COMMISSIE “QUALITY & SAFETY” VERGADERING VAN 18 DECEMBER 2014 VERSLAG
AANWEZIG: mevrouwen F.AERTS, V.BALCAEN, S.BREUGELMANS, L.CAELEN, E.CARLIER, K.CLERBOUT, R.CNUTS, K.COBBAUT, I.DE KEERSMAECKER, V.DE TROYER, E.DE VOS, B.DROESBEKE, L.GEUENS, I.JANSSEN, L.JANSSEN, A.LEEMANS, E.MUSEEUW, A.NAERT, K.PENNEWAERT, M.ROGIERS, L.STAESSEN, K.VALTIN, K.VAN BRUSSEL, K.VAN CRAEN, S.VANDEBUERIE en N.VAN HOOF de heren L.BELMANS, J.DEJAEGER, E.DELPORTE, L.DE VISSCHERE, T.GEUENS, M.HASPESLAGH, J.HELLINGS, D.LOGIE, X.MORRET, P.VAN DAELE, S.VANDEPERRE, J.VANDERSMISSEN, J.VERHAEGHE en K.WILLE
* *
*
1. Goedkeuring van het verslag van de vorige vergadering Het verslag wordt goedgekeurd.
2. Best practice ‘Het Gerodent-project: Mondzorg op maat met mobiele apparatuur voor de geriatrische patiënt’ - Prof. dr. Luc De Visschere Om ook ouderen een goede mondverzorging te bieden, bezoeken mobiele tandartsen van het Gerodent-project sinds enkele jaren woonzorgcentra in Oost- en West-Vlaanderen. Dit is een nieuw zorgpad uitgaande van het Universitair Ziekenhuis Gent dat een groot succes kent én er heerst een overweldigende vraag vanuit de woonzorgcentra. Prof. dr. L. De Visschere, coördinator van het Gerodent-project, geeft een toelichting. Dit project werd daarenboven in 2013 winnaar van de prijs ‘Excellentie in ziekenhuismanagement’ uitgereikt door het Rode Kruis-Vlaanderen en het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap (CZV).
Toelichting best practice Prof. dr. De Visschere geeft aan dat dit project is gegroeid vanuit een aantal maatschappelijke uitdagingen. Naast de vergrijzing op zich worden wij steeds meer geconfronteerd met een vergrijzing binnen de vergrijzing. Mensen worden steeds ouder en worden op latere leeftijd veelvuldig geconfronteerd met comorbiditeit en polypharmacie, wat naast cognitieve beperkingen ook vaak gepaard gaat met een verminderde mobiliteit (wat het vervoer naar de tandarts bemoeilijkt).
Pagina 1 van 9
Ook de zorgafhankelijkheid neemt enorm toe waarbij de OESO tegen 2040 nog een belangrijke bijkomende toename voorspelt met factor 3,5. Oudere zorgvragers behouden langer hun natuurlijke dentitie die door alle interventies die in het verleden werden uitgevoerd, erg complex kan worden. Bovendien kan opgemerkt worden dat mondhygiëne vaak zwaar onvoldoende is en dat vooral voor de natuurlijke tanden. Doordat de mondzorgnood over het algemeen laag wordt ingeschat door de oudere zelf of zijn omgeving (terwijl die ontzettend groot is), is er zowel in ziekenhuizen, woonzorgcentra als thuiszorg vaak geen doorgedreven en gestructureerd mondzorgbeleid geëxpliciteerd. De combinatie van alle bovenstaande factoren leidt ertoe dat er vooral curatief (bij urgenties) wordt geïntervenieerd en het gebit van oudere zorgvragers vaak niet (voldoende) is verzorgd. Er hoeft nochtans geen twijfel te bestaan omtrent het belang van een goede mondhygiëne. Naast een impact op de kwaliteit van leven (kauwen, spraak, voorkomen, …) leidt een dagelijkse goede mondverzorging met periodisch nazicht (en zo nodig curatief ingrijpen) tot een betere algemene gezondheid. Bovendien bestaat er voldoende evidence die het belang van een goede mondgezondheid aantoont in relatie tot diabetes, longaandoeningen, cardiovasculaire aandoeningen en ondervoeding. Voor diabetes bestaat er zelfs een wederzijds verband. Aan het Gerodent-project werden een aantal doelstellingen gekoppeld. Naast het bieden van een aangepaste preventieve en curatieve mondzorg op maat van de oudere zorgvrager, wil men ook vooral de zorgverleners voldoende vorming en training geven om dagelijks een goede mondverzorging aan hun patiënten aan te bieden. Gerodent biedt ook opleiding en navorming aan tandartsen en wil ook een bijdrage leveren voor gericht wetenschappelijk onderzoek. In de toekomst kan Gerodent ook als stageplaats fungeren voor de nieuwe opleiding Bachelor in de mondzorg. Binnen Gerodent wordt gewerkt met een innovatief zorgmodel en zorgpad in een mondzorgnetwerk van 38 woonzorgcentra verspreid in Oost- en West-Vlaanderen. Als woonzorgcentra of thuiszorgdiensten beroep wensen te doen op dit project, wordt een eerste overleg gepland met een tandarts van het Gerodent-team. Na akkoord van de raad van bestuur en/of directie en het maken van een aantal afspraken (bijvoorbeeld op het moment dat het extern team ter plaatse komt, is er steeds een zorgverlener bij de patiënt aanwezig), wordt vooreerst de nodige vorming gegeven aan de directie, de zorgcoördinator, de hoofdverpleegkundigen en een projectleider. Vervolgens wordt de instelling doorgelicht om zo de sterke, maar ook de zwakke punten van het huidige mondzorgbeleid in kaart te brengen. Van daaruit wordt een mondzorgteam geïnstalleerd (2 voortrekkers per afdeling van 30 bewoners) dat bijkomend wordt opgeleid. Deze leden van het mondzorgteam brengen aan de hand van een ‘train-de-trainer’-principe hun collega’s zorgdragers de nodige kennis, vaardigheden en correcte attitude bij. Dit moet resulteren in het organisatiebreed implementeren van een aantal richtlijnen en protocollen. Het samenspel van die factoren moet ertoe leiden dat mondzorg wordt geïntegreerd in de dagelijkse zorg van de patiënt. Dit implementatieproces wordt ondersteund door een extern tandheelkundig team dat mee in het proces stapt en periodieke bezoeken plant waarbij preventieve en curatieve mondzorg op maat van iedere individuele zorgvrager wordt gegeven. Het Gerodent-project steunt op een aantal principes. Zo wordt de autonomie of het zelfbeschikkingsrecht van de zorgvrager steeds gerespecteerd, mondzorg wordt enkel verleend indien de patiënt daarmee instemt en indien de patiënt zelf vraagt om de zorg van de huistandarts over te nemen. Bij het voorstellen van een behandeling wordt uitgegaan van de eigen noden en verwachtingen van de patiënt.
Pagina 2 van 9
Gerodent ijvert heel duidelijk voor een totaal mondzorgaanbod gaande van een goede preventie (door poetsen, spoelen en controles) en curatieve behandelingen inclusief nazorg; steeds met als doel het comfort van de zorgvrager te optimaliseren. Daartoe is een continue vorming van de zorgverleners een essentieel gegeven. De meerwaarde van het project is uit een aantal aspecten af te leiden. Zo kan opgemerkt worden dat de vraag om in te stappen de huidige capaciteiten overstijgt. Maar vooral de feedback die door de zorgvragers, de zorgverleners, de woonzorgcentra en het team van Gerodent wordt gegeven, is één van de sterkte punten van dit zorgpad. Aspecten zoals toegankelijkheid, haalbaarheid, efficiëntie, innovatieve zorg en de multidisciplinaire patiëntgerichte benadering zijn maar enkele termen die veelvuldig worden aangehaald. Ook de resultaten spreken voor zich. Prof. dr. De Visschere geeft aan dat curatieve interventies voornamelijk nodig zijn bij nieuwe zorgvragers waarbij er in de periode vóór de opname in een woonzorgcentra een ongepaste of geen mondzorg werd gegeven. Door de gepaste maatregelen te nemen in samenspraak met de woonzorgcentra kan de financiële balans in evenwicht gehouden worden. De vaste kosten voor de woonzorgcentra blijven beperkt tot een bedrag van 1.500 € op jaarbasis, wat uitkomt op ongeveer 20 tot 30 € per bewoner per jaar. Consultaties gebeuren conform de RIZIV-conventietarieven (en worden gefactureerd volgens het principe ‘derde betaler’). De tandartsen van het team werken in loondienst van het Universitair Ziekenhuis. Hier is een onbaatzuchtige ingesteldheid nodig met een flinke portie empathie en geduld in ruil voor een aangename werksfeer, spontane en oprechte dankbaarheid van de bewoners, familie en staf van het woonzorgcentrum. Naar de toekomst toe hoopt prof. dr. De Visschere dat de maatschappelijke relevantie van dit project ook zal gevalideerd worden en een plaats kan krijgen in het RIZIV-aanbod. Hiertoe dienen beleidsmakers de moed te hebben na te denken over andere vormen van financiering zoals een vast forfait per bewoner. Dit zou het mogelijk maken om het project verder uit te breiden (ook naar andere zorgorganisaties inclusief de thuiszorg) en zo tegemoet te komen aan de steeds toenemende vraag. Gerodent wil het initiatief op zich nemen om in samenwerking met externe partners die zijn begaan met goede zorg, een expertisecentrum mondzorg voor kwetsbare ouderen op te richten. Dit centrum kan een complementaire meerwaarde bieden aan het globaal plan voor mondzorg voor personen met bijzondere noden dat in opdracht van het RIZIV werd ontwikkeld met een breed forum van meer dan 40 verschillende organisaties betrokken in de zorg onder de coördinatie van het Verbond der Vlaamse Tandartsen vzw. Dit plan voorziet het installeren van mondzorgnetwerken en coördinatiecellen waarin zowel dergelijke multidisciplinaire teams als ‘reguliere’ huistandartsen op een constructieve manier samen een mondzorgbeleid uitwerken. Ook internationaal kan het Gerodent-zorgpad op de nodige aandacht rekenen door het feit dat zowel het preventieve als het curatieve aspect samen vervat zitten in 1 project. Als mededeling geeft prof. dr. De Visschere aan dat in 2015 een symposium zal georganiseerd worden waarin de resultaten van ‘4 jaar Gerodent’ zullen gepresenteerd worden. Men hoopt ook om in de loop van 2015 een tweede team te kunnen opstarten met subsidie van de provincie WestVlaanderen, wat ertoe zou leiden dat ongeveer 1/5 van de woonzorgcentra van Oost- en WestVlaanderen deel kan uitmaken van dit mondzorgnetwerk. De relevantie van het project spreekt voor zich, want tenslotte is ‘een goed mondzorgplan een fundamenteel recht voor iedereen’. Nabespreking in de Commissie “Q & S” Na de presentatie van prof. dr. De Visschere zijn er heel wat lovende woorden voor zowel het innovatieve idee op zich als de daadwerkelijke uitwerking.
Pagina 3 van 9
Elementen die uit de reacties naar voren komen, zijn onder meer de maatschappelijke relevantie en de patiëntgerichtheid. Aanvullend worden nog een aantal vragen en bemerkingen geuit. Zo vraagt één van de leden of er geen gelijkaardige nood is bij personen verblijvend in een instelling voor mensen met een mentale handicap. Prof. dr. De Visschere geeft aan dat hij deze vraag al een aantal keren heeft gekregen. Het feit dat zij zich enkel richten op oudere zorgvragers is trouwens één van de redenen waarom zij geen financiering vanuit de Vlaamse overheid konden verwerven bij de opstart van dit project. Er wordt opgemerkt dat het mondzorgbeleid ook vaak problematisch is in ziekenhuizen. Prof. dr. De Visschere geeft aan dat sedert 2004 binnen het universitair ziekenhuis werd gewerkt aan standaarden voor mondzorg die ziekenhuisbreed worden gebruikt, onder andere op de afdeling Geriatrie en oncologie patiënten en een aantal andere. De rol van een ‘trekker’ is fundamenteel om zo het beleid vorm te geven en continu onder de aandacht te houden. Tot slot vraagt één van de leden of het aanwerven van gemotiveerde medewerkers geen bijkomend probleem vormt. Prof. dr. De Visschere geeft aan dat het inderdaad niet altijd makkelijk is om tandartsen warm te maken om in dit project te stappen omdat de inkomsten veelal heel wat lager zijn dan wat men in een privépraktijk kan verdienen. Dit vormt een uitdaging. Men merkt op dat het vooral tandartsen zijn die reeds een mooie carrière hebben uitgebouwd en intrinsiek zijn gemotiveerd om hieraan mee te werken en zich daarvoor ook deels vrijmaken. Ook de reguliere tandartsen vinden de huidige nomenclatuur als onvoldoende omdat mondzorg verlenen voor kwetsbare ouderen vaak veel meer tijd vergt. De verplaatsingsonkosten van de tandartsen worden niet vergoed. Prof. dr. De Visschere wordt nogmaals bedankt voor de duidelijke toelichting. De presentatie en het verslag van deze best practice zullen dan ook opgenomen worden op de website van ICURO.
3. Uitwisseling van originele ideeën om ‘de week van patiëntveiligheid’ onder de aandacht te brengen Het idee om geslaagde en gesmaakte initiatieven voor de week patiëntveiligheid met elkaar te delen, werd enthousiast onthaald bij de leden van de Commissie “Q & S”. 11 ziekenhuizen hebben een dia aangeleverd omtrent de genomen initiatieven. Wij brachten alle ideeën samen in één PowerPointpresentatie. Een aantal van deze ziekenhuizen kon helaas niet aanwezig zijn tijdens de vergadering. Daarom vernoemen wij hen in dit verslag, maar wordt er geen bijkomende toelichting gegeven. Sint-Jozefskliniek Bornem: Zoek De Mol De activiteit was er vooral op gericht om medewerkers te sensibiliseren in het melden van (bijna-) incidenten; een verwachting die niet enkel uit het federale contract naar voren komt, maar ook expliciet wordt gesteld in het kader van het Q-mentumprogramma. Elke dag werd een ‘mol’ gelanceerd om zo bij medewerkers meer affiniteit te creëren om (potentieel) gevaarlijke situaties op te sporen. Enkele voorbeelden zijn het aanbrengen van een foutief armbandje bij een patiënt, het laten rondslingeren van een briefingblad en een foutief voorschrift voor medicatie. Het idee heeft gewerkt mede dankzij de goede medewerking van de hoofdverpleegkundigen (voor het creëren van de gevaarlijke situatie). In totaal werden toch een honderdtal molsituaties gemeld; wat ten aanzien van het aantal gemelde incidenten op jaarbasis als een succes kan aanschouwd worden.
Pagina 4 van 9
Verder werd een ‘safety first’-magazine verspreid, werd er tijdens de briefings vorming gegeven over valpreventie en werd een invulformulier voor patiënten, bezoekers en huisartsen gelanceerd voor het melden van klachten en incidenten (conform de verwachtingen van de indicator ‘Informatie op de ziekenhuiswebsite’). UZ Gent: Quiz me Q met 10 vragen in verband met veiligheid, een fotowedstrijd en een charter kwaliteit en veiligheid met ambassadeur AZ Damiaan Oostende: Een glazen safety room Binnen het AZ Damiaan wenste men een initiatief op touw te zetten om aan te geven dat patiëntveiligheid geen exclusieve verantwoordelijkheid is van de artsen en de verpleegkundigen, maar alle professionals instaan voor de veiligheid van de zorg. In een glazen kamer die werd opgesteld aan de ingang van het ziekenhuis, werd een patiëntenkamer nagebouwd waarin meer dan 50 potentieel risicovolle situaties (ook gerelateerd aan het werkterrein van technische medewerkers, keukenpersoneel) te ontdekken vielen. Naast eigen werknemers werden ook studenten uitgenodigd om de kamer te bezoeken. Geïnteresseerde patiënten werden eveneens geïnformeerd; wat het mogelijk maakte om ook aan hen duidelijk te maken dat zij een impact hebben op de veiligheid van hun zorgproces. In de marge wordt vermeld dat de kosten voor deze kamer integraal werden vergoed door de verzekeringsmaatschappij die op die manier ook wou aanduiden welk belang zij aan veilige zorg schenken. AZ Herentals: Een patient safety room az Delta Roeselare: Focus op de internationale patiëntveiligheidsdoelen In een volle fusiebeweging is het vaak een uitdaging om het beleid van de verschillende instellingen op elkaar af te stemmen. Tijdens deze week werd de aandacht gelegd op de ‘patient safety goals’. Daartoe werden ziekenhuisbrede metingen opgezet voor het correct identificeren van patiënten en de mate waarin de handen van zorgverleners voldoen aan de basisvereisten voor een goede handhygiëne. Rond de andere safety goals, zijnde hoogrisicomedicatie, het gebruik van de checklist veilige heelkunde op het operatiekwartier en valpreventie werd een educatie gegeven. Tot slot werd een klapper ‘Patiëntveiligheid in pocketformaat’, de ‘Vergeet-me-nietjes’ geïntroduceerd; waar de belangrijkste aandachtspunten voor veilige zorg werden in onder gebracht. Sint-Jozefskliniek Izegem: Veilige zorg bij ouderen In 2014 viel de week patiëntveiligheid samen met de week van de oudere zorgvrager. Vanuit het ziekenhuis werd dan ook beslist om beide initiatieven te bundelen. Daartoe werden medewerkers gemotiveerd om een poster uit te werken met als centraal onderwerp ‘veilige zorg bij ouderen’. In totaal werden 4 posters ontwikkeld. Zo werd onder meer een poster uitgewerkt rond het thema valpreventie en medicatie bij ouderen. AZ Jan Portaels Vilvoorde: Betere patiëntenzorg door te luisteren naar je patiënt ZOL Genk: Quality Café - Verandering geeft zuurstof Heilig Hart Leuven: Placemats, een infostand, campagnes en een workshop om veiligheid in de kijker te plaatsen
Pagina 5 van 9
az groeninge Kortrijk: Notitieblok en bijsluiter in pillendoos Jessa Ziekenhuis Hasselt: Veilige zorg bij oudere zorgvragers Ook binnen het Jessa Ziekenhuis werden de week voor de oudere zorgvrager en de week patiëntveiligheid gecombineerd en werden flyers ontworpen en verspreid omtrent veilige zorg bij ouderen. Deze waren onder meer gericht op het belang van een goede handhygiëne, omgaan met delirium, het voorkomen van ondervoeding en vallen en het beleid voor fysieke beperkingen. Wij danken alle ziekenhuizen voor hun bereidheid om deze mooie initiatieven te delen met de leden van de Commissie “Q & S”.
4. Events najaar Ook in het najaar van 2014 werden een aantal congressen en informatiesessies georganiseerd zoals ‘VIP²: Making indicators work!’, ‘Infomoment Internistisch Zorgtraject’ en ‘FOD: Skilled4 improvement’. Wij horen graag de feedback van de leden van de Commissie “Q & S”. Wat de studiedag ‘VIP²: Making indicators work!’ betreft, zijn de reacties erg positief. De keynote spreker was erg inspirerend en met deze bijdrage kon het zuivere indicatorenverhaal wat verruimd worden. Aandachtspunten zijn de lange wachttijden voor de catering en de lokalisatie van de posters. In de marge wordt nog het volgende meegegeven: De bijdragen van Leslee Thompson, minister Vandeurzen en het Vlaams Patiëntenplatform zullen op korte termijn beschikbaar zijn op de website. De presentatie van minister Vandeurzen zal zodanig gemonteerd worden dat de beelden en de toelichting die daarbij worden gegeven, synchroon in beeld komen. Om ook intern management en professionals makkelijk te kunnen informeren en sensibiliseren omtrent de centrale website, heeft Vera een zevental dia’s samengesteld om een eerste inkijk te geven wat er in the pipeline zit. Om eenieder vroeg genoeg te betrekken, lijkt het aangewezen dit te presenteren op de diverse fora binnen het ziekenhuis. Uiteraard wordt de website op dit moment nog verder verfijnd, mede op basis van de input van de gebruikerstesten bij patiënten, huisartsen en ziekenhuizen. Het is belangrijk om deze boodschap duidelijk mee te geven op het moment dat de website wordt voorgesteld. Geïnteresseerde leden kunnen contact opnemen met Vera om de presentatie toegestuurd te krijgen. Omtrent het informatiemoment van Zorginspectie betreffende het internistisch zorgtraject wordt aangegeven dat de website erg goed is uitgebouwd en alle informatie bevat die nodig is om zich als ziekenhuis goed te kunnen voorbereiden op de inspectie. Door de volledigheid van de website, was er weinig extra informatie bij elkaar te sprokkelen op de studiedag zelf. Minpuntje was het namiddagprogramma, wat niet meer over de inspectie op zich handelde, maar een algemeen thema onder de aandacht bracht.
Pagina 6 van 9
In de marge wordt nog door een aantal ziekenhuizen aangegeven dat het implementeren van een EWS-beleid geen evidentie is. De algemene grenswaarden zijn vrij strikt bepaald, waardoor patiënten vrij snel (en naar het aanvoelen van de artsen overbodig) in ‘een gevarenzone’ worden ondergebracht. Dit leidt dan soms tot een ‘alarmmoeheid’. Toch is men anderzijds ook niet snel geneigd om die grenswaarden bij te stellen, om niet in te boeten op de kracht van het instrument op zich. Andere ziekenhuizen geven aan dat zij intern wel een policy hebben dat grenswaarden kunnen aangepast worden in functie van de patiënten(groep) waarvoor EWS wordt gebruikt.
5. VIP²: reglement over het beheer van de VIP²-website Dit reglement werd samen met de agenda voor de vergadering overgemaakt aan de leden. De krijtlijnen werden reeds een eerste maal gepresenteerd in het Sectoraal Bestuurscollege (algemene directies) en de vergadering van de hoofdartsen op 14 november 2014. De feedback vanuit deze groepen werd verwerkt in de huidige versie die ook reeds werd goedgekeurd door het Bureau en het bestuur van het indicatorenproject VIP². Op 21 januari 2015 zal dit ook voorgelegd worden aan de leden van het Indicatorenforum en na goedkeuring door alle partners ondertekend worden. Indien men bij het doornemen van dit document toch nog een aantal aandachtspunten wil meegeven, dan kunnen deze steeds overgemaakt worden aan Vera.
6. VIP²: enkele mededelingen Enkele mededelingen omtrent VIP²: Checklijst ‘veilige heelkunde’ Op basis van de input van de pilootziekenhuizen na de proefaudit (zomer 2014) werden in overleg met de ontwikkelingsgroep een aantal kleine wijzigingen doorgevoerd. Zo werd bepaald dat het gebruik van een checklist dient te gebeuren bij elke electieve (geplande) of urgente (nietgeplande) heelkundige (therapeutische) ingreep onder algemene of locoregionale anesthesie in een operatiezaal. Er is in de ontwikkelingsgroep een grote consensus om afwijkingen van de checklijst, onder de vorm van het schrappen van items, niet toe te laten. Daarom is de noemer van de indicator samengesteld uit het ‘totaal aantal geïncludeerde chirurgische ingrepen’ vermenigvuldigd met ‘het aantal te scoren items op de checklist (= 22)’. Het protocol wordt op dit moment gefinaliseerd en zal samen met het instrument in de loop van de maand januari online gezet worden. Conform het protocol wordt de precieze auditweek gekozen door het QID-Bestuur. Om de beschikbaarheid van dossiers te garanderen, zitten er minimum 14 dagen tussen de datum van bekendmaking en de te controleren week. De indicator ‘Volledigheid geneesmiddelenvoorschrift’ In navolging van de eerste externe meting werden de prelimaire resultaten samen met alle ontvangen feedback besproken in de laatste vergadering van de ontwikkelingsgroep. Uit de eerste resultaten blijkt dat de variabiliteit tussen de resultaten vooral kan verklaard worden in de items frequentie, sterkte, handtekening en dosis. Vooral voor dit laatste item werden er ook heel wat reacties ontvangen in verband met de verschillen in beoordeling. Niettegenstaande de impact al bij al eerder is beperkt indien het item wordt meegenomen of niet, wordt beslist om in de eerste terugkoppeling van de resultaten, dit niet mee te nemen. De verwachtingen en richtlijnen rond ‘dosis’ zullen explicieter gemaakt worden, zodoende dit te kunnen meenemen in de volgende meting.
Pagina 7 van 9
Ziekenhuizen zullen wel hun gegevens teruggekoppeld krijgen, maar in de beoordeling in welke mate een voorschriftlijn volledig is, zullen enkel de items (1) naam en voornaam van de patiënt, (2) geboortedatum van de patiënt, (3) naam van het geneesmiddel, (4) toedieningsvorm van het geneesmiddel, (5) sterkte van het geneesmiddel, (6) toedieningsfrequentie van het geneesmiddel, (7) naam en voornaam van de voorschrijvend arts, (8) handtekening of paraf van de voorschrijvend arts en (9) datum van het voorschrift worden meegenomen. Bovendien zal voorafgaand aan de volgende meetperiode een informatiemoment voor de auditoren georganiseerd worden. Hieromtrent zal initiatief genomen worden vanuit de VZA. Vanuit de leden van de Commissie “Q & S” zijn er toch bedenkingen omtrent de relevantie van deze indicatoren in geval wordt gewerkt met een elektronisch voorschrijfsysteem, omwille van een aantal redenen. Zo werd opgemerkt dat de resultaten van deze externe audit veel positiever uitvallen dan bij een interne meting, mede ook omdat enkel de voorschriften worden meegenomen die worden aangeboden aan het loket. Dit geeft een vertekend beeld. Daarenboven zijn de bepalingen omtrent ‘moment van validatie’ niet altijd even strikt genomen door de auditoren. Een aantal leden maken zich de bedenking of er geen afzonderlijk indicator moet komen voor elektronische voorschriften. Vera geeft aan dat deze feedback zal teruggekoppeld worden naar de VZA en de ontwikkelingsgroep met als doel de expertise van de ziekenhuisapothekers hierover te laten beoordelen. De leden zijn sterk vragende partij voor een recentere overzichtstabel waarop het moment voor het inleveren van data en terugkoppeling wordt vermeld. Op de website staat een versie van 22 september 2014 en deze is aan herziening toe. Vera zal dit opnemen met Dirk De Wachter. Eén van de leden merkt op dat zij, in geval er vragen zijn ten aanzien van een indicator, niet steeds weten wie men kan contacteren. Het Indicatorenforum is een grote groep om detaillistische vragen te stellen. Hieromtrent wordt aangegeven dat de voorzitter en/of de coördinator van de respectievelijke ontwikkelingsgroep steeds kunnen gecontacteerd worden. In geval van twijfel kan de vraag ook via ICURO doorgestuurd worden.
7. Varia a. Katleen Valtin, voorheen tewerkgesteld in het Sint-Mariaziekenhuis in Halle, start vanaf 5 januari 2015 als tweede Q & S stafmedewerker binnen ICURO. Wij wensen Katleen alle succes toe en kijken nu al uit naar een fijne samenwerking! b. Zorgwijzer Q & S december 2014: een bijkomend exemplaar kan aangevraagd worden bij Greta Van der Veurst. c. Beleidsplan 2015. Op basis van de feedback na de vorige vergadering werd het beleidsplan gefinaliseerd en goedgekeurd door de Raad van Bestuur. Wij beschouwen dit plan als een dynamische leidraad, wat ons toelaat om in de loop van het jaar vlot in te kunnen spelen op vragen vanuit de sector of nieuwe ontwikkelingen die op ons afkomen.
Pagina 8 van 9
d. Data-analist project ‘Kwaliteitsindicatoren in de GGZ’ Via een omzendbrief werd u geïnformeerd dat wij met behulp van een projectsubsidie van de Vlaamse overheid een halftijdse data-analist kunnen aanwerven om ondersteuning te bieden aan het indicatorenproject voor de GGZ. Geïnteresseerden vinden meer informatie op onze website.
Vera De Troyer Verslaggever
Johan Hellings Voorzitter
Pagina 9 van 9