portefeuillehoudersoverleg wonen vergadering 24 september 2014
Agenda voor de vergadering
1.
Opening en mededelingen.
2.
Verslag van de vergadering van het portefeuillehoudersoverleg wonen 25 juni 2014 Gevraagd: 1. het verslag vast te stellen.
3.
Wettelijke mogelijkheden sturing op de woningmarkt en voortgang aanpassing verordening Woonruimtebemiddeling. Gevraagd: 1. discussie over de wettelijke mogelijkheden tot sturing op de woningmarkt; 2. advies over voorkeursrichting varianten verordening Woonruimtebemiddeling. Portefeuillehouder: Karssen Samenvatting: De invoering van de nieuwe Huisvestingswet heeft nogal wat gevolgen voor de manier van woonruimtebemiddeling, zoals de gemeenten en corporaties deze aanvankelijk binnen de regio voor ogen hadden. Er zit ‘een gat’ tussen de gewenste manier van sturen en de mogelijkheden die de wet biedt. Dit portefeuillehoudersoverleg Wonen staat in het teken van hoe we de gewenste sturing binnen de stadsregio vorm willen en kunnen geven. Enerzijds door te kijken naar de wettelijke mogelijkheden naast de Huisvestingswet en anderzijds door een voorkeursrichting voor de aanpassing van de Huisvestingsverordening aan te geven. Naast de toelichting in de agendapost worden ter vergadering presentaties verzorgd door Inge Vossenaar (directeur Woon- en Leefomgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), Pieter Bol (Stadsontwikkeling Rotterdam) en Hans Slagboom (projectleider regionale Huisvestingsverordening). Bijlage(n): 1. verslag stuurgroep regionale verordening Woonruimtebemiddeling d.d. 25 augustus 2014.
4.
Huisvesting EU-arbeidsmigranten Gevraagd: 1. kennisnemen van de vervolgaanpak van het vraagstuk; 2. instemmen met voorgestelde werkafspraken. Portefeuillehouder: Karssen Samenvatting: Voor het reces is afgesproken om in dit overleg opnieuw te spreken over de situatie van arbeidsmigranten in de stadsregio Rotterdam. Om recht te doen aan de verschillen binnen de regio wordt al ruim een jaar gewerkt met een subregionale benadering. De
AGWONEN 24 september 2014 / MD / 15 september 2014
Pagina 1
bestuurlijke trekkers van de verschillende subregio’s hebben op 22 september jl. met elkaar gesproken over de vervolgaanpak van het vraagstuk. Hierover zal mondeling worden teruggekoppeld. Vanuit het ministerie van Bzk is mevrouw Van der Rijst, Projectleider Huisvesting EU-arbeidsmigranten aanwezig. Op 26 november as. vindt het volgende overleg met de minister plaats over dit onderwerp. Als voorbereiding hierop worden een aantal werkafspraken gemaakt. Vanuit de drie subregio’s wordt de stand van zaken gepresenteerd en voorstellen gedaan hoe de samenwerking verder kan worden voortgezet. Bijlage(n): 1. de informatiebrief van het ministerie van Bzk dd. 1 juli 2014; 2. het concept verslag van het bestuurlijk overleg van 2 december 2013; 3. concept uitvoeringsagenda Programma Flexwonen arbeidsmigranten 2014/2015. 5.
Woningbouwplanning Gevraagd: 1. kennisnemen van de actualiteiten rondom het woningbouwprogramma van de subregio’s. Portefeuillehouder: Karssen Samenvatting: Ter vergadering zal een op dat moment actueel overzicht gegeven worden van het concept woningbouwprogramma van de subregio's. Tijdens de woonconferentie op 2 oktober 2014 wordt deze in de subregio-vergaderingen vastgesteld. Dit is nodig om de provinciale goedkeuring op de woonvisie "Dat spreken we af!" te verlengen; en dat leidt weer tot een voorrangsbehandeling voor woningbouwprojecten.
6.
Rondvraag en sluiting.
AGWONEN 24 september 2014 / MD / 15 september 2014
Pagina 2
Portefeuillehoudersoverleg wonen Vergadering 24 september 2014 agendapunt 02
Onderwerp: Verslag van de vergadering van het portefeuillehoudersoverleg wonen van 13.30 – 16.00 uur op woensdag 25 juni 2014. Aanwezig: de heren A. Abee (Lansingerland), J. Blankenberg (Krimpen aan den IJssel), M. Goedknegt (Albrandswaard), P. Hofman (Hellevoetsluis), A. Keijzer (Maassluis), J. Mijnans (Spijkenisse), A. Schoon (Brielle), D. van Sluis (Capelle aan den IJssel), A. van Steenderen (Schiedam), S. van der Weg (Bernisse). Gasten: Mevrouw A. Hatzman (PZH) en de heren L. Bartelse (Maaskoepel) en Savelkouls (Min BZK) Stadsregio Rotterdam: de heren J.A. Karssen (voorzitter), H. Slagboom (hoofd Wonen, Groen en Milieu), W. Nettinga (Hoofd afdeling Bestuurlijke Zaken, agendapunt 6) en de dames B. Vermaat en M.S. Dekker (secretaris). Afwezig met bericht van verhindering: de heren B. Van der Meij (Westvoorne), R. Schneider (Rotterdam), V. Smit (Ridderkerk) en H. Versluijs (Vlaardingen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom in de Raadzaal van Stadhuis Capelle aan den IJssel. De voorzitter deelt mede dat agendapunt 6 ‘Opheffing stadsregio en oprichting MRDH’ dat met name gaat het over ‘Plan B’ vandaag als eerste punt wordt behandeld. De heer Nettinga zal hier een mondelinge toelichting geven en vragen beantwoorden. 6. Opheffing stadsregio en oprichting MRDH De voorzitter geeft het woord aan de heer Nettinga. Er is voorafgaand aan het portefeuillehoudersoverleg een concept notitie ‘Van regio naar metropool’ verspreid (niet gepubliceerd op de website bij de rest van de vergaderstukken). De heer Nettinga vertelt dat deze notitie wordt vastgesteld in het Dagelijks Bestuur van 9 juli 2014. Vervolgens gaat de notitie op dezelfde dag voor vaststelling langs het gezamenlijk Dagelijks Bestuur met stadsgewest Haaglanden en daarna naar ons Algemeen Bestuur. Omdat het lijkt dat er niet tijdig een uitspraak/besluit kan worden genomen over de ‘Afschaffing WGR plus’ ziet het er naar uit dat de vorming van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) per 1 januari 2015 niet meer gehaald kan worden dus moet worden nagedacht over een ‘Plan B’ in de notitie staat uiteengezet wat dit inhoud. Plan A heeft als doel de MRDH op te starten met twee pijlers namelijk, Verkeer en Vervoer en Economie. Plan B heeft hetzelfde doel als plan A maar heeft een derde ‘pijler’ namelijk regio specifieke beleidsterreinen zoals: Milieu, RO, Groen en Wonen. De voorzitter om een reactie: De heer Keijzer vraagt of de WGR+ na 1 januari 2015 blijft bestaan. De heer Nettinga antwoord dat dit nog niet duidelijk is maar wel aannemelijk omdat de Tweede Kamer nog geen besluit heeft genomen en daarom weinig tijd over is. Daarnaast moet de Eerste Kamer ook nog een besluit nemen over de afschaffing WGR+. De heer Blankenberg stelt dat de BDU gelden na de opheffing van de WGR+ ook bij de provincie kunnen belanden. Hij roept op om het onderwerp Wonen in MRDH verband op te nemen en wenst portefeuillehoudersoverleggen. De heer Hofman vraagt naar de inwonersbijdrage en de kosten wanneer MRDH en Plan B paralel lopen. De heer Nettinga geeft aan dat er van dubbele kosten géén sprake is. De inwonersbijdrage is afhankelijk van de inhoud van het specifieke programma (pijler 3 van Plan B) De heer Abee pleit ervoor de inwonersbijdrage van € 2,45 te hanteren en eventuele meerkosten uit de reserve van de stadsregio te bekostigen. Hij is wel akkoord met Plan B. Het portefeuillehoudersoverleg adviseert het AB om met Plan B verder te gaan.
Verslag portefeuillehoudersoverleg Wonen 25 juni 2014
2. Verslag portefeuillehoudersoverleg Wonen 22 mei 2014 Verslag vastgesteld. 3. Introductie regionaal woonbeleid De heer Slagboom geeft een presentatie over het regionale woonbeleid voor de nieuwe wethouders (zie bijlage 1). Nadien zijn er geen vragen gesteld. De voorzitter stelt de vaste gasten van het portefeuillehoudersoverleg aan de nieuwe wethouders voor: Mevrouw Hatzman van provincie Zuid-Holland De heer Savelkouls van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De heer Bartelse van Maaskoepel Daarbij geeft hij aan graag bij de nieuwe wethouders langs te komen voor een kennismakingsgesprek. 4. Advies wijzigingsvoorstellen verordening Woonruimtebemiddeling 2014 De voorzitter deelt mede dat het eerder voorgestelde traject op verzoek vanuit de portefeuillehouders en Maaskoepel een wijziging kent en daardoor niet in juni kan worden afgerond. In het portefeuillehoudersoverleg van september wordt het onderwerp nu inhoudelijk besproken. De komende maanden moet dus worden afgestemd. De voorzitter stelt voor om per subregio één bestuurder te leveren waarmee intensief kan worden gesproken in een kerngroep over een nieuw voorstel ten aanzien van een wijziging verordening Woonruimtebemiddeling. Het proces wordt in Bijlage 1 in de presentatie uiteengezet. De voorzitter vraagt om reactie: De heer Blankenberg ziet het onderwerp graag nadrukkelijker op de agenda van de woningmarktconferentie in oktober. Daarnaast vraagt hij hoe dit onderwerp in MRDH verband kan worden opgepakt. Graag neemt hij deel aan de kerngroep. De heer Mijnans stemt in met het proces. De heer Van Steenderen stemt in met het proces en kijkt nog naar een trekker vanuit zijn subregio. Verder stemt iedereen in met het proces. De voorzitter ziet graag wie de trekkers worden vóór week 27. Mevrouw Vermaat presenteert de varianten (zie bijlage 2). De voorzitter vraagt de heer Bartelse om een reactie. De heer Bartelse complimenteert het team dat met het advies is gekomen en is blij met de verlenging. De heer Keijzer ziet graag het onderwerp aftoppingsgrens hoog op de agenda. De heer Van Sluis vraagt of een subregionale aanpak niet gaat wringen in een regionaal brede verordening. 5. Woningmarktafspraken De bestuurlijke trekkers van de subregio’s geven een korte impressie van de belangrijkste inhoudelijke onderwerpen, de kwaliteit van het overleg en eventuele knelpunten. De heer Van Steenderen is geen bestuurlijke trekker maar spreekt voor zijn subregio Waterweg: De bestuurlijke tafel is nuttig geweest alleen waren hier geen marktpartijen aanwezig, in september wordt verder overlegt. De heer Blankenburg (Oost) vertelt dat er een goede tafel heeft plaatsgevonden; er is gesproken over het sturen op voorraad en denken aan planaanbod maar ook over welke woningen de corporaties willen verkopen. De corporaties zijn hier niet bereidt toe. Het doel is om deze visie wel op één lijn te krijgen. Twee corporaties waren niet aanwezig hoewel de heer Blankenberg hier wel actief in heeft gecommuniceerd. Hij vraagt de Maaskoepel om hier een rol in te spelen, wellicht dat vanuit deze partij druk kan worden uitgeoefend naar corporaties die niet aanwezig zijn. De heer Mijnans (Voorne Putten) complimenteert de Voorne-Putten partijen en de stadsregio. Ondertussen is de zesde bestuurlijke tafel geweest en zijn er kwantitatieve afspraken gemaakt. Nu is het tijd om ook kwalitatieve afspraken te maken. Hij geeft aan dat de positie van Hellevoetsluis en Spijkenisse een knelpunt zou kunnen zijn maar ziet het positief tegemoet. De heer Goedknegt is bestuurlijke trekker voor de BAR. De bestuurlijke tafel zal vóór de zomer plaatsvinden waar ook gesproken zal worden over de relatie met Rotterdam-Zuid. De heer Abee is bestuurlijke trekker voor Noord en noemt de bestuurlijke tafel op 16 juni jl. 7. Arbeidsmigranten De voorzitter meldt dat de reacties vanuit gemeenten inzake Arbeidsmigranten is vertraagd waardoor het onderwerp niet kan worden afgesloten. Daarom wordt dit punt in het portefeuillehoudersoverleg van 24 september 2014 behandeld. De voorzitter licht het portefeuillehoudersoverleg in dat hij een voorzittersfunctie heeft aangenomen bij SNF (Stichting Normering Flexwonen) wat zou kunnen wringen met het onderwerp arbeidsmigranten. Daarom wordt gekeken naar een nieuwe bestuurlijke trekker voor dit onderwerp. De heer Van Steenderen uit zijn teleurstelling over het feit dat het niet is gelukt het onderwerp nu af te sluiten. De werkzaamheden voor de Wijziging Verordening Woonruimtebemiddeling vragen namelijk al een belasting in de zomerperiode. Verslag portefeuillehoudersoverleg Wonen 25 juni 2014
8. 1e Bestuursrapportage 2014 Het portefeuillehoudersoverleg wonen adviseert het AB positief ten aanzien van: 1. kennis te nemen van de 1e Bestuursrapportage 2014; 2. de 2e begrotingswijziging 2014 vast te stellen. 9. Begroting 2015 Het portefeuillehoudersoverleg wonen adviseert het AB positief ten aanzien van het vaststellen van de begroting 2015. De heer Abee memoreert aan zijn vorige uitspraak (zie agendapunt 6: voorkeur lagere inwonersbijdrage toekennen de eventuele extra kosten kunnen worden betaald uit de reserves) 10. Rondvraag en sluiting De heer Savelkouls vraagt om in het portefeuillehoudersoverleg in september aandacht te geven aan de nieuwe Woningwet. De voorzitter hoort de heer Savelkouls en sluit de vergadering om 15.50 uur.
Verslag portefeuillehoudersoverleg Wonen 25 juni 2014
Woonbeleid stadsregio Rotterdam
Introductie Portefeuillehoudersoverleg 25 juni 2014
Inhoud 1. Wat is de stadsregio
2. Geschiedenis 3. Taken van de stadsregio
4. Beleidsveld Wonen 5. Toekomstige samenwerking
Stadsregio Rotterdam
Stadsregio Rotterdam • Wettelijke samenwerking van de 15 gemeenten in de regio
Rijnmond. Ca 45 x 12 km, 1,2 miljoen inwoners, 560.000 woningen • Algemeen bestuur met alle gemeenten en dagelijks bestuur met portefeuillehouders (Wonen: Karssen) • Portefeuillehoudersoverleg met alle vakwethouders, adviseert aan DB en AB
• Kleine zelfstandige ambtelijke organisatie onder leiding van Jenny Fix (secretaris-directeur)
Geschiedenis Ontstaan stadsregio: • tot 1986: Overlegorgaan Rijnmond (OOR) • 1994 Gemeenschappelijke Regeling (GR)
• 1997 Geen stadsprovincie (geen gekozen bestuur, wel verlengd lokaal bestuur) • besluitvorming 2006 WGR-plus • huidige GR 2010, met meer accent op verlengd lokaal bestuur. De Regionaal Strategische Agenda is het beleidsplan met
uitvoeringsagenda voor 2010-2014
Taken stadsregio • Verkeer en Vervoer (wettelijke taken, rijksmiddelen) – OV-concessies: metro, tram en bus – Subsidies Verkeer en Vervoer
• Economie (deels wettelijke taak) • Ruimtelijke ordening • Milieu/duurzaamheid/luchtkwaliteit • Groen (buitenstedelijk) • Wonen (deels wettelijke taak)
Taken beleidsveld Wonen • Huisvestingsverordening (wettelijke taak)
• Woningmarktafspraken • Kennisdeling en innovatie
• Subsidies investeringsreserve en ISV • Arbeidsmigranten
Geschiedenis Wonen • 1995-2005: VINEX, daarna 2005-2010 VINAC, beiden met veel rijksgeld • 2010-2020 : Verstedelijkingsscenario + Woningmarktafspraken • 2013: herijking Woningmarktafspraken: Nieuwe afspraken periode 2014 – 2020 getekend op 29 januari 2014 • 1993 – heden: Huisvestingsverordening
• Tot en met 2014: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing van de provincie en subsidies investeringsreserve van de stadsregio voor extra kwaliteit in openbare ruimte
• Innovatie (methodieken) en Ondersteuning (van gemeenten)
Huidige taken Wonen (1) Woningmarkt • Afstemming steeds meer op subregionaal niveau • Beïnvloeding provinciaal beleid • Actualisatie regionale woonvisie
• Monitoring en dataverzameling (dashboards) • Kennisdeling en beleidsontwikkeling / -vernieuwing • Relaties met gemeenten, provincie, andere regio’s, Maaskoepel, VNG etc.
De woningmarktgebieden • Logische samenstelling
• Doel: netwerk bouwen per subregio
Pijnacker
Westland
• Bestuurlijke tafels met gemeenten,
Zuidplas
Noord
corporaties en marktpartijen Hart Van Rotterdam
• Variatie per subregio mogelijk en zinvol S
• Bestaande voorraad, planvoorraad en ontwikkeling in de sociale woonsector • Stimulering woningmarkt
Zuidrand
H.I. Ambacht (Drechtsteden)
Woningmarkt / WMA 1.
Samenwerkingsafspraken per subregio tussen gemeenten en corporaties
2.
29 januari 2014 ondertekend, adhesieconvenant door marktpartijen, vastgelegd in “Dat spreken wij af”
3.
Borging en monitoring als basis
4.
Bevat een minimumvariant voor samenwerken
Huidige taken Wonen (2) Woonruimtebemiddeling - Opstellen regionale Verordening woonruimtebemiddeling - Wettelijke taak - Vastgesteld in het AB van 12/2/14
- Nu aanpassing ivm behandeling nieuwe Huisvestingswet
- Overleg met Maaskoepel - Beleidsbeïnvloeding o.a. provincie en BZK (Huisvestingswet)
Huidige taken Wonen (3) Kennisdeling en Innovatie - Uitgevoerde studies verder onder de aandacht brengen - Organiseren ambtelijke kennisdeling
Huidige taken Wonen (4) Subsidies - Doel: creëren van extra kwaliteit in de openbare ruimte - Combinatie provinciale ISV en investeringsreserve - 3 jaar tranches verleend (2012-2014) - Voortgang, afwikkeling en vaststelling
Hoe verder na 2014 (1) 1. Stand van zaken opheffing stadsregio’s: • Wetsvoorstel ligt een jaar bij de Tweede Kamer • Behandeling is een aantal maal uitgesteld, relatie met de fusie van provincies in de Noordvleugel • Inhoud van het wetsvoorstel: – Opheffen PLUS-status (verkeer&vervoer, economie + huisvestingsverordening)
– Verkeer & vervoer naar Vervoersautoriteit (MRDH) – Overige zaken naar gemeenten – Ingangsdatum 1 januari 2015
• Druk op het proces ivm Eerste Kamer en 1-1-15
Hoe verder na 2014 (2) 2. Stand van zaken Metropoolregio Rotterdam – Den Haag: •
MRDH op initiatief van de burgemeesters van Rotterdam en Den Haag
•
Pijler Ruimte en Wonen (2011)
•
Strategie 3, waarin wonen een stevige plek had (2012)
•
Bestuurlijke tafels Wonen, Ruimte en Groen (2013)
•
Vooralsnog alleen Verkeer & Vervoer en Economie (2014)
•
Wonen en andere bestuurlijke tafels zijn wellicht mogelijk als later ingroei-model.
Borging van de gemaakte woningmarktafspraken is dus aan de gemeenten en corporaties (en marktpartijen)!
Hoe verder na 2014 (3) 3. Beeld wethouders wonen over samenwerking (eind 2013) •
Discussiestuk in portefeuillehoudersoverleg
•
3 varianten (niets, light, alles)
•
Wens om samen te blijven samenwerken op hoofdzaken (light)
•
Geen aparte organisatie, mogelijk ophangen aan de MRDH
•
Kennis van Stadsontwikkeling Rotterdam blijven benutten voor de regionale opgaven
Hoe verder na 2014 (4) 4. Stand van zaken medio 2014 •
Veel nieuwe wethouders
•
Introductie Wonen in portefeuillehoudersoverleg 25 juni
•
Stadsregio neemt ook bestuurlijk haar verantwoordelijkheid in 2014 – Organiseren bestuurlijke tafels (juni en oktober) – Organiseren afstemming tussen de subregio’s – Overdracht van dashboards – Faciliteren van de afspraken tussen de subregio’s en Rotterdam over de continuïteit na de opheffing – Finale afspraken tijdens “eindcongres” in oktober 2014
•
Outplacement van de medewerkers
Na de opheffing • Gemeenten en subregio’s regelen zelf de onderlinge afstemming en de afstemming met de provincie (bestuurlijk en ambtelijk) • Bestuurlijke trekkers en coördinatie vanuit de subregio’s • Stadsregio in liquidatie handelt de lopende subsidietrajecten en andere verplichtingen af
• Provincie Zuid-Holland is vanuit het interbestuurlijk toezicht toezichthouder op de gemaakte Woningmarktafspraken en Huisvestings-
verordening
De mensen van Wonen Voor meer informatie kunt u altijd terecht bij: • Koos Karssen
(portefeuillehouder)
• Hans Slagboom
(afdelingshoofd)
• Babette Aalbers
(verleende subsidies)
• Michelle Dekker
(portefeuillehoudersoverleg)
• Adrie Konijnendijk (monitoring en dashboard)
• Ate Stam
(woningmarktafspraken en kennisdeling)
• Barbara Vermaat (huisvestingsverordening) Inhoudelijke samenwerking met Stadsontwikkeling Rotterdam: Leonie Andriesse, Marco de Bruijn, Frank Meijer, Leo van Veen en Jan van de Wolde
Introductie nieuwe Huisvestingwet
Wijziging van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2014 n.a.v. nieuwe Huisvestingswet 2014
Presentatie • • • • •
Achtergrond Nieuwe Huisvestingswet 2014 Belangrijkste aanpassingen Waar wilt u op sturen? Vervolgproces
Achtergrond • 2006: vaststelling huidige regionale verordening • 2010: Traject van woonruimteverdeling naar woonruimtebemiddeling • 2012: Corporaties ‘help de woonruimtebemiddeling loopt vast’ • 2012 + 2013: aanpassing Huisvestingsverordening • 12 februari 2014: vaststelling nieuwe verordening • 11 maart 2014: behandeling nieuwe Huisvestingswet in Tweede Kamer • 3 juni 2014: vaststelling nieuwe Huisvestingswet in Eerste Kamer • 11 juni 2014: uitstel inwerkingtreding nieuwe verordening • 1 januari 2015: inwerkingtreding nieuwe Huisvestingswet
Nieuwe Huisvestingswet • • • • •
Verboden te sturen op leefbaarheid Alleen nog maar sturen op schaarste Lokaal maatwerk: regionale en lokale binding Huisvestingsvergunning verplicht Alles wat door de gemeente geregeld wordt over woonruimteverdeling moet worden opgenomen in de verordening. – dus géén prestatieafspraken, convenanten e.d.
Leefbaarheid • geen sturing meer op leefbaarheid, reikwijdte beperkt tot ‘bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte’ • gat tussen Rotterdamwet & Huisvestingswet (leefbaarheid en Rotterdamwet in portefeuillehoudersoverleg najaar 2014)
Schaarse goedkope woningen • • • •
alleen goedkope woningen diverse categorieën: aard, prijs, omvang schaarste aantonen onrechtvaardige en onevenwichtige effecten aantonen • niet alle woningen zijn schaars: in sommige subregio’s en categorieën moelijke verhuurbaarheid
Bindingsvoorwaarden • herintroductie lokaal maatwerk: maatschappelijke of economische binding aan kern of gemeente bij verdeling schaarse woning • max. 50% met voorrang binding woningmarktregio, waarvan max. 50% met voorrang binding aan kern • effectief: 25% van de vrijkomende schaarse woningen mogen met voorrang aan lokaal woningzoekenden worden aangeboden
Huisvestingsvergunning • voorwaarde om voorrang te mogen verlenen (niet uitsluiten) o.b.v. passendheidsvoorwaarden, binding en urgentie • verlening koppelen aan huurcontract • wie gaat huisvestingsvergunning verlenen?
Variant 1. €699/€34.678 • alle corporatiewoningen tot liberalisatiegrens onder verordening en dus huisvestingsvergunningsplichtig • ook specifieke schaarstevlekken benoemen • maximale sturing op passendheidsvoorwaarden en bindingsvoorwaarden • grote administratielast • beperkte vestigingsvrijheid • grote zoekmogelijkheden urgenten
Variant 2. €597/€34.678 • alle corporatiewoningen tot aftoppingsgrens (maximale huurtoeslaggrens) onder verordening en dus huisvestingsvergunningsplichtig • ook specifieke schaarstevlekken benoemen • minder sturing op passendheidsvoorwaarden en bindingsvoorwaarden • minder grote administratielast • minder beperkte vestigingsvrijheid • iets minder zoekmogelijkheden urgenten
Variant 3. alleen specifieke schaarstevlekken • alleen woningen binnen schaarstevlekken vallen onder verordening (lokaal gedefinieerd) • minimale sturing op passendheidsvoorwaarden en bindingsvoorwaarden • kleine administratielast • ruime vestigingsvrijheid • beperkte zoekmogelijkheden urgenten
Proces ‘Plan2’ • Zomer t/m begin september: – bestuurlijke werkgroep met 1 wethouder per subregio – ambtelijk: subregiotafels, adviesgroep – opstellen nieuwe voorstellen
• 24 september PfhO Wonen: nieuwe voorstellen • 2 oktober: woningmarktconferentie: leefbaarheid & Rotterdamwet • 8 oktober DB: vaststellen inspraakset • 10 oktober t/m 9 januari: inspraakronde – inclusief op verzoek presentatie en toelichting in commissies, raden, bij corporaties en/of huurdersverenigingen
• 1e kwartaal 2015: vaststellen en inwerkingtreding nieuwe verordening (afhankelijk van bevoegdheden door wie)
Portefeuillehoudersoverleg wonen vergadering 24 september 2014 agendapunt 03 Onderwerp: Wettelijke mogelijkheden sturing op de woningmarkt en voortgang aanpassing verordening Woonruimtebemiddeling. Gevraagd: 1. Discussie over de wettelijke mogelijkheden tot sturing op de woningmarkt 2. Advies over voorkeursrichting varianten verordening Woonruimtebemiddeling Portefeuillehouder: Karssen Samenvatting: De invoering van de nieuwe Huisvestingswet heeft nogal wat gevolgen voor de manier van woonruimtebemiddeling, zoals de gemeenten en corporaties deze aanvankelijk binnen de regio voor ogen hadden. Er zit ‘een gat’ tussen de gewenste manier van sturen en de mogelijkheden die de wet biedt. Dit portefeuillehoudersoverleg Wonen staat in het teken van hoe we de gewenste sturing binnen de stadsregio vorm willen en kunnen geven. Enerzijds door te kijken naar de wettelijke mogelijkheden naast de Huisvestingswet en anderzijds door een voorkeursrichting voor de aanpassing van de Huisvestingsverordening aan te geven. Naast de toelichting in de agendapost worden ter vergadering presentaties verzorgd door Inge Vossenaar (directeur Woon- en Leefomgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), Pieter Bol (Stadsontwikkeling Rotterdam) en Hans Slagboom (projectleider regionale Huisvestingsverordening). Financiële consequenties: n.v.t. Verdere procedure: bijeenkomst stuurgroep in oktober 2014 opstellen aanpassingsvoorstellen oktober/half november 2014 advies portefeuillehoudersoverleg 26 november 2014 vaststellen inspraakset aanpassingsvoorstellen dagelijks bestuur 10 december 2014 inspraakprocedure 15 december 2014 t/m 15 maart 2015 nota van beantwoording plus aanpassen verordening en memorie van toelichting half maart/april 2015 advies portefeuillehoudersoverleg mei 2015 advies dagelijks bestuur 27 mei 2015 (datum o.v.b. vergaderschema) vaststelling algemeen bestuur 1 juli 2015 (datum o.v.b. vergaderschema) Bijlage(n): verslag stuurgroep regionale verordening Woonruimtebemiddeling d.d. 25 augustus 2014
AGP Verordening WRB / 147362 / Wonen / BVe / 15 September 2014
Pagina 1
Toelichting: Deze agendapost is onderverdeeld in twee delen die nauw met elkaar samenhangen. De wettelijke mogelijkheden tot sturing op de woningmarkt en de voortgang van de aanpassing van het regionale sturingsinstrument huisvestingsverordening. Deel 1. Wettelijke mogelijkheden sturing op de woningmarkt Voor de zomer heeft het dagelijks bestuur van de stadsregio een reactie gegeven op de verlenging en uitbreiding van de Rotterdamwetgebieden (Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek). De wens van het portefeuillehoudersoverleg was om hier nader over te worden geïnformeerd, mede om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden en effecten van de Rotterdamwet. Ook werd de behoefte geuit om meer inzicht te krijgen in andere sturingsinstrumenten, omdat de nieuwe Huisvestingswet sturing op leefbaarheid met een Huisvestingsverordening expliciet uitsluit. Ter vergadering zullen in dit kader een tweetal presentaties worden gegeven. Allereerst zal mevrouw Inge Vossenaar, directeur Woon- en Leefomgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een presentatie verzorgen over het wettelijke instrumentarium. Ze zal ondermeer ingaan op de Woningwet, de Rotterdamwet en de nieuwe Huisvestingwet. Daarna zal de heer Pieter Bol, stadsontwikkeling Rotterdam, ingaan op de ervaringen met de toepassing van de Rotterdamwet. Na de presentatie is er gelegenheid tot discussie. Deel 2. Voortgang aanpassing regionale verordening Woonruimtebemiddeling De heer Hans Slagboom, projectleider regionale Huisvestingsverordening zal, voorafgaand aan de bespreking van de voortgang van de aanpassing van de regionale Huisvestingsverordening, een presentatie geven. Tijdens deze presentatie zal hij nader ingaan op het verloop van het proces en de discussie tot op heden. Waar staan we in het proces In het laatste portefeuillehoudersoverleg Wonen heeft de voorzitter het advies gevolgd om de toen voorliggende stukken met aanpassingsvoorstellen niet de inspraak in te brengen. Eerst zou een fundamentele discussie gevoerd moeten worden over waarop de gemeenten en corporaties met een Huisvestingsverordening willen sturen. Tijdens de zomer heeft een bijeenkomst van de hiertoe opgerichte stuurgroep plaatsgevonden, waarvan het verslag is bijgevoegd. Ook is het onderwerp geagendeerd in zowel de ambtelijke als bestuurlijke tafels van de Woningmarktafspraken, die de afgelopen weken hebben plaatsgevonden. De bestuurlijk trekkers zullen ter vergadering een terugkoppeling geven. Met de bijeenkomsten van de stuurgroep en de subregionale tafels is inhoud gegeven aan de discussie. Ter vergadering wordt het portefeuillehoudersoverleg gevraagd advies uit te brengen over de voorkeursrichting ten aanzien van mogelijke varianten (dit wordt verderop in deze notitie nader toegelicht). Door het bepalen van de voorkeursrichting kunnen de voorstellen worden aangepast en gereed gemaakt worden voor inspraak. Hier aan voorafgaand zal de stuurgroep nogmaals bijeenkomen en ook zal het portefeuillehoudersoverleg Wonen in november worden gevraagd om het dagelijks bestuur over de aanpassingsvoorstellen te adviseren. Sturing met de verordening In de bijeenkomsten is gediscussieerd over de mate waarin sturing met een Huisvestingsverordening mogelijk en gewenst is. De nieuwe huisvestingswet geeft immers aan dat er alleen gestuurd mag worden als er sprake is van schaarste én als deze schaarste leidt tot onevenwichtige en onrechtvaardige effecten. Daarnaast is gesproken over bij wie die sturing zou moeten worden ondergebracht: bij de overheid en/of bij de corporaties.
AGP Verordening WRB / 147362 / Wonen / BVe / 15 September 2014
Pagina 2
Varianten: van alles tot niets In de bijeenkomsten en ook in stukken en presentaties is gesproken over diverse varianten. In grote lijnen zijn er een drietal keuzevragen te onderscheiden: 1. Wie stuurt? Overheid en/of corporaties (publiekrechtelijk versus privaatrechtelijk). 2. Waarop wordt gestuurd? Passendheidsvoorwaarden, urgentiesysteem en/of aanpassingen aan de woningvoorraad (onttrekking, samenvoegen, splitsen). 3. Wat is de reikwijdte van de sturing? Regionaal op schaars bestempelde woningen en/of lokaal-subregionaal op schaars bestempelde woningen in geografische vlekken. De nieuwe Huisvestingswet werkt beperkend ten aanzien van de combinaties die gemaakt kunnen worden. Niet alle gewenste combinaties zijn daardoor mogelijk. Wel kan vanuit de gekozen voorkeursrichting toegewerkt worden naar het meest wenselijke model. De voorkeursrichting kan in beeld worden gebracht op basis van onderstaande kruistabel:
Overheidssturing regionaal
lokale vlekken
Niet overheidssturing Corporaties
Passendheidsvoorwaarden Urgentiesysteem Aanpassingen aan de woningvoorraad
Discussie tot op heden Op basis van de gevoerde discussies tot op heden lijkt het erop dat een variant tussen maximale en minimale publiekrechtelijke sturing de voorrang heeft. Lokaal lopen de wensen uiteen, maar over het algemeen komen er drie sterke voorkeuren naar voren: Passendheidsvoorwaarden regelen in een verordening, maar alleen voor die groepen/woningen die door de schaarste getroffen worden; Passendheidsvoorwaarden alleen daar regelen waar de schaarste plaatsvindt (geografische lokale vlekken); Het urgentiesysteem en dat de overheid dit regelt in een verordening staat niet ter discussie. Over de aanpassingen aan de woningvoorraad zijn (nog) geen uitspraken gedaan. Vertaald naar de kruistabel zou het voorkeursmodel als volgt kunnen worden ingevuld: Overheidssturing regionaal Passendheidsvoorwaarden Urgentiesysteem Aanpassingen aan de woningvoorraad
Niet overheidssturing
lokale vlekken
Corporaties
?
?
De heer Hans Slagboom zal in zijn presentatie een nadere toelichting geven op de geformuleerde voorkeuren. Ook zullen ter vergadering de bestuurlijke trekkers een nadere toelichting geven op de voorlopige uitkomsten van de discussies.
AGP Verordening WRB / 147362 / Wonen / BVe / 15 September 2014
Pagina 3
De corporatievoorraad Het verloop van de verdere discussie en het uitspreken van een voorkeursrichting is van groot belang voor de corporaties. Maaskoepel is bezig met het opstellen van een spelregelnotitie die bindend is voor alle corporaties in onze regio en die gaat over alle corporatiewoningen. Deze spelregelnotitie wordt sterk beïnvloed door de regels die wel of niet opgenomen gaan worden in de verordening, omdat de corporaties bij hun aanbiedingsen verhuurproces rekening moeten houden met de bepalingen uit de verordening over de goedkope schaarse corporatiewoningen. Nauw hieraan verbonden is de bouw van de nieuwe website van Woonnet Rijnmond, waarop de woningen zullen worden aangeboden, en het onderliggende datasysteem, dat een basis vormt voor het monitorings- en verantwoordingsproces. Het advies door het portefeuillehoudersoverleg wordt uitgebracht zal dan ook meegenomen worden in de verdere ontwikkeling van de spelregelnotitie en de nieuwe website. Samen zorgen de gemeenten en corporaties, met de verordening en de spelregelnotitie, dat de regionale woningmarkt voor de woningzoekenden, voor wat betreft de corporatiewoningen, op een eenduidige en transparante manier toegankelijk is.
Spelregelnotitie Maaskoepel Regionale Huisvestingsverordening Passendheidsvoorwaarden Urgentiesysteem Aanpassingen aan de woningvoorraad
Maaskoepel goedkope schaarse corporatievoorraad
totale corporatievoorraad
Ter vergadering zal de heer Leo Bartelse, directeur/bestuurder van Maaskoepel, een nadere toelichting geven op de spelregelnotitie. ***
AGP Verordening WRB / 147362 / Wonen / BVe / 15 September 2014
Pagina 4
Verslag Wo n en
Steller: Leonie Andriesse E-mail:
[email protected] Telefoon: 010-4895351 Afdeling: Wonen Bezoekadres: Galvanistraat 15 3029 AD Rotterdam Postadres: Postbus 6575 3002 AN Rotterdam Datum: 29 augustus 2014
Betreft: Verslag stuurgroep regionale verordening Woonruimtebemiddeling (WRB) Datum overleg: maandag 25 augustus 2014, 16.30u-18.00u Aanwezigen 1e ring: Koos Karssen (Stadsregio Rotterdam), Hans Slagboom (Stadsregio Rotterdam), Ronald Schneider (gemeente Rotterdam), Hans Versluijs (gemeente Vlaardingen), Jan Willem Mijnans (gemeente Spijkenisse), Albert Abee (gemeente Lansingerland), Dirk Vermaat (gemeente Barendrecht), Andr’e Ouwehand (OTB/TU Delft) Afgemeld 1e ring: Jaap Blankenberg (gemeente Krimpen a/d IJssel) i.v.m. vakantie Aanwezige toehoorders: Leo Bartelse (Maaskoepel), Martin van der Giesen (gemeente Capelle a/d IJssel), Barbara Vermaat (Stadsregio Rotterdam), Peter Groeneweg, (Stadsregio Rotterdam), Leonie Andriesse (Stadsregio Rotterdam)
1. Opening door Koos Karssen en korte kennismakingsronde • Koos Karssen licht toe dat het gesprek verkennend van aard is. Doel is het voeren van een strategische discussie over het instrument woonruimteverdeling en de mate waarin we daarin als gemeente kunnen en willen sturen. De nieuwe Huisvestingswet dwingt er immers toe de afwegingen zoals die in het verleden werden gemaakt i.k.v de huisvestingsverordening eens goed te heroverwegen. 2. Inleidende presentatie: woonruimteverdeling/bemiddeling in vogelvlucht • André Ouwehand van OTB – TU Delft geeft een inleidende presentatie over de geschiedenis van de woonruimteverdeling in Nederland alsmede over de gevolgen van de veranderde wetgeving • Aanvullend stelt de stuurgroep de vraag hoe de woonruimteverdeling in andere landen vorm krijgt. André Ouwehand geeft aan dat de Nederlandse situatie t.a.v. corporatiewoningen anders is dan elders. Zo is in de Verenigde Staten sprake van een veel kleinere sociale woningvoorraad en is in Duitsland het etiket ‘ sociaal’ meer afhankelijk van de specifieke bewoner en de mate waarin deze gesubsidieerd wordt dan de feitelijke waarde van een woning. Alleen Engeland is enigszins vergelijkbaar. Nederland is richtinggevend geweest voor het Engelse aanbodmodel. NB: De presentatie is als bijlage bij dit verslag gevoegd. 3. 1e gespreksronde: doel van de woonruimteverdeling/bemiddeling De opvattingen de aanwezige wethouders over het doel van de woonruimteverdeling/bemiddeling lijken niet sterk uiteen te lopen. Meer specifiek werd genoemd: • Een helpende hand kunnen bieden aan mensen die een kwetsbare inkomenspositie hebben en mensen met een urgente huisvestingsbehoefte • Bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt en faciliteren wooncarrière • Doelmatige, passende verdeling van woonruimte
1 Verslag stuurgroep regionale verordening WRB – 25 augustus 2014
Ook over uitgangspunten en basisprincipes van de woonruimteverdeling/bemiddeling hebben de wethouders veelal dezelfde opvattingen. Meer specifiek werd genoemd: • Transparante woningtoewijzing • Borgen van de vestigingsvrijheid cq. alleen sturen als echt noodzakelijk • Flexibiliteit in toewijzing (mogelijkheid voor tussentijdse aanpassingen) • Belang van meerstromenland cq. diverse woonruimtebemiddelingsmodellen naast elkaar • De mens centraal: meer naar de woningzoekende luisteren i.p.v. voor de woningzoekende te denken • Toewijzingsregels die ondersteunend werken aan de regionale woningmarktafspraken, waarbij het kwaliteitsvraagstuk voorop staat (welke woningen voor welke mensen) • Goede toegankelijkheid van het systeem voor de woningzoekende • Adequaat en uniform urgentiesysteem Als aandachtspunten werden genoemd: • De onmogelijkheid van het sturen op leefbaarheid via de verordening; de Rotterdamwet wordt als een te grof instrument gezien. Gemeente Rotterdam onderzoekt mogelijkheid lichtere variant. • Feit dat tevredenheid over het zoekproces en –resultaat sterk wordt beïnvloed door persoonlijke omstandigheden van woningzoekenden • Feit dat mensen niet tot in het einde der dagen tot dezelfde doelgroep blijven behoren 4. 2e gespreksronde: identificeren van schaarste/groepen in de knel Over de mate waarin er sprake is van schaarste met onrechtvaardige en onevenwichtige effecten en groepen in de knel, lopen de meningen meer uiteen: • In Spijkenisse lijkt geen sprake van schaarste. Zelfs met de doorzettende vergrijzing, is er bij bepaalde complexen sprake van vraaguitval. Mogelijk ervaren alleen jongeren wat extra druk. De inschrijfduur is gemiddeld 3 jaar, maar vaak sneller. Spijkenisse verwacht meer van een goede inzet van woonruimtebemiddelingsmodellen • In Vlaardingen lijkt weliswaar een overmaat in de sociale voorraad te bestaan, maar is toch ook sprake van schaarste voor grote gezinnen en ouderen. De gemeente wil hier graag op kunnen sturen. • In Barendrecht en Lansingerland ziet men vooral een schaarste vraagstuk bij jongere en oudere kleine huishoudens en in mindere mate bij gezinnen. Een groot deel van de woningvoorraad in deze gemeenten is immers specifiek gericht op gezinnen. o jonge huishoudens: de gemeenten vragen zich af of ze deze koste wat kost nu iets willen bieden of dat ze beter kunnen inspelen op een vraag die deze huishoudens later in hun wooncarrière hebben. Immers: jongeren vliegen uit, maar komen in de gezinsvormende fase weer terug. Dit laatste gedachtegoed lijkt de overhand te krijgen. o oudere huishoudens: de gemeenten zien hierin wel een opgave. Dit vooral gezien de grotere nadruk op langer thuis wonen, als gevolg van scheiden financiering wonen en zorg. In Barendrecht zet men in op levensloopbestendige woningen, maar deze woningen zijn vooralsnog schaars. Gekoppeld hieraan noemt Barendrecht ook het belang van een goede mantelzorgregeling in de urgentieregels. • Rotterdam geeft aan een diffuus beeld van schaarste te kennen, maar er toch voor te pleiten om de gehele voorraad tot € 699,- onder de verordening te laten vallen. Dit vooral uit de overweging om als gemeente nog enigszins regie te houden op de verdeling van woonruimte. Streven is dan wel meer een verordening op hoofdlijnen waarbij de corporaties voor de uitvoering verantwoordelijk zijn. NB. Het ambtelijk apparaat van de Stadsregio vult hier op aan dat de gesprekken met het Ministerie van BZK over de interpretatie van de Huisvestingswet doen concluderen dat een verordening op hoofdlijnen niet is toegestaan, als er gestuurd wordt dan dient specifiek in de verordening te worden vastgelegd om welke type woningen en groepen woningzoekenden het gaat. Tijdens deze gespreksronde vond ook een intermezzo plaats over het sturen op leefbaarheid: 2 Verslag stuurgroep regionale verordening WRB – 25 augustus 2014
• •
•
•
Capelle a/d IJssel en Spijkenisse verkennen de mogelijkheden die de Rotterdamwet voor hun gemeente kan bieden. Capelle a/d IJssel zet in op een meer kleinschalige aanwijzing op complexniveau en nadrukkelijk als onderdeel van een breder pakket. Daarbij wordt sterk rekening gehouden met het mogelijke effect op het imago van een wijk. Barendrecht vult aan geen last te hebben van een clustering van sociale problemen, men ziet dat de jarenlange inzet bij ontwikkelingen op een qua segmenten sterk gemengde wijk zich uitbetaald. Koos Karssen geeft aan dat in het portefeuillehoudersoverleg van 24 september a.s. meer nadrukkelijk wordt ingegaan op de Rotterdamwet en sturen op leefbaarheid.
5. 3e gespreksronde: wens tot sturen door gemeenten Ook omtrent de mate waarin men als gemeente wil sturen lopen de meningen wat uiteen: • Lansingerland wil een actief sturingsbeleid voeren, vooral nu blijkt dat de Huisvestingswet geen convenanten meer toestaat. Het gaat dan niet om het sturen op de gehele voorraad, maar vooral om het reserveren van bepaalde delen van de voorraad voor bepaalde groepen woningzoekenden. Ook ziet men graag regels voor urgentie opgenomen. • Rotterdam is een voorstander van actief beleid, zonder de corporaties daarmee ‘het leven zuur te maken’. Dus bij voorkeur een verordening met basisprincipes over de verdeling, waarbij corporaties ruimte in de uitvoering houden. We streven immers niet naar een onwerkbare verordening worden. Ook Rotterdam is een voorstander van het opnemen van een urgentiesysteem. • Barendrecht sluit hierbij aan en noemt nog eens nadrukkelijk het belang van een goed stelsel ter ondersteuning van de mantelzorgers. Aanvullend wijst men op het belang van goede afspraken over monitoring en evaluatie. • Vlaardingen kijkt toch iets kritischer: men hanteert als uitgangspunt alleen te willen sturen als echt sprake is van schaarste, bijv. bij de grote woningen. Juist ook vanwege de administratieve druk die met de huisvestingsvergunningen gemoeid is ook voor de woningzoekenden. In Vlaardingen zet men daarnaast veel gewicht op voorraadontwikkeling. • Spijkenisse ondersteunt de lijn van Vlaardingen en stelt vrijheid van vestiging voorop, dus hoe minder regelen hoe beter. In Spijkenisse wil men de corporaties het vertrouwen geven dat men het goed oppakt. Afronding/vervolg Koos Karssen vraagt ter afronding Leo Bartelse vanuit Maaskoepel om zijn reactie op het gesprek. De belangrijkste punten die hij noemt zijn: • Doelen en uitgangspunten van gemeenten en corporaties komen voor een groot deel overeen, bijv. huisvesting van lagere inkomens, doelmatig toewijzen qua inkomen met oog op betaalbaarheid. • Vruchteloos aanbieden blijft een aandachtspunt (pas na ca. 8 keer aanbieden wordt een huurder gevonden): inzet van diverse bemiddelingsmodellen is noodzakelijk om een snellere match te kunnen maken • Corporaties werken momenteel aan een spelregelnotitie waarin afspraken staan tussen corporaties onderling over hoe regiobreed uitvoering wordt gegeven aan de woonruimteverdeling/bemiddeling • Maaskoepel ziet de jaar- en kwartaalmonitoren graag doorgezet, maar wel in een nieuw jasje. Tot slot benadrukt het ambtelijk apparaat van de Stadsregio nog twee zaken: • Aandacht te houden voor de specifieke eisen die de Huisvestingswet stelt. • Aandacht te houden voor de volledige inhoud van de instrumentenkoffer die ter beschikking staat: naast woonruimteverdeling en nieuwbouw gaat het ook om huurprijsbeleid, marketing en woningverbetering/samenvoegen in de bestaande voorraad.
3 Verslag stuurgroep regionale verordening WRB – 25 augustus 2014
Portefeuillehoudersoverleg wonen vergadering 24 september 2014 agendapunt 04 maart 2010 Onderwerp: huisvesting EU-arbeidsmigranten Gevraagd: 1. kennisnemen van de vervolgaanpak van het vraagstuk; 2. instemmen met voorgestelde werkafspraken. Portefeuillehouder: Karssen Bijlage(n): de informatiebrief van het ministerie van Bzk dd. 1 juli 2014; het concept verslag van het bestuurlijk overleg van 2 december 2013; concept uitvoeringsagenda Programma Flexwonen arbeidsmigranten 2014/2015. Toelichting: Voor het reces is afgesproken om in dit overleg opnieuw te spreken over de situatie van arbeidsmigranten in de stadsregio Rotterdam. Om recht te doen aan de verschillen binnen de regio wordt al ruim een jaar gewerkt met een subregionale benadering. De bestuurlijke trekkers van de verschillende subregio’s hebben op 22 september jl. met elkaar gesproken over de vervolgaanpak van het vraagstuk. Hierover zal mondeling worden teruggekoppeld. Vanuit het ministerie van Bzk is mevrouw Van der Rijst, Projectleider Huisvesting EUarbeidsmigranten aanwezig. Op 26 november as. vindt het volgende overleg met de minister plaats over dit onderwerp. Als voorbereiding hierop worden een aantal werkafspraken gemaakt. Vanuit de drie subregio’s wordt de stand van zaken gepresenteerd en voorstellen gedaan hoe de samenwerking verder kan worden voortgezet.
AGP huisvest. EU-arbeidsmigranten
/ 147413 / wonen / HS / 15 September 2014
Pagina 1
> Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag
Deelnemers van het Bestuurlijk Overleg Huisvesting EUarbeidsmigranten
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directoraat-Generaal Wonen en Bouwen Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Nederland www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk
Datum
1 juli 2014
Betreft
Informatiebrief deelnemers huisvesting EU-arbeidsmigranten
Contactpersoon Prescillia van Noort T 06-11499645
[email protected] Kenmerk 2014-0000345852
Geachte deelnemers van het Bestuurlijk Overleg Huisvesting EUarbeidsmigranten,
Uw kenmerk
In het overleg dat wij op 2 december 2013 voerden, spraken we elkaar over de voortgang van de huisvesting van tijdelijke EU- arbeidsmigranten. U heeft in dat overleg een aantal concrete vragen gesteld en verzoeken ingediend. Om de beantwoording ervan niet tot het volgende overleg in november te laten wachten, informeer ik u in deze brief tussentijds over de volgende zaken: 1. Informeren betrokken partijen over regelgeving en vereenvoudiging van regels 2. Verkennen mogelijkheden aanpassen meetmoment arbeidsmigranten voor uitkering uit het gemeentefonds 3. Geringe investeringsbereidheid bij logies 4. Garantiestelling aantal bedden door werkgevers 5. Vereenvoudiging inkomenstoets voor huisvesting arbeidsmigranten 6. Mogelijkheid opnemen NEN-certificering bij het aanbestedingsbeleid van de overheid 7. Duidelijkheid over 20% inhouding op loon 8. Bekeuren en innen van boetes Poolse kentekens 1. Informeren betrokken partijen over regelgeving en vereenvoudiging van regels Dhr. De Beer (regio West-Brabant) vraagt aan BZK om ook in de komende periode partijen die bij de huisvesting van arbeidsmigranten betrokken zijn goed te informeren over trajecten rond regelgeving en vereenvoudiging van regels. Via het gemeentennetwerk, dat inmiddels 2 keer heeft plaatsgevonden, blijven de betrokken partijen goed geïnformeerd over lopende wetgevingstrajecten. Ook informeren de BZK medewerkers de regio’s doorlopend over voortgang op dit dossier. Bovendien ondersteunt het expertisecentrum via kennisdeling en informatie op de website www.flexwonenarbeidsmigranten.nl partijen op lokaal niveau.
Pagina 1 van 8
2. Verkennen mogelijkheden aanpassen meetmoment arbeidsmigranten voor uitkering uit het gemeentefonds Een vast meetmoment voor het bepalen van het aantal ingezetenen in een gemeente om de hoogte van het gemeentefonds vast te stellen is 1 januari. Volgens de heer De Beer komt de aanwezigheid van arbeidsmigranten in bijvoorbeeld de gemeenten van West- Brabant (waar het piekmoment met hoge aantallen arbeidsmigranten later in het jaar ligt) niet in deze meting tot uiting. Toegezegd is dit nader uit te zoeken en na te gaan of het meetmoment aangepast kan worden zodat arbeidsmigranten meegeteld worden. Het aantal arbeidsmigranten is geen afzonderlijke verdeelmaatstaf binnen het Gemeentefonds. Arbeidsmigranten tellen alleen mee in de verdeelmaatstaven van het Gemeentefonds als ze zijn ingeschreven in de GBA. Bij de verdeling van het Gemeentefonds wordt gebruik gemaakt van gegevens van het CBS. Het aanpassen van de peildatum raakt het proces van vaststelling van de gegevens door het CBS en is daarmee niet aan de beheerders van het Gemeentefonds. Daarnaast maakt het Gemeentefonds gebruik van circa 50 verdeelmaatstaven. Een uitzondering op één onderdeel/thema brengt het risico op willekeur met zich mee en draagt niet bij een ordelijke en transparante wijze van vaststelling van de uitkeringen uit het Gemeentefonds. BZK zal dan ook de peildatum hier niet op aanpassen.
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
3. Geringe investeringsbereidheid bij logies Dhr. Weverling (wethouder van Westland) benadrukt dat het onderscheid tussen wonen en logies een cruciale rol speelt bij de realisatie van huisvestingsprojecten. Bij de functie wonen zijn partijen vrijgesteld van BTW, bij logies niet. Dat maakt dat er bij veel initiatiefnemers een geringe investeringsbereidheid bestaat als het om logies gaat. Conform afspraak heeft de gemeente Westland een casus aangeleverd bij BZK. Op 12 juni is met juridische experts uitgebreid over diverse cases van gemeenten gesproken in het ambtelijke gemeentenetwerk. Daar is door experts geconcludeerd dat het onlogisch is om in de exploitatie voor huisvesting geen rekening te houden met BTW-heffingen Er zijn namelijk al veel logiesprojecten gerealiseerd waar dit onderdeel van was. BTW lijkt volgens experts geen probleem te zijn bij realisatie van huisvestingsprojecten. De gemeente is met het bestemmingsplan kaderstellend. In goed overleg tussen gemeente en initiatiefnemer moet vervolgens zorgvuldig bekeken worden welke intenties de initiatiefnemer heeft met het project, want ook de praktijk laat zien dat er verschil ontstaat tussen de functie volgens bestemmingsplan en het feitelijk gebruik. Verder heeft BZK toegezegd dat er in het najaar een “beslisboom” gemaakt wordt voor gemeenten zodat beter inzichtelijk wordt wanneer zij welke keuze (wonen of logies) kunnen maken en wat de consequenties daarvan zijn. 4. Garantiestelling aantal bedden door werkgevers Dhr. Croll (NBBU) geeft aan dat er een verschil is in de mate waarin werkgevers in staat zijn aan te geven hoeveel bedden er nu precies nodig zijn. Voor kleinere werkgevers is dit lastiger dan voor grotere. Het punt van garantiestelling aantal bedden door werkgevers komt terug in het volgende bestuurlijk verleg. Gemeenten en ook huisvesters willen graag zicht hebben op de te verwachten aantallen arbeidsmigranten die via de werkgever te werk gesteld worden in Pagina 2 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
desbetreffende gemeente. Op die manier kunnen gemeenten voorsorteren in hun beleidsvisies en bestemmingsplannen waar en hoeveel de benodigde huisvesting eventueel gerealiseerd kan worden. Garanties over de precieze aantallen te verwachten migranten zijn niet te geven, mede omdat dit afhankelijk is van de economische behoefte en lokale arbeidsmarktomstandigheden. Wel kunnen werkgeversorganisaties en brancheverenigingen via regionale arbeidsmarktverkenningen inzichtelijk maken welke trends er waarneembaar zijn (op de wat langere termijn.) Ik heb met in ieder geval de ABU, NBBU, VIA en LTO afgesproken dat zij deze cijfers ook in zetten voor dit dossier en deze meer bespreekbaar maken met gemeenten. Uiteindelijk zijn deze analyses en aantallen input voor het gesprek op lokaal niveau. Op basis van deze informatie kunnen gemeenten rekening houden met verschillende doelgroepen die een flexibele huisvestingsvraag hebben. Huisvestingsprojecten hebben hierdoor een meer kansrijk verdienmodel.
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
5. Vereenvoudiging inkomenstoets voor huisvesting arbeidsmigranten Zoals ik aan de Tweede Kamer1 heb gemeld, ben ik bereid de inkomenstoets voor arbeidsmigranten door corporaties in de tijdelijke staatssteunregeling voor woningcorporaties2 te vereenvoudigen. Dit naar aanleiding van de klachten die ik onder meer van Aedes en een aantal Haagse corporaties kreeg over de administratieve eisen rond de inkomenstoets. In eerder ambtelijk overleg dat deze partijen voerden, verzochten zij als alternatief het werken met een periodieke, achteraf door de werkgevers te verstrekken verantwoording te bezien. Naar aanleiding hiervan nodigde ik deze partijen uit om in overleg met de werkgeversorganisaties een voorstel te doen voor de vormgeving van een dergelijk alternatief. Daarbij gaf ik als uitdrukkelijke randvoorwaarde mee dat een alternatieve verantwoordingswijze wel voldoende zekerheid moet verschaffen over de toewijzing van de betreffende sociale huurwoningen. Dit in verband met de eventuele rechtsgevolgen voor corporaties bij het niet nakomen van de toewijzingseisen uit de tijdelijke regeling. De partijen hebben inmiddels hun ideeën voor een in hun ogen werkbaar alternatief aan het ministerie voorgelegd. Om corporaties gedurende het jaar mogelijkheden tot sturing bij de toewijzing te kunnen bieden, kiezen zij voor een verantwoording op kwartaalbasis via de werkgeverslijn. Hoewel hiermee de verantwoording niet (primair) langs de lijn van de corporaties zelf loopt, acht ik de beoogde werkwijze in beginsel werkbaar bij de woningtoewijzing aan arbeidsmigranten in het kader van de tijdelijke regeling. Over de uitvoerbaarheid (ook in verband met de accountantscontrole en handhaving) en juridische houdbaarheid (met name gelet op eventuele privacyaspecten) van de door partijen beoogde wijze van de bewijsvoering over de inkomenssituatie van betrokkenen wordt nog overlegd met de genoemde partijen. Ik ben van plan de vereenvoudigde werkwijze, mits ook door partijen haalbaar en werkbaar geacht, mee te nemen bij de herziening van het wettelijk kader voor woningcorporaties, de Herzieningswet en de novelle daarop. Op basis van deze wet en de daarbij uit te vaardigen Algemene Maatregel van Bestuur en aanvullende ministeriële regeling zal ook de inzet van staatssteun zoals geregeld in de tijdelijke regeling nader worden vastgelegd. Het streven is gericht op invoering van de wet per 1 januari 2015. 1 2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 29 407, nr. 188 Staatscourant, nr. 17515, 11 november 2010 Pagina 3 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
6. Mogelijkheid opnemen NEN-certificering bij het aanbestedingsbeleid van de overheid Dhr. Peeters (VIA) vroeg mij naar de mogelijkheid om de NEN-certificering als voorwaarde op te nemen bij het aanbestedingsbeleid van de overheid. Het betreft hier certificering op basis van de NEN-norm 4400, die als doel heeft het risico te beperken dat de onderneming geen tijdige, juiste en volledige afdracht van verschuldigde loonheffingen en omzetbelasting verzorgt en de onderneming gebruikmaakt van werknemers die niet gerechtigd zijn tot het verrichten van arbeid, van wie de identiteit niet is vastgesteld dan wel die een valse identiteit hebben aangenomen. Alle eisen van de NEN-norm 4400 (44001 voor Nederlandse bedrijven en 4400-2 voor buitenlandse bedrijven) komen voort uit nationale wetgeving. De gecertificeerde onderneming laat zich dus controleren op het naleven van wettelijke vereisten. Het certificaat ziet niet toe op het naleven van cao-bepalingen. De NEN-norm is nu niet opgenomen in de geldende Aanbestedingswet uit 2012. De norm zal bovendien vanwege de kabinetsvoornemens tot verminderde regeldruk niet worden toegevoegd aan deze wetgeving. Ik ben van mening dat er ook andere prikkels zijn om te zorgen dat gemeenten in zee gaan met bonafide partijen. Ten eerste verwijs ik naar de mogelijkheid personeel in te huren dat SNA gecertificeerd is. Ondernemingen met een SNA certificering zijn gecontroleerd op de NEN 4400. Gemeenten die personeel inhuren bij een SNA gecertificeerde uitzendonderneming zijn als inlener gevrijwaard van de ketenaansprakelijkheid. Ook hebben zij in dat geval sinds 1 juli 2012 volledige fiscale vrijwaring van de inlenersaansprakelijkheid en vrijwaring van de inlenersaansprakelijkheid voor de Wet minimumloon WML (sinds 2010). Het ministerie van SZW wil het huidige systeem van zelfregulering door middel van SNA verder versterken. Gemeenten kunnen ten tweede gebruik maken van het VNG model met algemene inkoopvoorwaarden voor leveringen en diensten, met richtlijnen voor integer gedrag voor gemeenten bij het inlenen van personeel. Ten derde is een uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid in het vooruitzicht gesteld. Deze uitbreiding geldt na invoering ook voor gemeenten, wanneer zij als opdrachtgever optreden. Met de invoering van de algemene ketenaansprakelijkheid voor loon wil het kabinet opdrachtgevers en aannemers aanpakken die weten of zouden moeten weten dat op basis van de overeengekomen prijs voor de opdracht of aanneemsom, de werknemers/uitzendkrachten niet het juiste loon kunnen ontvangen. De huidige ketenaansprakelijkheid is beperkt tot het wettelijke minimumloon. Het kabinet wil bereiken dat opdrachtgevers aansprakelijk kunnen worden gesteld voor betaling van het CAOloon (of het overeengekomen loon als er geen CAO is). Ook bij aanneming van werk kan de hoofdaannemer of bij opdrachtovereenkomst de opdrachtgever worden aangesproken op de loonbetaling aan betrokken werknemers. De werknemer of uitzendkracht krijgt de mogelijkheid om andere partijen (schakels) in de keten aan te spreken op betaling van het loon. Hiermee worden partijen in de keten hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van het cao-loon.
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
7. Duidelijkheid over 20% inhouding op loon Enkele bestuurders gaven aan dat meer duidelijkheid gewenst is over de 20% inhouding op loon voor huisvesting. Werkgevers hebben de mogelijkheid om 20% van het wettelijk minimum loon van hun werknemers in te houden voor Pagina 4 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
de huisvesting die zij verstrekken voor hun werknemers. Deze richtlijn van de Inspectie SZW is gebaseerd op Nibud scenario’s. De werkgever mag niet meer dan 20% inhouden op het loon, maar mag wel meer huur vragen zonder dat dit verrekend wordt via het loon. Dat laatste zorgt in de praktijk nog wel eens voor discussie: de 20% inhouding vergemakkelijkt de verhuur, maar is onvoldoende dekkend voor het rendabel verhuren van kamers/bedden etc. Daarnaast geeft het achteraf verrekenen van de extra huur bovenop de 20% inhouding administratieve druk voor de werkgever doordat hij met iedere werknemer aparte afspraken moet maken. De 20% richtlijn is onderdeel van de Wet op het Minimumloon (Wml). Zoals minister Asscher van SZW in zijn voortgangsrapportage aanpak schijnconstructies van 26 november jl.3 aan de Kamer heeft laten weten, gaat het kabinet de handhaafbaarheid van de Wml verbeteren door onderdelen van het handhavingsbeleid een wettelijke basis te geven en door helder te maken wat er wel en niet onder valt. Hiervoor past minister Asscher bepalingen in de wet aan, waardoor wettelijke normen duidelijker worden. Dit bevordert de naleefbaarheid en de handhaafbaarheid, waarmee onderbetaling wordt voorkomen. Gekeken wordt daarbij naar onkostenvergoedingen, ketenaansprakelijkheid bij de beloning en verrekeningen (zoals bijvoorbeeld de 20% inhouding voor huisvesting). De rechtbank in Den Haag oordeelde dat er geen wettelijke basis is voor het handhavingsbeleid Wml. Het ministerie van SZW gaat tegen dit oordeel in hoger beroep. De zaak dient 3 juli, de uitspraak hiervan wordt eind augustus verwacht.
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
8. Bekeuren en innen van boetes Poolse kentekens Dhr. Rolleman (Greenport Aalsmeer) vroeg aandacht voor het bekeuren van Poolse auto´s en het innen van de boetes. Zijn specifieke vraag is welke rol de Rijksoverheid hierbij kan spelen. Met betrekking tot parkeren zijn er twee soorten boetes, namelijk de naheffingsaanslag parkeerbelasting en boetes voor foutparkeren. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de naheffingsaanslag; deze wordt op basis van Gemeentelijke Parkeerverordeningen en Uitvoeringsbesluit door stadswachten opgelegd wanneer er geen of onvoldoende parkeergeld betaald is. De inning vindt plaats door de afdeling Gemeentebelastingen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) is verantwoordelijk voor boetes die worden opgelegd als iemand zijn voertuig fout geparkeerd heeft. Deze worden op basis van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv, ook wel Wet Mulder) door stadswachten en politie opgelegd. De inning vindt plaats door het CJIB te Leeuwarden. In de regelgeving is vastgelegd dat EU-lidstaten elkaars boetes en confiscatiebeslissingen wederzijds erkennen. Het knelpunt met betrekking tot het innen van boetes is dat wanneer de overtreder niet staande gehouden kan worden, deze vaak niet te traceren is door gebrek aan informatie over de kentekenhouders. De Rijksoverheid heeft aandacht voor dit knelpunt. Mogelijke oplossingsrichtingen die momenteel worden verkend zijn: 3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 17 050, nr. 447 Pagina 5 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
o
o
Gegevensuitwisseling vergemakkelijken Er zijn verschillende ontwikkelingen op het vlak van informatieuitwisseling met andere landen die mede betrekking kunnen hebben op buitenlands gekentekende voertuigen. Zo zal de uitwisseling van gegevens uit de nationale kentekenregisters tussen EU-lidstaten voor de afhandeling van verkeersovertredingen eenvoudiger worden met de implementatie van de Europese Richtlijn grensoverschrijdende handhaving (2011/82/EU). Boetes voor verkeersovertredingen op buitenlandse kentekens kunnen dan gemakkelijker worden geïnd. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de implementatie van deze richtlijn.
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
Inschrijving GBA Iemand die de intentie heeft langer dan vier maanden in Nederland te verblijven is verplicht zich in te schrijven bij de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Deze inschrijving houdt eveneens in dat, wanneer deze persoon in bezit is van een voertuig, het kenteken geregistreerd wordt en de eigenaar een Nederlands kenteken krijgt. Dit betekent ook dat onder andere seizoensarbeiders, die korter dan vier maanden in Nederland verblijven, niet verplicht zijn een Nederlands kenteken te plaatsen.
Naast de bovengenoemde rol die de Rijksoverheid speelt, zijn er diverse organisaties zoals de Dienst Wegverkeer (RDW), de gemeentelijke parkeerdienst, politie, Belastingdienst en verzekeringsmaatschappijen die met elkaar gegevens uitwisselen, om eigenaren van voertuigen te kunnen traceren. Ook zijn er particuliere bureaus die in opdracht van gemeenten kentekengegevens opvragen in het buitenland, aan het lokale equivalent van de RDW. Zij doen dat in het kader van de aan hen opgedragen invordering van belastingaanslagen. Tot slot Graag attendeer ik u ook op de volgende onderwerpen: Cijfers over aantallen geregistreerde arbeidsmigranten In 2012 heeft het CBS, in opdracht van het ministerie van BZK en het Expertisecentrum Flexwonen, de regionale spreiding van arbeidsmigranten uit Midden-, Oost- en Zuid-Europa in 2010 in kaart gebracht. Hieruit kan men zien hoeveel GBA en/of UWV geregistreerde arbeidsmigranten er per gemeente wonen en/of werken. Samen met de toolkits ‘Inschatting aantal EU-arbeidsmigranten’ en de ‘Handreiking opgave tijdelijke huisvesting EU arbeidsmigranten’ gaf de analyse handvatten voor inschatting van de huisvestingsopgave voor EUarbeidsmigranten. Er is vanuit de gemeenten positief gereageerd op de analyse en het gaf bruikbare informatie voor bestuurlijke afspraken in de negen regio’s van de Nationale Verklaring. Op verzoek van gemeenten heeft het ministerie van BZK een update van dit onderzoek laten maken met gegevens over 2012. Dit keer niet alleen voor de negen regio’s, maar voor alle gemeenten in heel Nederland. Ook de doelgroep is uitgebreid met personen van jonger dan 15 jaar en ouder dan 65 jaar. Tussen 2010 en 2012 zien we een stijging van het aantal geregistreerde EUmigranten in Nederland. Verklaringen voor de stijging kunnen zijn dat de doelgroep in deze analyse is uitgebreid, maar ook dat de registratiegraad onder migranten kan zijn verbeterd. Daarnaast past de stijging in aantallen in een trend
Pagina 6 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
die sinds de openstelling van de grenzen in ingezet en rond de jaren van de analyse op het toppunt waren. De analyse is gepubliceerd op de www.cbs.nl en www.flexwonenarbeidsmigranten.nl. Op de laatste website vindt u ook de eerder genoemde toolkits, die ook met deze update bruikbaar blijven. Handreiking ‘Handelingsperspectieven gemeenten om ongewenste gevolgen van vrij verkeer aan te pakken’ Bij mijn brief aan de Tweede Kamer van 27 februari 2014 is de handreiking ‘Handelingsperspectieven gemeenten om ongewenste gevolgen van vrij verkeer aan te pakken’4 verschenen. Deze is aan de leden van de Tweede Kamer, aan de wethouders van de gemeenten van de Nationale Verklaring en overige belanghebbenden gestuurd. U kunt de handreiking online vinden op www.rijksoverheid.nl en www.flexwonenarbeidsmigranten.nl. Update 2014 handreiking ‘Aanpak woonoverlast en verloedering’ De handreiking ‘Aanpak woonoverlast en verloedering’ biedt gemeenten en hun partners een praktische leidraad bij de aanpak van woonoverlast. De handreiking behandelt het wat en hoe van – met name bestuursrechtelijke – middelen om overlast mee te voorkomen en aan te pakken. Daarnaast staan in het tweede deel van de handreiking praktijkvoorbeelden, wetsteksten en checklisten. Deze praktische handreiking is onverminderd bruikbaar en actueel, maar sinds het verschijnen van de tweede druk zijn er enkele wijzigingen geweest in wet- en regelgeving. Deze wijzigingen bieden gemeenten en hun partners extra mogelijkheden om zich gezamenlijk in te zetten voor een schone, hele en veilige woonomgeving. In deze nieuwe brochure staan die wijzigingen en aanvullende mogelijkheden, plus een aantal praktijkvoorbeelden uit de jurisprudentie. U vindt de aanvulling op de handreiking online op www.flexwonenarbeidsmigranten.nl. Uitvoeringscongres huisvesting arbeidsmigranten Het Ministerie van BZK werkt samen met de partijen van de Nationale Verklaring aan een uitvoeringscongres. Dit congres voor bestuurders vindt plaats op 16 oktober in Den Haag. U ontvangt hier een uitnodiging voor. Ik hoop u daar te ontmoeten. Eerstvolgend Bestuurlijk Overleg Op 26 november van 10.30 tot 12.00 uur vindt het eerstvolgende Bestuurlijk Overleg Huisvesting EU-arbeidsmigranten plaats. U ontvangt hier een uitnodiging voor.
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
Ik ga ervan uit u met deze informatie voor nu voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend, De minister voor Wonen en Rijksdienst, namens deze,
Inge Vossenaar Directeur Woon- en Leefomgeving
4
Bijlage bij brief aan de Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 29 407, nr. 188 Pagina 7 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
Datum 1 juli 2014 Kenmerk 2014-0000345852
Pagina 8 van 8 pagina’s (inclusief voorblad)
- Concept -
Verslag Bestuurlijk Overleg Huisvesting voor tijdelijke EUarbeidsmigranten, d.d. 2 december 2013. Aanwezig: Minister Blok, L. Koning (BZK), A. van der Rijst (BZK, verslag), J. de Beer (regio West-Brabant), B. Emmens (namens Stadsgewest Haaglanden), W.N. Hazeu (bestuurslid Aedes), H. Karakus (wethouder Rotterdam), J.A. Karssen (bestuurslid VNG), T. Peeters (bestuurslid VIA), M. Norder (wethouder Den Haag), L. Peeters (regio Noord Limburg), A. Van Wijngaarden (CNV), F. Stienen (namens SRE), J. Nawijn (regio Noordkop), J. Versluijs (wethouder Vlaardingen), H.Th.J. Vulto (LTO bestuurder Sociaal-economisch beleid), S. Wagenaar (namens regio Noord Holland Noord), A. Weverling (wethouder Westland) en J. Wienen (namens Holland Rijnland), H. van der Kolk (FNV), J. van Dijk (gedeputeerde Gelderland), BJ. Croll (NBBU), P.H. Sleeking (wethouder Dordrecht), R. Rolleman (regio Greenport).
Samenvattende conclusies en afspraken
Uit overleggen komt naar voren dat gemeenten en regio’s enerzijds en de provincie anderzijds elkaar rond de huisvesting van EU-arbeidsmigranten weten te vinden wanneer dat nodig is. Het is niet nodig daarover centrale afspraken te maken. De uitvoeringsagenda wordt vastgesteld. BZK geeft duidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk is voor de 20% inhouding op het loon voor huisvesting: W&R of SZW? De minister geeft aan dat BZK, in het verlengde van eerdere bijdragen, al een bijdrage aan het Expertisecentrum Flexwonen heeft verstrekt. Hij onderstreept dat het van belang is dat ook alle andere partijen hun bijdrage leveren. Er wordt afgesproken dat er najaar 2014 een volgend BO plaats zal vinden.
1. Opening, mededelingen Op 12 december heeft de minister voor W&R een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer over de voortgang mbt huisvesting EU-arbeidsmigranten. Hij zal daar de uitkomsten van dit BO mondeling inbrengen. Dhr. Karakus (Rotterdam)wil graag het punt registratie toevoegen aan de agenda. Dhr. Peeters (VIA) wil graag het punt van 20% inhouding op het loon voor huisvesting door werkgevers toevoegen. 2. Verslag BO 3 juni 2013 Het conceptverslag is ambtelijk afgestemd met de regio’s en koepels en wordt nu bestuurlijk vastgesteld. 3. Stand van zaken in de 9 regio’s De regio’s geven in 3 minuten weer waar hun regio op dit moment staat. Daarna krijgen de partijen van de Nationale Verklaring (NV) gelegenheid om te reageren. West-Brabant: Dhr. De Beer geeft een toelichting: de regio heeft een verdeling vastgesteld en dat wordt nu doorvertaald naar de Colleges van de verschillende gemeenten. De regio blijft de huisvesting monitoren. Men streeft naar een integrale aanpak, inclusief de registratie (en gebruikt daarvoor de “Westlandse methode”). De handhaving trekt gelijktijdig op met de huisvestingsplannen zodat er ook alternatieven zijn. De heer de Beer vraagt wel naar een logisch meetmoment in de GBA irt de uitkering uit het gemeentefonds. Logisch is in zijn ogen een piekmoment dat er veel arbeidsmigranten aanwezig zijn. De minister zegt toe uit te zoeken hoe dit zit en of dit kan. Er vindt binnenkort een evaluatie van het gemeentefonds plaats dus dat zou een mooi moment zijn om dit in te brengen. De heer de Beer vraagt aan BZK om ook in de komende periode partijen goed te informeren over trajecten rond
regelgeving en vereenvoudiging van regels. Het gemeentenetwerk, de diverse handreikingen en ook de raadswijzers van de VNG zijn daar geëigende kanalen voor. Noord-Veluwe: Gedeputeerde Van Dijk bevestigt nogmaals dat de regio een andere is dan alle andere regio’s. Veel arbeidsmigranten wonen hier (en dan ook nog vooral op recreatieparken) maar werken elders. Deze huisvesting voldoet niet aan de hedendaagse eisen. Gemeenten zijn bezig met diverse handhavingsacties om zo campings en recreatieparken op te schonen. Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost want er zijn alternatieven nodig. Daarnaast streeft de regio naar het kiezen van 1 park waar vooral arbeidmigranten mogen wonen en dat vraagt om harde afspraken met een groot aantal partijen. Men denkt daarbij aan een ontheffing voor 10 jaar waarna het gebied wordt teruggegeven aan de natuur. Speerpunt voor de regio is het waarborgen van de kwaliteit en vitaliteit van de vakantieparken. Haaglanden:
Dhr. Emmens geeft aan dat de regio al eerder een verdeling van de afspraken gemaakt heeft en dit deze inmiddels ook bevestigd zijn door de verschillende Colleges. Het aanjaagteam blijft nog even aan, onder andere omdat er tot nu toe weinig initiatieven van de grond komen.
Westland:
Dhr. Weverling geeft aan dat de 20% inhouding voor huisvesting door werkgevers een dilemma vormt voor het realiseren van projecten. Verder blijft het aanjaagteam Haaglanden, dat tot nu toe succesvol geopereerd heeft, nog aan om ook in de komende periode partijen nog te kunnen aanjagen in de regio. Dhr. Weverling vraagt verder aandacht voor de invoering van de 7e tranche Crisis- en Herstelwet die lang op zich laat wachten en vraagt of de minister nog invloed kan uitoefenen. Tot slot speelt het onderscheid tussen wonen en logies een cruciale rol bij de realisatie van projecten. Bij de functie wonen zijn partijen vrijgesteld van BTW, bij logies niet. Dat maakt dat bij veel initiatiefnemers een geringe investeringsbereidheid bestaat als het om logies gaat. Afgesproken wordt dat Westland een casus aanlevert bij BZK om e.e.a. te verduidelijken. De Vereniging Huisvesters Arbeidsmigranten (VHA) bevestigt het beeld dat Westland schetst.
Stadsregio Rotterdam: Dhr. Karssen geeft aan dat er veel verschil zit tussen het tempo in de regio tussen noord en zuid. In Zuid gaan de processen lastiger. Dit speelt o.a. in VoornePutten. Komt nog bij dat de stadsregio’s gaan verdwijnen dus dat maakt de afstemming het voor dit dossier niet makkelijker. Dhr. Karakus meldt dat in de stad Rotterdam inmiddels 500 eenheden in gang zijn gezet. De inzet is 2000. De stad blijft de regio kritisch volgen. Dhr. Versluijs (Vlaardingen) merkt dat het politieke draagvlak begint af te brokkelen: er is geen draagvlak in de omliggende gemeenten, de Maaskoepel (corporaties) willen niet in regionaal verband meedoen. Dus dhr. Versluijs stelt het op prijs als de minister zijn aandacht blijft houden op deze regio. De minister vraagt of dit een klassieke stad-platteland tegenstelling is? Dhr. Karssen geeft aan dat dit in meerdere dossiers in de regio speelt. Noord-Holland noord: Dhr. Nawijn (Noordkop) deelt mee dat de gemeenteraden de regionale kadernota hebben vastgesteld met uitgangspunten waaraan de huisvesting moet voldoen. Er melden zich inmiddels ook initiatiefnemers. De rol van corporaties is nog wel een lastige. Maar de houding van de regio is positief. De minister dringt er wel op aan dat de regio de afspraken gaat vastleggen in een convenant. Dhr. Nawijn bevestigd dat er inmiddels uitzendbureaus bereid zijn om te tekenen. Greenport Aalsmeer: Dhr. Rolleman licht toe hoe de samenwerking tussen gemeenten, huisvesters en uitzendbureaus verloopt in de regio. Er zijn inmiddels 1200 bedden gerealiseerd; er is een vraag naar 1700. Veel plannen lopen vertraging op door
langdurige RO-procedures. De regio wil de registratie ook goed op gaan pakken middels de “Westlandse methode”. . Ook wil de regio het gesprek aangaan met de stadregio Amsterdam. Noord-Limburg: Dhr. Van Rooij deelt mee dat er inmiddels 1100 eenheden zijn gerealiseerd in de regio. Er zijn reeds 5000 eenheden aanwezig. In alle gemeenten ligt er nu een zgn. Short Stay beleid, waardoor initiatieven sneller van de grond kunnen komen. Ook de mid-stay zal nu verder uitgewerkt worden. De rol van corporaties is in de regio een lastige, vooral door onduidelijkheid omtrent de regelgeving. De minister geeft aan dat de corporaties al genoeg moeite hebben om de reguliere doelgroep te huisvesten. Dus dat het omtrent de short stay niet logisch is dat zij daar ook nog een rol vervullen. Voor de reguliere woningen en het langdurig verblijf gelden de reguliere kanalen en procedures. De short stay is vooral in lijn met de rol van de commerciële en particuliere partijen. Aedes bevestigt dat corporaties zich vooral moeten toeleggen op studio-achtige voorzieningen voor diverse woonurgenten. Er moet geen standaard product komen en het kan dus ook nooit concurreren met reguliere woonvormen. Dordrecht:
Dhr. Sleeking laat weten dat de gemeente de handhaving op orde heeft en dit juist ook in samenwerking met de corporaties doet. Hij vraagt zich af wat er gebeurt na 1/1//2014? Wat komt er na die tijd over ons heen? Volgt er een golf van gelukzoekers of valt het juist allemaal wel mee? Dit punt komt straks bij punt 6 nog aan de orde. De gemeente heeft inmiddels allerlei netwerken in wijken opgebouwd. Is er sprake van compensatie voor gedane zaken? En zijn er contacten bij BZK die kunnen helpen met de komst van nieuwe groepen? De minister geeft aan dat dergelijke informatie het beste via het gemeentenetwerk uitgewisseld kan worden. Een aantal gemeenten loopt nu eenmaal in de frontlinie, dus deel die ervaringen met elkaar.
Eindhoven:
Dhr. Stienen deelt mee dat de regio een convenant 2.0 heeft ondertekend. Maar geeft daarbij ook aan dat de praktijk weerbarstig is. Zo vindt ZLTO het scheiden van baan en bed te rigide. Mensen moet zelf kunnen kiezen waar ze willen wonen. Er zijn nu 30.000 arbeidsmigranten gehuisvest in de regio. Daarvan is de helft goed gehuisvest, 7500 gevallen vragen om aanpassingen en 7500 vormt de nieuwe opgave. In de regio is de rol van corporaties helder.
West-Friesland: Dhr. Wagenaar deelt mee dat de regio als 1 van de weinigen geen convenant heeft getekend maar heeft het proces omgedraaid: laat de werkgevers maar naar de gemeenten toekomen met initiatieven. De regio heeft inmiddels al wel een concept convenant en roept huisvesters en werkgevers op dit mede te ondertekenen. De regio heeft inmiddels al wel 2300 eenheden gelegaliseerd of gerealiseerd, van een opgave van 6000 dus het gaat nog helemaal zo slecht nog niet. Er is alleen veel discussie onder gemeenten over een verdeling van de opgave. Wat wel zorgelijk wordt, zijn de bezuinigingen bij gemeenten. Handhaving en huisvesting trekken samen op, maar als gemeenten de handhaving wegbezuinigen, ontstaat er een probleem. Biedt daar het gemeentenetwerk evt. een oplossing? Verder speelt “Nivea” (niet in mijn voor- en achtertuin) een grote rol bij het spaaklopen van projecten. Zeker met de komende gemeenteraadsverkiezingen in zicht is dat de politieke realiteit in West-Friesland. Holland Rijnland: Dhr. Wienen geeft aan dat het gevoel van urgentie lager wordt in de regio, waardoor resultaten minder zichtbaar zijn. Alle gemeenten hebben de bereidheid uitgesproken om het convenant in de komende periode te ondertekenen. Men gaat nu aan de slag om te zoeken naar concrete locaties. Tot slot merkt dhr. Wienen op dat bij sommige partijen in de regio het beeld bestaat dat door ondertekening van het convenant, illegaliteit getolereerd wordt. Uiteraard is het tegendeel waar.
FNV:
Dhr. Van der Kolk signaleert dat op zowel lokaal als landelijk nog diverse problemen liggen om opgepakt te worden. Hij ziet de rol van de FNV vooral in het vertalen van lokale problemen naar het landelijke.
NBBU:
Dhr. Croll geeft aan dat de sociale partners in de vleesverwerkende industrie, LTO en de uitzendbranche het SNF (Stichting normering Flexwonen) hebben opgericht. Inmiddels hebben zich 43 instanties aangemeld voor het register. De NBBU en de ABU hanteren het SNF keurmerk als lidmaatschapseis en zij vertegenwoordigen zo´n 1300 flexbedrijven. Dhr. Croll spreekt zijn waardering uit voor de betrokkenheid van VNG en BZK bij de oprichting van de stichting door bijv. deelname aan een raad van advies en de kwaliteitscommissie en hoopt dat ook individuele gemeenten positief staan tegenover dit keurmerk. Zeker ook gezien de opgave van 31.000 bedden zoals blijkt uit de laatste voortgangsbrief van de minister aan de Kamer. Zowel dhr. Karakus, Karssen als Norder vragen de werkgevers inzichtelijk te maken hoeveel bedden er nu precies nodig zijn? Partijen kunnen elkaar nu wel vinden in diverse overleggen, maar komt er ook iets van de haspel? Dhr. Croll geeft aan dat er een verschil is tussen grote en kleine werkgevers. Deze laatste kunnen dat moeilijker aangeven. Afgesproken wordt dat dit punt van `garantiestelling door werkgevers`terug komt op het volgende BO.
LTO:
Dhr. Vulto geeft aan dat leden bereidt zijn tot het geven van committent om te investeren. Neemt niet weg dat er nog RO-problemen her en der bestaan. NoordHolland noord is een goed voorbeeld, waar een aantal goede huisvestingsprojecten op het erf zijn gerealiseerd die dat committent laten zien. Vooraf garantie afgeven gaat de LTO sector te ver. Dhr. Karakus herkent dit niet voor zijn regio en vraagt dhr. Vulto dit zichtbaar te maken. Dat wordt bevestigd. De minister erkent dat de rol van koepels een lastige is in dit geval en trekt de vergelijking met de VNG en het opleggen van zaken naar individuele gemeenten wat ook niet kan. Daar staat tegenover dat de samenleving partijen wel een license to operate geeft: bij te veel overlast gaat het knellen. Om die reden is het van belang om daar waar mogelijk de behoefte (aantallen) inzichtelijk te maken.
Aedes:
Dhr. Hazeu vraagt met klem om een werkende oplossing van BZK als het gaat om de inkomenstoets voor corporaties bij de huisvesting van arbeidsmigranten. Verder constateert hij een betere bekendheid van de sector bij uitzendbureaus, werkgevers en ook arbeidsmigranten zelf. Tot slot wijst hij alle deelnemers nog op de publicatie die Aedes recent heeft uitgegeven met 10 praktijkvoorbeelden van goede huisvesting voor arbeidsmigranten.
VIA:
Dhr. Peeters vraagt naar de mogelijkheid om de NEN-certificering als voorwaarde op te nemen bij het aanbestedingsbeleid van de overheid. De minister geeft aan dat bij het rijksbeleid altijd sprake is van social returns en dat er alleen maar volgens wettelijke regels gewerkt kan worden. Ook heeft het MKB aangegeven niet nog meer regels te willen. De minister zegt toe na te gaan of de NEN-norm opgenomen is in de aanbestedingswetgeving. Zo ja, dan wordt dat gehandhaafd, zo nee, dan zal de norm ook niet toegevoegd worden.
De minister constateert dat de meeste regio’s forse vooruitgang hebben geboekt en wenst hen succes met de uitvoering van de gemaakte afspraken. 4. Rol provincies mbt huisvesting EU-arbeidsmigranten De minister geeft aan met de gedeputeerden van Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland en Zuid-Holland gesproken te hebben over hun rol en inzet bij dit dossier. Ook heeft hij die rol en inzet aan de orde gesteld bij de ‘Bestuurlijke Top EU-arbeidsmigranten’ op 9-9. Uit deze overleggen komt naar voren dat gemeenten en regio’s enerzijds en de provincie anderzijds elkaar rond dit thema weten te vinden wanneer dat nodig is. Het is niet nodig daarover centrale afspraken te maken.
5. Uitvoeringsagenda 2014 / 2015 Medewerkers van de regio’s en van de partijen van de NV hebben deze Uitvoeringsagenda opgesteld: de regio’s zijn verantwoordelijk voor de uitvoering, de partijen van de NV (waaronder BZK) houden de vinger aan de pols en dragen bij aan het oplossen van gesignaleerde knelpunten. De uitvoeringsagenda wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende aandachtspunten: Er moet duidelijkheid komen over de 20% inhouding op het loon voor huisvesting. Is de minister voor W&R daarvoor verantwoordelijk of de minister SZW? De minister geeft aan dat dit de verantwoordelijkheid is van de minSZW, maar zegt toe in een volgend BO met meer duidelijkheid te komen. Dhr. De Beer (West-Brabant) ziet graag het participatiecontract toegevoegd aan de uitvoeringsagenda. Brabant kent een aantal pilot gemeenten en wil graag de uitkomsten daarvan betrekken in dit dossier. BZK geeft aan dat er ambtelijk contact is met SZW over het participatiecontract maar dat dit buiten de verantwoordelijkheid van minister Blok valt en het daarom niet logisch is dit in de uitvoeringsagenda op te nemen. Verder vraagt de dhr. De Beer naar de bekostiging van het Expertisecentrum Flexwonen: is het echt nodig dat regio´s en gemeenten weer een bijdrage leveren? Voor West-Brabant gaat dit nl. lastig worden. Dhr. Stienen (SR Eindhoven) geeft aan graag te willen bijdragen en hoopt ook dat andere regio´s dit zullen doen. De minister geeft aan dat BZK, in het verlengde van eerdere bijdragen, al een bijdrage heeft verstrekt. Hij onderstreept dat het van belang is dat ook alle andere partijen hun bijdrage leveren. Dhr. Rolleman (Greenport Aalsmeer) vraag aandacht voor het bekeuren van Poolse auto´s en het innen van de boetes. Kan de rijksoverheid hier een rol bij spelen? BZK geeft aan hier ambtelijk op terug te komen. 6. Handelingsperspectieven gemeenten tav niet-zelfredzame migranten Een (nu nog) klein deel van de EU-burgers vindt geen werk, als men hier in Nederland aankomt. Zij handhaven zich hier door bijvoorbeeld te bedelen, een ‘daklozenkrant’ te verkopen of door een beroep te doen op dak- en thuislozenopvang enz. Dat heeft verschillende effecten: Mensen leiden duurzaam een zeer marginaal bestaan Omwonenden ervaren overlast van bedelaars, straatmuzikanten enz Door negatieve voorbeelden wordt het draagvlak voor vrij verkeer aangetast Op dit moment is de groep niet-zelfredzamen nog klein. Een werkgroep van BZK, SZW, V&J, Rotterdam en Den Haag brengt de verschillende overlevingsstrategieën van deze groep in beeld en inventariseert welke maatregelen gemeenten kunnen nemen om deze vormen van overleven tegen te gaan, wanneer zij dat beleidsmatig gewenst vinden. Begin 2014 wordt er een rapport met mogelijke handelingsperspectieven ter beschikking gesteld aan alle deelnemende regio’s en gemeenten. 7. Registratie (toegevoegd punt aan de agenda) Dhr. Karakus deelt zijn ongenoegen over het feit dat het Register Niet-Ingezetenen (RNI) niet ingevoerd is per december 2013, terwijl dit wel de afspraak was. De gemeente Rotterdam ziet graag dat er eerst een check plaatsvindt op het feitelijk opgegeven adres voordat een arbeidsmigrant een BSN-nr ontvangt. En niet omgekeerd zoals de wet voorschrijft, nl eerst een BSN en vervolgens checkt de gemeente het woonadres. Rotterdam zal daarom namens alle pilotgemeenten RNI een brief naar minister Plasterk sturen en hiervoor aandacht vragen. 8. Vervolgafspraken en sluiting Er wordt afgesproken dat er najaar 2014 een volgend BO plaats zal vinden. Er wordt gevraagd of het zinvol is om minister Plasterk voor dit overleg uit te nodigen gezien het belang van registratie voor dit dossier. De minister geeft aan dat het kabinet met 1 mond spreekt en is van mening dat brede overleggen niet altijd efficiënter zijn. Om die reden wordt besloten de samenstelling van dit overleg zo te laten.
-
De minister staat in het bijzonder stil bij het feit dat de dhr. Karssen (VNG) voor het laatst bij dit overleg aanwezig is vanwege zijn aankomende pensionering. Hij bedankt dhr. Karssen nadrukkelijk voor zijn positieve rol als ambassadeur namens de VNG op dit dossier.
De vergadering wordt gesloten en de minister dankt alle aanwezigen voor hun inbreng en aanwezigheid.
Concept d.d. 13 nov. 2013
Uitvoeringsagenda Programma Flexwonen arbeidsmigranten 2014/2015 Inleiding EU-arbeidsmigratie brengt Nederland economische voordelen, maar er zijn ook schaduwzijden. Rijk, gemeenten en maatschappelijke organisaties werken daarom sinds een aantal jaren samen om misstanden te voorkomen en aan te pakken. Hiertoe heeft minister Spies (BZK) behalve met gemeenten ook met koepelpartijen als VNG, Aedes, en sociale partners in de uitzendbranche, de vleesverwerkende industrie en de land- en tuinbouw sectoren op 28 maart 2012 een Nationale verklaring ondertekend waarmee het programma Flexwonen formeel van start is gegaan. Partijen van de nationale verklaring en 9 regio’s hebben binnen die aanpak de afgelopen 2 jaar gewerkt aan concrete afspraken over meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten. In deze afspraken is de analyse vastgelegd dat er in Nederland een tekort is van tenminste 31.000 passende plekken voor tijdelijke arbeidsmigranten. Om het proces van de afgelopen 2 jaar gezamenlijk te evalueren en (uitvoerings)afspraken te maken voor 2014 / 2015, zijn de regio’s en koepelpartijen middels een enquête bevraagd.
Resultaten enquête Vrijwel alle 9 regio’s geven aan extra inzet gepleegd te hebben: er zijn regiobijeenkomsten georganiseerd om gemeenten, werkgevers en huisvesters met elkaar in contact te brengen en afspraken te maken; er zijn aanjaagteams gevormd, er is beleid ontwikkeld, regelgeving is in kaart gebracht, etc. Naar verwachting zullen eind 2013 op 1 na alle regio’s een intentieverklaring, convenant of ambitie hebben vastgesteld met bestuurlijke afspraken over aantallen te realiseren huisvestingsplekken en bijbehorende fasering van de uitvoering. De meest betrokken koepels geven aan dat zij actief bezig zijn geweest met agendering en informatievoorziening op dit terrein. Er zijn handreikingen en toolkits gemaakt en er is een digitale community opgericht. Veel energie is gestoken in het onderling afstemmen van de inzet en de (mede)bekostiging van ondersteuning voor het programma Flexwonen. De onderlinge samenwerking wordt als steeds beter ervaren, zowel binnen de regio’s als met en tussen de koepelpartijen. Gelijktijdig wordt ook geconstateerd dat intensieve samenwerking in de toekomst hard nodig zal blijven, zeker nu de noodzaak voor huisvesting voor arbeidsmigranten steeds breder onderkend wordt. Tegelijkertijd is deze noodzaak nog niet voor elke partij helder; regionaal gezien kennen aanpalende gemeenten elkaars inzet soms niet, wat lastig is voor de samenwerking. Bij de koepelpartijen is onderling begrip voor de wederzijdse belangen gegroeid en worden steeds vaker gezamenlijke initiatieven ontwikkeld om de regio’s te stimuleren. Men verwacht in het algemeen geen probleem met het borgen van de afspraken, behalve daar waar de WGR-plusregio’s opgeheven worden. Daarbij zijn de partijen van de Nv unaniem van menig dat dit borgen de verantwoordelijkheid van de desbetreffende regio’s is. Zij willen zelf blijven zorgen voor blijvende agendering bij hun achterban. Mijlpalen zijn de oprichting van de Stichting Normering Flexwonen (SNF), en de Vereniging van Huisvesters Arbeidsmigranten (VHA). Uiteraard blijven er knelpunten in de wet- regelgeving: bijvoorbeeld voor corporaties (bijv. administratieve last in het kader van de inkomenstoets, beperkte investeringscapaciteit), maar ook voor werkgevers (rond investeringen, lokale regeldruk en belastingen). Hierover vindt nader overleg plaats. Aandachtspunt voor de toekomst is de huidige economische situatie waarin het lastiger wordt om investeerders te vinden die risico’s willen nemen om huisvestingsplekken te realiseren. De afstemming tussen werkgevers, investeerders en gemeenten blijft daarom van belang om vertrouwen en stabiliteit te borgen. Kennis over verschillende sluitende businesscases zou bovendien een sneeuwbaleffect teweeg kunnen brengen.
1
Aandacht voor een positieve beeldvorming over arbeidsmigranten blijft nodig. Verbreding van de aanpak met taal, onderwijs, steunpunten etc. wordt van harte toegejuicht. Regio’s en partijen willen blijven samenwerken waarbij het Rijk gevraagd wordt te blijven faciliteren, ook voor bovenregionale afspraken, en mede met het oog op knellende wet- en regelgeving rond bv (over)bewoning en uitbuiting. Het landelijk gemeentenetwerk om kennis en ervaring te kunnen blijven uitwisselen moet worden voortgezet. De website www.flexwonenarbeidsmigranten.nl wordt zeer gewaardeerd, vanwege de vele bruikbare informatie, actuele ontwikkelingen, relevante bijeenkomsten, netwerken en gegevens van lokale en regionale contactpersonen. Input van arbeidsmigranten zelf zou nog op de site kunnen worden opgenomen evenals meer praktijkvoorbeelden. Dit is ook de plaats voor een ‘spoorboekje’ voor nieuwe raadsleden!
Uitvoeringsagenda 2014/2015 Nu in de meeste regio’s overeenstemming is bereikt over een gezamenlijk perspectief op de opgave inclusief bijbehorende uitvoeringsafspraken, start vanaf 2014 de uitvoeringsfase. De uitvoering op lokaal en regionaal niveau staat daarbij voorop. Daarvoor zijn lokale en regionale partijen (gemeenten, werkgevers, huisvesters) verantwoordelijk. Daarnaast is er in deze uitvoeringsfase een aantal onderwerpen dat voor alle regio’s van belang is en waar regio’s en partijen van de Nationale Verklaring gezamenlijk aan oplossingen werken. Het betreft in iedergeval de volgende onderwerpen: Het volgen/monitoren van de uitvoering van de afspraken die op regionaal niveau tot stand zijn gekomen. De opening van de Nederlandse arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren per 1 januari 2014. De gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 en de mogelijke bestuurswisselingen. De blijvende ondersteuning door centrale partijen middels het Expertisecentrum Flexwonen Arbeidsmigranten (EFA) en het verspreiden van best-practise. De beeldvorming van (tijdelijke) EU-arbeidsmigranten op lokaal en regionaal niveau. De investeringsmogelijkheden, regelgeving en verdienmodellen die ontwikkeling van meer huisvesting mogelijk maken. Het verder stimuleren van professioneel en gespecialiseerd huisvestersschap ten einde een scheiding van wonen en werken te stimuleren, zeker daar waar het verblijf van een individuele arbeidsmigrant een minder tijdelijk karakter krijgt. Stimuleren van Bed-voor-bed afspraken en publiek-private samenwerking op lokaal niveau tussen gemeenten en ondernemers. Het toepassing van de norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten in meer marktsectoren. Het beter in beeld krijgen van de kwalitatieve en kwantitatieve vraag naar Flexwonen. De doorontwikkeling en verdere bekendmaking van resp. de norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten, het SNF-huisvestingscertificaat en de Stichting Normering Flexwonen (SNF). Daarnaast vraagt de uitvoeringsagenda de volgende specifieke inzet van partijen: -
Regio’s en gemeenten: streven, waar dat nog niet is gebeurd, naar het maken van concrete afspraken over aantallen huisvesting en geven vervolgens uitvoering aan deze afspraken. De publieke en private bestuurders in de regio zullen de regionale samenwerking blijven opzoeken en stimuleren. Ook blijven de regio’s/gemeenten actief de voortgang met elkaar en met de koepels delen. Daartoe zal de voortgang in ieder geval 2x per jaar in portefeuillehoudersoverleg worden besproken. Ambtelijk BZK en provincie zullen daarbij worden uitgenodigd.
-
VNG: arbeidsmigranten horen een reguliere doelgroep van het woonbeleid van gemeenten te zijn en dus een plek te krijgen binnen het volkshuisvestelijk beleidsinstrumentarium van woonvisie,
2
prestatieafspraken, huisvestingsverordening en bestemmingsplannen. De VNG blijft de huisvesting van arbeidsmigranten agenderen binnen haar activiteiten op het generieke beleidsterrein van het wonen. Het gaat hierbij om kennisdeling en kennisontwikkeling ( platforms, opleidingen, informatiepakketten, verzamelen van goede voorbeelden) voor verschillende doelgroepen: raadsleden, bestuurders en ambtenaren. Ook samenwerking tussen gemeenten staat hoog op de agenda van de VNG en biedt aanknopingspunten met het huisvesten van arbeidsmigranten. -
Aedes: binnen de huursector zijn steeds meer doelgroepen die vragen om flexibele woonvormen. Arbeidsmigranten maken daar ook onderdeel vanuit. Aedes integreert mede daarom het dossier huisvesting arbeidsmigranten in het Aedes dossier Flexwonen. Ook zal Aedes actief aan kennisdeling blijven doen.
-
Betrokken Sociale partners: werken verder aan het vormgeven van de Stichting Normering Flexwonen (SNF) en de opname van de normen in de CAO. Betrokken sociale partners wijzen er in dit stadium op dat draagvlak en ondersteuning onder (lokale) overheid en de markt van belang blijft. Voor een gelijk speelveld blijft daarom van belang dat het maatschappelijk middenveld en overheden de zelfregulering blijven ondersteunen. Omgekeerd zullen de sociale partners stimuleren dat hun leden actief het gesprek aangaan met gemeenten hierover. De ABU zal het SNF-certificaat per 1 augustus 2014 als lidmaatschapscriterium invoeren. Expertisecentrum Flexwonen voor arbeidsmigranten: het expertisecentrum blijft een ondersteunende rol in 2014 vervullen en zal een businessmodel als verdienmodel nader uitwerken. De partijen van de NV zullen benaderd worden om een financiële bijdrage te leveren; BZK heeft deze al toegezegd. BZK/Rijk: BZK blijft contactpersonen in de regio houden en zal via hen een vinger aan de pols houden over de voortgang in de regio’s. BZK zal de regio’s vragen de voortgang in ieder geval 2x per jaar in portefeuillehoudersoverleg te bespreken en daarvoor ambtelijk BZK en de provincie voor uit te nodigen. Verder informeert BZK de minister, de partijen van de Verklaring en Kamer (1x per jaar). Als de voortgang in een regio (erg) achterblijft, zal BZK met een of meer bestuurders van de NV het gesprek met desbetreffende regio aangaan. Als dat gesprek volgens de partijen van de NV en/of de regio niet tot bevredigende uitkomst leidt, dan vindt een overleg tussen de regio en de minister plaats. Tot slot zal BZK, waar nodig en mogelijk, knelpunten in wet- en regelgeving wegnemen. Planning Partijen blijven op ambtelijk en bestuurlijk niveau in 2014/2015 met elkaar samenwerken en overleggen. Er vindt minimaal eenmaal per jaar Bestuurlijk Overleg plaats, waarvan de eerste zal plaatsvinden najaar 2014 wanneer de (meeste) betrokken gemeenten hun bestuursoverdracht hebben afgerond. De ambtelijke overleggen (stuurgroep Flexwonen en het normenoverleg) vinden plaats als voorbereiding op het Bestuurlijk Overleg en worden verder gepland wanneer daar vanuit de inhoud behoefte aan is.
3
Portefeuillehoudersoverleg wonen vergadering 24 september 2014 agendapunt 05 maart 2010 Onderwerp: Woningbouwplanning Gevraagde beslissing: 1. kennisnemen van de actualiteiten rondom het woningbouwprogramma van de subregio’s. Portefeuillehouder: Karssen Toelichting: Ter vergadering zal een op dat moment actueel overzicht gegeven worden van het concept woningbouwprogramma van de subregio's. Tijdens de woonconferentie op 2 oktober 2014 wordt deze in de subregio-vergaderingen vastgesteld. Dit is nodig om de provinciale goedkeuring op de woonvisie "Dat spreken we af!" te verlengen; en dat leidt weer tot een voorrangsbehandeling voor woningbouwprojecten.
woningbouwplanning / 147414 / wonen / AS / 15 September 2014
Pagina 1