Nieuwsbrief van het Forensisch Medisch Genootschap Negende jaargang nummer 2, december 2007, verschijnt tweemaal per jaar. (Verschenen in januari 2008) Inhoud. 1: Van het bestuur. 2: Van de voorzitter. 3: Van de secretaris. 4: Van de symposiumcommissie. 5: Van de penningmeester. 6: Actualiteiten uit de Vakgroep Forensische Geneeskunde. 7: FSO, Forensische Samenwerking in de Opsporing. 8: Agenda. 1: Van het bestuur. Op 22 september bereikte ons het droeve bericht dat op 15 september is overleden ons rustend lid dhr. drs. J.J.R. Buirma. De heer Buirma was 89 jaar en zou 24 september 90 jaar geworden zijn. Wij wensen zijn familie veel steun om dit verlies te dragen en danken de heer Buirma postuum voor de steun aan ons genootschap gedurende de tijd dat hij lid was. 2: Van de voorzitter. De forensisch arts in de rechtspraak: De afgelopen jaren is een aantal zaken aan de rechter voorgelegd, waarin een gemeentelijk lijkschouwer, forensisch arts of politiearts een rol speelde. Omdat iedereen kan leren van deze uitspraken (en omdat het idee gerechtvaardigd is dat lang niet alle forensisch artsen van deze uitspraken op de hoogte zijn) geef ik hieronder een overzicht van vier van deze rechterlijke uitspraken. In 2007 boog de Utrechtse rechtbank zich over een gecompliceerde zaak (Tijdschrift voor gezondheidsrecht nr. 7, pagina 542-548) waarin ook de forensische geneeskunde aan de orde kwam. Het verhaal was als volgt. Een alleenstaande gescheiden vrouw (V) heeft vrijwel geen contact met haar familie. Een buurvrouw helpt haar en regelt onder meer haar financiële zaken. Op 1 mei 2003 belt de buurvrouw naar de huisarts met de mededeling dat V dronken is en op de vloer van haar slaapkamer ligt. De assistente geeft het advies om een deken over haar te leggen en V haar roes te laten uitslapen. De volgende ochtend belt de buurvrouw met de mededeling dat V is overleden. De buurvrouw vertelde dat V vaak dronken was, een alcoholprobleem had en al vijf keer op het punt had gestaan om zichzelf het leven te benemen. De huisarts verricht om 9.00 uur de lijkschouw en geeft een verklaring van natuurlijk overlijden af. Daarvoor had de huisarts overigens wel twee keer contact opgenomen met de gemeentelijk lijkschouwer, maar die vond het kennelijk niet nodig om zelf te komen kijken. Een broer van V verneemt van het overlijden en komt naar de woning, maar de buurvrouw en haar partner P hebben het lijk al naar een mortuarium laten overbrengen en de crematie geregeld. De broer neemt contact op met de huisarts die hem vertelt dat er sprake was van een ‘hartstilstand door overmatig drankgebruik’. De familie wist niets van een alcoholprobleem en ze geloofden ook niet dat V zichzelf het leven zou hebben willen benemen, zoals de buurvrouw beweerde. De broer verzoekt de huisarts de doodsoorzaak nader te laten onderzoeken. De huisarts heeft vervolgens een klinisch patholoog verzocht een obductie uit te voeren, welke heeft plaatsgevonden op 6 mei 2003. Op 5 juli 2003 is het obductierapport aan de huisarts toegezonden. De huisarts heeft vervolgens telefonisch aan de familie medegedeeld dat V is overleden aan overmatig gebruik van alcohol. Aan haar lever zou te zien zijn geweest dat zij mogelijk overmatig alcohol heeft gebruikt en gezien haar gesteldheid was de doodsoorzaak een hartstilstand. Volgens de huisarts werd dit mede veroorzaakt doordat V leed aan anorexia en boulimia.
De familie vertrouwt de zaak niet en gaat naar de politie om nader onderzoek te vragen. Omdat er echter een natuurlijke dood was geconstateerd heeft de recherche afgezien van nader onderzoek. De officier van justitie wilde eerst kennisnemen van de inhoud van het obductierapport alvorens de zaak verder in onderzoek te nemen. Later heeft er blijkbaar toch nog een onderzoek plaatsgevonden, want uit een brief van 16 februari 2004 van de officier van justitie aan de familie blijkt dat uit het door de politie naar aanleiding van de dood van V ingestelde onderzoek niet naar voren is gekomen dat er sprake was van een strafbaar feit, doch dat alles erop wees dat zij zelfmoord had gepleegd. (!!) Tot zover de feiten zoals vermeld in het vonnis. Het valt op dat eerst als doodsoorzaak “een hartstilstand door overmatig drankgebruik” wordt vastgesteld. Vervolgens worden daar nog “anorexia en boulimia” aan toegevoegd en uiteindelijk zou er sprake zijn van een suïcide. De familie vertrouwt de zaak steeds minder, zeker als blijkt dat V. haar buurvrouw 2 jaar eerder tot enig erfgenaam heeft benoemd en als blijkt dat de buurvrouw in januari 2003 een levensverzekering (van € 140.000) op het leven van V heeft afgesloten met haar partner als begunstigde. Nog op de dag van overlijden melden de buurvrouw en P zich op het verzekeringskantoor om de penningen op te strijken, maar het blijkt dat de buurvrouw al eerder een levensverzekering op het leven van V heeft afgesloten en ze krijgen geen cent! Saillant detail: de buurvrouw is in juli 1997 door de Rechtbank Alkmaar veroordeeld wegens oplichting van tientallen particulieren en bedrijven. Daarbij is haar een gevangenisstraf opgelegd van 30 maanden. In deze rechtzaak draait het vooral om de afgifte van het medisch dossier van V en met name het obductierapport. De familie stelt dat zij een rechtmatig en zwaarwegend belang bij inzage heeft, namelijk opheldering omtrent de verdachte omstandigheden waaronder V is overleden, de erfrechtelijke kwestie en het belang te kunnen beoordelen of de huisarts een medische inschattingsfout heeft gemaakt bij het opmaken van de overlijdensakte. De huisarts beroept zich nu op het beroepsgeheim en weigert afgifte of inzage. Hoewel de vraag of de regels van het beroepsgeheim een afgifte van het dossier in de weg staan zeer interessant is, vermeld ik over deze kwestie slechts dat de rechter heeft beslist dat het medisch dossier en het obductierapport aan de familie afgegeven moeten worden met (onder meer) de volgende argumenten: “hoewel grote terughoudendheid met betrekking tot doorbreking van het beroepsgeheim noodzakelijk is, kunnen belangen van anderen en van de samenleving daartoe nopen. Uitgangspunt is dat het beroepsgeheim ook na de dood geldt. Omdat het om een persoonlijk recht van de patiënt gaat, kunnen – aldus de hoofdlijn in literatuur en rechtspraak – de erfgenamen of nabestaanden de arts niet van diens zwijgplicht ontheffen. Toch kan dit in bepaalde omstandigheden voor de nabestaanden problemen scheppen. Zij kunnen een rechtmatig en invoelbaar belang hebben bij kennisname van medische gegevens van de overledene, bijvoorbeeld als uitkering van een verzekering van de doodsoorzaak afhangt of als de gang van zaken rond het overlijden een beroepsfout doet veronderstellen en zij overwegen een civielrechtelijke vordering in te stellen. Voor een dergelijke situatie kan volgens vaste jurisprudentie met de constructie van de veronderstelde toestemming worden gewerkt. In het algemeen mag immers worden aangenomen dat de overledene zijn nabestaanden niet in hun rechtmatige belangen heeft willen schaden”. De rechter merkt ook nog het volgende op: “Daar komt nog bij dat een gerechtvaardigd belang kan zijn gelegen in het verkrijgen van gegevens met het oog op het antwoord op de vraag of er sprake is van een medische beroepsfout. Als er sprake is van zelfdoding, waar de politie kennelijk vanuit gaat en waar de huisarts meerdere malen over heeft gesproken, is ten onrechte in de verklaring van overlijden een natuurlijke doodsoorzaak vermeld. Daarnaast kan bij de huidige stand van zaken een misdrijf niet worden uitgesloten. De huisarts heeft ter zitting verklaard dat zij niet goed wist wat van haar werd verlangd en om die reden contact met de gemeentelijk lijkschouwer heeft gezocht, waarbij zij te horen heeft gekregen dat de vaststelling van de doodsoorzaak niet nodig is voor de afgifte van een verklaring van natuurlijk overlijden. De huisarts meende om die reden dat er geen beletsel was om een dergelijke verklaring af te geven”. Daarna geeft de rechter in bedekte termen aan dat er wel degelijk een onderzoek door de gemeentelijk lijkschouwer had moeten plaatsvinden en dat lijkt me een volkomen terecht standpunt.
Als een gemeentelijk lijkschouwer bij dit soort zaken het al niet nodig vindt te komen, wanneer dan nog wel? De gedachte dat “de vaststelling van de doodsoorzaak niet nodig is voor de afgifte van een verklaring van natuurlijk overlijden” is overigens ook onjuist. Als de natuurlijke aard van het overlijden vast staat, dan is in het algemeen de precieze doosoorzaak minder van belang. Maar in dit geval was vanaf het eerste moment de aard van overlijden onduidelijk, dus er was van het begin af aan een reden om de gemeentelijk lijkschouwer in te schakelen, zoals deze huisarts ook gedaan heeft, en voor de gemeentelijk lijkschouwer om te komen. Eigenlijk zit de huisarts nu met de problemen, omdat de gemeentelijk lijkschouwer zijn werk niet heeft gedaan. Ook de politie was dan meteen bij de zaak betrokken geweest. Dat de huisarts later min of meer op eigen houtje een nader onderzoek laat doen en vervolgens volkomen in de zaak verstrikt raakt, mede omdat haar eigen rol ter discussie wordt gesteld, laat ik verder onbesproken. Deze zaak heeft enkele aspecten gemeen met een zaak die het Regionaal Tuchtcollege Den Haag in 2002 behandelde (Medisch Contact 2003: 2052-53). Ook in deze casus gaf een huisarts in een onduidelijke zaak “te makkelijk” een A-verklaring af. Dit was het geval: een man van 31 jaar wordt dood gevonden in zijn woning, waar veel lege wijnflessen, volle asbakken en een insulinespuit aangetroffen worden. De huisarts van de dienstenpost kende de patiënt niet en kon zijn dossier ook niet inzien. Hij belde de gemeentelijk lijkschouwer, die hem zei dat hij ‘gewoon’ een Averklaring kon afgeven. Het tuchtcollege merkte daarover in de uitspraak op dat de huisarts “zich niet door de gemeentelijk lijkschouwer had moeten laten afschepen” . Net als in de vorige zaak: de gemeentelijk lijkschouwer ‘vindt het niet nodig’ (om het heel vriendelijk te zeggen) om te komen en de huisarts ‘zit met de gebakken peren’…….. Of we het nu te ver doorgeschoten vinden of niet, het is een feit dat het doen (en laten !) van artsen kritisch beoordeeld wordt door patiënten, verpleegkundigen, collega’s, inspecteurs, OM, rechters en…… door forensisch artsen. Het is de taak van een forensisch arts om kritisch het handelen van collega’s te beoordelen. Soms lijkt het erop dat we er slecht tegen kunnen als ons eigen handelen ook kritisch beoordeeld wordt. Een heel treurig dieptepunt is de zaak tegen een ‘politiearts’ (zoals hij in de uitspraak wordt aangeduid) die door het Centraal Medisch Tuchtcollege 25 maart 2004 (Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2004, 560-568) behandeld werd. Deze arts (ook huisarts en sportarts) heeft een lange reeks van kwalijke acties op zijn naam staan, waaronder het in zijn hoedanigheid als politiearts afgeven van valse verklaringen onder meer over niet bestaande ziektes en letsels en als dieptepunt het doen van een valse geboorteaangifte. Om zijn patiënt/vriendin aan een verblijfsvergunning te helpen deed hij aangifte van de geboorte van een niet bestaand kind. Uiteindelijk werd deze arts (volkomen terecht) ‘uit het vak gegooid’ en ook nog door de strafrechter (voorwaardelijk, dat wel) tot een half jaar gevangenisstraf veroordeeld. In 2007 haalde een gemeentelijk lijkschouwer/forensisch arts veel kranten en Medisch Contact en Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (“Gemeentelijk schouwarts;schending plicht om waar nodig hulp te verlenen;waarschuwing”; pagina 574-577) vanwege een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam op 19 juni 2007. Deze arts zag ’s nachts op weg naar een ziekenhuis voor een bloedproef een ernstig (eenzijdig) verkeersongeval gebeuren. De bestuurder werd uit de auto geslingerd en was er zeer slecht aan toe. De arts stopte niet en beperkte zich tot het bellen van een ambulance. Later die nacht verrichtte hij wel de lijkschouw bij de omgekomen bestuurder. Hoewel de rechter het laatste dubieus achtte, werd deze klacht ongegrond verklaard. Voor het niet verlenen van hulp kreeg de arts een waarschuwing. Op de website van het Haarlems Dagblad kon het publiek reageren op deze uitspraak. Ik zal niet citeren uit wat daar geschreven werd, maar als ik samenvat als een ‘volksgericht’ dan druk ik me heel voorzichtig uit. Wat kunnen we hier van leren? Eigenlijk wil ik de conclusies grotendeels aan U zelf overlaten. Slechts een paar opmerkingen: soms lijkt het erg makkelijk om maar niets te doen en ‘niet alles overhoop te halen’ , maar de vermelde zaken geven duidelijk aan dat je daar jaren later nog pijnlijk mee geconfronteerd kan worden. En wat ‘ons vak’ betreft: we roepen vaak dat de gemeentelijk lijkschouwer regelmatig ten onrechte niet ingeschakeld wordt, maar nog vaker hoor ik het verwijt van onder meer huisartsen en verpleeghuisartsen, maar ook van ziekenhuisartsen, dat “de lijkschouwer niet wou komen”, terwijl daar alle reden voor was.
Het is denk ik een kwestie van tijd of de gemeentelijk lijkschouwer mag zelf aan rechter komen vertellen waarom hij niet wou komen……. Hoofdregel moet zijn: als een behandelend arts belt met vragen over een sterfgeval, GA! Afschepen (afpoeieren) zit niet in ons takenpakket. Kees Das, Voorzitter FMG 3: Van de secretaris. Naar aanleiding van de brief: “De forensisch arts: dreigende samenloop van registers (SGRC 07-214)”, heeft op 19 december jl. een overleg plaatsgevonden tussen CSG, het SGRC en een afvaardiging van het FMG-bestuur. De betreffende brief aan het FMG-bestuur, waarin de secretaris van de SGRC de mogelijkheid opperde om het profiel forensische geneeskunde met de titel forensisch arts op te heffen of in rechte een verbod op het instellen van een eigen register door het FMG op te laten leggen, is per e-mail aan de leden van het FMG gestuurd. Het FMG heeft sinds 1999 een voorlopig register forensisch geneeskundige. Er is nog geen wettelijk erkend profielregister forensisch arts binnen de opleiding maatschappij en gezondheid (M&G). Mede daarom heeft het FMG in het afgelopen jaar criteria opgesteld voor een register forensisch arts, dat toegankelijk is voor iedere forensisch arts en beter aan de eisen van deze tijd voldoet. De criteria van dit FMG-register sluiten zoveel mogelijk bij de criteria van de overgangsregeling van de opleiding M&G aan. Op de ALV van 9 november jl. is het concept van het FMG-register aan de leden voorgelegd en goedgekeurd. De voorzitter van het CSG heeft het FMG en de SGRC uitgenodigd voor het overleg op 19 december. Het FMGbestuur heeft, voorafgaand aan het overleg met het college en de registratiecommissie, medewerking aangeboden bij het totstandkomen van een profielregister forensisch arts binnen maatschappij en gezondheid. Het overleg met het college en de SGRC vond in goede sfeer plaats. Vastgesteld is dat de aanwezigen het onwenselijk vinden dat er twee registers forensisch arts zijn en dat het FMG heeft ingestemd met de EPA’s (Entrustable Professional Activities) voor maatschappij en gezondheid, zoals geformuleerd door de onderwijscommissie van de KAMG. Het FMG ziet liever een officieel register met een wettelijke basis dan een verenigingsregister. Het ziet er naar uit dat de nieuwe Wet op de lijkbezorging (WLB) stelt dat alleen geregistreerde forensisch artsen een lijkschouw mogen doen. De perceptie van de overgangsregeling van de opleiding M&G voor forensisch artsen die niet al geregistreerd zijn als arts M&G heeft waarschijnlijk geleid tot erg weinig aanmeldingen voor de overgangsregeling. 27 forensisch artsen hebben zich aangemeld voor de overgangsregeling M&G, waarvan 20 twijfelgevallen voor de SGRC zijn besproken met het FMG. Het resultaat van dat overleg was dat 17 van deze 20 forensisch artsen tot de overgangsregeling worden toegelaten (3 artsen die niet zijn toegelaten hebben allen de kernopleiding forensische geneeskunde niet gevolgd). Het FMG gaat er van uit dat 50 - 100 forensisch artsen die zich niet voor de overgangsregeling hebben aangemeld op basis van het huidige toelatingsbeleid van de SGRC hiervoor wel in aanmerking zouden komen. De voorzitter van het CSG stelt voor de overgangsregeling M&G nog open te stellen tot 1 augustus 2008. Mogelijk is voor een aantal forensisch artsen toch nog aanvullende scholing in sociaal-geneeskundige basis noodzakelijk. Hiertoe kan o.a. onderwijs betreffende de nieuwe wet op de lijkbezorging (WLB), de nieuwe wet publieke gezondheidszorg of NODO-procedure dienen. Het FMG zal zich hard maken om dergelijk onderwijs te realiseren, zeker als dat zal leiden tot een groot aantal geregistreerde forensisch artsen. Het FMG-bestuur heeft sterk de voorkeur voor registratie van forensisch artsen in een register met op termijn ook wettelijke erkenning. De leden van het FMG worden op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Jaap Tiessen, secretaris FMG. 4: Van de symposiumcommissie. Inmiddels is de verslaglegging van de gehouden FMG-Symposia een vast onderdeel van de Nieuwsbrief geworden en dus vindt u ook deze keer weer een verhaal van mijn hand. Najaarssymposium 9-11-’07:
Op 9 november jl. heeft in Amersfoort het Symposium ‘Nieuwe trends in de Forensische Geneeskunde: Actualiteiten Arrestantenzorg en Sporenonderzoek’ plaatsgevonden. Met ruim 110 deelnemers was dit weer een goed bezochte bijeenkomst en blijkt dat de ontwikkelingen in ons vakgebied velen aanspreekt. Over het onderwerp ‘Arrestantenzorg’ hebben diverse thema’s de revue gepasseerd. Ingrid van Hees gaf een helder betoog over de diverse middelen die door onze clientèle wordt gebruikt, de bijbehorende symptomatologie en de door de arts in kwestie te verrichten (spoed-)handelingen. Haar voordracht zal – net als die van de anderen – binnenkort op de website van het FMG (www.forgen.nl) te lezen zijn. Kees Das gaf aan de hand van een aantal casus een nadere uitleg over het zogenaamde ‘Excited Delirium Syndrome’ t.g.v het gebruik van cocaïne, een voor de forensisch arts zeker niet onbelangrijk beeld waarbij snel en adequaat reageren van levensbelang kan zijn. Na een korte pauze vervolgde Monique Kossen, psychiater bij de Van der Hoevenkliniek te Utrecht met een uiteenzetting van psychiatrische/psychische oorzaken van opwindingstoestanden, die de forensisch arts zoal kan tegenkomen en de dilemma’s die bestaan bij de begeleiding/behandeling van deze groep mensen. Met het onderwerp ‘De forensisch verpleegkundige’ gingen Balthasar Schaap en Peter Aers daarna in op een nieuwe trend binnen ons vakgebied die elders in de wereld al lang bestaat, maar in ons land pas sinds begin van dit millennium actueel is en waarvan wij in de komende tijd zeker meer zullen horen. Een onderwerp overigens waarover veel discussie gevoerd kan en zal worden. Dat bleek ook al tijdens dit symposium. Na de lunch volgde het optreden van twee gastsprekers uit Zwitserland, Danny Spendlove en Ursula Buck, beiden werkzaam bij het ‘Institute of Forensic Medicine, Center Forensic Imaging (CFI) and Virtopsy’ van de universiteit van Bern, die met een kleurrijk en zeer interessant verhaal het nut van 3-dimensionale reconstructies middels de computer bij het vinden van sporen/bewijsmateriaal in geweldszaken over het voetlicht brachten. Een prachtig voorbeeld van voortgang in de technologische mogelijkheden, zij het dat dit als werktuig voor de gemiddelde 1e lijns forensisch arts en/of de TR-medewerker ter plaatse niet snel weggelegd zal zijn (voor meer informatie over dit onderwerp zij verwezen naar www.virtopsy.com). De bijeenkomst werd afgesloten met een voordracht van Lonneke van Duurling over non-invasieve testmethoden bij alcohol- en druggebruik tegen de achtergrond van een pilot middelencontrole die Reclassering Nederland heeft opgezet met diverse GGD-en in den lande. Daarbij werd vooral duidelijk dat het ondanks alle knowhow die er op het gebied van toxicologisch onderzoek bestaat met de betrouwbaarheid van deze non-invasieve testen nog altijd ‘oppassen geblazen’ is! Na afloop van het symposium konden de aanwezigen (zoals gebruikelijk) een evaluatieformulier invullen. 51% van deze groep heeft hiervan gebruik gemaakt, wat een waardering voor het geheel van sprekers/logistiek e.a. van 7,3 opleverde. De tevens gemaakte en zinvolle opmerkingen over de logistiek van deze dag zullen bij de organisatie van de komende symposia zeker worden meegenomen. Plannen 2008: Wat de plannen voor 2008 betreft het volgende: Op 11 april 2008 staat het voorjaarssymposium gepland met als locatie de Jaarbeurs te Utrecht. Het onderwerp zal door de leden worden bepaald: als het goed is hebben alle leden inmiddels via de e-mail een oproep ontvangen van het FMG bestuur om mee te denken en mee te doen. Voor het najaarssymposium is 7 november 2008 gekozen. De locatie hiervan is nog niet duidelijk, de bedoeling is namelijk om op die dag een symposium in samenwerking met de collega’s uit Duitsland te organiseren over een aantal interessante speerpunten in ons vakgebied. De eerste contacten hierover zijn inmiddels gelegd en binnenkort zal hierover meer bekend zijn Ik verwacht dat wij ook in 2008 weer volle zalen kunnen trekken, dus zet deze twee evenementen alvast in uw agenda! Tatjana Naujocks, Bestuurslid FMG.
5: Van de penningmeester. In de ledenadministratie van het FMG is niet van iedereen een e-mail adres bekend. Het is mogelijk dat niet iedereen een e-mail adres heeft , het kan ook zijn dat men gewoon vergeten is het e-mail adres door te geven. In dat laatste geval wil ik de leden vragen het e-mail adres toch door te geven omdat het voor het bestuur erg prettig is om, indien nodig, onze leden snel en doeltreffend van actuele informatie te voorzien. Berichten voor de ledenadministratie en de penningmeester kunt U via e-mail sturen naar
[email protected] Piet Wels, Ledenadministratie en Penningmeester FMG. 6: Actualiteiten uit de Vakgroep Forensische Geneeskunde. Vakgroep: De Vakgroep Forensische Geneeskunde van GGD Nederland vergadert ieder kwartaal. Vanaf de zomer van 2007 helaas niet meer bij de GGD Eemland in Amersfoort, maar voortaan in beginsel bij GGD Nederland in Utrecht. De opkomst is goed. Meestal zijn er circa 20 coördinatoren van de regionale forensische diensten aanwezig. De sfeer is collegiaal. Het is een landelijk dekkend platform (dus goed voor de contacten!), omdat ook de particuliere aanbieders van forensisch-medische dienstverlening als adviserend lid deelnemen. En er zijn nauwe banden met het FMG … ICT: De vergadering van de Vakgroep eindigt iets eerder dan voorheen nl. om 14.00 uur, zodat de tijd van 14.00-15.30 uur besteed kan worden aan Intercollegiale Toetsing (ICT). Dit vindt plaats onder de deskundige leiding van Rudolf van Valderen (GGD Gelre-IJssel), naar aanleiding van door de leden ingebrachte casuïstiek. Omdat alles netjes volgens de regels verloopt, waaronder een presentielijst en een verslag, kunnen punten gescoord worden voor accreditatie. Projecten: Het Project Richtlijnen van GGD Nederland is grotendeels afgerond. Dankzij de inzet van onder meer de vakgroep is er nu een landelijk format voor de richtlijnen én een viertal door het FMG vastgestelde richtlijnen (april 2007). De richtlijnen zijn beschikbaar gesteld op www.forgen.nl en op www.ggdkennisnet.nl. Op 14 november 2007 zijn op Politie Kennisnet de zgn. FT-normen beschikbaar. Het is dankzij een NFI/FMG/Vakgroep-werkgroep gelukt om de FMG-Richtlijn Lijkschouw, incl. checklist, één-op-één (afgezien van de lay-out dan) te laten sporen met de FT-normen. Helaas is dit nog niet gelukt met de FMG-norm Letselverklaring en de Bepaling Postmortale Termijn. Deze zullen nog als verbetervoorstel voor de FT-normen worden ingediend, zodat ook dit op den duur zal gaan sporen. Naar mijn mening is dit van strategisch belang voor de positionering van onze beroepsgroep. In 2008 zal nog gewerkt worden aan de afronding van de FMG-Richtlijnen in ontwikkeling, nl. die m.b.t. Artikel 8, WVW, DNA-afname en orgaan/weefsel donatie. Het Project Kennisdelen is vervolgd met ondersteuning van Joyce Nellissen, projectmedewerker van GGD NL. Eind 2007 zijn afspraken gemaakt over de Sociale Kaart, de nieuwe Startpagina Forensische Geneeskunde binnen Kennisnet, en de afstemming daarvan met Formedex van de GGD Amsterdam. Voorzitter: Ondergetekende is per oktober 2007 voor 100% in dienst gekomen bij Forum Educatief in Utrecht, maar ook weer voor 20% ‘teruggedetacheerd’ (de insiders begrijpen dit woord) naar de GGD Zuid-Holland Zuid voor het door mij aldaar ontwikkelde Letselspreekuur en forensische dagdiensten. Deze combinatie van taken is bijzonder interessant. En graag blijf ik nog een tijdje jullie voorzitter! Huub Nijs, Bestuurslid FMG Voorzitter vakgroep
Forensische Geneeskunde GGD NL 7: FSO. FSO staat voor Forensische Samenwerking in de Opsporing en is een samenwerkingsverband tussen het NFI, de politie en het Openbaar Ministerie. Binnen het FSO zijn forensisch adviseurs, afkomstig uit zowel het NFI als de politie, werkzaam die als taak hebben het OM, de politie en het NFI : • • •
te adviseren over het juiste forensisch onderzoek bij een bepaald zaakonderzoek innovatieve projecten te initiëren en de resultaten ervan beschikbaar te stellen bij te dragen aan kennisoverdracht van forensische ontwikkelingen
Ze zorgen hiermee voor een optimale aansluiting tussen de onderzoeksvraag van de recherche en justitie enerzijds en de mogelijkheden in de forensisch-technische opsporing anderzijds. Daarnaast ondersteunt de FSO de ontwikkelingen die leiden tot het uitvoeren van eenvoudige laboratoriumfuncties buiten het NFI, zoals bijvoorbeeld het Maatwerktraject bij DNA-Typering. Ondersteuning bij zaakonderzoeken: De FSO kan ondersteunen bij zaakonderzoeken van politie en justitie. De wensen van de politie die het zaakonderzoek uitvoert en justitie die het onderzoek leidt, staan daarbij centraal. Zo kan in het geval van een ernstig delict waarbij dodelijke of ernstig gewonde slachtoffers zijn gevallen door tussenkomst van een forensisch adviseur in specifieke gevallen door de forensisch adviseur ondersteuning worden aangeboden voor onderzoek op het plaats delict. Op verzoek van de technisch leider onderzoek of de schouwarts ter plaatse kan inzet gevraagd worden van één van de forensisch geneeskundigen of de Sporenploeg van het NFI. Zowel de forensisch geneeskundige als de Sporenploeg hebben in specifieke onderzoeken zoals bijvoorbeeld strangulatie en het gebruik van tape specifieke kennis en kunde die complementair is aan die van de schouwarts en de rechercheurs. Om deze service te kunnen bieden zijn de forensisch adviseurs 24 uur per dag en 7 dagen in de week per pikettelefoon of semafoon bereikbaar en beschikbaar. Zij kunnen dan aan de hand van de casus voor inzet een beroep doen op de deskundigen van het NFI, om samen met de schouwarts en de rechercheur het onderzoek op plaats delict uit te voeren. Daarnaast heeft de FSO in het zaakonderzoek vier taken: • • • •
Screenen Forensische intake Monitoren Evalueren
Screenen: De forensisch adviseur van het FSO adviseert welk forensisch onderzoek het beste past bij de onderzoeksvraag van de rechercheur. Samen met de onderzoekers van het NFI schat de adviseur in hoeveel tijd er nodig is om de gewenste kwaliteit in het betreffende onderzoek te bereiken. Forensische intake: Politie, justitie en het NFI bespreken de onderzoeksvraag van de opdrachtgever en maken duidelijke procesafspraken, zoals over de kwaliteit en de levertijd. Het NFI is in dit kader opdrachtnemer. Bij het uitvoeren van de opdracht is het NFI tevens afhankelijk van de bewijsstukken en informatie die het krijgt van de opdrachtgever. De opdrachtgever kan er overigens ook voor kiezen met een concurrent van het NFI zaken te doen. Monitoren:
Tijdens het onderzoek monitort de FSO-adviseur de vorderingen bij politie, het Openbaar Ministerie (OM) en het NFI. Daarbij staan de oorspronkelijk gestelde onderzoeksvraag, de overeengekomen leverdatum van het onderzoeksrapport en de zittingsagenda van het OM centraal. Evalueren: Als alle onderzoeken afgerond zijn en de uitslag van de rechtszaak of van eventueel hoger beroep bekend is, evalueren opdrachtgever, opdrachtnemer en adviseurs de samenwerking. De rapporten worden doorgenomen; mochten uit de evaluatie verbeterpunten komen, dan zorgt de FSO voor de terugkoppeling aan de relevante partijen. FSO werkt voor alle politieregio´s en het Openbaar Ministerie in Nederland. Er zijn zeven locaties verspreid over het land: • • • • • • •
FSO Midden Nederland te Utrecht FSO Noordoost Nederland te Zwolle FSO Noordwest Nederland te IJmuiden FSO Amsterdam Amstelland te Amsterdam FSO Zuid Nederland te Eindhoven FSO Zuidwest Nederland te Krimpen a/d IJssel FSO Haaglanden / Hollands-Midden te Voorburg
Ed van Zalen, Bestuurslid FMG Locatiemanager FSO Noordwest Nederland 8: Agenda: Op vrijdag 11 april 2008 staat het voorjaarssymposium gepland met als locatie de Jaarbeurs te Utrecht. Het onderwerp zal door de leden worden bepaald: Voor het najaarssymposium is vrijdag 7 november 2008 gekozen. De locatie hiervan is nog niet duidelijk, de bedoeling is namelijk om op die dag een symposium in samenwerking met de collega’s uit Duitsland te organiseren over een aantal interessante speerpunten in ons vakgebied. Colofon: De FMG-nieuwsbrief is de nieuwsbrief van het Forensisch Medisch Genootschap en wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het FMG. De eindredactie van dit nummer werd gevoerd door Piet Wels. Artikelen, brieven e.d. bedoeld voor publicatie kunt u sturen aan het secretariaat van het FMG. Het secretariaat van het FMG, wordt gevoerd door Jaap Tiessen 1e secretaris FMG. Het postadres van het FMG is Forensisch Medisch Genootschap p/a GGD Amsterdam t.a.v. Mw. S. Sarehraz Postbus 2200, 1000 CE Amsterdam Tel: 020 – 5555245 Fax: 020 – 5555106 Contactpersoon Susan Sarehraz tel: 020-5555365 E-mail:
[email protected] Website FMG: http://www.forgen.nl Financiële transacties: Forensisch Medisch Genootschap Girorekening: 43.20.962 Bankrekening: 53.41.25.921 ABN-Amro Boxtel. Bij overmakingen op giro of bank gaarne Uw lidnummer of debiteurennummer vermelden.
Verenigingsregister; KvK.Rotterdam nr.40343291.