets over de tekst in zijn geheel. 3.2.2 Methode voor frequentieanalyse Een andere mogelijkheid om op een kwantitatieve manier naar teksten te kijken is via frequentieanalyse. Frequentieanalyse betekent simpelweg kijken naar hoe vaak een bepaald woord in een tekst voorkomt. Er wordt met andere woorden geturfd in welke frequentie een woord voorkomt. Frequentieanalyse is bij uitstek de methode om het verloop van taalgebruik te registreren. Het gebruik van taal verandert immers per generatie. Hoorde je vroeger nog woorden als ‘mieters’ om een positief gevoel uit te drukken, tegenwoordig is een positieve ervaring eerder “cool”. Het feit alleen al dat het aantal bijwoorden in de periode middeleeuwen tot heden is gegroeid van twee tot tweehonderd (Hoeksema, 2002), geeft aan dat het gebruik van taal afhankelijk is van de tijd waarin geleefd wordt. We kunnen er dus vanuit gaan dat het woordgebruik binnen een tekst afhankelijk is van periode (Ito & Tagliamonte, 2003) en van sekse (Stoffel, 1901). Kader 16 laat een vergelijking zien. De kans lijkt nihil dat woorden die Lange Frans & Baas B. gebruiken als ‘nigga’ ‘wigga’, ‘parra’ en zelfs ‘bitch’ te horen zijn in liedteksten die
16
stammen uit de jaren ’20 of ’30. Aan de andere kant klinken termen als ‘aan mijn smart gewennen’ en ‘uit haar gunst verdringen’ tamelijk gedateerd. Kader 16 Vergelijking woordgebruik Toen m'n stem versleten was en 'k niet meer zong En een and're zanger m' uit haar gunst verdrong Moest ik aan m'n smart gewennen 'k Leerde and're meisjes kennen Naar wier gunst ik met vernieuwde woede dong Maar hoe mooi, hoe lief ze soms ook zijn geweest Een herinn'ring zweefde altijd voor m'n geest En ik hoorde in m'n oor Het sopraantje uit het koor Bron: “M’n eerste” (Witte, 1920)
ze belt me op om een nigga te nakken ze zegt nigga ik heb weer is een wigga te pakken geen grappen dus ik rij naar die bitch messen op zak parra klaar voor de rit ze legde met uit dat het een tjap was met een mooie bak en buit op z’n bankpas ze had die sukkel helemaal in der macht hij was zwak BITCH deed zelfs de afwas Bron: “Dubbel genaaid” (Lange Frans & Baas B, 2004)
Inhouds- & funktiewoorden Bij frequentieanalyse kunnen we kijken welke woorden kleuring geven aan een tekst. Hierbij maken we een onderscheid tussen ‘inhoudswoorden’, dat wil zeggen: woorden die daadwerkelijk iets zeggen over de inhoud van een tekst, en ‘funktiewoorden’ die bedoeld zijn om bij te dragen aan de grammatische vorming van de zin (Van Wijk & Kempen, 1980). Hoe meer inhoudswoorden er in een tekst voorkomen, hoe meer een tekst vertelt. Onder inhoudswoorden worden verstaan de werkwoorden, adjectieven, zelfstandig naamwoorden en bijwoorden. Dit zijn woorden die een tekst ‘tot leven wekken’. Onder ‘funktiewoorden’ verstaan we de voorzetsels, voornaamwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden en tussenwerpsels, die verantwoordelijk zijn voor de structuur van een tekst. Het verschil tussen een tekst, rijk aan inhoudswoorden en een tekst met voornamelijk funktiewoorden vinden we in kader 17. Vetgedrukt staan de inhoudswoorden in beide teksten. Het verschil tussen de twee teksten is groot. Het eerste couplet van de “Pastorale”, bevat vrijwel uitsluitend inhoudswoorden, terwijl de openingsregels van “Gijzelaar” juist een enorme hoeveelheid funktiewoorden bevatten. Kader 17 Inhouds- versus funktiewoorden Mijn hemelblauw met gouden harp Mijn wolkentorens, ijskristallen Kometen, manen en planeten Aah, alles draait om mij Bron: “Pastorale” (Nijgh, 1969)
Ik kon 's morgens nooit opstaan, want de wekker liep nooit af Ik kon dus ook niet naar m'n werk toe, omdat ik dan dus maf Bron: “Gijzelaar” (H. Westbroek, 1982)
Criteria voor kwaliteit Daarnaast kunnen we kijken hoe frequent een bepaald woord voorkomt. Dat wil zeggen dat wordt gekeken naar herhaling en uniciteit. Hoe meer verschillende woorden een tekst heeft, hoe rijker deze is qua woordenschat. Meer verschillende woorden in een betekent betekent dat deze afwisselender is. Daarnaast kunnen we ook kijken naar het aantal woorden dat slechts één keer voorkomt in een tekst. Hoe meer unieke woorden in een tekst voorkomen, des te verrassender een tekst is. Om na te gaan wat nu een goede, rijke liedtekst is kunnen we drie zaken gaan meten. Allereerst hoe informatief een tekst is. Dit kunnen we doen door het percentage inhoudswoorden
17
te berekenen. Om te kijken hoe afwisselend een tekst is, berekenen we het aantal diverse woorden op het totaal aantal woorden. Om te zien hoe verrassend de woordkeus is, kunnen we het percentage unieke woorden op het aantal diverse woorden berekenen. 3.3 Onderzoeksvragen Wanneer we de liedteksten vanaf 1900 bekijken: - Verschillen met de tijd de teksten van elkaar qua informativiteit? - Verschillen met de tijd de teksten van elkaar qua afwisseling? - Verschillen met de tijd de teksten van elkaar qua verrassing?
4 Onderzoek 4.1 Materiaal Binnen het onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen drie periodes. Deze periodes zijn: 1. Jaren 20 tot en met 50. Het tijdperk van voor de Nederlandse hitparade en derhalve ook van vóór de Nederlandstalige popmuziek. 2. Jaren 60 en 70. De periode waarin de Nederlandstalige popmuziek opkwam, mede dankzij de opkomst van Veronica (1960) en de Nederlandse Top 40 (1965). 3. Jaren ‘80 tot nu. De moderne songteksten, veelal van artiesten die ook thans nog heel populair zijn onder een groot publiek. Vervolgens was het zaak de teksten te selecteren. Deze teksten werden niet willekeurig uit het geheugen geput. Om persoonlijke voorkeur geen rol te laten spelen, is er een schema voor selectie gemaakt. Er is een schema aangehouden dat bestaat uit achttien thema’s (Zie kader 18). Kader 18 Onderverdeling van de thema’s 1 2 3 4 5 6
Natuurelementen Vreemdgaan / ontrouw Verhaal met tragisch slot Dood Reiziger en achterblijver Zeemanslied
7 8 9 10 11 12
Afscheid Stadsleven Eenzaamheid (Metaforische) neerslag Kind Ouders
13 14 15 16 17 18
Protest (wereldbewustzijn) Vaderland Tijd/ vergankelijkheid jeugdliefdes Werk & werkloosheid Alcoholmisbruik
Het onderscheid in thema’s is gemaakt om een zo objectief mogelijke keuze te kunnen maken. De achttien gekozen thema’s zijn random geselecteerd, met de kanttekening dat het thema’s moesten betreffen, waarover zowel in een ver verleden als tegenwoordig geschreven wordt. Bepaalde thema’s die vooral in bepaalde periodes veelvuldig toegepast werden, zijn minder geschikt als vergelijkingsmateriaal in vergelijking tot thema’s die te maken hebben met de liefde, de dood en de relatie ouder-kind. De gekozen teksten voldoen –naast de vereiste binnen het gekozen thema te passen- ook nog aan een aantal andere kwalificaties. Per thema werd de eerste geschikte tekst aan het corpus toegevoegd. Er is voor gekozen maximaal vier keer een tekst van dezelfde auteur op te nemen. Dit om binnen de analyse niet tegen het gevaar aan te
18
lopen de persoonlijke stijl van een auteur met een ander te vergelijken. Daarnaast is gekozen om te kiezen voor het zogenaamd Algemeen Beschaafd Nederlands. Hoewel de Nederlandse Top 40 vanaf de jaren ’70 (Normaal voorop natuurlijk, maar in het kielzog ook acts als Rowwen Heze, Skik en Mannenkoor Karrespoor), regelmatig werd bevolkt met zogenaamde dialectpop, is deze niet meegenomen in de analyse. Opgemerkt moet worden dat verscheidene teksten geen oorspronkelijke melodie hebben. Nummers als ‘Patsy’, ‘Eenzaam in de mist’ en ‘Pappie, loop toch niet zo snel’ zijn bijvoorbeeld bewerkingen van Engelstalig materiaal. Mijn inziens is dat geen probleem. Het gaat immers om de huidige tekst zoals die er ligt; niet om het geluid, evenmin om de oorspronkelijke anderstalige versie. Gekozen is om voor elke periode achttien teksten te pakken van tekstschrijvers die symbool stonden voor de periode waarin zij schreven. Belangrijk criterium zijn allereerst de beroemdheid van de auteur en/of de gekozen songtekst. Figuur 1 geeft de uiteindelijke selectie van de vierenvijftig teksten. Figuur 1: Samenstelling tekstbestand naar thema en periode 1
Natuurelementen
2
Vreemdgaan / ontrouw
3
Verhaal met tragisch slot Dood
4 5 6
Reiziger en achterblijver Zeemanslied
7
Afscheid
8
Stadsleven
9
Eenzaamheid
10 11
(Metaforische) neerslag Kind
12
Ouders
13
Protest (wereld bewustzijn) Vaderland
14 15 16 17 18
Tijd/ vergankelijkheid jeugdliefdes Werk & werkloosheid Alcoholmisbruik
20er - 50er
60er – 70er
80-Heden
Zuiderzeeballade (W. van Hemert) Afscheidsbrief van een lelijk meisje aan haar vrijer (J. Speenhoff) ’t Hondje van Dirkie (L. Davids) Aan de muur van het oude kerkhof (F. van Delden) Afscheid van een marinier (J. Speenhoff) Ketelbinkie (A. Beuving) Scheiden doet lijden (J. van Tol) Amsterdam bij nacht (C. van Dijk) Er is altijd nog wel een man (W. Corsari) Breng eens een zonnetje (H. Theunisse) Louise zit niet op je nagels te bijten (L. Bandy) Nou, tabe dan (L. Davids) Het wijnglas (D. Witte) Ode aan Nederland (J.H. Speenhoff) Weet je nog wel oudje (J. van Tol) M’n eerste (D. Witte) Werkloze handen (Rogier) Ach vaderlief, toe drink niet meer (J. Hoes)
Pastorale (L. Nijgh) Tearoom Tango (M. vd Plas)
Aan de kust (P. Slager) Niet of nooit geweest (Acda/De Munnik)
Patsy (J. Bulterman) Kees (M. van der Plas) Brief uit La Courtine (E. Asser) Bloody Mary (Tom & Dick) Ik ben gelukkig zonder jou (H.S. Meijler) Zondagmiddag Buitenveldert(M. vd Plas) Kl 204 (Als ik God was) (P. Koelewijn) Eenzaam in de mist (J. Bulterman) Jimmy (R. Engelander) Pappie, loop toch niet zo snel (P. Koelewijn) Welterusten mijn-heer de president (L. Nijgh) Mijn vlakke land (E. van Altena) Testament (L. Nijgh) Kalverliefde (R. Long) Het lied van de werkende jeugd (H. Sanders) De fles (De Koning)
De lek (J. Boerstoel) Mooie dag (P. Slager) Liefs uit Londen (P. Slager) Watermakers (P. Slager) Afscheid nemen bestaat niet (J. Ewbank / H. Kooreneef) Niemand in de stad (H. vd Lubbe) Binnen zonder kloppen (H. vd Lubbe) Het regent zonnestralen (Acda/De Munnik) Geen kind meer (J. Boerstoel) Papa (S. Bos) Helden (Th. Lau) 15 miljoen mensen (F. Pels) Is dit nu later? (S. Bos) Het is een nacht (G. Meeuwis) Het hek (H. Jekkers) Alcohol en tranen (Th. Lau)
19
4.2 Analyse Bij elke liedtekst is van ieder woord de woordsoort bepaald. Er werd onderscheid gemaakt tussen inhoudswoorden (werkwoorden, adjectieven, zelfstandig naamwoorden en bijwoorden) en funktiewoorden (voornaamwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels). Alle verbogen en vervoegde werkwoordsvormen zijn teruggebracht tot het infinitief en ook allerhande woorden met vergelijkbaar strekking (moeder, moesje, moedertje-lief) werden bij elkaar geschaard. Vervolgens werd de frequentie van het woord bepaald. Zo ontstond er van elke tekst een lijst met alle woorden op alfabetische volgorde. (Zie kader 19) Er werden drie scores bijgehouden. Per woordsoort is aangegeven: het totaal aantal woorden, het aantal verschillende en het aantal unieke woorden. Kader 19 Voorbeeld van tellingen uit de Pastorale aarde alle alleen alles als armen begon beter bij blauw blinken boren branden daar dalen dat de die die diep doen dood door draaien dwingen een en even gaan geen geven gezicht glimlach golven gouden grijs haar hand harp hebben
2 2 2 1 5 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 15 1 1 1 1 1 1 1 1 3 10 1 4 1 1 1 1 1 2 1 1 2 1 3
zn tel bw onb vgw zn ww bv vz bv ww ww ww bw zn betr lid aanw betr bv ww zn vz ww ww lid vgw bw ww onb ww zn zn zn bv bv pers zn zn ww
hemelbaan hemelblauw hemelpaleis het het het houden ijskristallen ik in je je jou jouw kijken kind kleur koel kolkend komen kometen koperen koud kunnen lach langs laten later leven leven licht lief liefde liever lood maan maar manen me meenemen
1 1 1 1 6 1 3 1 22 10 4 8 3 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2 1 1 6 3 1 1 2 1 1 2 1
zn zn zn onb lid pers ww zn pers vz bez pers pers bez ww zn zn bv bv ww zn bv bv ww zn vz ww bw zn ww zn bv zn bv zn zn vgw zn pers ww
mens meren met mij mijn naar nacht nee nemen niet nog nooit noorderlicht ogen om omhoog onder onweersluchten op planeten regen regenboog rotsen schelpen scheuren schijnen seconde slapen soms spannen spelen staan sterren stil stralen stralen te tijden toch toe
1 1 3 2 14 1 2 1 1 4 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1
zn zn vz pers bez vz zn tus ww bw bw bw zn zn vz bw vz zn vz zn zn zn zn zn ww ww zn ww bw ww ww ww zn bv zn ww vz zn bw tus
troosten uit vallen van vanavond vandaag vandaan verbergen verbranden verhogen verre verwarmen vinden vliegen vluchten voor voordat vuur wachten wanneer Want warmte wat water weven willen willen witte wolkenpoort wolkentorens zand ze zee zich zijn zijn zo zon zout
1 1 1 5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 3 1 2 1 1 1 2 1 3 1 1 1 1 1 1 1 1 5 1 3 1 1
ww vz ww vz bw bw bw ww ww ww zn ww ww ww ww vz vgw zn ww vgw vgw zn bw zn ww ww ww bn zn zn zn pers zn wkd ww ww bw zn bv
Bron: Pastorale
20
5 Resultaten In tabel A staat de tekstomvang in relatie met periode. Bij het totaal aantal woorden was er geen hoofdeffect van periode. (Woorden: F(2,51)=2.14, p=.13; inhoudswoorden F(2,51)=2.88, p=.07; funktiewoorden: F(2,51)=1.17, p=.32). Paarsgewijze vergelijkingen lieten wel verschillen zien. De score bij 80er – heden verschilde van die bij 20er – 50er bij het totaal aantal woorden en het totaal aantal inhoudswoorden. Bij het aantal verschillende woorden was er een effect van periode. Bij inhoudswoorden ( F(2,51)=3.23, p<.05,y² = .11; totaal aantal woorden: F(2,51)=3.07, p=.055; funktiewoorden” F(2,51)=1.77, p=.18). Bij het aantal unieke woorden was er een effect van periode. Bij totaal aantal woorden ( F (2,51)=3.00, p=.058; inhoudswoorden F(2,51)=3.08, p=.054; funktiewoorden F(2,51)=1.07, p=.35) Tabel A Tekstomvang in relatie met periode
aantal
20er - 50er
60er - 70er
80er - heden
woorden
263
228
200
inhoudswoorden
152
127
110
funktiewoorden
111
100
90
woorden
137
128
103
*
100
92
72
*
37
36
32
woorden
92
91
70
*
inhoudswoorden
75
73
55
*
funktiewoorden
17
18
inhoudswoorden aantal verschillende funktiewoorden
aantal unieke
15 er
er
Noot. Achtergrond score is gearceerd indien deze significant afwijkt van de score voor 20 - 50 jaren; een (*) indien deze afwijkt van de score voor 60er – 70er jaren.
Tabel B laat zien wat het percentage funktiewoorden is in relatie met de periode. Bij het percentage funktiewoorden op het aantal woorden was er een hoofdeffect van periode. Bij totaal aantal woorden ( F(2,51)=3.12, p=.053; diverse woorden F(2,51)=2.75, p=.073; unieke woorden F(2,51)=1.15, p=.33. Tabel B Aandeel funktiewoorden in relatie met periode 20er - 50er Percentage Funktiewoorden
60er - 70er
80er - heden
totaal woorden
42,0
43,7
45,6
diverse woorden
28,0
28,7
31,1
unieke woorden
19,3
20,0
21,9
*
Noot. Achtergrond score is gearceerd indien deze significant afwijkt van de score voor 20er - 50er jaren; een (*) indien deze afwijkt van de score voor 60er – 70er jaren.
21
In tabel C staat het percentage verschillende woorden in verhouding tot het totaal aantal woorden. Bij het percentage van het verschillend aantal woorden was er een hoofdeffect van periode. ( F(2,51)=3.01, p=.058; inhoudswoorden F(2,51)=2.20, p=.12; funktiewoorden F(2,51)=.82, p=.44). Paarsgewijze vergelijkingen lieten zien dat bij woorden jaren 60er-70er verschilde van 20er-50er en 80er-heden. Dit was ook het geval bij inhoudswoorden. Trend ging bij funktiewoorden in dezelfde richting. De middenperiode 60er-70er scoorde hoger dan beide andere. Tabel C Tekstverschil in relatie met periode
Percentage Diversiteit
20er - 50er
60er - 70er
80er - heden
woorden
53,6
57,6
*
52,0
inhoudswoorden
67,0
72,8
*
66,5
funktiewoorden
36,1
38,3
35,3
Noot. Achtergrond score is gearceerd indien deze significant afwijkt van de score voor 20er - 50er jaren; een (*) indien deze afwijkt van de score voor 80er – heden.
Tabel D brengt het percentuele aantal woorden dat maar een keer voorkomt in verhouding tot het totaal aantal woorden en het totaal aantal verschillende woorden. Bij het percentage voorspelbaarheid op de omvang van het aantal woorden was er een hoofdeffect van periode. Bij totaal aantal woorden ( F(2,51)=3.22, p=.048; inhoudswoorden F(2,51)=2.53, p=.09; funktiewoorden F(2,51)=.872, p=.42. Bij het percentage voorspelbaarheid op het verschillend aantal woorden was er een hoofdeffect van periode. Bij totaal aantal woorden ( F(2,51)=2.72, p=.075; inhoudswoorden F(2,51)=2.33, p=.11; funktiewoorden F(2,51)=.80, p=.45.
Tabel D Tekstvoorspelbaarheid in relatie met periode 20er - 50er Percentage Unieke van Totaal aantal
Percentage Unieke van Divers aantal
60er - 70er
80er - heden
woorden
36,2
41,2
*
35,4
inhoudswoorden
50,9
58,4
*
51,2
funktiewoorden
16,8
19,2
woorden
67,3
71,3
*
67,1
inhoudswoorden
75,4
79,9
*
76,0
funktiewoorden
45,5
49,4
17,0
47,2 er
er
Noot. Achtergrond score is gearceerd indien deze significant afwijkt van de score voor 20 - 50 jaren; een (*) indien deze afwijkt van de score voor 80er – heden jaren.
22
6 Discussie 6.1 Conclusie Nederlandstalige liedteksten zijn in de loop der jaren korter geworden. Vanaf de jaren 20-50 is de informativiteit afgenomen. In de tweede periode worden significant meer verschillende woorden werden gebruikt, in vergelijking tot de eerste en de laatste periode. Dat betekent dan de teksten in de jaren 60-70 afwisselender waren dan in de periode 20-50 en 80-heden. Ook het aantal unieke woorden ligt significant het hoogst in de periode 60-70. De teksten bevatten dus ook meer verrassende woorden in die twee periode. Het aantal funktiewoorden per tekst is in de periode jaren 80-heden in vergelijking tot de jaren 20-50 significant toegenomen. Dat houdt in dat moderne teksten minder inhoud, maar meer structuur kennen in de laatste periode. Conclusie is dat de liedteksten in de periode jaren 60-70 inderdaad meer inhoud hebben, in vergelijking tot de andere twee onderzochte periodes. Hieruit kunnen we concluderen dat in de jaren 60 en 70 verhoudingsgewijs de beste liedteksten zijn geschreven. Van de Reijt en consorten hebben op basis van dit onderzoek dus inderdaad gelijk: vroeger was het allemaal beter.
6.2 Het Nederlandse lied: waarheen, waartoe? De ontwikkeling van de Nederlandstalige liedtekst heeft geleid tot een cultuur waarin de structuur van de tekst ten opzichte van de inhoud steeds belangrijker zijn geworden. Lappen tekst als Het Hondje van Dirkie zouden nu veel minder snel op de plaat gezet worden dan honderd jaar geleden. Niettemin zegt dat niet dat het lied in de loop der jaren aan kwaliteit heeft gewonnen, wél dat het lied door de jaren heen onmiskenbaar veranderd is en daarmee misschien ook wel zijn aanvankelijke publiek is kwijtgeraakt. Het feit dat Liesbeth List zegt dat Nederland vóór de jaren ’60 geen liedcultuur had, zegt derhalve meer over de beleving dan over de daadwerkelijke teksten. Inderdaad kent Nederland geen American Songbook-achtige traditie met klassiekers van begin vorige eeuw die nog immer vertolkt worden. Onbekend maakt onbemind. De gemiddelde Nederlander is simpelweg niet thuis in de muziek van vóór Boudewijn de Groot, Ramses Shaffy en Jaap Fischer. En de muziekindustrie draagt bij aan die ontwikkeling. Muziek van toenmalige sterren als Lou Bandy, Willy Derby en Eddy Christiani is niet of nauwelijks op cd verschenen en evenmin op elpee in overvloede te verkrijgen. Zelf heb ik als onderzoeker getracht alle liederen die in het onderzoek gebruikt zijn op cd te vinden en te beluisteren. Het is me niet gelukt. Binnen dit onderzoek hebben we ervoor gekozen teksten te beoordelen op basis van een frequentie-analyse. Bij frequentieanalyse is het van belang dat de toegepaste criteria correleren. Uit het onderzoek komt naar voren dat periodes van liedteksten te karakteriseren zijn, maar individuele teksten eigenlijk niet. Een enkele tekst voldoet niet per definitie aan de norm. We hebben ervoor gekozen teksten te analyseren op basis van drie kernbegrippen: informativiteit, afwisseling en verrassing. De kwantitatieve methode is echter niet uitputtend en gaat voorbij aan het beeldend aspect, dat binnen de beleving van het lied van onmiskenbaar belang is. Uiteindelijk is het aan het individu te bepalen wat hij of zij bij een tekst voelt. Er valt een
23
zeker onderscheid te maken tussen teksten met een narratief karakter en teksten waarin een gevoel wordt omschreven. Het gevoelsaspect heeft binnen het onderzoek echter een ondergeschikte rol gespeeld. Zoals in paragraaf 3 al aangegeven, zijn er meerdere criteria waarop een tekst onderzocht kan worden. Er is reeds onderzoek gedaan naar de rol van metaforiek in poëtische teksten (Lakoff & Turner, 1989) en rijm (Holtman, 1996), maar nog niet in combinatie met Nederlandstalige liedteksten. Dit zou een goed vervolgonderzoek kunnen zijn. In bovenstaande hoofdstukken zijn we los gebleven van termen als muzikale voorkeur (Jansen, 1992), de rol van popmuzikant binnen een jeugdcultuur (Ter Bogt, 2004) en de rol van emotie (Kövececs, 2000). Muzikale voorkeur laat zich voornamelijk door die drie criteria sturen. Een lied bestaat naast een tekst ook uit een melodie die van invloed is op de voorkeur van het individu. De jaren als jonge twintiger bepalen voor de rest van het leven de voorkeur voor een bepaalde artiest of muzieksoort. Mooie of waardevolle herinneringen aan bepaalde tijden en daaraan verwante liederen kunnen de voorkeur voor een bepaald lied sturen. Het risico bestaat ook dat niet iedereen werkelijk openstaat voor bepaalde muzikale richtingen, simpelweg omdat het de persoon in kwestie zich niet interesseert voor een bepaalde muzikale stroming, Uiteindelijk kiest iedereen toch datgene dat voor hem/haar het meest van belang is. (Sperber & Wilson, 1986). Niet te onderschatten is ook de rol van de muziek zelf, die het verschil maakt tussen de tekst op een pagina en de tekst als onderdeel van het lied. Waar de geschreven tekst, door middel van witregels ruimte laat voor een adempauze, zorgt de begeleidende muziek voor een overgang naar het volgende stuk tekst. Wat de sfeer en de interpretatie van een tekst kan beïnvloeden. (Steen, 2001) Daarnaast is het ook nog zo, dat een liedtekst zelf vaak welbekend is en veelal herhaald wordt afgespeeld. Dit zorgt ervoor dat er kritischer naar een tekst geluisterd wordt. (Steen 2001) Mensen leren teksten interpreteren volgens de conventies die binnen een bepaalde gemeenschap gelden. Dat houdt in dat de betekenis van teksten en het ‘literaire’ van teksten (mede) bepaald wordt door sociale conventies (Fish, 1980; Zwaan, 1991).
Waar plaatsen we deze??
Laagste percentage funktiewoorden 1 Ode aan Nederland 2 Aan de kust 3 Breng eens een zonnetje 4 Zuiderzeeballade 5 Amsterdam bij nacht 6 Weet je nog wel oudje? 7 Ach vaderlief, toe drink niet meer 8 Kees 9 ’t Hondje van Dirkie 10 Pappie, loop toch niet zo snel
20-50 80-heden 20-50 20-50 20-50 20-50 20-50 60-70 20-50 60-70
24
Hoogste percentage funktiewoorden 1 Papa 2 Mooie dag 3 Ketelbinkie 4 Tearoom Tango 5 Alcohol en tranen 6 Liefs uit Londen 7 Afscheidsbrief van een lelijk... 8 Niemand in de stad 9 Het is een nacht 10 Pastorale
80-heden 80-heden 20-50 60-70 80-heden 80-heden 20-50 80-heden 80-heden 60-70
Meeste kwaliteit (afwisselend en verrassend) 1 Jimmy 60-70 2 Watermakers 80-heden 3 Brief uit La Courtine 60-70 4 Amsterdam bij nacht 20-50 5 De Lek 80-heden 6 Nou. tabé dan 20-50 7 Het lied van de werkende jeugd 60-70 8 Bloody Mary 60-70 9 Mooie dag 80-heden 10 Zondagmiddag Buitenveldert 60-70 Minste kwaliteit (afwisselend en verrassend) 1 Helden 80-heden 2 Is dit nu later? 80-heden 3 Weet je nog wel oudje? 20-50 4 Papa 80-heden 5 Niet of nooit geweest 80-heden 6 Geen kind meer 80-heden 7 Alcohol en tranen 80-heden 8 Niemand in de stad 80-heden 9 Zuiderzeeballade 20-50 10 Afscheid van een marinier 20-50 Hoogste kwaliteit (correlatie uniek/divers) 1 Jimmy 60-70 2 Watermakers 80-heden 3 Brief uit La Courtine 60-70 4 Amsterdam bij nacht 20-50 5 De Lek 80-heden 6 Nou. tabé dan 20-50 7 Het lied van de werkende jeugd 60-70 8 Bloody Mary 60-70 9 Mooie dag 80-heden 10 Zondagmiddag Buitenveldert 60-70
25
Referenties: Artikelen: Wijk, C. van; Kempen, G.(1980). Funktiewoorden: een inventarisatie voor het Nederlands. Nijmegen: ITL.
Boeken: Bartel, R. (1983). Metaphors and symbols : forays into language Urbana: National Council of Teachers of English. Bogt, T. ter(2004). Tijd onthult alles... : popmuziek, ontwikkeling, carrières Amsterdam: Vossiuspers UvA. Cuilenburg, J.J. van; Kleinnijenhuis, J.; Ridder, J.A. de(1988). Tekst en betoog : naar een computer gestuurde inhoudsanalyse van betogende teksten Muiderberg: Coutinho. Cuilenburg, J.J. van; Noomen, G.W.(1984). Communicatiewetenschap Muiderberg: Coutinho. Dijk, T.A. van; Kintsch, W.(1983). Strategies of discourse comprehension Orlando: Academic Press. Fraser, G.S.(1980). Metre, rhyme and free verse Londen: Methuen. Gibbs, R.W.; Steen, G.J.(1999). Metaphor in cognitive linguistics : selected papers from the fifth international cognitive linguistics conference, Amsterdam, July 1997 Amsterdam: Benjamins. Grijp, L.P.; Langedijk, A.(2001). Een muziekgeschiedenis der Nederlanden Amsterdam: Amsterdam University Press-Salomé Hobsbaum, P.(1996). Metre, rhythm and verse form Londen: Routledge. Holtman, A.I.(1996). A generative theory of rhyme : an optimality approach Utrecht: LEd; Onderzoeksinstituut voor Taal en Spraak (OTS). Jansen, E.L. (2003). What makes a good melody? : the role of implied harmony in the perception of tonal melodies Nijmegen: NICI, Nijmegen Institute for Cognition and Information.
26
Kintsch, W. (1998). Comprehension : a paradigm for cognition Cambridge: Cambridge University Press. Kövecses, Z. (2000). Metaphor and emotion : language, culture, and body in human feeling Cambridge: Cambridge University Press. Lakoff, G.; Turner, M.(1989). More than cool reason : a field guide to poetic metaphor Chicago: University of Chicago Press. Lakoff, G.; Johnson, M. (1980). Metaphors we live by Chicago: University of Chicago Press. Peer, W. van (1988). The taming of the text : explorations in language, literature and culture Londen: Routledge. Peer, W. van; Dijkstra, K. (1991). Sleutelwoorden : kernbegrippen uit de hedendaagse literatuurwetenschap Leuven: Garant. Plas, J. van der (2008). 50 jaar Nederpop. Amsterdam: Carrera. Reijt, V. van de (1998). Ik ben blij dat ik je niet vergeten ben Amsterdam: Bert Bakker. Reijt, V. van de (1989). Toen wij van Rotterdam vertrokken Amsterdam: Bert Bakker. Schram, D.; Steen, G.; Ibsch, E. (2001).The psychology and sociology of literature : in honor of Elrud Ibsch Amsterdam: Benjamins. Steen, G.J.(1992). Metaphor in literary reception : a theoretical and empirical study of understanding metaphor in literary discourse Steen, G.(1994). Understanding metaphor in literature : an empirical approach Londen: Longman. Steenmeijer, M. (2005) Pop in literatuur Utrecht: IJzer.
Internetbronnen: Ad.nl
27
Allmusic.nl Musicfrom.nl
28