2
KLEINE BOUWPLANNEN CRITERIA
2.1 Inleiding Waarom criteria voor kleine bouwplannen De gemeente Smallingerland heeft voor veel voorkomende kleine bouwplannen, waarvoor een vergunning nodig is heldere en meetbare eisen opgesteld. Deze eisen zijn zo concreet mogelijk opgesteld, waardoor ze hopelijk niet voor discussie vatbaar zijn. Hiermee kan de afhandeling van deze 'kleine' bouwplannen eenvoudig verlopen. Vanuit welstandsoogpunt zijn het minimale visuele kwaliteitseisen: beter kan, minder niet. De aanvrager van een omgevingsvergunning kan aan de hand van de 'Kleine Bouwplannen Criteria' zien of zijn bouwwerk in beginsel voldoet aan redelijke eisen van welstand. De 'Kleine Bouwplannen Criteria' zijn een verzameling standaardoplossingen die doorgaans geen bezwaren zullen oproepen.
Wat zijn veelvoorkomende kleine bouwplannen Voor de volgende veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in de welstandnota specifieke criteria opgesteld: K1
Aan- of uitbouwen
K2
Vrijstaande bijgebouwen
K3
Carports en overkappingen
K4
Erfafscheidingen
K5
Dakkapellen in het voordakvlak
K6
Dakkapellen in het achterdakvlak
K7
Dakramen in het voordakvlak
K8
Kozijnen of gevelwijzigingen
K9
Schotelantennes aan de voorgevel
Hoe zijn de criteria opgebouwd Bij de criteria wordt onderscheid gemaakt tussen het voorerf- (voorkant) en achtererfgebied (achterkant). Het voorerfgebied is het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied, dus het voorerf en de delen van het zijerf die naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd of op minder dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw zijn gelegen. Bij het achtererfgebied gaat het om achtererven en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerven. Voor de zijerven geldt dat een afstand van meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw (het voorerf) dient te worden aangehouden. Naar inhoud hebben de 'Kleine Bouwplannen Criteria', indien van toepassing, betrekking op de volgende aspecten: plaatsing; hoofdvorm; aanzichten; opmaak.
Het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en vormgeving identiek is aan het oorspronkelijke bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is van repressief welstandstoezicht, of;
Er wordt aangesloten bij een trendsetter (een vergelijkbaar voorbeeld dat met een vergunning is gerealiseerd) in dezelfde straat en bij hetzelfde woningtype. Deze trendsetter is gerealiseerd in de laatste vijf jaar met positief welstandsadvies, of
Er wordt aangesloten bij het goedgekeurde ontwerp van het bijbehorend bouwwerk, de dakkapel of erfafscheiding van de architect van de oorspronkelijke woning of het oorspronkelijke bouwproject, of
Er wordt voldaan aan de specifieke criteria voor het betreffende veel voorkomende kleine bouwplan. Bij deze criteria geldt de kanttekening dat deze nooit in de plaats kunnen treden of tot een wijziging kunnen leiden van de regels in het vigerende bestemmingsplan.
Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden, naast de 'Kleine Bouwplannen Criteria', ook de 'Richtinggevende criteria voor Rijks- en Gemeentelijke monumenten' uit hoofdstuk 7(Cultuurhistorie en Monumenten). In geval van tegenstrijdigheid van de genoemde criteria of wanneer de 'Kleine Bouwplannen Criteria' de monumentale waarden van de panden verstoren zijn de criteria in hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten) leidend.
Weg of openbaar groen
Voorgevellijn Voorerfgebied
Als er voor een bepaald type bouwwerk geen 'Kleine Bouwplannen Criteria' zijn opgenomen, het kleine bouwplan niet voldoet aan de criteria, of er gerede twijfel aan de toepasselijkheid van de criteria is, dan worden de 'Gebiedsgerichte welstandscriteria' (hoofdstuk 3) en/of de 'Algemene criteria' (hoofdstuk 6) toegepast.
Afwijken Het is goed mogelijk dat, bijvoorbeeld een aanbouw als 'passend' kan worden ervaren met juist een afwijkende kleur- of materiaalgebruik, terwijl de 'Kleine Bouwplan Criteria' een zelfde kleur- of materiaalgebruik voorschrijven. Ook kan gekozen worden om aan te sluiten bij soortgelijke bouwwerken in de directe omgeving. In deze gevallen kan het beter zijn een volgens de criteria niet geheel passend model te herhalen in plaats van er weer een ander model naast te zetten. Het is aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit om te bepalen of in deze situaties voorbij mag worden gegaan aan de 'Kleine Bouwplan Criteria.'
Achtererfgebied
Weg of openbaar groen Illustratie, voorerfgebied (voorkant) en achtererfgebied (achterkant)
Weg of openbaar groen
Monumenten
Zijerfgebied naar openbaargebied gekeerd
De genoemde veel voorkomende kleine bouwplannen voldoen aan de redelijke eisen van welstand wanneer:
K1
Aan- of uitbouwen
K1 Aan- of uitbouwen Plaatsing Geen plaatsing in het voorerfgebied of zijerfgebied
Aan- of uitbouwen
De afstand tot de voorgevellijn is minimaal gelijk aan de breedte van de aan- of uitbouw indien de deze minder dan 3 meter breed is
Objectbeschrijving
De afstand tot de voorgevellijn is minimaal 3 meter indien de aan- of uitbouw meer dan 3 meter breed is
Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. De aan- of uitbouw dient qua volume en uitstraling ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw. Het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok dient zichtbaar te blijven
Hoofdvorm Vormgegeven in één bouwlaag met een overwegend rechthoekige plattegrond Plat afgedekt of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm (dakhelling gelijk) Het bouwwerk vormt een eenheid met mogelijk bestaande bijbehorende bijgebouwen
De gemeente Smallingerland streeft in alle gebieden naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren die passen bij het karakter van de straat en gebouwen. Belangrijk daarbij is dat de contour en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Ten behoeve van de aanbouw dient de overgang naar/scheiding tussen de naastliggende hoofdbebouwing met aanbouw gelijkvormig en duidelijk te worden aangegeven (bijvoorbeeld door een gemetselde muurdam).
De goothoogte of hoogte van het platte dak is maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw èn maximaal gelijk aan goot/dakrand hoofdgebouw indien daaraan grenzend De diepte ten opzichte achtergevel hoofdgebouw is maximaal 4 meter De totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw
Aanzichten Het naar het voorerf gekeerde gevelvlak dient een gevelopening te bevatten met een oppervlakte van minimaal 10% van het betreffende totale gevelvlak. De gevelopening kan bestaan uit een raam, deur of garagedeur
Opmaak Materiaal- en kleurgebruik van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevelzijde: steen, overeenkomstig het hoofdgebouw, hout of gelijkwaardig, naturel vergrijzend of gedekte donkere kleur Detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw
Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven
Een aan- of uitbouw is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K2
Vrijstaande bijgebouwen
K2 Vrijstaande bijgebouwen Plaatsing Geen plaatsing in het voorerfgebied of zijerfgebied
Vrijstaande bijgebouwen Objectbeschrijving Een vrijstaand bijgebouw is een grondgebonden gebouw in één bouwlaag. Het bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Het bestemmingsplan treedt bij de vergunningplichtige bijgebouwen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als de bijgebouwen zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, kunnen ze voor het straatbeeld zeer bepalend zijn. De voorkeur gaat daarom uit naar een vrijstaand bijgebouw aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van bijgebouwen en overkappingen waarbij materialen en kleuren van gevels en dakvlakken afgestemd zijn op die van het hoofdgebouw. Een enkelvoudige kapvorm zonder onnodig grote overstekken of versieringen heeft de voorkeur. Vrijstaande bijgebouwen dienen qua volume en uitstraling ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw.
De afstand tot de voorgevellijn is minimaal 3 meter Hoofdvorm Vormgegeven in één bouwlaag met een overwegend rechthoekige plattegrond Plat afgedekt of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm Het bouwwerk vormt een eenheid met mogelijk bestaande bijbehorende bijgebouwen De goothoogte of hoogte van het platte dak is maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw èn maximaal gelijk aan goot/dakrand hoofdgebouw indien daaraan grenzend De totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is maximaal 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw Aanzichten Het naar het voorerf gekeerde gevelvlak dient een gevelopening te bevatten met een oppervlakte van minimaal 10% van het totale betreffende gevelvlak. De gevelopening kan bestaan uit een raam, deur of garagedeur Opmaak Materiaal- en kleurgebruik van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevelzijde: steen, overeenkomstig het hoofdgebouw, hout of gelijkwaardig, naturel vergrijzend of gedekte donkere kleur Geen golf-, beton- of damwandprofielplaten, met uitzondering van golfplaat als dakbedekking Detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven
Een vrijstaand bijgebouw is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K3
Carports en overkappingen
K3 Carports en overkappingen Plaatsing Geen plaatsing in het voorerfgebied of zijerfgebied
Carports en overkappingen Objectbeschrijving Een carport of overkapping is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag, staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is aan minimaal twee zijden open.
De afstand van een carport of overkapping tot de gevel die grenst aan het openbaar gebied, bedraagt minimaal 1 meter Hoofdvorm Vormgegeven in één bouwlaag met een overwegend rechthoekige plattegrond Plat afgedekt in één vlak of een enkelvoudige kap met een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, dakhelling en hoofdvorm De hoogte van een carport of overkapping met plat dak is maximaal 3 meter
Het bestemmingsplan treedt bij de vergunningplichtige carports en overkappingen in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als de carports of overkappingen zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, kunnen ze voor het straatbeeld zeer bepalend zijn. De voorkeur gaat daarom uit naar een carport of overkapping aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen).
Bij een kap is de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter
De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van carports en overkappingen waarbij materialen en kleuren van gevels en dakvlakken afgestemd zijn op die van het hoofdgebouw. Een enkelvoudige kapvorm, zonder onnodig grote overstekken of versieringen heeft de voorkeur. Vrijstaande carports of overkappingen dienen qua volume en uitstraling ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw.
Opmaak
Het grondoppervlak is maximaal 30m² en in totaal is maximaal 50% van het oorspronkelijk achter- of zijerf bebouwd Aanzichten De carport of overkapping vormt in principe een overdekte ruimte zonder wanden, dan wel is aan minimaal 2 zijden open en heeft een horizontale boeirand Het materiaal- en kleurgebruik is vergelijkbaar met of ondergeschikt aan het hoofdgebouw De detaillering is vergelijkbaar met of ondergeschikt aan het hoofdgebouw Geen golf-, beton- of damwandprofielplaten, met uitzondering van golfplaat als dakbedekking Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven
Een carport of overkapping is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K4
Erfafscheidingen
K4 Erfafscheidingen Plaatsing Tenminste 3 meter achter de voorgevellijn
Erfafscheidingen Objectbeschrijving Een erfafscheiding is een bouwwerk bedoeld om het erf af te bakenen van een naburig erf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Door een te grote diversiteit kan al snel een rommelig beeld ontstaan. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt omdat het groen hier de eerste jaren nog niet is volgroeid. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om een andere erfafscheiding dan een woongebied. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen de indruk van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen daarentegen hebben een open en vriendelijk karakter. Voor de plaatsbepaling van de erfscheiding zijn de schema's opgesteld. Zie volgende bladzijde.
Indien de afstand ter plaatse van de zij- of achtergrens tussen twee percelen kleiner of gelijk is aan 4,50 meter, welke gescheiden wordt door een weg (inclusief eventuele trottoirs, parkeerterrein en/of (smalle) groenstroken): langs de zij- of achtergrens van het perceel op tenminste 1,00 meter van uit de weg, het trottoir, het parkeerterrein of de (smalle) groenstrook (zie schema) Indien de afstand ter plaatse van de zij- of achtergrens tussen twee percelen groter is dan 4,50 meter, welke gescheiden wordt door een weg (inclusief eventuele trottoirs, parkeerterrein en/of (smalle) groenstroken): langs de zij- of achtergrens tot op de grens met de weg, het trottoir, het parkeerterrein of de (smalle) groenstrook (zie schema) Indien de zij- of achtergrens grenst aan alleen openbaar groen: langs de zij- of achtergrens tot op de grens met het openbaar groen. In de figuren 2a t/m 2d en 3a t/m 3d zijn de acceptabele plaatsen opgenomen (zie schema) Erfscheidingen worden geplaatst in één lijn met naastgelegen erfscheidingen Hoofdvorm Op voorerf tussen voorerfgrens tot aan de voorgevellijn maximaal 1 meter hoog Op achtererf of zijerf gekeerd naar de weg of openbaar groen maximaal 2 meter hoog Aanzichten Bij voorkeur mee ontworpen met de gevels van het hoofdgebouw (of eventuele bijgebouwde bouwwerken) Een erf of perceelsafscheiding is minimaal 90% open. Varianten waarbij de onder- of de bovenzijde (meer) gesloten is worden niet toegestaan Zie vervolg op volgende bladzijde
Een erfafscheiding is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K4 Erfafscheidingen (vervolg) Opmaak Erfafscheiding bestaat uit palen 10x10 cm, maximale diameter 10 cm, met daartussen een gaasconstructie (metaal) of rasterwerk (hout) als drager, met een minimale maaswijdte van 10 cm voor winterhard groen. De palen steken niet boven het gaaswerk uit Geen gemetselde steunberen Geen beton, metselwerk, kunststof, golfplaten, damwandprofielplaten, rietmatten, vlechtschermen of puntdraad Stijlen, palen en houten delen in gedekte donkere kleuren (groen, bruin, etc.) of gegalvaniseerd. Geen felle en/of contrasterende kleuren Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven Opmerkingen bij de figuren: Deze figuren zijn ter indicatie; de exacte ligging van de groenstrook en/of het parkeerterrein hoeft niet overeen te komen met figuur 2b of 2c.
- - - = hekwerk (gele lijn)
Opmerkingen: Deze figuren zijn ter indicatie; de exacte ligging van de groenstrook en/of het parkeerterrein hoeft niet overeen te komen met figuur 3b of 3c.
K5
Dakkapellen in het voordakvlak
K5 Dakkapellen in het voordakvlak Plaatsing De dakkapel wordt geplaatst in een dakvlak met een helling van minimaal 30°
Dakkapellen in het voordakvlak
Per hoofdgebouw niet meer dan één dakkapel per dakvlak en niet geplaatst in het bovenste dakvlak van een mansardekap (geknikt dakvlak)
Objectbeschrijving
Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok is sprake van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbare woonoppervlak te vergroten.
Minimaal 1 meter dakvlak boven en aan weerszijden van de dakkapel (bij hoekkepers in het hart van de dakkapel gemeten)
Dakkapellen zijn, als ze vanuit de openbare ruimte zichtbaar zijn, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een dakkapel aan de achterkant (op het achter- of zijdakvlak als het zijerf of zijgevel niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). In een dergelijk geval kan een dakkapel, binnen bepaalde grenzen, ook vergunningvrij zijn. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit in het silhouet van het dak domineren en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van het straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op een doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen één en hetzelfde bouwblok (met dezelfde architectuur / bouwstijl) kan rust en samenhang brengen.
Minimaal 0,8 meter en maximaal 1,2 meter dakvlak onder de dakkapel Hoofdvorm Plat afgedekt, een gekoppelde dakkapel over twee woningen is toegestaan De hoogte van de voet van de dakkapel tot de bovenzijde boeiboord of daktrim is maximaal 50% van de verticale hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1,5 meter. Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok is de hoogte op elkaar afgestemd De breedte is maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter, gemeten tussen de eindgevels of midden woningscheidende bouwmuren Aanzichten Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw of de trendsetter. Onder glasvlakken geen dichte panelen of borstwering Opmaak Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig het hoofdgebouw Zijwanden ondoorzichtig en in een donker gedekte kleur, bijvoorbeeld donkergroen Detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw en binnen een rij of bouwblok identiek Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven
Een dakkapel in het voordakvlak is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K6
Dakkapellen in het achterdakvlak
Dakkapellen in het achterdakvlak Objectbeschrijving Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbare woonoppervlak te vergroten. In vergelijking met vergunningsvrije dakkapellen wordt met de criteria voor dakkapellen in het achterdakvlak ruimte geboden aan dakkapellen die dichter dan 0,5 meter bij de nok aankappen alsmede aan dakkapellen met een schuine afdekking.
K6 Dakkapellen in het achterdakvlak Plaatsing De dakkapel wordt geplaatst in het achter dakvlak van het hoofdgebouw met een helling van minimaal 30° Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok is sprake van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn De dakkapel mag vanuit de nok worden geplaatst. Aan weerszijden van de dakkapel blijft minimaal 0,8 meter over, bij hoekkepers minimaal 0,5 meter Minimaal 0,8 meter en maximaal 1,2 meter dakvlak onder de dakkapel Hoofdvorm De dakkapel is plat afgedekt Bij een dakhelling groter dan 45° is een aangekapte dakkapel met een dakhelling groter dan 25° mogelijk mits hoogte van voet dakkapel tot druiplijn minder dan 1,3 meter bedraagt en de dakkapel minimaal 1,0 meter onder de nok blijft De hoogte van de voet van de dakkapel tot de bovenzijde boeiboord of daktrim is maximaal 50% van de verticale hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1,5 meter. Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok is de hoogte op elkaar afgestemd De breedte is maximaal 75% van de breedte van het dakvlak gemeten tussen de eindgevels of midden woningscheidende bouwmuren Aanzichten Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw of trendsetter. Onder glasvlakken geen dichte panelen of borstwering Opmaak Materiaal-, kleurgebruik en detaillering overeenkomstig het hoofdgebouw of bouwblok Zijwanden ondoorzichtig en in een donker gedekte kleur, bijvoorbeeld donkergroen Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven
Een dakkapel in het achterdakvlak is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K7
Dakramen in het voordakvlak
Dakramen in het voordakvlak
K7 Dakramen in het voordakvlak Plaatsing Bij meerdere dakramen in hetzelfde bouwblok is sprake van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn Er is minimaal 0,5 meter dakvlak aanwezig rondom het dakraam, de afstand tot de zijkant wordt gemeten aan de bovenzijde van het dakraam
Objectbeschrijving
Bij meerdere dakramen is er een tussenruimte van minimaal 0,8 meter
Een dakraam en andere daglichtvoorzieningen in het dak zijn bedoeld voor extra lichtinval in een ruimte die zich onder de kap bevindt.
Hoofdvorm
Dakramen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakraam mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakraam nooit in het silhouet van het dak domineren. Bij meerdere dakramen op een doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen één en hetzelfde bouwblok (met dezelfde architectuur / bouwstijl) kan rust en samenhang brengen.
Het dakraam steekt maximaal 0,2 meter boven het dakvlak uit
De oppervlakte bedraagt maximaal 1,50m² per dakraam Aanzichten Er zijn maximaal twee dakramen op het voordakvlak Bij meerdere dakramen dient de maatvoering gelijk te zijn Opmaak De kleur contrasteert niet met het hoofdgebouw Diversen Het plan komt in plaatsing, vormgeving, indeling, materiaal en kleur overeen met een eerder vergund plan in een zelfde soort situatie en bij een zelfde woningtype. Het positieve welstandsadvies is daarnaast maximaal 5 jaar geleden afgegeven
Een dakraam in het voordakvlak is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K8
Kozijnen of gevelwijzigingen
K8 Kozijn- of Gevelwijzigingen Aanzichten De bestaande vorm van de gevelopening wijzigt niet
Kozijnen of gevelwijzigingen Objectbeschrijving Van een kozijn – of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Omdat de opbouw en indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand, moeten kozijnen gevelwijzigingen zorgvuldig worden ingepast. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Vooral een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zijgevel die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd vraagt om een zorgvuldige vormgeving.
Oorspronkelijke maatvoering kozijn en ramen behouden De bestaande (horizontale of verticale) gevelgeleding blijft gehandhaafd Nieuwe gevelopeningen in de zijgevel mogelijk voor een kozijn van maximaal 3 m² Bij vervanging van een (garage)deur door een pui: geen gemetselde borstwering Bij wijziging van de indeling van raamkozijnen: gelijke kozijnen gelijktijdig wijzigen Het kozijn mag niet worden dichtgezet met panelen en / of ondoorzichtig worden gemaakt door schilderwerk Opmaak Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig het hoofdgebouw Bij vervanging van houten kozijnen door kunststof kozijnen het oorspronkelijke profiel toepassen Profielmaten gelijk aan bestaande kozijnonderdelen (afwijkingen tot 10% toegestaan) Diepte van negge gelijk aan bestaande situatie
Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij het karakter van het hoofdgebouw en de karakteristiek van de omgeving. Een naoorlogse woning vraagt bijvoorbeeld om een andere vormgeving dan een historisch pand uit de 19e eeuw.
Geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik Diversen De plaatsing, vormgeving, indeling, detaillering en het materiaal- en kleurgebruik komen overeen met een eerder vergunde gevelwijziging bij een vergelijkbare woning, mits het welstandsadvies niet ouder is dan 5 jaar
Een kozijn of gevelwijziging is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
K9
Schotelantennes aan de voorgevel
K9 Schotelantennes aan de voorgevel Plaatsing Maximaal één schotelantenne per hoofdgebouw
Schotelantennes aan de voorgevel Objectbeschrijving Een schotelantenne wordt gebruikt voor het ontvangen van signalen. Een schotelantenne dient een ondergeschikt element te blijven ten opzichte van de omringende bebouwing. Als losse toevoeging kunnen ze storend werken op het uiterlijk van een gebouw. De gemeente streeft dan ook naar plaatsing van schotelantennes achter het hoofdgebouw, in ieder geval onzichtbaar vanuit het openbaar gebied. Het plaatsen van een (schotel)antenne is een recht, gebaseerd op de vrijheid van meningsuiting en vrije nieuwsvergaring. Dat recht kan slechts beperkt worden wanneer belangen van derden onevenredig in het geding zijn. Een aspect daarbij kan zijn of de schotelantenne het omgevingsbeeld aantast.
Een schotelantenne aan de voorgevel is doorgaans niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan de 'Kleine Bouwplannen Criteria' wordt voldaan. Voor rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten gelden ook de aanvullende criteria uit hoofdstuk 7 (Cultuurhistorie en Monumenten). Indien de voorschriften uit de 'Kleine Bouwplannen Criteria' strijdig zijn met het bestemmingsplan dan zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan leidend.
De schotelantenne is bevestigd aan het gevelvlak Bij meerdere schotelantennes in hetzelfde bouwblok is sprake van een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn De schotelantenne wordt minimaal 1 meter uit de zijgevel of woningscheidende muur geplaatst Hoofdvorm De doorsnede van de schotelantenne bedraagt maximaal 0,8 meter Aanzichten De schotelantenne is ondergeschikt aan en afgestemd op de gevelindeling Opmaak Geen opvallend en/of contrasterende, detaillering, materialisatie of kleurgebruik Toepassing van gedekte kleuren (bv. Antraciet of donkergrijs)