Inhoud 1
Inleiding .............................................................................................................. 3
2
Trends en ontwikkelingen ....................................................................................... 4
3
4
2.1
Toekomstbestendig waterbeleid ....................................................................... 4
2.2
Voortgang Bestuursakkoord Water (BAW) ......................................................... 4
2.3
Samenwerking .............................................................................................. 5
2.4
Dynamische buitenwereld ............................................................................... 5
2.5
Informatisering ............................................................................................. 5
Inzicht in de programma’s ...................................................................................... 6 3.1
Schoon water ................................................................................................ 6
3.2
Voldoende water........................................................................................... 11
3.3
Stevige dijken .............................................................................................. 16
3.4
Gezuiverd afvalwater .................................................................................... 19
3.5
Instrumenten ............................................................................................... 23
3.6
Organisatie ..................................................................................................28
Financiële ontwikkelingen ...................................................................................... 33 4.1
Inleiding ......................................................................................................33
4.2
Structurele effecten jaarrekening 2013 ............................................................ 33
4.3
Uitgangspunten en bijstellingen kadernota ....................................................... 33
4.4
Bijgestelde meerjarenraming 2015-2019 op basis van Kadernota 2015 ................ 35
Bijlage I ................................................................................................................... 39
2
1
Inleiding
Voorliggende Kadernota markeert het laatste jaar van de planperiode van het Waterbeheerplan 4. De gestelde doelen voor de periode 2010-2015 worden afgerond en Delfland maakt zich op voor de overgang naar het Waterbeheerplan 5 met daarin de doelstellingen voor 2016-2021. Daarnaast is 2015 het jaar waarin de waterschapsverkiezingen plaatsvinden en een nieuw bestuur aantreedt. Het motto voor deze Kadernota met planperiode 2015-2019 is “afronden en voortzetten.” Delfland rondt de doelen met eindjaar 2015 af en bekrachtigt de ingezette koers van doelrealisatie op de langere termijn. In de afgelopen jaren heeft Delfland gewerkt aan het op orde krijgen en houden van zijn financiële huishouding. Bij de afsluiting van 2013 realiseerde Delfland voor het eerst een positief exploitatiesaldo in combinatie met een positief eigen vermogen. Het kader voor 2015 laat zien dat de financiële positie wederom is verbeterd en dat de bezuiniging, een personele en materiële taakstelling, van € 18 miljoen wordt gehaald. De verbeterde financiële positie stelt Delfland in staat de tariefstijging conform de begroting 2014 en meerjarenraming 20152018 te houden. Voor de watersysteemheffing stijgt het tarief in 2015 met 3%, voor de zuiveringsheffing is een stijging van 4% voorzien. Vanaf 2019 wordt uitgegaan van een stijging van 3% voor beide taken. De voornaamste opdracht voor Delfland is het realiseren van doelen binnen de kaders die het stelt om financieel gezond te blijven. De wereld verandert steeds sneller en Delfland wil hierop inspelen door zijn doelen te realiseren vanuit een klantgerichte en constructieve grondhouding. Door samenwerking met partners binnen en buiten het beheergebied kan doelrealisatie slimmer en sneller tot stand komen. Innovatie speelt hierbij een rol, maar is nooit een doel op zich. Het draagt altijd bij aan het uitvoeren van de taken van Delfland. De Kadernota 2015 is de basis voor de programmabegroting 2015 en de meerjarenraming 2016-2019. De financiële kaders zijn hiermee vastgesteld en deze worden vertaald in zowel de programmabegroting als meerjarenraming.
3
2
Trends en ontwikkelingen
In een wereld die aan voortdurende en steeds snellere verandering onderhevig is, is het belangrijk dat Delfland ontwikkelingen in beeld heeft en adequaat inspeelt op interne en externe trends. In dit hoofdstuk zijn de algemene ontwikkelingen en trends beschreven. In hoofdstuk drie zijn per programma de specifieke trends opgenomen. 2.1
Toekomstbestendig waterbeleid
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO); Water Governance in the Netherlands: Fit for the future? De minister van Infrastructuur en Milieu en de Unie van Waterschappen hebben de OESO opdracht gegeven om de ontwikkelingen en risico’s voor het Nederlandse waterbeheer te onderzoeken en te analyseren of Nederland hier voldoende op is voorbereid. In het resulterende rapport (maart 2014) oordeelt de OESO positief over het waterbeheer in Nederland en doet het aanbevelingen die er in de uitwerking voor kunnen zorgen dat Nederland een mondiale referentie op het gebied van waterbeheer blijft. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de OESO zijn: Waterbewustzijn. Een gebrek aan bewustzijn en de vanzelfsprekendheid van waterveiligheid kunnen leiden tot een verminderd draagvlak voor noodzakelijke investeringen en beheer. Toekomstbestendige en duurzame financiering. Het Nederlandse waterbeheer kent een stabiele financiële structuur. De economische prikkels om efficiënt om te gaan met ‘te veel’, ‘te weinig’ en ‘te vervuild’ water kunnen echter worden versterkt. Relatie water, landgebruik en ruimtelijke ordening. De samenhang tussen water, landgebruik en ruimtelijke ordening kan worden versterkt. Dit betekent dat de consequenties voor het waterbeleid beter moeten worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkeling. Kennisinfrastructuur. De aansluiting tussen wetenschap en uitvoering kan worden verbeterd. De uitdaging ligt in het verkleinen van de lacunes in kennis, menselijk kapitaal, technologie en andere competenties om duurzaam, efficiënt en effectief waterbeleid te ontwikkelen en te implementeren. Waterkwaliteit. Ondanks dat de waterkwaliteit de laatste jaren substantieel is verbeterd moet er voortgang blijven in het herstel van de natuurlijke dynamiek. Monitoring en toezicht. Versterking van onafhankelijke verantwoordingsmechanismen kan resulteren in beter toezicht, meer transparantie en kostenefficiëntie in het waterbeheer. De conclusies en aanbevelingen worden de komende tijd vertaald in landelijke beleidslijnen. Deze krijgen hun doorwerking in de werkzaamheden van Delfland. 2.2
Voortgang Bestuursakkoord Water (BAW)
Door samenwerking met de partners uit het BAW worden, naast de bestaande afspraken, ook de aanbevelingen vanuit het OESO-rapport omgezet in acties. De belangrijkste doelen van het akkoord zijn om via een betere samenwerking tot meer doelmatigheid te komen met behoud van de kwaliteit, met zo mogelijk extra aandacht voor duurzaamheid. De tussenevaluatie van het Bestuursakkoord Water (mei 2014) geeft weer dat Nederland op koers ligt en dat de afspraken en mijlpalen worden gerealiseerd. Delfland moet inspelen op ontwikkelingen betreffende het BAW. Hoogwaterbeschermingsprogramma Elke 6 jaar vindt een wettelijke toetsing plaats van alle primaire waterkeringen. In deze toetsing wordt nagegaan of de keringen aan de wettelijke normen voldoen. Er hebben toetsronden plaatsgevonden in 1996, 2001-2006 (HWBP-2) en 2011 (nHWBP). Onder de vlag van het HWBP worden projecten uitgevoerd aan keringen die niet voldoen, waarbij de financiering voor rekening komt van het Rijk en de beheerders van de waterkeringen (50/50). In 2015 betaalt Delfland een bijdrage van ruim € 12 miljoen (in 2014 was dit € 8,7 miljoen). De bijdrage is gebaseerd op het aantal huishoudens en de woz-waarden van gebouwen binnen Delfland ten opzichte van het totaal in Nederland. Het budget voor het HWBP is opgebouwd uit bijdragen op basis van huishoudens en woz-waarden en projectgebonden 4
bijdragen voor projecten uit het nHWBP. Delfland voert vooralsnog geen projecten uit via het nHWBP omdat de Delflandse projecten niet zijn aangemerkt als risicovol op basis van de prioritering veiligheid. Bestuur in samenhang Naar aanleiding van het rapport van de OESO heeft de minister van I&M besloten af te zien van de kabinetsplannen om de taken van de waterschappen onder te brengen bij de nog te vormen vijf landsdelen. Het gevolg is dat de waterschappen blijven bestaan, waarbij een verbetering van doelmatigheid wordt gezocht in opschaling en samenwerking op terreinen waar dit tot concrete resultaten leidt. 2.3
Samenwerking
Delfland werkt de afspraken uit het BAW uit met de relevante partijen, waaronder de gemeenten. Ook blijft Delfland zich inzetten voor het verder ontwikkelen van duurzame relaties met kennis- en onderwijsinstellingen, met ministeries en bijvoorbeeld Rijkswaterstaat. Delfland brengt, samen met de betrokken waterschappen, de wateragenda onder de aandacht bij relevante samenwerkingsverbanden en netwerken van andere partijen, zoals de Metropoolregio Rotterdam - Den Haag. Daarnaast blijft Delfland inzetten op samenwerking met de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard, en met andere waterschappen. Deze samenwerking richt zich op het verminderen van kosten door schaalvergroting, het verminderen van kwetsbaarheid door het spreiden van risico’s, en het vergroten van de kwaliteit door kennisdeling en uitwisseling. Onderwerpen waarop in 2015 concrete stappen worden gezet zijn eigendombeheer, inkoop en aanbesteding en ICT-projecten. Ook op het gebied van beheer en onderhoud onderzoekt Delfland de mogelijkheden om met andere overheden en externe partners te komen tot efficiënte uitvoering tegen zo laag mogelijk maatschappelijke kosten. De samenwerking beperkt zich niet tot Nederland. In het buitenland zijn er overheden en non-gouvernementele instanties die baat hebben bij de Delflandse kennis en kunde, en omgekeerd kan Delfland profiteren van de elders opgedane ervaringen om in te passen in beleid en uitvoering binnen Delfland. Het buitenlandbeleid van Delfland wordt geactualiseerd en in 2015 is er een vastgesteld kader voor de besteding van het beschikbare budget. 2.4
Dynamische buitenwereld
De complexiteit van het (in samenwerking) realiseren van doelen wordt groter. Bij de uitvoering van projecten moet rekening worden gehouden met de belangen van een toenemend aantal spelers en daarnaast neemt de druk op de ruimte in het verstedelijkte gebied van Delfland toe. Bovendien stelt de omgeving steeds hogere eisen aan de projecten van Delfland en wil het een steeds grotere betrokkenheid bij die projecten. Delfland blijft inzetten op duurzame relaties met partners in het gebied. Door vroegtijdige betrokkenheid in gebiedsontwikkeling kan Delfland meekoppelen voor doelrealisatie en kan het zijn uitgangspunten en belangen adequaat inbrengen. Delfland doet dit door meer inzet te plegen op proces- en omgevingsmanagement. 2.5
Informatisering
Technologische ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op. De verspreiding van informatie kan sneller door het 4G netwerk, kan in toenemende mate tijd- en plaatsonafhankelijk plaatsvinden via ‘Cloud computing’ en kan in betere samenhang worden bezien door ontwikkelingen op het gebied van Big Data. De behoefte aan alle mogelijke informatie ‘op elke plek en op elk tijdstip’ vraagt om een adequaat beheer van informatiebronnen. De ICT-infrastructuur die Delfland creëert moet gebruikers in staat stellen flexibel en efficiënt te werken op basis van betrouwbare informatie. In de komende planperiode werkt Delfland verder aan het toekomstbestendige beheer van informatie.
5
3 3.1
Inzicht in de programma’s Schoon water
3.1.1 Trends en ontwikkelingen Kaders in beweging Veranderingen in Europees en nationaal beleid werken door in de taken van Delfland. Voor de chemische waterkwaliteit zijn er ontwikkelingen op het gebied van meststoffen, bestrijdingsmiddelen en medicijnresten. Voor de ecologische waterkwaliteit is er een ontwikkeling op het gebied van de samenhang van waterkwaliteitsdoelen. Nutriënten Het nationaal mestbeleid is herijkt in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit geeft voor de meststoffen een nieuw beleidskader, dat doorwerkt in het Stroomgebiedbeheerplan 20162021. Regionaal is gestart met het uitwerken van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Onder de paraplu van het DAW maakt de land- en tuinbouwsector afspraken met de waterbeheerders over concrete maatregelen voor het terugdringen van nutriëntenemissies. Deze afspraken landen ook in het Stroomgebiedbeheerplan 2016-2021. Bestrijdingsmiddelen In 2013 is de Tweede nota duurzame gewasbescherming vastgesteld. In deze nota is het bestrijdingsmiddelenbeleid voor de periode 2013-2023 beschreven, waarbij veel aandacht is besteed aan waterkwaliteit. Het kabinet wil dat de waterkwaliteit (m.b.t. bestrijdingsmiddelen) uiterlijk in 2023 op orde is, zowel voor water dat bestemd is voor de drinkwatervoorziening als voor de ecologische kwaliteit van oppervlaktewater. Dit betekent dat in 2023 nagenoeg geen overschrijdingen meer mogen plaatsvinden van respectievelijk de drinkwaternorm en de milieukwaliteitsnormen. In 2018 moet het aantal overschrijdingen met 50% zijn afgenomen ten opzichte van 2013. Dit betekent een flinke inspanning van de sector. Zo moeten door de glastuinbouw emissies met bijna 100% teruggebracht worden, bijvoorbeeld met behulp van zuiveringstechnieken. Waterkwaliteitsdoelen Een ontwikkeling met relevantie voor de ecologische waterkwaliteit is het beschikbaar komen van een kader voor het afleiden van ecologische doelen voor wateren die geen KRWwaterlichaam zijn. Dit nieuwe kader zorgt voor een betere aansluiting op de systematiek van de KRW, waarmee de samenhang van waterkwaliteitsdoelen beter is geborgd. Het komende jaar wordt duidelijk hoe deze systematiek landelijk zal worden geïmplementeerd. Omgeving in beweging Omgevingsdynamiek is voor Schoon Water van belang. De realisatie van de ruimtelijke opgave in het programma – de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen – is juridisch moeilijk af te dwingen. Hierdoor hangt de realisatie van de opgave vooral af van de vrijwillige medewerking en ruimtelijke kansen in het gebied. Opgave na 2015 Delfland is goed op weg om aan de resultaatverplichting van de KRW te voldoen. De verwachting is dat ook na 2015 nog aanzienlijke inspanningen nodig zijn, onder meer voor de KRW. De inzet op schoon water na 2015 wordt vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021 en het Stroomgebiedbeheerplan 2016-2021. Daarbij komen ook de financiële consequenties in beeld. In deze kadernota wordt voor de planperiode 2016-2021 uitgegaan van een extrapolatie van de activiteiten van de huidige planperiode. Indien een ander uitgangspunt wordt gehanteerd, is dit bij de programmalijn aangegeven.
6
Meerjarenraming 2015-2019 3.1.2 Investeringen
Schoon water (x € 1 miljoen) Ecologische waterkwaliteit Chemische waterkwaliteit Vismigratie Zwemwater Lokale knelpunten Totaal
2015 0,8 0,0 1,1 0,2 0,4 2,5
2016 2,5 0,0 1,0 1,2 0,4 5,1
2017 2,5 0,0 1,0 0,0 0,4 3,9
2018 2,5 0,0 1,0 0,0 0,4 3,9
2019 2,5 0,0 1,0 0,0 0,4 3,9
Ecologische waterkwaliteit Voor eind 2015 zijn de KRW resultaatverplichte maatregelen waar Delfland verantwoordelijk voor is gereed. Voor deze programmalijn gaat het om 17,7 hectare natuurvriendelijke oevers en 10,3 hectare vispaaiplaatsen, in totaal 28 hectare ecologische voorzieningen. Daarnaast wordteen begin gemaakt met de maatregelen voor het volgende Stroomgebiedbeheerplan, 2016-2021. Eind 2013 was meer dan 18 hectare – oftewel 2/3 van de KRW-resultaatverplichting gereed of in uitvoering. Het resterende deel is in zijn geheel in planvoorbereiding. Eind 2014 is 19 hectare gereed en voor eind 2015 wordt hier nog 10 hectare aan toegevoegd. Delfland heeft nog geen concreet programma voor de te nemen ecologische maatregelen na 2015. In 2014 vindt er een inventarisatie plaats van de mogelijkheden in het gebied voor het realiseren van natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen. Op basis hiervan wordt een investeringsprogramma opgesteld. Vooralsnog wordt voor de investeringen vanaf 2016 uitgegaan van een continuering van de huidige omvang. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de kosten voor ecologische voorzieningen aanzienlijk lager zijn dan bij aanvang van het eerste Stroomgebiedbeheerplan werd aangenomen. In navolging van de afspraken uit de Kadernota 2014 zijn de ‘geen-spijt’ maatregelen inmiddels opgestart. Hierdoor worden de werkzaamheden beter verspreid over de planperiode. Chemische waterkwaliteit De activiteiten om de chemische waterkwaliteit te verbeteren worden bekostigd uit de exploitatie. Vismigratie De KRW resultaatverplichte opgave is om acht vismigratie knelpunten op te lossen voor het einde van 2015. Op dit moment zijn vier knelpunten opgelost, en worden de overige vier in de loop van 2014 gerealiseerd. Voor de niet-KRW prioritaire vismigratievoorzieningen wordt voor 2015 voorgesteld om gebruik te maken van de mogelijkheden die het renovatieprogramma van het programma Voldoende water biedt. Door mee te liften met deze renovaties is het mogelijk om voor eind 2015 één extra vismigratieknelpunt op te lossen. Daarmee worden in plaats van elf niet-KRW prioritaire vismigratieknelpunten er voor eind 2015 twaalf opgelost, waarvan vijf in 2015. Het gemaal Westland is hier onderdeel van. De hiervoor extra benodigde middelen worden verkregen door gebruik te maken van de besparingen in de programmalijn ecologische waterkwaliteit. Voor de periode na 2015 wordt verdere aansluiting bij de programmering van de opgave van het programma Voldoende water gezocht. Uitgangspunt is voorlopig dat op deze wijze vanaf 2016 twee vismigratieknelpunten per jaar kunnen worden opgelost. Zwemwater In 2015 worden in de Oostmadeplas maatregelen genomen om de zwemwaterwaterkwaliteit te verbeteren. Voor Plas Prinsenbos en Plas Wilhelminapark vraagt de voorbereiding van een 7
maatregelenpakket een inhoudelijke verdieping in 2014. Op basis van deze verdieping wordt de technische haalbaarheid vastgesteld, waarna in 2015 de gebiedsgerichte uitwerking plaatsvindt met belanghebbende partijen. Hierin wordt ook een koppeling gemaakt met andere wateropgaven (KRW). Bij een voorspoedige gebiedsgerichte uitwerking start de realisatie in 2015, mits de technische uitwerking en het gebiedsproces tot een zinvol en haalbaar maatregelpakket leiden. Lokale knelpunten In 2014 worden de maatregelen uit de 3de ronde uitgevoerd en worden de maatregelen voor de 4de ronde vastgesteld, welke vervolgens in 2015 worden uitgevoerd. Het is de bedoeling om in 2015 een begin te maken met het nemen van de maatregelen uit de 5de ronde. Voor de jaren daarna is de verwachting dat het aantal en de omvang van de knelpunten minder wordt. 3.1.3 Exploitatie
Exploitiesaldo (x € 1.000) Schoon water
2015 3.931
2016 3.616
2017 3.535
2018 3.532
2019 3.652
Chemische waterkwaliteit De actieve inzet om de chemische waterkwaliteit te verbeteren, wordt voortgezet. In 2015 ligt voor de chemische waterkwaliteit de nadruk op de volgende aspecten: aangesloten houden van glastuinbouwbedrijven op de riolering, opsporen van overtredingen, optimaliseren watervoorziening boezem, kwaliteitsbaggeren en bewustwording. Het aangesloten houden van glastuinbouwbedrijven en het opsporen van overtredingen gebeurt door een combinatie van activiteiten: regulier toezicht, gebiedssurveillance, intensieve aanpak “top 10 bedrijven/activiteiten”, gebiedsgerichte monitoring en handhaving, analyse van registratieverplichtingen en risicogestuurde bedrijfscontroles. In aanvulling daarop werkt Delfland met de glastuinbouwsector en gemeenten concrete stappen uit om waterkwaliteitsverbeteringen te realiseren onder het Afsprakenkader Westland/Oostland, samen op weg naar de emissieloze kas 2027. Daarbij zet Delfland voor 2015 in op het maximaal benutten van ‘best practices’ en het opzetten van een gebieds-pilot, waarin met belanghebbenden concrete stappen worden gezet om emissies te reduceren. Ook het aspect bewustwording wordt hierin opgepakt. Hierbij wordt aandacht besteed aan de bijdrage van belanghebbenden aan de waterkwaliteitsproblematiek en een handelingsperspectief om deze bijdrage te reduceren. Als vervolg op de doorspoelpilot in 2014 wordt in 2015 ingezet op het verder optimaliseren van de watervoorziening van de boezem, voor zowel de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. De exacte inzet in 2015 volgt uit de evaluatie van de resultaten uit 2014. In de exploitatiebegroting worden de financiële middelen opgenomen in het programma Voldoende Water (programmalijn regulier beheer polders en boezem). Op basis van de resultaten in 2015 wordt een meerjarige aanpak opgesteld en worden de financiële consequenties opgenomen in de begroting en meerjarenraming. In 2014 wordt een voorstel over kwaliteitsbaggeren voorgelegd aan de VV, dat beschrijft of en waar extra kwaliteitsbaggeren (naast de reguliere baggercyclus) binnen Delfland effectief kan zijn en welke risico’s en kosten hieraan zijn verbonden. Op basis van dit voorstel besluit de VV al dan niet tot kwaliteitsbaggeren in 2015. De financiële consequenties worden na besluitvorming opgenomen in de begroting en meerjarenraming. In 2013 heeft de VV uitgesproken per 1 januari 2017 uit de GR AQUON te willen treden, tenzij AQUON tevoren concurrerend blijkt in de markt waarop AQUON actief is. In 2015 worden de benodigde stappen gezet om de concurrentiepositie van AQUON inzichtelijk te maken en, zo nodig, uittreden voor te bereiden.
8
Ecologische waterkwaliteit In de komende jaren zal het beheer en het onderhoud van natuurvriendelijke oevers, vispaaiplaatsen en vispassages verder vorm worden gegeven. Mogelijkheden worden onderzocht om andere partijen hierbij te betrekken. Zwemwater In de afgelopen jaren zijn op een aantal zwemwaterlocaties structurele maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren. De effectiviteit van deze maatregelen wordt gemonitord. Indien de kwaliteitsverbetering achterblijft bij de verwachting, wordt hierover duidelijk gecommuniceerd, wordt met beheerders gezocht naar maatregelen en worden, zo mogelijk, passende maatregelen genomen. Op locaties waar structurele maatregelen niet mogelijk zijn, zouden effectgerichte maatregelen kunnen bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Delfland test in 2015 een aantal effectgerichte maatregelen en bepaalt daarmee de technische en financiële haalbaarheid voor de toekomst. 3.1.4 Risico’s Chemische waterkwaliteit Waterkwaliteitsmetingen laten zien dat de chemische waterkwaliteit slechts langzaam verbetert, ondanks maatregelen de afgelopen jaren om de emissies van meststoffen en bestrijdingsmiddelen te verminderen. Richting het Rijk wordt gecommuniceerd dat de doelen (nog) niet haalbaar zijn, zolang het landelijk beleid onvoldoende effectief is (het “nee tenzij”principe). Om de doelstelling voor 2015 te halen zijn in 2013 aanvullende maatregelen voorbereid voor 2014 en 2015. Hiermee wordt maximaal ingezet op het bereiken van de beoogde kwaliteit. De chemische waterkwaliteit blijft echter afhankelijk van natuurlijke factoren en processen (zoals regenval en temperatuur) en antropogene bronnen, waardoor de exacte mate van kwaliteitsontwikkeling niet tot in detail is te voorspellen. Het risico bestaat dat de kwaliteitsontwikkeling in 2015 minder voorspoedig verloopt dan voorzien. Daarom wordt de kwaliteitsontwikkeling gedurende het jaar gemonitord en wordt zo nodig en waar mogelijk bijgestuurd. Op basis van de resultaten zal mogelijk worden nagedacht over het aanpassen van de doelen voor nutriënten. Ecologische waterkwaliteit De KRW resultaatverplichte maatregelen moeten eind 2015 zijn uitgevoerd. Als dit niet wordt gehaald, is het risico dat de Europese Commissie een boete oplegt. De hoogte van de boete is niet op voorhand aan te geven. Het Rijk verwacht dat de boete gebaseerd zal zijn op niet gedane inspanningen. Dit risico wordt beheerst doordat Delfland zijn inspanningen vastlegt. Voor de realisatie van de opgave van de programmalijn Ecologische waterkwaliteit is Delfland afhankelijk van participatie, medewerking en steun van de gebiedspartners. Om het risico van het niet behalen van de KRW-opgave te beperken vindt met deze partijen regelmatig overleg plaats over de voortgang, eventueel op bestuurlijk niveau. Inmiddels is gebleken dat vanwege bezwaren vanuit de omgeving het project ‘bochtafsnijding Schie’ zoveel vertraging oploopt dat het risico groot is dat de hierbij horende KRW-opgave niet tijdig wordt gerealiseerd. Omdat dit deel van de KRW-opgave een verantwoordelijkheid van de Provincie is, wordt dit met regelmaat onder de aandacht van de Provincie gebracht. Zwemwater Met de genomen maatregelen ter verbetering van de zwemwaterkwaliteit zijn de randvoorwaarden gecreëerd om overlast door blauwalgen en bacteriën te minimaliseren. Zwemwater in oppervlaktewater blijft echter in sterke mate onderhevig aan natuurlijke processen, waardoor blauwalgen en bacteriën nooit helemaal zijn uit te bannen. Sommige oorzaken/bronnen van blauwalgen en bacteriën zijn moeilijk volledig te beïnvloeden (denk aan het weer of watervogels). Bij het optreden van bacteriële problemen of blauwalgenoverlast wordt hierover duidelijk gecommuniceerd, wordt met beheerders gezocht naar maatregelen en worden, zo mogelijk, passende maatregelen genomen. Hierdoor verbetert de kans op goed zwemwater, maar het blijft natuur, waardoor geen 100% zekerheid gegeven kan worden.
9
Bij jaarlijks terugkerende problemen, die niet of moeilijk oplosbaar zijn, wordt met de provincie besproken of de functie zwemwater voor de betreffende locatie realistisch is, waarna de provincie de afweging maakt of de functie moet worden gehandhaafd.
10
3.2
Voldoende water
3.2.1 Trends en ontwikkelingen Effectgericht, gebiedsgericht marktgericht Delfland zet zich sinds de Kadernota 2011 steeds meer in om zijn belangen in diverse gebiedsprocessen te laten meelopen en te koppelen. Dit levert een verschuiving op in de keten. Er wordt meer inzet gepleegd op de samenwerking met gebiedspartners en samenwerking binnen gebiedsprocessen. Een belangrijk onderdeel van deze processen is een goed gezamenlijk beeld van de inhoudelijke feiten en uitgangspunten van partijen. Deze aanpak levert weliswaar een grotere vraag op voor inhoudelijke ondersteuning van deze processen, de extra capaciteit wordt echter terugverdiend door zowel lagere als minder investeringen. In onderstaande voorbeelden wordt duidelijk hoe een nieuwe manier van werken leidt tot een andere of kleinere investering. Voorbeelden van een nieuwe manier van werken Project
Zuidpolder Delfgauw
Geplande investering
Nieuw Investerings voorstel
€ 12 mln.
€ 7 mln.
Voorboezem polder van Nootdorp
€ 3 mln.
€ 0, -
Noordpolder van Rijswijk
€ 2 mln.
€ 0, -
Kosten planvorming & onderzoek
Toelichting
€ 70.000 Na een analyse van het watersysteem is gebleken dat de aanleg van de Pijnackerse Vaart een positieve uitwerking heeft op de wateroverlast problematiek. De beoogde berging van 200.000 m3 is te groot, een berging van 100.000 m3 volstaat. Daarnaast blijkt dat het overige bergingstekort kleiner is en zeer beperkt tot overlast kan leiden. € 30.000 Het resultaat van de effectgerichte benadering van dit knelpunt was een stuk kade extra op te hogen in plaats van het verbreden van de boezemwatergang. Met het ophogen kon worden meegelift met het kadeverbeteringsprogramma. De extra benodigde hoogte was goed te realiseren en heeft weinig meerkosten voor het kadeverbeteringsprogramma gebracht. € 110.000 Bij het uitwerken van de geplande maatregelen voor dit knelpunt ontstonden ramingen van circa. € 6 miljoen. Door gedetailleerd te rekenen werd duidelijk op welke plekken in het gebied wateroverlast een rol speelt. Dit waren voornamelijk groenvoorzieningen en sportvelden. Het resultaat van een zorgvuldig gebiedsproces is het besluit deze situatie te accepteren, waardoor de geplande investeringen niet nodig zijn.
Klimaatverandering Eind mei 2014 zijn nieuwe klimaatscenario’s gepresenteerd. Binnen de werkzaamheden van het programma Voldoende water wordt op de nieuwe klimaatscenario’s geanticipeerd. De wijze waarop dit gebeurt wordt bestuurlijk vastgesteld.
11
Visie sector Waterbeheer In de toekomstvisie van de sector Waterbeheer is beschreven dat klimaatverandering en de toename van ruimtelijke- en economische ontwikkelingen erom vragen om anders om te gaan met waterbeheer. Denk daarbij aan maatregelen als het vasthouden of bergen van water maar ook aan het op afstand sturen van peilregulerende kunstwerken en gebiedsregelingen. Professionaliseren tactisch beheer Het project Professionaliseren tactisch beheer is opgestart. Doel is het op planmatige wijze beheren en onderhouden van het watersysteem en dit te verankeren in werkprocessen. Het inzetten van uitvoeringsgegevens zoals inspectieresultaten bij het opstellen van een meerjarige onderhoudsstrategie zorgen voor verdere verbetering in het beheren en onderhouden van het watersysteem tegen de laagst aanvaardbare maatschappelijke kosten. De komende jaren zal het tactisch beheer in de hele organisatie aangescherpt en ingebed worden. Deltabeslissing Op Prinsjesdag 2014 worden de Deltabeslissingen aangeboden aan de Tweede Kamer. Voor het programma Voldoende water is voornamelijk de Deltabeslissing Zoetwater relevant. Hierin worden doelen, strategie en keuzes voor een duurzame en economisch doelmatige watervoorziening in Nederland vastgelegd. Belangrijke elementen hierin zijn een grotere regionale zelfvoorzienendheid en een optimalisatie van de zoetwaterverdeling in het hoofdwatersysteem en de regionale systemen. Het streven is om de komende jaren het zoetwatersysteem flexibeler en minder kwetsbaar te maken. In het regionale systeem wordt daarbij onder meer gekeken naar het beheer van het Brielse Meer, effectiever doorspoelen en maatregelen bij gebruikers. Het Deltaplan Zoetwater richt zich ook op het stimuleren van innovaties en het effectief omgaan met zoetwater, zowel bij gebruikers als bij de overheden. Sectoren dienen daarbij een eigen verantwoordelijkheid te nemen voor wat betreft het zuinig omgaan met zoet water. In 2015 wordt inzet geleverd op de implementatie van de Deltabeslissing. De Deltabeslissing heeft een relatie met de programma’s Schoon water, Stevige dijken, Gezuiverd afvalwater en instrumenten. Integraal waterbeheer Bij het operationeel beheer komen de werkzaamheden ten behoeve van de programma’s Voldoende water en Schoon water steeds meer samen. Binnen het programma Schoon water vinden investeringen en initiatieven plaats op het gebied van vismigratie, ecologische waterkwaliteit, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers, en chemische waterkwaliteit. Hiermee moet rekening worden gehouden bij het uitvoeren van onderhoud aan de watergangen en de gemalen en het peilbeheer. Het waterbeheer wordt hierdoor steeds complexer. Voorbeelden van integraal waterbeheer zijn het integreren van waterkwaliteitsmeters of vismigratie die wordt gestuurd in de waterkwantiteitapplicatie Visualisatie Bediening Systeem (VBS). Het aantal vismigratiekunstwerken neemt verder toe, wat een groter beslag legt op de capaciteit en middelen die beschikbaar zijn voor het bedienen van de kunstwerken. Op basis van een evaluatie van de doorspoelpilot in 2014 wordt besloten of het extra doorspoelen van de boezem wordt voortgezet in 2015. De keuze voor integraal waterbeheer wordt ook ondersteund door onderzoeken, bijvoorbeeld de studie “Sturen met Water.” Hierin is gekeken hoe het peilbeheer optimaal kan bijdragen aan de chemische waterkwaliteit. Grondwater In 2014 wordt de Waterwet geëvalueerd. Indien de uitkomsten daarvan er toe leiden, dat er een verschuiving van bevoegdheden gaat plaatsvinden op het vlak van de kwantitatieve grondwatertaken, dan zal dat naar verwachting wettelijk in de Omgevingswet opgenomen worden. De Omgevingswet zal niet eerder dan 2018 van kracht worden. Daarom is het nu niet opportuun om deze taken van de provincie over te nemen. Het grondwatermeetnet in het landelijk gebied is in beheer en onderhoud bij Delfland en onderdeel van het programma Voldoende water. 12
Delfland heeft zich tot doel gesteld een innovatief waterschap te willen zijn. Op landelijk niveau is er ook veel aandacht voor innovatie en wordt er veelvuldig onderzoek gedaan hoe het waterkwantiteitsbeheer efficiënter kan worden vormgegeven. Binnen het programma Voldoende water wordt geparticipeerd in ongeveer 10 innovatietrajecten zowel op het gebied van wateroverlast (bv. gietwater bassins en 3Di) als op het gebied van zoetwatervoorziening (bv. ondergrondse opslag van zoetwater en inzetten effluent). Op dit moment bevinden veel van deze trajecten zich in een onderzoeks- of pilotfase. Op een aantal trajecten wordt meerwaarde voor het waterbeheer ondervonden. Om echt een innovatief waterschap te zijn is het nodig om deze onderzoeken om te zetten naar de praktijk. Om dit op een efficiënte manier te doen is het essentieel om binnen het programma een plan te ontwikkelen hoe dit de komende periode vormgegeven wordt. In 2014 wordt duidelijk wanneer op welk type innovatie wordt ingezet en in welke mate de uitkomsten van afgeronde innovaties een bijdrage kunnen leveren aan de programmadoelen. Dit zal richting geven voor 2015 en verder. Meerjarenraming 2015 - 2019 3.2.2 Investeringen
Voldoende water (x € 1 miljoen) Regulier beheer polders en boezem Voorkomen wateroverlast polders Goede zoetwatervoorziening Totaal
2015
2016
2017
2018
2019
8,8 7,2 0,0
1,9 6,2 0,0
1,6 6,2 0,0
2,1 6,0 0,0
1,5 6,0 0,0
16,0
8,1
7,8
8,1
7,5
Regulier beheer polders en boezem Onderhoud gemalen Het onderhoudsprogramma voor de installaties van het watersysteem wordt steeds verder ingevuld. De kosten worden hoofdzakelijk veroorzaakt door groot onderhoud aan de gemalen. Met de onderhoudsbehoefte als basis worden gemalen periodiek in hun geheel beoordeeld en aangepast aan de laatste stand van de techniek. Wanneer een gemaal in onderhoud is, worden andere maatregelen zoveel mogelijk gelijktijdig uitgevoerd. Dit gaat onder meer om vismigratievoorzieningen, vergroting van gemaalcapaciteiten en de plaatsing van meetapparatuur voor de bediening van het watersysteem. In 2014 is gestart met groot onderhoud aan tien gemalen. Daarna wordt een volgende groep gemalen aangepakt. De werkzaamheden hiervoor worden grotendeels in 2015 uitgevoerd. Het betreft de gemalen: Vlietpolder, Oude Campspolder, Lage Abtswoudsche polder, tussengemaal Lage Abtswoudsche polder, Nieuwe of Drooggemaakte Polder Pijnacker, Droogmaking in de Oude Polder van Pijnacker, Oude Polder van Pijnacker en Polder van Biesland. Onderhoud van gemalen zal ook in de toekomst permanent nodig zijn. Er wordt naar gestreefd de kosten gelijkmatig te verdelen over de jaren. Dat dit niet altijd lukt wordt veroorzaakt door incidentele nieuwbouwprojecten en door de feitelijke toestand van gemalen, die soms uitstel van maatregelen niet toelaat. Duikers stuwen inlaten Om de risico’s op wateroverlast te beperken zijn investeringen nodig voor de vervanging van kritische risicovolle duikers. In 2014 vindt de voorbereiding plaats voor de uitvoering van duikers die in 2015 worden aangepakt. In de begroting voor 2015 worden de voorbereide projecten opgenomen.
13
Boezem In 2015 wordt gewerkt aan de laatste (knel)punten in de boezem. Het betreft de projecten/ knelpunten Poelzone, Alternatief afvoertracé Pijnackerse Vaart, Bergboezem Berkel en het oplossen van knelpunten rondom Den Haag. De vernieuwing van het Beslissing Ondersteuning (BOS) moet in 2014/2015 zijn beslag krijgen om adviezen ten aanzien van beheersmaatregelen sneller en beter te kunnen geven. Voorkomen wateroverlast polders Begin 2015 zijn 49 van de 83 knelpunten opgelost, dit betekent dat er voor de jaren tot en met 2017 nog 34 knelpunten te realiseren zijn. Voor 2015 zijn relatief eenvoudige knelpunten geprognosticeerd, waardoor er voor 2015 rekening wordt gehouden met 15 op te lossen knelpunten. Prioritaire knelpunten in de polders Jaar
Geplande knelpunten
2012
Gerealiseerde knelpunten
2015
20 15 14 15
2016
13
2017
6
2013 2014
Totaal
83
20 14 15
49
Delfland heeft door een voortvarende aanpak de laatste jaren de kans op overlast in de polders verkleind. De doelrealisatie in de programmalijn 'voorkomen wateroverlast polders' loopt op schema. Mede naar aanleiding van de wateroverlast in oktober 2013, is het wenselijk om het tempo van het oplossen van knelpunten in de polders te verhogen. Delfland streeft hierbij naar een zorgvuldig proces waarbij een gedegen afweging plaatsvindt van budget, capaciteit en kansen en mogelijkheden in de omgeving. De resultaten van dit gewogen proces leiden tot een beleidsmatige herijking van de aanpak van wateroverlast. De gevolgen van de herijking landen in Kadernota 2016. Goede zoetwatervoorziening Delft Blue water is opgenomen in het programma Gezuiverd afvalwater bij trends en ontwikkelingen. 3.2.3 Exploitatie
Exploitiesaldo (x € 1.000) Voldoende water
2015 33.240
2016 32.493
2017 31.612
2018 30.407
2019 29.886
Regulier beheer polders en boezem Klimaatverandering De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd om het boezemsysteem te laten voldoen aan de provinciale normering. Met het op orde komen van de boezem dienen zich nieuwe vragen aan. Deze komen voort uit diverse planvormingtrajecten en de ervaring tijdens de hevige neerslag van oktober 2013. Wat is er nodig om de boezem klimaatbestendig te houden? Hoe gaan we om met kansen die zorgen voor een efficiënter beheer? Kan het samenspel tussen de boezem en de polders verder geoptimaliseerd worden? Het beantwoorden van deze vragen vraagt om een toekomstvisie op de boezem vanuit verschillende invalshoeken. Deze wordt in 2014 opgesteld. De implementatie van deze visie moet in 2015 en verder vorm krijgen. Voorkomen wateroverlast polders Effect-, gebieds- en marktgericht
14
De beleidsnota “voorkomen wateroverlast” wordt naar verwachting in mei 2014 vastgesteld. In deze nota wordt de effectgerichte, gebiedsgerichte, marktgerichte benadering verankerd op het thema wateroverlast. Bij de vaststelling van de beleidsnota zal een implementatieplan worden aangeboden. Hierin worden de acties die nodig zijn voor het kunnen werken met het nieuwe beleid uitgewerkt. Onder andere wordt in 2015 de rekentool ‘watersleutel’ en een afwegingskader uitgewerkt. Dit zijn instrumenten die het watertoetsproces gaan ondersteunen. Goede zoetwatervoorziening Onderdeel van de implementatie van de deltabeslissing is de start van de uitvoering van het nog vast te stellen landelijke en regionale uitvoeringsprogramma Zoetwater (Deltaplan Zoetwater). Verder dient ook binnen Delfland het instrument ‘voorzieningenniveau’ te worden geïmplementeerd. Hiermee expliciteert de overheid zijn taken, inspanningen en risico’s op watertekorten en worden afspraken gemaakt met betrokken sectoren. Legger Het streven is dat in 2015 de legger wateren en de legger keringen integraal op elkaar afgestemd zijn, voor zowel de vaststellingsprocedures van leggerwijzigingen als de presentatie naar de burger. Beheer en onderhoud watergangen Uitvoeren van het dagelijks en buitengewoon onderhoud aan de watergangen is een omvangrijk deel van de werkzaamheden binnen het programma Voldoende water. Dit wordt vormgegeven op basis van het onderhoudsprogramma voor het krozen en zuiveren en het onderhoudsbaggeren. Ook in 2015 wordt het onderhoudsproces effectiever en efficiënter ingericht. Voor samenwerking met andere overheden en externe partijen op onderhoudsgebied worden mogelijkheden verder verkend. Uitgangspunten zijn efficiëntie en lagere maatschappelijke kosten, ondersteund met een verder ingericht onderhoudbeheersysteem. 3.2.4 Risico’s Regulier beheer Peilbesluiten Voor het instellen van peilbesluiten is in een enkel geval plaatsing van een nieuw object vereist waarvoor financiering uit een investering noodzakelijk is. De uitkomst van een vast te stellen peilbesluit is altijd ongewis, dus ook welke maatregelen er genomen dienen te worden om het peilbesluit in te stellen. Een beheersmaatregel is om wanneer er geen financiële investeringsruimte meer is de werkzaamheden te temporiseren. Hierdoor gaat het langer duren voor een peilbesluit ingesteld wordt. WBP 5 Met de totstandkoming van het nieuwe Waterbeheerplan 5 (2016-2021) wordt ook de wijze waarop de kans op overlast nu wordt gemonitord gewijzigd. Daar waar nu gesproken wordt van knelpunten wordt overgestapt naar de meer sprekende prestatie-indicator ‘het % geïnundeerd gebied’. Uit berekeningen is naar voren gekomen dat bij grote neerslag ca. 4% van het Delflandse gebied inundeert. In de planperiode van het WBP 5 is het streven dit terug te brengen tot een lager percentage. Door de andere wijze waarop het benaderen van wateroverlast dan plaatsvindt, is het mogelijk dat dit meer kosten en capaciteit met zich mee brengt.
15
3.3
Stevige dijken
3.3.1 Trends en ontwikkelingen Primaire keringen Nieuw Hoogwaterbeschermingsprogramma Het conceptprogramma van het nHWBP is gereed. Daar het belangrijkste criterium voor de prioritering “veiligheid” is, betekent dit dat Delflandse projecten geprogrammeerd zijn voor de periode na 2020. Immers, de Delflandse projecten zijn niet aangemerkt als meest risicovol. Delfland heeft het besluit genomen om het project voor te financieren zodat de primaire kering al in 2015 volledig op orde is. Met het nHWBP zijn afspraken gemaakt over de financiering. Deltaprogramma Waterschappen dragen op collectieve basis voor 50% bij aan de verbetering van de primaire waterkeringen via het nHWBP. In het Deltaprogramma vindt waarschijnlijk een bijstelling plaats van de bijdrage op basis van potentiële schade bij overstroming en een eventuele wijziging in het type norm; van overschrijdingskans naar overstromingskans. Deze wijziging zal waarschijnlijk geen nieuwe opgave betekenen voor de primaire keringen voor Delfland. Normering waterveiligheid In 2016 wordt de Waterwet aangepast en wordt de nieuwe normering van primaire keringen vastgesteld. In 2017 wordt gestart met de 4e toetsing primaire keringen. De economische groei beïnvloedt de toename in waarde ‘achter de dijken’ die beschermd moet worden, maar is ook bepalend voor de beschikbare ruimte voor veiligheidsmaatregelen. De norm waaraan Delfland moet voldoen wordt gebaseerd op een risicobenadering; de zogenaamde ‘overstromingsrisicobenadering.’ Regionale keringen Normering waterveiligheid De normering waterveiligheid zal naar verwachting (pas) in 2017 gewijzigd worden. In de jaren erna wordt opnieuw getoetst en wordt bepaald of er nog een opgave tot verbetering ligt. Toetsing regionale keringen De toetsing van de bijzondere waterkerende constructies, waterkerende kunstwerken en niet waterkerende objecten is nog niet uitgevoerd. Hiermee wordt gestart en de verwachting is dat de eindrapportage in 2024 plaatsvindt. In de komende jaren wordt duidelijk wat deze toetsing betekent voor Delfland. Op termijn biedt een alternatieve risicobenadering mogelijk ook aanknopingspunten voor het optimaliseren van de toetsing voor de regionale keringen. De verbetering van regionale en overige keringen is een complexe opgave door de verwevenheid met andere functies (bijvoorbeeld wegen op kaden en bebouwing). Met de provincie zijn afspraken gemaakt om de risicovolle keringen in 2015 op orde te hebben en de minder risicovolle keringen in 2020. Vanuit de buurwaterschappen komen geluiden om dit jaartal los te laten. Nochtans wordt vastgehouden aan de gemaakte afspraken. Dit vanuit het oogpunt van veiligheid, maar ook omdat aanbestedingsvoordelen te halen zijn als er minder werk bij de buurwaterschappen vandaan komt. Overige keringen De komende jaren worden verbeteringswerken uitgevoerd met het oog op de grondwateronttrekking in Delft Noord. Door het uitvoeren van verbeteringswerken vermindert het belang van Delfland bij instandhouding van deze onttrekking. Het is de bedoeling om ook de overige keringen te gaan toetsen, vermoedelijk zullen er dan ook strekkingen van overige keringen worden afgekeurd. Op dit moment is daarvan nog geen inschatting te geven. Voor het toetsen is het noodzakelijk om een normeringsystematiek c.q. toetsingskader uit te werken. Hiervoor zijn al verkennende studies uitgevoerd.
16
Meerjarenraming 2015 - 2019 3.3.2 Investeringen
Stevige dijken (x € 1 miljoen)
2015
2016
2017
2018
2019
Primaire keringen HWBP Regionale keringen Overige keringen
0,7 12,1 7,8 0,0
0,0 12,1 4,9 0,0
0,0 12,1 3,2 0,0
0,0 12,1 3,8 0,0
0,0 12,1 5,0 0,0
Totaal
20,6
17,0
15,3
15,9
17,1
Het investeringsvolume wordt gebruikt voor het verbeteren en op hoogte brengen van primaire en regionale keringen en de bijdrage aan de financiering van het derde Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP). Primaire keringen De kadestrekking van 50 meter van de Delflandse Dijk wordt uiterlijk in 2015 op orde gebracht. Deze kadestrekking is door het nHWBP niet aangemerkt als meest risicovol. Delfland heeft besloten de kade op orde te brengen door middel van voorfinanciering. Met het programmabureau nHWBP en de andere waterschappen worden nog gesprekken gevoerd over een regeling waarbij de waterschappen eigen projecten voorfinancieren. Regionale keringen Conform planning zijn de risicovolle regionale keringen in 2015 op orde. In 2015 worden de laatste strekkingen (circa drie kilometer) verbeterd en wordt er een begin gemaakt met de voorbereiding van de minder risicovolle keringen. Een verdere verfijning van de toets van de minder risicovolle keringen laat zien dat het aantal kilometer kadestrekkingen beperkt is (naar verwachting tussen de drie en vijf kilometer). 3.3.3 Exploitatie
Exploitiesaldo (x € 1.000) Stevige dijken
2015 11.926
2016 12.857
2017 13.633
2018 14.730
2019 15.480
Nb. de jaarlijkse stijging in exploitatielasten wordt veroorzaakt door de kapitaalslasten van het activeren van HWBP en de kadeprojecten
Primaire keringen Kust Door het provinciaal beheerplan Natura 2000 is het onderhoud aan de kust aanzienlijk gewijzigd. Door de opgave op het gebied van natuurontwikkeling zijn de activiteiten in het duingebied verschoven van uitvoering (onderhoud) naar monitoring. Door de samenvoeging van diverse monitoringsopgaven en de samenvoeging van de diverse uitvoeringsopgaven kan er efficiënter gewerkt worden. Hierdoor neemt de begroting met ruim een ton af. Aangezien een deel van de kosten gedeclareerd wordt bij de provincie zullen ook de baten afnemen. Regionale keringen Buitengewoon onderhoud Het buitengewoon onderhoud aan waterkeringen vraagt de komende jaren extra capaciteit teneinde de regionale keringen – conform afspraak met de provincie – uiterlijk in 2020 aan de legger te laten voldoen. Dit is een gevolg van de grotere aandacht voor de samenwerking met de gemeenten voor in het bijzonder de kades met wegen, waardoor er vanuit de gemeenten meer adviesvragen naar voren komen dan in het verleden. Dit leidt tot een verhoging van de inzet in 2015. Voor het buitengewoon onderhoud is een intersectoraal team gevormd teneinde de opgave efficiënt te realiseren.
17
Beleid In 2014 wordt een verkenning uitgevoerd op een aantal nieuwe beleidsonderwerpen (saneringsbeleid keringen en binnenstedelijke waterkeringen). Op basis van deze verkenning wordt een eventuele beleidsuitwerking in 2014/2015 en verder geprogrammeerd. 3.3.4 Risico’s Regionale waterkeringen De toetsing van de bijzondere waterkerende constructies, waterkerende kunstwerken en niet waterkerende objecten (NWO) is qua kosten nog niet in te schatten. Op basis van een pilot in 2014 wordt ervaring opgedaan, op basis waarvan een goede kostenschatting voor het vervolg van de toetsing te maken is. Kadestrekkingen De bezuinigingen bij wegbeheerders kunnen gevolgen hebben voor de programmering van kadestrekkingen met wegen. Hierdoor loopt de doelrealisatie gevaar en zal Delfland moeten overwegen om de kosten hiervoor zelf op te brengen teneinde op tijd klaar te zijn conform de afspraken met de provincie. Vanuit de toetsing van niet waterkerende objecten (onder meer bomen, lantaarnpalen, tuinhuisjes) kan er een opgave komen voor het verwijderen van deze objecten dan wel het verder verbeteren van de keringen. Met deze opgave is nog geen enkele rekening gehouden en zal extra belasting op de financiële en personele middelen geven. Om deze opgave uit te kunnen voeren zal extra geld beschikbaar gesteld moeten worden of de opgave zal in de tijd vertraagd moeten worden. Buitengewoon onderhoud De opgave buitengewoon onderhoud tot 2020 is nog groot. Om de achterstand in te lopen kan het noodzakelijk zijn dat zowel financieel als qua bemensing een impuls nodig is. Dit is een randvoorwaarde om de doelstelling niet in gevaar te laten komen. In 2013 heeft een herijking plaatsgevonden betreffende de opgave buitengewoon onderhoud. In het bijzonder voor het buitengewoon onderhoud bij de kades met wegen is afstemming met de gemeente noodzakelijk (werk-met-werk maken). Dit vraagt capaciteit binnen de organisatie (zowel kwalitatief als kwantitatief). Als gevolg van onzekerheden over de beschikbare capaciteit binnen Delfland en vanwege de benodigde afstemming met de wegbeheerders zijn er risico’s voor het halen van de planning van de uit te voeren werken en daarmee de uitgave. Met de gemeenten wordt scherp onderhandeld over de meerkosten voor het buitengewoon onderhoud in de situaties dat de gemeenten het werk uitvoert. Gemeenschappelijke Regeling Beheer Grondwateronttrekking Delft Noord Vanaf september 2013 is met de gemeente Delft onderhandeld over de kosten van de voortzetting van de grondwateronttrekking en de bijdrage van Delfland daarin. Delfland wil uittreden uit de GR, omdat door het nemen van maatregelen na 2016 het belang bij de instandhouding wegvalt. Nochtans is niet duidelijk wat de bijdrage van Delfland is en in hoeverre sprake zal zijn van een eenmalige uittreedvergoeding. Dit zal naar verwachting leiden tot een hogere uitgave dan nu opgenomen in de meerjarenbegroting. Uit strategieoverwegingen wordt geen beheersmaatregel toegepast. Overige waterkeringen De opgave voor de verbetering van de overige keringen is nog niet duidelijk. Gezien Delfland zelf het initiatief heeft genomen om deze keringen te normeren, kan ook bij de verbetering een eigen verbeterspoor worden gevolgd. De kosten en de planning van de verbetermaatregelen kunnen dan ook over meerdere jaren worden verdeeld en mogelijk ook worden ingepast binnen bestaande financiële en personele randvoorwaarden.
18
3.4
Gezuiverd afvalwater
3.4.1 Trends en ontwikkelingen Akkoord UvW en VNG Na een verkennend proces naar kansen voor samenwerking in onze regio zijn in 2013 twee overeenkomsten gesloten met gemeenten ter implementatie van Bestuursakkoord Water: - Bestuurlijke overeenkomst voor Samenwerking in de Rotterdamse Afvalwaterketen (RoSa), d.d. 5 juni 2013 - Bestuurlijke overeenkomst Afvalwaterketen Delfland (NAD), d.d. 22 november 2013. Binnen deze samenwerkingsovereenkomsten werkt Delfland samen met gemeenten om kosten te besparen, kwetsbaarheid te verminderen en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Hierbij zet Delfland vooral in op de volgende thema’s: - Gezamenlijke visie, planvorming en afstemming van investeringen - Permanente optimalisatie van de afvalwaterketen (OAS) - Centrale, real-time, aansturing van de afvalwaterketen - Samenwerking in het operationele beheer en onderhoud van het afvalwatertransportsysteem (rioolgemalen en persleidingen) Daarnaast wordt met het Hoogheemraadschap van Rijnland onderzocht of samenwerking op het gebied van het zuiveringsbeheer kan leiden tot doelmatigheidsverbetering en/of vermindering van de kosten. Deze verkenning richt zich op de volgende onderdelen: - Samenwerking van de beleidsafdelingen - Samenwerking in de procesvoering - Samenwerking op het onderhoud - Samenwerking conform het model van het Waterschapsbedrijf Limburg De in dit proces te maken keuzes voor toekomstige organisatievormen in bouw en beheer van de afvalwaterketen kunnen invloed hebben op de organisatie van Delfland. In de loop van 2014 zal er meer duidelijkheid komen over de te maken keuzes. Toekomstbestendige afvalwaterketen Mede door innovatie en doorontwikkeling van technieken (al dan niet ingegeven door nieuwe wetgeving) ontstaan kansen om de ketens voor water, energie en grondstoffen te sluiten. Delfland verandert hierdoor steeds meer van afvalwaterverwerker in een leverancier van schoon water, energie en grondstoffen. Het tempo en het schaalniveau (lokaal of centraal) waarin Delfland voorsorteert op deze ontwikkelingen is afhankelijk van het ambitieniveau, kansen in het gebied en de daarmee verband houdende investeringskosten. Voorbeelden van kansen die zich de komende jaren samen met partners kunnen voordoen staan hieronder vermeld. Hergebruik effluent en toevoer influent - Zuivering van glastuinbouwwater op een AWZI en teruglevering als gietwater aan de glastuinbouw (Delft Blue Water). De verwachting is dat er in 2014 een besluit zal worden genomen over verdere acties rondom het project Delft Blue Water. Het onderzoek en de business case zullen in 2014 worden afgerond en afhankelijk van de uitkomst en eventuele subsidies kan er worden besloten tot opschaling van het project in 2015. - Verdergaande zuivering van afvalwater als bron voor oppervlaktewater zoals bij de ontwikkelingen rond de Blankenburgtunnel, met kansen om effluent te gebruiken voor kwaliteitsverbetering van het zwemwater in de Krabbeplas (waterharmonica). - Een effluent-nooduitlaat bij de Harnaschpolder combineren met de aanvoer van verdergaand gezuiverd effluent dan de huidige normen in het oppervlaktewatersysteem en onderzoeken of deze nooduitlaat gebruikt kan worden om het effluent te infiltreren in de duinen, om zodoende drinkwater te maken in het kader van ketensluiting.
19
Energie - Bij de exploitatie van de zuiveringen is voortdurend aandacht voor onderzoek naar energiebesparende maatregelen (MJA3). Naast energiebesparing zal in 2015 ook verder worden gekeken naar energiewinning. Op de zuiveringen wordt nu al door middel van vergisting meer dan 40% eigen energie gewonnen. Met behulp van nieuwe technieken kan het slib verder worden gedesintegreerd zodat er meer biogas kan worden geproduceerd. De verwachting is dat in 2015, afhankelijk van onderzoeken die lopen in 2014, nieuwe technieken worden geïnstalleerd. Grondstoffen - In samenwerking met slibeindverwerker HVC worden de kansen voor terugwinning van fosfaat uit zuiveringsslib verder onderzocht. - In 2015 zal ondermeer onderzoek worden gedaan naar cellulosewinning en de productie van bioplastic uit slib. Dit alles zal altijd in relatie tot energiewinning moeten worden beschouwd. Wanneer er bioplastics en cellulose worden geproduceerd gaat dat ten koste van de energieproductie. In het onderzoek worden de voor- en nadelen meegenomen. Duurzaamheid - Er vinden ook gebiedsontwikkelingen plaats op het gebied van zuiveren. De twee projecten BioRio Delft en RINEW richten zich op nieuwe sanitatie; nieuwe manieren van afvalwater en bioafval inzamelen en lokaal verwerken. Het is afhankelijk van de resultaten uit 2014 of er een vervolg aan de twee projecten wordt gegeven in 2015. Delfland ziet een toenemende trend met betrekking tot burgerinitiatieven waarbij bewoners en bedrijven zelf decentraal iets met energie willen doen. Dit kan effecten hebben op onze zuivering. Delfland moet in 2015 een standpunt innemen met betrekking tot decentrale sanitatie in relatie tot onder andere de vragen; gaat Delfland deze initiatieven stimuleren, faciliteren of ontmoedigen of zich terugtrekken uit deze projecten. Medicijnresten Op het gebied van medicijnresten en water heeft de Staatssecretaris in 2013 in een brief haar visie voorgelegd aan de Tweede Kamer. Om de hoeveelheid medicijnresten in het oppervlaktewater te verminderen wordt in eerste instantie ingezet op het uitwerken van brongericht beleid. Maatregelen in de waterketen worden in de toekomst echter niet uitgesloten. Hiermee is de deur op een kier gezet voor maatregelen op de zuivering in de toekomst. De concrete uitwerking van dit dossier vindt de komende jaren plaats en hangt samen met Europese beleidsontwikkelingen. Meerjarenraming 2015 - 2019 3.4.2 Investeringen
Gezuiverd afvalwater (x € 1 miljoen)
2015
2016
2017
2018
2019
Transporteren Zuiveren Doelmatigheid Publieke private samenwerking
0,0 0,3 0,5 0,0
0,4 0,5 0,1 0,0
0,4 0,5 0,1 0,0
0,4 0,5 0,1 0,0
0,4 0,5 0,1 0,0
Totaal
0,8
1,0
1,0
1,0
1,0
Transporteren en zuiveren De investeringen voor nieuwbouw van het transportstelsel AHR zijn afgerond en het laatste gemaal is opgeleverd. Er wordt geen nieuwe bouwopgave voorzien. Wel is een klein bedrag opgenomen voor investeringen in procesverbeteringen en innovaties. Bij het uitvoeren van onderhoud worden delen van het transport- en zuiveringsproces doorgelicht. Hieruit komen verbetervoorstellen voor beluchtingsinstallaties en geurbehandeling. Kansrijke ideeën worden omgezet in investeringsvoorstellen. 20
Doelmatigheid De investeringen zijn onderdeel van projecten die bijdragen aan de verbetering van doelmatigheid (OAS De Groote Lucht) en duurzaamheid (sluiten van de ketens voor water, energie en grondstoffen). De kosten voor het toekomstbestendiger maken van de afvalwaterketen lopen veelal voor de baten uit. De voordelen worden pas op langere termijn zichtbaar. Dat betekent dat voor het pakken van kansen voor verduurzaming van de afvalwaterketen een beperkt investeringsbudget gereserveerd is van € 0,75 miljoen te verdelen over de doelen zuiveren (€ 250.000) en doelmatigheid (€ 500.000). De investeringen betekenen geen substantiële toename van beheer en onderhoud voor de Delflandse organisatie. 3.4.3 Exploitatie
Exploitiesaldo (x € 1.000) Gezuiverd afvalwater
2015 106.432
2016 107.671
2017 105.848
2018 104.046
2019 103.614
Transporteren Voor de verschillende rioolgemalen die Delfland inzet voor het transport van afvalwater richting de zuiveringen worden inslagpeilen afgegeven aan de gemeente. Hiermee bepalen gemeenten vervolgens de bergingscapaciteit van het gemeentelijk rioolstelsel. Het is in het verleden voorgekomen dat er een afwijking bestaat waardoor de berging in het rioolstelsel te wensen over laat. Het is aannemelijk dat de inslagpeilen van de gemalen over de jaren veranderd zijn. Om de inslagpeilen te toetsen worden in 2015 de rioolgemalen, waar er sprake is van vrijverval aanvoer, opnieuw ingemeten. Zuiveren Er wordt onderzoek uitgevoerd naar de effecten van mogelijke nieuwe toekomstige zuiveringseisen zoals het verwijderen van hormoonverstorende stoffen, medicijnresten en bestrijdingsmiddelen. Doelmatigheid De programmalijn Doelmatigheid richt zich op alle activiteiten die verbeteringen kunnen brengen in de bestaande processen in de gehele afvalwaterketen (inzameling, transport en zuivering van afvalwater). Dit betreft de komende jaren voornamelijk de uitvoering van de afspraken uit de bestuursovereenkomsten met gemeenten en het onderzoek naar samenwerking met de buurwaterschappen. Daarnaast zal de aandacht zich ook richten op het pakken van kansen met keten- en gebiedspartners om de kringlopen voor water, energie en grondstoffen te sluiten, bijvoorbeeld binnen de afspraken over de slibeindverwerking met HVC en de ontwikkelingen rond de Blankenburgtunnel. In de meerjaren begroting 2014 - 2018 is rekening gehouden met de innovaties die worden verwacht. Een deel van deze financiering wordt gedekt door de retributie van de windturbines op de Groote Lucht. Publiek Private Samenwerking In 2015 zijn de gevolgen van de uitwerking van project AHR T&T zichtbaar. In samenwerking met Delfluent Services wordt gezamenlijk het innovatieprogramma uitgevoerd. 3.4.4 Risico’s De volgende risico’s zoals in de jaarrekening 2013 beschreven blijven zeer waarschijnlijk actueel in 2015: OZB-Harnaschpolder, verleggen persleidingen en exploitatiebijdrage vastgoedzone. Er zijn twee nieuwe risico’s te melden. Nooduitlaat effluentstelsel Het effluent van de AWZI Harnaschpolder wordt via twee effluentleidingen en via twee tracés afgevoerd naar het effluentgemaal op AWZI Houtrust. Er is op dit systeem geen nooduitlaat aanwezig. Op het terrein van AWZI Houtrust lopen de leidingen over enkele honderden 21
meters direct naast elkaar. In het geval van een calamiteit kunnen beide leidingen beschadigen en moeten wellicht buiten gebruik gesteld worden. De kans hierop is klein, maar de gevolgen voor imago, ecologie en gemeentelijke rioolstelsels zijn aanzienlijk. Om dit risico te verkleinen kan de aanleg van een nooduitlaat nabij de AWZI Harnaschpolder uitkomst bieden. Deze nooduitlaat kan mogelijk ook gebruikt worden voor inlaat van effluent voor peilhandhaving en waterkwaliteitsverbetering. Hiermee vergroot de redundantie van de zoetwatervoorziening. Tot een nooduitlaat is gerealiseerd blijft het risico bestaan en wordt het risico beheerst door adequaat onderhoud en een voldoende toegeruste calamiteitenorganisatie. Vergoeding aan Delfluent Meevallende indices hebben in de afgelopen jaren geleid tot minder uitgaven voor de vergoeding aan Delfluent dan bij de begroting werd aangenomen. De vergoeding wordt mede bepaald door de werkelijke prestaties van Delfluent en het verloop van een aantal indices. Voor de Kadernota 2015 is op basis van ervaring een inschatting gemaakt. Het risico is dat de definitieve indices hoger uitvallen dan voorzien. Dit kan leiden tot een overschrijding van de begroting. Delfland beoordeelt en maakt periodiek melding van dit risico aan de hand van de voortgang van de prestaties, de werkelijke ontwikkeling van de indexcijfers en de bijgestelde prognoses van Delfluent.
22
3.5
Instrumenten
3.5.1 Trends en ontwikkelingen Gebiedsgericht samenwerken Veranderingen in omgeving, veranderingen in planvormingsprocessen In 2015 zet de trend door van meer kleinere plannen die een langere doorlooptijd hebben. Ook wordt, voor het eerst in jaren, naar verwachting meer gebouwd, waardoor mogelijk kansen voor Delfland ontstaan om de opgaven te realiseren. De omgeving stelt steeds hogere eisen aan, en wil meer betrokken worden bij projecten van Delfland, waardoor meer procesen omgevingsmanagement nodig is. Tenslotte zet de trend door naar meer planvorming voor het op orde brengen en houden van waterkeringen. Complexe plannen van derden De Crisis- en Herstelwet en het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) leiden tot meer inzet voor infrastructurele projecten. Daarnaast wordt steeds meer gewerkt met geïntegreerde contractvormen die door de opdrachtgevers (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat) vroeg op de markt worden gezet. Dit vraagt een grotere inzet van Delfland vroeg in planvormingsproces. Waterplannen In de waterplannen lag de nadruk vooral op wateroverlast, waterkwaliteit en de waterketen. In 2015 vragen waterkeringen en de vertaling van klimaatadaptatie op gemeentelijk niveau meer aandacht. Van watertoets naar wateradvies In 2015 wordt een vergelijkbaar aantal wateradviesaanvragen verwacht als in 2014, maar wel in toenemende mate langdurige processen en voor versnipperde kleine plannen. De nadruk ligt daarbij op vroegtijdig in gesprek gaan, meedenken en adviseren en het verbeteren van de (digitale) dienstverlening. Strategisch Omgevingsmanagement Waar mogelijk combineert Delfland zijn belangen met de belangen van andere partijen in het gebied. Delfland gebruikt daarbij een aanpak van strategisch omgevingsmanagement, die op een reproduceerbare wijze problemen oplost en gelijktijdig bouwt aan een duurzame relatie die gebaseerd is op vertrouwen. Regulering en toezicht Methoden van toezicht en opsporing De veranderende omgeving en de opgave voor Delfland vragen om nieuwe methoden voor toezicht en opsporing. Er wordt structureel tijd vrijgemaakt om ontwikkelingen te volgen en zo mogelijk pilots uit te voeren om de kwaliteit van het toezicht te vergroten en/of de efficiency te verbeteren. Verschuiving toezicht De in 2013 ingezette ontwikkeling van “objectgericht” naar “gebiedsgericht” zet door. Dat betekent dat de toezicht en handhavingsinspanningen geprioriteerd worden op de problemen en risico’s in de primaire processen. Bij de inzet van instrumenten staat het te bereiken effect centraal. Programma’s Vanuit het programma Schoon water wordt een grotere inspanning van Toezicht en Handhaving gevraagd om emissies naar oppervlaktewater verder te beperken en bij voorkeur te voorkomen. Vanuit Stevige dijken wordt naast het reguliere toezicht, extra inzet voorzien voor het tegengaan en mogelijk saneren van niet-waterkerende objecten (NWO’s). Dit in relatie tot o.a. kadeverbeteringen en buitengewoon onderhoud. Regulering en Planadvisering Binnen het vergunningverleningsproces treden twee grote veranderingen op. Een verschuiving van tijd en capaciteit binnen het vergunningenproces van het feitelijk opstellen van de 23
vergunning naar advisering en vooroverleg. En een grotere verwevenheid van het reguleringsproces in ruimtelijke processen en planvorming doordat Delfland steeds meer aan de voorkant meekijkt bij ruimtelijke processen, en juridische en technische kaders wil meegeven. Ook wordt een toename van het aantal design- en constructprojecten verwacht, waardoor meer tijd en capaciteit nodig is voor vooroverleggen. Meerjarenraming 2015 - 2019 3.5.2 Investeringen
Instrumenten (x € 1 miljoen)
2015
2016
2017
2018
2019
Gebiedsgericht samenwerken Regulering en toezicht Communicatie Digitale dienstverlening
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
0 0 0 0
Totaal
0
0
0
0
0
2018 9.801
2019 9.800
Binnen het programma Instrumenten zijn in 2015 geen investeringen voorzien. 3.5.3 Exploitatie
Exploitiesaldo (x € 1.000) Instrumenten
2015 9.913
2016 9.928
2017 9.946
Gebiedsgericht samenwerken Ruimtelijke Planvorming In 2015 ligt de nadruk op: watertoets/wateradvies inclusief verbeteren (digitale) dienstverlening; waterplannen, waarbij zowel aandacht is voor de actualisatie van waterplannen als uitvoeringsprogramma’s; ruimtelijke plannen, waarbij de inhoudelijke resultaten voor 2015 vanuit de programma’s leidend zijn; complexe plannen van derden, waarbij het accent ligt op de Blankenburgertunnel, A13-A16 en Rotterdamse Baan; accountmanagement. Om de belangen van Delfland goed te borgen, doet Delfland vroegtijdig mee in gebiedsprocessen, door contacten te onderhouden met externe partners, hun belangen te kennen en samen te werken. Daarnaast is het nodig om de belangen vanuit de bevoegdgezagrol vroegtijdig in te brengen en te borgen in het proces. Het concept van strategisch omgevingsmanagement wordt verder uitgewerkt in samenwerking tussen planvorming, accountmanagement en projectrealisatie. Deze werkwijze vraagt om verregaande afstemming van belangen aan de voorkant van processen die in het gebied spelen. Delfland onderzoekt samen met de partners op transparante wijze zijn opgaven in het gebied. Delfland opereert daartoe in diverse netwerken en vormt daarin (tijdelijke) coalities met verschillende samenstellingen. Met belangrijke gebiedspartners zoekt Delfland naar verdergaande samenwerkingsverbanden. Waterschapsverkiezingen Op 18 maart 2015 vinden de waterschapsverkiezingen plaats, waarna een nieuw bestuur aantreedt. Dit betekent een intensief inwerk- en kennismakingstraject, ook met de externe (bestuurlijke) relaties. Daarbij zullen ook de ambities en belangen van Delfland, mede in het licht van het nieuwe coalitieakkoord, voor het voetlicht worden gebracht.
24
Watertafel Ook in 2015 wordt door Delfland een ambtelijke en bestuurlijke Watertafel georganiseerd met de bestuurders van de inliggende gemeenten. Deze Watertafel is bedoeld als de plek waar watergerelateerde onderwerpen in de volle breedte van Delflands gebied worden besproken. De Watertafel heeft enerzijds het karakter van informeren, discussiëren en agenderen en is anderzijds ook bedoeld om besluiten te nemen. Regulering en toezicht Complexe projecten In 2015 komen/zijn veel complexe projecten van derden tegelijk in uitvoering. Dit vraagt om een strakke organisatie en prioritering. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de afgelopen jaren opgedane ervaring. In het reguleringsproces resulteert dit in een steeds belangrijkere rol voor het vooroverleg bij vergunningverlening. Regulering als instrument voor een efficiënt en effectief waterbeheer De dereguleringstrend wordt doorgezet door het opstellen en actueel houden van algemene regels voor eenvoudige ingrepen in het watersysteem. De watervergunning blijft een efficiënte en effectieve maatregel om nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de veiligheid van de omgeving te voorkomen, met name tijdens de uitvoering als de risico’s voor het watersysteem en de omgeving het grootst zijn. Daarnaast wordt door middel van vergunningverlening voorkomen dat ingrepen leiden tot extra beheerskosten of de effecten van eigen investeringen teniet doen. Door onder andere winwinsituaties wordt een behoorlijke bijdrage aan de opgaven van Delfland geleverd. Samenwerking op het gebied van regulering en toezicht Onder de noemer VTH West (Vergunning toezicht en handhaving) hebben de teams/afdelingen vergunning en handhaving van de Hoogheemraadschappen van Rijnland, Schieland en de Krimpenerwaard, Stichtse Rijnlanden en Delfland afgesproken om de processen voor regulering en handhaving verder op elkaar af te stemmen. Deze samenwerking wordt in 2015 verder uitgebouwd. Naast het reguliere toezicht op naleving van regels zal in 2015 circa 40% van de capaciteit besteed worden aan gebiedsgericht toezicht. Surveillance en “gebiedgericht meten en handhaven” zijn hierbij belangrijke pijlers. Intern zal de nadruk liggen op verdergaande digitalisering, inrichting van het zaaksysteem en de verbetering van de faciliteiten voor de buitendienstmedewerkers. Schouw Op basis van de besluitvorming in 2014 wordt de schouw verder geprofessionaliseerd. Uitgangspunt is dat de schouwwerkzaamheden zoveel mogelijk onderdeel worden van het reguliere werkproces en de administratieve lasten verminderd worden. Communicatie Door de grote hoeveelheid veranderingen als gevolg van D-sign (de projectnaam voor het realiseren van de huisvestingsstrategie en de nieuwe Delflandse manier van werken, zie programma Organisatie), e-dienstverlening, netcentrisch werken en verkiezingen wordt in 2015 extra aandacht besteed aan interne communicatie. 725 jaar Delfland De aanvullende externe communicatieactiviteiten rondom het 725-jarige jubileum van Delfland zullen mede in het teken staan van profileringactiviteiten ten behoeve van de verkiezingen. Het 725-jarig jubileum loopt van mei 2014 tot mei 2015 en wordt gecombineerd met de verkiezingsinspanningen. De financiering hiervan vindt plaats als onderdeel van de investering rondom de verkiezingen. Zie hiervoor het programma Organisatie. Digitale Dienstverlening 3Di 3Di wordt in 2015 verder geïmplementeerd. Het model is geschikt voor het simuleren van overstromingen en het verkrijgen van informatie en voorspellingen bij watersysteemanalyses 25
of tijdens een calamiteit,. Ook is 3Di toepasbaar in het operationeel beheer en in planvormingsprocessen. E-dienstverlening Het optimaliseren van de externe dienstverlening, het vergroten van de interne efficiency en het ondersteunen van de samenwerking binnen Delfland blijft het primaire doel van de gezamenlijke projectactiviteiten. Zaakgericht werken wordt verder geïmplementeerd, onder andere voor de watertoets en rioleringsplannen. In samenwerking met Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard worden wellicht ook de eerste interne processen gedefinieerd en opgepakt. Het KCC (KlantContactCentrum) krijgt steeds meer vorm en wordt ingebed in de organisatie en werkprocessen. Het project blijft nauw verbonden met andere projecten binnen Delfland, zoals gegevensbeheer, digitaal samenwerken, vervanging IRIS en D-Sign. IRIS Delfland oriënteert zich samen met Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard op de toekomstige geo-informatievoorziening, waarin de huidige IRIS-functionaliteit vervangen wordt door standaard- en moderne oplossingen. Het saneren van het huidige IRIS en inventariseren van behoefte, ontwikkelen, aanschaf en implementeren van nieuwe applicaties (al dan niet marktoplossingen) zal in 2015 tijd, geld en capaciteit vergen in het I&A-domein. Gegevensbeheer Vanuit de kaders gesteld door gegevensmanagement worden de basisgegevens van het watersysteem op orde gebracht. 3.5.4 Risico’s Gebiedsgericht samenwerken Omgevingsmanagement en planvorming ten aanzien van waterkeringen Er is een eerste voorzichtige inschatting gemaakt (geen-spijt) van wat aan planvorming en omgevingsmanagement nodig is voor het op orde brengen en houden van waterkeringen (met name buitengewoon onderhoud, wegen op kades). Pas na gesprekken met gemeenten (in het kader van werk met werk maken) en een nadere inhoudelijke verkenning kan de benodigde inzet worden bepaald. Beheersmaatregel: Indien nodig worden in de P&C-cyclus voorstellen gedaan. Veranderingen in planvormingsprocessen Bij een (snel) aantrekkende economie kan naar verwachting niet op alle kansen voor Delfland worden ingesprongen, kan de kwaliteit van de inbreng onder druk komen te staan (en daarmee ook de relatie) en kan de werkdruk oplopen. Beheersmaatregel: Dit onderwerp meenemen bij de uitwerking van het WBP5. Een strategie van prioritering van kansen maakt hier onderdeel van uit. Bezuinigingen bij gemeenten Bij een aantal gemeenten kost het door bezuinigingen, decentralisatie van rijkstaken en verschuivingen van middelen binnen de gemeentelijke organisaties, steeds meer moeite om afspraken in bijvoorbeeld waterplannen na te komen. Beheersmaatregel: Bij het actualiseren van de uitvoeringsprogramma’s van de waterplannen wordt expliciet gekeken naar eventuele gevolgen voor Delfland. Innovaties In een aantal gebieden lopen planvormingsprocessen waarin innovatieve oplossingen worden ontwikkeld. Indien deze oplossingen succesvol blijken, kan dat leiden tot een snellere opschaling dan verwacht en daarmee samenhangende inzet van middelen. Beheersmaatregel: Indien nodig worden in de P&C-cyclus voorstellen gedaan. Regulering en toezicht Toezicht en Handhaving Delfland streeft enerzijds naar uniformering en deregulering teneinde processen te kunnen automatiseren, regeldruk te verminderen en eenduidigheid voor klanten te bewerkstelligen.
26
Anderzijds wil Delfland samen met de omgeving, waar mogelijk maatwerk leveren, hetgeen tot precedenten leidt. Het werken in dit spanningsveld vraagt een extra kwantitatieve en kwalitatieve inzet van medewerkers. Beheersmaatregel: In de ontwikkeling van medewerkers wordt dit meegenomen in jaarplannen. De kwantitatieve inzet is afhankelijk van de projecten/activiteiten. Indien nodig worden in de P&C-cyclus voorstellen gedaan. Regulering en Planadvisering Van een aantal projecten en ontwikkelingen is op dit moment niet duidelijk wat de effecten zijn van met name de toename van het aantal design en constructprojecten en het complex buitengewoon onderhoud. Beheersmaatregel: Indien nodig worden in de P&C-cyclus voorstellen gedaan.
27
3.6
Organisatie
3.6.1 Trends en ontwikkelingen Sturing Innovatie De omgeving van Delfland legt steeds meer nadruk op open innovatie. Dit is een vorm van innovatie waarbij er samenwerkingsverbanden met andere overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven worden benut. De Rijksoverheid bepleit dit in haar topsectorenbeleid en Delfland sluit hierop aan. Delfland bouwt voort op het kennis- en innovatieprogramma en zet in op de begrote interne innovatieprogramma’s. Bij de totstandkoming van de innovatieagenda 2015 betrekt Delfland andere (regionale) partners. D-sign: De Delflandse Manier van Werken en strategische huisvesting Delfland heeft met de implementatie van concernsturing gekozen voor het sturen op resultaten. De mogelijkheid om tijd- en plaatsonafhankelijk te kunnen werken, speelt daarbij een belangrijke rol. D-sign staat voor de vormgeving van deze Delflandse Manier van Werken in combinatie met de huisvestingsstrategie. Het traject is gericht op efficiënt, effectief en plezierig werken, passend bij de innovatieve, kennisgerichte organisatie die Delfland wil zijn. In de komende planperiode betekent D-sign de inzet op huisvesting en ICT, maar ook de manier van (samen)werken. De afspraken die in dit kader in de CAO zijn gemaakt vormen de randvoorwaarden. Waterbeheerplan 5 Medio 2015 wordt het WBP5 aangeboden ter vaststelling door de VV. In het plan beschrijft Delfland zijn langetermijnvisie en worden doelen beschreven die bijdragen aan de invulling van de taken van Delfland tegen het licht van de eerder genoemde ontwikkelingen. Het WBP5 bestaat uit een strategisch deel en een uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is een uitwerking van het strategisch deel en wordt gekoppeld aan de jaarlijkse Planning & Controlcyclus. Om te komen tot een nieuw Waterbeheerplan doorloopt Delfland een gebiedsproces in 2014 en 2015. Hierbij zoekt Delfland samenwerkingsverbanden om doelen te realiseren, laat het zich inspireren door bewoners en/of ondernemers en informeert het de burgers in het beheergebied. Ondersteunende producten Personeel en Organisatie Flexibilisering van de arbeidsmarkt De arbeidsmarkt in Nederland is in de afgelopen jaren sterk veranderd. Verdergaande flexibilisering van arbeidsrelaties en toenemende vergrijzing onder huidige medewerkers zijn van invloed op het arbeidsmarktbeleid van werkgevers. Zowel onder jonge toetreders tot de arbeidsmarkt, als onder mensen die al langer werkzaam zijn en van loopbaan wisselen, is de trend om minder vaste werknemersrelaties aan te gaan. Dit blijkt onder andere uit de toename van het aantal zzp-ers. Dit aantal is vanaf het begin deze eeuw bijna verdubbeld van 470 duizend in 2000 tot ruim 800 duizend nu, en de verwachting is dat dit aantal nog verder toeneemt. In tegenstelling tot deze flexibilisering van de arbeidsmarkt is de structuur van de personele bezetting van het waterschap nauwelijks gewijzigd. Aanstelling vindt plaats op functieniveau en contracten zijn vooral geënt op vaste structuren. Het waterschap moet kunnen blijven beschikken over competenties die de continuïteit en de ontwikkeling van de organisatie waarborgen. Het is daarom van belang om in de toekomst te kunnen reageren en anticiperen op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De huidige systematiek van het werken met een vaste formatie leidt tot inflexibiliteit. Een benadering van de personele component die meer gericht is op de financiële beheersing dan op formatietechnische aspecten, zou flexibeler zijn en daarmee beter inspelen op de behoeften van de organisatie en de mogelijkheden van de arbeidsmarkt. Tegen deze achtergrond moet het waterschap inspelen op de verdergaande flexibilisering van het arbeidspotentieel en zal het uitwerken wat dit betekent voor de organisatie. Het doel van 28
de verkenning is om de benodigde menskracht toekomstbestendig te maken binnen de afgesproken financiële kaders. CAO De laatst gesloten overeenkomst liep af op 31 december 2013. Op dit moment is er nog geen nieuwe overeenkomst, maar de waterschappen hebben al wel de vier belangrijkste thema’s onderschreven. 1. De koopkrachtontwikkeling en loonkosten. 2. De organisatieontwikkeling en de toekomst van functiewaardering. 3. Een activerend personeelsbeleid dat aanzet tot ‘het stapje extra.’ Dit houdt in dat werknemers tevreden zijn, maar ook proactief, energiek en vitaal. 4. De inconveniënten- en onkostenvergoedingen. Door alle onafhankelijke regelingen van de waterschappen te laten passen binnen de sectorale kaders neemt het de belemmeringen voor mobiliteit en verschillende samenwerkingsvormen binnen (en buiten) de sector weg. Het Werkgeversberaad van de Unie van Waterschappen wil een CAO met een nullijn afsluiten. Het is echter niet uitgesloten dat er door een nieuwe CAO toch een verhoging komt van de personele lasten. Daarom worden de personele lasten in 2015 geïndexeerd. Voor de gemiddelde loonkostenindexering wordt 1,5% gehanteerd. Voor de autonome loonkostenontwikkeling wordt uitgegaan van 1%. In de CAO is het verlofrecht, dat uitgaat boven het wettelijk minimum, omgezet in financiële ruimte binnen het Individueel Keuze Budget (IKB). Dit betekent dat wanneer een medewerker meer verlof opneemt, Delfland minder salaris uitkeert. Op basis van de ervaringen uit de voorgaande jaren wordt rekening gehouden met een bescheiden hoeveelheid gekocht verlof, wat een lichte daling van de personele lasten met zich meebrengt. Bescheiden, aangezien medewerkers hun verlofstuwmeren (meegenomen verlof uit voorgaande jaren) eerst opnemen voordat ze verlof kopen. Mobiliteit Delfland weet zijn behoefte aan toekomstig personeel en anticipeert hierop. Het aantal mensen dat Delfland verlaat, hetzij door vrijwillig ontslag, hetzij vanwege pensionering is bekend. In het rapport ‘Watermensen werken door’ van De Stichting Arbeidsmarkt- en Ontwikkelingsfonds Waterschappen (december 2013) wordt vastgesteld dat het eerder verwachte personeelstekort voor de overheid voor 2020 niet zal optreden. De doorstroom van medewerkers wordt echter als knelpunt aangegeven: het werk moet gedaan worden door het huidige personeel. Ter bevordering van de gewenste doorstroom onderneemt Delfland initiatieven om de inzetbaarheid van medewerkers te bevorderen, zoals: uitwisseling van personeel of detacheringen (indien mogelijk ook uitzendingen naar het buitenland). Kennis Het behoud van de aanwezige kennis en kunde, mede door de hierboven genoemde ontwikkeling, is een aandachtspunt voor Delfland. Doordat de arbeidsmarkt flexibiliseert en circa 25% van de medewerkers ouder is dan 55 jaar bestaat het risico dat kennis binnen afzienbare tijd wegvloeit. Delfland zet in op het behoud van kennis en kunde en op de kwalitatieve ontwikkeling van het personeel. De ontwikkeling van medewerkers wordt geïntensiveerd door een verstevigd opleidingsaanbod. De uitwisseling van personeel, de roulatie van leidinggevenden en mentorschap dragen bovendien bij aan de bevordering van de inzetbaarheid van medewerkers. Kennis en informatie voor burgers en belanghebbenden wordt in toenemende mate belangrijk. Delfland vindt het belangrijk dat kennis ook daadwerkelijk kan worden gedeeld. Op dit moment is kennis versnipperd aanwezig bij de waterschappen en bestaat het risico dat dezelfde kennisvragen meermaals worden uitgezet. Delfland pleit op Unieniveau voor een digitaal kennisvenster (virtueel venster) waardoor kennisontwikkeling en kennisdeling worden bevorderd. In de komende planperiode krijgt dit initiatief verder vorm. Diversiteit De verhouding van het aantal werkzame mannen en vrouwen bij Delfland steekt gunstig af bij de cijfers van de andere waterschappen. Landelijk lag de verhouding bij de waterschappen 29
ultimo 2013 op 72% - 28%, bij Delfland was deze 64% - 36%. In leidinggevende functies was deze landelijk 84% - 16%, bij Delfland 58% - 42%. Delfland voert geen actief beleid om medewerkers met een arbeidshandicap aan te trekken. Wel is de laatste jaren een tweetal medewerkers in dienst getreden met een erkende arbeidshandicap. Informatisering en Automatisering (I&A) Ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening vragen om explicietere en meer integrale sturing op het I&A-domein en de bijbehorende processen. Ook de Delflandse manier van werken (als onderdeel van D-sign) verlangt dat I&A niet meer alleen gaat over het digitaliseren van gegevens en documenten, maar vooral ook om het digitaliseren van complete processen en zelfs werkwijzen. Om het gehele proces van de vraag naar informatie of automatisering tot en met de uitvoering ervan te verstevigen, dient de strategische en tactische besluitvorming over I&A versterkt te worden. Bij Delfland wordt een model voor besturing en beheersing van informatievoorziening geïmplementeerd, waarin een aantal belangrijke besturingsaspecten zijn verenigd. Door het kanaliseren en richten van de vraagstelling, het gecontroleerd opbouwen van het I&A landschap en het grip krijgen op de totale uitgaven op het gebied van I&A is Delfland in staat om de informatievoorziening op een effectieve en efficiënte wijze te borgen. Voor het toepassen van het besturings- en beheersingsmodel wordt een “Chief Information Officer” (CIO) verantwoordelijk. De CIO begeleidt de uitwisseling van vraag en aanbod tussen de primaire sectoren en de I&A functie van Delfland. De CIO wordt ondersteund door informatiearchitecten en een portfoliomanager. De hoogheemraadschappen van Delfland, Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard doorlopen daarnaast samen een soortgelijk proces om de besturing en beheersing van de informatievoorziening in te richten. De drie hoogheemraadschappen benoemen daarom ook een gezamenlijke CIO. Deze zorgt ervoor dat het informatievoorzieningbeleid van de drie organisaties leidt tot verdere samenwerking op het gebied van I&A en doet samen met de CIO’s van de respectievelijke hoogheemraadschappen voorstellen om de inrichting van I&A verder vorm te geven. Meerjarenraming 2015 - 2019 3.6.2 Investeringen
Organisatie (x € 1 miljoen)
2015
2016
2017
2018
2019
Sturing Huisvesting Ondersteunende producten
0,0 12,0 2,4
0,0
0,0
0,0
0,0
0,6
0,9
1,0
0,8
Totaal
14,4
0,6
0,9
1,0
0,8
Ondersteunende producten De investeringen betreffen de vervanging van IRIS, ICT projecten (zoals de vervanging van hardware en vernieuwing van softwarepakketten), en de Waterschapsverkiezingen. Aanvullende ICT-projecten voor de vervanging van ondersteunende financiële en personeelssystemen worden gedurende 2015 voorbereid. Investeringen worden verwacht met ingang van 2016. Huisvesting Delfland heeft zich in de Huisvestingsstrategie Delfland 2020 voorgenomen het aantal kantoorlocaties te verminderen van vijf naar twee. Aan de Verenigde Vergadering worden keuzes voorgelegd om hiertoe te komen. Op basis van de keuze van de Verenigde Vergadering worden het Programma van Eisen en het ontwerp voor de verbouwing met een bijbehorend investeringsplan en krediet verder uitgewerkt. Het investeringsbedrag heeft een voorlopig karakter en voor 2015 is een stelpost opgenomen van € 12 miljoen.
30
Gemeenlandshuis gastvrij Delfland vindt het belangrijk dat de VV-bijeenkomsten en commissievergaderingen bekend zijn bij het publiek en dat de bijeenkomsten laagdrempelig toegankelijk zijn voor belangstellenden. Door middel van de publicatie van stemmingen, rondleidingen in het Gemeenlandshuis, ‘meet and greets’ met leden van de VV en eenvoudige toegang tot de publieke tribune wil Delfland het publiek meer deelgenoot maken van de activiteiten van de gekozen en benoemde VV-leden. Waterschapsverkiezingen Op 18 maart 2015 vinden gelijktijdig met de verkiezingen voor provinciale staten waterschapsverkiezingen plaats. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de organisatie van zowel de staten- als de waterschapsverkiezingen. Alle door Delfland te ondernemen activiteiten vóór en na de verkiezingen zijn samengebracht in het project “Verkiezingen Delfland 18 maart 2015”. Dit project loopt van februari 2014 tot juni 2015. Vooralsnog is er in totaal € 2 miljoen geraamd en € 1 miljoen aan krediet verstrekt (2014 € 0,5 miljoen en 2015 € 1,5 miljoen) ter dekking van: Kosten die door de Unie van Waterschappen in rekening zullen worden gebracht vanwege landelijke activiteiten (circa € 0,3 miljoen); Kosten voor de organisatie van de verkiezingen, start nieuw bestuur, afscheid vertrekkende bestuursleden (circa € 0,5 miljoen); De te verwachte kosten van Delflands eigen opkomstbevorderende activiteiten (deels samenhangend met de viering van 725 jaar Delfland) De verplichte bijdrage en het Gemeentefonds is nog niet bekend. Op basis van de wet Aanpassing Waterschapsverkiezingen zijn de waterschappen een vergoeding verschuldigd voor de kosten van gemeenten die zijn verbonden aan de organisatie van de waterschapsverkiezingen. De vergoeding wordt door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. Voor Delfland betekent het naar verwachting een verplichte bijdrage van circa € 1,5 miljoen. Zodra dit bekend is, wordt een (tweede) kredietvoorstel aan de VV voorgelegd. 3.6.3 Exploitatie
Exploitiesaldo (x € 1.000) Organisatie
2015 27.704
2016 26.470
2017 26.573
2018 26.579
2019 26.543
Ondersteunende producten Waterschapsverkiezingen Na de verkiezingen start een traject van benoeming en installatie van de nieuwe bestuursleden, coalitievorming, het uitvoeren van een introductieprogramma voor de leden van het Algemeen Bestuur (AB), het inwerken/ de overdracht van de leden van het AB en Dagelijks Bestuur (DB), en het organiseren van het afscheid van vertrekkende bestuursleden. Dit traject beslaat een zeer korte tijdspanne, waarin veel activiteiten moeten worden georganiseerd en gefaciliteerd. Evaluatie bestuursprocessen Met het oog op de start van een nieuwe bestuursperiode worden eind 2014 de diverse bestuurlijke vergaderprocessen geëvalueerd. Mogelijk komen hier wijzigingsvoorstellen uit voort, bijvoorbeeld ten aanzien van frequentie en tijdstip van vergaderen van het nieuwe bestuur, de inzet van het bestuurlijk informatiesysteem en van de hulpmiddelen bij het vergaderproces. Zaakgericht werken In 2015 gaat Delfland verder met het implementeren van het zaakgericht werken in de interne processen. Na besluitvorming over de volgorde en het tempo, zal de implementatie worden georganiseerd via het I&A-besturings- en beheersingsmodel.
31
Inkoop De Aanbestedingswet en de ontwikkeling van de inkoopfunctie tot een meer strategische partner zorgen voor een toegenomen complexiteit. Om deze ontwikkeling verder vorm te geven wordt gebruik gemaakt van externe inkoopdeskundigheid, die vooral gericht is op het uitvoeren van aanbestedingstrajecten. Daarnaast wordt de samenwerking met andere waterschappen intensiever. Deze samenwerking resulteert niet alleen in gezamenlijk aanbestedingen, maar ook in organisatorische samenwerkingsvormen. I&A Vorige jaren heeft de VV extra capaciteit ter beschikking gesteld voor e-dienstverlening, gegevensbeheer, systeem- en gegevensintegratie, de proeftuin Delfland digitale delta en de regionale samenwerking op I&A-gebied. De extra capaciteit wordt in 2015 gecontinueerd en richt zich vooral op: De informatiearchitectuur (de samenhang van systemen) Het relatiebeheer (de verbinding met de primaire sectoren) De beveiliging (de implementatie van de Baseline Informatiebeveiliging Waterschappen) Het gegevensbeheer (het inwinnen, de opslag en de ontsluiting van gegevens verbeteren) De digitale ondersteuning van de primaire processen Met de hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard zal doorlopend bezien worden welke van de genoemde activiteiten in samenwerking kunnen worden uitgevoerd. Vastgoed- en eigendombeheer Voor de administratie en het beheer van vastgoed en (andere) eigendommen zal in samenwerking met de hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard invulling worden gegeven aan de in 2014 gekozen gezamenlijke organisatiestructuur. 3.6.4 Risico’s Ondersteunende producten I&A De capaciteit voor ontwikkeling en beheer van het ICT-landschap van Delfland is beperkt, terwijl de vraag naar moderne ICT-oplossingen toeneemt. Het hanteren van het besturingsen beheersingsmodel voor de informatievoorziening zal duidelijk maken in welke mate binnen de beperkte capaciteit keuzen gemaakt moeten worden. Financieel systeem Het huidige financiële systeem moet binnen afzienbare tijd worden vervangen, omdat de ondersteuning voor de software stopt waardoor updates en wijzigingen niet meer mogelijk zijn. In 2015 onderzoekt Delfland wanneer en hoe het systeem wordt vervangen.
32
4
Financiële ontwikkelingen
4.1
Inleiding
De bepaling van de uiteindelijke exploitatiesaldi 2015-2019 van de Kadernota 2015 wordt via een aantal stappen gepresenteerd. De eerste stap is de doorrekening van de meerjarige structurele effecten uit de jaarrekening 2013. Vervolgens worden de financiële effecten van de uitgangspunten en bijstellingen van de Kadernota in beeld gebracht. Dit resulteert uiteindelijk in de meerjarige exploitatiesaldi van de Kadernota 2015. Hierbij betreft het exploitatiesaldo de opbrengst minus de kosten. Daarnaast heeft een financiële doorkijk plaatsgevonden tot 2030. 4.2
Structurele effecten jaarrekening 2013
Tabel 1 bijstelling meerjarenraming 2014-2018 naar vertrekpunt Kadernota 2015 Meerjarenperspectief (bedragen in € 1.000) en -/- = nadelig oorspronkelijke begroting 2014-2018
2015
2016
2017
2018
2019
2.524
4.973
9.332
14.739
17.548
effecten jaarrekening 2013 Bijstelling kapitaallasten
-1.221
-1.179
-1.211
-1.166
-1.183
Structurele effecten op directe kosten
3.438
3.609
3.747
3.937
3.787
Bijgestelde meer jarenraming 20142018 (na effecten jaarrekening)
4.741
7.403
11.868
17.510
20.152
4.3
Uitgangspunten en bijstellingen kadernota
In de kadernota 2015 is een aantal financiële uitgangspunten en bijstellingen opgenomen. Deze betreffen: Aanpassing van het investeringsvolume per jaarschijf Personeelsbegroting Tariefsaanpassing vanaf 2015 en verder Kapitaallasten en onderhanden werk Leningenportefeuille Aanpassing van het investeringsvolume per jaarschijf In de oorspronkelijke meerjarenraming 2014-2018 werd uitgegaan van een jaarlijks investeringsvolume inclusief HWBP van € 55 miljoen vanaf 2014. Op basis van de Kadernota 2015 wordt voorgesteld de jaarlijkse investeringsbedragen (inclusief HWBP) bij te stellen. In de afzonderlijke programma’s wordt het (extra) benodigde investeringsvolume toegelicht. In tabel 2 en tabel 3 wordt deze bijstelling met daarbij een verdeling per programma weergegeven. Tabel 2 Bijgesteld investeringsvolume per programma Meerjarenperspectief (bedragen in € 1 miljoen incl. HWBP) Begroting 2014-2018 Bijstellingen kadernota Geactualiseerd investeringsvolume
2015
2016
2017
2018
2019
55,4 -1,1 54,3
55 -13 42
55 -13 42
55 -13 42
55 -13 42
2,5 16,1 8,4 12,1 0,8
5,7 8,1 4,9 12,1 1
4,5 6,8 3,2 12,1 1
4,5 2,1 3,8 12,1 1
4,5 1,5 5 12,1 1
Verdeling naar programma's Schoon water Voldoende water Stevige dijken HWBP Gezuiverd afvalwater
33
Instrumenten
0 14,4 0 54,3
Organisatie Nog in te vullen Geactualiseerd investeringsvolume
0 0,6 9,6 42
0 0,9 13,5 42
0 1 17,5 42
0 0,8 17,1 42
De investeringsvolumes zijn gebaseerd op een inschatting van wat benodigd is voor de realisatie van programmadoelstellingen. Het volume wordt in detail uitgewerkt bij de programmabegroting 2015 en kan aan de hand daarvan worden aangepast. Tabel 3 Investeringsvolume per programma Kadernota 2015 versus investeringsvolume programmabegroting 2014 2015 Mutaties investeringsvolumes per programma
Begroting 2014
Schoon water
9,9 15,4 9,1 12,1 0,6 0,1 8,2 55,4
Voldoende water Stevige dijken HWBP Gezuiverd afvalwater Instrumenten Organisatie Totaal
Mutatie
-7,4 0,7 -0,7 0 0,2 -0,1 6,2 -1,1
Kadernota 2015
2,5 16,1 8,4 12,1 0,8 0 14,4 54,3
Personeelsbegroting Ten aanzien van de personeelsbegroting zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd De vaste formatie is het vertrekpunt Taakstelling blijft gehandhaafd De benodigde inzet voor het behalen van de doelen in 2015 wordt gefinancierd vanuit de personeelsbegroting. Voor CAO ontwikkelingen wordt 1,5 % gehanteerd en 1% voor autonome loonkostenontwikkeling (De gehanteerde loonkostenvoet voor de overheid door het Centraal Planbureau voor 2015 is 2,5%). Opbrengsten Wijzigingen belastingopbrengsten vanaf 2015 en verder In de kadernota 2015 wordt voorgesteld om de gemiddelde tariefstijging voor de watersysteemheffing en zuiveringsheffing ten opzichte van de huidige meerjarenraming 20142018 gelijk te houden: 3% voor de watersysteemheffing en 4% voor de zuiveringsheffing. In paragraaf 4.4 is het effect van deze tarieven op de exploitatiesaldi, vermogenspositie en de kosten en opbrengsten per taak in beeld gebracht t/m 2019. Tabel 5 Stijging van tarieven per jaarschijf 2015
2016
2017
2018
2019
watersysteem
3%
3%
3%
3%
3%
zuiveringsheffing
4%
4%
4%
4%
3%
Kapitaallasten en onderhanden werk In het meerjarige kader 2015-2019 is het renteomslagpercentage 3,5%. Dit is een wijziging ten opzichte van eerdere jaren. De renteontwikkelingen en prognose op de markt legitimeren een rentepercentage van 3,5%, vandaar de bijstelling (het was 4,0%). Dit leidt tot een financieel rentevoordeel ten opzichte van de huidige vastgestelde meerjarenraming. De raming van kapitaallasten is gebaseerd op de staat van activa en de staat van onderhanden werken. Voor de toerekening van de rentekosten aan de exploitatie wordt uitgegaan van een vast renteomslagpercentage. Hierbij worden de calculatieverschillen tussen de werkelijke 34
rentekosten en de doorberekende rentekosten op basis van het omslagpercentage aan de exploitatie verrekend met de egalisatiereserve renteomslag. Voor toekomstige investeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde afschrijvingstermijn van 20 jaar en vindt de eerste afschrijving plaats in het 2e jaar na start van de investeringen. Leningen Op balansdatum 1 januari 2014 is de werkelijke langlopende leningenportefeuille uitgekomen op een bedrag van € 521 miljoen. De aangegane leaseverplichting voor de bouw van de Harnaschpolder wordt wel als langlopende schuld op de balans van Delfland gepresenteerd, maar is geen lening bij een geldverstrekker. Deze leaseverplichting loopt af door een jaarlijkse leasebetaling door Delfland. In de ontwikkeling van de leningenportefeuille in de volgende paragraaf is deze daarom niet opgenomen. 4.4
Bijgestelde meerjarenraming 2015-2019 op basis van Kadernota 2015
In hoofdstuk 4.3 zijn de uitgangspunten en de voorgestelde bijstellingen van de Kadernota 2015 toegelicht en financieel onderbouwd. Samen met de in hoofdstuk 4.2 opgenomen effecten uit de jaarrekening 2013 vormen deze de uitkomst van de Kadernota 2015 en zijn daarmee ook de basis voor de meerjarenbegroting 2015-2019. Tabel 6 geeft het verloop weer van de geactualiseerde meerjarenraming uit 4.2 naar de uitkomst van de Kadernota 2015. Tabel 6 Einduitkomst Kadernota 2015: stijgingspercentage Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarenperspectief (bedragen in € 1.000) Bijgestelde meer jarenraming 2014-2018 (zie 4.2) Effecten kadernota (zie 4.3)
2015
4.741
2016
7.403
bijstelling investeringen
2017
2018
2019
11.868
17.510
20.152
819
1.949
3.052
bijstelling rente
3.236
3.359
3.482
3.575
3.693
Meerjaren saldi Kadernota 2015
7.977
10.762
16.169
23.034
26.897
In de bijlage is daarnaast financieel een doorkijk gemaakt tot 2030. Op basis van een aantal uitgangspunten is de financiële positie van Delfland bij gelijkblijvend beleid op de volgende onderdelen bekeken: Begrotingssaldo Vermogenspositie Opbrengsten, kosten en saldi per taak Aflossingscapaciteit Verloop van de leningenportefeuille (schuldpositie) De gehanteerde uitgangspunten voor de doorkijk zijn: Tariefstijging tot en met 2019 van 3% voor de watersysteemheffing en 4% voor de zuiveringsheffing, na 2019 bedraagt tariefstijging voor alle heffingen 3%; Investeringsvolumes vanaf 2016 van € 42 miljoen (€ 30 miljoen + € 12,1 miljoen HWBP) Positieve begrotingssaldi worden toegevoegd aan het vermogen Kasstroom wordt gebruikt om (indien mogelijk): o Investeringen te financieren uit eigen middelen o Leningenportefeuille af te lossen. De uitkomst van bovenstaande exercitie is dat Delfland in staat is om in 2016 investeringen te financieren uit haar eigen middelen, in staat is om haar leningen af te lossen en een gezonde vermogenspositie op te bouwen. In 2015 vinden verkiezingen plaats. Het nieuwe college zal in samenspraak met de VV keuzes maken over de wijze waarop de beschikbare financiële middelen ingezet worden. Deze keuzes zullen in samenhang worden bezien met een 35
verantwoorde tariefsontwikkeling, vermogens-, en schuldpositie en het benodigde weerstandsvermogen In onderstaande grafiek is het begrotingssaldo en de vermogenspositie tot en met 2019 weergegeven. Hierin is zichtbaar dat Delfland een positief begrotingssaldo en een positief vermogen heeft. Grafiek 1 Begrotingssaldo en vermogenspositie tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Begrotingssaldo x1 mln Vermogenspositie x1 mln 140 116 120
89
100 80 60
66
Begrotingssaldo
50
Vermogenspositie
39 23
27
2018
2019
40 20
8
11
2015
2016
16
0 2017
In onderstaande grafiek is het begrotingssaldo uitgesplitst naar opbrengsten en kosten per taak. Grafiek 2 Kosten en opbrengsten tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Kosten/opbrengsten x1 mln 300 250
212
221
204
210
200
229
238
245
Kosten totaal Opbrengsten totaal
213
215
218
Kosten Watersysteem
150
Kosten Zuiveringsheffing 100
Opbrengsten Watersysteem
50
Opbrengsten Zuiveringsheffing
0
2015
2016
2017
2018
2019
36
In onderstaande grafiek staat het saldo per taak weergegeven. Grafiek 3 Saldo per taak, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Saldo per taak x1 mln 16 13
14
12
12 10 8
11
8
7
Saldo Watersysteemheffing
Saldo Zuiveringsheffing
6
7
4 2 0
13
10
3 1 2015
2016
2017
2018
2019
Grafiek 4 geeft de aflossingscapaciteit weer. Dit is de kasstroom die ontstaat als gevolg van een positief exploitatiesaldo, afschrijvingen minus de geplande investeringen. Een positief saldo betekent dat Delfland in staat is om zijn investeringen zelf te financieren en daarnaast leningen af te lossen. Grafiek 4 Aflossingscapaciteit, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%
Aflossingscapaciteit x1 mln 35
32
30 25
25 20
19
15 12
10
Aflossingscapaciteit
5 0 -5
-6
-10 2015
2016
2017
2018
2019
37
Grafiek 5 geeft het verloop van de leningenportefeuille weer, indien de positieve kasstromen benut worden om de leningenportefeuille af te lossen. In de leningenportefeuille in onderstaand overzicht zijn tevens de kortlopende leningen en het tekort op het rekeningcourant opgenomen. Grafiek 5 Verloop leningenportefeuille, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4%*
Verloop leningenportefeuille x1 mln 640
629 617
620
599
600 573
580 560
542
540
Verloop leningenportefeuille
520 500 480 2015
2016
2017
2018
2019
* Op balansdatum 1 januari 2014 is de werkelijke langlopende leningenportefeuille uitgekomen op € 521 miljoen. De aangegane leaseverplichting voor de bouw van de Harnaschpolder wordt wel als langlopende schuld op de balans van Delfland gepresenteerd, maar is geen lening bij een geldverstrekker. Deze leaseverplichting loopt af door een jaarlijkse leasebetaling door Delfland1. In de ontwikkeling van de leningenportefeuille is deze daarom niet opgenomen. Op basis van een doorrekening van de Kadernota 2015 ontstaat naar verwachting met ingang van 2016 aflossingscapaciteit. Met deze aflossingscapaciteit kan in eerste instantie de korte financiering (rekening courant en kasgeld) worden afgelost en kunnen vervolgens vanaf 2023 de langlopende geldleningen worden afgelost.
1
De kasstroom van de aangegane leaseverplichting luidt als volgt: 2015: € 66,3 miljoen; 2016: € 68 miljoen; 2017: € 69 miljoen; 2018: € 70,2 miljoen; 2019: € 70,2 miljoen. Deze bedragen zijn vooruitlopend op de jaarlijkse re-conciliatie. 38
Bijlage I Grafiek 6 Begrotingssaldo en vermogenspositie, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2030
Begrotingssaldo x1 mln Vermogenspositie x1 mln 749
800 700 600 500
370
400 200 0
Vermogenspositie
221
300 100
Begrotingssaldo
89
39
8 2015
2018
2022
90
56
39
23
2026
2030
Grafiek 7 Opbrengsten/kosten, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2030
Kosten/opbrengsten x1 mln 400
350
200
291
267
300
250
Kosten totaal
337
Opbrengsten totaal
238
212 204
215
228
236
247
Kosten Watersysteem Kosten Zuiveringsheffing
150 100
Opbrengsten Watersysteem
50
Opbrengsten Zuiveringsheffing
0
2015
2018
2022
2026
2030
39
Grafiek 8 Saldo per taak, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2030
Saldo per taak x1 mln 60
51 50 40
30
Saldo Watersysteemheffing
39
30 21
Saldo Zuiveringsheffing
20
25
12 10 0
7
19 11
1 2015
2018
2022
2026
2030
Grafiek 9 Aflossingscapaciteit, tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2030
Aflossingscapaciteit x1 mln 120 110
100 80 71
60 50
Aflossingscapaciteit
40 25
20 0
-6
-20 2015
2018
2022
2026
2030
40
Grafiek 10 Verloop leningenportefeuille tariefsstijging: Watersysteem 3% en Zuivering 4% Meerjarig perspectief t/m 2030
Verloop leningenportefeuille x1 mln 700
629
600
573
500
409
400
300
218
Verloop leningenportefeuille
200
100 0 -100
-200
2015
2018
2022
2026
2030 -249
-300
41