Brussel, 18 december 2013 O/Ref: U/Ref:
Betreft: Derde asielaanvraag van de heer X, van Iraanse nationaliteit Geachte Heer Van den Bulck, Met huidig schrijven wil het BCHV u verzoeken de derde asielaanvraag van de heer X, met Iraanse nationaliteit in overweging te nemen in toepassing van artikel 57/6/2 van de Vreemdelingenwet. De heer X diende, samen met zijn minderjarig halfbroertje Y, een eerste asielaanvraag in op 24.12.2008. Op 30.08.2009 ontvingen zij een beslissing weigering van vluchtelingenstatus en weigering subsidiaire beschermingsstatus. Deze weigeringsbeslissing werd bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) in haar arrest dd. 08.01.2010. Op 10.10.2011 diende de heer X een tweede asielaanvraag in, welke niet in overweging werd genomen door DVZ op 13.01.2012. De heer X beschikt over een aantal nieuwe elementen die relevant zijn voor de concrete beoordeling ten gronde van zijn vervolgingsvrees of het risico op ernstige schade in geval van terugkeer naar Iran en welke nog niet aan het CGVS voorgelegd zijn. Het BCHV is van mening dat een nieuwe asielaanvraag voor een nieuw onderzoek ten gronde aan het CGVS overgemaakt dient te worden. Graag worden wij op de hoogte gehouden van uw beslissing Hoogachtend,
Juriste BCHV
1. De in overweginname van de nieuwe asielaanvraag
Behalve dit advies legt de heer X volgende nieuwe elementen voor; 1. Beslissing toekenning vluchtelingenstatus CGVS Y dd. 21.10.2013, minderjarig halfbroertje van de heer X. 2. Report request for information – UNHCR BO Ankara (via UNHCR Regional Representation for Western Europe) aan bureau Minteh, dd. 30.07.2012. In dit schrijven geeft UNHCR Turkije de verklaringen weer welke mevrouw Z, moeder van de heer X, heeft afgelegd in het kader van haar RSD Interview over haar twee zonen, Y en X. 3. Interview report Form UNHCR BO Ankara betreffende A, zus van de heer X, dd. 11.07.2012. A werd op 1 augustus 2012 erkend als vluchteling onder mandaat van UNHCR Turkije omwille van haar bekering tot het christendom. 4. Interview report Form UNHCR BO Ankara betreffende Z, moeder van heer X, dd. 11.07.2012. Z werd – samen met haar minderjarige dochter B - op 1 augustus 2012 erkend als vluchteling onder mandaat van UNHCR Turkije omwille van haar bekering tot het christendom. Het BCHV verzoekt dat deze nieuwe elementen ook in samenhang worden gelezen met het asieldossier van zijn halfbroertje, Y (° 07.09.1999) met Iraanse nationaliteit, welke recentelijk werd erkend als vluchteling door het CGVS. Het betreft onder meer de verklaringen die Y tijdens het gehoor aflegde op het CGVS dd. 15.10.2013 en de nieuwe stukken neergelegd tijdens de tweede asielaanvraag van Y. Overige reeds voorgelegde documenten : - Iraans identiteitsboekje - doopattest, afgeleverd door de Redeemed Christian Church of God - Familiefoto’s - Foto’s doopsel Het sinds 01.09.2013 in werking getreden gewijzigde artikel 51/8 van de Vreemdelingenwet stelt met betrekking tot het indienen van een meervoudige asielaanvraag: “Indien de vreemdeling een volgende asielaanvraag indient bij één van de door de Koning ter uitvoering van artikel 50, eerste lid, aangewezen overheden, neemt de minister of zijn gemachtigde een verklaring af van de asielzoeker met betrekking tot de nieuwe elementen die de kans aanzienlijk groter maken dat hij voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt, en de redenen waarom de asielzoeker deze elementen niet eerder kon aanbrengen.”1 (eigen vetzetting)
1
Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2013/08/22_1.pdf (hierna kortweg Vreemdelingenwet) 2
Art. 57/6/2 bepaalt dat; “Na ontvangst van het asielverzoek dat door de minister of diens gemachtigde werd overgezonden op grond van artikel 51/8, onderzoekt de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen bij voorrang of er nieuwe elementen aan de orde zijn, of door de asielzoeker zijn voorgelegd, die de kans aanzienlijk groter maken dat de asielzoeker voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt. Bij gebrek aan dergelijke elementen, neemt de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen het asielverzoek niet in overweging.” De bevoegdheid om een meervoudige of hernieuwde asielaanvraag, al dan niet in overweging te nemen, is een exclusieve bevoegdheid van het CGVS.2 1.1. Nieuwe elementen welke de kans aanzienlijk vergroten dat de asielzoeker in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus Aldus dient de heer X in de eerste plaats elementen aan te brengen welke de kans aanzienlijk vergroten dat hij in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus. De Commissaris-Generaal betrekt bij deze beoordeling alle nieuwe elementen of bevindingen die door de asielzoeker worden aangereikt evenals elk relevant gegeven waarover hij beschikt, ook al wordt dit niet door de asielzoeker zelf voorgelegd.3 Wat – bijvoorbeeld - verstaan kan worden onder “nieuwe elementen welke de kans aanzienlijk vergroten om in aanmerking te komen voor internationale beschermingsstatus”, werd onder meer verduidelijkt in de Memorie van Toelichting in het Wetsontwerp tot wijziging van de Vreemdelingenwet; “Zo wordt de kans dat een asielzoeker aanspraak kan maken op de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus bijvoorbeeld aanzienlijk vergroot wanneer de veiligheids- of mensenrechtensituatie in het land van herkomst van de asielzoeker dermate gewijzigd is dat er zich in voorliggend geval een nood aan internationale bescherming opdringt; wanneer de asielzoeker nieuwe elementen aanbrengt die afbreuk doen aan de essentie van een eerdere weigeringsbeslissing; of wanneer de asielzoeker pertinente, geloofwaardige nieuwe elementen aanreikt en tezelfdertijd aannemelijk maakt dat deze niet eerder konden worden aangebracht.”4
2
Zie ook Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St. Kamer 2012/2013, DOC 53 2555/004, p. 14:”Wat art. 9 betreft, benadrukt de staatssecretaris dat DVZ geenszins een waardeoordeel uitspreekt over de aanvraag. Het zal enkel het nieuwe element ontvangen en onverwijld doorsturen naar het CGVS. Enkel het CGVS zal het nieuwe element inhoudelijk beoordelen.” http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2555/53K2555004.pdf 3
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St. Kamer 2012/2013, DOC 53 2555/001, DOC 53 2556/001, p.23 http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2556/53K2556001.pdf , 4
Ibid, p.17 3
In casu brengt de heer X verschillende pertinente nieuwe documenten en informatie aan welke de kans aanzienlijk vergroten dat hij aanspraak kan maken op de vluchtelingenstatus. Het betreft namelijk de beslissingen waarbij elk van zijn familieleden – moeder, zus, halfzus en halfbroertje – erkend werden als vluchteling. Tevens brengt de heer X met de UNHCR interviewrapporten uit Turkije van zijn moeder en zus elementen aan welke zijn geloofwaardigheid kunnen herstellen. Immers, in de eerste asielprocedure van de heer X werden zijn verklaringen ongeloofwaardig bevonden. Zowel de moeder van de heer X als zijn zus A bevestigen nu de redenen van vertrek uit Iran – met name het geweld van de stiefvader en hun bekering tot het christendom . Bovendien blijkt uit deze interview report forms dat de eerder afgelegde verklaringen van de heer X voor het CGVS consistent zijn met deze van zijn moeder en zus.5 1.2. Redenen waarom de elementen niet eerder aangebracht konden worden Het gewijzigde art. 51/ 8 van de Vreemdelingenwet voorziet ook dat de asielzoeker in het kader van een meervoudige aanvraag niet alleen alle nieuwe elementen ter staving van zijn nieuwe aanvraag aanbrengt, maar ook dient aan te geven waarom de asielzoeker niet in de mogelijkheid was om die elementen eerder aan te brengen. In casu kon de heer X deze elementen niet eerder aanbrengen daar deze nieuwe gebeurtenissen, met name de toekenning van de vluchtelingenstatus aan zijn moeder, zus A en halfzus B onder mandaat UNHCR te Turkije, pas plaatsvonden na de afsluiting van zijn eerste en tweede asielprocedure. Ook de erkenningsbeslissing van zijn halfbroertje Y te België, vond plaats na de afsluiting van zijn voorgaande asielprocedures. Volledigheidshalve kan ook verwezen worden naar de Memorie van Toelichting welke terzake stelt dat een gebrekkige reden - waarom de elementen niet eerder werden aangebracht - niet per definitie zal leiden tot een niet-in overwegingname van de aanvraag.6
5
Volledigheidshalve kan dus gesteld worden dat de verklaringen van de heer X tijdens zijn eerste asielprocedure voor het CGVS werden afgelegd in “tempore non suspecte” daar hij deze aflegde toen zijn moeder en zussen zich nog steeds in Iran bevonden. 6
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St. Kamer 2012/2013, DOC 53 2555/001, DOC 53 2556/001, p.17 http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2556/53K2556001.pdf ,
4
Ook UNHCR stelde in haar commentaar op het wetsontwerp tot wijziging van de vreemdelingenwet terzake; “Selon le HCR, il ne devrait pas y avoir rejet de la demande d’asile au seul motif que les nouveaux faits et éléments de preuves auraient pu être produits plus tôt au cours de la précédente procédure ou au cours du recours. Un tel obstacle procédural pourrait conduire à une violation par les Etats Membres de leur obligation de non-refoulement et d’autres de leurs obligations dans des traités de droits de l’Homme. » (eigen vetzetting) 7 Concluderend legt de heer X in casu voldoende nieuwe elementen over welke de kans aanzienlijk groter maken dat hij in aanmerking komt voor internationale bescherming. Bovendien werd hoger uiteengezet waarom hij deze elementen niet eerder kon voorleggen. Het BCHV verzoekt om deze nieuwe elementen te onderzoeken, in samenhang met de eerder voorgelegde attesten welke niet in overweging werden genomen. Aldus is het BCHV van mening dat de voorwaarden van art. 57/6/2 vreemdelingenwet voldaan zijn en verzoekt bijgevolg het CGVS dan ook om de nieuwe asielaanvraag van de heer X in overweging te nemen. 2. Samenvatting asielrelaas8 2.1. Reeds gekende feiten De heer X is een 25 jarige jongeman, afkomstig uit Iran. Hij groeide op in Teheran samen met zijn vader, C, zijn moeder, Z en zijn zus, A. Na de dood van zijn vader in 1999 tengevolge van een ongeval, ging zijn moeder kort daarna een tijdelijk huwelijk aan met met D. Uit dit tijdelijk huwelijk werd de halfbroer van de heer X, Y, geboren. Echter, enkele maanden na de geboorte van zijn halfbroertje, liet de heer D, zijn familie in de steek. De heer X vertelt dat zijn stiefvader een goudwinkel had. Na het faillissement van deze winkel, vertrok zijn stiefvader zonder enig bericht achter te laten. Toen de heer X ongeveer 14 jaar oud was, hertrouwde zijn moeder met de heer E. Uit dit laatste huwelijk werd een dochtertje, B, geboren. Sinds de start van dit huwelijk, kende de heer X een slechte relatie met zijn stiefvader. Dit was voornamelijk te wijten aan het feit dat zijn stiefvader, een gebedsschrijver, een zeer religieuze man was die bovendien zeer gewelddadig was. Zo verklaarde de heer X dat zijn stiefvader hem verplichtte de gebedsdiensten bij te wonen in de moskee. Tevens zag zijn stiefvader erop toe dat alle kinderen zeer strikt dagelijks hun vijf gebeden zouden uitvoeren. Ook zijn zus A en zijn halfzusje B kregen het zwaar te verduren. Hun stiefvader 7
UN High Commissioner for Refugees, « Commentaires du Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relatifs aux : - projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers et la loi du 12 janvier 2007 sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories d'étrangers (ci-après « projet de loi monocaméral »), et - projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, et modifiant la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (ci-après « projet de loi bicaméral »). », 29 January 2013, available at: http://www.refworld.org/docid/5114befc2.html 8
Na interview van de heer X op het BCHV op 15.03.2013. Diezelfde dag werd tevens het minderjarig halfbroertje van de heer X, Y, gehoord in aanwezigheid van zijn voogd en pleegvader.
5
(respectievelijk vader) hield hun kledingstijl nauwlettend in het oog en zij dienden zich te bedekken. Verder werd hen niet toegestaan door hun stiefvader om een mannelijk persoon de hand te geven. A diende, volgens de strikte regels van haar stiefvader, steeds vergezeld te worden van een mannelijk persoon als zij zich naar school begaf. Bovendien werd de heer X regelmatig geslagen door zijn stiefvader wanneer deze regels niet strikt werden nageleefd. De heer X voegt eraan toe dat ook zijn halfbroertje Y alsook zijn zussen en moeder, regelmatig in de klappen deelden. Hun stiefvader beschouwde de heer X alsook zijn zus A en hun halfbroer Y als bastaardkinderen daar deze niet zijn biologische kinderen waren. Op een bepaald ogenblik verplichtte hij zijn echtgenote tevens om niet langer voor Y te zorgen daar deze niet zijn zoon was. Zo werd Y overgedragen aan de zorgen van een oudere vrouw gedurende enkele maanden. Van zodra de heer X de leeftijd van 15 jaar had bereikt, mocht hij ook niet langer schoollopen van zijn stiefvader. Hij droeg de heer X op om de kostwinner van het gezin te worden. Daarop besloot de heer X om alleen te gaan wonen en hij begon te werken als fotograaf in Teheran. Enkele maanden voor zijn vertrek uit Iran, eind 2007, maakte de heer X kennis met het christelijke geloof via een vriend, F. De heer X raakte ook aangetrokken tot het christelijke geloof na lezing van verschillende boeken– o.m. het boek “23 years, A study of the Prophetic Career of Muhammad”- en besloot zich aldus te bekeren.9 Echter, enkele maanden na zijn bekering, ontdekte zijn stiefvader – naar aanleiding van aanhoudende discussies tussen hen beiden omtrent het geloof – dat de heer X niet langer het islamgeloof aanhing. De stiefvader van de heer X dreigde er meermaals toe aangifte te doen van zijn bekering bij de Iraanse autoriteiten. Daarenboven vreesde de heer X ook de broer van zijn stiefvader, “G”, een hooggeplaatste en zeer invloedrijke geestelijke. Tengevolge zijn bekering, escaleerden de ruzies tussen de heer X en zijn stiefvader waarbij de heer X meermaals slagen van zijn stiefvader diende te incasseren. De heer X vreesde dat zijn stiefvader hem zou “verklikken” bij de Iraanse autoriteiten omwille van zijn christelijke geloofsbelijdenis en hij hierdoor een gevangenisstraf of doodsstraf zou moeten ondergaan. Omwille van zijn bekering tot het christendom en teneinde het gewelddadig gedrag van zijn stiefvader te ontlopen, besliste hij Iran te verlaten. Hij nam ook zijn jonger halfbroertje, Y, mee daar hij vreesde dat hem eenzelfde lot te wachten stond gelet op de gewelddaden van zijn stiefvader. In 2008 verliet de heer X, samen met Y, Iran. Zij reisden samen met de bus naar Orumiyeh vanwaar zij trachtten de grens te voet over te steken. Echter, aan de grens werden zij tegengehouden, men verdacht de heer X ervan dat hij Y ontvoerd had, gelet op hun verschillende familienaam. Hierop werden zij opgepakt door de grenspolitie, het pas was na een tussenkomst van hun moeder, dat zij beiden opnieuw vrijkwamen. De heer X zette vervolgens zijn vlucht verder naar Turkije, samen met zijn halfbroertje Y. Vandaaruit reisden ze verder naar Griekenland waar ze nog enkele maanden in het huis van hun smokkelaar verbleven. Op 24 december 2008 kwamen zij beiden aan in België, waarop zij hier asiel aanvroegen. Na aankomst in België, sloot de heer X samen met zijn halfbroertje Y, zich aan bij een Protestantse Kerkgemeenschap – Redeemed Christian Church of God – te Antwerpen waar zij ook gedoopt werden.
9
Dit boek van Ali Dashti dat kritiek uit op de Islam, werd verboden in Iran.
6
2.1.Feiten welke nog niet gekend zijn bij de asielinstanties Sinds 2011 heeft de heer X elke geloofsovertuiging afgezworen en is hij vrijzinnig.10 De heer X woont sinds geruime tijd samen met zijn Belgische vriendin (Iraanse origine) mevrouw H te Luik. Tweewekelijks brengt zijn halfbroertje Y het weekend bij hen door. De moeder van de heer X, mevrouw Z, ontvluchtte Iran in 2011, samen met haar twee dochters A (meerderjarig) en B (minderjarig), naar Turkije. Daar aangekomen heeft de familie een asielaanvraag ingediend. De moeder van de heer X verklaarde dat zij Iran had verlaten naar aanleiding van de aanhoudende dreigementen, overspel en mishandelingen van haar ex-echtgenoot, de stiefvader van de heer X en Y.11 De moeder van de heer X en Y verduidelijkte dat zij in 2009 scheidde van hun stiefvader. Na haar echtscheiding reisde zij naar Dubai waar zij en haar dochter A zich bekeerden tot het christendom. Echter, na haar terugkeer in Iran, werd zij aanhoudend bedreigd door haar exechtgenoot. Nadat hij vernomen had dat zij zich bekeerd hadden tot het christendom, dreigde hij om dochter A te kidnappen, bijtend zuur over haar te storten en om dochter B te verkopen aan Afghanen. A werd tot twee maal toe benaderd door een persoon welke trachtte haar te kidnappen. Na deze pogingen tot kidnapping, was de mentale toestand van A zo slecht dat zij niet langer school kan lopen.12 Bovendien werd het kantoor van mevrouw Z verscheidene malen bezocht door een Ettela’at agent die dreigde dat zij omwille van haar bekering zelfs niet berecht zou worden maar zou vermoord worden. Nadat Mevrouw Z ook nog een dreigtelefoon had ontvangen, besloot zij haar kantoor te sluiten. Gelet op de aanhoudende bedreigingen, besloot mevrouw Z het land te verlaten, samen met haar dochters A en B. Op 1 augustus 2012 werden mevrouw Z en haar twee dochters A en B erkend als vluchteling onder UNHCR mandaat te Ankara - Turkijk. De heer X heeft af en toe telefonisch contact met zijn moeder, zus en halfzus via skype welke nog steeds in Turkije verblijven. Hij heeft tevens vernomen dat zijn moeder alsook zijn zus en halfzus aanvaard werden voor resettlement naar de VS. De heer X vreest nog steeds een terugkeer naar Iran omwille van zijn vroegere bekering tot het christendom. Hij meent dat hij niet kan terugkeren naar Iran daar de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn (vroegere) bekering tot het christendom. Daarenboven vreest hij represailles van zijn stiefvader. Tenslotte vreest de heer X vervolging daar hij nu het islamgeloof afvallig is geworden. 3. Vrees voor vervolging op grond van geloofsovertuiging
De heer X vreest bij een terugkeer naar Iran te worden vervolgd door de autoriteiten omwille van zijn vroegere bekering tot het christendom, alsook omwille van het feit dat hij nu elke geloofsovertuiging afvallig is geworden. Verschillende objectieve bronnen bevestigen, zoals hierna 10
De heer X verklaarde tijdens het BCHV interview dat hij “ het geloof niet nodig heeft om goed van kwaad te onderscheiden.” Tevens voegde hij eraan toe dat hij ook binnen het christendom zeer strikte geboden en fanatici ontdekte waardoor hij niet langer het verschil met de islam zag. 11
Zie Interview Report Form Z – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p. 9 ev.
Zie Interview Report Form A – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p. 7 ev. 12
Zie Interview Report Form A – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p.4-5
7
weergegeven, het risico op vervolging ingeval van terugkeer naar Iran voor personen die zich tot het christendom bekeerden alsook voor geloofsafvalligen. Het BCHV verzoekt de asielinstanties bij de beoordeling ook rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker, zoals omschreven in Art. 48/5. § 3 Vreemdelingenwet. […] “Er wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in het land en met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker op het tijdstip waarop een beslissing inzake het verzoek wordt genomen.” Ook in haar recente studie “Beyond Proof – Credibility Assessments in EU Asylum Systems”, stelt UNHCR dat de individuele als contextuele omstandigheden in overweging genomen dienen te worden bij het onderzoek van elke asielaanvraag; “Interviewers and decision-makers need to keep in mind and take into account the individual and contextual circumstances of the applicant in all aspects of the examination of the application, including throughout the credibility assessment. Indeed, this constitutes a legal requirement (…) To take into account the applicant’s individual and contextual circumstances, the decision-maker needs to cross geographical, cultural, socio-economic, gender, educational, and religious barriers, as well as take account of different individual experiences, temperaments and attitudes.”13 3.1. Vrees voor vervolging op grond van vroegere bekering tot het christendom De heer X verklaarde tijdens zijn eerste asielprocedure dat hij zich in 2008 in Iran tot het christendom bekeerde. Tijdens de eerste asielprocedure werd geoordeeld dat de problemen die de heer X gekend zou hebben in Iran, louter van familiale aard zijn en geen verband houden met één van de gronden van de Conventie van Genève. Uit het gehoorverslag van het CGVS blijkt evenwel dat de heer X duidelijk heeft aangegeven dat de problemen met zijn stiefvader tevens veroorzaakt werden door zijn bekering tot het christendom. Zo verklaarde de heer X (gehoorverslag CGVS 18.05.2009, p 9/28) op de vraag of er nog andere redenen of problemen waren in Iran: “Ik was christen geworden en had een christelijke vriend en dat was nog moeilijker om te doen wat stiefvader vroeg. Ik kon niet meer bidden en zo.” Verder verklaarde hij ook zijn stiefvader te vrezen bij een terugkeer naar Iran indien deze laatste te weten zou komen dat hij predikt in België, “dan zou het gedaan zijn met ons.” (gehoorverslag CGVS 18/05/2009, p.11/28). Aldus heeft de heer X duidelijk aangegeven dat vervolging vreest omwille van zijn geloofsovertuiging, m.n. bekering tot het christendom. Ook uit de interview report forms (UNHCR BO Ankara) van zijn moeder en zus blijkt dat zij beiden ernstige bedreigingen hebben ontvangen van de stiefvader van de heer X nadat zij zich hadden bekeerd tot het christendom in Dubai in 2009. Zo zou de stiefvader reeds tijdens de echtscheidingsprocedure hebben aangehaald dat zijn stiefzonen onrein waren omwille van hun
13
UNHCR, “Beyond Proof – Credibility Assessments in EU Asylum Systems”, Mei 2013, p. 56 beschikbaar via http://www.unhcr.org/51a8a08a9.html
8
bekering tot het christendom.14 Na hun bekering tot het christendom, kwam een Ettela’at agent meermaals op bezoek naar het kantoor van mevrouw Z en uitte hij bedreigingen; “He said I divorced from E. but there were much powerful persons. He knew that I converted from Islam and he said that I should not think that I should be trailed. These days, they were just killing people.”15 Aldus besloot mevrouw Z haar kantoor te sluiten en het land te verlaten. Uit bovenstaande verklaringen blijkt dat aldus ook de moeder van de heer X en zijn beide zussen het land verlieten omwille van hun bekering tot het christendom en de bedreigingen die aan hun adres werden geuit tengevolge van hun bekering. Tenslotte bevestigt ook het Request for information report van UNHCR Turkije aan dienst Minteh dat de heer X Iran verlaten heeft omwille van problemen tengevolge zijn bekering; “The applicant explained that her son, X, was a Christian convert and after his conversion was exposed to his stepfather, he faced mistreatment with his step-father and since he got scared of him, he decided to leave Iran.” De heer X vreest bij een terugkeer naar Iran dat ook hij, net zoals zijn moeder en zussen, hij vervolgd zal worden door de Ettela’at. Het gegeven dat ook zijn overige familieleden reeds vervolgd werden op grond van hun bekering, is reeds een ernstige aanwijzing dat zijn vrees gegrond is.16 Tenslotte kan ook niet voorbij gegaan worden aan het feit dat de heer 17 Verschillende objectieve bronnen bevestigen dat personen welke zich bekeren tot het christendom in Iran, vervolging riskeren; “With regard to risks to converted Christians, an Iranian leader of a home church network stated that Muslim converts to Christianity are continuously facing threats in Iran. The first threat is that stemming from Sharia law. According to the law, a Muslim found guilty of conversion from Islam will
14
Zie Interview Report Form Z – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p. 12
15
Zie Interview Report Form Z – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p. 15 en p. 10
16
What, for example, happened to the claimant’s friends and relatives, other members of the same religious group, that is to say to other similarly situated individuals, may well show that his [or her] fear that sooner or later he [or she] also will become a victim of persecution is well-founded” in UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), “Guidelines on International Protection No. 6: Religion-Based Refugee Claims under Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 28 April 2004, HCR/GIP/04/06, § 16 available at: http://www.refworld.org/docid/4090f9794.html 17
Art 48/7 Vreemdelingenwet houdt aldus een omkering van bewijslast in; “ Het feit dat een asielzoeker in het verleden reeds werd vervolgd, of reeds ernstige schade heeft ondergaan, of reeds rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of met dergelijke schade, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.”
9
be subject to capital punishment. The second threat arises from the family which may reject you because of your faith or give you up to the authorities.”18 “There were reports of abuses of religious freedom, including imprisonment and detention. The government severely restricted religious freedom. Reports of government imprisonment, harassment, intimidation, and discrimination based on religious beliefs continued. (…)The authorities reportedly arrested several hundred Christians, including members of evangelical groups. The status of many of these cases was not known at year's end. Authorities released some Christians almost immediately, but held others in secret locations without access to attorneys. Authorities also arrested several members of "protected" Christian groups such as Armenian Apostolics and Assyrians. Prison authorities reportedly withheld proper medical care from such prisoners, according to human rights groups.”19 Daarenboven dient benadrukt te worden dat de heer X geen bescherming kan inroepen van de Iraanse autoriteiten. De heer X heeft meermaals benadrukt tijdens het CGVS gehoor dat zijn stiefvader een zeer invloedrijk persoon is die een morele autoriteit genoot als gebedsschrijver. Tevens behoort de broer van zijn stiefvader (oom), G, tot de invloedrijke clerus in Iran.20 Om deze reden verklaarde hij de bescherming van de Iraanse autoriteiten niet te kunnen inroepen. Deze verklaringen zijn in overeenstemming met deze van zijn moeder, mevrouw Z en zijn zus A, welke ook wezen op de macht van de broer van de stiefvader; “My son arranged it (departure) himself through some of his friends because my husband, E, threatened him a lot because of his conversion. He told my son that as his brother was a high rank clergy, teaching theology in Tehran and Qom and a friend of Khameni’s son, they could destroy my son.”21 Verder verkaarde zij met betrekking tot haar echtscheiding: “As he had a record because of dishonoring girls, they had complained against him and he had record related to his relationship with that married woman. He was arrested many times but each time, his clergy brother would go and have him released.” Concluderend kan dan ook gesteld worden dat ingeval van terugkeer naar Iran, het redelijk waarschijnlijk is dat de heer X, net zoals zijn moeder, tevens benaderd zal worden door de Ettela’at. Om die reden is het BCHV van oordeel dat bescherming door de Iraanse autoriteiten in casu niet mogelijk is.
18
Landinfo - Country of Origin Information Centre,” Iran: On Conversion to Christianity, Issues concerning Kurds and Post-2009 Election Protestors as well as Legal Issues and Exit Procedures”, February 2013, p. 24, available at: http://www.refworld.org/docid/519c99d14.html 19
United States Department of State, “2012 Report on International Religious Freedom – Iran”, 20 May 2013, available at: http://www.refworld.org/docid/519dd4bc18.html 20
Zie verzoekschrift RVV X, dd. 01.10.2009, p. 5
21
Zie Interview Report Form Z – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p. 6
Zie ook interview Report Form A – UNHCR BO Ankara, dd. 11.07.2012, p. 7: “His brother was a clergy and had a university degree in theology. He was teaching in the theology centre in Qom and in Tehran University (…) B’s uncle was a clergy close to Khameini’s family.”
10
3.2. Vrees voor vervolging op grond van atheïsme Sedert 2011 heeft de heer X elke geloofsovertuiging afgezworen en is hij vrijzinnig geworden. Het gegeven dat de heer X geloofsverzaker is, impliceert echter niet dat hij geen gegronde vrees voor vervolging meer zou hebben op grond van zijn religie. Immers, zo stelt UNHCR in haar Guidelines on International Protection No. 6: Religion-Based Refugee Claims under Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees; “Claims based on “religion” may involve one or more of the following elements: a)religion as belief (including non - belief); b)religion as identity; c)religion as a way of life. “Belief”, in this context, should be interpreted so as to include theistic, non - theistic and atheistic beliefs. Beliefs may take the form of convictions or values about the divine or ultimate reality or the spiritual destiny of humankind. Claimants may also be considered heretics, apostates, schismatic, pagans or superstitious , even by other adherents of their religious tradition and be persecuted for that reason.”22 Gelet op het feit dat de heer X niet langer het islamgeloof aanhangt – de officiële godsdienst in Iran – impliceert dat hij kan blootgesteld worden aan vervolging op grond van apostasie zoals omschreven in de Iraanse strafwet (art. 220-225). Verschillende objectieve bronnen bevestigen dat geloofsafvalligen reeds het slachtoffer werden van vervolging; “A Western embassy (3) mentioned that there had been cases of apostasy which had led to death sentences and reference was made to the case of the Christian convert I. The embassy also mentioned that often when someone is taken in by the authorities under suspicion of being a Christian convert, he would be released again if he confirms his Muslim belief. A source in Iran who is well-informed about Christians said that any conversion from Islam is considered illegal and could be subject to prosecution with capital punishment as an end result.”23
“Security forces initially arrested I in October 2009. In November 2010, a lower court sentenced I to death for “apostasy from Islam,” despite the fact that no such crime exists under Iran’s penal code. On September 22, 2010, Branch 11 of the Gilan Court of Appeals affirmed I’s death sentence for apostasy, but in June 2011 the Supreme Court remanded the case to the lower court for further investigation, ruling that I could not be executed if he had not been a Muslim after the age of maturity – 15 years for boys according to Iranian law – and he repents. He is currently waiting for the 22
UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), “Guidelines on International Protection No. 6: Religion-Based Refugee Claims under Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees”, 28 April 2004, HCR/GIP/04/06, § 5-6 available at: http://www.refworld.org/docid/4090f9794.html
23
Landinfo - Country of Origin Information Centre,” Iran: On Conversion to Christianity, Issues concerning Kurds and Post-2009 Election Protestors as well as Legal Issues and Exit Procedures”, February 2013, p. 26, available at: http://www.refworld.org/docid/519c99d14.html
11
Gilan appeals court to issue its verdict and sentence, and plans to appeal again any death or imprisonment sentence to the Supreme Court. The Supreme Court rejected arguments that apostasy is not a crime under Iran’s laws simply because it is not codified in the Islamic Penal Code, and held that the crime is recognized in Sharia (Islamic law) and by the founder of the Islamic Republic, Ayatollah Ruhollah Khomeini.”24 Recentelijk werd ook een wetsvoorstel gelanceerd te Iran waarbij het afvallen van het islamgeloof uitdrukkelijk werd opgenomen in de strafwet. Betreffende dit proces van herziening van de strafwet stelde Human Rights Watch het volgende vast;
“During the drafting phase of the new [penal] code some officials lobbied hard to include language that specifically criminalized ―apostasy‖ which is considered a crime under shari‘a law. In the end, however, the approved draft of the law, like the old code, did not include any references to the crime of ―apostasy. (…) serious flaw in the new penal code is that it allows judges to rely on non-codified law to convict and sentence individuals to crimes and punishments.‘ (…)For example, unlike the old code the new amendments explicitly allow judges to rely on religious sources, including shari‘a and fatwas (religious edicts) issued by high-ranking Shia clerics, to convict an individual of apostasy or to sentence a defendant convicted of adultery to stoning. This is true even though there is no crime of apostasy under the penal code.”25 De laatste amendementen op deze strafwet bevestigen dat steniging mogelijk blijft, aldus Human Rights Watch.26 Concluderend kan gesteld worden dat uit bovenstaande informatie blijkt dat de heer X’s vrees voor vervolging uitgaande van de Iraanse autoriteiten, op grond van zijn geloofsverzaking, gegrond is. 3.3. Intern vluchtalternatief? Tijdens de eerste asielprocedure werd geoordeeld dat de heer X de problemen met zijn stiefvader had kunnen vermijden door zich elders in Iran te vestigen. Echter, de heer X wees terzake op de invloedrijke positie van zijn stiefvader als gebedsschrijver maar ook op deze van de broer van zijn stiefvader. Zoals reeds hoger uiteengezet werd deze invloedrijke positie van zijn stiefvader alsook van de broer van de stiefvader, bevestigd door de verklaringen welke zijn moeder en zus aflegde te UNHCR BO Ankara. Volledigheidshalve wenst het BCHV ook te wijzen op de UNHCR Guidelines inzake “Internal Flight or Relocation Alternative” waarbij zowel de redelijkheidsanalyse als de relevantie-analyse dient vervuld te worden bij een onderzoek naar een mogelijk binnenlands vluchtalternatief.27 De heer X vreest 24
Human Rights Watch, “Christian pastor faces execution for apostasy”, 30 September 2011, http://www.hrw.org/news/2011/09/30/iran-christian-pastor-faces-execution-apostasy 25
Human Rights Watch, “Codifying Repression: An Assessment of Iran's New Penal Code”, August 2012, ISBN: 156432-932-1, available at: http://www.refworld.org/docid/50475a5a2.html
26
Human Rights Watch, “Iran: Proposed Penal Code Retains Stoning”, http://www.hrw.org/news/2013/06/03/iran-proposed-penal-code-retains-stoning 27
3
June
3013,
UNHCR Guidelines on International Protection No. 4: "Internal Flight or Relocation Alternative" Within the Context of Article 1A(2) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol Relating to the Status of Refugees, 23 July 2003, beschikbaar via http://www.refworld.org/docid/3f2791a44.html 12
executie en gevangenisstraf omwille van zijn vroegere bekering tot het christendom. Zijn stiefvader, een zeer invloedrijke geestelijke, is hiervan op de hoogte, de heer X stelt dat ook de Iraanse veiligheidsdiensten hiervan op de hoogte zijn. Ook zijn moeder en zussen hebben ondertussen het land verlaten omwille van hun bekering tot het christendom. Zoals reeds hoger gezet, blijkt dat zij bedreigingen ontvingen vanwege de Ettela’at. Daar de vervolging in casu uitgaat van de Iraanse autoriteiten – Ettela’at – welke over het ganse Iraanse grondgebied controleren, is het BCHV van mening dat een intern vluchtalternatief niet beschikbaar is. 4. Hoger belang van halfbroertje Y en respect familie-eenheid
Het BCHV verzoekt tenslotte om bij de beoordeling van de asielaanvraag van de heer X rekening te houden met het respect voor het familieleven alsook het hoger belang van het kind, met name het minderjarige halfbroertje van Y.28 Uit het gehoorverslag van het CGVS dd. 15.10.2013, blijkt duidelijk dat Y een sterke band heeft met zijn halfbroer, zijn enige familielid uit Iran met wie hij nog contact heeft. Zo verklaarde Y dat hij om de twee weken een weekend bij zijn halfbroer doorbrengt (gehoorverslag p. 4) alsook dat “mijn broer heeft bijna alles voor mij gedaan.” (gehoorverslag p.7) Tijdens het BCHV interview met Y, drukte Y ook duidelijk de wens uit om met zijn halfbroer in België verenigd te kunnen blijven en wenst hij niet van hem gescheiden te worden. Terzake verzoekt het BCHV dan ook om volgende richtlijnen in acht te nemen; -
Handbook and Guidelines on Procedures and Criteria for Determining Refugee Status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol Relating to the Status of Refugees, December 2011, HCR/1P/4/ENG/REV. 3, http://www.refworld.org/docid/4f33c8d92.html, § 181 en §185:
-
Kwalificatierichtlijn, overweging § 27 en art. 23, “Zich ervan bewust dat de gezinsleden louter door hun verwantschap met de vluchteling normaal gezien op zodanige wijze kwetsbaar zijn voor daden van vervolging dat zulks een grond voor de toekenning van de status van vluchteling zou kunnen vormen.”29
5. Conclusie
Het BCHV meent dat, samen met voorliggend advies, de nieuwe feiten en stukken voldoende ‘nieuwe elementen’ in de zin van artikel 57/6/2 van de Vreemdelingenwet uitmaken, opdat een nieuwe asielaanvraag van de heer X in overweging zou worden genomen door het CGVS.
28
Caritas, Vluchtschrift oktober 2012 - juin 2013, « Gebroken families: de bescherming van de familie-eenheid van asielzoekers”, p.26-28, zie http://www.caritas-int.be/sites/default/files/uploads/PDF/vluchtschrift_okt12juni13.pdf
29
RICHTLIJN 2004/83/EG VAN DE RAAD van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2004:304:0012:0023:NL:PDF
13
Op basis van alle hierboven aangehaalde elementen is het BCHV tevens van mening dat de heer X voldoende elementen heeft naar voor gebracht die een gegronde vrees voor vervolging op basis van zijn religie aantonen. Wij danken u voor de aandacht die U aan dit verzoek besteedt. Met de meeste hoogachting, Voor het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen, Juriste BCHV CC: De heer Eeckhout In bijlage: nieuwe stukken
14
BIJLAGE: Nieuwe elementen en stukken 1. Beslissing toekenning vluchtelingenstatus CGVS Y dd. 21.10.2013, minderjarig halfbroertje van de heer X. 2. Report request for information – UNHCR BO Ankara (via UNHCR Regional Representation for Western Europe) aan bureau Minteh, dd. 30.07.2012. 3. Interview report Form UNHCR BO Ankara betreffende A, zus van de heer X, dd. 11.07.2012. 4. Interview report Form UNHCR BO Ankara betreffende Z, moeder van heer X, dd. 11.07.2012.
15